Handboek Fitness bij overgewicht en (pre)diabetes I Fit!vak | versie 1.1 Augustus 2013
Handboek Starten met de interventie ‘Fitness voor overgewicht en (pre)diabetes’ 18 augustus 2014 (versie 2.4)
Fit!vak brancheorganisatie | Postbus 32 | 6860 AA OOSTERBEEK 026-3390730 | e-mail
[email protected] | www.fitvak.com
1
© Copyright Fit!vak Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm, geluidsband, elektronisch of op welke andere wijze dan ook en evenmin in een retrieval systeem worden opgeslagen zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van Fit!vak. Met uitzondering de leden van Fit!vak.
Handboek Fitness bij overgewicht en (pre)diabetes I Fit!vak | versie 2.4 Augustus 2014
Inhoudsopgave
Inleiding
....................................................................................................................................4
1
Hoe werkt de interventie ‘Fitness voor overgewicht en (pre)diabetes’? ..........................7
1.1
Effectiviteit van bewegen bij overgewicht en (pre)diabetes ................................................................ 7
1.2
De doelgroep ........................................................................................................................................ 8
1.3
Wie mag de interventie uitvoeren ....................................................................................................... 9
2
De aanpak in concrete fasen en stappen...................................................................... 11
2.1
Welke activiteiten worden ondernomen ........................................................................................... 11
2.1.1 2.1.2 2.1.3 2.1.4 2.1.5 2.1.6 2.1.7
Wat is de volgorde van de activiteiten (in stroomschema) ................................................................ 12 Hoe worden de activiteiten precies ingevuld of uitgevoerd? ............................................................ 15 Hoe lang duurt de interventie? .......................................................................................................... 17 Waar wordt de interventie uitgevoerd? ............................................................................................ 17 Wat wil de doelgroep nu eigenlijk? .................................................................................................... 17 Waar vindt de fitnesondernemer ondersteuning? ............................................................................ 18 Subsidie aanvragen om te kunnen starten met de interventie .......................................................... 18
2.2
Benodigde competenties van de instructeur ..................................................................................... 18
2.2.1 2.2.2 2.2.3
Welke competenties hebben instructeurs nodig ............................................................................... 19 Opleidingsmogelijkheden voor de Bewegingsdeskundige Prediabetes ............................................. 20 Hulp voor de fitnessondernemer bij de voorbereiding op het keurmerk .......................................... 20
2.3
Kwaliteitseisen / keuringscriteria ....................................................................................................... 21
2.3.1
Wat kost het? ..................................................................................................................................... 21
3
Fitness voor overgwicht en (pre)diabetes in de praktijk ............................................... 23
3.1
Hoe haal je nu de doelgroep binnen? ................................................................................................ 23
3.1.1 3.1.2 3.1.3 3.1.4
Netwerken bouwen, en samenwerken met de zorg .......................................................................... 23 Tien tips voor samenwerking met zorgverleners ............................................................................... 24 Tien tips voor zorgverleners die willen samenwerken fitnesscentra ................................................. 25 Passend aanbod met Fitness 2.0 ........................................................................................................ 26
3.2
Een praktijk voorbeeld ....................................................................................................................... 26
3.3
Wat zijn de ervaringen van fitnessondernemers ............................................................................... 27
Bijlagen
.................................................................................................................................. 31
Bijlage A Interne analyse ........................................................................................................... 32 Bijlage B Externe analyse .......................................................................................................... 36 Bijlage C Actielijst ..................................................................................................................... 39 Bijlage D De gecombineerde leefstijlinterventie (GLI) in de collectieve verzekering van een gemeente ................................................................................................................... 40
Fit!vak brancheorganisatie | Postbus 32 | 6860 AA OOSTERBEEK 026-3390730 | e-mail
[email protected] | www.fitvak.com
3
Handboek Fitness bij overgewicht en (pre)diabetes I Fit!vak | versie 2.4 Augustus 2014
Inleiding
De fitnessmarkt verandert richting preventie, en fitnesscentra dienen zich daarop aan te passen De maatschappij en de bevolkingsopbouw verandert en dat heeft invloed op de markt voor fitness. Nederland vergrijst, omdat de levensverwachting is gestegen. Maar er zijn mede daardoor ook steeds meer mensen die een of meer chronische ziekten hebben. Diabetes Mellitus 2, oftewel ouderdomssuiker, komt steeds vaker voor. Het is een veelal leefstijlgerelateerde ziekte en meer bewegen en gezonde voeding heeft een bewezen positief effect. Je kunt diabetes mellitus type 2 deels voorkomen door een gezonde leefstijl. En als de ziekte zich manifesteert heeft een gezonde leefstijl een positief effect op de glucosewaarden in het bloed en kan het er voor zorgen dat er minder medicatie nodig is. Brancheorganisatie Fit!vak ziet enorme kansen voor fitnesscentra als zij zich meer richten op doelgroepen van mensen met een (verhoogd risico op een) chronische aandoening en ze tevens aansluiting weten te vinden bij de 1ste lijnszorg (huisartsen, fysio- en oefentherapeuten, diëtisten, etc.). De kansen die op ons afkomen, kunnen we optimaal benutten als we ons (coöperatieve) kwaliteitsbeleid verder weten te ontwikkelen. Een voorbeeld hiervan is de Algemene Leveringsvoorwaarden voor de fitnessbranche, maar ook zaken als het ontwikkelen van uniforme en wetenschappelijke beweegprogramma’s, die volgens protocol worden uitgevoerd door geregistreerde professionals binnen onze fitnesscentra, zoals deze interventie ‘Fitness bij overgewicht en (pre)diabetes’. Het is een grote uitdaging voor zowel Fit!vak (landelijk) als de fitnessondernemer (lokaal) om het Fit!vak Preventiecentrum (FPC) als kwaliteitscentrum te positioneren en daarmee de moeilijk te bereiken doelgroep van mensen met overgewicht en (pre)diabetes te kunnen bedienen.
Voor wie is dit handboek geschreven? Dit handboek is geschreven voor fitnessondernemers die aan de slag willen met de interventie ‘Fitness voor overgewicht en (pre)diabetes’. Voor de uitvoering is het van belang dat het fitnesscentrum een Fit!vak Preventiecentrum is of dit wil worden. Omdat alle Fit!vak-leden worden gekeurd door het onafhankelijke keuringsinstituut Keurmerk Fitness, is het gegarandeerd dat deze fitnesscentra voldoen aan de minimale e kwaliteitseisen. Daarmee kunnen zij zich aan (potentiële) deelnemers, de 1 lijnszorg en in de media profileren als een gecertificeerd centrum dat voldoet aan de minimale kwaliteitseisen die van een professioneel sport-, bewegings-, fitness- en wellnesscentrum verwacht mogen worden. Omdat alle inhoudelijk informatie voor wat betreft de begeleiding van de doelgroep in de beweegrichtlijn ‘Bewegen bij overgewicht, Prediabetes en diabetes mellitus type 2’ staat beschreven , beperken wij ons in dit handboek slechts tot het benoemen van de hoofdlijnen.
Waarom is deze interventie te ontwikkeld? Fit!vak ziet het fitnesscentrum als hét professionele lokale kenniscentrum van een gezonde leefstijl, sport en bewegen. Waar ze een visie hebben op een gezonde leefstijl. En waar medewerkers werken die de kennis en informatie delen met deelnemers en de deelnemer op een deskundige manier begeleiden. Daarmee levert het fitnesscentrum een zeer belangrijke bijdrage aan de gezondheid, het welzijn en de ontplooiing van zowel samenleving als individu. Fit!vak heeft samen met branchegenoten en kennispartners de onderstaande kwaliteitsaspecten en criteria ontwikkeld. Werken volgens een beweegrichtlijn Omdat het gaat om de grootste groep mensen heeft Fit!vak als eerste de beweegrichtlijn ‘Bewegen bij overgewicht, Prediabetes en diabetes mellitus type 2’ laten ontwikkelen. De richtlijn, die geschreven is door Seneca in samenwerking met de Vereniging voor Sportgeneeskunde Nederland (VSG), sluit naadloos op de protocollen die binnen de fysiotherapie worden gehanteerd. Seneca is het expertisecentrum voor sport en gezondheid van het Instituut Sport en Bewegingsstudies (ISBS). Later heeft Fit!vak daar samen met VSG nog een toelichting op geschreven. Deze toelichting is onlosmakelijk verbonden met deze richtlijn. De richtlijn, en de toelichting daarop, dienen door de Bewegingsdesdkundige Prediabetes (BP-DM) gebruikt te worden voor het ontwikkelen van een beweegadvies voor mensen met overgewicht en/of diabetes mellitus type 2 (DMII). Bij hen wordt gestreefd naar het behalen en/of in stand houden van de beweegnormen, het verhogen van de algemene fitheid en het reduceren van de vetmassa. De beweegrichtlijn geeft achtergrondinformatie over de effecten van bewegen op de aandoening en de plaats die de BP-DM daarbij dient in te nemen.
Fit!vak brancheorganisatie | Postbus 32 | 6860 AA OOSTERBEEK 026-3390730 | e-mail
[email protected] | www.fitvak.com
4
Handboek Fitness bij overgewicht en (pre)diabetes I Fit!vak | versie 2.4 Augustus 2014
Gedragsmatige en psychologische aspecten zijn uiteraard van het grootste belang om mensen in beweging te brengen. Er is echter bewust gekozen om binnen de richtlijn de nadruk te leggen op de fysiologische effecten van inspanning en voeding op de gezondheid. Met competente medewerkers: de ‘Bewegingsdeskundige Prediabetes’ Fit!vak en de Vereniging voor Sportgeneeskunde Nederland zijn sinds 2010 een samenwerkingsverband aangegaan. Hans Smid (sportarts) van VSG ontwikkelde voor Fit!vak het competentieprofiel voor de ‘BP-DM’ op niveau 4+ (zie 2.2), om te kunnen werken met de specifieke doelgroep van mensen met overgewicht en (pre)diabetes. Borging van de kwaliteit van begeleiding Fit!vak streeft naar verdere kwaliteitsverbetering bij de fitnesscentra die de interventie ‘Bewegen bij overgewicht, Prediabetes en diabetes mellitus type 2’ gaan implementeren en geeft daarmee gehoor aan de wensen die zowel de 1ste lijnszorg (zoals de sportarts, huisarts, praktijkondersteuner, fysiotherapeut en diëtist) als overheden hebben op het gebied van kwaliteit en wet- en regelgeving. Voor alle belanghebbenden is het van groot belang dat het fitnesscentrum het keurmerk Fit!vak Preventiecentrum behaalt, dat ze de beweegrichtlijn aantoonbaar binnen de bedrijfsprocessen van hun onderneming hebben geïmplementeerd en tevens beschikken over competente instructeurs, als BP-DM op niveau 4+ geregistreerd in FITNED.NL). Doelgroep De interventie ‘Fitness bij overgewicht en (pre)diabetes’ is onderdeel van een gecombineerde leefstijlinterventie voor mensen met overgewicht en (pre)diabetes type 2. Het betreft mensen met een (verhoogd risico op) diabetes mellitus type 2 (DMII) (en andere welvaartsziektes) en mensen met een manifeste DMII. Bij overgewicht en prediabetes is er feitelijk nog geen sprake van een manifeste chronische ziekte; bij diabetes mellitus type 2 is dat wel! Een gemeenschappelijk veel voorkomend kenmerk van deze mensen is dat ze in het algemeen inaktief zijn, een slechte conditie hebben (verminderd belastbaar zijn) en zeer goed op fysieke training reageren, waardoor hun gezondheid en hun belastbaarheid merkbaar en meetbaar verbeterd. Doel Het realiseren van gezondheidswinst bij mensen met overgewicht en (pre)diabetes, door middel van meer sporten en bewegen. En het laten beklijven van een aangepaste leefstijl door gedragsverandering. Subdoelstellingen van het programma zijn: • Deelnemers zijn zich bewust van hun eigen (on)gezondheid en de noodzaak dat duurzaam bewegen daar een belangrijke rol in speelt; • 50% van de deelnemers na 6 maanden beweegt duurzaam meer volgens de WHO beweegnorm*; • 85% van de deelnemers houdt het programma gedurende 6 maanden vol; • Diabetespatiënten kunnen hun bloedsuikerspiegel beter zelfstandig reguleren; • Waar nodig 5% gewichtsreductie. *WHO beweegnorm = 5x per week ADL-activiteiten (wandelen, fietsen) gedurende 200-300 minuten op matige intensief (40-60% VO2max). Aanpak De potentiële deelnemer meldt zich in het Fit!vak Preventiecentrum, met of zonder doorverwijzing vanuit de e 1 lijnszorg. Daar maakt hij kennis met het Fit!vak Preventiecentrum, de BP-DM en krijgt hij een presentatie van het aanbod. Dan doorloopt hij de intakeprocedure om vervolgens te besluiten zich al dan niet in te schrijven als deelnemer aan het 6-maandelijkse programma. De BP-DM voert de beweeganalyse uit en bepaalt op basis hiervan, samen met de deelnemer, de doelstellingen van het programma. De inhoud van het beweegprogramma is afhankelijk van de faciliteiten en de mogelijkheden van het Fit!vak Preventiecentrum.
Fit!vak brancheorganisatie | Postbus 32 | 6860 AA OOSTERBEEK 026-3390730 | e-mail
[email protected] | www.fitvak.com
5
Handboek Fitness bij overgewicht en (pre)diabetes I Fit!vak | versie 2.4 Augustus 2014
De deelnemer stroomt in het beweegprogramma in, welke kan bestaan uit trainingen in groepsverband of individueel, zowel binnen als buiten de muren van het fitnesscentrum. De ACSM beweegnorm (de schijf van drie) dient hierbij als richtlijn. De deelnemer bouwt zijn trainingen gedurende 6 maanden geleidelijk op naar minimaal 5-7 dagen matig intensief bewegen, 3x per week 20 minuten conditioneel bewegen en 2x per week 810 spier verstevigende oefeningen. De intake, (her)testen en evaluatiemomenten dienen te worden uitgevoerd door de BP-DM, omdat alleen hij voldoende gekwalificeerd is en over de juiste kennis en vaardigheden beschikt. Voor training van mensen met overgewicht is samenwerking met andere disciplines niet strikt noodzakelijk, maar voor hen geldt echter wel dat een multidisciplinaire interventie effectiever is, en de voorkeur geniet boven monodisciplinaire trainingsprogramma’s. Samenwerking met fysiotherapeut, sportarts, diëtist, diabetesverpleegkundige en/of praktijkondersteuner is echter wel noodzakelijk in het begeleiden van mensen met een manifeste DMII. Deze specialisten kunnen al dan niet in het Fit!vak Preventiecentrum werken. In hoofdstuk 2 staat de aanpak zeer uitbegbreid beschreven.
Het keurmerk Fit!vak Preventiecentrum Het Fit!vak Preventiecentrum biedt een veilige en verantwoorde sportomgeving waarin competente BP-DM’s werken met geprotocolleerde beweegprogramma’s. Hierdoor is er een geschikte niet-medische omgeving gecreëerd waar mensen met een chronische ziekte veilig kunnen sporten. Om voor het keurmerk Fit!vak Preventiecentrum in aanmerking te komen, dient het fitnesscentrum te voldoen aan diverse criteria. Als een ondernemer een audit wil aanvragen om dit keurmerk te verkrijgen dient hij hiertoe het aanvraagformulier op de website van Fit!vak in te vullen. Hoe bereikt de ondernemer de doelgroep? Als de fitnessondernemer eenmaal de kwaliteit op de werkvloer heeft geborgd; op zijn minst één instructeur heeft opgeleid tot BP-DM (niveau 4+) en begeleidingsprotocollen en interne procedures heeft geschreven zodat elke medewerker binnen zijn organisatie precies wat er van hem verlangd wordt, dan volgt de tweede grote uitdaging. Hoe wordt de doelgroep bereikt? Fitnessondernemers die al langdurig kwaliteit van begeleiding nastreven zullen de doelgroep wat eerder, middels mond-tot-mond reclame, weten binnen te halen. Ondernemers die zich pas sinds kort ‘specifiek’ op deze doelgroep richten, zullen nog meer hun directe marketingtools moeten inzetten om de doelgroep rechtstreeks te kunnen bereiken. Veel fitnessondernemers zijn naarstig op zoek naar een duurzame samenwerking met diverse partijen binnen e e de 1 en 2 lijnszgezondheidszorg omdat zij weten dat artsen, fysiotherapeuten, dietisten en vele andere (beweeg)zorgprofessionals in direct contact staan met patiënten die overgewicht hebben, onvoldoende bewegen, een ongezond leefpatroon hebben en/of allerlei andere risicofactoren met zich meedragen. Hoewel je zou verwachten dat, zodra de fitnessondernemer zijn interne kwaliteit op orde heeft en het keurmerk Fit!vak Preventiecentrum heeft behaald, de (beweeg)zorgprofessionals hun patiënten massaal zullen doorverwijzen naar het Fit!vak Preventiecentrum, blijkt uit de praktijk heel wat anders. Hier dient de ondernemer er rekening mee te houden dat er nog veel tijd, energie en geduld van hem verwacht e wordt. Het vraagt, behalve dat hij moet beschikken over de juiste competenties om samen te werken met de 1 e en 2 lijnszorg, vooral ook kennis over de wijze waarop men binnen de gezondheidszorg werkt. Er is inmiddels heel veel onderzoek gedaan naar de succesfactoren van een duurzame samenwerking tussen sport en zorg, zowel binnen als buiten de fitnessbranche. In paragraaf 3.1. wordt hier uitgebreid op terug gekomen.
Fit!vak brancheorganisatie | Postbus 32 | 6860 AA OOSTERBEEK 026-3390730 | e-mail
[email protected] | www.fitvak.com
6
Handboek Fitness bij overgewicht en (pre)diabetes I Fit!vak | versie 2.4 Augustus 2014
1
Hoe werkt de interventie ‘Fitness voor overgewicht en (pre)diabetes’?
1.1
Effectiviteit van bewegen bij overgewicht en (pre)diabetes
Ontstaanswijze en verloop Prediabetes, Diabetes Mellitus type 2 en Metabool Syndroom. Men spreekt van prediabetes als iemand wel een verminderde gevoeligheid heeft voor insuline, en bijvoorbeeld iets verhoogde suikers heeft na een koolhydraatrijke voeding, maar waarbij de bloedsuikers toch binnen de norm blijven. In principe is dit een voorstadium van DM type 2. Als in dit stadium het beweeg- en voedingspatroon sterk wordt verbeterd is het echter goed mogelijk om diabetes mellitus uit te stellen of zelfs te voorkomen. Prediabetes en Diabetes Mellitus type 2 gaan veelal samen met overgewicht, verhoogde bloeddruk en een gestoorde vetstofwisseling (verhoogd cholesterol). Men spreekt van van een Metabool Syndroom als er sprake is van 3 van deze 4 aandoeningen. Een Metabool Syndroom is te beschouwen als een welvaartsziekte. Alle 4 de aspecten van het Metabole Syndroom reageren gunstig op verbetering van beweegpatroon en eetpatroon. Overgewicht kent een sterke relatie met de ontwikkeling van DMII. De mate van overgewicht is een belangrijke risicofactor in het ontwikkelen van DMII. In 2009 had 47% van de Nederlandse bevolking ouder dan 20 jaar een BMI groter dan 25. Een te hoog lichaamsgewicht komt vaker voor bij mannen (53%) dan bij vrouwen (42%). 2 Matig overgewicht (BMI 25,0-29,9 kg/m ) komt vaker voor bij mannen (42%) dan bij vrouwen (30%). Op 1 januari 2007 waren er 668.000 mensen met DMII. Op 31 december 2007 zijn er ruim 70.000 mensen met DMII bijgekomen. Op 31 december 2007 waren er dus 740.000 mensen waarbij DMII gediagnosticeerd is (RIVM). Overgewicht kent naast een afwijkend lichaamsgewicht en lichaamssamenstelling geen symptomen. De belangrijkste klachten ten gevolge van overgewicht zijn rug- en gewrichtspijn, slaapapneu, vermoeidheid en onvruchtbaarheid. Ook depressiviteit is gerelateerd met overgewicht. De symptomen en klachten van DMII zijn naast zwakheid, vermoeidheid en lusteloosheid, ook wazig zien, gewichtsverlies, meer eetlust en dorst, meer aandrang om veel en frequent te plassen en een grotere kans op schimmelinfecties van de primaire geslachtsorganen en huid. Er is sprake van matig overgewicht wanneer de BMI groter is dan 25 en kleiner is dan 30. De BMI geeft aan of er sprake is van overgewicht. De diagnose DM wordt vermoed op basis van eerder genoemde symptomen en klachten en wordt door de arts gesteld. Rol van beweging bij overgewicht en DMII Inactiviteit is een van de belangrijkste oorzaken van overgewicht in de Westerse wereld. Te weinig lichamelijke activiteit is net zo belangrijk in de ontwikkeling van een ongezond gewicht als een te grote energie-inname. Lichamelijke activiteit is dus een onmisbaar onderdeel van programma’s gericht op gewichtsreductie. In Nederland geldt voor elke volwassene dat deze minimaal dagelijks 30 minuten matig intensief moet bewegen om aan de Nederlandse Norm Gezond Bewegen (NNGB) te voldoen (rijksoverheid). Als toevoeging op de NNGB is het in navolging van de richtlijnen vanuit de ACSM (American College of Sports Medicine) ook aan te bevelen om meer intensieve bewegingsvormen te kiezen. Te denken valt dan aan de Fitnorm en de Spiernorm. Dit komt neer op minimaal 2 keer per week 1 uur intervaltraining en krachttraining (de 'Fitnorm' en de 'Spiernorm'). Aeroob uithoudingsvermogen, spierkracht en uiteindelijk middelomtrek en lichaamsgewicht zijn de parameters waar de deelnemer zich, in samenspraak met de BP-DM , op moet richten. Verbetering van het aerobe uithoudingsvermogen en spierkracht, zonder gewichtsverlies geeft al een forse reductie van het risico op harten vaatziekten bij mensen met overgewicht en DMII. Wanneer verbetering van het aerobe uithoudingsvermogen en spierkracht gepaard gaan met een daling van de middelomtrek en lichaamsgewicht, neemt het risico op het krijgen van hart- en vaatziekten nog verder af.
Fit!vak brancheorganisatie | Postbus 32 | 6860 AA OOSTERBEEK 026-3390730 | e-mail
[email protected] | www.fitvak.com
7
Handboek Fitness bij overgewicht en (pre)diabetes I Fit!vak | versie 2.4 Augustus 2014
Wat zijn de verwachte resultaten bij mensen met DMII Bewegen heeft een positieve invloed op de prognose bij DMII. Hierbij dient aangemerkt te worden dat de beweging een bepaalde duur en intensiteit moet hebben en dat de acute effecten op de bloedglucose maximaal 72 uur aanhouden. Wanneer regelmatig wordt gesport/bewogen heeft dat structurele aanpassingen tot gevolg en zal de insulinegevoeligheid chronisch verbeteren. Hierbij dient aangemerkt te worden dat structurele aanpassingen verdwijnen wanneer niet meer regelmatig wordt gesport/bewogen. Trainingen gericht op het uithoudingsvermogen dienen op den duur opgebouwd te worden naar een trainingssessie met een energiegebruik van 400 kcal. Deze trainingen dienen minimaal 3 maal per week gedaan worden. Trainingen gericht op het vergroten van spiermassa dienen ook minimaal 3 maal per week gedaan worden en op opgebouwd worden van 1 naar 3 sessies met 8 tot 10 herhalingen op tot 70-80% van de 1RM. Deelnemers die al langer DMII hebben moeten goed gescreend worden. Bij hen staat het vergroten van de trainbaarheid en belastbaarheid door korte intensieve intervaltraining voorop. Oudere deelnemers dienen zicht te richten op het vergroten van de spiermassa door krachttraining. De training moet ondersteund worden door een goede voeding met mogelijk meer eiwit. Overleg met een diëtist is hier noodzakelijk. Rol van voeding bij overgewicht en DMII Naast fysieke activiteit is een beperking van de energie-inname effectief om de vetmassa ter reduceren. De gewichtsconsulent (voor de begeleiding van mensen met overgewicht, BMI<30) of diëtist (voor mensen met DMII) kan hierin een belangrijke rol spelen. Naast een samenwerking met de fysiotherapeut, moet ook de samenwerking met deze zorgspecialisten geborgd zijn. Hier wordt een Fit!vak Preventiecentrum ook op gekeurd, zie keuringscriteria!
1.2
De doelgroep
‘Fitness bij overgewicht en (pre)diabetes’ is onderdeel van een gecombineerde leefstijlinterventie voor mensen met overgewicht en (pre)diabetes type 2. Het betreft hier: 1. Mensen met een (verhoogd risico op) een diabetes type 2 en mensen met een manifeste DMII Bij overgewicht en prediabetes is er feitelijk nog geen sprake van een manifeste chronische ziekte; bij diabetes mellitus type 2 is dat wél! Een gemeenschappelijk veel voorkomend kenmerk van deze mensen is dat ze in het algemeen inaktief zijn, een slechte conditie hebben (verminderd belastbaar zijn) maar zeer goed op fysieke training reageren, waardoor hun gezondheid en hun belastbaarheid merkbaar en meetbaar verbeterd. 2. Mensen met overgewicht De doelgroep van mensen met overgewicht en prediabetes dient in drie subgroepen onderscheiden te worden: • Mensen met BMI <30 Bij ‘inactieve’ mensen met een BMI < 30, die zich ten doel stellen om af te vallen, is het zeer verantwoord om te starten met een conditieprogramma. Aandacht voor voeding kan en mag dan naar wens van de deelnemer eventueel achterwege gelaten worden, omdat inactieven met overgewicht vrijwel zeker gaan afvallen in het jaar waarin ze hun conditie gaan verbeteren. Dit treedt overigens pas op na ongeveer 3 maanden wanneer alleen met sport en bewegen aan het gewicht wordt gewerkt. Bij ‘actieve’ mensen met een BMI < 30 geldt uiteraard een ander verhaal. Deze mensen gaan niet of slechts matig afvallen als ze dat zonder aanpassingen in eten of eetgedrag doen. Anderzijds geldt bij deze groep mensen dat ze, voor wat betreft de gezondheid, een overgewicht mogen accepteren mits ze voldoende bewegen en een goede conditie hebben. Als ze toch willen afvallen is hulp van een gewichtsconsulent (bij mensen met een BMI <30) of gedragsdeskundige wel aan te bevelen. • Mensen met obesitas, niveau 1 (BMI >30 en <35) Objectief gezonde mensen (dus niet doorverwezen) met BMI van 30 tot 35, met een normaal voedingspatroon, die de wens hebben om af te vallen en/of de conditie te verbeteren, kunnen zonder hulp van derden een trainingsprogramma aangeboden krijgen, mits ze inactief zijn.
Fit!vak brancheorganisatie | Postbus 32 | 6860 AA OOSTERBEEK 026-3390730 | e-mail
[email protected] | www.fitvak.com
8
Handboek Fitness bij overgewicht en (pre)diabetes I Fit!vak | versie 2.4 Augustus 2014
Dat wat je doet is dus afhankelijk van de persoon en zijn huidige leefstijl, conditie en doelstellingen. Als het iemand betreft die een slechte conditie heeft en weinig lichaamsbeweging, voldoende tijd en/of motivatie om een bewegingsprogramma te volgen en een niet al te dramatisch eetpatroon of eetprobleem, dan kan gestart worden met een conditieverbeteringsprogramma. Gebruik de eerste drie maanden om vervolgens te kijken wat er na conditieverbetering met het lichaamsgewicht gaat gebeuren. Conditieverbetering is dan het primaire doel. Afvallen is vaak secundair, dat als effect na de conditieverbetering ook bereikt kan worden. Ook kan met deze groep een samenwerking aangegaan worden met een diëtist of psycholoog in uw netwerk als het afvallen daadwerkelijk tot primair doel wordt gesteld. • Mensen met obesitas, niveau 2 en 3 (BMI >35) Omdat in het huidige competentieprofiel van de BP-DM onvoldoende wordt ingegaan op de bovenbeschreven problematiek van mensen met obesitas niveau 2 en 3 kan deze groep niet met deze interventie worden begeleid. Wat zijn indicaties en contra-indicaties en hoe stel je vast of de doelgroep hieraan voldoet? Wanneer blijkt dat mensen niet kunnen deelnemen binnen een beweegprogramma, dan dient hij (terug)verwezen te worden naar de (behandelend) arts en een fysiotherapeut gespecialiseerd in het behandelen van mensen met DMII. Helaas zijn er geen concrete landelijke of internationale richtlijnen voor exclusiecriteria (uitsluitingscriteria) van diabetespatiënten voor bewegingsprogramma's. Uitsluiting dient dan ook op individuele basis te geschieden, uiteraard het liefst in overleg met behandelaars uit het zorgcircuit. Ideaal zou het zijn als een fitnesscentrum lokaal of regionaal concrete afspraken kan maken met zorgprofessionals zoals bijvoorbeeld: huisarts, specialist, praktijkondersteuner of diabetesverpleegkundige. Uitsluitingscriteria die dan lokaal in overleg geformuleerd kunnen worden, begeven zich op de volgende terreinen: Medische exclusiecriteria dit betreft alle mensen waarover niet met voldoende zekerheid of autoriteit gezegd kan worden dat hun chronische ziekte een stabiel verloop heeft. Er is dan sprake van vitale risico’s. Dit betreft bijvoorbeeld een persoon die klaagt over pijnklachten op de borst of duizeligheid, maar hierover niet zijn huisarts of specialist heeft geraadpleegd. Motorische, lichamelijke en conditionele exclusiecriteria Dit betreft alle mensen die dermate beperkt zijn door pijnklachten, blessures of aandoeningen, waardoor ze niet normaal kunnen bewegen. Ook die mensen die een dermate slechte conditie hebben, dat ze bijvoorbeeld niet zelfstandig een trap kunnen beklimmen mogen worden uitgesloten. Mentale exclusiecriteria Dit betreft patiënten (deelnemers) met complexe cognitieve, psychische of gedragsmatige problemen. Ook mensen die niet gemotiveerd zijn en redelijkerwijs ook niet zijn te motiveren kunnen worden uitgesloten. Voor training van mensen met overgewicht zonder comorbiditeit is samenwerking met andere disciplines niet strikt noodzakelijk. Voor deelnemers met overgewicht geldt echter wel dat multidisciplinaire interventies effectiever zijn en de voorkeur verdienen boven monodisciplinaire trainingsprogramma’s. Samenwerking met fysiotherapeut, diëtist, diabetesverpleegkundige en/of praktijkondersteuner is noodzakelijk in het begeleiden van deelnemers met DMII.
1.3
Wie mag de interventie uitvoeren
In principe komen alle fitnessondernemers en fysiotherapeuten (die tevens als fitnesscentrum bij de KvK staan ingeschreven, en dus 6% BTW betalen) in aanmerking om met deze interventie aan de slag te gaan, mits zij voldoen aan de criteria die door Fit!vak gesteld zijn op het gebied van kwaliteit van organisatie en werkwijze. Om deze aspecten te kunnen beoordelen, dient de instelling zowel een ‘Basis-’ als ‘Preventiecentrum’ keuring te ondergaan en dus aangesloten te zijn bij de brancheorganisatie van fitnessondernemers, Fit!vak.
Fit!vak brancheorganisatie | Postbus 32 | 6860 AA OOSTERBEEK 026-3390730 | e-mail
[email protected] | www.fitvak.com
9
Handboek Fitness bij overgewicht en (pre)diabetes I Fit!vak | versie 2.4 Augustus 2014
Alleen als fitnesscentra voldoen aan de criteria van dit keurmerk, kunnen zowel deelnemers als hun doorverwijzers er van op aan dat het specifieke beweegaanbod voor deze doelgroep door (specifiek) opgeleide en in FITNED.NL geregistreerde instructeurs wordt verzorgd, en het fitnesscentrum daarnaast ook zijn ste organisatorische kwaliteiten (waaronder de samenwerking met de 1 lijnszorg) geborgd heeft. Fysiotherapiepratijken die zich afvragen onder welke voorwaarden hun therapeuten geregistreerd kunnen worden in FITNED.NL, wordt geadiseerd om contact op te nemen met het examenbureau van Fit!vak via
[email protected] / 026- 33 90 730. De interventie kan alleen worden uitgevoerd door het Fit!vak Preventiecentrum, omdat alleen daar de kwaliteit van organisatie en begeleiding geborgd is. Voor training van mensen met overgewicht zonder co morbiditeit is samenwerking met andere disciplines niet strikt noodzakelijk. Wel dat multidisciplinaire interventies effectiever zijn, en de voorkeur genieten boven monodisciplinaire beweegprogramma’s. Samenwerking met fysiotherapeut, sportarts, diëtist, diabetesverpleegkundige en/of praktijkondersteuner is wel noodzakelijk in het begeleiden van mensen met DMII. Deze specialisten kunnen al dan niet in het Fit!vak Preventiecentrum werken. De intake, (her)testen en evaluatiemomenten dienen te worden uitgevoerd door een geregistreerde BP-DM, omdat alleen hij voldoende gekwalificeerd is en over de juiste kennis en vaardigheden beschikt. De trainingen kunnen worden uitgevoerd door andere instructeurs, maar de BP-DM fungeert als ‘casemanager’ voor de deelnemer.
Fit!vak brancheorganisatie | Postbus 32 | 6860 AA OOSTERBEEK 026-3390730 | e-mail
[email protected] | www.fitvak.com
10
Handboek Fitness bij overgewicht en (pre)diabetes I Fit!vak | versie 2.4 Augustus 2014
2
De aanpak in concrete fasen en stappen
2.1
Welke activiteiten worden ondernomen
A. B. C. D.
Deelnemer komt binnen (kennismaking) Intake (gesprek met BP-DM) Fysieke testen Beweegplan (volgens FITT principe)
Fit!vak brancheorganisatie | Postbus 32 | 6860 AA OOSTERBEEK 026-3390730 | e-mail
[email protected] | www.fitvak.com
11
Handboek Fitness bij overgewicht en (pre)diabetes I Fit!vak | versie 2.4 Augustus 2014
2.1.1 Wat is de volgorde van de activiteiten (in stroomschema) A. Potentiële deelnemer komt binnen (kennismaking)
Heeft potentiële deelnemer een verwijzing of komt hij gericht voor diabetes programma?
Nee
Ja
Baliemedewerker Afname PARQ
Niet OK
OK
Huisarts
Niet OK
OK
Geen fitness OK
Fit!vak brancheorganisatie | Postbus 32 | 6860 AA OOSTERBEEK 026-3390730 | e-mail
[email protected] | www.fitvak.com
Intakegesprek met BP-DM Zie volgende pagina
12
Handboek Fitness bij overgewicht en (pre)diabetes I Fit!vak | versie 2.4 Augustus 2014
B. Intake (gesprek met BP-DM)
Physical Activity Readiness Questionnaire (PARQ)
OK
Huisarts Advies
Niet OK
Wel deelnemen aan programma
Niet deelnemen aan programma
1. Voldoet deelnemer aan NNGB in zomer en winter? Ja => ga zo door, (pre)diabetesprogramma wordt ingezet om actieve leefstijl te onderhouden. nee => controleer punten 2 t/m 5, namelijk: 2. Klachten / symptomen die inspanning belemmeren bijv. pijn benauwdheid. 3. Ervaren drempels, barrières en beweegangst, is de deelnemer bang om zelfstandig bepaalde beweegactiviteiten uit te voeren? In welk stadium gedragsverandering t.a.v. het ontwikkelen van een actieve leefstijl bevindt de deelnemer zich? Laat de deelnemer hiervoor de PACE-score invullen. 4. Neem de Specific Activity Scale af. 5. Zelfeffectiviteit, neem de VAS schaal af. 6. Persoonlijke motieven/doelen, neem de uitkomsten mee bij het vaststellen van de trainingsdoelen en het samen stellen van het trainingsprogramma. 7. Beweegvoorkeuren, neem de uitkomsten mee bij het vaststellen van de trainingsdoelen en het samen stellen van het beweegprogramma. 8. Beweegervaring, besteedt bij deelnemers met weinig beweegervaring extra aandacht aan de begeleiding, en aan de zelfeffectiviteit en retentiemanagement. Doelen: Maken beweeganalyse en bepalen trainingsdoelen Instrumenten: NNGB, PACE-score, Specific Activity Scale (SAS), Visueel Analoge Schaal (VAS) Fit!vak brancheorganisatie | Postbus 32 | 6860 AA OOSTERBEEK 026-3390730 | e-mail
[email protected] | www.fitvak.com
13
Handboek Fitness bij overgewicht en (pre)diabetes I Fit!vak | versie 2.4 Augustus 2014
C. Fysieke testen
Wel / niet testen - Koorts gehad in de voorliggende 2 weken > niet testen
Lengte Body Mass Index (BMI) Gewicht Steep ramp test
Buikomvang
Meetinstrumenten: - BORG schaal - VAS schaal
D. Beweegplan (volgens FITT principe)
Frequentie (dagen/week) Intensiteit Tijd (minuten/week) Type activiteit
NNGB 5
Fitnorm 3
Spiernorm 2
Matig intensief 60-90 Wandelen, fietsen
intensief 45-60 Cardiofitness, wandelen, groepstraining
intensief 8-10 herhalingen Grote spiergroepen, gymnastiek
Fit!vak brancheorganisatie | Postbus 32 | 6860 AA OOSTERBEEK 026-3390730 | e-mail
[email protected] | www.fitvak.com
14
Handboek Fitness bij overgewicht en (pre)diabetes I Fit!vak | versie 2.4 Augustus 2014
2.1.2 Hoe worden de activiteiten precies ingevuld of uitgevoerd? A. De deelnemer komt binnen (kennismaking) Potentiële deelnemers melden zich aan de receptie van het Fit!vak Preventiecentrum, omdat ze zelf willen gaan bewegen of omdat ze zijn doorverwezen door bijvoorbeeld een arts, praktijkondersteuner, diëtist of fysiotherapeut. Tijdens de kennismaking vult de potentiële deelnemer de PAR-Q- /'Start Veilig Bewegen' vragenlijst in. Als hieruit blijkt dat de deelnemer niet ge-excludeerd wordt, zal hij zich kunnen inschrijven, en wordt er een afspraak gemaakt voor de intake. B. Intake (gesprek met Bewegingsdeskundige Prediabetes) De intake kan alleen worden afgenomen door BP-DM met voldoende kennis en vaardigheden voor trainingsprogramma’s. Tijdens de intake, beoordeelt de BP-DM of de deelnemer kan deelnemen aan een beweegprogramma (inclusie) en worden allereerst de PAR-Q en de aanvullende medische vragenlijst besproken. Naast het bepalen van de persoonlijke doelen, beweeg-voorkeuren en beweegervaring van de deelnemer, gaat de BP-DM in op het behalen van de beweegnorm (schijf van 3), klachten en symptomen, ervaren drempels en barrières, de Specific Activity Scale, beweegangst, het stadium gedragsverandering en zelfeffectiviteit. Wanneer de deelnemer geschikt is om deel te nemen aan een beweegprogramma, worden tenslotte lichaamssamenstelling, buikomvang en uithoudingsvermogen getest. Op basis hiervan maakt de BP-DM een beweeganalyse en bepaalt de BP-DM samen met de deelnemer per activiteit de gemeenschappelijke meetbare en objectiveerbare doelen. Hierbij is het belangrijk dat de deze trainingsdoelen dusdanig motiverend en realistisch zijn dat beiden zich er volledig aan kunnen committeren, en dat ze betrekking hebben op het verbeteren van het aerobe uithoudingsvermogen en spierkracht. De doelstellingen kunnen vertaald worden naar in het dagelijks leven meetbare parameters. Voorbeelden hiervan zijn meer trappen kunnen lopen, met de fiets boodschappen kunnen doen, langer tuinieren, boodschappen kunnen tillen. Het is belangrijk dat de deelnemer gegevens bij de hand heeft die inzicht geven over diens belastbaarheid. Naast alle bovengenoemde punten inventariseert de BP-DM bij de deelnemer met DMII ook de contraindicaties die deelname aan een trainingsprogramma onmogelijk maken. Het fitnesscentrum dient te borgen (in een persoonlijk logboek) dat de BP-DM, voorafgaand aan zijn eerste training, de deelnemer met DMII toetst of hij in staat is om: 1. zijn bloedglucose adequaat te controleren; 2. de relatie tussen inspanning en veranderingen in de bloedglucose begrijpt; 3. een hypoglykemie te herkennen en accurate acties kan nemen om de veiligheid te waarborgen. Wanneer op basis van bovengenoemde punten blijkt dat de deelnemer toch niet kan deelnemen aan een beweegprogramma, dan dient de hij (terug)verwezen te worden naar de (behandelend) arts en een fysiotherapeut gespecialiseerd in het behandelen van mensen met overgewicht en/of DMII. C. Fysieke testen (meten van lichaamssamenstelling en testen van uithoudingsvermogen en kracht) Het fitnesscentrum dient aan te tonen dat geprotocolleerde (her)testen worden uitgevoerd voor: 1. de lichaamssamenstelling (middelomtrek en lichaamsgewicht en/of lichaamssamenstelling); De BMI en de middelomtrek zijn geschikte methoden om een inschatting te maken van de lichaamssamenstelling. Het bepalen van de lichaamssamenstelling op basis van de dikte van de huidplooien is niet per se nodig om een goede inschatting van de lichaamssamenstelling te maken. 2. het aerobe uithoudingsvermogen. Het aerobe uithoudingsvermogen wordt bepaald door de maximale zuurstofopname per kilogram lichaamsgewicht. De steepramp test is met name geschikt voor mensen die cardiovasculair minder zwaar belast mogen worden.Een ‘goede’ BP-DM kan heel goed zelf bepalen welke test hij door de deelnemer laat uitvoeren en dient dit dan ook te kunnen beargumenteren. Indien dat niet het geval is, dient het fitnesscentrum de keuze van de testen en de uitvoeringswijze in een protocol te hebben vastgelegd.
Fit!vak brancheorganisatie | Postbus 32 | 6860 AA OOSTERBEEK 026-3390730 | e-mail
[email protected] | www.fitvak.com
15
Handboek Fitness bij overgewicht en (pre)diabetes I Fit!vak | versie 2.4 Augustus 2014
3. maximale kracht Naast het in kaart brengen van het aerobe uithoudingsvermogen, is het ook noodzakelijk om een beeld te krijgen van de maximale kracht van de deelnemer. D. Beweegplan (volgens FITT principe) De invulling van het beweegprogramma wordt door BP-DM bepaald in samenspraak met de deelnemer, op basis van aanwezige faciliteiten en exploitatiemogelijkheden van de fitnessondernemer. Het beweegprogramma kan bestaan uit trainingen in groepsverband of individueel, zowel binnen als buiten de muren van het fitnesscentrum. Het beweegprogramma dient zich te richten op: 1. het verbeteren van het aeroob uithoudingsvermogen 2. het verbeteren van de spierkracht 3. het behalen van de ACSM beweegnorm (de schijf van drie) 4. het verlagen van de middelomtrek 5. het verbeteren van de lichaamssamenstelling 6. het verminderen van het lichaamsgewicht Op basis hiervan dient de BP-DM samen met de deelnemer per activiteit de gemeenschappelijke meetbare en objectiveerbare doelen te bepalen. Deze doelen dienen voor beiden dusdanig motiverend en realistisch te zijn dat beiden zich er volledig aan kunnen committeren. Het trainingsresultaat van deze activiteiten dient toetsbaar te zijn. De BP-DM dient het beweegprogramma op te stellen. De duur en de inhoud evenals de structuur van het beweegprogramma, waarin doelstelling, planning, uitvoering en bijsturing meegewogen worden, dienen conform de richtlijn geborgd te zijn. FITT-principe De trainingsprikkel dient individueel en zo intensief mogelijk te zijn, met inachtneming van een veilige training, mits dat appelleert aan het verbeteren van de trainingsdoelen. Er hoort een trainingsplanning toegepast te worden waarin wordt beschreven: Frequentie per week per activiteit (aanvangs)Intensiteit met opbouw methodiek Type en inhoud/vorm van de training Tijdsduur (cardio) en herhalingen, sets en uitvoeringssnelheid (kracht) De deelnemer met overgewicht wordt geadviseerd om zijn trainingsactiviteiten te registreren. Bij diabeten is het zelfs verplicht dit strikt te adviseren. Het fitnesscentrum dient de monitoring van het trainingsproces door de BP-DM te borgen. Er moet aangetoond kunnen worden hoe en op grond waarvan trainingsplanning inzichtelijk wordt bijgestuurd als het trainingsproces daar aanleiding toe geeft. Beweegprogramma Als vuistregel geldt dat een merkbare en meetbare verbetering van de conditie bij de deelnemer samengaan met de gezondheidseffecten. Het trainingsprogramma van mensen met overgewicht en/of DMII dient daarom gericht te zijn op het verbeteren van het aerobe uithoudingsvermogen en spierkracht. De intensievere inspanningen kunnen het beste binnen het sportcentrum verbeterd worden, omdat hier directe begeleiding beschikbaar is. Minder intensieve en meer langdurige bewegingsvormen kunnen ook buiten de muren van het sportcentrum fysieke activiteit ontplooid worden. Uiteraard zal de beweegconsulent het zelfstandig bewegen moeten aanmoedigen en dat kan zowel binnen als buiten de muren van het sportcentrum. Omdat deelnemers met overgewicht en/of DMII een verhoogd risico op blessures kunnen hebben en minder belastbaar kunnen zijn, dient aandacht besteed te worden aan de veiligheid. Zowel bij de duurtraining als de krachttraining is het trainingsprincipe: de trainingsprikkel dient individueel zo intensief mogelijk te zijn, zonder gevaar op uitputting. Als controle zullen de trainingen moeten worden gemonitord. Fit!vak brancheorganisatie | Postbus 32 | 6860 AA OOSTERBEEK 026-3390730 | e-mail
[email protected] | www.fitvak.com
16
Handboek Fitness bij overgewicht en (pre)diabetes I Fit!vak | versie 2.4 Augustus 2014
Evaluatie voortgang Het fitnesscentrum dient in het begeleidingsprotocol opgenomen te hebben: a. wanneer men, voor het kunnen beoordelen van de trainingsvooruitgang, een (her-)test aanbiedt; b. dat men de resultaten van de (her-)test terugkoppelt en toelicht aan de deelnemer. De testgegevens kunnen, indien wenselijk, worden genoteerd in het persoonlijke logboek. Voor diabetespatiënten is dit zelfs een voorwaarde. De fitnessondernemer mag zelf bepalen in welke frequentie hij gedurende deze 6 maanden evaluatiemomenten in plant, maar in ieder geval na 6 maanden. Dit gesprek dient als nieuwe startpunt voor een volgende trainingsperiode. De duur en inhoud van het beweegprogramma wordt bepaald in samenspraak met de deelnemer. Tijdens dit gesprek wordt de deelnemer ook gevraagd een tevredenheidsonderzoek in te vullen. Dit formulier wordt met de deelnemer besproken. 2.1.3 Hoe lang duurt de interventie? Uitgangspunt is dat de deelnemer het programma minimaal 6 maanden volgt. Uit onderzoek blijkt namelijk dat deze periode noodzakelijk is om een blijvende gedragsverandering te realiseren. Het evaluatiegesprek dat na 6 maanden plaatsvindt, dient als nieuw startpunt voor een volgende trainingsperiode. De duur en inhoud van het volgende beweegprogramma wordt bepaald in samenspraak met de deelnemer. 2.1.4 Waar wordt de interventie uitgevoerd? De interventie wordt uitgevoerd door het Fit!vak Preventiecentrum omdat alleen daar de kwaliteit van organisatie en begeleiding geborgd is. De intake, (her)testen en evaluatiemomenten dienen bij voorkeur te worden uitgevoerd door een geregistreerde BP-DM in het fitnesscentrum. De fitnessondernemer kan (afhankelijk van zijn lokale situatie) zelf bepalen welke sport- en beweegactiviteiten hij aan de deelnemer aanbiedt. Hij doet er verstandig aan om, in samenspraak met de deelnemer (middels de beweegvoorkeur analyse), die activiteiten te kiezen die enerzijds passen bij de fysieke mogelijkheden en de ambitie van de deelnemer (om ooit weer eens lekker te kunnen gaan voetballen?) en anderzijds passen bij de financiële mogelijkheden van de deelnemer. De fitnessondernemer kan zich hierin laten beperken door het activiteiten aanbod dat hij zowel binnen als buiten de muren van het fitnesscentrum aanbiedt. Maar hij kan ook opties aanbieden waarbij de deelnemer gebruik maakt van activiteiten bij andere sport- en beweegaanbieders (sportverenigingen, wandelclubs, e.d.) waarmee hij een samenwerkingsovereenkomst heeft gesloten. Dit concept, waarbij de fitnessondernemer een ‘menukaart’ aan sport- en beweegactiviteiten aanbiedt (mede namens andere sport- en beweegaanbieders), staat sinds enkele jaren binnen de fitnessbranche bekend als ‘Fitness 2.0’. 2.1.5 Wat wil de doelgroep nu eigenlijk? In het rapport van NISB ‘Van zorg naar sport en bewegen - Interviews met zorgverleners en sportaanbieders over de doorstroom van Beweegkuur-deelnemers vanuit de eerstelijns gezondheidszorg naar het lokale sporten beweegaanbod’ staat dat deze doelgroep met name geïnteresseerd is in activiteiten als fietsen, wandelen en fitness. Tevredenheid enquête (onder deelnemers aan het programma) In juli 2013 is door Fit!vak een eerste onderzoek uitgezet onder deelnemers aan het (pre)diabetes programma. Alle 62 Fit!vak Preventiecentra kregen een vragenlijst toegestuurd met het verzoek deze binnen twee weken te laten invullen door een vijftal deelnemers. In het eerste deel van het onderzoek werd inventariserend gevraagd naar startdatum van het programma, of men nog steeds actief was binnen het programma, en of men al een besluit had genomen t.a.v. een vervolg na afloop van het programma? Indien men zou stoppen, wat men dan voor vervolg activiteiten zou willen gaan doen? In het tweede deel werd concreet gevraagd een rapportcijfer te geven voor de diverse onderwerpen betreffende toegankelijk accommodatie, informatievoorziening, afhandeling van deelnemers en verzoeken, deskundigheid instructeurs en overige personeel, persoonlijke aandacht, vriendelijkheid en behulpzaamheid van de medewerkers, passend trainingsaanbod, veiligheid en netheid accommodatie en de prijs/kwaliteit verhouding. Fit!vak brancheorganisatie | Postbus 32 | 6860 AA OOSTERBEEK 026-3390730 | e-mail
[email protected] | www.fitvak.com
17
Handboek Fitness bij overgewicht en (pre)diabetes I Fit!vak | versie 2.4 Augustus 2014
Omdat slechts 3 centra de moeite of de tijd hadden gevonden om zo snel al te reageren, zijn pas van een 15-tal deelnemers de resultaten verwerkt. Er kunnen daarom slechts een aantal opvallende zaken geconstateerd worden: I. 10 van de 15 deelnemers bleek ouder dan 60 jaar. II. Deelnemers gaven heel veel hoge waarderingen, slechts sporadisch geven deelnemers een ‘voldoende’ op een van de ca. 20 onderwerpen. Een onvoldoende werd nooit gegeven. III. 5 deelnemers waren nog geen 6 maanden aan de slag, 7 deelnemers 7-12 maanden, en 3 deelnemers al meer dan 12 maanden. IV. 9 deelnemers gaven aan er nog niet over na te denken om te gaan stoppen. 4 deelnemers waren al lid geworden van het fitnesscentrum. Slechts 2 personen gaven aan nog niet te weten of ze zouden doorgaan, na afloop van het programma. V. Op de vraag wat voor sport of beweegactiviteiten de deelnemers zouden willen doen na afloop van het diabetesprogramma bij het fitnesscentrum antwoordde men, op enkele uitzonderingen na, dat men dan zou gaan zwemmen, wandelen en/of fietsen. VI. Bijna alle deelnemers gaven aan dat ze er geen of passend trainingsaanbod buiten de muren van het fitnesscentrum werd geboden. Op basis van de eerste resultaten van dit onderzoek valt voorzichtig te concluderen dat de Fit!vak Preventiecentra er goed aan doen te overwegen (individuele of groepsgeleide) programma’s zoals wandelen, fietsen en zwemmen aan te gaan bieden voor deze doelgroep. Doordat senioren een zeer grote deel van de doelgroep uitmaken zijn dit soort (buiten)activiteiten dan goed te exploiteren. 2.1.6 Waar vindt de fitnesondernemer ondersteuning? Tegen betaling kan de fitnessondernemer in zijn voorbereidingen voor de externe audit (door Keurmerk Fitness) gebruik maken van diverse begeleidingstrajecten. Door middel van de online ‘toolbox’ krijgt de ondernemer de benodigde documenten en hulpmiddelen aangereikt, waaronder managementmateriaal, werkdocumenten multidisciplinair team en positioneringmateriaal. Al deze middelen worden de fitnessondernemer in een gemakkelijke, persoonlijke online toolbox aangereikt. Ondernemers die aan de slag willen met de interventie, kunnen contact opnemen met Dyon Voogt (projectleider Fit!vak Preventiecentra) via 06-51929805 /
[email protected]. 2.1.7 Subsidie aanvragen om te kunnen starten met de interventie Er is een subsidieregeling voor het opstarten van sportactiviteiten voor deze doelgroep. De interventie Fitness bij overgewicht en (pre)diabetes is opgenomen op de menukaart sportimpuls en hiervoor kan dus (mits je voldoet aan aan aantal voorwaarden) subsidie worden aangevraagd. Voor meer informatie over de Sportimpuls kijkt u op de website van Sport en Bewegen in de Buurt. Voor hulp en ondersteuning bij de subsidieaanvraag kunt u contact opnemen met Dyon Voogt (06-51929805 /
[email protected]).
2.2
Benodigde competenties van de instructeur
Een Fit!vak Preventiecentrum moet een in FITNED.NL geregistreerde BP-DM in dienst hebben om de interventie uit te kunnen voeren. Alleen fitness instructeurs die een rijkserkend diploma op niveau 4 hebben, komen in aanmerking voor deelname aan het schriftelijk examen BP-DM, dat onder auspiciën van Fit!vak wordt uitgevoerd. De intake, (her)testen en evaluatiemomenten dienen te worden uitgevoerd door de BP-DM omdat alleen hij voldoende gekwalificeerd is en over de juiste kennis en vaardigheden beschikt. Alle andere activiteiten mogen door een andere instructeur uitgevoerd worden. Tijdens de aanwezigheid van de deelnemers aan het beweegprogramma is er altijd iemand in het Fit!vak Preventiecentrum aanwezig die weet hoe te handelen bij calamiteiten (in relatie tot de doelgroep). Indien er zich voor, tijdens of na een training omstandigheden hebben voorgedaan waardoor de deelnemer de (zelfstandige) training voortijdig heeft moeten afbreken, dan wordt de BP-DM hierover door de instructeur geïnformeerd
Fit!vak brancheorganisatie | Postbus 32 | 6860 AA OOSTERBEEK 026-3390730 | e-mail
[email protected] | www.fitvak.com
18
Handboek Fitness bij overgewicht en (pre)diabetes I Fit!vak | versie 2.4 Augustus 2014
2.2.1 Welke competenties hebben instructeurs nodig 1. Algemene verbreding van competentieprofiel BP-DM Uitgangspunten: De competenties van fitnesstrainer B (niveau 4) worden als uitgangspunt genomen, om een verantwoord trainingsprogramma voor mensen met overgewicht op te stellen. De specifieke doelgroep betreft gezonde mensen, met een verminderde fysieke (sportieve) belastbaarheid en/of overgewicht. Er is dus GEEN sprake van een chronische medische aandoening! Voor het begeleiden van mensen die WEL een (stabiele) chronische aandoening of ziekte hebben is modulaire aanvulling van het competentieprofiel noodzakelijk (zie verderop in deze paragraaf). KERNTAKEN VAN HET BEROEP Kerntaak 1: Begeleiding van deelnemers Algemene zaken met betrekking tot begeleiding van deelnemers Het hebben van een goede attitude en het goed aanspreekbaar zijn voor deelnemers Het goed kunnen inschatten van wensen en verwachtingen deelnemers Het goed kunnen observeren van bewegingsgedrag van deelnemers Het kunnen uitvoeren van een calamiteiten- of veiligheidsplan Kerntaak 2: Sporttechnisch Plannen, Uitvoeren en Evalueren van Trainingen en Lessen Kennis hebben over de algemene en specifieke inclusie en exclusiecriteria van potentiële deelnemers. Deskundigheid bij globale analyse van leefstijl. Deskundigheid bij specifieke analyse van individuele bewegingspatroon. Kennis hebben van oorzaken en vormen van overgewicht. Kennis hebben van effecten van lichaamsbeweging en conditieverbetering op energieverbruik, lichaamsgewicht, middelomtrek en vetpercentage op korte, middellange en lange termijn. Het kunnen bepalen van zelfstandigheid en motivatie van deelnemers om beweegpatroon te veranderen. Deskundigheid bij toedienen van intensieve en effectieve trainingsprikkel zonder risico voor uitputting of overbelasting. Deskundigheid bij observeren van deelnemers, die minder belastbaar en minder lichamelijk zelfbewustzijn hebben -> Inschatten van technisch breekpunt en mentaal breekpunt/buigpunt. Kerntaak 3: Plannen en Uitvoeren van Testen Het kunnen meten en monitoren van BMI, Middelomtrek en Vetpercentage (objectief). Het kunnen meten en analyseren van algemene en specifieke conditie (objectief). Het kunnen vastleggen en globaal interpreteren van ervaren klachten en ervaren gezondheid van deelnemers (subjectief). Kerntaak 4: Sportomgeving Ontplooien nieuwe activiteiten Het kunnen samenwerken met (beweeg)zorgprofessionals buiten het eigen centrum, bijv. fysiotherapeuten, diëtisten en leefstijladviseurs. Kerntaak 5: Organisatie binnen eigen centrum Het kunnen werken met protocollen met betrekking tot trainingsprogramma’s. Het kunnen samenwerken met (beweeg)zorgprofessionals binnen eigen centrum. Het kunnen werken met specifieke protocollen onder leiding van zorgprofessionals.
Fit!vak brancheorganisatie | Postbus 32 | 6860 AA OOSTERBEEK 026-3390730 | e-mail
[email protected] | www.fitvak.com
19
Handboek Fitness bij overgewicht en (pre)diabetes I Fit!vak | versie 2.4 Augustus 2014
2. Modulaire verbreding en verdieping BP-DM Uitgangspunt: Onderstaande module is een specifieke aanvulling voor instructeurs met het algemene competentieprofiel 4+. Competenties voor begeleiden van mensen met diabetes: Algemeen: achtergrondinformatie over diabetes Specifieke medische begeleiding bij diabetes mellitus Kennis hebben van sporttechnische en medische inclusie- en exclusiecriteria. Kennis hebben van effecten van lichaamsbeweging en conditieverbetering op verloop van de diabetes op korte, middellange en lange termijn. Het kunnen inschatten van het risico op hypoglykemie. Het kunnen herkennen van hypoglykemie. Het kunnen handelen bij hypoglykemie. Voorkomen, Herkennen en Juist Handelen van en bij onveilige en ongezonde situaties. Het kunnen overleggen met medici en paramedici bij specifieke problemen. 2.2.2 Opleidingsmogelijkheden voor de Bewegingsdeskundige Prediabetes Er zijn diverse particuliere opleidingsinstituten (Bewegingscentrum Drachten, EFAA, Fysio Fhysics, Opleidingen 2000 en Start to Move) die op diverse tijdstippen in het jaar één-of tweedaagse opleidingen verzorgen tot BPDM. Meer informatie is hierover terug vinden op de websites van deze opleiders. Informeer bij de opleiders zelf of zij ook een examen aanbieden. Informeert u bij de opleiders of een niveau 4 diploma (=Fitnesstrainer B) vereist is is om deel te mogen nemen aan de opleiding en het examen. Wanneer de instructeur nog niet beschikt over een niveau 4 diploma, krijgt hij bij het slagen voor zijn examen (BP-DM) weliswaar een aantekening, maar wordt hij niet in FITNED.NL geregistreerd als BP-DM. Een niveau 4 diploma is dus vereist! 2.2.3 Hulp voor de fitnessondernemer bij de voorbereiding op het keurmerk Een fitnessondernemer kan er voor kiezen om zich volledig zelfstandig voor te bereiden op de externe audit voor het Keurmerk Fit!vak Preventiecentrum. Met dit handboek dat Fit!vak ter beschikking stelt (zie bijlage A, B en C) en de online helpdesk is dat mogelijk. De doelstelling is het behalen van het keurmerk Fit!vak Preventiecentrum. De ondernemer moet rekening houden met een implementatietraject van 3 tot 12 maanden, afhankelijk van het huidige organisatieniveau binnen het fitnesscentrum, de tijd die de ondernemer kan vrijmaken, en de kwaliteiten van de fitnessondernemer. Ondernemers die de behoefte hebben aan betaalde ondersteuning in de vorm van een opleidingstraject kunnen contact opnemen met Dyon Voogt (projectleider Fit!vak Preventiecentra) via 06-51929805 /
[email protected]. Er zijn een tweetal opleidingsmogelijkheden voor de fitnessondernemer: Preventiecentrum managementopleiding De duur van dit opleidingstraject is 12 maanden en bestaat uit 6 management opleidingsdagen en twee terugkomdagen. En er is één training bij de fitnessondernemer op locatie. Preventiecentrum managementopleiding (zelfstandig programma) Deze opleiding is voor de ondernemer die zijn organisatie al prima heeft georganiseerd, reeds beschikt over een kwaliteitshandboek, waar de interne communicatie goed ingericht is, en waar al wordt samengewerkt met fysiotherapie en misschien ook al met gewichtsconsulenten/diëtisten, en is er een goede aansturing van de fitnessafdeling. Door middel van de online ‘toolbox’ krijgt de ondernemer de benodigde documenten en hulpmiddelen aangereikt. Dit programma is zonder additionele begeleiding of training.
Fit!vak brancheorganisatie | Postbus 32 | 6860 AA OOSTERBEEK 026-3390730 | e-mail
[email protected] | www.fitvak.com
20
Handboek Fitness bij overgewicht en (pre)diabetes I Fit!vak | versie 2.4 Augustus 2014
2.3
Kwaliteitseisen / keuringscriteria
Alleen fitnesscentra die voldoen aan alle criteria van het keurmerk Fit!vak Preventiecentrum kunnen deze interventie uitvoeren. Keurmerk Fitness voert de jaarlijkse keuringen uit. De aanvraag voor een keuring dient schriftelijk te worden aangevraagd bij Fit!vak middels het daarvoor bestemde aanvraagformulier. Na betaling van de keuringsbijdrage (€ 105*) geeft Fit!vak aan Keurmerk Fitness de opdracht tot het uitvoering van een schriftelijk audit. Keurmerk Fitness zal de ondernemer daarvoor uitnodigen een reeks van documenten toe te sturen. Nadat Keurmerk Fitness het fitnesscentrum goed gekeurd heeft, wordt het voor certificering voorgedragen aan Fit!vak. De fitnessondernemer ontvangt van Fit!vak de uitslag van de keuring, samen met het keuringsrapport en de het keuringscertificaat. ste Het keurmerk is steeds voor een jaar geldig. De 1 keuring is schriftelijk (en dus op afstand). Bij een praktische keuring op locatie wordt de ondernemer tevens praktisch gekeurd op het keurmerk FPC. Dan gaat de keurmeester samen met de ondernemer en de BP-DM dieper in op de materie. De werkgroep ‘Fit!vak Preventiecentra’ komt op reguliere basis bij elkaar. Zij kan en mag over alle aspecten van de interventie en het keurmerk iets zeggen. Zij voeden daarmee de Fit!vak commissies ‘opleidingen’, ‘beweegprotocollen’ en ‘kwaliteit’, die inhoudelijk beslissen over respectievelijk het competentieprofiel, het beweegprogramma en het keurmerk. Ondernemers die interesse hebben om in deze werkgroep plaats te nemen, kunnen zich melden bij projectleider Dyon Voogt (06-51929805 /
[email protected]). *Attentie; het tarief zou inmiddels gewijzigd kunnen zijn! 2.3.1 Wat kost het? De financiering van de interventie door externe partijen is een ‘hot’ item. Fit!vak heeft het standpunt dat externe financiering geen uitgangspunt moet zijn voor de ondernemer om met deze interventie aan de slag te gaan. Uiteraard zal Fit!vak alles wat binnen haar vermogen ligt aandragen om welke vorm van financiering dan ook te onderzoeken en om daar waar mogelijk een bemiddelde rol te spelen. Volgens Fit!vak liggen er voor het Fi!tvak Preventiecentrum vooral lokaal mogelijkheden om de externe financiering voor de interventie te regelen, zie ook bijlage D. Het is belangrijk voor de fitnessondernemer om van het begin af aan te realiseren dat een ondernemende houding en integrale samenwerking een essentiële rol spelen. Net als veel andere leefstijlinterventies is deze interventie een preventie-instrument dat zich op het snijvlak van de verantwoordelijkheid van gemeenten, zorgverzekeraars en individuen bevindt. Dit maakt het een gezamenlijke verantwoordelijkheid van partijen om aan een goede samenwerking te bouwen en deze te verankeren. Het Nederlands Instituut voor Sport en bewegen (NISB) heeft de ‘toolbox financiering gecombineerde leefstijlinterventie’ ontwikkeld. Deze heeft tot doel landelijk beschikbare kennis en ervaring op dit gebied te bundelen, zodat iedereen daar vanuit zijn eigen behoefte uit kan putten. In deze toolbox zijn ook goede voorbeelden te vinden waarin wordt beschreven op welke manier het binnen bepaalde gemeenten is gelukt om met elkaar een gecombineerde leefstijl interventie structureel te financieren. De toolbox Financiering kan bijvoorbeeld gebruikt worden om een beeld te vormen over de wijze waarop een GLI gefinancierd kan worden na de twee jaar opstartsubsidie vanuit de Sportimpuls. Hieronder staan een aantal kostenposten uitgewerkt waar de fitnessondernemer rekening mee moet houden: Menskracht De tijdsinvestering die een fitnessondernemer moet doen voor het behalen van het keurmerk wordt geschat op 50-150 uur. Dit is afhankelijk van de huidige organisatieniveau binnen de onderneming en het gewenste kwaliteitsniveau. Daarnaast moet de ondernemer rekening houden met een behoorlijke tijdsinvestering in het opbouwen van een netwerk met de eerste lijn. Kosten voor trainingen Opleiding BP-DM + examen; ca. 175 / € 250* (afhankelijk van de opleider) Preventiecentrum Managementopleiding; € 1.890* (exclusief BTW) Preventiecentrum Managementopleiding (zelfstandig programma); 12 maanden x € 95*(exclusief BTW)
Fit!vak brancheorganisatie | Postbus 32 | 6860 AA OOSTERBEEK 026-3390730 | e-mail
[email protected] | www.fitvak.com
21
Handboek Fitness bij overgewicht en (pre)diabetes I Fit!vak | versie 2.4 Augustus 2014
Kosten voor kwaliteitsbewaking Keuring Fit!vak Preventiecentrum; € 105* Aanmelding BP-DM in FITNED; € 49* per jaar Kosten voor de deelnemer Kosten van deelname aan een traject van 6 maanden (of langer) voor de deelnemer bestaan uit: Eenmalige entreebijdrage (voor intakeprocedure); ca. € 40 / € 80* Maandelijkse bijdrage voor gebruik van de faciliteiten / lidmaatschap van de Fit!vak Preventiecentrum (ca. € 40 / € 60* per maand) *Attentie; het tarief zou inmiddels gewijzigd kunnen zijn! De ondernemer is vrij in de keuze van zijn abonnementsvormen en tarifering, de wijze waarop en wanneer hij zijn programma aanbiedt. Dit kan zowel individueel als in kleine of grote groepen, binnen als buiten, vanuit het Fit!vak Preventiecentrum en/of bij mensen thuis. De additionele kosten voor individuele begeleiding (of in groepsverband) van de Personal Trainer, diëtist, fysiotherapeut e.d. variëren per specialisme. Afhankelijk van de soort ziektekostenverzekering wordt (een deel van) deze kosten vergoed door de zorgverzekeraar.
Fit!vak brancheorganisatie | Postbus 32 | 6860 AA OOSTERBEEK 026-3390730 | e-mail
[email protected] | www.fitvak.com
22
Handboek Fitness bij overgewicht en (pre)diabetes I Fit!vak | versie 2.4 Augustus 2014
3
Fitness voor overgwicht en (pre)diabetes in de praktijk
3.1
Hoe haal je nu de doelgroep binnen?
De fitnessondernemer dient zich goed te realiseren dat de keuze om Fit!vak Preventiecentrum te worden een strategische keuze is. Om speciale doelgroepen te willen gaan bereiken zoals mensen met een (verhoogd risico op een) chronische aandoening dient de ondernemer langdurig te investeren in zowel interne kwaliteit (het behalen van de het keurmerk) als de externe kwaliteit (bouwen van een netwerk met samenwerkingspartners e e als de 1 en/of 2 lijnszorg, gemeente, welzijnsinstellingen, e.d.). Een duurzame samenwerking opbouwen met genoemde partijen kost veel tijd, vergt doorzettingsvermogen, en de resultaten zijn niet altijd op korte termijn te verwachten. De ‘Interne analyse’ (zie bijlage A) helpt de ondernemer om kritisch naar zichzelf en naar zijn eigen organisatie aan te kijken. Het geeft hem inzicht in wat er allemaal bij komt kijken om de Fit!vak Preventiecentrum te worden. De ‘externe analyse’(zie bijlage B) geeft de ondernemer een beeld van wat er allemaal komt kijken bij het opzetten van een netwerk en het vinden van samenwerkingspartners. 3.1.1 Netwerken bouwen, en samenwerken met de zorg De ondernemer moet zich ervan bewust zijn dat bij samenwerking tussen zulke verschillende sectoren als zorg en sport het verschil in cultuur, tijdsbesteding en prioriteiten soms belemmerend kan werken. Het opbouwen van structurele samenwerking tussen zorgverleners en het Fit!vak Preventiecentrum zal daarom veel tijd kosten en doelen moeten daarom in een reëel tijdpad worden gesteld. Een kennismaking tussen zorgverleners en de fitnessondernemer die is ontstaan, wordt belangrijk gevonden en gewaardeerd, maar leidt niet vanzelfsprekend tot een structurele samenwerking en doorstroming van deelnemers naar het Fit!vak Preventiecentrum. De zorg en sportsector zelf leggen of onderhouden nog weinig contacten en een faciliterende rol van bijvoorbeeld gemeente of Regionale Ondersteuning Structuur (ROS) is nog vaak nodig. In het document van NISB Netwerkwijzer zorg, sport en bewegen staan praktisch tips. Een belemmerende factor bij de doorstroming van patiënten naar het reguliere lokaal sportaanbod is dat zorgverleners het niet altijd als hun verantwoordelijkheid zien om patiënten te verwijzen. Een heldere taakverdeling, gedeelde verantwoordelijkheid en een duidelijke missie en doelstellingen worden als bevorderende factoren genoemd. Zorgverleners vinden het sportaanbod soms niet geschikt voor hun patiënten en fysiotherapeuten hebben soms zelf een beweegaanbod. Doorstroming werkt beter naarmate de zorgverlener zelf gemotiveerd is en actief doorverwijst, of deelnemers zelfs begeleidt. Het goed zichtbaar maken van resultaten van de samenwerking werkt bevorderend. Positieve ervaringen van patiënten zouden zowel voor huisartsen als fysiotherapeuten de grootste stimulans zijn om meer patiënten te verwijzen. Het is belangrijk dat er een financieel laagdrempelig beweegaanbod is aangezien de doelgroep vaak minder te besteden heeft. Patiënten zijn niet altijd intrinsiek gemotiveerd om te gaan bewegen, en doorstroming naar een lokaal beweegaanbod is voor hen vaak een grote drempel, ook wanneer er een gesubsidieerd of speciaal aanbod is. In dit kader is het aanbevelenswaardig dat de fitnessondernemer de deelnemer diverse (goedkopere) opties aanbiedt waaruit hij kan kiezen. Mogelijkheden hierin zijn o.a. een beweegprogramma dat de deelnemer van thuis uit kan volgen, bijvoorbeeld middels een beweegmonitor en een ‘online’ leefstijlplatform of een aanbod van activiteiten welke worden aangeboden door andere sport- en beweegaanbieders (‘Fítness 2.0’ concept). De buurtsportcoach die vanaf 2012 wordt ingezet, zou een belangrijke schakel (makelaarsfunctie) kunnen vormen tussen zorg en sport. In het eindrapport werkgroep flankerend beleid buurtsportcoaches ‘Aan de slag met de Buurtsportcoach’ staat heel praktisch beschreven hoe dit het beste kan. Op de website van ‘Sport en bewegen in de Buurt’ staan ook de financieringsmogelijkheden van de buurtsportcoach beschreven. De regionale netwerken van ROS, GGD, en sportraad stellen soms een sociale kaart op met daarop de sport en beweegvoorzieningen in de buurt en organiseren informatiebijeenkomsten rondom zorg en sport. Samenwerking en netwerkvorming tussen zorg en sport zou moeten worden ingepast in het lopend gemeentelijk zorg- en sportbeleid. Wilt u weten wat het actuele sport- en gezondheidsbeleid is binnen uw gemeente, neemt u dan contact op met uw gemeente of kijk op de Kennisbank van NISB. Tikt u rechtsboven op deze pagina onder ‘Doorzoek de gehele Kennisbank’ de naam van uw gemeente. Vervolgens krijgt u een lijst met beleidsnota’s. Fit!vak brancheorganisatie | Postbus 32 | 6860 AA OOSTERBEEK 026-3390730 | e-mail
[email protected] | www.fitvak.com
23
Handboek Fitness bij overgewicht en (pre)diabetes I Fit!vak | versie 2.4 Augustus 2014
In de bestaande netwerken participeren gemeenten echter niet altijd actief, door gebrek aan tijd en bezuinigingen. Wanneer de gemeente wel actief betrokken is bij de samenwerking, vindt beleidsmatige verankering plaats en ontstaan soms gereduceerd sportaanbod en een gesubsidieerde beweegmakelaar. Binnen de gemeente zou intensief overleg moeten bestaan tussen de afdelingen sport, welzijn en gezondheid, maar dat is nog niet overal het geval.
3.1.2 Tien tips voor samenwerking met zorgverleners 1. Benader zorgverleners niet met jouw aanbod. Maar ga in gesprek over hun behoefte om patiënten door te verwijzen naar sport- en beweegaanbod: a. Is die behoefte er? b. Om wat voor een soort patiënten gaat het? c. Waar moet het aanbod aan voldoen? Bekijk vervolgens of jullie vraag en aanbod bij elkaar kunnen brengen. Sluit jouw aanbod aan bij de vraag van de zorgverlener? Of welke aanpassingen zijn eventueel nodig? 2. Bedenk dat veel zorgverleners het doorverwijzen naar regulier sport- en beweegaanbod niet vinden passen binnen hun zorgtaak. Realiseer je ook dat zorgverleners, ook al zijn het dan professionals, een volle dagtaak hebben en vaak benaderd worden voor extra zaken. 3. Bundel de krachten en stap met een paar sport- en beweegaanbieders samen naar de zorgverlener. Voor hem of haar is een gezamenlijk gesprek tijdbesparend en dus interessanter dan afzonderlijke gesprekken met diverse aanbieders. Als er een buurtsportcoach is in de wijk of gemeente, gebruik deze dan als tussenpersoon richting zorgverleners. Ook dit is tijdbesparend voor zowel zorgverleners als sport- en beweegaanbieders. En het is duidelijk! 4. Probeer wel om persoonlijk contact op te bouwen met de zorgverleners, om vertrouwen te winnen. Zorgverleners zijn eerder geneigd door te verwijzen als ze de aanbieders kennen en weten dat het aanbod en de begeleiding goed is. Je kunt het doorverwijzen stimuleren door zichtbaar te zijn en positieve resultaten terug te koppelen. Vraag deelnemers om hun positieve ervaringen te delen met zorgverleners. 5. Het neerleggen van folders of flyers in een praktijk werkt niet als op zichzelf staande actie. Hetzelfde geldt voor het sturen van een brief met een folder van je aanbod aan de zorgverlener. Dit verdwijnt op de grote stapel. 6. Laat zorgverleners daadwerkelijk kennis maken met jouw aanbod en/of accommodatie. Organiseer een open middag of een rondleiding, bijvoorbeeld met een lunch (want eten moet de huisarts toch!). Ook hier is samenwerking met andere aanbieders een voordeel, zodat zorgverleners tegelijkertijd een breed aanbod kunnen zien. 7. Er zijn ondersteunende organisaties of koepelorganisaties die een ingang kunnen bieden en/of aan kunnen geven welke zorgverleners waarschijnlijk bereid zijn tot samenwerking. Bijvoorbeeld Regionale Ondersteuningsorganisaties van de eerstelijnszorg (ROS’en) of zorggroepen. Meer informatie via www.ineen.nl 8. Zorg dat je aanbod inzichtelijk is via een goede en duidelijke sociale kaart. Vaak is er al een sociale kaart, maar je kunt ook met een aantal aanbieders in de wijk initiatief nemen en een kort maar duidelijk overzicht maken van jullie aanbod. De gemeente, buurtsportcoach of een provinciale of lokale sportorganisatie kan hierbij ondersteunen. 9. Laat aan de zorgverlener zien dat jouw aanbod en begeleiding veilig en van goede kwaliteit is. Zorgverleners vertrouwen hun patiënten aan je toe en vinden dat belangrijk. Anders zullen ze sneller geneigd zijn patiënten te verwijzen naar de fysiotherapeut. Geef aan wat je opleiding en ervaring is, of je een EHBO diploma hebt, of de accommodatie en het aanbod veilig zijn voor de doelgroep. 10. Last but not least: zorg ervoor dat je aanbod laagdrempelig is en aansluit bij de wensen en mogelijkheden van de doelgroep. Bedenk dat de doelgroep vaak weinig ervaring heeft met sporten en bewegen en dat ze het misschien helemaal niet leuk of zelfs spannend vindt om te bewegen. Plezier en gezelligheid (kopje koffie!) moet voorop staan. Evenals een prettige ontvangst en rondleiding op de accommodatie. Meer informatie is te vinden op www.nisb.nl, in het Themadossier 'Verbinden van Zorg, Sport en Bewegen'. Praktijkvoorbeelden, tips en instrumenten over samenwerking tussen zorgverleners en sportaanbieders vind je in de Netwerkwijzer zorg, sport en bewegen.
Fit!vak brancheorganisatie | Postbus 32 | 6860 AA OOSTERBEEK 026-3390730 | e-mail
[email protected] | www.fitvak.com
24
Handboek Fitness bij overgewicht en (pre)diabetes I Fit!vak | versie 2.4 Augustus 2014
3.1.3 Tien tips voor zorgverleners die willen samenwerken fitnesscentra Met onderstaande tips kan de fitnessondernemer lokaal de zorgverlener helpen, als hij daar behoefte aan heeft. Maar het biedt je ook het perspectief van de zorgverlener. 1.
Bedenk waarom samenwerken met sport- en beweegaanbieders voor jou interessant is. Wat wil je ermee bereiken? Als je gelooft in de winst die het kan gaan opleveren, is het makkelijker om aan de voorkant te investeren in de samenwerking! Voor welke patiënten is een doorverwijzing naar regulier bewegen relevant? Wat kan de gezondheidswinst zijn? Wat betekent dat voor jou als zorgverlener?
2.
Informeer bij de gemeente, lokale of provinciale sportorganisatie naar de inzetbaarheid van een buurtsportcoach of beweegmakelaar. In steeds meer gemeenten zijn buurtsportcoaches actief op de verbinding van sport met andere sectoren. Buurtsportcoaches kunnen een schakelrol vervullen in de wijk en als aanspreekpunt dienen voor zorgverleners. Zij zijn goed op de hoogte van het sport- en beweegaanbod voor alle doelgroepen. Dit is efficiënter dan contacten onderhouden met alle sport- en beweegaanbieders in de wijk. Echter: het leren kennen van sport- en beweegaanbieders kan wel bijdragen aan vertrouwen in elkaar en een betere doorverwijzing en ook terugverwijzing!
3.
Zorg dat je weet wat je patiënt wil en kan, als het gaat om sporten en bewegen. Probeer aan te sluiten bij zijn of haar motivatie, wensen en mogelijkheden. Ook de financiële mogelijkheden spelen een rol en kunnen beperkend zijn. Vaak is ook hier een oplossing voor, zoals gesubsidieerd aanbod of een kortingspas die de gemeente biedt aan mensen met een laag inkomen. Informeer hiernaar bij de gemeente, lokale of provinciale sportorganisatie.
4.
Zorg ervoor dat je op de hoogte bent van het sport- en beweegaanbod in de buurt voor mensen met een beperking of een chronische ziekte. Vaak heeft een gemeente, een buurtsportcoach, of een lokale of provinciale sportorganisatie al een overzicht van sport- en beweegactiviteiten voor verschillende doelgroepen. Als zo’n overzicht nog niet bestaat, kan een stagiair en/of een buurtsportcoach dit oppakken.
5.
Als je weet wat iemand wil en kan, is doorverwijzen de volgende stap. Alleen adviseren om meer te gaan bewegen is vaak niet voldoende om mensen in beweging te krijgen. Zoek in overleg met de betreffende patiënt naar een passend beweegaanbod in de wijk. In de huisartsenpraktijk kan de praktijkondersteuner of assistente deze taak op zich nemen. Is er een buurtsportcoach of beweegmakelaar in de wijk? Dan kan deze hier een rol in spelen.
6.
Realiseer je dat het woord ‘sporten’ sommige patiënten afschrikt, terwijl termen als ‘samen bewegen’ en ‘plezier en gezelligheid’ juist aanspreken. Beweegaanbod heeft vaak ook een sociale component. Het voordeel hiervan is dat beweging niet alleen leidt tot een actievere leefstijl en hopelijk gezondheidswinst. Bewegen helpt ook als bestrijding van eenzaamheid, tegengaan van depressie, voor valpreventie en weerbaarheid.
7.
Ga in gesprek met de buurtsportcoach en/of aanbieders van laagdrempelige sport- en beweegactiviteiten. Wees open over wat jij belangrijk vindt aan kwaliteit van sport- en beweegaanbod en begeleiding van patiënten. En vooral ook waarom jij dat belangrijk vindt, vanuit het perspectief van de patiënt. Als vraag en aanbod niet direct een ‘match’ zijn, bespreek dan de mogelijkheden om nieuw aanbod te creëren of aanbod aan te passen.
8.
Realiseer je dat je gaat samenwerken met een andere sector en dus een andere cultuur. In de sportwereld werken behalve professionals veel vrijwilligers vol passie aan de begeleiding van mensen bij sport en bewegen. Deze vrijwilligers hebben overdag vaak een andere baan. Zij werken in de avonduren of weekenden voor de sport- of beweegaanbieder en zijn dus op andere tijden bereikbaar of inzetbaar.
Fit!vak brancheorganisatie | Postbus 32 | 6860 AA OOSTERBEEK 026-3390730 | e-mail
[email protected] | www.fitvak.com
25
Handboek Fitness bij overgewicht en (pre)diabetes I Fit!vak | versie 2.4 Augustus 2014
9.
Maak (indien gewenst) afspraken met sport- en beweegleiders over terugkoppeling van voortgang en resultaten van patiënten. Het is voor sport- en beweegaanbieders niet een standaard procedure om deze terugkoppeling te geven, waar dat voor zorgverleners heel logisch lijkt.
10.
Last but not least: als er contact is, en er zijn afspraken gemaakt over samenwerking, verwijs dan ook regelmatig mensen door! Beweegaanbod voor deze doelgroep kan niet blijven bestaan zonder nieuwe instroom. Voor zowel deelnemers/patiënten als de sport- en beweegaanbieders is het frustrerend als groepen opgeheven moeten worden vanwege te weinig instroom.
Meer informatie is te vinden op www.nisb.nl: In het Themadossier 'Verbinden van Zorg, Sport en Bewegen'; Praktijkvoorbeelden, tips en instrumenten over samenwerking tussen zorgverleners en sportaanbieders vind je in de Netwerkwijzer zorg, sport en bewegen. 3.1.4 Passend aanbod met Fitness 2.0 Het wordt de komende jaren heel erg belangrijk dat Fit!vak Preventiecentra het vertrouwen gaan winnen van e de 1 lijnszorg opdat er doorverwijzingen gaan plaats vinden vanuit die 1e lijn. Veel actoren binnen de 1elijnszorg hebben dat vertrouwen nog niet en vreemd genoeg vindt men fitness vaak te ‘duur’. De eerste lijn wil het liefst doorverwijzen naar een partij die de patiënt begeleidt naar een gezonde leefstijl, en daar zijn de Fit!vak Preventiecentra gelukkig al op ingericht. Hoewel ze de kwaliteit van begeleiding geborgd hebben, is de variëteit van het aanbod helaas nog beperkt tot het traditionele fitnessaanbod. Het ontbreekt de consument aan mogelijkheden om ook buiten de muren van het fitnesscentrum te trainen (zoals wandelen, fietsen en zwemmen), maar dan wel onder begeleiding van de deskundigheid van de een fitness professional (de Bewegingsdeskundige Prediabetes). Veel mensen hebben een ‘coach’ nodig die hen op weg helpt naar een gezondere levensstijl maar willen niet specifiek trainen in een fitnesscentrum. Hoewel kracht- en conditietraining het beste ‘medicijn’ is tegen overgewicht, zul je met enkel en alleen dit activiteitenaanbod een grote groep mensen (die niet van sporten houdt) nog niet gaan bereiken. Om het sport- en beweegaanbod van het Fit!vak Preventiecentrum nog passender te maken bij de behoeften van de consument, heeft Fit!vak het concept ‘Fitness 2.0 ‘ ontwikkeld. Daarbij gaat het Fit!vak Preventiecentrum lokaal een samenwerkingsverband aan met tal van sport- en beweegaanbieders om daarmee een veel breder pallet aan sport- en beweegactiviteiten aan deze doelgroep te kunnen aanbieden. Waarom kun je mensen, die meer moeten bewegen, niet stimuleren tot meer bewegen in het dagelijks leven?! Help ze wat vaker in de tuin te gaan werken, biedt ‘Start tot Walk’ aan en stimuleer ze wat vaker de fiets te pakken. Dit soort activiteiten zijn voor een grote doelgroep niet alleen laagdrempeliger om aan deel te nemen maar kunnen ook goedkoper aangeboden worden. Dan haal je ook de perceptie bij de 1e lijn weg dat sporten bij een Fit!vak Preventiecentrum duur is en alleen maar kan plaatsvinden binnen de traditionele setting van het fitnesscentrum.
3.2
Een praktijk voorbeeld
Anne Marie Haex had al jaren diabetes type 2, maar de situatie verergerde zienderogen. In het begin kon Anne Marie een en ander nog prima met een aangepast voedingspatroon opvangen, vanaf begin 2012 gebruikt ze medicijnen om de bloedsuiker onder controle te houden, en dat werd steeds lastiger. Vanuit de huisarts kreeg Anne Marie het advies om wat meer te bewegen. Anne Marie was nooit een sporter geweest en had het idee dat sporten niks voor haar was. Ze had vroeger wel een paar maanden aan badminton gedaan, maar vanaf de zwangerschap van dochter Sharon had ze dat weer laten vallen. Daan, de man van Anne Marie werkte in ploegendienst bij een drukkerij, waardoor het gezin niet altijd met een vaste regelmaat aan tafel zat. Beiden, zowel Anne Marie als Daan, hielden van een oer Hollandse keuken en in familie Haex stond altijd de koekjestrommel open op tafel. Anne Marie vond echter, zeker nu de huisarts had aangegeven dat sporten belangrijk was voor de verdere ontwikkeling van diabetes, dat ze wat meer aan beweging moest gaan doen. Ze had te weinig energie, had steeds meer moeite om haar bloedsuiker onder controle te houden, kreeg steeds meer last van rugpijn en werd zienderogen zwaarder. De vraag was, met welke sport aan de slag?
Fit!vak brancheorganisatie | Postbus 32 | 6860 AA OOSTERBEEK 026-3390730 | e-mail
[email protected] | www.fitvak.com
26
Handboek Fitness bij overgewicht en (pre)diabetes I Fit!vak | versie 2.4 Augustus 2014
Een vriendin van Anne Marie wees haar op het programma “Actief met Diabetes”, een programma vanuit sport- en preventiecentrum Life Style Vitae in Weert. Normaliter zou Anne Marie hier nooit voor gekozen hebben, ze was er nl van overtuigd dat er met name fitte en slanke mensen sporten in het sportcentrum. Omdat de vriendin zo enthousiast was, trok ze de stoute schoenen aan en stapte Life Style Vitae binnen. Anne Marie werd te woord gestaan door Inge, de leefstijladviseur van Life Style Vitae. Na een compacte evaluatie van de situatie van Anne Marie werd het “Actief met Diabetes” programma toegelicht. Het was een 6 maanden programma, met een activiteiten programma volgens de nieuwe beweegrichtlijn (de schijf van 3). Naast sporten voor het uithoudingsvermogen werd ook spiertraining opgenomen in het programma en werd geadviseerd om elke dag minimaal 30 minuten recreatief, rondom het huis, te bewegen. Voor de rugpijn werd er een afspraak gemaakt bij Life Style Health & Prevention, de fysiotherapeut en om de voeding onder de loep te nemen werd er samengewerkt met een diëtist van het Groene kruis. Anne Marie was enthousiast en maakte een afspraak om het programma te starten. De eerste afspraak vond plaats met Niels, de beweegdeskundige (pre)diabetes. Anne Marie kreeg een informatie- en programma map overhandigd, waarin stap voor stap het programma werd toegelicht, maar waarin ook belangrijke informatie opgenomen was, waarmee rekening te houden om effectief en veilig aan de slag te gaan. Het handboek bevatte tevens een beweeglogboek, waarmee Anne Marie haar beweegactiviteiten en haar bloedsuiker kon registreren, om zo beter zicht te krijgen hoe haar bloedsuiker reageerde op de verschillende beweegvormen. Er werd een beweeganalyse en fitheidstesten uitgevoerd en een beginsituatie bepaald, waarmee Anne Marie aan de slag kon. In de eerste 3 weken sportte Anne Marie onder begeleiding van Niels, maar al snel was ze in staat om zelfstandig te sporten. Het idee wat Anne Marie had over de fitte mensen en de strakke pakjes, bleek totaal niet van toepassing, allerlei soorten mensen kwam ze tegen op het sportcentrum, ook voldoende die nog wel wat meer kilootjes af moesten vallen dan Anne Marie. Omdat ze nog regelmatig last had van haar rug, kreeg ze van de fysiotherapeut enkele extra oefeningen voor de versterking van de rompspieren, wat al snel zijn vruchten afwierp. Anne Marie leerde in de groepsintroductie Cindy kennen, waarmee ze na de eerste 3 introductieweken samen naar de Zumba les ging. Na 2 maanden sportte Anne Marie 3 keer per week, een keer Zumba, en 2 keer cardio fitness met fitness, een 30 minuten circuit lesje in de fitnesszaal. Onder begeleiding van de diëtist van het Groene kruis, werd ook het voedingspatroon. In het begin wel onder commentaar van Daan, maar na een tijdje zag ook hij er de voordelen van in, zeker toen ook hij 2 kilo overgewicht verloor. Nu, 5 maanden na de start van het programma, is Anne Marie 12 kilo van haar overgewicht kwijt, heeft ze geen rugklachten meer, hoeft ze geen medicijnen meer te slikken voor de diabetes en voelt ze zich veel energieker dan ze ooit is geweest. Ze sport nog steeds 3 keer per week en wandelt steeds meer met Daan en Sharon. “Het programma heeft voor mij echt voor een omslag in mijn leven gezorgd. Ik moet me niet voorstellen hoe ik me gevoeld zou hebben, als ik niet met dit programma was gestart” aldus Anne Marie.
3.3
Wat zijn de ervaringen van fitnessondernemers
In de zomer van 2012 heeft Fit!vak een onderzoek uitgevoerd onder 56 Fit!vak Preventiecentra. Hieronder leest u een samenvatting van het onder zoek.
Op enkele locaties na richten zij zich allemaal op zowel diabetes als overgewicht. De meeste fitnescentra bieden het programma zowel individueel als in groepsverband aan.
Fit!vak brancheorganisatie | Postbus 32 | 6860 AA OOSTERBEEK 026-3390730 | e-mail
[email protected] | www.fitvak.com
27
Handboek Fitness bij overgewicht en (pre)diabetes I Fit!vak | versie 2.4 Augustus 2014
Welke specialisten maken deel uit van uw programma? Fysiotherapeut Loondienst: 12x Samenwerkingsverband binnen de club: 39x Samenwerkingsverband buiten de club: 9x Gewichtsconsulent Loondienst: 19x Samenwerkingsverband binnen de club: 16x Samenwerkingsverband buiten de club: 7x Diëtist Loondienst: 1x Samenwerkingsverband binnen de club: 18x Samenwerkingsverband buiten de club: 29x Anders, namelijk: Personal coach/trainer (2x genoemd), diabetes verpleegkundige, huisarts (2x genoemd), psychotherapeut, BPDM (2x), obesitaskliniek, leefstijlcoach, podoloog, mensendieck, zelfanalyses (voeding, leefstijl), hormoonfactortrainer/benefit voedingscoach, diabetes beweegbegeleider, psychomotore therapeut, psycholoog, arbeidsfysiotherapeut. Hoeveel deelnemers zijn dit jaar ingestroomd in uw programma(‘s)? Op 24 locaties is nog niet begonnen met het programma/is er nog geen instroom. Van de andere locaties zijn er in totaal de volgende aantallen ingestroomd (op meerdere locaties vanuit verschillende manieren ingestroomd): Vanuit de BeweegKuur: op 5 locaties, totaal 62 deelnemers Op doorverwijzing: op 19 locaties, totaal 225 deelnemers Zonder doorverwijzing: 26 locaties, totaal 197 deelnemers Wat maakte dat uw programma wel/niet geschikt was voor deze doelgroep? Wat waren succesfactoren? Voornamelijk de locaties die al gestart zijn met het programma hebben deze vraag beantwoord. Meest genoemde succesfactoren van het programma is het maatwerk/de doelgroepsgerichte begeleiding (10x genoemd). Daarnaast wordt ook de toegenomen deskundigheid en extra kennis van de professionals door vijf locaties genoemd als succes. Vervolgens worden het resultaat van de deelnemers (4x), training in groepsverband (4x) en persoonlijke/ 1-op-1 begeleiding (3x) als ook de combinatie van trainen/voeding en psychologische ondersteuning (3x) genoemd. Tenslotte noemen locaties als succesfactor Motivational Interviewing (2x), uitstraling/bekendheid van het centrum op het gebied van deskundigheid (2x), inzet fysio (2x), begin- en tussentijdse metingen (2x), duidelijk trainingsschema (1x), vaste werkwijze i.p.v. vast programma (1x). Wat waren leerpunten? De leerpunten die de locaties hebben zijn erg divers. Ze kunnen onderverdeeld worden in drie gebieden: Begeleiding deelnemers: meer opstarttijd nodig met deze doelgroep voor trainingsschema (2x), begeleiding slaat soms niet aan (2x), kosten voor deelnemer waardoor minder doorverwijzing vanuit huisarts (2x), hoe motivatie deelnemers vergroten (2x), andere tijdstippen (1x), uitleg aan deelnemers over bewegen/voorkomen hypo (1x), coach aanwijzen voor (1x), verwachtingen en uitkomsten goed communiceren (1x), het bekijken van de deelnemer uit ogen van een preventiecentrum en niet vanuit het sportcentrum (1x).
Verbinding extern: Promotie/PR (4x), aanmeldingen vallen tegen (2x), samenwerking met eerstelijn (3x), betrekken leefstijlcoach niet veel opgeleverd (1x).
Procesmatig: verbinding/afstemming intern (3x), logistiek/controle op structuur en proces (2x), invullen formulieren (1x), hulpproces declaratie (1x).
Welke behoeftes heeft u nog als het gaat om het bereiken/begeleiden van de doelgroep? De behoeftes die locaties hebben zijn onder te verdelen in drie gebieden. De meeste behoeftes liggen bij het bereiken van en samenwerking met andere partijen: Fit!vak brancheorganisatie | Postbus 32 | 6860 AA OOSTERBEEK 026-3390730 | e-mail
[email protected] | www.fitvak.com
28
Handboek Fitness bij overgewicht en (pre)diabetes I Fit!vak | versie 2.4 Augustus 2014
Behoeftes op het gebied van bereiken/ samenwerking andere partijen: Tips om de zorgsector beter te bereiken (3x), erkenning en bekendheid als ‘gezondheidscentrum’ door eerstelijn (2x), stichting Diabetes Nederland (1x) en – zorgverzekeraar (2x), hierbij overkoepelende rol door Fit!vak of NISB (1x), beter contact met ziekenhuizen (2x), meer bekendheid Fit!vak (1x), samenwerking met gemeente om doelgroep in beweging te krijgen (1x), samenwerking met andere centra volgens hetzelfde principe en werkwijze (1x), landelijke ondersteuning bij bekendmaking en communicatie naar eerstelijn (1x).
Behoeftes op het gebied van bereiken van de doelgroep: Het bereiken van huisartsen/POH voor meer doorverwijzing (5x genoemd), tools/tips voor bereiken van de doelgroep (5x), PR-materiaal, bijv. infofolder voor huisarts (3x), voorlichting aan doelgroep over nut programma (1x)
Behoeftes op het gebied van begeleiden van de doelgroep: Kennis/tools op gebied van psychologische begeleiding (2x), meer info over de doelgroep/meer eLearning modules (1x). Andere behoeftes zijn: tijd (1x) en kosteneffectiviteit programma aantonen (1x).
Met welke partijen binnen de zorg werkt u samen? Ook hier hebben voornamelijk de locaties geantwoord die al begonnen zijn met het programma.
Huisartsen/praktijkondersteuners (POH) Twintig locaties krijgen doorverwijzing vanuit huisartsen. 18 locaties zeggen dat de samenwerking met huisartsen/POH bevalt. Bij tien locaties bevalt de samenwerking niet. Als succesfactor in de samenwerking met huisartsen/POH noemen locaties onder andere het persoonlijke contact/korte lijnen. Twee keer noemen zij een huisarts die zelf lid is geworden en zodoende enthousiast is geworden. Ook de bekendheid/overtuiging van huisartsen met de kennis en kunde van de centra wordt als succesfactor gezien. Ook worden tevreden deelnemers genoemd, en de (terugkoppeling van) resultaat. Enkele locaties zeggen nog in het voortraject te zitten en/of in onderhandeling met deze partij. Verbeterpunten bij de samenwerking met huisartsen/POH zijn de contacten/communicatie met deze partij, die soms structureler of meer mag plaatsvinden. Soms is er goed contact met één huisarts en is het de volgende stap om meer huisartsen te bereiken. Het enthousiast of gemotiveerd maken van huisartsen/POH met het programma is een ander verbeterpunt. Zoals een locatie opmerkt: ‘artsen moeten weten dat wij de meest geschikte kandidaat zijn om hun patiënt te begeleiden’. Concurrentie met de fysiotherapeut van de huisarts hangt hier volgens een locatie mee samen. Andere uitspraken hierbij zijn ‘leren communiceren in de medische wereld’, ‘huisartsen uitnodigen om de werkwijze te laten zien’ en ‘een gerichtere doorverwijzing is nodig, in plaats van alleen aangeven dat bewegen goed zou zijn. Dit is te beperkt voor de doelgroep’.
Fysio- of oefentherapeut 40 locaties krijgen momenteel doorverwijzingen vanuit de fysio- of oefentherapeut. Negen locaties krijgen dit (nog) niet. Op 41 locaties bevalt de samenwerking met deze partij, slechts één locatie zegt dat de samenwerking niet bevalt. Meest genoemde succesfactor is de goede communicatie, korte lijnen en duidelijke afspraken. Op meerder plaatsen is een wisselwerking ontstaan en stromen deelnemers over en weer. Vaak zit de fysiotherapeut intern waardoor snel contact kan worden gemaakt. Veelgenoemd verbeterpunt is het bereiken van meer fysiotherapeuten in de omgeving. Ook blijft de doorverwijzing vanuit sommige fysiotherapeuten soms achter of moet een duidelijkere werkwijze gevonden worden, zoals een locatie zegt ‘doorontwikkeling/afstemming sportspecifieke protocollen’. Enkele locaties noemen dat de informatieverstrekking/bekendheid vanuit de eigen organisatie beter kan. Zo noemen sommigen de slag die volgens hen bij fysiotherapeuten gemaakt moet worden om centra ‘niet als concurrent, maar als aanvulling te zien’. Andere verbeterpunten die genoemd worden zijn ‘kanteling bij werkenden in de eerstelijnszorg van beweegbegeleiding uit zorgpakket naar stimulering eigen actief beweegpatroon en eigen financiering door deelnemers ‘afstemming met zorgverzekeraars’ en ‘completer zijn in het aanreiken van algemene patiëntgegevens’.
Fit!vak brancheorganisatie | Postbus 32 | 6860 AA OOSTERBEEK 026-3390730 | e-mail
[email protected] | www.fitvak.com
29
Handboek Fitness bij overgewicht en (pre)diabetes I Fit!vak | versie 2.4 Augustus 2014
Gezondheidscentra Slechts één locatie geeft aan dat zij doorverwijzing krijgt vanuit gezondheidscentra. Deze locatie is hier tevreden over. Acht locaties zeggen niet tevreden te zijn met de samenwerking. Toch noemen drie locaties een succesfactor, namelijk de voorlichting van gezondheidscentra over gezondheidseffecten van bewegen en stimulering eigen verantwoordelijkheid cliënt, het feit dat men doorverwijst en het vallen van het gezondheidscentrum onder dezelfde directie als het fitness centrum. Verbeterpunten in de samenwerking met gezondheidscentra zijn de communicatie, het uitdragen en stimuleren van (effecten van) bewegen door gezondheidscentra en bekendheid van het fitness centrum.
Ziekenhuizen 22 locaties krijgen doorverwijzing vanuit ziekenhuizen. Op 12 locaties bevalt de samenwerking, bij 12 andere locaties bevalt deze niet. Succesfactor is de bekendheid van de ziekenhuizen met het centrum en het vertrouwen in de kwaliteit hiervan. Het terugkoppelen van resultaten maakt volgens een locatie verschil en maakt dat er meer wordt doorverwezen. Verbeterpunten in de samenwerking met ziekenhuizen zijn communicatie/ structurelere samenwerking. Ook een gerichtere/grotere doorverwijzing is voor sommige locaties gewenst. Tenslotte kan bij sommige ziekenhuizen de bekendheid met het programma vergroot worden en de toegevoegde waarde hiervan. Een locatie noemt de afkeur van het ziekenhuis ten opzichte van een ‘commercieel’ centrum.
Diëtisten/gewichtsconsulenten 19 locaties krijgen doorverwijzingen vanuit deze partij, 19 noemen dat zij dit niet krijgen. Op 19 locaties (de meeste waar ook doorverwijzing plaatsvindt) bevalt de samenwerking met diëtisten/gewichtsconsulenten. Op zes locaties bevalt dit niet, deze zes locaties krijgen allemaal geen doorverwijzingen. Succesfactoren die genoemd worden zijn de diëtist die in huis zit en de korte lijnen die hierdoor ontstaan, resultaten die positief zijn en de combinatie van voeding en bewegen. Een locatie noemt het multidisciplinaire karakter met heldere informatieoverdracht waardoor een cliënt maar één intake nodig heeft. Verbeterpunten zijn het opstarten van nieuwe samenwerking met diëtisten en/of integreren van voeding in beweegprogramma, overtuigen van samenwerking, structurele(re) samenwerking/afspraken en het probleem dat diëtisten minder vergoed worden door de overheid.
Welke andere lokale partijen zijn bij de samenwerking betrokken? Gemeente (13x). Afdelingen als welzijn&sport, samenlevingszaken, verschillende lokale samenwerkingsverbanden; Sportverenigingen (9x); Buurtsportcoach, welzijn, middelbare school, BFuture, verpleegkundige, GGDNet, chiropracticus, therapeuten, bedrijfsleven, obesitaskliniek, osteopathie, UWV-re-integratie (allen 1x). De meeste samenwerkingsverbanden zijn nog in een startfase. Welke behoeftes heeft u nog als het gaat om de samenwerking met de eerstelijnszorg en/of andere lokale partijen? - Zo ja, van wie? De meest genoemde behoefte is antwoord op de vraag hoe je de eerste contacten legt/ hoe men met elkaar om de tafel komt (7x genoemd). Daarnaast bestaat bij drie locaties de behoefte om artsen te overtuigen van de meerwaarde van het programma. Nog eens drie locaties willen de samenwerking met ziekenhuis en/of gemeente (bijv. afdeling sport & gezondheid) verbeteren. e Andere behoeftes zijn: meer overdracht vanuit 1 lijn (2x), lokale partijen meer op de hoogte brengen (2x), bereidheid/behoefte om samen te werken (2x), materiaal/folder (2x), duidelijke afspraken (1x), kennis personeel bekendmaken (1x), niet onderuit te halen resultaten/effecten van programma (1x), mening van zorgverzekeraars (1x), tijd (1x), vaker informatie uitwisselen (1x), communicatie met artsen over het belang van bewegen (1x), landelijke aanpak (1x). Twintig van de locaties die deze vraag hebben beantwoord hebben hulp nodig bij deze behoeftes. Meest genoemde partijen van wie zij deze hulp willen ontvangen zijn Fit!vak (5x), provincie/overheid (2x), marketingspecialist, ervaringsdeskundige, Syntens, diverse belangengroeperingen, ROS, NISB en. Een locatie merkt op dat Fit!vak of NISB wellicht als ‘neutrale partij’ de eerstelijn zou kunnen benaderen met deze aanpak waarna de centra serieuzer genomen zullen worden. Fit!vak brancheorganisatie | Postbus 32 | 6860 AA OOSTERBEEK 026-3390730 | e-mail
[email protected] | www.fitvak.com
30
Handboek Fitness bij overgewicht en (pre)diabetes I Fit!vak | versie 2.4 Augustus 2014
Bijlagen Bijlage A Interne analyse ........................................................................................................... 32 Bijlage B Externe analyse .......................................................................................................... 36 Bijlage C Actielijst ..................................................................................................................... 39 Bijlage D De gecombineerde leefstijlinterventie (GLI) in de collectieve verzekering van een gemeente ................................................................................................................... 40
Fit!vak brancheorganisatie | Postbus 32 | 6860 AA OOSTERBEEK 026-3390730 | e-mail
[email protected] | www.fitvak.com
31
Handboek Fitness bij overgewicht en (pre)diabetes I Fit!vak | versie 2.4 Augustus 2014
Bijlage A
Interne analyse
Deze ‘Interne analyse’ helpt de ondernemer om kritisch naar zichzelf en naar zijn eigen organisatie te kijken. Het geeft hem inzicht in wat er allemaal bij komt kijken om de Fit!vak Preventiecentrum te worden. Vul deze lijst zo volledig mogelijk in en als u meerdere opties wilt/kunt invullen, moet u dat zeker niet laten. Met kopiëren en plakken van de vakjes komt een stuk verder. Noteert u op de laatste pagina alle acties op de ‘actielijst’ (bijage C). Dan heeft u in één oogopslag duidelijk in beeld wat u nog moet doen en wanneer. De ervaring leert dat, met het opschrijven van concrete acties en deadlines, de kans dat u de deadlines daadwerkelijk gaat bereiken veel groter wordt. 1.
Heeft uw fitnesscentrum zich nu al duidelijk gepositioneerd als specialist voor de doelgroep van mensen met (een verhoogd risico op) een chronische aandoening? M.a.w. heeft u dit al met uw doelgroep gecommuniceerd?
Ja / nee Wat is de actie: Actie van wie: Deadline: 2.
Wat is die positionering precies, waar staat u voor, wat biedt u aan?
3.
Wat zijn uw zwakke en sterke punten, kansen en bedreigingen m.b.t. het al dan niet binnen kunnen halen van deze specifieke doelgroepen?
Zwakke punten: Sterke punten: Kansen: Bedreigingen: 4.
Is uw beleidskeuze (positionering) vastgelegd in uw beleidsplan en is dat beleidsplan bekend bij alle medewerkers?
Ja / nee, want: Wat is de actie: Actie van wie: Deadline:
Fit!vak brancheorganisatie | Postbus 32 | 6860 AA OOSTERBEEK 026-3390730 | e-mail
[email protected] | www.fitvak.com
32
Handboek Fitness bij overgewicht en (pre)diabetes I Fit!vak | versie 2.4 Augustus 2014
5.
Bent u volledig bekend met de richtlijn ‘Bewegen bij overgewicht en (pre) diabetes mellitus type 2’?
Ja / nee, want: Wat is de actie: Actie van wie: Deadline: 6.
Deze richtlijn is een hulpinstrument, een advies dat het ‘wat, wanneer en waarom’ beschrijft. De richtlijn vormt de input voor een protocol (of bedrijfsproces) waarin eveneens het ‘hoe’ wordt beschreven. Hebt u de werkwijze binnen uw organisatie al aangepast aan deze richtlijn? M.a.w. weet een ieder (van receptiemedewerker t/m BP-DM ) precies wat hij moet doen?
Ja / nee, want: Wat is de actie: Actie van wie: Deadline: 7.
Welke medewerkers/functies spelen een rol in dit bedrijfsproces? Denk aan receptiemedewerkers, sales medewerkers, fysiotherapeuten, coördinatoren, etc.
Naam medewerkers:
8.
1. Functie/naam medewerker: 2. Functie/naam medewerker: 3. Functie/naam medewerker: 4. Functie/naam medewerker: 5. Functie/naam medewerker: 6. Functie/naam medewerker: 7. Etc.
Is schriftelijk vastgelegd welke taken en verantwoordelijkheden een ieder in dit bedrijfsproces heeft?
Ja / nee, want: Wat is de actie: Actie van wie: Deadline: 9.
Heeft u hierbij hulp nodig?
Ja / nee, want: Wat is de actie: Actie van wie: Deadline:
Fit!vak brancheorganisatie | Postbus 32 | 6860 AA OOSTERBEEK 026-3390730 | e-mail
[email protected] | www.fitvak.com
33
Handboek Fitness bij overgewicht en (pre)diabetes I Fit!vak | versie 2.4 Augustus 2014
10.
Wordt er binnen de fitnessafdeling al gewerkt met een protocol? Een protocol is een gedetailleerde uitwerking van de beweegrichtlijn, de wijze waarop u inhoud geeft aan de begeleiding van deze specifieke doelgroep binnen uw club/fitnesscentrum. Attentie, hier worden dus niet(!) de fysiotherapie protocollen bedoeld.
Ja ,welk protocol: Nee, Wat is de actie: Actie van wie: Deadline: 11.
Wie is verantwoordelijk voor de implementatie van de beweegrichtlijn en het protocol?
Noem slechts één persoon! 12.
Welke instructeurs op de fitnessafdeling zijn/worden verantwoordelijk voor de inhoudelijke begeleiding van deze specifieke doelgroep deelnemers?
Naam instructeurs: 1. 2. 3. 4. etc.
Welk diploma: Welk diploma: Welk diploma:
Om u te kunnen positioneren als Fit!vak Preventuiecentrum, zal u moeten voldoen aan de kwaliteitscriteria. Dit betekent o.a. dat de BP-DM 4+ minimaal het Fit!vak erkend diploma B (ofwel niveau 4) moet hebben en geregistreerd is in het kwaliteitsregister FITNED.NL. 13.
Welke instructeurs hebben hun diploma ‘BP-DM’ reeds behaald / moeten deze nog behalen?
Naam instructeurs:
1. 2. 3. etc.
Wanneer examen: Wanneer examen:
Wat is de actie: Deadline: 14.
Welke van de bovengenoemde instructeurs moeten zich echter eerst nog kwalificeren voor een Fit!vak erkend diploma fitnesstrainer B?
Naam instructeurs: 1. 2. 3. Als uw instructeurs niet een Fit!vak examen hebben gedaan en u wilt weten welk niveau uw instructeurs hebben, neem dan contact op met Margriet van Uitert van Fit!vak (026-3390730). 15. Welke van de hieronder genoemde medewerkers heeft u zelf in dienst / met welke disciplines heeft u een al samenwerkingsverband? [ ] Fysiotherapeut / oefentherapeut / ………………………………………………………………. [ ] Voedingsdeskundige /gewichtsconsulent / diëtist / …………………………………………………….……………….. [ ] ……………………………………………………………………
Fit!vak brancheorganisatie | Postbus 32 | 6860 AA OOSTERBEEK 026-3390730 | e-mail
[email protected] | www.fitvak.com
34
Handboek Fitness bij overgewicht en (pre)diabetes I Fit!vak | versie 2.4 Augustus 2014
16. Welke functie(s) wilt u nog in dienst nemen / met welke disciplines wilt u een samenwerkingsverband aangaan? [ ] Fysiotherapeut / oefentherapeut / ………………………………………………………………. [ ] Voedingsdeskundige /gewichtsconsulent / diëtist / …………………………………………………….……………….. [ ] Mental Coach / ……………………………………………………….……. [ ]…………………………………………………………………… Wat is de actie: Actie van wie: Deadline: Uit onderzoek is gebleken dat deelnemers aan de BeweegKuur met name geïnteresseerd zijn in wandelen, fietsen zwemmen en fitness. Gezien de lage SES (Sociaal Economische Status) van deze deelnemers zien Fit!vak en NISB, de leefstijladviseurs en huisartsen met name kansen voor de fitnessondernemer als hij een beweegaanbod met professionele begeleiding ontwikkeld dat aansluit op deze behoefte. 17.
Biedt u een speciaal (goedkoper) abonnementsvorm aan waarin u deelnemers/leden begeleidt buiten de muren van de club /fitnesscentrum?
Ja / nee, want: Wat is de actie: Actie van wie: Deadline:
Fit!vak brancheorganisatie | Postbus 32 | 6860 AA OOSTERBEEK 026-3390730 | e-mail
[email protected] | www.fitvak.com
35
Handboek Fitness bij overgewicht en (pre)diabetes I Fit!vak | versie 2.4 Augustus 2014
Bijlage B 1.
Externe analyse
Heeft u al een samenwerking met een ROS (Regionale Ondersteuning Structuur)?
Ja / nee, want:
2.
Met welke ROS moeten deze nog gemaakt worden? Maak een keuze uit de lijst;
Naam ROS: Website: E-mail adres: Adresgegevens: Naam contactpersoon: E-mail adres: Bijzonderheden: Actie van wie?: Deadline:
3.
Heeft u al samenwerkingsafspraken gemaakt met huisartsenpraktijken? Zoek hier de huisartsen bij u in de buurt! Ja / nee, want:
4.
Met wie moet u die dan nog maken?
Naam praktijk: Website: E-mail adres: Adresgegevens: Naam contactpersoon / praktijkondersteuner: E-mail adres: Bijzonderheden: Actie van wie?: Deadline:
5.
Heeft u al samenwerkingsafspraken gemaakt met fysiotherapeuten? Zoek hier de fysiotherapeuten bij u in de buurt! Ja / nee, want:
6.
Met wie moet u die dan nog maken?
Naam praktijk: Website: E-mail adres: Adresgegevens: Naam contactpersoon: E-mail adres: Bijzonderheden: Actie van wie?: Deadline:
Fit!vak brancheorganisatie | Postbus 32 | 6860 AA OOSTERBEEK 026-3390730 | e-mail
[email protected] | www.fitvak.com
36
Handboek Fitness bij overgewicht en (pre)diabetes I Fit!vak | versie 2.4 Augustus 2014
7.
Heeft u al samenwerkingsafspraken gemaakt met diëtisten/gewichtsconsulenten? Zoek hier de dietist bij u in de buurt! Zoek hier de gewichtsconsulent bij u in de buurt! Ja / nee, want:
8.
Met wie moet u die dan nog maken?
Naam praktijk: Website: E-mail adres: Adresgegevens: Naam contactpersoon: E-mail adres: Bijzonderheden: Actie van wie?: Deadline:
9.
Heeft u al samenwerkingsafspraken gemaakt met de GGD in uw regio?
Ja / nee, want:
10.
Met wie moet u die dan nog maken?
Naam: Website: E-mail adres: Adresgegevens: Naam contactpersoon: E-mail adres: Bijzonderheden: Actie van wie?: Deadline:
11.
Is er door de sportraad/sportservice/Huis voor de Sport al een digitale ‘sociale kaart’ opgezet waar in de regio mee gewerkt wordt? N.B. In de sommige regio’s kunt u daarvoor wellicht beter terecht bij de ROS. Ja, website: Nee, waarom (nog) niet?: Wat is de actie?: Wie voert die uit?: Deadline:
12.
Is uw fitnesscentrum al opgenomen in dit bestand?
Ja / nee, actie van wie? Deadline:
Fit!vak brancheorganisatie | Postbus 32 | 6860 AA OOSTERBEEK 026-3390730 | e-mail
[email protected] | www.fitvak.com
37
Handboek Fitness bij overgewicht en (pre)diabetes I Fit!vak | versie 2.4 Augustus 2014
13.
Bent u al de hoogte het sport- en gezondheidsbeleid van de Gemeente? Wilt u weten wat het actuele sport- en gezondheidsbeleid is binnen uw gemeente, neemt u dan contact op met uw gemeente of kijk op de Kennisbank van NISB. Tikt u rechtsboven op deze pagina onder ‘Doorzoek de gehele Kennisbank’ de naam van uw gemeente. Vervolgens krijgt u een lijst met beleidsnota’s. Ja/ nee, moet worden opgevraagd: Actie van wie?: Deadline:
14.
Biedt dit beleid de mogelijkheid tot subsidiering van sport- en beweegaanbod?
Nee/ ja, welke vorm van subsidiering is mogelijk?:
15.
Bent u bekend met de gemeentelijke Collectieve Zorgverzekering voor Minima (CZM), zie bijlage D?
Ja/ nee, dat moet worden nagevraagd: Actie van wie?: Deadline:
16.
Biedt deze CZM de mogelijkheid tot vergoeding van uw interventie / sport- en beweegaanbod?
Nee/ ja, welke vorm van subsidiering is mogelijk?:
Fit!vak brancheorganisatie | Postbus 32 | 6860 AA OOSTERBEEK 026-3390730 | e-mail
[email protected] | www.fitvak.com
38
Handboek Fitness bij overgewicht en (pre)diabetes I Fit!vak | versie 2.4 Augustus 2014
Bijlage C
Actielijst
Neem alle acties uit de bovenstaande vragen over in dit overzicht opdat in één oogopslag duidelijk wordt wat er nog gedaan moet worden.
Vraag 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17
Vraag 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18
Analyse interne situatie Actie
Naam uitvoerder
deadline
Analyse externe situatie Actie
Naam uitvoerder
deadline
Fit!vak brancheorganisatie | Postbus 32 | 6860 AA OOSTERBEEK 026-3390730 | e-mail
[email protected] | www.fitvak.com
39
Handboek Fitness bij overgewicht en (pre)diabetes I Fit!vak | versie 2.4 Augustus 2014
Bijlage D
De gecombineerde leefstijlinterventie (GLI) in de collectieve verzekering van een gemeente
Het financieringsmodel waarbij een GLI wordt ondergebracht in de collectieve zorgverzekering voor de minima (CZM) is in feite een verbreding van deze verzekering. Kort samengevat: o de zorgverzekeraar en de gemeente kiezen samen voor opname in de collectieve zorgverzekering voor minima (CZM) van een bewezen effectieve GLI vanuit het gezamenlijke belang om de gezondheid van inwoners te verbeteren; o de zorgverzekeraar financiert die kosten van de GLI die in de basis- en aanvullende verzekering zijn ondergebracht (huisarts, POH, fysiotherapie, diëtist); o de gemeente financiert die kosten die niet worden vergoed door de zorgverzekeraar (aanvullende begeleiding door bijv. leefstijladviseur, beweegaanbod bij lokale sportvoorzieningen); o als er niet alleen een verbreding is van de inhoud van de CZM, maar ook van de doelgroep dan spreken we van een zogenaamde GemeentePolis: dit is een maatwerkverzekering voor kwetsbaren. Voor de GLI een relevant gegeven omdat de doelgroep van de GLI groter is dan de groep mensen met een minimuminkomen.
Maarten Broekema - adviseur bij bureau BS&F met veel ervaring in de gezondheidszorg en gespecialiseerd in samenwerkingsvraagstukken- geeft tekst en uitleg over het financieringsmodel waarbij een (gecombineerde) leefstijlinterventie in de collectieve zorgverzekering van een gemeente wordt ondergebracht. Daarbij schetst hij de interessante discussie met gemeenten en zorgverzekeraars over de noodzaak van een bewezen effectieve interventie en toch ook een beetje geloof, hoop en liefde. “Om een integraal programma à la de BeweegKuur te financieren moet je financiers bij elkaar brengen. Iedereen is wel met elkaar eens dat preventie de manier is om de zorgkosten te beteugelen. Maar preventie is van iedereen en als je niet oppast dus van niemand.” Zorgverzekeraar en gemeente samen verantwoordelijk voor lokale zorg De zorgverzekeraar en de gemeente zijn samen in de kern financier van de “lokale verzorgingsstaat”. Gemeenten zijn verantwoordelijk voor de publieke gezondheidszorg (Wpg) en voor de uitvoering van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Zorgverzekeraars zijn verantwoordelijk voor de curatieve gezondheidszorg. Hun gezamenlijke belang is het verbeteren van de gezondheid voor zoveel mogelijk burgers/verzekerden tegen een zo effectief mogelijke inzet van middelen. Beide partijen verbinden die belangen via de Collectieve Zorgverzekering voor de Minima (CZM), die nu 15 jaar bestaat in inmiddels 400 gemeenten. De GLI in de collectieve zorgverzekering Deze collectieve verzekering is opgebouwd uit drie elementen: basisverzekering, aanvullende verzekering en het zogeheten gemeentepakket. In dit laatste onderdeel van de verzekering bieden gemeenten een aanvullende dekking voor medische kosten die mensen niet kunnen betalen en die niet vergoed worden door de zorgverzekeraar. “Dit is het interessante onderdeel: door dit gemeentepakket uit te breiden met die kosten van een leefstijlprogramma die niet vergoed worden binnen de basis- en aanvullende verzekering, wordt het voor een gemeente aantrekkelijker om aan preventie te doen. Gemeenten betalen dan immers alleen die kosten van de GLI die de zorgverzekeraar niet betaalt.” Meerdere financiers noodzakelijk Zorgverzekeraars doen het nodige aan zorggerelateerde preventie (voor mensen die al aan ziekte hebben). Selectieve preventie -preventie die zich richt op groepen met een verhoogd risico op het ontstaan van ziektes, zoals het geval is bij de doelgroep van de GLI- is een lastig dilemma. “Om een integraal beweegprogramma zoals de BeweegKuur te financieren, moet je dan ook meerdere financiers bij elkaar brengen. Daarbij is het absoluut voorwaarde voor zorgverzekeraars dat het gaat om bewezen (kosten)effectieve interventies. Dat is een boeiende discussie waarin de BeweegKuur een voorsprong heeft.” Fit!vak brancheorganisatie | Postbus 32 | 6860 AA OOSTERBEEK 026-3390730 | e-mail
[email protected] | www.fitvak.com
40
Handboek Fitness bij overgewicht en (pre)diabetes I Fit!vak | versie 2.4 Augustus 2014
Cruciale randvoorwaarden o Commitment zorgverzekeraars en gemeenten “De financiers moeten het willen. De inhoud en de structuur van leefstijlprogramma’s zijn er. Maar in een tijd waar alles onder druk staat, heb je vertrouwen nodig. Dat betekent dat gemeente en zorgverzekeraar met elkaar het commitment moeten afspreken om de sprong te wagen, ook al zijn ze nog niet helemaal overtuigd van de effectiviteit. In zo’n geval is het een mooie oplossing om een bepaalde periode af te spreken en te gaan monitoren wat het oplevert.“ o Bewezen kosteneffectieve interventies Bij veel interventies is de benefit voor zorgverzekeraars niet geëxpliciteerd. “Het boeiende aan de BeweegKuur is dat er een helder onderzoeksresultaat ligt: de interventie is bewezen kosteneffectief, ook voor zorgverzekeraars. Daarnaast is een basisstructuur opgezet in inmiddels 140 gemeenten. Dat laatste is een krachtig argument. Huisartsen kennen het en er zijn samenwerkingsverbanden met fysiotherapeuten, leefstijladviseurs, diëtisten en het lokale sportaanbod. Dat zijn twee belangrijk plussen.” o Kosten én baten bij de financiers “Gemeente en zorgverzekeraar investeren allebei in gezondheidswinst van hun inwoners/verzekerden en hebben daar ook allebei voordeel van, dat is nooit precies 50/50, maar dat kan wel het vertrekpunt zijn.” Rol van de zorgaanbieders De inhoud en de organisatie van het zorg- en beweegaanbod is aan de aanbieder. Wat gemeente en zorgverzekeraar samen inkopen, is hun eigen keuze. “Je kunt daar als adviseur natuurlijk wel wat in sturen, maar het is hun keuze en hoe ze het organiseren moeten ze zelf invullen. Waar het mij om gaat is dat ze met elkaar kunnen uitvinden wie het stukje ontbrekende financiering pakt in het traject. De gemeente is hierbij primair aan zet. Bij voorkeur trekken gemeente en zorgverzekeraar samen op bij selectie, financiering en organisatie van de interventie. Aantal gemeenten in voorbereidende fase Naar verwachting zal in een aantal gemeenten en/of regio’s de opname van een (gecombineerde) leefstijlinterventie volgens dit financieringsmodel daadwerkelijk ingevoerd worden. In een aantal gemeenten zijn daartoe nu al afspraken vastgelegd in een convenant (zie ook onder 'goede voorbeelden’). “buiten de financiering, ligt de echte kracht natuurlijk in de uitvoering. In regio’s waar al bestaande samenwerkingsverbanden en structuren zijn, is dit een heel duidelijk voordeel.” Tips voor gesprekken met gemeenten en zorgverzekeraars o Een veel voorkomende situatie is dat gemeenten en zorgverzekeraars wel geloof hebben in bewezen 1 (kosten)effectieve interventies en de conclusies van het iMTA delen, maar elkaar gevangen houden in een cirkelredenering en er niet uit komen. Stel dan voor te starten met een klein budget en een beperkte periode en de resultaten te gaan monitoren. Het opnemen van een interventie in de CZM is een veel overzichtelijkere investering dan voor alle burgers of alle verzekerden. o Gemeenten focussen op wijken/gebiedsaanpak en zorgverzekeraars op deelnemers aan de collectieve zorgverzekering. Dit kan uit elkaar lopen. De oplossing daarin kan zijn dat de zorgverzekeraar wel betaalt voor het opzetten en beheren van de ‘infrastructuur’ voor alle inwoners in een bepaalde wijk, maar dat individuele facturen, de patiëntgebonden kosten feitelijk, alleen betaald worden voor haar eigen verzekerden. o Je ingang in eerste instantie is de gemeente: ga in gesprek met de beleidsmedewerker of wethouder zorg bij een gemeente. Als een gemeente mogelijkheden ziet en enthousiast is, is de volgende stap de zorgverzekeraar. Daarbij kan bureau BS&F in veel gevallen ondersteunen omdat dit bureau bij 300 gemeenten adviseert over de collectieve zorgverzekering. BS&F kan dan de mogelijkheden onderzoeken voor regionale inbedding. o Want in het geval van kleinere gemeenten, is het raadzaam om in een bepaalde regio samen afspraken te maken met een zorgverzekeraar. Het voordeel van de aantallen voor een zorgverzekeraar wordt zo georganiseerd.
1
Institute for Medical Technology Assessment
Fit!vak brancheorganisatie | Postbus 32 | 6860 AA OOSTERBEEK 026-3390730 | e-mail
[email protected] | www.fitvak.com
41
Handboek Fitness bij overgewicht en (pre)diabetes I Fit!vak | versie 2.4 Augustus 2014
o o
Het is belangrijk om niet alleen afspraken te maken over patiëntgebonden kosten, maar ook over ‘infrastructuurkosten’, zoals opleidingskosten en andere investerings- en onderhoudskosten. Een argument dat niemand hardop zal gebruiken, maar dat niemand zal ontkennen is dat het zowel voor gemeenten als zorgverzekeraars positieve publiciteit kan genereren om aan preventie te doen en al helemaal om dit op de ‘moderne preventieve manier’ aan te bieden in de vorm van (gecombineerde) leefstijlprogramma’s.
Goede voorbeelden: o Convenant Menzis - gemeente Enschede o Convenant gemeente Amersfoort- Agis “Een gezond en vitaal Amersfoort” o Den Haag & UVIT Links o www.bsenf.nl o www.loketgezondleven.nl: minitoolkit ‘Samenwerken aan gezondheidsbevordering voor gemeenten en zorgkantoren o www.gezondverzekerd.nl
Fit!vak brancheorganisatie | Postbus 32 | 6860 AA OOSTERBEEK 026-3390730 | e-mail
[email protected] | www.fitvak.com
42