Handboek digitaal uitwisselbare bestemmingsplannen Tilburg Handboek 2012 versie 1.0 Afdeling Ruimte Team Instrumentatie mei 2013
1
2
[
[
Inhoudsopgave
Voorwoord 5 1. Inleiding 7 1.1 Aanleiding 7 1.2 Doel en reikwijdte 7 1.3 Status van het handboek 8 1.4 Gebruik 8 1.5 Beheer 8 2. Opmaak bestemmingsplan 9 2.1 Planregels en toelichting 9 2.2 Verbeelding 14 2.3 Instructies voor het toekennen van bestemmingen 17 2.4 Verbeelding van het bestemmingsplan 19 2.5 Techniek 23 2.6 Digitale uitwisseling 24 3. plansystematiek 25 3.1 Voorgeschiedenis 25 3.2 Toelichting bestemmingen 25 4. Bijlagen 31 5. Colofon 31 Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage
1, 2, 3, 4, 5, 6,
logboek 33 stappenplan 35 leveringsprotocol 37 legenda 41 plansystematiek 42 overzicht wijzigingen SVBP2012 tov SVBP2008 43
3
4
Voorwoord
[
[
Op DATUM NIEUW COLLEGEBESLUIT is het handboek ‘digitaal uitwisselbare bestemmingsplannen’ door het college van burgemeester en wethouders vastgesteld. Binnen het handboek zijn de standaardrichtlijnen voor de opzet, uitwisselbaarheid en raadpleging van digitale bestemmingsplannen opgenomen. Ook de Tilburgse bestemmingsplansystematiek maakt deel uit van het handboek. Op 1 juli 2008 is de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro) in werking getreden waarbij tevens een nieuwe standaard voor de opmaak van bestemmingsplannen door het Rijk verplicht is gesteld. In dit verband zijn twee standaarden van belang: de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP2012) en de Praktijkrichtlijn Bestemmingsplannen (PRBP2012). Daarnaast is op 1 oktober 2010 de Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht (WABO) van kracht geworden. De Tilburgse plansystematiek is vervolgens hierop aangepast. De landelijke update van de RO Standaarden van versie 2008 naar 2012 is aanleiding geweest om het handboek te herzien.
5
6
[
[
1. Inleiding
1.1 Aanleiding Mede naar aanleiding van de IRO-rapportage in 2001 is besloten om het aantal verouderde bestemmingsplannen binnen de Tilburgse gemeentegrenzen (inclusief Udenhout en Berkel Enschot) aan te passen en het gehele grondgebied van Tilburg te voorzien van zogenaamde ‘beheerbestemmingsplannen’. Om deze plannen binnen een redelijke termijn in procedure te brengen, is hiervoor een vergaande standaardisatie in zowel de regels, toelichting en verbeelding doorgevoerd. Ten aanzien van de regels is hiervoor de Tilburgse bestemmingsplansystematiek verder doorontwikkeld. Deze systematiek is uitgebreid voor de zogenaamde ‘ontwikkelingsbestemmingsplannen’ en voor de bestemmingsplannen voor het buitengebied. Gaandeweg de uniformering van de bestemmingsplannen is ook de digitalisering van deze plannen ter hand genomen. Hierbij was het logisch om aan te sluiten bij het landelijke DURP-project om te komen tot gestandaardiseerde digitale objectgerichte bestemmingsplannen. Op 1 juli 2008 is de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro) in werking getreden. In het kader van deze nieuwe wet vinden er belangrijke veranderingen plaats waarbij geen sprake meer is van aanbevelingen maar van verplichtingen. Belangrijk punt hierin is dat (sinds 1 juli 2009) het digitale bestemmingsplan het wettelijk geldende plan is. Tevens is een nieuwe standaard voor bestemmingsplannen door het Rijk verplicht gesteld en die dient bij het maken van bestemmingspannen in acht te worden genomen. Deze standaard verplicht alle overheden tot het opstellen van min of meer uniform vergelijkbare bestemmingsplannen. In het kader van de nieuwe Wro worden alle gemeenten ook verplicht al hun bestemmingsplannen vóór 1 juli 2013 te actualiseren.
Op 1 oktober 2010 is de Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht (WABO) van kracht geworden. De Tilburgse plansystematiek is vervolgens hierop aangepast. Met de WABO wordt één omgevingsvergunning geïntroduceerd op het gebied van de fysieke leefomgeving. De WABO streeft hiermee naar: 1. 2. 3. 4.
minder administratieve lasten voor burgers en bedrijfsleven; betere dienstverlening door de overheid aan bugers en bedrijfsleven; minder en kortere procedures; het voorkomen van tegenstrijdige regels.
Naast de digitale verbeelding schrijft het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) voor dat het bestemmingsplan ook analoog wordt vastgesteld. Bij verschil tussen de analoog en digitaal bestemmingsplan is het digitale plan leidend. Vanwege de uniformiteit van nieuwe bestemmingsplannen, heeft de gemeente Tilburg besloten standaardrichtlijnen voor de opzet, de uitwisseling en de raadpleging uit te werken in een Handboek. Deze uniformiteit geldt zowel voor door de gemeente Tilburg zelf te ontwikkelen bestemmingsplannen als aan externe stedenbouwkundige bureaus uitbestede plannen. Dit document vormt hiervan het resultaat. In dit verband zijn voor bestemmingsplannen twee standaarden van belang: de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP2012) en de Praktijkrichtlijn Bestemmingsplannen (PRBP2012). PRBP2012 levert de objecten en attributen die nodig zijn om bestemmingsplannen conform IMRO2012 digitaal te kunnen uitwisselen. In SVBP2012 staat de vergelijkbaarheid van bestemmingsplannen centraal. Het op een standaardwijze opstellen van bestemmingsplannen heeft een aantal belangrijke
voordelen: 1. de verschillende bestemmingsplannen zijn vergelijkbaar; 2. standaardisering maakt borging van de juri dische kwaliteit eenvoudiger; 3. het raadplegen van bestemmingsplannen door burgers, bestuurders en ambtenaren op papier of via internet wordt veel eenvoudi ger; 4. het uitwisselen van bestemmingsplannen tussen de gemeente, de provincie en andere bestuursorganen wordt vergemakkelijkt. Standaardisering betreft de naamgeving en de indeling van de bestemmingen, de structuur en weergave van de analoge en digitale verbeelding van het bestemmingsplan, het gebruik van aanduidingen en de opbouw van de regels en de technische standaardisering van de digitale bestanden. De inhoud en het beleid blijven vanzelfsprekend de eigen verantwoordelijkheid van de gemeente Tilburg en zijn verwoord in de plansystematiek. Bestemmingsplannen die volgens dit Handboek zijn opgesteld, zullen digitaal, objectgericht en vergelijkbaar zijn. Dit Handboek bevat daartoe de nodige instructies.
1.2 Doel en reikwijdte Doel van het Handboek is het vergroten van de leesbaarheid, gebruiksvriendelijkheid en de vergelijkbaarheid van de diverse bestemmingsplannen en daarnaast tevens de digitale uitwisselbaarheid van de bestemmingsplannen mogelijk te maken. De landelijke standaard is hiervoor doorvertaald naar de Tilburgse situatie. Naast een systematiek voor de zogenaamde ‘beheerbestemmingsplannen’ maakt ook een systematiek voor de zogenaamde ‘ontwikkelingsbestemmingsplannen’ voor nieuwe uitleggebieden en een systematiek voor de bestemmingsplannen voor
7
het buitengebied deel uit van dit Handboek. Deze drie systematieken zijn opgenomen in één systematiek voor alle bestemmingsplannen. Dit ‘Handboek digitaal uitwisselbare bestemmingsplannen’ schrijft voor hoe bij het opstellen van bestemmingsplannen moet worden omgegaan met: 1. de indeling van het bestemmingsplan: • toelichting; • regels; 2. instructies voor het toekennen van bestem mingen: • onderscheid bestemmingen en aan duidingen; • gebruik, codering en naamgeving; • specificatie van bestemmingen; 3. de verbeelding van het bestemmingsplan; 4. het digitale bestemmingsplan. Het Handboek geeft, evenals de landelijke Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen, niet alleen standaarden voor bestemmingsplannen in digitale vorm, maar (tegelijkertijd) ook voor bestemmingsplannen in analoge vorm. De bindende afspraken uit de landelijke standaarden 2012 zijn overgenomen in het Handboek en zijn verder ingevuld naar de voor Tilburg specifieke situaties. Het is echter niet de bedoeling dat de thans voorliggende handleiding de SVBP2012 dan wel updates hiervan vervangt. Dit document blijft voor eenieder van belang als meest volledige bron van informatie.
1.3 Status van het Handboek Het Handboek Digitaal Uitwisselbare Bestemmingsplannen wordt toegepast bij het maken van alle bestemmingsplannen. Het Handboek dient toegepast te worden bij plannen die zowel in eigen beheer worden opgesteld als door externe adviesbureaus bij het uitbesteden van plannen. Het uitgangspunt is dat alle 8
nieuwe bestemmingsplannen conform de standaarden uit het Handboek opgesteld worden. Het Handboek is bindend. Dit geldt ook voor de bijlagen. Slechts in dringende gevallen mag van het Handboek en van de in de bijlagen opgenomen plansystematiek gemotiveerd worden afgeweken na instemming van het Kwaliteitsteam bestemmingsplannen. Het opstellen van uitwerkings- en wijzigingsplannen kan door de vorm en opzet van het onderliggende plan afwijken van het Handboek. Deze afwijking mag echter nooit ten koste gaan van de raadpleegbaarheid van de bestemmingsplannen op het internet. Afwijkingen zijn pas mogelijk nadat het Kwaliteitsteam hiervoor toestemming heeft gegeven. In een nieuw te maken bestemmingsplan dient in het logboek aangegeven te worden op welke punten en waarom het plan afwijkt van dit Handboek. In een afzonderlijk logboek zullen de afwijkingen worden vastgelegd.
1.4 Gebruik Allereerst dient dit Handboek voor de afdeling Ruimte als ‘bestek’, dat als uitgangspunt wordt gehanteerd bij het maken van een nieuw bestemmingsplan. Het Handboek dient tevens als toetsingskader voor ieder nieuw opgesteld bestemmingsplan in digitale en analoge vorm.
1.5 Beheer Dit Handboek is in beheer bij de afdeling Ruimte, team Instrumentatie. Voorstellen tot aanscherping of wijzigingen en verzoeken om af te mogen wijken van het Handboek dienen bij het Kwaliteitsteam bestemmingsplannen aangemeld te worden en worden vervolgens door het team besproken en beoordeeld. Er wordt een logboek aangelegd waarin toekomstige wijzigingen van het Handboek zullen worden opgetekend (zie bijlage 1).
Vervolgens zal het Handboek periodiek worden bijgesteld en aan het College van burgemeester en wethouders worden aangeboden om opnieuw te worden vastgesteld en gepubliceerd.
[
[
2. Opmaak bestemmingsplan
2.1 Planregels en toelichting 2.1.1 Indeling bestemmingsplan Dit Handboek geeft regels/normen hoe omgegaan dient te worden met het opstellen van bestemmingsplannen. Hieronder wordt ingegaan op de indeling
Hoofdstuk 1 Inleiding
lende milieuonderzoeken beschreven. Achtereen-
In de inleiding wordt de concrete aanleiding voor en het doel van de bestemmingsplanherziening beschreven. De ligging van het plangebied binnen de gemeente wordt geïllustreerd met een kaartfragment. Verder wordt een opsomming van de vigerende bestemmingsplannen gegeven, die met het nieuwe bestemmingsplan worden herzien.
volgens wordt aandacht besteed aan milieuhinder bedrijven (en milieuzonering), externe veiligheid, geluid, lucht, bodem en geur.
van de toelichting en de regels. 2.1.2 Indeling toelichting De toelichting geeft, zoals de naam al zegt, een toelichting op het bestemmingsplan, maar is juridisch gezien niet bindend. De toelichting moet wel een duidelijk beeld geven van de visie en de diverse onderzoeken die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen. Op basis hiervan heeft de uiteindelijke integrale belangenafweging plaatsgevonden en wordt de uitkomst vermeld. De juridische regeling wordt uiteindelijk op de uitkomsten van de onderzoeken en de visies toegesneden waardoor de toelichting toch een essentieel onderdeel uitmaakt van het bestemmingsplan. De toelichting bevat de volgende onderdelen: 1. inleiding; 2. beschrijving gebied; 3. ruimtelijk beleidskader; 4. thematische beleidskaders; 5. milieuaspecten; 6. wateraspecten; 7. opzet planregels; 8. ecologie (optioneel); 9. uitvoerbaarheid; 10. burgerparticipatie; 11. bijlagen.
Hoofdstuk 2 Beschrijving gebied In dit hoofdstuk wordt de huidige toestand van de ruimtelijke structuur beschreven, zo nodig gezien in historisch perspectief. Hierbij wordt o.a. aandacht besteed aan de structuur van bijvoorbeeld wegen, water, groen en bebouwing. De functionele structuur geeft een omschrijving en beschrijving van de functies (wonen, voorzieningen, detailhandel, bedrijven, etc.) in het plangebied. Binnen de paragraaf technische infrastructuur wordt de ligging van belangrijke hoofdtracé´s van kabels en leidingen welke mogelijk gevolgen hebben voor eventuele ruimtelijke ontwikkelingen inzichtelijk gemaakt. Het opnemen van toelichtende kaartjes werkt daarbij verhelderend. Hoofdstuk 3 Ruimtelijk beleidskader Het relevante rijks-, provinciaal en gemeentelijk beleid wordt in dit hoofdstuk uiteengezet. Hoofdstuk 4 Thematische beleidskaders Binnen dit hoofdstuk worden naast een samenvatting van het beleid, ook de uitgangspunten beschreven met betrekking tot verschillende thema´s waaronder wonen, bedrijvigheid, verkeer en vervoer, groen en natuur, cultuurhistorie en archeologie, etc. Hoofdstuk 5 Milieuaspecten In dit hoofdstuk worden de uitkomsten van verschil-
Hoofdstuk 6 Wateraspecten Binnen dit hoofdstuk wordt het bestaande watersysteem beschreven. Vervolgens vindt er ook een beschrijving plaats van de wijze hoe op een duurzame manier wordt omgegaan met regenwater en de berging daarvan bij toekomstige ontwikkelingen. Tenslotte vind er nog een watertoets plaats die in de plantoelichting wordt opgenomen. Hoofdstuk 7 Opzet planregels In dit hoofdstuk wordt een toelichting gegeven op de plansystematiek en op alle binnen het plan voorkomende bestemmingen. Ook is het mogelijk in dit onderdeel eventueel het handhavingsbeleid dat toegespitst is op het plangebied op te nemen. Hoofdstuk 8 Ecologie Indien van toepassing kan een afzonderlijk hoofdstuk worden opgenomen in verband met de beschrijving van de natuurwaarden en landschap van het gebied. Hoofdstuk 9 Uitvoerbaarheid Exploitatieplan Uitgangspunt van de Wro is dat de gemeente met de grondeigenaren en/of eventuele projectontwikkelaar bij een locatieontwikkeling in overleg treden en in een overeenkomst op vrijwillige basis afspraken maken over het kostenverhaal en locatie-eisen. Wanneer men er echter niet in slaagt om met alle bij de grondexploitatie betrokken partijen tot een overeenkomst te komen, verplicht de wet de gemeenteraad om een exploitatieplan op te stellen en kostenverhaal en inhoudelijke eisen publiekrechtelijk af te dwingen.
9
Met dit exploitatieplan doet een nieuwe planvorm
regels voor woningbouwcategorieën niet nodig zijn.
zijn intrede in de praktijk van locatieontwikkeling.
Die laatste situatie kan zich voordoen wanneer met alle eigenaren een overeenkomst is gesloten waarin de inrichting van de locatie en de woningbouwcategorieën afdoende zijn geregeld. Als een exploitatieplan niet nodig is, moet de gemeenteraad bij het vaststellen van het ruimtelijk besluit dit wel expliciet besluiten (artikel 6.12, tweede lid Wro). Afstemming hierover dient te geschieden met de afdeling Vastgoed.
Kenmerken van het exploitatieplan zijn: - basis voor afdwingbaar kostenverhaal; - kan locatie-eisen en eisen over woningbouw categorieën bevatten; - verplicht bij bepaalde bouwactiviteiten, ten zij kostenverhaal anderszins verzekerd is en inhoudelijke eisen niet nodig zijn; - openbare voorbereidingsprocedure en moge lijkheid van beroep op de bestuursrechter; - openbaar, behoudens uitzondering op basis van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob); - verplichting tot periodieke herziening; - mogelijkheid voor een intergemeentelijk ex ploitatieplan bij een gemeentegrensover schrijdende locatie. Verplichting en moment voor het vaststellen van een exploitatieplan De wet maakt het vaststellen van een exploitatieplan verplicht voor een aantal bouwactiviteiten, wanneer de bouw planologisch mogelijk wordt gemaakt in een bestemmingsplan, wijziging van een bestemmingsplan of dmv een omgevingsvergunning. De bouwplannen waarbij een exploitatieplan verplicht is (tenzij het kostenverhaal anderszins is verzekerd zoals via een anterieure overeenkomst) staan in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening. Hierbij is een ondergrens gesteld. In zo’n geval kunnen wel afspraken worden gemaakt in een overeenkomst over grondexploitatie. Geen exploitatieplan noodzakelijk indien In de praktijk zal niet voor elk bouwplan een exploitatieplan gemaakt worden. Volgens de wet behoeft geen exploitatieplan te worden opgesteld indien het kostenverhaal al op een andere manier geregeld is (‘anderszins verzekerd’) en tevens locatie-eisen en 10
Hoofdstuk 10 Burgerparticipatie Over het ontwerp van het bestemmingsplan vindt in ieder geval overleg plaats met de overlegpartners en dient te worden aangegeven hoe burgerparticipatie is geregeld, wat de resultaten daarvan zijn en wat daarmee wordt gedaan. Ook de zienswijzen en de consequenties daarvan dienen te worden opgenomen. De resultaten van het overleg zullen in dit onderdeel van de toelichting worden verwerkt.
2.1.3 Volgorde planregels Algemeen uitgangspunt voor de regels (voorheen voorschriften genoemd) is dat deze helder, inzichtelijk en leesbaar dienen te zijn. Er wordt voor alle planteksten gebruik gemaakt van het lettertype Arial. Hierbij wordt gebruik gemaakt van het programma Dezta. Ten aanzien van de regels worden de bindende afspraken uit de SVBP2012 met betrekking tot de hoofdstukindeling van de regels en de opbouw van bestemmingsregels, alsmede de wijze waarop aanduidingen in de regels dienen te worden opgenomen, gevolgd. Tevens worden de aanbevolen begrippen en wijze van meten uit de SVBP2012 voor zover deze van toepassing zijn in de Tilburgse situatie overgenomen. De hoofdstukindeling van de regels is bij ieder be-
stemmingsplan bindend en derhalve als volgt: Hoofdstuk 1. Inleidende regels - begrippen - wijze van meten Hoofdstuk 2. Bestemmingsregels - bestemmingen - uit te werken bestemmingen * - dubbelbestemmingen Hoofdstuk 3. Algemene regels - anti-dubbeltelregel - algemene bouwregels ** - algemene gebruiksregels - algemene aanduidingsregels * - algemene afwijkingsregels * - algemene wijzigingsregels * - overige regels: - algemene procedureregels * - algemene regels inzake nadere eisen * - algemene regels inzake omgevingsver gunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaam heden * Hoofdstuk 4. Overgangs- en slotregels - overgangsrecht - slotregel * alleen indien van toepassing. ** het kan voorkomen dat het, vanwege de raadpleegbaarheid en de leesbaarheid van het bestemmingsplan, gewenst is enkele regels t.a.v. het bouwen of het omgaan met oppervlakten, percentage, bestaande maten etc. op één plaats in de regels op te nemen. Hiervoor wordt op deze plaats een mogelijkheid geboden. Uitgangspunt is echter dit soort regels op te nemen bij de bestemming tenzij een aparte regeling een duidelijke meerwaarde heeft.
Bij het opstellen van een bestemmingsplan dient ge-
aan huis verbonden beroep, kantine bij voetbalter-
In de bouwregels worden voor alle bouwwerken de
bruik te worden gemaakt van de Tilburgse plansystematiek. Vanwege de digitalisering en IMRO-codering van de regels vindt er een koppeling plaats tussen enerzijds de plansystematiek en anderzijds de verbeelding. Op deze manier worden de bestemmingsplannen ‘intelligent’ en interactief gemaakt. Wijzigingen of aanvullingen aanbrengen aan deze regels is alleen mogelijk na overleg met en toestemming van het Kwaliteitsteam Bestemmingsplannen.
rein e.d.) krijgen geen aparte bestemming. De regels van een bestemming worden als volgt opgebouwd en benoemd en is conform de SVBP2012 bindend: - bestemmingsomschrijving; - bouwregels; - nadere eisen; - afwijken van de bouwregels; - specifieke gebruiksregels; - afwijken van de gebruiksregels; - omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden; - omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk; - wijzigingsbevoegdheid.
van toepassing zijnde bebouwingsregels geregeld. Waar en met welke maatvoering mag worden gebouwd, wordt hier vastgelegd. Indien van toepassing wordt verwezen naar bouwvlakken, de bouwaanduidingen en de maatvoeringaanduidingen.
2.1.3.1 Inleidende regels De inleidende regels bestaan uit de volgende artikelen: Artikel 1 Begrippen Dit artikel definieert de begrippen die in het bestemmingsplan worden gebruikt. Dit wordt gedaan om interpretatieverschillen te voorkomen. De begripsbepalingen zijn, met uitzondering van de begrippen ‘plan’ en ‘bestemmingsplan’, in alfabetische volgorde opgenomen. Artikel 2 Wijze van meten Dit artikel geeft aan hoe de lengte, breedte, hoogte, diepte en oppervlakte e.d. van gronden en bouwwerken wordt gemeten of berekend bij het beoordelen of de maatvoering in overeenstemming is met de regels. Alle begrippen waarin maten en waarden voorkomen worden in dit artikel verklaard. 2.1.3.2 Bestemmingsregels 1. Bestemmingen Voor elke bestemming in het bestemmingsplan wordt in de bestemmingsregels een afzonderlijk artikel opgenomen met daarin de regels behorende bij die bestemming. Eventuele bestemmingsvarianten (bijvoorbeeld W-1 tot en met W-3) worden in aparte artikelen opgenomen. Vormen van medegebruik (bijvoorbeeld
a. De naam van het artikel (verplicht) De naam van het bestemmingsartikel is identiek aan de hoofdgroep van de bestemming inclusief een eventuele subnaam of nummering. De bestemmingsnaam geeft in het kort aan waar dit onderdeel van het plan voornamelijk betrekking op heeft. Zo ziet de bestemming “Wonen” bijvoorbeeld toe op het woonaspect. b. Bestemmingsomschrijving (verplicht) In de bestemmingsomschrijving wordt een omschrijving gegeven van de aan de gronden toegekende functie(s). De dominante functies worden als eerste genoemd. Indien van toepassing, worden ook ondergeschikte functies genoemd. In de bestemmingsomschrijving worden ook de aanduidingen en de bijbehorende voorzieningen die binnen de bestemming voorkomen, omschreven met uitzondering van de bouwvlakken, de bouwaanduidingen en de maatvoeringaanduidingen (zie daarvoor de bouwregels). c. Bouwregels (verplicht)
d. Nadere eisen (optioneel) In deze bepaling wordt een opsomming gegeven van de regels waaraan burgemeester en wethouders nadere eisen kunnen stellen. Alleen daar waar het wenselijk is om bij de vergunningverlening sturend te kunnen optreden, heeft de bevoegdheid tot het stellen van nadere eisen toegevoegde waarde. De bevoegdheid tot het stellen van nadere eisen dient objectief begrensd te zijn. e. Afwijken van de bouwregels (optioneel) In deze bepaling wordt een opsomming gegeven van de bouwregels waarvan burgemeester en wethouders kunnen afwijken. Een afwijkingsbevoegdheid wordt alleen opgenomen als dit noodzakelijk wordt geacht in verband met het gewenste ruimtelijke beleid. Dat wil zeggen dat een afwijkingsbevoegdheid alleen in het bestemmingsplan wordt geregeld als de gemeente vanuit beleidsmatige overwegingen een zekere flexibiliteit in het plan wil houden. De bevoegdheid om af te wijken van de regels dient objectief begrensd te zijn en duidelijke criteria te bevatten. Alvorens tot afwijken van de regels kan worden overgegaan, moet worden bekeken of aan de gestelde criteria is voldaan. Het al dan niet meewerken om af te wijken van de regels is een bevoegdheid en geen verplichting van het college van burgemeester en wethouders. f. Specifieke gebruiksregels (optioneel) In de specifieke gebruiksregels kunnen aanvullingen of afwijkingen van de algemene gebruiksregels wor-
11
den opgenomen. Desgewenst kunnen specifieke vor-
Het gaat hier om een wijzigingsbevoegdheid ingevol-
gen in het bestemmingsplan. De regels worden in
men van gebruik expliciet worden uitgesloten. Ook kunnen toegestane functieveranderingen en bijzonder gebruik in de gebruiksregels worden geregeld.
ge de Wro die betrekking heeft op één bestemming. De wijzigingsbevoegdheid biedt de mogelijkheid om de desbetreffende bestemming op de aangegeven punten te wijzigen. De wijzigingsbevoegdheid moet objectief worden begrensd. Alvorens tot wijziging van de regels kan worden overgegaan, moet worden bekeken of aan de gestelde criteria is voldaan. Tevens dient de in het plan aangegeven procedure te worden doorlopen. Het al dan niet meewerken aan een wijziging is een bevoegdheid en geen verplichting van het college van burgemeester en wethouders.
onderstaande volgorde opgenomen en bestaan uit de volgende artikelen:
g. Afwijken van de gebruiksregels (optioneel) In deze bepaling wordt een opsomming gegeven van de gebruiksregels waarvan het college van burgemeester en wethouders kunnen afwijken. Een afwijkingsbevoegdheid wordt alleen opgenomen als dit noodzakelijk wordt geacht in verband met het gewenste ruimtelijke beleid. Dat wil zeggen dat een afwijkingsbevoegdheid alleen in het bestemmingsplan wordt geregeld als de gemeente vanuit beleidsmatige overwegingen een zekere flexibiliteit in het plan wil houden. De bevoegdheid tot het afwijken dient objectief begrensd te zijn en duidelijke criteria te bevatten. Voordat tot afwijken van de regels kan worden overgegaan, moet worden bekeken of aan de gestelde criteria is voldaan. Het al dan niet meewerken om af te wijken is een bevoegdheid en geen verplichting
2. Uit te werken bestemmingen (optioneel) Bij een uit te werken bestemming worden hier de regels beschreven waaraan de uitwerking moet voldoen. Ook is hier het bouwverbod opgenomen in geval van een uitwerkingsplicht waaraan nog niet is voldaan. Voor de overige voorwaarden wordt verwezen naar de SVBP2012.
van het college van burgemeester en wethouders. h. Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden Door het opnemen van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden voor kunnen specifieke inrichtingsactiviteiten aan een aanlegvergunning worden verbonden. Onder deze inrichtingsactiviteiten vallen niet het bouwen en het gebruiken. Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden wordt opgenomen om te voorkomen dat een terrein minder geschikt wordt voor de verwezenlijking van de bij het plan gegeven bestemming. i. Wijzigingsbevoegdheid (optioneel) 12
3. Dubbelbestemmingen Aan een dubbelbestemming bestaat behoefte, wanneer een bestemming onvoldoende recht doet aan de functies/gebruiksdoelen die op de betrokken gronden toelaatbaar (moeten) zijn of wanneer ruimtelijk relevante belangen veilig moeten worden gesteld die niet of onvoldoende met een bestemming kunnen worden gewaarborgd. Daarbij hebben de met de dubbelbestemming samenhangende belangen in beginsel voorrang op de belangen van de onderliggende bestemming. Hierbij kan gedacht worden aan leidingzones, waardevolle gebieden en waterstaatsfuncties (conform SVBP2012). 2.1.3.3 Algemene regels In dit onderdeel van de regels komen algemene regels aan de orde die gelden voor alle bestemmin-
1. Antidubbeltelregel (verplicht) Met de antidubbeltelregel wordt geregeld dat grond die reeds eerder bij een verleende bouwvergunning of een mededeling op een meldingplichtig bouwwerk is meegenomen niet nog eens bij de verlening van een nieuwe bouwvergunning of het doen van een mededeling mag worden meegenomen. De antidubbeltelregel heeft uitsluitend betrekking op situaties die plaatsvinden onder het geldende bestemmingsplan. Het is dus niet zo dat gronden die zijn meegeteld bij het verlenen van een bouwvergunning onder een vorig bestemmingsplan, bij het verlenen van een bouwvergunning onder het nieuwe bestemmingsplan ook buiten beschouwing moeten worden gelaten. 2. Algemene bouwregels (optioneel) Dit artikel bevat algemene regels. Hierbij bestaat de mogelijkheid om o.a. regels op te nemen met betrekking tot: - ondergronds bouwen; - bouwen in nabijheid van beeldbepalende en monumentale bomen; - ruimte tussen bouwwerken; - onbebouwde terreinen bij woningen en an dere gebouwen; - hoofdtoegang tot woningen; - verhouding tussen bestemmingsvlak en aan duidingen; - verhouding tussen basis- en dubbelbestem mingen. 3. Algemene aanduidingregels (optioneel) In dit artikel kunnen eventuele regels ten aanzien van veiligheids- en milieuzoneringen worden aangeduid.
4. Algemene afwijkingsregels (optioneel)
bestemmingen, dubbelbestemmingen, uit te werken
thuis. Voor de plaats van een gebiedsaanduiding en
In dit artikel wordt een opsomming gegeven van de regels waaraan afwijking kan worden verleend. Het gaat hierbij om de bevoegdheid om af te wijken van regels die gelden voor alle bestemmingen in het plan.
bestemmingen. Uiteraard hoeft een bestemmingsregel niet alle, hierna te noemen onderdelen te bevatten; dit kan per plan en per bestemming verschillen.
een figuur geldt geen vaste regel, aangezien deze aanduidingen zowel betrekking kunnen hebben op gebruik als op bouwen. Bovendien kan voor gebiedsaanduidingen en figuren een rol zijn weggelegd in de Algemene regels.
5. Algemene wijzigingsregels (optioneel) In dit artikel wordt een opsomming gegeven van de regels waarmee door middel van een wijzigingsbevoegdheid het mogelijk is enige flexibiliteit in het plan aan te brengen. Het gaat hierbij om een bevoegdheid en houdt geen verplichting in. Deze bevoegdheid mag nadrukkelijk niet worden gebruikt om zodanig aanzienlijke wijzigingen van bestemmingen te bewerkstelligen, dat daarmee de essentie van het plan wezenlijk wordt aangetast. 2.1.3.4. Overgangs- en slotregels In dit laatste onderdeel van de regels komen de overgangs- en slotregels aan de orde. De regels worden in onderstaande volgorde opgenomen. 1. Overgangsrecht In deze regels wordt vorm en inhoud gegeven aan het overgangsrecht. 2. Slotregel Als laatste wordt de slotregel opgenomen. In de regels van het bestemmingsplan wordt in deze regel aangegeven op welke wijze de regels van het bestemmingsplan kunnen worden aangehaald. 2.1.3.5 Indeling planregels In een bestemmingsregel wordt aangegeven waarvoor en − zo nodig − hoe de betreffende gronden mogen worden gebruikt en bebouwd. Ook hierbij worden een vaste indeling en volgorde aangehouden. Voor zover voor het betrokken bestemmingsplan van toepassing geldt dit voor alle soorten bestemmingen:
1 . Bestemmingen In paragraaf 2.1.3.2 is aangegeven hoe de regels van een bestemming worden opgebouwd en benoemd. 2. Uit te werken bestemmingen De regels van een bestemming worden als volgt opgebouwd en benoemd: - Bestemmingsomschrijving - Bouwregels - Uitwerkingsregels - Afwijken van de bouwregels - Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden - etc. Let op! - Bij een uit te werken bestemming wordt het gebruikelijke voorlopig bouwverbod (bouwverbod in afwachting van de uitwerking) in de bouwregels opgenomen. De daarbij behorende anticipatiemogelijkheid valt onder de “ontheffing van de bouwregels”. 3. Dubbelbestemming Voor de bestemmingsregels behorend bij een dubbelbestemming gelden − voor zover voor het betrokken bestemmingsplan relevant − dezelfde opbouw en dezelfde kopjes als voor bestemmingen. 4. De plaats van de aanduidingen in de regels Als van functieaanduidingen gebruik wordt gemaakt dienen deze een plaats te krijgen in de bestemmingsomschrijving. Bouwvlakken en bouwaanduidingen en maatvoeringaanduidingen horen in de bouwregels
5. Bestemmingen Definitie bestemming Een bestemming geeft aan voor welk doel of welke doeleinden (functies) de als zodanig op de plankaart aangegeven gronden mogen worden gebruikt en bebouwd. 5.1 Hoofdgroepen van bestemmingen. Enkelbestemmingen en functies De PRBP2012 schrijft bindend voor dat het verplicht is om voor alle bestemmingsvlakken (dus ook voor dubbelbestemmingsvlakken) een bestemmingshoofdgroep op te geven. Bijlage 3 bevat de verschillende plansystematieken waarbij per hoofdgroep van bestemmingen de functies c.q. vormen van gebruik worden genoemd, die altijd onder die hoofdgroep zullen worden ondergebracht, toegespitst op de Tilburgse situatie. Het betreft hier alleen de belangrijkste functies. Binnen de hoofdgroepen zijn ook meer algemene functies als bijv. water, groen, tuinen, parkeren, erven, terreinen, kleinschalige nutsvoorzieningen etc. toegestaan. Deze zijn echter niet bepalend voor de keuze van de bestemming en worden naar behoefte toegevoegd. Gebruik hoofdgroep Overig De bestemmingshoofdgroep ‘Overig’ mag (met uitzondering van dubbelbestemmingen) NIET gebruikt worden, tenzij het echt niet anders kan. Indien gebruik van deze hoofdgroep toch noodzakelijk geacht wordt, dan kan dit slechts alleen met toestemming van het kwaliteitsteam (zie ook 2.2). Indien men
13
onverhoopt toch gebruik moet maken van de hoofd-
delijke standaarden uit drie objecten: bestemmings-
drukking gebracht welke gebruiksdoelen of functies,
groep ‘Overig’ als enkelbestemming, dan dient de betekenis hiervan altijd nader uitgewerkt te worden met een betekenisvolle naam, uitleg voor welke functies deze hoofdgroep gebruikt mag worden en een nog niet in gebruik zijnde bijbehorende lettercode die begint met ‘O-’. Dit voorkomt dat gebruik gemaakt kan worden van vaste lettercodes die thans toegewezen zijn (of wellicht in de toekomst toegewezen worden) aan de in de standaard vastgelegde hoofdgroepen.
plangebied, bestemmingsvlak en aanduidingen. Daarnaast komt op de analoge verbeelding van het bestemmingsplan een verklaring voor. Deze heeft geen juridische betekenis. Het bestemmingsplangebied komt overeen met het plangebied. Het hele bestemmingsplangebied is vlakdekkend bestemd. Het bestemmingsvlak is het gebied waar een bestemming van toepassing is met de daarbij behorende regels. Een bestemming is te onderscheiden in een enkelbestemming en een dubbelbestemming. De enkelbestemmingen sluiten naadloos op elkaar aan en vormen met elkaar het plangebied. De dubbelbestemmingen kunnen de enkelbestemmingen op willekeurige wijze overlappen. Aanduidingen geven op de kaart een specificatie van het bestemmingsplangebied of van een bestemmingsvlak. De aanduidingen zijn onderverdeeld in gebiedsaanduidingen, functieaanduidingen, bouwvlak, bouwaanduidingen, maatvoeringaanduidingen en figuren. In de regels komen de aanduidingen terug.
met het oog op een goede ruimtelijke ordening, aan de in het plan begrepen gronden zijn toegekend. Een bestemming heeft altijd betrekking op een geometrisch bepaald vlak. Lijn- en puntbestemmingen komen niet voor. De verbeelding van een bestemming bestaat dus nooit uit een lijn of een punt.
5.2 Overzicht gespecificeerde en gesplitste bestemmingen Zie voor een overzicht van gespecificeerde en gesplitste bestemmingen die zijn afgeleid van bestemmingen uit de hoofdgroep en gebruikt worden binnen de planregels van de gemeente Tilburg, artikel 2.2.2, tabel 1. 5.3 Dubbelbestemmingen Er is sprake van een dubbelbestemming, indien op een stuk grond twee of meer onafhankelijk van elkaar voorkomende bestemmingen, doeleinden (functies) en/of bouw- en gebruiksregelingen voorkomen, waarbij er sprake is van een rangorde tussen de dubbelbestemming en de onderliggende bestemming. In de bij de dubbelbestemming behorende regels wordt de verhouding tussen deze doeleinden (functies) geregeld. De hoofdgroepen van dubbelbestemmingen zijn limitatief. Zie artikel 2.2.3, tabel voor een opsomming en artikel 2.3.7 voor de toepassing ervan.
2.2.2 Enkelbestemmingen Onder een bestemming wordt de bestemming verstaan die ingevolge artikel 3.1 Wro aan gronden wordt toegekend. Met een bestemming wordt tot uit-
2.2 Verbeelding 2.2.1 Algemeen Een bestemmingsplankaart bestaat volgens de lan14
afbeelding 1, indeling volgens de PRBP2012
Met het oog op de vergelijkbaarheid van bestemmingsplannen is het belangrijk dat er eenheid is in de wijze waarop de diverse functies in bestemmingen worden ondergebracht. Eenduidigheid in de naamgeving van bestemmingen is daarbij een vereiste. Daarom is een lijst met mogelijke in een plangebied voorkomende functies opgesteld. Deze functies zijn gegroepeerd binnen zogeheten hoofdgroepen van bestemmingen. Iedere hoofdgroep moet op de plankaart worden weergegeven in een andere kleur. Het gebruik van deze kleuren is gestandaardiseerd. Voor het toekennen van een kleur aan een bestemming wordt aansluiting gezocht bij de SVBP2012. In principe zijn de bestemming die in dit handboek genoemd worden de enige bestemmingen die gebruikt mogen worden. Alle voorkomende functies passen in beginsel binnen deze bestemmingen. In het geval een functie niet direct binnen één van deze
bestemmingen past of er enige twijfel bestaat waar
dubbelbestemming en de daarmee samenvallende
derscheiden: bouwvlak, bouwaanduiding, functieaan-
een betreffende functie toe behoort, wordt in overleg met het kwaliteitsteam bestemmingsplannen van de gemeente een keuze gemaakt voor de bestemming voor die functie. Hierbij wordt wel zoveel mogelijk aansluiting gezocht het bij het genoemde document.
bestemming. In de bij de dubbelbestemming behorende planregels wordt de verhouding tussen de doeleinden (functies) van de bestemmingen aangegeven. De specifieke kenmerken van dubbelbestemmingen brengen met zich mee dat deze bestemmingen doorgaans een relatief groot gebied beslaan en veelal op meerdere bestemmingen betrekking hebben. Een dubbelbestemming heeft altijd betrekking op een geometrisch bepaald vlak. Dubbelbestemmingen in de vorm van een lijn of een punt komen niet voor. Ook met betrekking tot dubbelbestemmingen is het belangrijk dat er eenheid komt in de wijze waarop hiermee wordt omgegaan. Met het oog hierop is een bindende lijst opgestel met mogelijke functies/gebruiksdoelen die voor dubbelbestemmingen in aanmerking komen.
duiding, maatvoering, figuur en gebiedsaanduiding. In de regels dient de betekenis van de aanduidingen te worden vermeld. Het is mogelijk dat aanduidingen met elkaar worden gecombineerd. Aanduidingen hebben altijd juridische betekenis waardoor zij niet alleen voorkomen in de analoge en digitale verbeelding van een bestemmingsplan, maar ook in de regels. 2.2.4a Gebiedsaanduiding Indien een dubbelbestemming niet tot de mogelijkheden behoort en er − bijvoorbeeld op grond van sectorale regelgeving − toch aanleiding bestaat om extra mogelijkheden of beperkingen in het plan op te nemen, kan van gebiedsaanduidingen gebruik worden gemaakt. Een gebiedsaanduiding is een aanduiding die verwijst naar een gebied waarvoor bij de toepassing van het bestemmingsplan specifieke regels gelden of waar nadere afwegingen moeten worden gemaakt, hetzij ter beperking van de gebruiksmogelijkheden hetzij ter verruiming daarvan. Gebiedsaanduidingen overlappen meestal meerdere bestemmingen. Bij gebiedsaanduidingen gaat het veelal om zones en (deel)gebieden die aan sectorale regelgeving zijn ontleend. In alle gevallen gaan gebiedsaanduidingen vergezeld van een daarop betrekking hebbende regeling in de regels.
tabel 1, overzicht enkelbestemmingen tabel 2, overzicht dubbelbestemmingen 2.2.3 Dubbelbestemmingen Er is sprake van een dubbelbestemming, indien op een stuk grond twee of meer onafhankelijk van elkaar voorkomende bestemmingen voorkomen, waarbij er sprake is van een rangorde tussen de
2.2.4 Aanduidingen Aanduidingen worden gebruikt om het bestemmingsplangebied of bestemmingsvlakken nader te specificeren. Er zijn zes soorten aanduidingen te on-
2.2.4b Functieaanduiding Een functieaanduiding wordt gebruikt om de gebruiksmogelijkheden binnen een bestemming of een gedeelte daarvan nader te specificeren. Het kan hierbij gaan om een nadere specificatie van de gebruiksmogelijkheden, een expliciete verruiming daarvan of juist een beperking. Bij het opstellen van bestemmingsplannen moeten deze aanduidingen worden toegepast. Met het oog op een goede ruimtelijke ordening is er in aanvulling op de
15
verwezen naar bijlage 4.
2.2.4d Bouwaanduiding Alle aanduidingen met betrekking tot de wijze van bouwen en de verschijningsvorm van bouwwerken, worden bouwaanduidingen genoemd. Bij het opstellen van een bestemmingsplan moet van deze bouwaanduidingen gebruik worden gemaakt. Met het oog op een goede ruimtelijke ordening is er in aanvulling op de bouwaanduidingen genoemd in de SVBP2012 een aanvullende lijst gemaakt, de zogenaamde specifieke bouwaanduidingen. Hiermee kunnen bouwaanduidingen worden gebruikt die niet in de SVBP2012 voorkomen. Bouwaanduidingen worden veelal gebruikt in combinatie met een bouwvlak.
tabel 4, overzicht specifieke functieaanduidingen Naast de bovenstaande functieaanduidingen neemt Tilburg ook bomen op. In de nota Tilburg BoomT (januari 2008) is bepaald dat openbare bomen met
tabel 3, overzicht gebiedsaanduidingen functieaanduidingen genoemd in de SVBP2012 een aanvullende lijst gemaakt, de zogenaamde verzamelaanduidingen. Hiermee kunnen functie- en gebruiksmogelijkheden worden aangegeven die niet in de SVBP2012 worden genoemd. Vanwege de leesbaarheid worden hier alleen de specifieke vormen van een functieaanduiding opgenomen die specifiek voor de gemeente Tilburg gelden. Voor de volledige lijst functieaanduidingen wordt 16
een hoofdwaarde, monumentale bomen en openbare bomen van de 1e categorie in het bestemmingsplan moet worden opgenomen. Deze bomen worden in een afzonderlijke bijlagekaart bij de regels opgenomen met vermelding van beeldbepalende en monumentale bomen, door middel van afzonderlijke cellen. 2.2.4c Bouwvlak Delen van bouwpercelen welke in aanmerking komen voor het oprichten van (hoofd)gebouwen, worden aangegeven met bouwvlakken. Binnen dit vlak wordt het hoofdgebouw gesitueerd, waarbij eventueel gebruik wordt gemaakt van een aan te geven bebouwingspercentage. Binnen het plangebied komt maar één soort bouwvlak aanduiding voor.
tabel 5, overzicht specifieke bouwaanduidingen
2.2.4e Maatvoering Om voor een bouwvlak of bestemmingsvlak op de analoge verbeelding van het bestemmingsplan aan te geven welke maten er gelden, worden aanduidingen in de vorm van gestandaardiseerde coderingen gebruikt. Denk hierbij bijvoorbeeld aan hoogtematen
en bebouwingspercentages.
2.3.2 Bestemmingen
Maatvoering kan ook gerelateerd zijn aan gedeelten van een bouwvlak of een bestemmingsvlak. In dat geval wordt het ene deel door middel van een maatvoeringvlak van het andere deel onderscheiden.
Op basis van de hoofdgroepen van bestemmingen en dubbelbestemmingen kunnen alle in een bestemmingsplan voorkomende bestemmingen en dubbelbestemmingen worden benoemd en vorm gegeven. Telkens dient gekeken te worden naar de lijst van hoofdgroepen en de daarbij behorende functies. Als een te bestemmen functie in deze lijst voorkomt, krijgt de bij deze functie behorende bestemming automatisch de naam van de betrokken hoofdgroep. Indien een functie niet in de lijst voorkomt, dan dient aansluiting te worden gezocht bij de meest passende hoofdgroep.
tabel 7, overzicht figuuraanduidingen
2.3 Instructies voor het toekennen van bestemmingen 2.3.1 Algemeen De verschillende hoofdgroepen van bestemmingen met omschrijvingen zijn limitatief benoemd in de SVBP2012. De bestemmingsplanmaker kan uitsluitend een keuze maken uit deze lijst van beschikbare hoofdgroepen van bestemmingen. Andere bestemmingen, kleuren of coderingen zijn niet toegestaan. Ondanks deze limitatieve keuzemogelijkheden kan
tabel 6, overzicht maatvoeringen 2.2.4f Figuur Er zijn in de praktijk aanduidingen die voor een goede planologische regeling van belang kunnen zijn, maar die niet zijn onder te brengen onder de hiervoor bedoelde categorieën van aanduidingen. Het betreft hier zogenaamde figuren. Figuren zijn tekens die naar een specifieke regeling in de regels verwijzen.
een gebied specifiek of gesplitst worden. De regels hierin zijn vastgelegd in de Tilburgse plansystematiek. De vrijheid bestaat om in de regels specifieke situaties te benoemen en juridisch te bepalen. Dit Handboek zorgt voor de vertaling van die specifieke regels naar eenduidige namen, kleuren en coderingen op de analoge verbeelding van het bestemmingsplan. Het Handboek zorgt zodoende (ondanks de diversiteit aan regels) voor een rustig, leesbaar en vergelijkbaar kaartbeeld. Dit is van belang, omdat de groep gebruikers van digitale bestemmingsplannen via internet in potentie groter is dan het geval is bij papieren analoge verbeelding van het bestemmingsplan en deze gebruikers geen mondelinge toelichting krijgen.
Onder de hoofdgroepen Centrum en Gemengd bijvoorbeeld vallen functies van uiteenlopende aard. Zij zijn daarom anders dan de andere hoofdgroepen. Voor de toepassing van de hoofdgroepen Centrum en Gemengd geldt het volgende: de bestemming Centrum wordt gebruikt wanneer sprake is van een dorps- of stadscentrum in planologische/stedenbouwkundige zin. In geval van de bestemming Centrum zal detailhandel dus nagenoeg altijd een van de belangrijkste hoofdfuncties zijn. Van de bestemming Gemengd wordt gebruik gemaakt voor gebieden met een diversiteit aan hoofdfuncties. Hierbij valt te denken aan een winkelstrip met woningen op de verdieping (in een woonwijk) of een gebied waar flexibiliteit van functies is toegestaan, zoals langs de linten. 2.3.3 Specificatie door middel van bestemmingsbenaming Specificatie van een bestemming kan plaatsvinden door achter de naam van de hoofdgroep een specifieke bestemmingsbenaming te zetten (zie tabel 1). Hierdoor ontstaat een aparte bestemming met eigen regels. Van deze mogelijkheid wordt gebruik
17
gemaakt, wanneer zich binnen dezelfde hoofdgroep
functieaanduiding, wanneer deze op meerdere, aan
betrokken functie betrekking hebben. Deze letters
functies voordoen die qua ruimtelijke kenmerken en effecten, ook wel situeringkenmerken genoemd, grote verschillen vertonen, bijvoorbeeld: een agrarische functie krijgt volgens de lijst van hoofdgroepen de bestemming Agrarisch. Indien er vanwege het belang van de betrokken bedrijfstypen behoefte bestaat aan specificatie, kan gekozen worden voor (bijvoorbeeld) de bestemmingsbenamingen Agrarisch-Agrarisch bedrijf (A-AB). De desbetreffende functie dient wel binnen de betrokken hoofdgroep te vallen. Dus wel Maatschappelijk-Religie (M-RE), maar niet Maatschappelijk-Detailhandel (M-DH).
elkaar grenzende bestemmingsvlakken betrekking heeft, per bestemmingsvlak te worden herhaald. Op deze wijze kan bijvoorbeeld tot uitdrukking worden gebracht dat ter plaatse alleen een bepaalde, met name genoemde functie is toegestaan. Functieaanduidingen lenen zich er ook voor om op een bepaalde locatie een specifieke, niet bij de bestemming passende, functie mogelijk te maken, bijvoorbeeld: in een plangebied komt een woongebouw voor met in de “plint” andere functies zoals detailhandel en dienstverlening. De gronden kunnen dan worden bestemd voor Wonen met de aanduidingen die bij de afwijkende functies horen. In dit geval (dh) en (dv). Dit is een geval van verruiming maar het kan ook voorkomen dat er expliciet beperkt moet worden. In dat geval wordt er een minteken voor de lettercode geplaatst (-dh). Hier is de functie Detailhandel niet meer mogelijk. Functieaanduidingen lenen zich ook goed voor het bestemmen in meerdere lagen (ondergronds, begane grond, verdiepingen, etc.). Van een
mogen echter niet overeenkomen met de letters of lettercombinaties die al vergeven zijn aan de functieaanduidingen zoals opgesomd in de SVBP2012. De code en de naam die aldus voor een verzamelaanduiding ontstaan, dienen uniek te zijn. Ditzelfde uitgangspunt wordt gehanteerd door de gemeente vastgelegde lettercombinaties die geen deel uitmaken van de functiegroepen uit de SVBP2012. Nieuwe lettercombinaties dienen ter beoordeling voorgelegd te worden aan het kwaliteitsteam van de gemeente Tilburg. De begrenzing van een verzamelaanduidingvlak is hetzelfde als de begrenzing van een aanduidingvlak met vaste lettercode. Overigens wordt ook de code voor een verzamelaanduiding tussen haakjes geplaatst. Bij uitsluiting van een met een verzamelaanduiding aangegeven functie wordt ook hier van een minteken gebruik gemaakt.
functieaanduiding kan ook gebruik worden gemaakt om waardevolle elementen aan te geven. Op deze wijze kan tot uitdrukking worden gebracht dat bij het gebruik overeenkomstig de bestemming met waardevolle elementen rekening moet worden gehouden. Hierbij gaat het om afzonderlijke elementen die niet voor een toepasselijke (dubbel)bestemming of een gebiedsaanduiding in aanmerking komen. In de bestemmingsomschrijving kan de betrokken waarde zo nodig worden geconcretiseerd.
aangeven dat het om een specifieke bouwaanduiding gaat die niet in de SVBP2012 is opgenomen. In het geval van een bouwaanduiding gebeurt dit door de afkorting “sba” wat staat voor specifieke bouwaanduiding. In dit handboek zijn een aantal specifieke bouwaanduidingen opgenomen waarvan de twee belangrijkste: specifieke bouwaanduiding-gemeentelijk monument [sba-gm] en specifieke bouwaanduidingrijksmonument [sba-rm]. De code en de naam die voor beide verzamelaanduidingen ontstaan, dienen uniek te zijn. Nieuwe bouwaanduidingen dienen ter beoordeling voorgelegd te worden aan het kwaliteitsteam van de gemeente Tilburg.
2.3.4 Specificatie door middel van splitsing Voor bestemmingen is er ook een mogelijkheid tot splitsen (zie tabel 1). Splitsing van bestemmingen is zinvol, wanneer zich binnen dezelfde bestemming geheel verschillende stedenbouwkundige situaties voordoen die om heel verschillende bouwregels (bouwaanduidingen) vragen. Hierbij valt te denken aan functies die qua situeringkenmerken en ruimtelijke effecten grote verschillen vertonen. Daarnaast kan splitsing van bestemmingen zinvol zijn, wanneer binnen dezelfde hoofdgroep diverse pakketten aan functies zijn te onderscheiden en er zonder splitsing een opeenhoping aan functieaanduidingen zou ontstaan. Bij splitsing van bestemmingen wordt altijd van Arabische cijfers gebruikgemaakt. Bij de bestemming Wonen kan splitsing leiden tot de bestemmingen Wonen-1 (W-1) en Wonen-2 (W-2). Denk hierbij aan woningen die op verschillende wijze zijn of mogen worden gebouwd. 2.3.5 Specificatie door middel van aanduidingen Het gebruik binnen een bestemming kan ook worden gespecificeerd door middel van functieaanduidingen (zie tabel 4). Omdat een functieaanduiding altijd betrekking heeft op één bestemmingsvlak dient de 18
Bij niet genoemde functies dient gebruik te worden gemaakt van een verzamelaanduiding. Deze wordt weergegeven door de kleine letter “s” in combinatie met de letter(s) van de hoofdgroep waaronder de functie eigenlijk valt. De “s” staat voor “specifieke vorm van”. Achter de letter “s” en de letter(s) van de hoofdgroep worden letters geplaatst die op de
Bij bouwaanduidingen (zie tabel 5) kan ook met verzamelaanduidingen gewerkt worden als men wil
2.3.6 Gebruik gebiedsaanduidingen Bij het opstellen van een bestemmingsplankaart (verbeelding) moet − voor zover van toepassing − van de genoemde gebiedsaanduidingen (zie tabel 3) gebruik
worden gemaakt. Binnen de gemeente Tilburg worden de verschillende gebiedsaanduidingen aangegeven die voortkomen vanuit de vliegbasis Gilze-Rijen. We maken onderscheid in de IHCS, ILS en funnels. Deze drie aanduidingen worden op de verbeelding tezamen aangegeven als Luchtvaartverkeerzone. Deze drie gebiedsaanduidingen worden uitgesplitst in drie aparte Bijlage bij de regels. De Ke-contour is ook afkomstig van de vliegbasis en wordt aangegeven op de plankaart. Ke staat voor Kosteneenheden. De kosteneenheid is de maat voor de lawaaibelasting die op een bepaalde plaats op de grond tengevolge van vliegverkeer wordt ondervonden. Hij is gebaseerd op het aantal over- en langsvliegende vliegtuigen, het van deze vliegtuigen ondervonden maximale geluidsniveau en de verdeling over het etmaal, waarbij bijvoorbeeld de late avond zwaarder telt dan de middag. De Ke-contour wordt als gebiedsaanduiding aangegeven. Hiervoor is een gebiedsaanduiding gespecificeerd, namelijk: geluidzone-luchtvaart. 2.3.7 Gebruik dubbelbestemmingen Dubbelbestemmingen zijn alleen mogelijk wanneer zich een of meer van de hoofdgroepen voordoen. Met een dubbelbestemming kunnen ruimtelijk relevante belangen veilig worden gesteld die niet of onvoldoende met “onderliggende” bestemmingen kunnen worden gewaarborgd. Daarbij hebben de met de dubbelbestemming samenhangende belangen in beginsel voorrang op het belangen van de onderliggende bestemming. Het waarborgen van belangen met behulp van een dubbelbestemming leidt tot bijzondere of extra regels of noodzaakt tot nadere afweging van belangen. SVBP2012 bevat een limitatieve lijst met dubbelbestemmingen. Daarin komen de dubbelbestemmingen voor met betrekking tot Leidingen, Waarden en Waterstaat.
is vastgelegd hoe de inhoud van een bestemmings2.3.8 Uit te werken bestemmingen Uit te werken bestemmingen komen in de lijst met hoofdgroepen niet voor. Voor de namen van de uit te werken bestemmingen worden de namen van de hoofdgroepen gebruikt. Achter de lettercode van deze bestemming wordt de code -U geplaatst. De bestemming heet dan bijvoorbeeld Kantoor-Uit te werken (op de analoge verbeelding van het bestemmingsplan code K-U).
2.4.1 Algemeen Het onderscheid tussen de digitale en analoge ver-
plan moet worden weergegeven. De analoge verbeelding van een bestemmingsplan leidt altijd tot een concreet en afgerond product, te weten: een analoge (papieren) kaart. Bij de eisen die worden gesteld aan de digitale verbeelding is dit niet het geval. Dit komt omdat er bij de digitale verbeelding − gebaseerd op een geometrische plaatsbepaling van plangebied en bestemmingen − niet alleen sprake is van een standaard cartografische weergave door middel van kleuren en symbolen, maar ook van dynamiek en interactie met de digitale informatie. Aldus wordt de uiteindelijke digitale verbeelding mede bepaald door de functionaliteit van de interface/viewer die wordt gebruikt. Hierbij kan worden gedacht aan aanklikken of een ‘mouse-over’, waardoor bijvoorbeeld een ‘tooltip’ of een tekstvenster op het scherm verschijnt. Essentieel is dat de digitale verbeelding alle relevante bestemmingsplaninformatie moet kunnen tonen. Een raadpleger van het bestemmingsplan moet deze informatie voor ogen kunnen krijgen zonder daar zelf
beelding van het bestemmingsplan is een nieuw element van de SVBP2012. Bij de digitale verbeelding
uitdrukkelijk om te hoeven vragen. Bij aanduidingen gaat het er dan om dat zichtbaar wordt dat er een
2.3.9 Stappenplan In bijlage 3 is het stappenplan beschreven, dat doorlopen dient te worden bij het toekennen van bestemmingen binnen een bestemmingsplan.
2.4 Verbeelding van het bestemmingsplan
tabel 8, gebruik functies dubbelbestemmingen
19
aanduiding geldt. Voor de inhoud van deze aandui-
sche gegevens, kadastrale ondergrond, straatnamen
uitgewerkte krijgen de kleur van de hoofdgroep. Er
ding moet een interactie plaatsvinden.
en dergelijke) alleen normen die juridisch relevant zijn. De normatieve regelingen die op een analoge verbeelding van het bestemmingsplan vermeld staan, zijn daarom terug te vinden in de regels. Overige vermeldingen horen thuis in de toelichting, waarin ook toelichtingkaartjes kunnen worden opgenomen (bijvoorbeeld milieuzoneringskaarten waarmee rekening is gehouden bij het opstellen van het bestemmingsplan). Dit om de analoge verbeelding van het bestemmingsplan zo rustig en leesbaar mogelijk te houden.
wordt in de digitale verbeelding geen gebruik gemaakt van lettercoderingen. De betreffende bestemming wordt weergegeven door interactie met het kaartbeeld en/of de interface.
De SVBP2012 bevat de basis voor de standaardisatie van het cartografisch ontwerp, in die zin dat de bestemmingen, dubbelbestemmingen en aanduidingen in alle viewers op dezelfde wijze moeten worden verbeeld door middel van kleuren. Bij de digitale verbeelding wordt gewerkt met twee kaartvensters. Een venster met een overzichtskaart en een venster met daarin de bestemmingsplankaart, aangeduid als kaartvenster. Het venster voor de overzichtskaart wordt ook gebruikt voor het weergeven van de gebiedsaanduidingen. Bij het raadplegen van een digitale verbeelding moet het mogelijk zijn om te kunnen meten. De analoge verbeelding moet alle te verbeelden informatie bevatten. Het gaat hierbij dus om het plangebied, de (dubbel)bestemmingen, de aanduidingen en de verklaringen. Bestemmingen moeten voorts worden vastgesteld met gebruikmaking van een duidelijke ondergrond. Bij het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan moet worden aangegeven welke ondergrond is gebruikt. Welke ondergrond gebruikt is, staat vermeld in het geleideformulier. Deze ondergrond zal bij de analoge verbeelding moeten worden toegepast. Bij de digitale verbeelding kunnen andere ondergronden worden gebruikt. Op verzoek dient wel de bij het besluit tot vaststelling van het plan gebruikte ondergrond te worden getoond. Voor zowel de digitale als de analoge verbeelding geldt dat aangrenzende gebieden moeten worden weergegeven. Bij de analoge verbeelding geldt nog dat een noordpijl en schaal moeten worden weergegeven en dat de analoge verbeelding van duurzaam materiaal vervaardigd moet worden. De analoge verbeelding van het bestemmingsplan bevatten naast verklaringen met een verduidelijkende functie (bijvoorbeeld topografi20
2.4.2 Plangebied Op de verbeelding wordt de begrenzing van het plangebied aangegeven door een aparte lijnstijl, namelijk een lijn met gesloten bolletjes. De lijn is 3 maal zo dik als de ondergrond. Deze verbeelding is zowel voor de analoge als de digitale verbeelding hetzelfde. Voor de plangrens bestaat maar één aanduiding, of deze tevens gemeentegrens of rijksgrens is. Dit soort grenzen zijn bestemmingsplan juridisch niet relevant en worden niet meer op de analoge verbeelding van het bestemmingsplan aangegeven. 2.4.3 Digitale verbeelding In de volgende hoofdstukken wordt de verbeelding van de verschillende onderdelen van de digitale plankaart besproken.
Afbeelding 2, verbeelding plangrens 2.4.3a Enkelbestemmingen Voor de digitale verbeelding zijn de kleuren van de hoofdgroepen in de bijlage opgenomen. Alle bestemmingen, dus ook de gesplitste, gespecificeerde of
Afbeelding 3, verbeelding enkelbestemming digitaal 2.4.3b Dubbelbestemmingen In de digitale verbeelding worden de hoofdgroepen van dubbelbestemmingen weergegeven door zwarte vlakpatronen. Ook hier worden geen lettercodes gebruikt. Welke dubbelbestemming ter plaatse geldt, word zichtbaar door interactie met het kaartbeeld en/of de interface. Voor de drie hoofdgroepen zijn drie verbeeldingen van vlakpatronen.
Afbeelding 4, verbeelding dubbelbestemming digitaal 2.4.3c Gebiedsaanduidingen Digitaal wordt er onderscheid gemaakt in een kaartvenster en een overzichtsvenster. In het kaartvenster worden de gebiedsaanduidingen aangegeven door vlakken met gekleurde grenzen. De gekleurde grenzen hebben betrekking op zeven te onderscheiden hoofdgroepen. Zie bijlage 5 van de SVBP2012 voor de totale verbeelding van de gebiedsaanduidingen. Welke specifieke gebiedsaanduiding ter plaatse geldt, wordt zichtbaar door interactie met het kaartbeeld en/of de interface, waarbij de bij deze aanduiding behorende informatie direct beschikbaar is of kan worden opgeroepen. De gebiedsaanduiding dient ook zichtbaar te zijn in de overzichtskaart door middel
van gekleurde, transparante vlakken.
Afbeelding 5, verbeelding gebiedsaanduiding digitaal
2.4.3d Bouwvlak Het bouwvlak is qua verbeelding gelijk voor zowel de digitale als de analoge vorm. De lijndikte voor het bouwvlak is 4.
Afbeelding 6, verbeelding bouwvlak digitaal
van toepassing zijnde maatvoeringaanduidingen zichtbaar door interactie met het kaartbeeld en/of de interface, waarbij de bij deze aanduiding behorende informatie direct beschikbaar is of kan worden opgeroepen.
Afbeelding 8, verbeelding figuur (gevellijn) digitaal 2.4.4 Analoge verbeelding Met ingang van 1 oktober 2012 is de opzet van de analoge versie van een bestemmingsplan geheel vormvrij. De gemeente Tilburg kiest ervoor om de bestaande opmaak te handhaven, zoals hieronder is weergegeven.
Afbeelding 9, verbeelding enkelbestemming analoog Dubbelbestemmingen worden door een zwarte arcering weergegeven. Elke hoofdgroep heeft zijn eigen arcering met lettercode. Specificaties binnen de hoofdgroep worden weergegeven door middel van de lettercode van de hoofdgroep in combinatie met letters van de specificatie. Alle letters worden cursief en als hoofdletter weergegeven.
Afbeelding 10, verbeelding dubbelbestemming analoog 2.4.3e Bouw,- functie en maatvoeringaanduidingen Het matrix in de analoge tekening wordt in de digitale kaart vertaald naar een maatvoeringvlak. Aan dit vlak wordt een waarde gekoppeld. In de digitale verbeelding van het bestemmingsplan worden de van toepassing zijnde aanduidingen zichtbaar door interactie met het kaartbeeld en/of de interface, waarbij de bij deze aanduiding behorende informatie direct beschikbaar is of kan worden opgeroepen. Tevens worden de grenzen van de aanduiding zichtbaar.
Afbeelding 7, verbeelding functie, bouw en maatvoeringaanduiding digitaal
2.4.3f Figuren De matrix in de analoge tekening wordt in de digitale kaart vertaald naar een maatvoeringvlak. Aan dit vlak wordt een waarde gekoppeld. In de digitale verbeelding van het bestemmingsplan worden de
2.4.4a Enkelbestemmingen Elke bestemmingshoofdgroep heeft een vaste kleur met een vaste hoofdletter of combinatie van hoofdletters. Alle bestemmingen, dus ook de gesplitste, gespecificeerde of uitgewerkte krijgen de kleur van de hoofdgroep. Dit houdt in dat alle binnen een hoofdgroep te formeren bestemmingen deze kleur dienen te krijgen en door deze hoofdletter(s) moeten worden weergegeven. Voor bestemmingsspecificaties zijn geen kleuren toegestaan, die afwijken van de voor de hoofdgroep aangegeven kleur. De hoofdletter(s) die bij de bestemming horen, worden niet in de regels (bestemmingsnaam, bestemmingsomschrijving) opgenomen. Ze zijn wel zichtbaar op de analoge kaart en in de legenda die bij de analoge verbeelding hoort. Plaatsing van de bestemmingscode geschiedt bij voorkeur in het bestemmingsvlak. Alleen wanneer dit bij ruimtegebrek niet mogelijk is, wordt de bestemmingscode in het betrokken bouwvlak geplaatst. Zo nodig kan ook worden aangepijld. 2.4.4b Dubbelbestemmingen
2.4.4c Gebiedsaanduidingen De gebiedsaanduidingen worden weergegeven door middel van verschillende arceringen in kleur. Tussen meerdere gebiedsaanduidingen met dezelfde betekenis wordt onderscheid gemaakt door cursief weergegeven cijfers.
Afbeelding 11, verbeelding gebiedsaanduiding analoog 2.4.4d Functieaanduidingen De functieaanduidingen worden weergegeven met een kleine letter of een combinatie van kleine letters tussen haakjes. In bijlage X zijn deze letter(s) vermeld, evenals de wijze waarop de begrenzing van een aanduidingvlak dient te worden weergegeven. Indien door middel van een aanduiding moet worden aangegeven dat bepaalde functies juist niet zijn toegestaan, wordt − in de analoge verbeelding −
21
d
Afbeelding 12, verbeelding functieaanduiding analoog de betrokken lettercode binnen de haakjes van een minteken voorzien. 2.4.4e Bouwvlak Zie 2.4.3d 2.4.4f Bouwaanduidingen De in bijlage 4 opgenomen bouwaanduidingen worden met kleine cursieve letters tussen blokhaken weergegeven. De begrenzing van de bouwaanduiding is hieronder weergegeven. Indien door middel van een aanduiding moet worden aangegeven dat een bepaalde wijze van bouwen of een bepaalde verschijningsvorm niet is toegestaan, wordt − in de analoge verbeelding van het bestemmingsplan − de betrokken lettercode binnen de haakjes van een minteken voorzien.
Afbeelding 13, verbeelding bouwaanduiding analoog 2.4.4g Maatvoeringaanduidingen Alle aanduidingen die betrekking hebben op afmetingen, percentages, oppervlakten, hellingshoeken en aantallen, zowel ten aanzien van het bouwen als ten aanzien van het gebruik, zijn maatvoeringaanduidingen. Hiervoor worden gestandaardiseerde coderingen gebruikt, die zijn weergegeven in bijlage 4.
Afbeelding 14, verbeelding maatvoering analoog 22
2.4.4h Figuren
1:10.000. Bij voorkeur wordt de analoge plankaart
Figuren worden analoog verbeeld op de wijze zoals aangegeven in bijlage 4. Bij leidingen wordt de hartlijn van de aanduiding geplaatst in het vlak van de dubbelbestemming. In de hartlijn wordt aangegeven om welke leiding het gaat.
opgemaakt op schaal 1:1000. Voor digitale bestemmingplannen is de schaal niet van belang omdat met in- en uitzoomen de juiste uitsnede wordt bepaald.
2.4.5 Ondergrond Bij digitaal verbeelde bestemmingsplannen vervult de ondergrond een andere functie dan bij analoog verbeelde plannen. Het Bro bepaalt alleen dat de ondergrond duidelijk moet zijn. Dit betekent dat de ondergrond zodanige informatie moet bevatten dat men zich een indruk van het plangebied kan vormen. Aan deze ondergrond kunnen geen rechten worden ontleend en heeft dus geen juridische status. De meest recente Grootschalige BasisKaart van Tilburg (GBKT) in combinatie met de Kadastrale informatie
2.4.7 Legenda Boven het stempel en het vignet van de analoge verbeelding is ruimte voor de legenda die wordt opgebouwd volgens het modelrenvooi. Deze geeft uitleg over alle elementen die op de plankaart zijn getekend. Binnen alle categorieën is de volgorde alfabetisch. Zie bijlage 4 voor een totale verbeelding. De volgende indeling wordt gehanteerd: - Plangrens - Bestemmingen o Bestemmingen o Uit te werken bestemmingen o Dubbelbestemmingen - Aanduidingen o Gebiedsaanduidingen o Functieaanduidingen
dient als basis voor de analoge verbeelding van het bestemmingsplan. Deze ondergrond komt binnenkort echter te vervallen en wordt dan vervangen door de BGT: Basisregistratie Grootschalige Topografie.
Zie het leveringsprotocol (bijlage 3) voor de aanlevering van digitale ondergronden aan derden. De ondergrond dient geogerefereerd te zijn en te worden vastgelegd in DGN-formaat. De ondergrond wordt in het DGN-formaat als een aparte tekening aangeleverd met de naamgeving zoals in de STRI aangegeven (o_[IDN]).
De digitale verbeelding kent geen vaste indeling van de legenda. Wel moet de digitale verbeelding van het bestemmingsplan een legenda bevatten, waarin in ieder geval de volgende onderdelen zijn opgenomen: hoofdgroepen van bestemmingen, dubbelbestemmingen en aanduidingen.
Afbeelding 15, verbeelding figuur (gevellijn) analoog
2.4.6 Schaal De schaal waarop de analoge verbeelding van het bestemmingsplan wordt afgedrukt is afhankelijk van de omvang van het plangebied , maar is volgens hethuidige Besluit op de ruimtelijke ordening ten minste
o Bouwvlak o Bouwaanduidingen o Maatvoeringaanduidingen o Figuren
2.4.8 Richting Een bestemmingsplan wordt op coördinaten, in noord-zuidrichting getekend en analoog bij voorkeur ook zo opgemaakt. De noordpijl wordt in het stempel geplaatst. De weergave bij het digitale plan is altijd noord-zuid gericht.
2.4.9 Stempel
verd. Verbeeldingen die worden geleverd in AutoCad
In de rechter onderhoek van de plankaart wordt een stempel opgenomen die is meegeleverd in celbibliotheek Ra-RoPlan2012.cel. Hierin worden onder andere de naam van het bestemmingsplan aangegeven, de status van de tekening en de datum. Naast de schaal van het plan wordt ook de identificatiecode van het plangebied opgenomen (zie planidentificatie). Boven de stempel wordt een klein overzichtskaartje van de gemeente geplaatst met daarop de aangegeven ligging van het plangebied en daarnaast de verschillende deelbladen. We noemen dit het “vignet”.
voldoen niet aan de standaardeisen van de gemeente, evenmin als tekeningen die vanuit AutoCad zijn omgezet naar MicroStation. De reden hiervoor is dat bij een dergelijke omzetting dermate veel verschuivingen optreden, dat de kaart of onbruikbaar is of slechts met zeer veel tijdsinvestering te “herstellen” is. De gemeente Tilburg maakt gebruik van de applicatie RoPlan om het digitale plan te coderen. De gemeente geeft er de voorkeur aan om dit in “eigen huis” te doen, dit deel van het digitaliseringtraject zal dus bij voorkeur niet uitbesteed worden.
2.4.10 Lettertype Als huisstijl gebruikt de gemeente Tilburg het lettertype “Calibri”. Deze wordt dan ook gebruikt in de stempel. De overige tekst in de plankaart is “Arial”.
2.5.3 Laagindeling De ondergronden worden aangeleverd door de gemeente Tilburg en kennen een eigen laagindeling. Aangezien de ondergronden in een apart bestand worden geleverd, wordt de laagindeling intact gehouden. De laagindeling en de verbeelding van de lagen van de plankaart is beschreven in bijgeleverde DGNLIB en dient te worden aangehouden. Elke
2.5 Techniek 2.5.1 Algemeen De gemeente Tilburg stelt aan bestemmingsplanverbeelding onder meer als eis dat deze begrijpelijk en helder is (zie hoofdstuk 5). Tevens is een uniforme opbouw belangrijk. Aspecten zoals lay-out, schaal, kleuren en aanduidingen zijn dan in één oogopslag duidelijk. Dit geldt ook voor zaken als de mappenstructuur, bestandsopbouw en de hard- en software. In dit hoofdstuk worden richtlijnen gegeven voor de meer technische aspecten van het op te leveren c.q. uit te wisselen digitale bestemmingsplan. Uitgangspunt vormen momenteel met name de Praktijkrichtlijn Bestemmingsplannen PRBP2012 en IMRO2012. De nieuwe bestemmingsplannen zullen dan ook uitgevoerd moeten worden conform IMRO2012. Zie hiervoor ook het leveringsprotocol in bijlage 3. 2.5.2 Programmatuur De plankaarten worden in het formaat DGN aangele-
enkelbestemming, dubbelbestemming, bouwvlak, aanduiding en figuur wordt gescheiden per laag. Dit om het coderen in een later stadium zo vlot mogelijk te laten verlopen. 2.5.4 Plantekst Voor het opstellen van de digitale plantekst levert de gemeente het meest actuele bibliotheekbestand. De externe partij levert na het schrijven van de planregels en toelichting een uitwisselbaar bestand aan (.DPP- of .RP-formaat). 2.5.5 Leveringsprotocol bestemmingsplannen gemeente Tilburg Bij het aanleveren van de ondergronden wordt het leveringsprotocol meegeleverd waarin beschreven staat aan welke eisen een aangeleverd plan moet voldoen (zie bijlage 3).
2.6 Digitale uitwisseling 2.6.1 Algemeen Om probleemloos digitale bestemmingsplannen te kunnen uitwisselen, dienen zij geheel conform de IMRO2012 te zijn opgesteld. Er is daardoor sprake van een, binnen de juridische context, complete gegevensset. De objecten van het bestemmingsplan waaraan IMRO-codes moeten worden toegevoegd, zijn alle objecten van het bestemmingsplan die een verankering hebben in de regels. IMRO2012 omvat tevens de beschrijving van de gegevensset ten behoeve van de uitwisseling van besluiten in relatie tot bestemmingsplannen, zoals voorbereidingsbesluiten en dergelijke. Ten slotte is in de praktijkrichtlijn ook het zogenoemde geleideformulier opgenomen, die tezamen met de gegevensset wordt verzonden. Het rapport Praktijkrichtlijn Bestemmingsplannen 2012 beschrijft in detail hoe deze IMRO-codering moet worden toegepast en uitgevoerd. Als digitale bestemmingsplannen eenmaal opgesteld zijn, dienen deze natuurlijk ook nog uitgewisseld te worden. Enerzijds zal er uitwisseling plaatsvinden tijdens het proces tussen het stedenbouwkundig bureau dat het plan heeft opgesteld en de gemeente, anderzijds vindt er uitwisseling plaats via de electronische weg tussen de gemeente en de verschillende overleginstanties (die diensten van Rijk en provincie die belast zijn met de behartiging van belangen die in het plan in het geding zijn, aan de betrokken waterschapsbesturen en aan de besturen van bij het plan een belang hebbende gemeenten). Voor VROM geldt: stukken ten behoeve van het vooroverleg, ontwerpbesluiten met bijbehorende stukken en vaststellingsbesluiten met bijbehorende stukken langs electronische weg dienen via viz-ruimtelijkeplannen@ minvrom.nl worden toegezonden. Voor de Provincie geldt: via e- formulier een ruimtelijk plan aanmelden via www.brabant.nl.
23
2.6.2 Geleideformulier
middel van een reguliere expressie. Het PlanID vormt
Het geleideformulier is het begeleidend schrijven dat alles omvat wat verzender en ontvanger van de gegevensset elkaar willen mededelen omtrent het bestemmingsplan. Hierin staat diverse basisinformatie betreffende het plan, zodat direct helder is wat de ontvanger aangeleverd krijgt aan informatie. Tevens kan de ontvanger met behulp van het geleideformulier eenvoudig controleren of het planpakket alle informatie bevat die noodzakelijk is. Dit geleideformulier is een vereiste bij iedere formele uitwisseling van een bestemmingsplan. Het geleideformulier bevat de volgende informatie: 1. Geadresseerde (NAW-gegevens); 2. Afzender (NAW-gegevens); 3. Naam van het plan; 4. De planstatus; 5. Datum planstatus; 6. Gemeente waarop het plan betrekking heeft; 7. Opsteller van het plan; 8. Naam contactpersoon, met vermelding van
onderdeel van de bestandsnaam die documenten krijgen, die betrekking hebben op Ruimtelijke Plannen. Het planID heeft per 1 juli 2008 de volgende opbouw: NL.IMRO.0855.xxxxxxxxxx-y001, waarbij: • het gedeelte NL.IMRO. standaard is en aangeeft dat het om een Nederlandse norm gaat; • 0855. de gemeentecode voor Tilburg 0855; • xxxxxxxxxx het unieke plannummer is (10 tekens)* gevolgd door een koppelteken; • y de codering is voor de planstatus; • 001 de codering is voor de versie.
telefoonnummer en e-mailadres; 9. De schaal waarop het plan is vastgesteld; 10. Gebruikte praktijkrichtlijn; 11. Gebruikte IMRO-versie; 12. Benamingen en versie(datum) van gebruikte ondergrond(en); 13. Gebruikte software, inclusief exacte versie vermelding; 14. Alle bestandsnamen die geleverd worden; 15. Lijst van gebruikte objecten, hiervan de naam van het object met daarbij vermeld het aantal keren dat deze voorkomen. 2.6.3 Bestandsnaamgeving Ieder Wro instrument kent een eigen identificatie (IDN). Deze identificatie maakt het mogelijk dat op landelijk niveau een uniek onderscheid voor ieder instrument aanwezig is. Het IDN is beschreven door 24
*het unieke plannummer is opgebouwd uit een code met letters voor het product (BSP voor bestemmingsplannen), gevolgd door een interne code (jaartal met volgnummer) bijvoorbeeld 2012003.
[
[
3. plansystematiek 3.1 Voorgeschiedenis
Vanwege de vele oude bestemmingsplannen en de grote verscheidenheid in planologische regelingen is in 1996 een standaardregeling voor bestemmingsplannen (Tilburgse plansystematiek) opgesteld. Uit oogpunt van duidelijkheid en uniformering richting de burger en ook vanuit juridisch oogpunt was actualisatie van de circa 600 verschillende bestemmingsplannen noodzakelijk. De opzet van de plansystematiek was voor wat betreft de regels (voorheen voorschriften genoemd) gebaseerd op de stedenbouwkundige regeling zoals is opgenomen in de Bouwverordening en op de diverse beleidsnota´s. Uitgangspunt voor het toekennen van de bestemmingen was gebaseerd op het zo ruim mogelijk aangeven van de functies binnen de bestemming om zo goed mogelijk en zo adequaat mogelijk op toegestane ontwikkelingen te kunnen inspelen. In de loop der jaren is de systematiek verschillende keren aangepast. Enerzijds vanuit voortschrijdend inzicht van de gemeente Tilburg en anderzijds vanuit de landelijke regelgeving zoals de SVBP2006, SVBP2008 en SVBP2012 (Standaard vergelijkbare bestemmingsplannen). Zie onderstaand chronologisch overzicht. Op basis van de landelijke regelingen heeft de systematiek een ware metamorfose ondergaan en is de ‘oude’ regeling op basis van de Bouwverordening uiteindelijk verlaten. In chronologische volgorde heeft de standaardisering de volgende besluitvorming doorgemaakt:
1.in 1996 heeft het college van B&W ingestemd met
3.2 Toelichting bestemmingen
de plansystematiek, is deze besproken in de cie Fysiek en met de provincie en is aangegeven dat de plansystematiek een dynamisch karakter heeft. Tevens is bepaald dat bij elke volgende vaststelling door de raad van een (beheer)bestemmingsplan deze aanpassingen weer worden geformaliseerd; 2. op 14 oktober 2002 heeft het college een besluit genomen over aanpassing van enkele belangrijke uitgangspunten van de stedenbouwkundige plansystematiek en is dit besproken met de raadscie Fysiek; 3. verder is de plansystematiek ook in het kader van de vaststelling van de welstandnota mei 2004 behandeld n.a.v. de nota “stedenbouwkundige plansystematiek” : evaluatie en aanpassing bebouwingsregeling; 4. de plansystematiek maakt ook deel uit van de nota “planning en prioriteiten beheerbestemmingsplannen” die op 26 april 2005 door het college is vastgesteld en in juni 2005 met de commissie Fysiek is besproken;
De artikelen die tezamen de regels vormen worden hier afzonderlijk besproken. Uiteraard kunnen de standaardregels niet in iedere situatie voorzien. Daarvoor is de ruimtelijke problematiek te omvattend en te complex. Om toch zoveel mogelijk flexibiliteit te hebben, zijn in de regels een aantal ontheffingen en wijzigingen opgenomen. In hoeverre hiervan gebruik kan/zal worden gemaakt is afhankelijk van de specifieke situatie en dient per geval afzonderlijk te worden afgewogen.
5. ook bij het op 9 september 2007 vastgestelde handboek digitaal uitwisselbare plannen is aangegeven dat de plansystematiek hier deel van uit maakt. 6. 15 juni 2009 heeft de raad het handboek digitaal uitwisselbare bestemmingsplannen vastgesteld en tevens de vaststelling gedelegeerd aan het college van B&W. 7. op 17 mei 2010 heeft het college het handboek met bijlagen vastgesteld. Het stelde tevens de ‘plansystematiek bestemmingsplannen 2010 herstel’ vast als beleidsregels voor toepassing van art.3.23 van de Wro. 8. in de versie van 14 juni 2011 wordt de toepassing van art. 2.12 uit de Wabo toegvoegd. 9. Per 1 oktober 2012 worden de RO Standaarden 2012 toegepast. Deze standaarden zijn verplicht per 1 juli 2013.
Voor zover het gaat om wet- en regelgeving wordt in de begripsomschrijving aangegeven dat het gaat om de regeling zoals deze luidt op het moment van de terinzagelegging van het plan: er is dus sprake van een fixatie in tijd. Gekeken moet dus steeds worden naar de wet- en regelgeving zoals die eruit zag op het moment dat het bestemmingsplan officieel ter inzage is gelegd.
Hoofdstuk 1 Inleidende regels. - Begrippen Door het opnemen van definities wordt geprobeerd voldoende inzicht te geven in de betekenis van de gebruikte term. Het doel is het scheppen van duidelijkheid en eenduidigheid. De begrippen zijn (met uitzondering van een aantal belangrijke begrippen) in alfabetische volgorde opgenomen.
- Wijze van meten In dit artikel wordt aangegeven op welke wijze gemeten moet worden bij het beoordelen of de maatvoering in overeenstemming is met de regels. Ook hier is het doel het trachten weg te nemenvan onduidelijkheden. De termen zijn in alfabetische volgorde opgenomen.
25
Hoofdstuk 2 Planregels - Agrarisch Deze bestemming heeft betrekking op het agrarisch gebied. Deze bestemming staat agrarische activiteiten in de vorm van agrarische bodemactiviteiten met bijbehorende voorzieningen toe. Daarnaast zijn paden, wegen en parkeervoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen en extensief recreatief medegebruik toegestaan. Van deze hoofdgroep afgeleide gespecificeerde bestemmingen binnen de Tilburgse plansystematiek: • Agrarisch-Agrarisch bedrijf: van toepassing ter plaatse van agrarisch bedrijf met bebou wing. - Agrarisch met waarden Deze bestemming wordt gebruikt voor de ‘Groen Blauwe Mantel’, zoals bedoeld in de provinciale Verordening Ruimte en heeft betrekking op: • Agrarische doeleinden in de vorm van agra rische bodemexploitatie met bijbehorende voorzieningen; • Behoud, herstel en ontwikkeling van natuur waarden, landschappelijke en hydrologische waarden in het algemeen. - Bedrijf De bestemming bedrijf heeft bedrekking op solitaire bedrijven die in een plangebied kunnen voorkomen. Afhankelijk van het soort bedrijf dient de functie in de bestemmingsomschrijving worden opgenomen met een specifieke aanduiding en vermelding van milieucategorie en SBI-code. Van deze hoofdgroep afgeleide gespecificeerde bestemmingen binnen de Tilburgse plansystematiek: 26
de landschappelijke en natuurwaarde van een gebied • •
Bedrijf-Nutsvoorzieningen: van toepassing op locatie waar nutsvoorziening is gesitueerd met oppervlakte >50m² dan wel Besluit externe veiligheid inrichtingen (BEVI) van toepassing is. Bedrijf-Verkooppunt motorbrandstoffen: van toepassing op locaties waar benzineverkooppunt al dan niet met LPG voorkomt en waarop BEVI van toepassing is.
- Bedrijventerrein Deze bestemming wordt gebruikt voor zowel de grotere bedrijventerreinen als voor de zogenaamde binnenwijkse bedrijventerreinen. Binnen de bestemming worden bedrijven toegestaan die in een zwaardere milieucategorie (cat. 3 t/m 5) thuis horen. Voor het toekennen van de maximaal toegestane milieucategorie per bestemmingsvlak ten opzichte van kwetsbare objecten, dient gebruik te worden gemaakt van de lijst ‘Bedrijven en milieuzonering’ van de VNG. Hierin wordt de grootste afstand aangegeven die bepalend is welke bedrijfscategorie waar is toegestaan. Wanneer vervolgens binnen een dergelijk bestemmingsvlak reeds zwaardere bedrijven aanwezig zijn, moeten deze expliciet worden bestemd. Perifere detailhandelsbedrijven die in het gebied voorkomen, worden als zodanig bestemd (zie Detailhandel). Zelfstandige kantoren en horecagelegenheden die geen onderdeel uitmaken van een bedrijf, zijn binnen de Bedrijventerrein uitgesloten. - Bos De bestemming Bos is van toepassing op gronden waarop bos aanwezig is. Het betreft zowel multifunctionele bossen, grotere boscomplexen en kleine bosgebiedjes. Via deze bestemming wordt verzekerd dat de functies van het bos gehandhaafd blijven en
versterkt worden. Daarnaast zijn dagrecreatieve voorziening mogelijk. - Centrum Deze bestemming is bedoeld voor de grotere geconcentreerde winkelcentra zoals het centrale winkelgebied van Tilburg (Heuvelstraat e.o.), Westermarkt, Heyhoef, Besterding, Korvelseweg en Wagnerplein welke voortvloeien uit met name de ‘Nota ruimte voor detailhandel (2002))’ welke vervolgens geactualiseerd is in de ‘Voortgangsrapportage detailhandel 2007‘. De bestemming Centrum bevat een combinatie van twee of meer bestemmingen waarbij o.a. detailhandel, sport, recreatie, wonen (al dan niet gestapeld afhankelijk van locatie), maatschappelijke instellingen, kantoren e.d. is toegestaan. Het nieuw vestigen van horecagelegenheden is uitsluitend mogelijk via wijzigingsbevoegdheid. De bestaande horecagelegenheden zijn met een aanduiding op de verbeelding zijn weergegeven. Van deze hoofdgroep afgeleide gespecificeerde bestemmingen binnen de Tilburgse plansystematiek: • Centrum-Binnenstad: geldt voor het gebied binnen de Cityring en het Veemarktkwartier; • Centrum-Horeca: deze bestemming is met name bedoeld voor het horecaconcentratie gebied. - Cultuur en Ontspanning Op grote concentraties van culturele instellingen is deze bestemming van toepassing. Te denken valt hierbij aan de schouwburg, concertzaal, musea, (muziek)theaters e.d. Bij functies die vallen onder het begrip ‘ontspanning’ moet hoofdzakelijk worden gedacht aan dans- en muziekscholen, bowlingbaan, creativiteitscentra, sauna´s en welnessvoorzienin-
gen, bioscopen, speeltuinen. Naast deze bestemmin-
ning, detailhandel etc.
Buurt is beperkt naar toegelaten functies.
gen zijn ondergeschikte restauratieve voorzieningen, parkeer- en stallingsvoorzieningen e.d. mogelijk.
Het nieuw vestigen van horecagelegenheden is uitsluitend mogelijk via wijzigingsbevoegdheid. De bestaande horecagelegenheden zijn met een aanduiding op de verbeelding zijn weergegeven.
Alleen detailhandel (beperkt naar oppervlak te), kantoren (beperkt naar oppervlakte), maatschappelijke instellingen en wonen (al dan niet gestapeld onder voorwaarden) is toegestaan. De bestemming is met name van toepassing op de kleinere winkelcentra welke voor komen binnen de diverse wijken met uitsluiting van de dorpen Berkel-Enschot en Udenhout. De bestemming is een vertaling van de ‘Nota detailhandel’.
•
Gemengd-Dorps: met name voor de linten binnen de dorpen Berkel-Enschot en Udenhout geldt deze bestemming. De bestemming is beperkt naar de functies: bedrijven, kantoren maatschappelijke instellingen, dienstverlening en wonen (grondgebonden woningen zijn toegestaan).
•
Gemengd-Grootschalig: deze bestemming is
met name gericht op de locatie ‘Kanaalzone’. Deze locatie maakt een mix mogelijk tussen zwaardere bedrijvigheid (maximaal categorie 3), kantoren (beperkt naar oppervlakte), recreatie, sport en dienstverlening waarbij, voor zover niet aangegeven geen oppervlaktebeperking van toepassing is.
- Detailhandel De bestemming detailhandel is ingevoegd om grote solitaire supermarkten te voorzien van een aparte bestemming mede gelet op o.a. de verkeersontsluiting en parkeergelegenheid die voor dergelijke grootschalige functies benodigd is. De kleine winkels die verspreid binnen de stad voorkomen en onderdeel zijn van een andere bestemming (bv. wonen), worden met een aanduiding op de verbeelding aangegeven. Achterliggende gedachte is hierbij om uitwisselbaarheid van detailhandel naar woonbestemming mogelijk te maken indien sprake is van het opheffen van de detailhandelbestemming. Hiervoor is tevens een wijzigingsbevoegdheid ‘verwijderen aanduiding’ in de regels opgenomen. Van deze hoofdgroep afgeleide gespecificeerde be-
Van deze hoofdgroep afgeleide gespecificeerde bestemmingen binnen de Tilburgse plansystematiek: •
Gemengd-1: deze bestemming komt overeen met de hierboven omschrijving van Gemengd. De bestemming Gemengd-1 komt alleen voor langs de linten van de 1e orde zoals op de kaart ‘structuurbeeld plansystematiek’ is aangegeven. Vanwege de belang rijkheid van het lint, wordt tussen Gemengd1 en -2 onderscheid gemaakt naar de maximale bouwhoogte en bouwdiepte. Voor linten van de 1e orde geldt onder voorwaar- den een hoogte van maximaal 15 meter en een maximale diepte van 15 meter.
stemmingen binnen de Tilburgse plansystematiek: •
Detailhandel-Perifeer: deze bestemming is met name bedoeld voor locaties met ‘winkels’ die vanwege hun aard en omvang een groot uitstallingsoppervlak nodig heb ben (zoals bouwmarkten, keukencentra, tuincentra, garage-, caravan- en motorfietsenbedrijven met showroom, e.d.).
- Gemengd De bestemming Gemengd komt voor op locaties waar menging van functies toelaatbaar is en bestaat veelal uit een combinatie van minimaal twee of meer bestemmingen. Te denken valt hierbij bijvoorbeeld aan gebieden waar gestapelde woningbouw aanwezig is met in de plint van het gebouw verschillende functies zoals maatschappelijke instellingen, dienstverle-
•
Gemengd-2: deze bestemming komt overeen met de hierboven omschrijving van Gemengd. De bestemming Gemengd-2 komt alleen voor langs de linten van de 2e orde zoals op de kaart ‘structuurbeeld plansystematiek’ is aangegeven. Vanwege de belang rijkheid van het lint, wordt tussen Gemengd1 en -2 onderscheid gemaakt naar de maxi male bouwhoogte en bouwdiepte. Voor linten van de 1e orde geldt onder voorwaarden een hoogte van maximaal 15 meter en een maximale diepte van 15 meter.
•
Gemengd-Binnenstad: geldt voor het gebied binnen de Cityring en het Veemarktkwartier.
•
Gemengd-Buurt: de bestemming Gemengd-
- Groen Binnen de bestemming Groen zijn met name de grotere groene ruimten welke als structureel groen moeten worden aangemerkt en de groene verbindingen geregeld. Deze groenstroken vormen de groene dragers van het plangebied. Binnen de bestemming Groen zijn de gronden mede bestemd voor speelvoorzieningen, openlucht en sportieve recreatie, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, fietsen voetpaden, parkeer- en stallingsvoorzieningen.
27
Voor wat betreft parkeer- en stallingsvoorzieningen
Erotisch getinte horecagelegenheden vallen even-
•
Maatschappelijk-2: deze bestemming is met
is het nadrukkelijk niet de bedoeling de aangegeven bestemming Groen in te ruilen voor ‘grijs’. Uitgangspunt is om flexibel te kunnen inspringen op het aanleggen van beperkt aantal parkeerplaatsen e.d. bij o.a. herinrichting van het openbaar gebied zonder dat hiervoor tijdrovende ruimtelijke procedures moeten worden gevolgd.
eens onder categorie 3 waarbij vestiging uitsluitend mogelijk is indien op grond van de APV vergunning is verleend.
name opgenomen voor de specifieke uitbreidingsmogelijkheden (anders dan Maatschappelijk-1) bij Amarant, Bredaseweg 570. De bestemming kan eventueel worden aangepast voor soortgelijke situaties.
- Horeca Indien sprake is van een solitaire horecagelegenheid dient de afzonderlijke bestemming Horeca te worden opgenomen. Deze bestemming wordt opgenomen voor hotels, motels, grootschalige vrijstaande restaurants e.d. Binnen het horecabeleid van de gemeente Tilburg is aangegeven wanneer nieuw vestiging van horecagelegenheden is toegestaan. Uitgangspunt is dat nieuwe horeca slechts is toegestaan via een wijzigingsbevoegdheid. In principe wordt horeca via een aanduiding op de verbeelding aangegeven met een nadere concretisering van categorie 1, 2 en 3. De categorisering is mede afhankelijk van de grootte van de horecagelegenheid: •
Horeca-1 met een netto vloeroppervlakte van ten hoogste 150m²;
•
Horeca-2 met een netto vloeroppervlakte van 150m² tot ten hoogste 500m²;
•
Horeca-3 met een netto vloeroppervlakte van 500m² of meer.
Ook is de categorisering afhankelijk van de soort horeca die uitgeoefend wordt. Naast combinaties van horeca 1 en 2 gelegenheden vallen grootschalige horecagelegenheden waaronder discotheken, bar-dancing, hotels (onderdeel uitmakende van een groter geheel waaronder winkels e.d.) onder categorie 3. 28
- Kantoor De bestemming Kantoor wordt opgenomen indien sprake is van het bedrijfsmatig verlenen van diensten op administratief, financieel, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, waarbij het publiek niet of in slechts ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen. Tevens vallen onder deze bestemming congres- en vergaderaccomodaties. Verder maken bijbehorende voorzieningen waaronder bijvoorbeeld restauratieve voorzieningen, ondergeschikte horecavoorzieningen etc. onderdeel uit van de bestemming. - Maatschappelijk De bestemming Maatschappelijk omvat de functies
• Maatschappelijk-Begraafplaats: deze bestem ming is met name bedoeld voor de begraaf plaatsen maar tevens voor het crematorium met bijbehorende voorzieningen en bebou wing. - Natuur Binnen de bestemming Natuur zijn geen bebouwingsmogelijkheden aanwezig en zijn de gronden uitsluitend bestemd voor de instandhouding en versterking van de landschappelijke waarde van een gebied en de natuurwaarde van een gebied. Verder zijn de gronden bestemd voor extensief recreatief medegebruik. Voor het uitvoeren van werken en werkzaam-
ten behoeve van medische en paramedische voorzieningen, welzijnsvoorzieningen, educatieve voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van kinderopvang en openbare en bijzondere instellingen met bijbehorende voorzieningen waaronder bijvoorbeeld restauratieve voorzieningen en ondergeschikte horecavoorzieningen.
heden binnen dit gebied geldt een aanlegvergunningstelsel.
Van deze hoofdgroep afgeleide gespecificeerde bestemmingen binnen de Tilburgse plansystematiek:
• Recreatie-recreatiewoning: deze bestemming geldt uitsluitend voor specifieke recreatie woningen. - Sport Binnen deze bestemming worden alle voorzieningen ten behoeve van sportbeoefening opgenomen. Het betreft hier zowel onbebouwde sportvelden en sportaccomodaties waaronder voetbal-/hockeyvelden, oplucht zwembaden etc als de bebouwde sportacco-
•
Maatschappelijk-1: deze bestemming is met name opgenomen voor de specifieke uitbreidingsmogelijkheden bij Amarant, Bredaseweg 570. De bestemming kan eventueel worden aangepast voor soortgelijke situaties (bv. Vincentius udenhout).
- Recreatie De gronden binnen de bestemming Recreatie zijn bestemd voor dagrecreatieve voorzieningen, recreatief medegebruik en evenementen.
modaties als ijsbaan/-hal, sporthal etc.
ligt de nadruk op de erftoegangsfunctie
•
Als bijbehorende voorzieningen wordt onder de bestemming mede begrepen restauratieve voorzieningen en ondergeschikte horecavoorzieningen.
voor gemotoriseerd en langzaam verkeer en/of de verblijfsfunctie voor voetgangers met alle bijkomende en ondersteunende voorzieningen en kunstwerken. Het betreft hier buurtstraten, woonstraten, woonerven, winkelerven en voetgangersgebied inclusief bijbehorende kunstwerken.
bestemming Wonen. Onderscheid met de overige bestemmingen binnen Wonen, Wo nen-1-en -3 doet zich met name voor in maximalisering van goot- en bouwhoogten. • Wonen-3: zie de omschrijving m.b.t. de bestemming Wonen. Onderscheid met de overige bestemmingen binnen Wonen, Wo nen-1-en -2 doet zich met name voor in maximalisering van de goot- en bouwhoog ten.
- Verkeer Binnen de bestemming Verkeer zijn alle verkeer- en vervoervoorzieningen ten behoeve van het wegverkeer opgenomen. De nadruk ligt hierbij op de gebiedsontsluitingsfunctie voor gemotoriseerd en langzaam verkeer. Het betreft hier hoofdverzamelwegen, verzamelwegen en wijkontsluitingswegen. Tevens maken groenvoorzieningen deel uit van de bestemming voor zover deze niet onder de bestemming Groen worden geplaatst. Van deze hoofdgroep afgeleide gespecificeerde bestemmingen binnen de Tilburgse plansystematiek: •
Verkeer-Nationaal: deze bestemming betreft de aanwezige nationale en provinciale wegen
die deel uitmaken van het nationaal en provinciaal wegen verkeersnetwerk.
•
Verkeer-railverkeer: deze bestemming heeft betrekking op verkeer-, vervoer- en verblijfsvoorzieningen en verblijfsgebied ten behoeve van personen- en goederenvervoer via spoorwegen met bijbehorende voorzienigen waaronder bijvoorbeeld stationsgebouwen e.d. Ook vallen hieronder alle voorzieningen die liggen op het gebied van andere - op spoorwegen aansluitende - soorten van vervoer, logistieke en distributieve en communicatieve voorzie ningen zoals spoorwegemplacement, par keer- en stallingsvoorzienigen.
•
Verkeer-Verblijf: binnen deze bestemming
- Water Deze bestemming is toegekend aan het binnen het bestemmingplan aanwezige open water. Hierbij kan zowel sprake zijn van het verkeer te water als ook aan de functie ten behoeve van de waterhuishouding. - Wonen Binnen de bestemming Wonen zijn uitsluitend grondgebonden woningen toegestaan. Onder voorwaarden zijn tevens beroepsmatige activiteiten toegestaan als een aan huis gebonden beroep. Met ontheffing kan worden meegewerkt aan het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten. Hierbij moet worden gedacht aan activiteiten die inpasbaar zijn binnen een woonwijk en vrijwel geen overlast veroorzaken voor de directe omgeving. Qua uiterlijke verschijningsvorm dienen de beroepsuitoefeningen ondergeschikt te zijn aan de omgeving en wordt de oppervlakte die voor de beroepsuitoefening naar omvang beperkt. Van deze hoofdgroep afgeleide gespecificeerde bestemmingen binnen de Tilburgse plansystematiek:
Wonen-2: zie de omschrijving m.b.t. de
•
Wonen- Buitengebied: deze bestemming is van toepassing op burgerwoningen in het buitengebied die een specifieke regeling vergen opgelegd vanuit provinciaal beleid.
•
Wonen-Gestapeld: de bestemming Wonengestapeld wordt gebruikt bij appartementenbouw en bij woningen die onderdeel uit makend van een gebouw dat twee of meer
geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en uit twee of meer bouwlagen bestaat, of waarbij (een deel van) de eerste bouwlaag van het gebouw voor een andere functie kan worden ingericht.
- Woongebied Deze bestemming kan worden gebruikt voor een al dan niet te ontwikkelen gebied waarbij het wegenpatroon al dan niet bekend is en de invulling met diverse bestemmingen nog moet plaatsvinden.
• Wonen-1: zie de omschrijving m.b.t. de bestemming Wonen. Onderscheid met de overige bestemmingen binnen Wonen, Wo nen-2-en -3 doet zich met name voor in maximalisering van de goot- en bouwhoog ten.
29
30
[
[
4. Bijlagen
[
1, 2, 3, 4, 5,
Logboek Stappenplan Leveringsprotocol Legenda Tilburgse Plansystematiek (overzicht analoge verbeelding) Regels plansystematiek
5. Colofon
[
Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage
gemeente Tilburg afdeling Ruimte team Instrumentatie Ruud van Groenendaal Guido Dolne
31
32
[
[
Bijlage 1, logboek
In het kader van het beheer van het Handboek zal ook versiebeheer plaats moeten vinden. Daarom zal de globale ontwikkeling van het handboek bijgehouden gaan worden in onderstaande tabel.
versie
datum
wijzigingen tekst handboek ten opzichte van vorige versie
2006
24 september 2007
2008
1 maart 2008
aanvullingen vanuit de RO-Standaarden 2008
2008
10 april 2008
beperkte wijzigingen in functieaanduidingen, gebiedsaanduidingen
2008
24 december 2008
beperkte wijzigingen in functieaanduidingen, gebiedsaanduidingen
2011
7 maart 2011
aanpassingen tekst nav WABO/aanpassing toelichting (op de bestemmingen in 3.2) n.a.v. Provinciale verordenig ruimte / overige beperkte aanpassingen / aanvulling chronologische besluitvorming onder 3.1.
2012
21 maart 2012
beperkte wijzigingen tav de leveringsvoorwaarden zoals beschreven in Bijlage 3.
2012
26 september 2012
update naar aanleiding van RO Standaarden 2012 die per 1 oktober 2012 gehanteerd kunnen worden.
Dit “Handboek digitaal uitwisselbare bestemmingsplannen 2012, versie 1” en de “Bijlage Bestemmingsplansystematiek 2012, versie 1” wijken op onderstaande punten af van het door burgemeester en wethouders vastgestelde handboek d.d. 14 juni 2011:
datum
paragraaf*
onderwerp
korte beschrijving + motivatie verschil
april 2011
zie losse bijlage ‘Staat van wijzigingen’, verzie 2011
septeber 2012
zie losse bijlage ‘Staat van wijzigingen’, versie 2012
mei 213
zie losse bijlage ‘Staat van wijzigingen’, versie 2013
* vindplaats(en) in dit”Handboek digitaal uitwisselbare 33 bestemmingsplannen” vermelden.
34
[
[
Bijlage 2, stappenplan stappen
toelichting
1. Inventariseren van het feitelijk gebruik binnen het plangebied, waaraan vervolgens de daarbij behorende hoofdgroep van bestemmingen wordt gehangen.
Deze inventarisatie dient te worden uitgevoerd aan de hand van de bestemmingen in tabel 1 van hoofdstuk 3. Deze tabel heeft een relatie met de Tilburgse plansystematiek waarin de bestemmingen met functies zijn opgenomen en die als bijlage is toegevoegd.
2. Het maken van een inventarisatiekaart, waarop alle geïnventariseerde functies worden aangegeven.
Deze kaart dient als hulpmiddel bij het bepalen van de bestemmingen en functies.
3. Het formuleren van uitgangspunten, die betrekking hebben op het bepalen van de bestemmingen binnen het bestemmingsplan.
Voorbeelden: • bepalen van de grenzen van een centrumgebied of een gemengd gebied en de functies, die daarbinnen rechtstreeks zijn toegestaan; • bepalen wat te doen met snippergroen: toepassen van de bestemming ‘Groen’ of onderbrengen bij andere bestemmingen zoals ‘Verkeer en verblijf’; • het maken van een algemene keuzes m.b.t. hoe omgegaan wordt met verbijzonderingen en overlappende aanduidingen (zie par. 3.10.2).
4. Toekennen van de bestemmingen aan de in het plangebied opgenomen gronden.
De bestemmingen worden toegekend op basis van: • het gemeentelijk beleid; • • • •
juridische aspecten; de inventarisatie (stap 1); de hiervoor vastgestelde uitgangspunten (stap 3); de tabel met hoofdgroepen en functies (hfd. 2).
Daarbij geldt in het algemeen: • de namen van de hoofdgroepen moeten worden gebruikt als het te regelen gebruik zonder meer past binnen de hoofdgroepen; • indien een specifieke regeling of naamgeving gewenst is, kan (afhankelijk van de bij stap 3 vastgestelde uitgangspunten m.b.t. verbijzonderingen) worden gewerkt met een aanduiding binnen de hoofdgroep of met een specifieke bestemming, die is afgeleid van de desbetreffende hoofdgroep; • de hoofdgroep Overig wordt in principe niet gebruikt. Deze kan alleen in uitzonderingsgevallen worden toegepast met toestemming (zie 2.3.5).
35
36
[
[
Bijlage 3, leveringsprotocol
zijn deze documenten, naast een analoge versie die
3.4 Digitale ondergronden
bij de gemeentelijke informatiebalie ligt, tevens in de vorm van pdf-bestanden op de gemeentelijke website beschikbaar.
De gemeente levert voorts het volgende locatiespecifieke materiaal: • Digitale ondergronden (in een nader overeen te komen formaat): o GBKT o kadastrale kaart o luchtfoto • Nader overeen te komen gegevens
3.1 Inleiding De gemeente Tilburg werkt met een gestandaardiseerde opzet voor bestemmingsplannen. De bestemmingsplannen zijn digitaal raadpleegbaar en uitwisselbaar en zoveel mogelijk uniform qua opzet, inhoud en lay-out. In verband hiermee stelt de gemeente eisen aan de te maken plannen. In dit document zijn deze eisen vastgelegd. De eisen hebben betrekking op de wijze waarop de plannen gemaakt worden, de inhoud en de wijze waarop ze geleverd worden.
3.2 Werkwijze gemeente Tilburg De gemeente heeft een eigen systematiek voor bestemmingsplannen ontwikkeld. Deze systematiek bestaat uit een voorkeursopzet voor de toelichting en een set standaardregels met daaraan gekoppeld een standaard voor de verbeelding, die qua structuur en bestemmingen zijn gebaseerd op de RO Standaarden 2012. Voor het schrijven van de planteksten maakt de gemeente gebruik van DeztaPlan, een gestructureerd tekstverwerkingsprogramma. De planteksten hebben een door de gemeente ontwikkelde standaard-layout. Voor het maken en beheren van digitale verbeeldingen gebruikt de gemeente de softwarecombinatie Microstation/RoPlan. Dit pakket ondersteunt de uitwisseling van digitale verbeeldingen op basis van de Praktijkrichtlijn Bestemmingsplannen 2012, gebaseerd op het IMRO-model. De bestemmingsplannen worden op interactieve wijze ontsloten via www.ruimtelijkeplannen.nl en de gemeentelijke website. Tijdens de periode van terinzagelegging van ontwerp en vastgesteld plan
3.3 Door gemeente aan opdrachtnemer te leveren gegevens 3.3.1 Basismateriaal De gemeente stelt basismateriaal beschikbaar aan opdrachtnemers. Dit basismateriaal valt in twee delen uiteen: technische informatie en bestemmingsplaninformatie. De technische informatie bestaat uit: • DGNLIB met lagen (Ra-levels-RoPlan2012. dgnlib); • MicroStation Seedfile met instellingen (Til burg-v8-RoPlan2012-seed.dgn); • Classificatieset RoPlan (Tilburg_IMRO2012 _template.rxt);
De ondergronden worden aangeleverd door de afdeling GEO-informatie van de afdeling Informatievoorziening. Voor vragen of nadere informatie kunt u contact opnemen met ………………….. van de afdeling Ruimte, team Instrumentatie, tel. 013 542 ………., ………………@tilburg.nl
• Uitwisselbestand voor planteksten, in .dpp formaat; • Style sheet met de Tilburgse huisstijl, in .css-formaat.
kunnen uitvoeren van nadere onderzoeken, bijvoorbeeld op gebied van milieu, externe veiligheid, flora en fauna, archeologie.
De bestemmingsplaninformatie die nodig is om een plan te realiseren betreft: • Digitale plangrens; • Plannummer en plannaam; • Vigerende bestemmingsplannen, digitaal en/of analoog; • Handboek Digitaal Uitwisselbare Bestem mingsplannen Tilburg, inclusief bijlagen waaronder de Plansystematiek; • Nader overeen te komen gegevens.
3.6 Eisen aan te leveren producten
Al dit basismateriaal wordt aangeleverd door de afdeling Ruimte.
3.5 Nadere onderzoeken Aanlevering zo nodig van basisgegevens voor het
3.6.1 Plansystematiek Bij het maken van bestemmingsplannen dient gebruik gemaakt te worden van de gemeentelijke plansystematiek. In principe mogen alleen de in de gemeentelijke standaardregels en standaardlegenda opgenomen bestemmingen, aanduidingen en tekenwijze gebruikt worden. Afwijkingen zijn alleen toegestaan na overleg met en accordering door de afdeling Ruimte, Kwaliteitsteam bestemmingsplannen en moeten worden aangegeven in een begeleidende brief.
37
3.6.2 Planteksten
vertaling naar de Tilburgse systematiek is beschre-
Bij het maken van de planteksten moet gebruik gemaakt worden van de gemeentelijke tekstsjablonen. Afwijken van de daarin opgenomen lay-out is niet toegestaan. Gebruik van de opgenomen structuur voor de toelichting heeft de voorkeur. Wanneer dat wenselijk is vanwege het karakter van het bestemmingsplan is afwijken van de voorkeursstructuur voor de toelichting toegestaan, uiteraard in overleg met de afdeling Ruimte, team Instrumentatie.
ven in het bijgeleverde handboek.
• Planteksten in .html-formaat; • IMRO-gecodeerde GML-bestand (in .gml-for maat); • Geleideformulier (in .xml-formaat); • Eventuele bijlagen behorende bij de regels en de toelichting (in .pdf-formaat); • Stylesheets met de gemeentelijke huisstijl (in .css-formaat); • Validatierapport (in .pdf-formaat).
Gebruik van de in de tekstsjablonen opgenomen standaardplanregels is verplicht voor zover het betreft hoofdstukindeling, naamgeving, volgorde van bestemmingen en volgorde van de planregels binnen die bestemmingen. De inhoud van de verschillende bestemmingen kan locatiespecifiek aangepast worden. Bij een nieuwe fase worden zo mogelijk en indien wenselijk de in de standaardplanregels aangebrachte wijzigingen overgenomen, dit na goedkeuring van het Kwaliteitsteam bestemmingsplannen van de afdeling Ruimte, team Instrumentatie. Gebruik van DeztaPlan bij het maken en leveren van planteksten is niet verplicht, teruglevering in .dpp-formaat is wel verplicht. Het bestemmingsplan in DeztaPlan moet verwijzingen hebben naar genummerde tekstonderdelen (hoofdstukken, paragrafen, planregels) en andere tekstonderdelen worden opgenomen in kruisverwijzingen respectievelijk hyperlinks. 3.6.3 Verbeelding Bij het maken van de verbeelding moet gebruik worden gemaakt van de gemeentelijke lagenstructuur. Deze structuur is vastgelegd in het meegeleverde .dgnlib-bestand. De enkelbestemmingen, dubbelbestemmingen en aanduidingen dienen op de aangeleverde lagen en de daarbij horende eigenschappen getekend te worden. Hierbij is het document RO Standaarden 2012 van 1 januari 2012 leidend. De 38
Eventueel in de opdracht opgenomen digitale codering van het plan wordt conform de Praktijkrichtlijn bestemmingsplannen 2012 uitgevoerd, die gebaseerd is op de IMRO-codering. 3.6.4 Nadere onderzoeken Aangeven zonodig van nadere eisen t.a.v. nadere onderzoeken, bijvoorbeeld op gebied van milieu, externe veiligheid, flora en fauna, archeologie.
ting (in .dpp-formaat)
Ieder bestemmingsplan moet zowel digitaal als analoog geleverd worden.
3.7.2 Analoge levering Het bestemmingsplan dient (per fase) ook analoog geleverd te worden. Deze levering bestaat uit een nader overeen te komen aantal boekjes met daarin de planteksten en een gevouwen plankaart, en een losbladige set met de planteksten.
3.7.1 Digitale levering De digitale producten worden, per fase geleverd. Hiervoor gelden de volgende eisen:
Voor alle vragen of opmerkingen mbt de aanlevering van bestemmingsplannen kunt u een mail sturen naar
[email protected].
3.7 Wijze van levering
• informatie o plannaam o planversie o leveringsdatum o naam en telefoonnummer contact persoon • bestanden o planteksten o verbeelding De planteksten en de verbeelding worden geleverd in .pdf-formaat. Het digitaal gecodeerde plan wordt geleverd als volgt: • IMRO-gecodeerde cad-bestand (in .dgn-for maat); • Uitwisselbestand voor de regels en toelich-
39
40
Bijlage 4, legenda
[
[
Zie achterin.
[
[
Bijlage 5, plansystematiek
Losse bijlage.
41