Hand-‐out Boeing 737 vliegen. Pitch-‐Up Arendweg 37-‐B
Lelystad Airport
hand-‐out-‐PU.01
085-‐210 60 66
pitch-‐up.nl
1
Deze hand-‐out is samengesteld door Simcenter Lelystad, Pitch-‐Up en wordt toegepast bij het uitvoeren van managementtraining doeleinden in de full-‐motion simulator. Ondanks grote zorg bij het samenstellen van dit document, kan Simcenter Lelystad niet aansprakelijk worden gesteld voor eventuele fouten, noch kunnen aan de inhoud rechten worden ontleend. De rechten voor gebruik van dit document liggen bij Simcenter Lelystad & Pitch-‐Up. In de vliegwereld gelden een aantal regels. Een belangrijke is dat je alle handelingen met beleid uitvoert. Abrupte bewegingen maken de vlucht niet prettiger.
Deze hand-‐out doorlezen vóór je deelname aan Pitch-‐Up! Het kost je 20 minuten. hand-‐out-‐PU.01
2
Inhoud van de manual
Deze manual is geschreven om de deelnemers van de management training vooraf inzicht te geven wat er moet gebeuren om een Boeing 737 te besturen. Als men deze manual grondig heeft door genomen zal men in staat staan om de Boeing te besturen. Tijdens een korte briefing in de simulator zal nog verdere uitleg volgen. Deze manual dient als leidraad, er wordt niet verwacht dat je als gebrevetteerde piloot de training verlaat.
1. Waarom vliegt een vliegtuig?
De vleugels van een vliegtuig hebben een bolle vorm aan de bovenkant. De luchtdeeltjes die langs de bovenkant stromen moeten daardoor een langere weg afleggen, en worden iets uit elkaar getrokken. Daardoor ontstaat een ‘onderdruk’ en wordt de vleugel naar boven gezogen (lift). De motoren van een vliegtuig zijn in principe niet nodig om te vliegen! Zolang het vliegtuig voldoende voorwaartse snelheid heeft, zorgen de vleugels voor de lift en blijft het vliegtuig vliegen. Maar die snelheid is zonder motor alleen haalbaar als het langzaam richting de grond zweeft, en de hoogte omzet in voorwaartse snelheid (alsof je van een helling rijdt). Dus als je wilt klimmen, of op dezelfde hoogte wilt blijven vliegen, dan heb je een motor nodig om de voorwaartse snelheid te kunnen garanderen.
hand-‐out-‐PU.01
3
Tijdens een rechte vlucht op hoogte, zijn er 4 krachten die op het vliegtuig werken. Enerzijds is er de zwaartekracht die het vliegtuig naar beneden trekt, maar dit wordt ongedaan gemaakt doordat de lift van de vleugels naar boven gericht is. Deze lift kan alleen ontstaan als het vliegtuig snelheid heeft, dus vandaar een kracht van de motoren naar voren gericht en de weerstand van het vliegtuig naar achteren gericht.
2. De cockpit – de piloten
Een geavanceerd verkeersvliegtuig is gemaakt om altijd veilig te kunnen vliegen. Dat wordt ondersteund door meerdere systemen (bijvoorbeeld 3 snelheidsmeters) zodat er altijd nog ‘back-‐ up’ is mocht er iets fout gaan. Daarnaast moet het vliegtuig ook kunnen vliegen als het donker en/of slecht weer is. Dit alles is alleen mogelijk met 2 piloten. Ongeacht de status van de piloot (Captain of Co-‐piloot) kunnen beide piloten dezelfde handelingen verrichten. Het vliegtuig is dan ook vanuit beide zitposities volledig bestuurbaar.
hand-‐out-‐PU.01
4
3. Hoe bestuur ik het vliegtuig? Een vliegtuig hangt vrij in de lucht en kan daardoor veel meer bewegingen maken dan andere voertuigen zoals auto’s en boten. Dus niet alleen links-‐ en rechtsaf, maar ook omhoog en omlaag en gedeeltelijk zijwaarts (slippen). Het besturen van een vliegtuig is daardoor veel complexer en vraagt gecombineerde stuuruitslagen van de piloot. Het vliegtuig is vanuit het midden gebalanceerd. Je kunt denkbeeldig het vliegtuig aan een ‘touwtje’ vasthouden die in het midden is bevestigd. Als je vervolgens de staart naar beneden duwt, dan zal de neus omhoog komen. Omhoog/omlaag: met de yoke Als de piloot wil klimmen dan trekt hij de stuurknuppel (yoke) naar zich toe. Hierdoor wordt de staart van het vliegtuig naar beneden gedrukt, maar komt de neus van het vliegtuig omhoog. Om te dalen duwt de piloot de stuurknuppel van zich af, waarna de staart omhoog komt en de neus naar beneden duikt. Helling: het stuurtje (roll) Het vliegtuig kan ook naar links en rechts hangen. Deze beweging wordt aangestuurd door het stuur naar links/rechts te draaien waarna de ‘Aileron’ gaat bewegen. Bij een helling naar rechts zal de piloot zijn stuur naar rechts draaien. De aileron op de rechter vleugel drukt de vleugel naar beneden. Tegelijkertijd gaat de aileron op de linker vleugel omlaag die daardoor de linker vleugel omhoog duwt. Nu hangt het vliegtuig in een helling naar rechts.
hand-‐out-‐PU.01
5
Links/rechts: (rudders) Met de voeten kan de piloot ook nog twee pedalen bedienen. Deze pedalen zijn gekoppeld met de ‘Rudder’. Als de piloot de neus iets naar rechts wil hebben, dan trapt hij het rechter pedaal in zal de rudder naar rechts uitslaan. Hierdoor wordt de staart naar links gedrukt, maar zal de neus van het vliegtuig naar rechts draaien. Tijdens het vliegen van de Boeing 737 heeft u in principe de rudders niet nodig. Na take off kunt u dan ook uw voeten van de rudders af halen. We hebben dus 3 bewegingen. 1. De yoke (stuurkolom) zorgt voor neus omhoog (trekken), neus omlaag (duwen). 2. Het stuurtje op de yoke: links draaien en rechts draaien. 3. De pedalen (rudders): linker voet duwen of rechter voet duwen. In een bocht verlies je draagkracht Tijdens het maken van een bocht (je draait je stuurtje) zal het vliegtuig draagvermogen verliezen. Je zult zien dat als je ENKEL je stuurtje draait, het toestel ook gaat dalen. Om dit te corrigeren zul je bij het maken van een bocht ook iets aan de yoke moeten trekken. (neus omhoog). Je zult zien dat het toestel dan geen hoogte verliest.
LET OP: we vliegen met ongeveer 60 ton (60.000 KG) dus doe alles met beleid.
hand-‐out-‐PU.01
6
4. De gashendels (throttle) Doormiddel van het naar voor en/of naar achter bewegen van de gashendels past u het vermogen van de motoren aan. In samenwerking met de neusstand zal de snelheid van de Boeing toenemen of af nemen. Tijdens de sessie in de sim zal er gebruikt gemaakt gaan worden van een ‘auto thrust’, wat betekent dat u zich niet bezig hoeft te houden met te veel zaken. De snelheid staat dus op automatisch.
5. Flaps
Flaps worden tijdens het vliegen gebruikt tijdens de take off en tijdens de landing door het vleugel oppervlakte te vergroten. Flaps zorgen ervoor dat men tijdens de start sneller lift heeft en dus dat men minder baan nodig heeft om op te stijgen. Tijdens de landing zorgen flaps ervoor dat het grotere oppervlakte van de vleugels men met een lagere snelheid kan vliegen. hand-‐out-‐PU.01
7
6. Display -‐ het Primary Flight Display (PFD) De PFD is voor deze dag het scherm waarmee we het moeten doen. Deze geeft een aantal belangrijke waarde aan, zoals snelheid, neusstand en hoogte. Bekijk het plaatje hieronder even goed, want deze gaan we gebruiken! Tijdens de vlucht zal je in de rode cirkel twee lijnen (horizontaal en verticaal) zien (magenta kleur). Deze twee lijnen moeten een kruis vormen, waarbij het zwarte punt (zie de pijl) op het gevormde kruis moet komen. Jij stuurt achter de lijnen aan: als de lijn naar rechts gaat, stuur jij ook naar rechts. Gaat de lijn naar links, dan stuur jij naar links. Gaat de andere lijn omhoog, dan trek je iets aan het stuur. Gaat de lijn omlaag, dan duw je iets tegen het stuur. Follow the needle: jij volgt de naalden! Dan komt het goed…
hand-‐out-‐PU.01
8