Handboek EPO - inleiding & overzicht - installatie - (eerste) gebruik - configuratie - beheer -
Datum Versie Auteur(s) Printdatum Document
: : : : :
17 Juli 2007 4.4 Frank Liet, Jelle Hissink, Arjen de Ronde vrijdag 28 september 2007; 10:26 P:\EPO\Documentatie\Handboek-EPO\Handboek EPO v4.2.doc
Businessbewaking
2 van 66
Copyright © 2006-2007 C-it, the Early Warning Company. Alle rechten wereldwijd voorbehouden. Niets uit deze gebruikershandleiding mag worden gekopieerd, gedistribueerd, overgedragen, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, vertaald in enige menselijke taal of computertaal, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, magnetisch, handmatig of op enig andere manier, of openbaargemaakt worden aan derden zonder de uitdrukkelijke schriftelijke toestemming van C-it. C-it heeft voor wat betreft de inhoud van deze gebruikershandleiding mogelijk octrooien, octrooiaanvragen, handelsmerken, auteursrechten en andere intellectuele eigendomsrechten. Het in bezit hebben van deze gebruikershandleiding betekent niet dat u een licentie of enig ander wettelijk recht hebt op het gebruik van het bovengenoemde zonder de uitdrukkelijke schriftelijke toestemming van C-it. C-it behoudt zich het recht voor de EPO software om welke reden dan ook aan te passen zonder de verplichting om personen of organisaties hierover in te lichten of hiervoor schadeloos te stellen. © 2007 C-it – Consultatie Implementatie Technisch beheer BV - Nederland
© 2006 C-it
Versie 4.2
Handboek
EPO Elements
Businessbewaking
3 van 66
Inhoud 1
2
3
Inleiding
6
1.1 1.2 1.3
6 6 7 7 7
EPO - Businessbewaking
8
2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 2.6 2.7 2.8
Algemeen Methodiek Architectuur Services Logging Datatransport (beheer van de berichtenpostbussen) EPO-internetclient Probes (agents) 2.8.1 Agentless 2.9 System management / Helpdesk CustomerCare 2.10 Licentiepunten 2.10.1 Licentiepunten in gebruik 2.10.2 Licentieoverzicht 2.10.3 Licentiepunten gebruik 2.11 Taal
8 9 9 10 11 11 11 12 12 12 12 13 14 14 15
Installatie
16
3.1 3.2 3.3 3.4 3.5
16 16 16 17 17 20 20 21 21 21 21 21
3.6 3.7 3.8 3.9
4
Algemene beschrijving Doel van het handboek EPO Meer informatie 1.3.1 EPO-Website 1.3.2 EPO-Forum
Systeemeisen Systeemaanbevelingen Database Installatie voorbereiding Installatie 3.5.1 Upgrade 3.5.2 Automatische installatie EPO Internet client Post-installatie aandachtspunten 3.7.1 Security Deinstallatie Encryptie
Gebruik
22
4.1
22 22 23 23 23 24 24 24 25
4.2
Inloggen 4.1.1 Username koppelen Licentie activeren 4.2.1 Request a trial 4.2.2 Register a serial number 4.2.3 Kies de wijze van aanvraag 4.2.4 Aanvraag via internet 4.2.5 Aanvraag per mail 4.2.6 Installeer license response
© 2006 C-it
Versie 4.2
Handboek
EPO Elements
4.3
4.4 4.5
5
7
4.2.7 Reminder Basisinformatie 4.3.1 Statusinformatie 4.3.2 Propagatieregels 4.3.3 Uitzonderingen op de propagatieregels 4.3.4 SLA-timeline 4.3.5 Meetmomenten Basisvaardigheden Eerste gebruik van de Business Tree 4.5.1 CustomerCare (Helpdesk) 4.5.2 Ketenbewaking of Beheer op afstand 4.5.3 Ruimtebewaking
25 26 26 26 27 27 28 28 28 29 30 31
32
5.1
32 33 33 33 34 34 35 35
Opbouw van de EPO-userinterface 5.1.1 Layout van de EPO-schermen EPO-menustructuur Incontextmenu Rapportage 5.4.1 SLA-rapportage 5.4.2 Excel Export 5.4.3 Grafiek
Inrichten van de Business Tree
35
6.1
36
Toevoegen van Customer Care Query
EPO probes (agents)
37
7.1 7.2
37 38 38 38 38 39 40 41 42 42 43 43 45 46 49 51 53
7.3 7.4 7.5 7.6 7.7 7.8 7.9 7.10 7.11 7.12 7.13 7.14 7.15
8
4 van 66
EPO-Functionaliteit
5.2 5.3 5.4
6
Businessbewaking
Toevoegen nieuwe probes Algemene instellingen probes 7.2.1 Geavanceerde schedule instellingen Diskprobe Werking CPU probe Memory probe Eventlog probe Service probe instellingen Taskscheduler probe ICMP (ping) probe Process probe SNMP probes External probe Webprobe Performance Counter probe
EPO-Procedures 8.1 8.2 8.3 8.4 8.5
55
Hoe voeg ik een nieuwe server toe aan mijn ‘Beheer op Afstand’? 56 Hoe voeg ik een nieuwe routerbandbreedtebewaking toe aan mijn ‘Beheer op Afstand’? 56 Hoe pas ik escalatiedrempelwaarden aan? 56 oe bewaak ik op de beschikbaarheid van mijn IP-componenten? 56 Hoe voeg ik mijn eigen bewakingsscripts aan EPO toe? 56
© 2006 C-it
Versie 4.2
Handboek
EPO Elements
9
Businessbewaking
5 van 66
Configuratie EPO
58
9.1
58 58 58 58 59 59 59 59 61 61 61
9.2 9.3 9.4 9.5
9.6
Thresholds 9.1.1 Schaal van de grafiek Configuratiefiles Dataopslag 9.3.1 Andere database Geheugengebruik Probes via WAN, internet 9.5.1 Instellen EPO netwerk voor niet standaard gedetecteerde machines. 9.5.2 Verwijderen Devices 9.5.3 Testen verbindingen Mail gateway
10 Beheer EPO
62
10.1 Beheer, backup en restore van de database 10.1.1 Databeschrijving 10.2 Probleemoplossing
62 62 62
11 Diaspora
64
12 Frequently Asked Questions with the Answers
64
© 2006 C-it
Versie 4.2
Handboek
EPO Elements
1
Inleiding
1.1
Algemene beschrijving
Businessbewaking
6 van 66
Het EPO-Framework is intelligente software die vitale processen bewaakt en in een heel vroeg stadium waarschuwt bij afwijkingen van de gestelde (SLA)norm. EPO is de verzamelnaam van alle businessoplossingen die C-it, the Early Warning Company de afgelopen jaren als maatwerk heeft opgeleverd. De rode draad van al die businessoplossingen is het SLA-raamwerk geworden, dat de basis is geworden van EPO-Elements. Direct gebruik EPO-Elements kan direct (out-of-the-box) door eindgebruikers ingezet worden om nog op de dag van installeren te kunnen starten met: • De helpdesk voor ondersteuning van de klantcommunicatie mét procesbewaking • en/of de bewaking van servers • en/of ruimtebewaking (door middel van de EPO-ruimtebewakingsunit met e-Nose) Configuratie EPO-Elements kan eenvoudig door middel van configuratie aangepast worden om: • applicaties of netwerkdienst(contracten) te bewaken • om bijvoorbeeld VOIP-ketens te bewaken • of servers buiten het eigen netwerk te bewaken (bijv. ten behoeve van dienstverlening voor klanten) • om financiële kengetallen te bewaken Aanpassing Door middel van configuratie en kleine maatwerkaanpassingen kan EPO ingezet worden: • voor de inrichting van bewaking van vitale (diensten)ketens • om direct aan te sluiten op individuele communicatiebehoeften • om te escaleren via e-mail, sms, semafoon, … • om aangesloten te worden op bestaande technische bewakingsmiddelen • technische bewaking te verrijken door dat te koppelen aan het ervaringsgevoel van de gebruikers • rapport-templates te bieden naar eigen rapportgenerator • geheel agentless de vinger aan de pols te houden bij vitale bedrijfsprocessen
1.2
Doel van het handboek EPO Het doel van deze gebruikershandleiding is als een soort 1e-lijns naslagwerk hulp te bieden in veelvoorkomende situaties. Zo worden achtereenvolgens beschreven: 1) De installatie (van de server, clients en probes) 2) Het eerste gebruik (hoe kan de helpdesk ingericht worden, de ketenbewaking of beheer-op-afstand) 3) EPO-functies (opsommende beschrijvingen van alle EPO-schermen)
© 2006 C-it
Versie 4.2
Handboek
EPO Elements
Businessbewaking
7 van 66
4) Configuratie (aanpassen van settings van de diverse EPO-onderdelen: server, clients en probes) 5) Beheer (back-up, restore en probleemoplossing)
1.3
Meer informatie Op de C-it-website en het EPO-Forum kunt u meer informatie vinden over EPO.
1.3.1
EPO-Website De meest recente versie van de productleaflets worden via de C-it-website <www.C-it.nl> beschikbaar gesteld. De website bevat onder andere: • Leaflets met algemene informatie • Product fact sheets met meer technische specificaties
1.3.2
EPO-Forum Het EPO-forum <www.EPO-Elements.nl> bevat onder andere: 1. Antwoord op veelvoorkomende vragen 2. Een bibliotheek met voorbeelden en scripts om ketenbewaking in te kunnen richten met veelvoorkomende procesonderdelen. 3. De meest recente versie van dit handboek
© 2006 C-it
Versie 4.2
Handboek
EPO Elements
Businessbewaking
2
EPO - Businessbewaking
2.1
Algemeen
8 van 66
EPO is een monitor waarmee processen bewaakt worden. EPO is gebouwd vanuit de visie dat bewaken vanuit de belangen van de organisatie effectiever zal zijn dan bewaken alleen op alle technische systeemcomponenten. EPO is ontworpen om “The Fun (en kracht!) van open source” te bieden maar het professionalisme van Enterprise management… EPO bevat de functionaliteit die nodig is voor: • Businessbewaking • Ketenbewaking • Beheer op afstand • Ruimtebewaking • ‘Early Financial Warning’ • Helpdesk/CustomerCare inclusief ITIL-procesbewaking Of iedere combinatie van de hierboven vermelde functionaliteiten.
EPO is ontworpen voor gebruik door managers én ICT deskundigen, bijvoorbeeld: • Algemeen en financieel directeuren die hun afspraken met hun klanten willen bewaken. • Procesmanagers en controllers die hun interne processen willen bewaken. • Dienstenaanbieders die service op afstand willen verlenen. • Centrale systeem- of gebouwenbeheerders die continue zintuiglijke bewaking nodig hebben voor de (technische) ruimtes waar ze niet dagelijks meer komen. • Financial controllers die realtime bewaking willen van de maandelijkse kengetallen om ook realtime bij te kunnen sturen. • Helpdeskmedewerkers en procesmanagers die op basis van “Keep-IT-Simple” hun klantencontacten willen organiseren en hun helpdeskprocessen optimaal onder controle willen krijgen én houden
© 2006 C-it
Versie 4.2
Handboek
EPO Elements
2.2
Businessbewaking
9 van 66
Methodiek Gangbare beheersoftware geeft vaak een overdaad aan gegevens over systemen en netwerkcomponenten. En maar een klein deel daarvan is echt relevant. Bovendien ontneemt deze overdaad het zicht op waar het werkelijk om gaat. Daarom gaat the Early Warning Company er vanuit dat succesvolle procesbewaking niet bij de techniek begint, maar bij de bedrijfsprocessen en eisen die het management aan de systemen stelt. De gewenste prestaties (Service Levels) kunnen meetbaar gemaakt worden. EPO is ontworpen om alleen de zaken te meten die voor uw organisatie echt van belang zijn. Bij EPO staan de bedrijfsprocessen centraal. Zo kan EPO voortdurend checken of orders snel genoeg verwerkt of dat informatiesystemen beschikbaar zijn. Voor de industrie kan EPO productieprocessen controleren. In combinatie met de Check-itgeurdetectie kan deze intelligente software zelfs emissienormen bewaken. Zo werkt EPO nauw samen met ieder systeem dat informatie kan verzamelen en doorgeven. Bovendien zijn er plug-ins voor functies zoals tijdregistratie, helpdeskregistratie, bewaking van diverse processen en veel meer.
2.3 Architectuur EPO bestaat uit verschillende componenten die onderling met elkaar in contact staan. Onderstaand is de basisarchitectuur van EPO weergegeven. Clients
Server
Probes - Windows - snmp - html/web - icmpping - scripts - sql
EPO Server
EPO DB
Transport Layer
EPO Probes
In het bovenstaande plaatje is te zien dat alle communicatie tussen de EPOServer en de probes via de transport laag (transport layer) verloopt.
© 2006 C-it
Versie 4.2
Handboek
EPO Elements
Businessbewaking
10 van 66
In onderstaand plaatje is communicatie tussen de verschillende componenten van EPO weergegeven. EPO Server
$
Transport
Clients
Internet:
Probes
Transport
$
2.4 Services Een computer ingericht als EPO-server bevat de volgende componenten:
Een machine ingericht met alleen de EPO-probes bevat de volgende componenten:
Een korte beschrijving van de services: 1. Message service Vormt de transportlaag tussen agents en database. Remote probes (agents) communiceren met bij hun de lokale message transport service, die zorg draagt voor het doorsturen van informatie naar de database. De communicatie verloopt via een postbusmechanisme. Bij down zijn van de verbinding worden de berichtjes in de lokale postbus opgeslagen totdat informatie wel weer doorgestuurd kan worden (store and forward). 2. Probe service - Haalt eenvoudige Windows informatie (CPU, diskspace, services) uit het systeem en biedt dit aan de transportlaag (message service). - haalt snmp-informatie op (indien geconfigureerd) - haalt informatie op via scripts (indien geconfigureerd) Bij down: er wordt geen informatie opgehaald/vergaard totdat deze weer gestart wordt. 3. EPO server Zorgt voor de communicatie met de EPO-clients (EPOgui.exe). Zorgt voor de verwerking van de door de probes aangeboden gegevens. Bij down: EPO-Clients kunnen niet starten omdat ze geen verbinding met de database kunnen maken (zie ook § 10.2, “1. EPO Client geeft bij starten de foutmelding “No connection…””, blz. 62.
© 2006 C-it
Versie 4.2
Handboek
EPO Elements
EPO Elements
Businessbewaking
11 van 66
Handboek
2.5 Logging De EPO-services loggen naar de Windows Event Viewer (bv Start\run ‘eventvwr.exe’)
Meer gedetailleerde loginformatie (informationals en debugmessages) is te vinden onder: - …\EPO\ Logs
2.6 Datatransport (beheer van de berichtenpostbussen) Agents (ntlog, probe en geschedulde scripts) communiceren hun resultaat door middel van berichten. Deze berichten worden via een store-and-foreward-mechanisme doorgestuurd. Bij tijdelijk communicatie of service down worden berichten bewaard in lokale postbussen. Opvragen inhoud lokale EPO-postbussen: Commando (directory …\EPO\tools\): EPOMsgcmd.exe list EPO Message Command Tool version 4.2.0.0 Copyright (c) 2002-2006 C-it Usage: EPOMsgCmd EPOMsgCmd EPOMsgCmd EPOMsgCmd EPOMsgCmd EPOMsgCmd EPOMsgCmd EPOMsgCmd EPOMsgCmd EPOMsgCmd EPOMsgCmd EPOMsgCmd
[
] [-xsl ] locate [xml] [] [-xsl ] debug [html] [] [-xsl ] list [xml] [] [-xsl ] extract <postboxname> [] [-xsl ] extractall <postboxname> [] store [<postboxname>] [] storelist [<postboxname>] [] registerresolve <postboxname> [] info [routes] [] setnetworkkey [] createnetworkkeyfile roundtriptest [Alarm|High|Normal|Low] []
Options: -s <server>[:<port>[#<sourceport>]] to specify a server/port to connect to. -k |none sets the connection encryption key. -kp <passphrase> sets the connection encryption key. -kf sets the connection encryption key. Default connection is: bin://127.0.0.1:7472 Encryption default setting is enabled NB Dit commando kan ook gebruikt worden om de verbinding te testen: Bv: epomsgcmd –s :7472 list
2.7
EPO-internetclient De EPO Windows client functioneert vanuit elk netwerk dat in verbinding staat met het eigen interne netwerk waar de EPO-server staat. Bijvoorbeeld via het Internet (via VPN, andere varianten van gesloten netwerken of direct). Zie installatie paragraaf 3.6 “EPO Internetclient”, blz. 21
© 2006 C-it
Versie 4.2
2.8
Businessbewaking
12 van 66
Probes (agents) EPO heeft de volgende standaardprobes (agents): • ITIL-procesbewaking (openstaande registraties) • Windows Server (CPU, memory: (fysiek en logisch), diskruimte, EventLogs, Services en processen) • SNMP (obv ip-adres & ObjectID) • Performance Counters • Ping (beschikbaarheidsbewaking en reactietijd) • OpenInterface (commandscripts, perl, sqlcommando’s, .net, …) • HTTP (inclusief configuratie van parameters en variabelen) Alleen geldig voor EPO-Ruimtebewaking: • e-Nose (geur van verbrande elektronica, smeulende PVC-leiding, sigarettenrook, etc.); • uitlezen van sensoren op het gebied van temperatuur; luchtvochtigheid; lekwater (airco, dak, waterleidingen, …); spanningsniveau (voor of na de UPS); • optionele devices: webcam, deurcontact, fingerprintunit.
2.8.1
Agentless De door EPO bewaakte componenten (servers, applicaties, …) kunnen ook agentless (dat wil zeggen geen aparte agent/probe op de bewaakte server zelf) bewaakt worden. Vanaf de EPO-server (of een willekeurig andere machine) kunnen de scripts gescheduled worden die op afstand de te bewaken onderdelen uitvragen.
2.9
System management / Helpdesk CustomerCare • • • • • •
Registratie van incidenten, wijzigingsverzoeken, problemen, taken, activiteiten en andere klantmeldingen. Incidentbewaking op Service-Level-Afspraken (SLA). Geautomatiseerde import van uw klantendatabase (geen beperkingen op aantallen) en helpdeskmedewerkergegevens. Geautomatiseerde import van automatische registratie van terugkerende lijntaken Administratie van bestede helpdesktijd SLA-rapportage + factuurbijlage bestede helpdesktijd
2.10 Licentiepunten EPO Elements bevat “in de doos” voldoende licentiepunten (100 EPoints) om één van de “key features” (CustomerCare - helpdesk, ketenbewaking of beheer op afstand) in te richten met 1 á 3 User Clients. De EPO-licentiepunten (EPOints) zijn dynamisch inzetbaar. De EPoints zijn (iedere keer weer) te verdelen over functionaliteiten, probes (agents) en het aantal viewers dat gebruikt wordt. De hoeveelheid benodigde licentiepunten wordt niet bepaald door wat er geïnstalleerd is, maar door wat er bewaakt wordt (= wat er in de Business tree is opgenomen) en het aantal gelijktijdig gestarte EPO User clients:
© 2006 C-it
Versie 4.2
Handboek
EPO Elements
Businessbewaking
13 van 66
1) Iedere eindnode in de Business tree (= een enkelvoudig Managed Object) kost 1 licentiepunt. 2) Uitzonderingen zijn er voor een aantal samengestelde Managed Objects die samen minder punten kosten, zoals: - de standaard informatie van een windows server*: cpu, diskruimte, memory, eventlog en services - de snmp-informatie van een router/switch - de procesbewaking van de helpdeskmodule CustomerCare Enkelvoudige Managed objects kosten 1 EPoint per keer dat het Managed Object is opgenomen in de business tree: • EPO ICMPPing/aanwezigheids bewaking van een IP-adres • EPO HTTP-bewaking van een webadres • EPO SNMP-bewaking van een enkelvoudig Object ID • EPO OpenInterface-bewaking met een extern commando • EPO CPU-bewaking • EPO Disk-bewaking van een logische drive • EPO Service-bewaking • EPO Memory-bewaking van het fysieke geheugen • EPO Memory-bewaking van het totale geheugen (inclusief swap space) • EPO Windows eventlogs • EPO Performance Counters Samengestelde Managed Objects kosten de hierna genoemde EPoints per keer dat het samengestelde MO is opgenomen in de business tree: • EPO CustomerCare (= helpdesk) : 50 EPoints • EPO Windows Server Bewaking : maximaal 5 EPoints per server • EPO SNMP-Bewaking : maximaal 3 EPoints per IP-adres • EPO Performance Counters : Maximaal 3 EPoints per server De genoemde licentiepunten voor het gebruik van de EPO business client: • EPO User Client : 15 EPoints per ‘concurrent user’ • EPO Viewer Client (read only) : 5 EPoints per ‘concurrent user’ De benodigde licentiepunten voor ruimtebewaking: • EPO Ruimtebewaking : licentie via hardware 2.10.1 Licentiepunten in gebruik De standaard node “License Overview” toont het totale aantal licentiepunten dat in gebruik is. In de grafiek zijn zichtbaar: - Total owned EPoints De lijn die weergeeft hoeveel EPoints er gekocht zijn en dus hoeveel EPoints er ingezet kunnen worden. - “Business tree” De hoeveelheid EPoints die in gebruik zijn in Business tree - Clients De hoeveelheid EPoints die in gebruik zijn door (concurrent) gebruikers. NB Er zijn 15 EPoints permanent gereserveerd voor één gebruiker.
© 2006 C-it
Versie 4.2
Handboek
EPO Elements
Businessbewaking
14 van 66
Handboek
EPO Elements
Figuur 1 Licentiepunten in gebruik
NB Ook op het verloop van het licentiepuntengebruik kan proactieve bewaking worden ingesteld. Vul daarvoor de drempelwaarden in bij het wijzigen van de business tree node. 2.10.2 Licentieoverzicht Via de menuoptie “Help” / “Manage licenses” kan een overzicht over de verkregen licenties getoond worden.
Het overzicht over de verkregen licenties toont hoeveel EPoints ingezet kunnen worden.
Figuur 2 License overview
NB Iedere installatie van EPO Elements bevat alvast de eerste 15 licentiepunten (“OneClient”) die nodig zijn om de client ook de 1e keer al (voor de licentieaanvraag) te kunnen starten. 2.10.3 Licentiepunten gebruik Via dit overzicht kan precies gezien worden waar de licentiepunten aan besteed worden. Als ‘StatusTree’ is geselecteerd kan via de knop “Show detailed information” de informatie zichtbaar gemaakt worden.
© 2006 C-it
Versie 4.2
Businessbewaking
15 van 66
Handboek
EPO Elements
2.11 Taal EPO menustructuur is Engelstalig. De boomstructuur en dropdownmenu’s zijn in iedere taal in te richten.
© 2006 C-it
Versie 4.2
3
Businessbewaking
16 van 66
Installatie 3.1 Systeemeisen • Windows
: versie: XP + SP2, 2000 of 2003
• CPU
: minimum kloksnelheid: vanaf 1 GHz
• Vrije schijfruimte
: minimum vanaf 10 Gbyte
• Geheugen : minimum vanaf 1 Gbyte • Microsoft DotNet Framework : versie 1.1 sp1
3.2 Systeemaanbevelingen • CPU
: aanbevolen kloksnelheid: vanaf 2 GHz
• Vrije schijfruimte • Geheugen
: aanbevolen vanaf 80 Gbyte : aanbevolen vanaf 2 Gbyte
NB EPO Elements is ontworpen om het geheugen dat niet gebruikt wordt wel te gebruiken en het direct weer vrij te geven als een andere applicatie daar om vraagt (zie ook § 9.4 “Geheugengebruik”, blz. 59). Optimale performance van EPO wordt verkregen door EPO zonder andere applicaties op een server te zetten.
3.3
Database
De meetwaarden worden opgeslagen in een filedatabase. De default locatie is “c:\program files\the Early warning company\epo\data\probedata”. In zogenaamde jaar-maand-directories worden daar per EPO-device, per probe, per bewaakte eenheid per dag de meetwaarden in een binair formaat opgeslagen. De registraties, schermdefinities en treedefinitie worden wel in een sql/base/database opgeslagen. Zie paragraaf 10.1.1 "Databeschrijving" op pagina 62. EPOServer wordt standaard geïnstalleerd met de database Firebird (http://firebird.sourceforge.net/). Voordelen van deze database zijn: • Gratis, compact en eenvoudig in onderhoud • Commercieel onafhankelijk • Draait op Linux, Windows, en verschillende Unix platforms Organisaties die zelf (verder) rapportages willen maken met een rapportgenerator als bijvoorbeeld Crystal Reports wordt geadviseerd om of de firebirddatabase als service te installeren inclusief een odbckoppeling of om een andere database te kiezen, bijvoorbeeld Microsoft SQLServer. EPO kan ook • • • •
gebruik maken van andere databases, bijvoorbeeld: Microsoft SQLServer Microsoft Desktop Edition (MSDE) Microsoft Access Oracle
© 2006 C-it
Versie 4.2
Handboek
EPO Elements
Businessbewaking
17 van 66
Informatie over hoe een andere database gebruikt kan worden kan via EPO-support geleverd worden.
3.4 Installatie voorbereiding •
Account:
3.5
Installatieaccount met administratorrechten
Installatie 1. Start ‘EPO Elements 4.x-yyy Setup.exe’. 1. Start ‘EPO Elements 4.x-yyy Setup.exe’.
2. Klik indien u akkoord gaat met de kopierechten
3. Klik indien u akkoord gaat met de licentiebepaling
© 2006 C-it
Versie 4.2
Handboek
EPO Elements
Businessbewaking
18 van 66
Handboek
EPO Elements
4. Selecteer de benodigde opties. De transportlaag (message transport) is verplicht bij de server en de probes. 5. Klik
6. Indien gewenst verander het installatiepad. 7. Klik
8. Indien gewenst, verander het pad waar de serverdata opgeslagen moet worden. Deze optie verschijnt alleen als de optie server is aangevinkt. 9. Klik
© 2006 C-it
Versie 4.2
Businessbewaking
19 van 66
Handboek
EPO Elements
10. Indien gewenst, wijzig de naam waaronder de machine in het EPO netwerk bekend komt te staan. Dit is nodig als bijvoorbeeld het EPO netwerk 2 netwerken aan elkaar knoopt en in elk netwerk een machine aanwezig is met dezelfde naam. 11. Klik
12. Encryption Settings. De settingsbestanden en het dataverkeer kunnen optioneel ge-encrypt worden. Vink daarvoor Encrypt local EPO files en/of Encrypt EPO network traffic aan. Voor het netwerk verkeer moet nog een key ingegeven worden. Dit kan door middel van een passphrase of een bestaande key (uit een key-bestand). Zie verder het hoofdstuk 3.8, Encryptie. 13. Klik om de installatie te beginnen
14. Indien antispysoftware geïnstalleerd is, zal deze antispysoftware mogelijk vragen om toestemming om de EPOservices te mogen installeren. Dat ziet
© 2006 C-it
Versie 4.2
EPO Elements
Businessbewaking
20 van 66
Handboek
er bijvoorbeeld uit zoals hierboven aangegeven. Andere antispywarepakketen zullen dat weer anders aangeven. De installatie van EPO elements is nu klaar.
15. Klik om de installatie succesvol af te sluiten. Zie paragraaf 2.4 “Services”, blz. 10 voor een overzicht van welke componenten de EPO installatie heeft geïnstalleerd. 3.5.1
Upgrade
Oude versies kunnen eenvoudig een upgrade krijgen. De installatie zal detecteren welke versie geïnstalleerd is en aan de hand daarvan de upgrade uitvoeren, dit gaat hetzelfde als een gewone installatie. De set-up detecteert automatisch welke onderdelen er geïnstalleerd zijn en selecteert deze opties. 3.5.2
Automatische installatie
De Installatie wizard is gebouwd met NSIS (Nullsoft Install System) De probes kunnen geautomatiseerd en zonder schermmeldingen (silent en unattended) worden geïnstalleerd. De installatieopties kunnen in een .ini bestand worden ingesteld. Dat bestand ziet er als volgt uit: [Settings] INSTDIR= INSTDATADIR= DEVICENAME= StartServices=0 [Components] EPOMsgSvc=1 EPOProbeSvc=0 EPOProbeSvc_Windows=0 EPOProbeSvc_Common=0 EPOProbeSvc_Network=0 EPOProbeSvc_Checkit=0 EPOProbeSvc_Version3=0 EPOServerSvc=0 Client_User=1 Client_Viewer=0
© 2006 C-it
Versie 4.2
Businessbewaking
21 van 66
Een optie wordt geïnstalleerd als deze 1 heeft als waarde. Gebruik: <setup exe> [/S] /options= Bijvoorbeeld: "EPO Elements 4.2-6xx Setup.exe" /options="C:\Projects\EPO\Setup\silentoptions.ini"
3.6
EPO Internetclient
De EPO client kan ook via het internet aangesloten worden op de EPO-database. Benodigde configuratie: Omschrijving Configuratie Via VPN
Rechtstreeks
3.7 3.7.1
Geen extra configuratie nodig. De EPO-business client vindt bij het starten automatisch de EPO-server omdat ze virtueel in hetzelfde lokale netwerk staan. Doormiddel van NAT (Native Address Translation) moeten de betrokken netwerkonderdelen geconfigureerd worden om de verbinding mogelijk te maken. De firewalls en de routers/switches tussen de domains moeten open gezet worden voor: - EPO : poort 7471 TCP.
Post-installatie aandachtspunten Security De volgende configuratiefiles bevatten accounts en wachtwoorden van de gebruikte database:
Tip: scherm deze configuratiefiles door via het operating systeem te beperken wie toegang heeft tot deze configuratiefile (NB let wel op dat het account waaronder de EPOServices draaien ook toegang behoudt).
3.8
Deinstallatie
In de installatiedirectory staat het bestand UnInstall-EPO Elements.exe. Deze is ook te benaderen via het startmenu. Of gebruik het standaard control panel van windows voor “add/remove software”.
3.9
Encryptie EPO kan zowel de lokale settingsfiles alsmede het netwerkverkeer beveiligen d.m.v. encryptie. Er wordt gebruik gemaakt van 256 bit Rijndael encryptie (AES) . Tijdens de installatie kan aangeven wat er beveiligd moet worden. Als “Encrypt EPO Network traffic” geselecteerd wordt, moet daarnaast nog een sleutel ingegeven worden. Dit kan doormiddel van het rechtstreeks ingegeven van de sleutel. Dit is een 256 bit grote hexadecimale sleutel (16 bytes, 32 tekens). Een andere mogelijkheid is het ingeven van een passphrase. Deze wordt dan geconverteerd naar een sleutel. De derde mogelijkheid is het lezen van een sleutel uit © 2006 C-it
Versie 4.2
Handboek
EPO Elements
Businessbewaking
22 van 66
een bestand. Dit bestand kan gegenereerd worden uit de installatie door een bestandnaam in te voeren in het onderste veld. Het bestand kan dan weer als invoer gebruikt worden bij een andere installatie om zo een uitrol te vergemakkelijken. Een andere manier om het sleutelbestand te genereren gaat met behulp van de tool EPOMsgCmd uit de tools directory. Met de optie –kf kan een sleutelbestand als optie meegegeven worden om de huidige sleutel te wijzigen. Op een zelfde manier kan met –kp en –k een passphrase of een sleutel meegegeven worden om de huidige sleutel te wijzigen.
4
Gebruik
4.1
Inloggen De eerste keer dat de EPO-client gestart wordt, wordt gevraagd om een gebruikersnaam en wachtwoord. De wachtwoorden worden geverifieerd aan de hand van gebruikersaccounts aanwezig op het systeem waar de EPO server is geïnstalleerd. Als de server aangemeld is bij een domein zal de verificatie hier plaatsvinden. NB EPO accepteert geen leeg wachtwoord.
Via de knop naast het server invulveld kan een andere server gekozen worden, mocht deze beschikbaar zijn. 4.1.1
Username koppelen Het is mogelijk om ingelogde gebruikers te koppelen aan een operator in customercare. Hierdoor wordt aan registraties automatisch de gekoppelde operator ingevuld. NB: Als eenmaal een operator is gekoppeld aan een inlognaam kan niet meer ingelogd worden met accounts die dit niet hebben. 1) Kllik als de EPO-Server gevonden is op OK om de EPO client te starten. Tijdens het startenvan de EPO client wordt het volgende scherm getoond:
Hierna zal als het de eerste keer is dat de EPO client gestart wordt na de installatie de procedure gestart worden om de licentie te activeren.
© 2006 C-it
Versie 4.2
Handboek
EPO Elements
4.2
Businessbewaking
23 van 66
Licentie activeren De activatie van de licentie kan met een internetverbinding in principe binnen een paar minuten succesvol worden uitgevoerd. Volg de volgende 5 stappen: Stap1
-
Selecteer “Request trial” in het scherm “License reminder…”: Of
-
selecteer in het hoofdmenu “Help” het submenu “Manage licenses…” en daarna “Request license” De licentie kan op twee manieren geactiveerd worden: 1) Een tijdelijke activatie via een trial-licentie Zie § 4.2.1 “Request a trial” 2) Via het serienummer verkregen bij de aankoop van de software Zie § 4.2.2 “Register a serial number”
4.2.1
Request a trial Stap 2a Voer de naam en het emailadres in van de aanvrager:
Zie § 4.2.3 ”Kies de wijze van aanvraag” voor stap 3. 4.2.2
Register a serial number Stap 2b Voer het serienummer in dat u via uw reseller heeft verkregen.
© 2006 C-it
Versie 4.2
Handboek
EPO Elements
Businessbewaking
24 van 66
Handboek
EPO Elements
Zie § 4.2.3 ”Kies de wijze van aanvraag” voor stap 3. 4.2.3
Kies de wijze van aanvraag Stap 3 De aanvraag kan op twee manieren worden doorgegeven: 1) Via het internet; rechtstreeks aan de licentieverstrekker (C-it) Zie § 4.2.4 “Aanvraag via internet” 2) Of handmatig; per email aan de reseller Zie § 4.2.5 ”Aanvraag per mail”
4.2.4 -
4.2.5 -
-
Aanvraag via internet Stap 4a Selecteer de optie “internet” als er een internetconnectie is klik op “Request license om de licentie direct aan te vragen.
De license response file wordt, vrijwel direct, aan het opgegeven mailadres verzonden ga na ontvangst door met § 4.2.6 ”Installeer license response” Aanvraag per mail Stap 4b Als er geen internetconnectie mogelijk is selecteer dan de optie “Manually” om de licentieaanvraag zelf via mail te kunnen sturen (door de getoonde licentieaanvraagcode te kopiëren). klik op “Request license om de licentie aan te vragen. De aanvraagcode wordt in het scherm “Manual license request” getoond.
© 2006 C-it
Versie 4.2
4.2.6
Businessbewaking
25 van 66
kopieer de gehele tekst die in de aanvraag staat mail de gekopieerde tekst aan uw reseller wacht op het antwoord van de reseller met de license response file, ga daarna door met § 4.2.6 ”Installeer license response” Installeer license response Nadat de license response is ontvangen op het opgegeven mailadres kan deze laatste stap in het licentieactivatieproces worden uitgevoerd.
-
Stap 5 Kopieer de in de mail aangegeven license response regels
-
Selecteer in het hoofdmenu “Help” het submenu “Manage licenses…” Selecteer in het scherm “License overview…” de optie “Manually install response…” Plak de gekopieerde license response regels in het scherm
-
klik op Install De licentie is nu geactiveerd. Het scherm “License overview…” toont de nieuw geactiveerde licentie
4.2.7
Reminder
© 2006 C-it
Versie 4.2
Handboek
EPO Elements
Businessbewaking
26 van 66
De triallicentie is 14 dagen bruikbaar. Na een week verschijnt er eenmaal per dag per client een melding de de licentie gaat verlopen.
4.3 4.3.1
Basisinformatie Statusinformatie Nodekleur
Status Normal
Betekenis
De node en alle onderliggende nodes voldoen aan de normen (de opgegeven thresholds)* Warning De node (of een van de Geel onderliggende nodes) bevat een waarde die de waarschuwingsgrens overschrijdt* Critical De node (of een van de Rood onderliggende nodes) bevat een waarde die de kritieke grens overschrijdt* Down De node (of een van de Zwart onderliggende nodes) bevat een bewaakt onderdeel dat niet reageert op de informatieverzoeken van de EPO-server* Unknown De status van de node (of een van Blauw de onderliggende nodes) kan niet vastgesteld worden. Voorbeeld (…)* None - De node is leeg Wit - Of de node en alle onderliggende nodes hebben geen bewaking (= er zijn geen thresholds ingesteld) * NB Nodes kunnen expliciet aangemerkt worden om hun status niet te propageren, zie …. Groen
4.3.2
Propagatieregels Nodes Een status van nodes wordt naar boven (=hoger niveau) in de Business tree gepropageerd op basis van “worst case”. De volgorde is: unknown (blauw ) gaat boven down (zwart (rood ) gaat boven warning (geel )
) gaat boven critical
SLA’s SLA’s worden gepropageerd op basis van het samennemen van alle periodes van onbeschikbaarheid van onderliggende nodes.
© 2006 C-it
Versie 4.2
Handboek
EPO Elements
Businessbewaking
27 van 66
Figuur 3 Voorbeeld van het samennemen van onderliggende SLA's
In het voorbeeld hierboven is de eerste regel (komt overeen met de geselecteerde node in de Business tree) de optelsom van de periodes van onbeschikbaarheid van de regels (nodes) daaronder. 4.3.3
Uitzonderingen op de propagatieregels Uitzonderingen op de standaard propagatieregels worden als volgt weergegeven: Node Status Betekenis Donker groen
Out of Service
Donker grijs
Blokkade (wegens “out of Service”) Out of Service Window Blokkade (wegens Service Window)
4.3.4
Alle onderliggende nodes zijn “out of service” geplaatst. De (hier rode) node is “out of Service” geplaatst. Alle onderliggende nodes vallen buiten Service Windows De (hier rode) node valt buiten het Service Window
SLA-timeline Iedere Node in de business tree heeft een SLA-timeline. De SLA-timeline bevat van een bepaalde dag (de systeemdatum (=default) of een vrij te kiezen dag) de volgende informatie: - Van tijdstip 0:00 tot 24:00 door middel van kleur de status van de node op een bepaald tijdstip of gedurende een bepaalde periode - De kleurovergangen duiden de statusovergang aan. - Indien het een eindnode betreft zijn de meetpunten in de tijdlijn weergegeven die in de database (de wybertjes) zijn opgenomen waarbij de kleur de status van de testmomenten weergeeft - De status van een node wordt bepaald door de ingestelde thresholdwaarden van die node zelf als het een eindnode betreft en anders door de opgetelde statussen van de onderliggende nodes.
© 2006 C-it
Versie 4.2
Handboek
EPO Elements
4.3.5
Businessbewaking
28 van 66
Meetmomenten Het patroon waarin de meetpunten (wybertjes) voorkomen wordt bepaald door de instellingen van de bijbehorende probe. Ingesteld kan worden dat meetmomenten op een vast interval worden doorgegeven of dat ze bij voldoende afwijking van de vorige meetwaarde worden doorgegeven. Zie voor instellingen hoofdstuk …
4.4
Basisvaardigheden Adviezen hoe om te gaan met de EPO Business tree: 2) zorg dat de EPO Business tree weer “groen” wordt na een escalatie door het incident op te lossen. 3) als een node voor langere tijd op een escalerende waarde (= status anders dan normal) staat, overweeg dan om: - de thresholds aan te passen - de node in een “out of service”-groep te plaatsen - de node uit de bewaking te halen
4.5
Eerste gebruik van de Business Tree
Een van de belangrijkste eerste stappen is het inrichten van de Business tree. De Business tree kan worden gewijzigde door: - in het menu “Edit” het submenu “Edit Business tree” te kiezen - in de business tree met een rechter muisklik “Edit this Business tree node” te kiezen De Business tree editor bestaat uit drie onderdelen: 1) de managed objects De managed objects vormen een soort “tool box” waarmee de business tree uitgebreid kan worden. 2) de editable Business tree Dit is de definitie van de Business tree die gewijzigd kan worden door nodes weg te halen of door nodes of bewaakte componenten toe te voegen. Wanneer op save gedrukt wordt dan worden de wijzigingen doorgevoerd op de Business tree. 3) de Node properties Dit zijn de eigenschappen die horen bij de in de “editable Business tree” geselecteerde node horen. Hier kunnen bijvoorbeeld thresholds gewijzigd worden of kan aangegeven worden of een node zijn status moet doorgeven.
© 2006 C-it
Versie 4.2
Handboek
EPO Elements
Businessbewaking
29 van 66
Handboek
EPO Elements
De managed Objects bestaan uit 3 categorieën. Alle onderdelen (en soms ook samenstellingen als het logische eenheden zijn) kunnen door middel van drag-and-drop aan de “editable Business tree” worden toegevoegd. De categorieën zijn: 1) General - Customer Care Query: kan gebruikt worden om aparte helpdeskviews te maken. - Folder: belangrijk element om zelf groepen te maken van bewaakte onderdelen die onder 1 SLA vallen. NB Onder Templates staan een aantal voorgedefinieerde folders. - License Overview: gratis node om overzicht te kunnen houden over gebruikte licentiepunten. 2) Probed Objects Hier staan alle probes (agents) die data hebben toegevoegd aan de EPO-database. De EPO probes (of onderdelen daarvan) kunnen van hieruit door middel van dragand-drop aan de “editable Business tree” worden toegevoegd. NB Zie ook eerst de templates voor voorgedefinieerde folderstructuren. 3) Templates Onder “business” staan een aantal voorgedefinieerde folderstructuren. Onder Advanced staan alle probe-definities die afzonderlijk in de Business tree opgenomen kunnen worden. NB Deze probe-definities hoeven veelal iet gebruikt te worden omdat de actieve EPO probes al voorgedefinieerd beschikbaar zijn via “Probed Objects”. 4.5.1
CustomerCare (Helpdesk)
CustomerCare is de helpdeskondersteuning. Door middel van eenvoudige registratie en doeltreffende procesbewaking kunnen afspraken met klanten nagekomen worden over de doorlooptijd van aangemelde incidenten, problemen of vragen. CustomerCare is ontworpen om het registratieproces te ondersteunen op basis van eenvoud. Voorbeeld hoe CustomerCare gebruikt kan worden. Maak een registratie van een incidentmelding van een klant: • Kies uit het menu “Helpdesk”: “New registration”
© 2006 C-it
Versie 4.2
Businessbewaking
30 van 66
Vul de relevante velden in: summary, description, … Bv de betrokken personen (klik op de … ): - de affected end user - de collega aan wie de registratie wordt toegekend Vul het type in van de registratie: incident, change, probleem, … Merk op dat: • Als de affected end user bij een klant is geselecteerd en als de prioriteit is gekozen dat dan de “need by date” wordt ingevuld aan de hand van de SLA die aan de betreffende klant is gekoppeld. • De persoon aan wie de registratie is toegekend kan de registratie terugvinden in zijn “eigen todo”-bakje onder workflow… • Er onder de CustomerCare-node 4 benaderingswijzen zijn om naar de registraties te kijken: 1) Van uit de klanten - welke registraties staan open bij een bepaalde klant - de mogelijkheid om voor bepaalde klanten snel gewaarschuwd te worden als er te veel open staan 2) Vanuit het proces: - welke registraties staan er open - welke registraties zijn over de afgesproken tijd nog niet afgesloten - maar vooral ook welke registraties dreigen binnen 4 uur over de SLAtijd heen te komen. 3) Vanuit de registraties zelf: open, closed. 4) Vanuit de workflow/workload - wie heeft welke registraties op zijn naam - wie heeft er (te) veel registraties op zijn naam • Hoofdnodes laten de registraties zien die de optelsom zijn van de onderliggende nodes. • •
4.5.2
Ketenbewaking of Beheer op afstand
Voorbeeld hoe EPO Elements direct ingezet kan worden voor het eerste gebruik ten behoeven van beheer van windows servers. • •
Installeer probes, zie § Error! Reference source not found. “Error! Reference source not found.”, blz Error! Bookmark not defined.. Kies voor edit Business tree…
“Managed objects” is een soort toolbox waarin niet alleen de de data van de bewaakte onderdelen geclassificeerd staat maar waar ook templates staan om een suggestie te geven hoe de bewaakte onderdelen onder te verdelen zouden kunnen worden. “Editable Business tree” is de tree die gewijzigd kan worden en die na “save” overgenomen wordt naar de Business tree. Alles wat in het “managed objects” window
© 2006 C-it
Versie 4.2
Handboek
EPO Elements
• •
• • • •
Businessbewaking
31 van 66
staat kan naar de “editable Business tree” worden gesleept. Bv de window servers waar net de probes op zijn geïnstalleerd. Open in “managed objects” de Probed Objects om de net geinstalleerde probes te zien. Open ook “Templates” en “Business”:
Sleep bijvoorbeeld “IT Infrastructure” naar de “Editable Business tree” Sleep de net geïnstalleerde Windows server van “Managed Object” naar de “Editable Business tree” in bijvoorbeeld “application servers” Druk op de save-button. Na enige seconden zullen de aangebrachte wijzingen zichtbaar zijn in de Business tree. NB Merk op dat waarschijnlijk enige van de nieuw bewaakte services van de windows server de status “down” (zwart) hebben. Oorzaak: “EPO neemt alle services over die de setting “start automatisch” hebben. De services daarvan die niet meer actief zijn krijgen van EPO de status “down”. U kunt ze eenvoudig uit de bewaking verwijderen door ze eerst “op te zoeken” in de Business tree, daarna met rechter muisklik op de zwarte node “edit this tree” te selecteren. Daarna verwijderen uit de “EBt” en save.
Gebruik uit “Managed Objects” uit de node “general” de node “folder”. Sleep de “folder” naar de “Editable Business tree” om eigen groeperingen te maken van bewaakte servers. Sleep daar weer nieuwe folders of “Probed Objects” onder (of onderdelen van een “Probed Object”. NB Iedere folder erft van de onderliggende folders en/of nodes de optelsom van alle onderliggende beschikbaarheidsgegevens. Daarmee wordt het mogelijk om voor een aparte dienst (of belangrijk bedrijfsproces) alleen de relevante onderdelen onder bewaking te plaatsen die daarvan een noodzakelijk onderdeel vormen. 4.5.3
Ruimtebewaking
De ruimtebewakingsunit kan doormiddel van een netwerkaansluiting worden aangesloten op het netwerksegment waar een EPO probe (agent) geïnstalleerd is.
Figuur 4 de Checkit Ruimtebewakingsunit
© 2006 C-it
Versie 4.2
Handboek
EPO Elements
Businessbewaking
32 van 66
De Checkit vraagt door middel van DHCP een ip-adres op (zichtbaar in het display) en zal contact proberen te zoeken met een checkit probe. Een checkit probe is te activeren door via de epo analys client via het menu “edit probe configuratie”, na het probe-icoon op een gewenste machine in hetzelfde segment (waar de EPO-probes geïnstalleerd zijn) geselecteerd te hebben de checkitprobe op “enabled” te zetten. Daarna (na een paar minuten) is de nieuwe checkit via drag-and-drop in de editable business tree te plaatsen.
5
EPO-Functionaliteit
In dit hoofdstuk wordt de EPO-functionaliteit opgesomd vanuit het beschrijven van alle menuitems. Zie ook hoofdstuk 8 “EPO-Procedures”, blz 55.
5.1
Opbouw van de EPO-userinterface
De business tree.
Grafiek of SLA-overzicht.
Open incidenten, in context met de business tree.
© 2006 C-it
Versie 4.2
Handboek
EPO Elements
EPO Elements
-
5.2
Layout van de EPO-schermen Alle schermen en tabbladen zijn met drag-and-drop te verplaatsen: Naar een andere plaats binnen het hoofdscherm of in een bestaande tabbladstructuur of buiten het hoofdscherm
EPO-menustructuur
Menu Edit
Menu View
Submenu Edit Business tree… Edit probe configuration…
Beschrijving Om de Business tree aan te passen
Submenu StatusTree Graph Notifications
Beschrijving Om staafdiagram te tonen met aantal openstaande notifications Opsomming van online overschrijdingen van de gestelde normen Tonen van de Business tree
Business tree
Menu CustomerCare
Om de probes te configureren als de defaultsettings niet voldoende zijn
Submenu New Registration…
Company Information
Lookup Table Maintenance
Search… Menu Business Monitoring
5.3
33 van 66
Handboek
5.1.1
Businessbewaking
Submenu Out of Service Service windows
Beschrijving Aanmaken van een call, vastleggen van een incident of vraag. Invoerscherm voor klanten, medewerkers en operators. Koppelen van SLA-definitie Onderhoud aan de dropdowninformatie SLA-definitie Wijzigen van default registratie template Zoeken naar registraties
Beschrijving Definieren van onderhoudsperioden Definieren van service windows
Incontextmenu
Het incontextmenu verschijnt door een rechtermuisklik op een Business tree node. De geselecteerde node dient als uitgangspunt voor de te selecteren functionaliteit.
© 2006 C-it
Versie 4.2
Businessbewaking
34 van 66
Handboek
EPO Elements
Menu Open view…
Open view in new window Edit this business tree node Export Raw Data to Excel… SLA Matrix
5.4
Beschrijving Dit is de default actie: tonen van de informatie bij de geselecteerde node: - Overview (SLA-percentages, SLA-timeline) - SLA-timeline - Graph (indien het een eindnode betreft met meetdata) Zelfde als “open view” maar de informatie wordt in een nieuw tabblad getoond. De business tree kan gewijzigd worden waarbij de geselecteerde node geopend wordt om daar direct de eigenschappen van te tonen. Export van de meetpunten van deze node (en eventueel dieperliggende nodes). Overzicht van de beschikbaarheid van de geselecteerde node. Eventueel gespecificeerd naar dieperliggende niveaus.
Rapportage EPO bevat de volgende rapportagemogelijkheden: 1) Service Level Agreement rapportage (beschikbaarheidsrapportage) 2) Overzicht van registratielijsten naar Excel
5.4.1
SLA-rapportage
Vanaf de node waar de sla-rapportage is opgevraagd wordt het rapport gegenereerd. Report levels: hiermee kan het aantal niveaus dat in de output wordt weergegeven (vanaf de node waarvan het rapport is opgevraagd) worden gespecificeerd. Warning: het percentage vanwaar (en lager) dat op de output geelgemarkeerd zal zijn. Critical: het percentage vanwaar (en lager) dat op de output roodgemarkeerd zal zijn.
© 2006 C-it
Versie 4.2
Businessbewaking
35 van 66
NB. Het percentage slaat op het percentage checks dat voldoet aan de normen (thresholds) die opgegeven zijn voor de betreffende nodes. 5.4.2
Excel Export
Report levels: hiermee kan het aantal niveaus dat in de output wordt weergegeven (vanaf de node waarvan de export is opgevraagd) worden gespecificeerd. 5.4.3
Grafiek Met behulp van de knop huidige grafiek.
6
is het mogelijk om een kopie te maken van de
Inrichten van de Business Tree
“Managed objects” is een soort toolbox waarin niet alleen de de data van de bewaakte onderdelen geclassificeerd staat maar waar ook templates staan om een suggestie te geven hoe de bewaakte onderdelen onder te verdelen zouden kunnen worden. “Editable Business tree” is de tree die gewijzigd kan worden en die na “save” overgenomen wordt naar de Business tree. Alles wat in het “managed objects” window staat kan naar de “editable Business tree” worden gesleept (dat kunnen samengestelde nodes zijn (servers en checkits) maar ook enkelvoudige nodes (CPU of memory). Bv dus de window servers waar net de probes op zijn geïnstalleerd.
© 2006 C-it
Versie 4.2
Handboek
EPO Elements
Businessbewaking
36 van 66
“Node properties” is de lijst met eigenschappen van de bewaakte onderdelen. Door het wijzigen van deze eigenschappen kan het gedrag van de bewaakte onderdelen veranderd worden.
6.1
Toevoegen van Customer Care Query
De CustomerCare standaardtree kan uitgebreid worden met extra overzichtsnodes. In de Tree editor kan vanuit de Managed Objects een node “CustomerCare Query” naar de gewenste plek in editable Business tree gesleept worden.
Pas de query naar wens aan. Voorbeelden Categorie.Symbol = "Network" Categorie.Symbol = "Citrix" RegistrationType.Symbol = "Incident" OpenDate.Date = Today() CloseDate.Date = Today() Andere variabelen die gebruikt kunnen worden zijn: RegisteredBy.Symbol MonitorSLA.Symbol Categorie.Symbol RegistrationType.Symbol Impact.Symbol Priority.Symbol Status.Symbol Summary.Symbol
Description.Symbol ExternalReference.Symbol Solution.Symbol Notes.Symbol Assignee.Symbol Requestor.Symbol AffectedEndUser.Symbol Publish.Symbol
Met de eigenschap "Set" kan bijvoorbeeld nog bepaald worden dat de query alleen op de open of de gesloten registraties wordt toegepast.
© 2006 C-it
Versie 4.2
Handboek
EPO Elements
7
Businessbewaking
37 van 66
EPO probes (agents)
In de volgende paragrafen wordt beschreven welke informatie door de EPO probes verzameld kan worden.
7.1
Toevoegen nieuwe probes
Via het scherm “edit probe configuration” kunnen nieuwe probes toegevoegd worden. Devices waar een probe service draait hebben een groen beeldscherm-met-hartslag icoon, deze leidt naar de probesettings.
De in de volgende afbeelding staande probes behoren tot de standaarduitrusting van EPO. De met een checkbox gemarkeerde probes zijn actief (op de geselecteerde server) en verzamelen dus meetdata.
Figuur 5 Standaard EPO probes
Een probe toevoegen kan door: • een nog niet geactiveerde probe te activeren (checkbox aanzetten + configureren) • via de “add”-button extra probes toevoegen.
© 2006 C-it
Versie 4.2
Handboek
EPO Elements
EPO Elements
38 van 66
Algemene instellingen probes
Handboek
7.2
Businessbewaking
Er zijn een aantal instellingen die voor alle probes gelden.
Destination: Zet de bestemming van de data van de probe, standaard is dit EPOServer, wat ook de default naam van de eposerver is bij het installeren.
Enabled: Zet de probe aan of uit Comment: Commentaar wat bij de probe in het editorscherm komt te staan om bijvoorbeeld het verschil aan te kunnen geven tussen twee webprobes. 7.2.1
Geavanceerde schedule instellingen
Een aantal probes heeft de mogelijkheid om geavanceerde schedule instellingen te doen.
Een schedule kan met en zonder interval ingesteld worden. Ook kunnen meerdere schedules per probe ingesteld worden. In het voorbeeld is een schedule gemaakt van maandag tot vrijdag, van negen tot vijf uur met een interval van 10 minuten.
7.3
Diskprobe
Werking De Diskprobe meet het ruimtegebruik van een logische drive als % van de totale capaciteit. Bij de eerste activatie van de probe zal deze een lijst opleveren met de beschikbare drives op de machine. Netwerk drives worden niet meegenomen en drives met removable media worden wel in de lijst opgenomen maar staan standaard uit. instellingen
© 2006 C-it
Versie 4.2
Businessbewaking
39 van 66
Handboek
EPO Elements
Interval: Hoe vaak moet de probe meten. Elke keer dat de probe meet wordt, afhankelijk van het filter, de data doorgestuurd. Filter
Max. Send interval: De maximum tijd waarna altijd een nieuwe meting gestuurd wordt, onafhankelijk van andere filterinstellingen. Don’t filter errors: het filter wordt niet toegepast op errorberichten. Don’t filter measurements: het filter wordt niet toegepast op gewone berichten. Send if change greater then: Filtert berichten op basis van verandering. Als een nieuwe meting minder dan het aangeven % of aantal bytes, afwijkt van de laatst gestuurde meting zal deze niet verstuurd worden. Disks: Met de Add en remove knop kunnen eventueel nieuwe disks toegevoegd worden die standaard niet in de lijst verschijnen. Elke disk kan apart ge-enabled worden.
7.4
CPU probe
Werking De CPU probe leest het gebruik (de belasting) van de CPU uit over een bepaalde periode. Per periode wordt de gemiddelde CPU-belasting over die periode bepaald als een percentage. De probe kan overweg met meerdere logische en fysieke CPU’s. Instellingen
© 2006 C-it
Versie 4.2
Businessbewaking
40 van 66
Interval: Tijd waarover de gemiddelde CPU-belasting wordt bepaald en waarna de meting wordt gestuurd. Via de advanced knop kunnen uitgebreidere schedules ingesteld worden. (Zie 7.2.1) Gather per processor: Wordt er per processor een meting verstuurd of alleen voor het totaal Filter
Max. Send interval: De maximum tijd waarna altijd een nieuwe meting gestuurd wordt, onafhankelijk van andere filterinstellingen. Don’t filter errors: het filter wordt niet toegepast op errorberichten. Don’t filter measurements: het filter wordt niet toegepast op gewone berichten. Send all if usage is above: Het % percentage CPU belasting waarboven meetdata niet gefilterd moet worden. Send if change greater then: Als er een procentuele stijging optreedt die minder is dan dit getal zal de meedata eruit gefilterd worden.
7.5
Memory probe
Werking De probe leest per tijdsinterval het geheugengebruik (totaal, gebruikt/beschikbaar) van een systeem. Dit is zowel het fysieke geheugen als het page en virtuele geheugen. Instellingen
Interval: Hoe vaak moet de probe meten. Elke keer dat de probe meet wordt, afhankelijk van het filter, de data doorgestuurd. Via de advanced knop kunnen uitgebreidere schedules ingesteld worden. (Zie 7.2.1) Gather the following information: Welke van de drie ‘typen’ geheugen moeten worden gemeten. Filter
Max. Send interval: De maximum tijd waarna altijd een nieuwe meting gestuurd wordt, onafhankelijk van andere filterinstellingen. Don’t filter errors: het filter wordt niet toegepast op errorberichten. Don’t filter measurements: het filter wordt niet toegepast op gewone berichten. Send if change greater then: Filtert berichten op basis van verandering. Als een nieuwe meting minder dan het aangeven % of aantal bytes, afwijkt van de laatst gestuurde meting zal deze niet verstuurd worden.
© 2006 C-it
Versie 4.2
Handboek
EPO Elements
7.6
Businessbewaking
41 van 66
Eventlog probe
Werking Deze probe registreert alle events die op een machine gegeneerd worden. Het is mogelijk om door middel van filtering slechts een beperkt aantal soorten events te registreren. Instellingen
Max. History to read: Maximum tijd dat het eventlog moet worden teruggelezen, 0 betekent het hele log. Datakey: Key waaronder de gegevens uit deze eventlogprobe opgeslagen moeten worden. Het is mogelijk om meerdere eventlog probes op te nemen en deze elk een apart filter te geven, hiermee worden deze probes onderscheiden. Filter De eventlogprobe kent zijn eigen filtermethode. Het filter kent 4 opties: - Include, - Exclude, - OnceInATimeSpan en Time. Include: Gebruik events die aan de voorwaarden voldoen Exclude: Gebruik events niet die aan de voorwaarde voldoen OnceInATimeSpan en Time: Events die aan de voorwaarden voldoen moeten één keer per Time worden doorgegeven. Het gaat hier om individuele events. Als het criterium Eventlog Security is, worden alle events van dit log die verschillen volgens onderstaande eisen slechts één keer per Time doorgelaten. Om twee verschillende eventlogs van elkaar te kunnen onderscheiden wordt gekeken naar het EventID, de Source, het type entry en de tekst, waar alle getallen uit gehaald zijn, van het event. Bij het OnceInATimeSpan filter worden events doorgelaten omdat ze verschillen van elkaar volgens deze eigenschappen.
© 2006 C-it
Versie 4.2
Handboek
EPO Elements
Businessbewaking
42 van 66
Elk filter kan ingesteld worden aan de hand van maximaal 5 criteria: Eventlog, Source, EventID, Message en Type. Er kunnen meerdere filters ingesteld worden. De lijst met filters wordt doorgelopen aan de hand van de volgorde dat ze in de lijst zitten.
7.7
Service probe
Werking De Service probe geeft de naam en status van de op een system aanwezige services door. Per tijdsinterval wordt ook gekeken of er nieuwe services bij gekomen zijn. Standaard worden alleen de services die automatisch (bij het starten van Windows) gestart worden, doorgegeven. Bij de eerste keer starten wordt de complete lijst met services opgehaald.
7.8
instellingen
Interval: Hoe vaak moet de probe meten. Elke keer dat de probe meet wordt, afhankelijk van het filter, de data doorgestuurd. Via de advanced knop kunnen uitgebreidere schedules ingesteld worden. (Zie 7.2.1) filter
Max. Send interval: De maximum tijd waarna altijd een nieuwe meting gestuurd wordt, onafhankelijk van andere filterinstellingen. Don’t filter errors: het filter wordt niet toegepast op errorberichten. Don’t filter measurements: het filter wordt niet toegepast op gewone berichten. Met de Add knop kunnen services die eventueel niet automatisch gevonden zijn, toegevoegd worden.
© 2006 C-it
Versie 4.2
Handboek
EPO Elements
7.9
Businessbewaking
43 van 66
Taskscheduler probe
Werking De taskscheduler probe geeft de lijst met taken die geplanned staan in de Taskscheduler (geplande taken) en de bijbehorende status. Instellingen
Interval: Hoe vaak moet de probe meten. Elke keer dat de probe meet wordt, afhankelijk van het filter, de data doorgestuurd. Via de advanced knop kunnen uitgebreidere schedules ingesteld worden. (Zie 7.2.1) Max. Send interval: De maximum tijd waarna altijd een nieuwe meting gestuurd wordt, onafhankelijk van andere filterinstellingen. Don’t filter measurements: het filter wordt niet toegepast op gewone berichten. Met de Add knop kunnen tasks die eventueel niet automatisch gevonden zijn, toegevoegd worden.
7.10 ICMP (ping) probe Werking De ICMP probe pingt vanaf de machine waar deze draait een andere machine en meet de response tijd. Instellingen
© 2006 C-it
Versie 4.2
Handboek
EPO Elements
Businessbewaking
44 van 66
Handboek
EPO Elements
Interval: Hoe vaak moet de probe meten. Elke keer dat de probe meet wordt, afhankelijk van het filter, de data doorgestuurd. Via de advanced knop kunnen uitgebreidere schedules ingesteld worden. (Zie 7.2.1) Best of no. Attempts: Het aantal keren dat gepingd moet worden om 1 resultaat te krijgen. De beste tijd wordt gebruikt
No. to query at the same time: Aantal pings dat tegelijk uitgezet kan worden door deze probe. Als voor 1 resultaat 4 pings gedaan worden, kunnen met een ‘No. to query at the same time’ van 12, 3 machines tegelijk gepingd worden. Retry attempts: Hoevaak wordt een ping waar geen antwoord op komt, herhaald. Timeout: Tijd waarna 1 ping poging als mislukt wordt beschouwd. Time to wait after error: Tijd die gewacht wordt na een timeout, voor een nieuwe poing wordt gedaan.
Time to wait after success: Tijd die gewacht wordt na een succesvolle poging. filter
Max. Send interval: De maximum tijd waarna altijd een nieuwe meting gestuurd wordt, onafhankelijk van andere filterinstellingen. Don’t filter errors: het filter wordt niet toegepast op errorberichten. Don’t filter measurements: het filter wordt niet toegepast op gewone berichten.
Send all if above: Als het aantal goede/foute antwoorden of de responsetijd boven deze waarde komt wordt de meetdata niet gefilterd.
Send if change greater then: Als het verschil tussen de huidige meeting en de laatste die niet gefilterd werd, groter is dan deze waarde, zal de meeting niet gefilterd worden.
© 2006 C-it
Versie 4.2
Businessbewaking
45 van 66
Add: Voegt een nieuw device toe om te pingen. Als er geen IP adres ingevuld wordt zal de Device name worden gebruikt.
7.11 Process probe Werking De processprobe geeft gegevens door van de op de machine draaiende processen. Instellingen
Performance measurement interval: Hoe vaak moet de probe meten. Elke keer dat de probe meet wordt, afhankelijk van het filter, de data doorgestuurd. filter
Max. Send interval: De maximum tijd waarna altijd een nieuwe meting gestuurd wordt, onafhankelijk van andere filterinstellingen. Don’t filter errors: het filter wordt niet toegepast op errorberichten. Don’t filter measurements: het filter wordt niet toegepast op gewone berichten. Send all if above: Als het aantal actieve processen met dezelfde naam of het processor/geheugengebruik boven deze waarde komt, wordt de meetdata niet gefilterd.
Send if change greater then: Als het verschil tussen de huidige meeting en de laatste die niet gefilterd werd, groter is dan deze waarde, zal de meeting niet gefilterd worden. processen
Add new processes automatically: Als dit aanstaat worden draaiende processen automatisch toegevoegd aan de lijst. Deze verandering moet wel eerst opgeslagen worden en de lijst moet ververst worden. (Refreshknop in de Configuration Editor)
© 2006 C-it
Versie 4.2
Handboek
EPO Elements
Businessbewaking
46 van 66
EnablePerformance/EnableStartStop: Hiermee kan per process aan of uitgezet worden of de prestaties en/of het aantal draaiende processen gemeten wordt.
7.12 SNMP probes Werking Er zijn drie SNMP probes, één specifiek voor het meten van het bandbreedteverbruik, één voor het uitlezen van Sysinfo informatie en een generieke SNMP probe. Instellingen SNMP Bandwidth probe
Interval: Hoe vaak moet de probe meten. Elke keer dat de probe meet wordt, afhankelijk van het filter, de data doorgestuurd. Via de advanced knop kunnen uitgebreidere schedules ingesteld worden. (Zie 7.2.1) Filter
Max. Send interval: De maximum tijd waarna altijd een nieuwe meting gestuurd wordt, onafhankelijk van andere filterinstellingen. Don’t filter errors: het filter wordt niet toegepast op errorberichten. Don’t filter measurements: het filter wordt niet toegepast op gewone berichten. Send all if above: Als de verbruikte bandbreedte meer dan deze waarde is, wordt de meetdata niet gefilterd.
Send if change greater then: Als het verschil tussen de huidige meeting en de laatste die niet gefilterd werd, groter is dan deze waarde, zal de meeting niet gefilterd worden.
Add: voeg een nieuwe bandwidth meeting toe. Het volgende scherm verschijnt:
© 2006 C-it
Versie 4.2
Handboek
EPO Elements
Businessbewaking
47 van 66
Handboek
EPO Elements
Een device is een device dat dmv SNMP uitgelezen kan worden. Het device heeft vervolgens 1 of meer interfaces waarvan de bandbreedte gelezen kan worden. Als geen IP adres ingevuld is, wordt geprobeerd om de naam van het device te gebruiken De bandbreedte wordt per interface gemeten. Interfaces kunnen aan de hand van hun nummer of naam toegevoegd worden.
Enabled: Elk device kan afzonderlijk aan- en uitgezet worden. Override SpeedIn: Hiermee kan de weergave van de beschikbare inkomende bandbreedte aangepast worden.
Override speed out: Hiermee kan de weergave van de beschikbare uitgaande bandbreedte aangepast worden. SnmpTimeout: Tijd die gewacht wordt op een SNMP aanvraag SnmpVersion: De te gebruiken SNMP versie.
© 2006 C-it
Versie 4.2
EPO Elements
Businessbewaking
48 van 66
Handboek
Instellingen SNMP SysInfo probe
Interval: Hoe vaak moet de probe meten. Elke keer dat de probe meet wordt, afhankelijk van het filter, de data doorgestuurd. Via de advanced knop kunnen uitgebreidere schedules ingesteld worden. (Zie 7.2.1) Filter
Max. Send interval: De maximum tijd waarna altijd een nieuwe meting gestuurd wordt, onafhankelijk van andere filterinstellingen. Don’t filter errors: het filter wordt niet toegepast op errorberichten. Don’t filter measurements: het filter wordt niet toegepast op gewone berichten.
Enabled: Elk device kan afzonderlijk aan- en uitgezet worden. SnmpTimeout: Tijd die gewacht wordt op een SNMP aanvraag SnmpVersion: De te gebruiken SNMP versie.
© 2006 C-it
Versie 4.2
EPO Elements
Businessbewaking
49 van 66
Handboek
Instellingen Generic SNMP probe
Interval: Hoe vaak moet de probe meten. Elke keer dat de probe meet wordt, afhankelijk van het filter, de data doorgestuurd. Via de advanced knop kunnen uitgebreidere schedules ingesteld worden. (Zie 7.2.1) De bovenste lijst bestaat uit devices die gemeten moeten worden, de onderste uit OID’s. Elke OID wordt uitgevraagd op elk device. Een OID kan als nummer of als tekst worden toegevoegd. Filter
Max. Send interval: De maximum tijd waarna altijd een nieuwe meting gestuurd wordt, onafhankelijk van andere filterinstellingen. Don’t filter errors: het filter wordt niet toegepast op errorberichten. Don’t filter measurements: het filter wordt niet toegepast op gewone berichten. Enabled: Elk device kan afzonderlijk aan- en uitgezet worden. SnmpTimeout: Tijd die gewacht wordt op een SNMP aanvraag SnmpVersion: De te gebruiken SNMP versie.
7.13 External probe Werking Met deze probe kunnen externe scripts uitgevoerd en het resultaat daarvan doorgegeven worden. Het resultaat kan een EPO status zijn, een getal of een Status met een stuk tekst. De output van het script moet er dan als volgt uitzien: Syntax
Voorbeeld
[EPO: Status] Datakey= KEY Status= STATUS Timestamp= DATUMTIJD (optioneel) [/EPO]
[EPO: Status] Datakey= BackupCheck Status= Normal Timestamp= 2007-01-15 08:00:00 [/EPO]
© 2006 C-it
Versie 4.2
EPO Elements
Businessbewaking
50 van 66
Syntax
Voorbeeld
[EPO: Number] Datakey= KEY Number= NUMBER Timestamp= DATUMTIJD (optioneel) [/EPO]
[EPO: Number] Datakey= NumberOfFiles Number= 5 Timestamp= 2007-01-15 08:00:00 [/EPO]
Handboek
Of
Of Syntax
Voorbeeld
[EPO: Text] Datakey= KEY Status: STATUS Text += TEKSTREGEL1 Text += TEKSTREGEL2 Timestamp= DATUMTIJD (optioneel) [/EPO]
[EPO: Text] Datakey= BackupSamenvattingLog Status: Critical Text += Backup unsuccesful Timestamp= 2007-01-15 08:00:00 [/EPO]
De Text+= regel kan zo vaak opgenomen worden al nodig is. De tekst verschijnt in de client als tool-tip bij een statuswijziging in de tijdlijn en in een aparte tab genaamd list. Alternatief kan alle text tussen de volgende twee blokken worden meegenomen: [Text] Tekst die meegenomen wordt Nog een regel Enz… [/Text] Datakey (vrij te kiezen tekststring) is de sleutel waaronder de gegevens opgeslagen worden en later weergegeven. De Status kan een van de volgende stringwaarden bevatten: Normal, Warning, Critical, Down, Unknown, None, Disabled of OutOfServiceWindow (zie paragraaf 4.3.1, “Statusinformatie”, blz 26 voor de daarbij bijbehorende escalatiekleuren). Zonder timestamp krijgt de meetwaarde de timestamp van het moment van verwerken van de meetwaarde. Optioneel kan de timestamp zelf meegegeven worden. Het formaat van de Timestamp is: yyyy-mm-dd hh:nn:ss”. Ook is het mogelijk om één van de standaard EPO measurements te gebruiken dmv: [EPO: Xml]
EPO MEASUREMENT IN XML [/EPO] Voorbeelden zijn te vinden in de script examples directory.
© 2006 C-it
Versie 4.2
Businessbewaking
51 van 66
Handboek
EPO Elements
instellingen
Interval: Hoe vaak moet de probe meten. Elke keer dat de probe meet wordt, afhankelijk van het filter, de data doorgestuurd. Timeout: Hoelang wordt er gewacht op resultaat van het externe script. Kill Process after timeout: Als de timeout optreedt, moet het script afgesloten worden? Visible commandline window: output van het script zichtbaar in een commandline window, dit is op de machine waar het script draait.
7.14 Webprobe Werking De webprobe bewaakt responsetijden van een website. Het is mogelijk om een hele set van stappen voor een website te doorlopen om zo een bijvoorbeeld het bezoek van een gebruiker aan de website te simuleren. Instellingen Interval: Hoe vaak moet de probe meten. Elke keer dat de probe meet wordt, afhankelijk van het filter, de data doorgestuurd. Via de advanced knop kunnen uitgebreidere schedules ingesteld worden. (Zie 7.2.1)
User Agent: Hiermee identificeert de probe zich. Username/Password/Domain: Eventuele http inloggegevens (anders dan via een form) Allow Http Redirect: accepteer http redirect antwoorden. filter
© 2006 C-it
Versie 4.2
Businessbewaking
52 van 66
Handboek
EPO Elements
Max. Send interval: De maximum tijd waarna altijd een nieuwe meting gestuurd wordt, onafhankelijk van andere filterinstellingen. Don’t filter errors: het filter wordt niet toegepast op errorberichten. Don’t filter measurements: het filter wordt niet toegepast op gewone berichten. Send all if above: Als de responsetijd boven deze waarde komt, wordt de meetdata niet gefilterd.
Send if change greater then: Als het verschil tussen de huidige meting en de laatste die niet gefilterd werd, groter is dan deze waarde, zal de meeting niet gefilterd worden.
Proxy
Proxy server: Optioneel, naam/IP van de proxyserver. Proxy Username/Password/Domain: Eventuele logingegevens voor de proxy server. Request Sequence
Dit is een lijst met HTTP requests aan een website. De requests worden achter elkaar uitgevoerd.
© 2006 C-it
Versie 4.2
Businessbewaking
53 van 66
Copy Form To Next Request: (optioneel) de van een HTTP response afkomstige form data kan mee worden gecopieerd naar de volgende aanvraag. Hier kan een nummer van het form op de pagina of de naam worden ingevuld. Result Cannot Contain: (optioneel) Deze tekst mag niet voorkomen in de response. Result Must Contain: (optioneel) Deze tekst moet voorkomen in de response. Save Response To: (optioneel) Bestandsnaam waar de HTTP response opgeslagen wordt. Store As: (optioneel) Naam waaronder deze stap opgeslagen moeten worden. Sum Data Key: (optioneel) Eventuele naam waaronder meerdere stappen opgeteld kunnen worden. Onder deze naam wordt het totaal van alle responsetijden opgeslagen waar deze naam hetzelfde is.
Timeout: (optioneel) Tijd die gewacht wordt op een HTTP response. Uri: (optioneel) adres van de website Parameters Elke stap kan een lijst van parameters meegeven.
Name: Naam van de parameter Value: Waarde van de parameter Type: Hoe de parameter moet worden meegegeven: als POST variabele of HTTP header, in een COOKIE of in de URL.
7.15 Performance Counter probe Werking Met de performance counter probe is het mogelijk om de performance counters zoals deze in windows aanwezig zijn uit te lezen. De data van een performance counter wordt over een instelbare periode verzameld en vervolgens verstuurd. Ook is instelbaar hoe vaak de probe de performance counters uitleest. Instellingen
Send Interval: Hoe vaak moet de probe meten. Elke keer dat het send interval verstrijkt wordt, afhankelijk van het filter, de data doorgestuurd.
© 2006 C-it
Versie 4.2
Handboek
EPO Elements
Businessbewaking
54 van 66
Probe Interval: Hoe vaak moet een nieuwe meting gedaan worden. Deze wordt dan volgens het GatherHow property verzameld. Filter
Max. Send interval: De maximum tijd waarna altijd een nieuwe meting gestuurd wordt, onafhankelijk van andere filterinstellingen. Don’t filter errors: het filter wordt niet toegepast op errorberichten. Don’t filter measurements: het filter wordt niet toegepast op gewone berichten. Send all if above: Als de waarde van de performance meting boven deze waarde komt, wordt de meetdata niet gefilterd.
Send if change greater then: Als het verschil tussen de huidige meting en de laatste die niet gefilterd werd, groter is dan deze waarde, zal de meeting niet gefilterd worden. Counters
Category: Performance Counter category Countername: Volledige naam van de performance counter. Deze moet helemaal goed gespeld worden. Namen van performance counters kunnen met behulp van de perfmon tool gevonden worden. Enabled: Als deze niet ge-enabled is zal er geen informatie van deze counter worden verzameld. GatherHow: Max/Min: Verzamel per Probe Interval gedurende Send Interval het grootste of kleinste getal. Avg: De gemiddelde waarde gemeten gedurende Send Interval per Probe Interval. Instance: performance counter instance naam (niet altijd aanwezig) Scale: vermenigvuldigingsfactor voor de waarde van een meting. Het filter hierna pas toegepast.
© 2006 C-it
Versie 4.2
Handboek
EPO Elements
8
Businessbewaking
55 van 66
EPO-Procedures
In dit hoofdstuk wordt de EPO-functionaliteit beschreven vanuit procedures die regelmatig gebruikt zullen worden. Zie ook hoofdstuk 5 “EPO-Functionaliteit”, blz 32.
© 2006 C-it
Versie 4.2
Handboek
EPO Elements
Businessbewaking
56 van 66
8.1
Hoe voeg ik een nieuwe server toe aan mijn ‘Beheer op Afstand’?
Stap
Omschrijving
1
Installeer de Windows probe op de te bewaken Server Voeg de nieuwe server toe aan de bewaking
2
Uitvoering Zie § 3.5 “Installatie”, 17. - In EPO business Client: edit business tree
Resultaat - geïnstalleerde probe - werkende probe - data komt in de EPO-database - basisinformatie van windows server valt onder de EPObusinessbewaking.
8.2
Hoe voeg ik een nieuwe routerbandbreedtebewaking toe aan mijn ‘Beheer op Afstand’?
Stap
Omschrijving
1
3
Bedenk van waar de router uitgelezen gaat worden Indien nog niet aanwezig installeer de EPO probes Activeer de epo snmp probe
4
Configureer de probe
2
Uitvoering
Resultaat
Zie § 3.5 “Installatie”, 17. Zie § 7.1 ”Toevoegen nieuwe probes”, blz. 37 Zie § 17.12 “SNMP probes”, blz. 46
Geïnstalleerde probe Geactiveerde probe Werkende bandbreedtemeting.
8.3
Hoe pas ik escalatiedrempelwaarden aan?
Stap
Omschrijving
Uitvoering
Resultaat
1
Wijzig de eigenschappen van een node in de Business tree
- Kies “edit Business tree” in het hoofdmenu. - selecteer de node - pas de gewenste eigenschap aan - save (en wacht enkele ogenblikken NB Scherm refresht pas nadat het scherm opnieuw geselecteerd is.
Eigenschappen zijn aangepast.
8.4
Hoe bewaak ik op de beschikbaarheid van mijn IP-componenten?
Stap
Omschrijving
1
3
Bedenk van waar de router gepingt gaat worden Indien nog niet aanwezig installeer de EPO probes Activeer de epo ping probe
4
Configureer de probe
2
Uitvoering
Zie § 3.5 “Installatie”, 17. Zie § 7.1 ”Toevoegen nieuwe probes”, blz. 37 Zie § 7.10 “ICMP (ping) probe”, blz. 43.
Resultaat
Geïnstalleerde probe Geactiveerde probe Werkende bandbreedtemeting.
8.5
Hoe voeg ik mijn eigen bewakingsscripts aan EPO toe?
Stap
Omschrijving
Uitvoering
1
Bedenk van waar het script uitgevoerd gaat worden Indien nog niet aanwezig installeer de EPO probes Activeer de epo external
Zie § 3.5 “Installatie”, 17. Zie § 7.1 ”Toevoegen
2 3
© 2006 C-it
Resultaat
Geïnstalleerde probe Geactiveerde probe
Versie 4.2
Handboek
EPO Elements
4
5
Businessbewaking
probe Configureer de external probe
nieuwe probes”, blz. 37 Zie § 7.13 “External probe”, blz. 49.
Voeg de nieuwe probe toe aan de bewaking
- In EPO business Client: edit business tree. - kijk bij probed objects (NB inschakelvertraging van +/- 30 seconden)
© 2006 C-it
57 van 66
Script wordt uitgevoerd op het gespecificeerde interval. Informatie wordt in EPO business tree getoond
Versie 4.2
Handboek
EPO Elements
Businessbewaking
58 van 66
Handboek
EPO Elements
9 Configuratie EPO 9.1 9.1.1
Thresholds Schaal van de grafiek De schaal van de grafiek wordt automatisch aangepast om de hoogste waarde te kunnen weergeven. Het gaat daar bij om: - de meetwaarden - de thresholdswaarden NB. Wanneer de thresholdwaarden een factor honderd of meer zijn dan de meetwaarden, dan zijn de meetwaarden niet of nauwelijks zichtbaar in de grafiek.
9.2
Configuratiefiles
De volgende files bevatten configureerbare items voor de diverse EPOonderdelen:
NB. De configuratiefiles hebben de naam (+.config) van de service of executable waar ze bij horen.
9.3
Dataopslag In het bestand EPOServerSvc.exe.config in de server directory kan het StorageType gewijzigd worden van Binary naar Xml: - <SettingsPath>..\Data\SettingsManager
- <StoreFactories>
- ..\Data\ProbeData <Extention>edf <StorageType>Binary
-
-
-
-
-
© 2006 C-it
Versie 4.2
9.3.1
Businessbewaking
59 van 66
Andere database Het is mogelijk om een andere sql-based database te gebruiken. Houdt het forum www.epo-elements.nl in de gaten voor tekst en uitleg hoe dat gerealiseerd kan worden.
9.4
Geheugengebruik
EPO is default ingesteld om: - een groot deel van het geheugen te gebruiken - om dat direct weer vrij te geven als een andere applicatie daar om vraagt. Achterliggende gedachte: computerresources zijn er om gebruikt te worden.
9.5
Probes via WAN, internet
EPO-probes (en dus verbindingen) kunnen gedefinieerd worden over: - VPN - internet - ipforwarding - Proxy firewall 9.5.1
Instellen EPO netwerk voor niet standaard gedetecteerde machines.
EPO systemen vinden elkaar alleen binnen een subnet/segment automatisch. Als 2 EPO netwerken (minimaal 1 machine aan elke kant) met elkaar verbonden moeten worden kan dit als volgt: Zorg dat poort 7472 wordt geconfigureerd op alle tussenliggende routers/switches/firewall’s om communicatie toe te staan tussen de EPO server en de probed machine. NB Per segment hoeft maar 1 route zo gedefinieerd te worden omdat de andere probes in hetzelfde nieuwe segment automatisch communiceren via de bestaande route. Start daarna vanuit de client die één deel van het netwerk zichtbaar heeft, de ‘configuration editor’ (Edit->Edit Probe Configuration) Klik met de rechtermuisknop ergens in het witte gedeelte en kies Add new device… Name is exact de naam die het device tijdens de installatie heeft gekregen. Als bij DNS name niets ingevuld wordt zal het name veld ook als DNS name gebruikt worden.
© 2006 C-it
Versie 4.2
Handboek
EPO Elements
Businessbewaking
60 van 66
Als bij Name, MachineVerWeg wordt ingevuld ziet het plaatje er als volgt uit:
Klik vervolgens met de rechtermuisknop op ‘MachineVerWeg’ en sleep een verbindingslijn naar de lokale machine. Het volgende window verschijnt:
De source port hoeft alleen ingevuld te worden als deze anders is dan de destination port. Bij Destination zal het IP adres ingevuld moeten worden. Het Protocol geeft aan of de data over deze verbinding binair, ASCII of UTF-8 gecodeerd verzonden moet worden. De Cost geeft een waarde aan de verbinding. Een route door het netwerk wordt bepaald door de laagste totale kosten. Enabled: Als deze uitstaat wordt de route niet genomen ook als is deze beschikbaar. Available: De route is beschikbaar of niet, deze kan door een netwerkstoring uitvallen. De transportlaag zal dit zelf detecteren. Als op OK gedrukt is zal er een verbindingslijn tussen beide machines verschijnen. Hetzelfde moet ook de andere kant op gebeuren. Dan ontstaat het volgende plaatje en is de connectie compleet.
Als dan op save gedrukt wordt zal de nieuwe situatie weggeschreven worden. De overige machines die eventueel bij MachineVerWeg in het netwerk zitten zullen na enkele seconden (na een refresh) ook verschijnen.
© 2006 C-it
Versie 4.2
Handboek
EPO Elements
9.5.2
Businessbewaking
61 van 66
Verwijderen Devices Door met de rechtermuisknop op een device te klikken kan deze verwijderd worden. De EPO server waar de client mee verbonden is (donker grijs) kan niet verwijderd worden.
9.5.3
Testen verbindingen
Of er een communicatieverbinding mogelijk is, kan getest worden voor de: - werking van netwerkverbinding: telnet 7472 Verwacht resultaat: leeggemaakt commandscherm, na enter wordt de verbinding verbroken - de werking van de EPO-communicatielaag: start aan de probekant: epomsgcmd –s ipadres_van_de_server:7472 list verwacht resultaat: een lijst van postbussen met aantallen berichten per postbus op de geraadpleegde machine (=opgegeven ipadres).
9.6
Mail gateway
De EPO Mail gateway maakt het bijvoorbeeld mogelijk om vanuit een CustomerCareregistratie een email te versturen (aan een van de aan de registratie gekoppelde personen) door de email aan uw mailserver aan te bieden. De mail gateway die vanaf versie 4.2 onderdeel is van de standaardsoftware moet op de EPO server geïnstalleerd worden. Om de mail gateway te configureren kies menu “Edit\Edit probe configuration…”.
Kies het gele (meest rechter) icoon voor de configuratie:
© 2006 C-it
Versie 4.2
Handboek
EPO Elements
Businessbewaking
62 van 66
10 Beheer EPO 10.1 Beheer, backup en restore van de database 10.1.1 Databeschrijving De EPO-database bestaat uit twee gescheiden gehouden dataverzamelingen: 1) de meetdata van de probes de meetdata wordt bewaard in een zogenaamde flatfile-database. Uitvoerige testen hebben aangetoond dat dit voor de performance weinig verschil uitmaakt, maar dat de eenvoudige beheerbaarheid van de data daardoor sterk toeneemt. De volgende directoryindeling onder …\EPO\EPOServer\Data wordt aangehouden: - per maand een aparte directory (yyyy-mm) - daaronder per probe een aparte directory (DK_EPO_K<probenaam>) - eventueel daaronder per subdirectory de verschillende probe-informatie-onderdelen - daaronder per dag de informatie in een aparte file (dd.Raw). - dubbelklikken op een datafile start een dataviewer. 2) de schermdefinities en data van de helpdeskmodule CustomerCare De helpdeskdata wordt bewaard in een aparte database om versiebeheer op schermwijzigingen of lookuptable-wijzigingen onafhankelijk van de meetdata te kunnen inrichten. Met ...\EPO\EPOServer\ordata.exe export > exportfile.xml maakt u een export van de definities en CustomerCare-data.
10.2 Probleemoplossing In deze paragraaf zijn een aantal oplossingsrichtingen opgenomen voor bekende foutsituaties. NB Op het EPO-Forum <www.epo-forum> staan de meest recente versies van de FAQ-list en de known issues.
1. EPO Client geeft bij starten de foutmelding “No connection…” Situatie
Oplossingsrichtingen
De EPO-Client kan geen contact krijgen met een EPO-Server, mogelijke oorzaken zijn: 1. Op de EPO-Server staat de service ‘EPO Server’ niet aan. 2. Het netwerk is verbroken tussen EPO-Client en EPO-Server. 3. Firewalls verhinderen netwerkcontact tussen EPO-Client en EPO-Server 4. EPO-Client en EPO-Server staan niet in het zelfde LAN-netwerk. 1. Start de ‘EPO Server’-service op de EPO-Server 2. Onderzoek de netwerkverbinding. Bijvoorbeeld door de EPOserver te pingen (ping.exe of tracert.exe; vraag de
© 2006 C-it
Versie 4.2
Handboek
EPO Elements
Businessbewaking
63 van 66
netwerkbeheerder) 3. Firewalls staan meestal (default) binnen het lokale netwerk (LAN) alle verkeer toe. Mocht de firewall verder dicht zijn gezet dan moet de firewall open worden gezet voor “EPOdataverkeer”: poort 7471 (op de client en server) moet voor de EPO-communicatie open staan. 4. Gebruik ipadres-translatie (NAT) op de verbindende router(s) om poort 7471 door te verbinden (vraag de netwerkbeheerder). 2. De Windows Task Manager geeft aan dat EPO dubbel is gestart Situatie Als de EPO-Client wordt gestart zijn er 2 processen of instanties (EPOGui.exe) in de Windows Task Manager zichtbaar:
Uitleg
Dit is een normale situatie. EPOGui.exe wordt standaard tweemaal gestart. De eerste instantie van het proces EPOGui.exe handelt alle gebruikersinvoer af. De tweede instantie bewaakt alleen de databaseconnectie en het actief blijven van de eerste instantie. Op het moment van uitvallen van de databaseconnectie herkent deze tweede instantie die situatie en kan, indien gewenst, de EPO-Client herstarten:
3. Er komt geen informatie (meer) van de Windows probe Situatie 1. Wybertje blijft blauw in de EPO business tree 2. Wybertje wordt blauw na al wel een andere status te hebben gehad. 3. De nieuw van een Windows probe voorziene server wordt niet zichtbaar in de mode “edit tree” onder “probed objects”. Mogelijke Data komt niet binnen op de eposerver. Mogelijke oorzaken: oorzaak 1) de epo probe kan (tijdelijk) niet verbinden met de eposerver 2) de verbinding is nog niet gelegd Oplossings1) Onderzoek de netwerkverbinding (zie ook 4 “… no connection”. richtingen 2) Test de verbinding door in een commandbox de epoverbinding te testen met: …\the Early warning company\epo\tools\epomsgcmd –s <eposerver>:7472 info
3) Mogelijk zijn de lokale settings corrupt (bv 0 kb) van de settingsfiles: verwijder …\epo\settings\epomsgsvc*.* en herstart epo transportlaag (‘net stop epomsgsvc’ en ‘net start epomsgsvc’). Indien beschikbaar dan zal de epo server de
© 2006 C-it
Versie 4.2
Handboek
EPO Elements
Businessbewaking
64 van 66
settings (inclusief eventuele wijzigingen) weer aanbieden.
11
Diaspora EPO heeft de mogelijkheid om updates automatisch en op afstand uit te voeren. Dit gaat door middel van de tool Diaspora. Diaspora bestaat uit 2 delen, een gedeelte dat op de servers (bij de overige EPO onderdelen) moet worden geïnstalleerd, de Diaspora service, en een client gedeelte. Diaspora stuurt de updates via de EPO transportlaag. De client ziet er als volgt uit:
Alle machines waar de Diasporaservice op draait zijn in het groen aangegeven. Via File->Send Update kan een .diaspora bestand worden geselecteerd waar de benodigde informatie in staat. Zo’n bestand kent de volgende opties: [Transfer] DontUpdateSelf=true [Execute] Application=DoDiasporaUpdate.cmd [Files] Add=EPO-669\DoDiasporaUpdate.cmd Add=EPO-669\EPO Elements 4.2-669 Setup.exe AddMatch=EPO-669\NetworkKey.ekf AddMatch=EPO-669\InstallOptions.ini
[Transfer]: bepaalde opties als DontUpdateSelf waarmee aangegeven kan worden of Diaspora zelf ook ge-update moet worden.
[Execute]: Applicaties die uitgevoerd moeten worden naar de bestandsoverdracht. [Files]: De bestanden die verstuurd moeten worden. Add: Voegt het bestand toe met die exacte naam. AddMatch: Voegt de bestanden toe die matchen. Wildcards als * en ? zijn mogelijk. De update zal naar alle geselecteerde machines worden gestuurd. Als de update uitgevoerd is zal het resultaat van het uitgevoerde programma teruggekoppeld worden.
12
Frequently Asked Questions with the Answers Zie www.epo-elements.nl voor de laatste versie.
© 2006 C-it
Versie 4.2
Handboek
EPO Elements
EPO Elements
Businessbewaking
65 van 66
A
G
Agentless · 12 agents · 12, 37 Algemene instellingen probes · 38 Architectuur · 9 Automatische installatie · 20
General · 29
Handboek
Index
H Helpdesk · 29
B I
backup · 62 Basisvaardigheden · 28 Beheer · 62 Beheer op afstand · 30 berichtenpostbussen · 11 beschikbaarheid · 56 bewakingsscripts · 56 Business Tree · 28, 35
ICMP (ping) probe · 43 Incontextmenu · 33 Installatie · 16 installatie EPO-internetclient · 12 internet · 59 Internetclient · 21 ipforwarding · 59
C
K
Configuratie · 58 Configuratiefiles · 58 Copyright · 2 CPU probe · 39 Critical · 26 CustomerCare · 29
Ketenbewaking · 30
L Layout · 33 license response · 25 Licentie activeren · 23 Licentiepunten · 12 Logging · 11
D Database · 16 Databeschrijving · 62 Dataopslag · 58 Datatransport · 11 Deinstallatie · 21 Diskprobe · 38 Down · 26
M managed objects · 28 meetdata · 62 Meetmomenten · 28 Memory probe · 40 menustructuur · 33 Message service · 10 Methodiek · 9 Msgcmd · 11 Msgcmd.exe · 11
E editable Business tree · 28 eigendomsrechten · 2 Eigendomsrechten · 2 EPO server · 10 EPOints · 13 escalatiedrempelwaarden · 56 Eventlog probe · 41 Excel Export · 35 External probe · 49
netwerk · 59 nieuwe server · 56 ode properties · 28 odes · 26 one · 26 ormal · 26
F firewall · 59
P performance · 16
© 2006 C-it
Versie 4.2
Businessbewaking
66 van 66
Systeemaanbevelingen · 16 Systeemeisen · 16
postbussen · 11 Probe service · 10 Probed Objects · 29 probes · 37 Probes · 12 Probes via WAN, internet · 59 Probleemoplossing · 62 Procedures · 55 Process probe · 45 Propagatieregels · 26 Proxy · 59
Handboek
EPO Elements
T Taskscheduler probe · 43 Templates · 29 Testen · 61 Thresholds · 58 Toevoegen nieuwe probes · 37 trial · 23
Q U
Query · 36
Uitzonderingen · 27 unattended install · 20 Unknown · 26
R Rapportage · 34 restore · 62 routerbandbreedtebewaking · 56 Ruimtebewaking · 31
V VPN · 59
S
W
Security · 21 serial number · 23 Service probe · 42 Services · 10 silent install · 20 SLA’s · 26 SLA-rapportage · 34 SLA-timeline · 27 SNMP probes · 46 Statusinformatie · 26
Warning · 26 Webprobe · 51
X Xml · 58
© 2006 C-it
Versie 4.2