Zin in avontuur? Klaar voor een andere wereld? Dan ben je alvast op de juiste plaats:
STROPERSBOS… staat te popelen om je onder te dompelen in de wonderen der natuur!
Hallo natuurvriend,
zal je Leuk dat je vandaag met ons op stap gaat. De kikkerkoningin de weg wijzen door het Stropersbos. Volg haar pijltjes en je komt vanzelf hier terug. Kijk op de route goed uit naar kaartjes met een tekening op. De figuren met de kikkerkoning zijn voor de kinderen die nog niet zelf kunnen lezen. De tekening op het kaartje staat ook in dit boekje, lees dan goed wat in je boekje staat en voer de opdrachten uit. Hieronder staat een kruiswoordraadsel. Het lijkt nu misschien een beetje moeilijk maar als je de tekstjes leest bij de verschillende stopplaatsen, vind je al snel de antwoorden. Als je het invult, lees je verticaal de naam van de waterloop die we straks zullen tegenkomen. 1 2 3 4 5
1
De verdikking bij een regenworm noemen we het ……………………
2
Vroeger geloofden de mensen dat deze gloeiende dingetjes ervoor zorgden dat ze verdwaalden in het moeras en dat ze in elzen woonden.
3
De bodem in het Stropersbos bestaat uit …………
4
Paddestoelen zijn de ………… van de natuur.
5
Het hout van grove den werd vaak gebruikt in de ………………… (meervoud)
Veel plezier !!! 1
Wat hoor je allemaal in een bos? We gaan graag naar het bos omdat het er rustig is. Toch is het in een bos vaak niet helemaal stil, maar we horen er wel heel andere geluiden dan middenin de stad. Maak het even heel stil en luister goed. Na ongeveer een minuutje mag je vertellen wat je allemaal gehoord hebtben en dat aanduiden op het kaartje dat in je mapje zit. Straks mag je nog eens luisteren en dan gaan we vergelijken.
2
De regenworm Hoe zie ik er uit? Ik ben een kleine langwerpige worm, met een bruin-roodachtig velletje. De grootste regenworm die ik ken, is wel 25 cm, dat is bijna zo lang als een meetlat. Ik heb geen poten, ogen, oren of tanden. Welke geluidjes maak ik? Je kan mij niet horen, ik maak zelf geen enkel geluid. Langs mijn hele zij heb ik borsteltjes staan. Als ik op een blad papier kruip, kan je ze horen ritselen. Waar woon ik? Ik woon in een holletje onder de grond waar ik steeds nieuwe gangen graaf. Soms zit ik wel een paar meter diep, maar als het net geregend heeft, kom ik ook boven de grond piepen. Ik woon graag onder het gras en in het bos, maar ook wel in de composthoop bij je thuis. Je vindt mijn familie over heel de wereld. Onder één voetbalveld wonen soms wel 3 miljoen regenwormen! Dat is drie keer zoveel als er mensen wonen in heel Brussel! Wat lust ik graag ? Tijdens het graven eet ik een groot deel van de grond op: half vergane blaadjes van de bomen, zaden en vruchtjes, heel kleine beestjes die in de bodem leven, … Het zand werp ik weer uit, want dat lust ik niet. ’s Nachts houd ik mij bezig met afgevallen blaadjes de grond in te trekken. Die kan ik overdag dan rustig opeten in mijn holletje. Wie lust mij graag? Mollen, vossen en veel vogels lusten mij erg graag. Als er een mol aankomt, merk ik dat meteen. Ik voel door mijn dunne huid dat hij de grond zachtjes doet trillen. Dan vlucht ik zo snel ik kan; soms kruipen we dan zelfs uit de grond. Hoe beweeg ik? Zelfs zonder poten kan ik snel vooruit kruipen! Dat doe ik door mijn lange lijf samen te trekken en weer uit te rekken. Hoeveel jongen kan ik krijgen? Ik kan paren met elke andere regenworm die ik tegenkom! Daarna leg ik eitjes in een cocon, dat is een bruin rond ‘doosje’ dat de eitjes beschermt. De jonge wormpjes komen na een paar maanden uit de cocon te voorschijn.
Weetje Ken je een merel? Dat is een zwarte vogel die vaak in de tuin op het gras ziet. Vaak zie je de merel trippelen met zijn pootjes in het gras. Dat is heel slim van de merel omdat de grond dan zachtjes begint te trillen. De regenwormen in de bodem denken dat er een mol aankomt en vluchten snel naar boven. Maar daar staat de merel klaar om de regenwormen op te peuzelen. Soms lijkt het trillen meer op regendruppeltjes en ook dan komen de regenwormen naar boven. Als het regent sijpelt er veel water in de bodem en dus moeten de regenwormen boven de grond komen adem halen. Je kan dit trucje afkijken van de merel: als je op de grond trappelt, komen de regenwormen uit de grond.
3
Mijn mond
Ik heb geen ogen maar zie wel het verschil tussen licht en donker.
Het zadel, dat is een verdikking die ik gebruik ik om te paren.
Ringvormige segmenten, allemaal gelijk Een klein gaatje waardoor ik de aarde uitstoot die ik heb verteerd
Zo beweegt een regenworm zich in de grond.
4
Opdracht Onder de bladeren op de bosgrond zitten naast regenwormen veel kleine kriebelbeestjes. Kijk eens onder wat bladeren of je diertjes vindt en zoek dan op de zoekkaarten (determinatietabel) welke diertjes het zijn.
We vragen wel om enkel te kijken tussen de bladeren aan de picknicktafels. Anders storen we te veel dieren. Maak de diertjes ook niet dood. Als je geen diertjes vindt omdat er al te veel kinderen hebben gezocht, kan je zoeken welke dieren op deze foto staan. Bij de zoekkaarten liggen kleurenfoto’s, daarop kan je het misschien beter zien.
Als je klaar bent, mag je op zoek naar de volgende stopplaats
Vergeet je kruiswoordraadsel niet!
5
De Els Ken jij een els? Het is een boom met bijna ronde blaadjes waarvan de rand een beetje ongelijk gezaagd is. Elzen vinden het leuk om op vochtige plaatsen te staan, naast een beek of een vijver of in een moeras. Ze vinden het zelf niet erg om met hun voeten in het water te staan. De meeste bomen gaan dood als hun wortels altijd onder water staan. Je vindt ze in heel vochtige bossen die zelfs naar de els zijn genoemd: Elzenbroekbossen. Dat is een beetje een rare naam want natuurlijk dragen elzen geen broek. Een broekbos is een vochtig bos, soms zelfs zo vochtig dat het meer een moeras is. Waar we hier staan, achter de foto, zien we nog een stukje elzenbroekbos. Vroeger waren er in het Stropersbos veel elzenbroekbossen, maar het bos werd steeds minder nat en de elzenbroekbossen verdwenen. Nu gaan we het bos terug natter maken. Hopelijk komt de elzen dan vanzelf weer terug en komt er opnieuw meer elzenbroekbos. Het hout van een els is heel sterk en kan heel lang onder water staan. De mensen gebruiken het hout dan ook om bruggen te maken. De jonge blaadjes kleven een beetje, daarom strooiden ze die vroeger wel eens op de keukenvloer. De vlooien bleven in de elzenlijm plakken. Dat was handig, want dan hoefden ze zich niet meer zo te krabben. In de lente heeft de els nog geen bladeren, die zitten nog in hun paarse knoppen. Er hangen wel lange smalle sliertjes (katjes) aan de boom waar - als ze rijp zijn - geel poeder uit komt. Dat poeder is stuifmeel. Ook zie je allemaal propjes hangen (het lijken wel kleine dennenappeltjes). De propjes beginnen als een klein eivormig bolletje op het uiteinde van een takje. Als er stuifmeel van een katje van een andere boom op dat bolletje komt wordt het een frisgroen propje. Na een tijdje wordt dat groene elzenpropje net een klein dennenappeltje met open schubben. Er zitten kleine gladde zaadjes in met olie, waar de vogels gek op zijn. Maar de zaadjes zijn eigenlijk niet gemaakt voor de vogels. Ook die zaadjes zijn speciaal aangepast aan een leven met natte voeten. In de zaadjes zit veel olie. Die olie beschermt het zaadjes als het in het water ligt. Van binnen in het zaadje zit een speciaal luchtbelletje waarmee het blijft drijven. Ze dobberen zo rond op het water tot ze op een goed plekje terecht komen waar ze kunnen uitgroeien tot nieuwe bomen. De els heeft de eretitel “bodem-verplegende boom”. Met zijn bladeren en met speciale knobbeltjes op zijn wortels maakt hij de bodem beter voor heel veel andere plantensoorten.
6
Een spookboom? “Stank voor dank” is een oud gezegde. Ook elzen kunnen daarover meespreken. Dan doen ze zo hun best, ze verbeteren de bodem voor andere planten, ze geven de vogels lekkere zaadjes, ze zorgen voor hout voor de mensen, ze zorgen er zelfs voor dat ze de vlooien in de keuken kwijtraken en dan krijgen ze nog de naam van spookboom. Dat komt omdat elzen in moerassen groeien en grote moerassen zijn geen leuke plekken om in te verdwalen. Zeker vroeger niet, toen de bossen en moerassen nog heel groot waren en er nog geen goede paden waren of gsm’s. Dwaallichtjes zijn kleine spookjes die verdwaalde reizigers nog verder het bos in lokten tot ze nog meer verdwaald zijn. Vroeger geloofden de mensen dat de dwaallichtjes overdag in de elzen woonden. In moerassen waar de elzen graag groeien zijn er ’s nachts inderdaad soms lichtjes te zien. Maar nu weten we dat die lichtjes eigenlijk gas zijn van stukjes rottend hout. Dat hout ligt onder water en het gas komt in een belletje naar de oppervlakte en geeft dan soms een klein vonkje. Dat lijkt op een lichtje. Als je in het donker door het bos dwaalt op zoek naar een huis waar je kan slapen dan lijkt zo’n lichtje algauw op het licht van een huis. Maar als je naar die lichtjes toestapte, blij dat je een bed vond, stapte je vaak pardoes in het moeras. Als je een tak van een els afzaagt, dan verandert het hout op vijf minuten tijd ook van kleur, het krijgt zomaar vanzelf een rood-bruine kleur. Een echte bloedkleur. Dat was natuurlijk nog een bewijs dat een els een echte spookboom is. Elzenbomen waren voor sommigen duidelijk maar vreemde kwasten. De mensen namen daarom geen enkel risico en vooraleer ze een takje afzaagden bogen ze eerst voor de els en vroegen ze toestemming. Blijkbaar vond de els dat nooit erg. Er heeft er in elk geval nooit één geantwoord.
Kijk nog maar eens goed naar het elzenbroekbos en dan mag je op zoek naar de volgende stopplaats.
Vergeet je kruiswoordraadsel niet!
7
Maak een bomenpaspoort Heb jij een paspoort? In een paspoort staan een aantal kenmerken van mensen zodat je ze kunt herkennen (lengte, kleur ogen, een foto van het gezicht). Voor een boom kun je ook een paspoort maken. Er zit een kant en klaar leeg paspoort en een boomhoogtemeter in je mapje. Op de grond ligt een meter, probeer zelf om met een voetstap zo goed mogelijk stappen van één meter in te oefenen. Dit heb je straks nodig om de hoogte van je boom te meten. Je kan ook één van de takken gebruiken die hier liggen. Breng je ze straks wel terug voor de volgende bezoekers? Ga bij de lintmeter aan de boom staan en meet de afstand van de grond tot je ogen. Mijn ogen zijn …… …… meter van de grond.
Zoek een mooie boom uit waarvoor je een paspoort wil maken. Zorg dat je hem van kop tot teen kan bekijken en dat je gemakkelijk tot bij de stam kan komen. 1. Zoek een goede naam voor je boom, je mag hem zelf verzinnen. Denk aan de grootte, de vorm van de takken, de kleuren, de vorm van het blad, de vruchten, ruwe of zachte schors. Vul de naam in op het paspoort 2. Zoek ook de echte naam van je boom op met de bomenzoekkaart. Vul ook deze naam in. 3. Waar staat jouw boom? Naast de weg, diep in het bos,…? 4. Zie je veel van dit soort bomen? Staan ze op een rijtje met jouw boom of niet? 5. Heeft je boom zaadjes of vruchten? Liggen ze op de grond of hangen ze nog aan de takken? 6. Meet de omtrek van de boom met je armen, krijg je je armen er rond ?
8
Meet de hoogte van de boom met de boomhoogtemeter. Ga zo staan dat je de bovenste takken van je boom goed kan zien. Zorg dat er geen hindernissen tussen jou en je boom komen, zoals een gracht. Als dat niet lukt, zoek je best een boom die ongeveer even groot is als jouw boom. Neem je boomhoogtemeter. Kijk goed naar de tekening. Kijk langs de schuine zijde naar de boom. Zet je duim op de hoek die dicht bij je oog is om ongelukken te voorkomen.
Vraag dat iemand je helpt om je driehoek recht te houden. Als de bovenste takken van de boom boven de driehoek uitsteken, doe je nog enkele passen achteruit.
Als de driehoek boven de bovenste takken uitsteekt, ga je terug dichter bij de boom staan. Als de bovenste takken precies samenvallen met het topje van je driehoek dan sta je op de juiste plaats om te meten.
Duid de plek goed aan waar je staat. Meet met stappen van 1 meter (die je daarstraks geoefend hebt) of met een tak van 1 meter de afstand tussen je voeten en de boomstam. Tel er de afstand van de grond tot je ogen bij op. Je weet nu de hoogte van de boom.
7. Maak een afdruk van een blad van de boom. In je mapje vind je een wascokrijtje. Je kunt een afdruk maken door het blad onder het papier op je mapje te leggen en met een kleurkrijtje heel voorzichtig over het papier te gaan. Je zult zien dat de bladrand en de nerven donker worden terwijl de rest lichter blijft. 8. Maak een afdruk van de schors. Houd het paspoort tegen de schors aan en wrijf voorzichtig met het kleurkrijtje over het papier.
Is je boompaspoort af? Ga dan maar snel op zoek naar de volgende stopplaats !
9
De grove den Weet jij wat een naaldboom is? Onze kerstbomen zijn naaldbomen, hun bladeren lijken op naalden. Een grove den is een naaldboom. Hij heeft een lange rechte stam die bovenaan een beetje oranje is en de naalden groeien allemaal bovenaan de stam. In het Stropersbos staat veel grove den. Grove den werd heel veel geplant omdat ze snel en recht groeien. Nadat de bomen flink gegroeid zijn, werden ze gekapt en gebruikt voor de mijnen. De gangen die werden gegraven om de steenkool uit de grond te halen, moesten stevig worden gemaakt zodat de mijnwerkers veilig konden werken. Daarvoor gebruiken ze graag grove den omdat dit hout nooit zomaar breekt maar altijd eerst kraakt. Zo wisten de mijnwerkers in welke gangen het gevaarlijk was en konden ze vlug weggaan of die gangen extra verstevigen. Op een stuk grond met grove den kunnen bijna geen andere planten groeien. Dat is jammer want vroeger groeiden hier veel heide en elzenbroekbossen. Die zijn op heel wat stukken grond verdwenen omdat er grove den werd geplant toen er veel hout nodig was. In België hebben we nu nog maar weinig heide en elzenbroekbos. Er zijn nu geen mijnen meer in België en dus hebben we niet zoveel grove den meer nodig. Daarom zal de grove den hier in het Stropersbos worden gekapt. Het hout zal worden verkocht en gebruikt en wanneer de grove den weg is, kunnen hier terug heide en elzenbroekbos komen.
10
Bomen hebben nog een heleboel eigenschappen die voor de mens heel belangrijk zijn : •
• •
Bomen zorgen voor onze zuurstof: tegelijk met het maken van voedsel, ademt de boom zuurstof uit en dat hebben mensen nodig om te leven. Bomen verminderen de luchtverontreiniging: de bladeren vangen veel stof en zelfs gas op uit de lucht. Bomen geven beschutting tegen de wind: op open velden zie je vaak bomen rondom boerderijen om de kracht van de wind te breken.
•
Bomen verminderen de geluidsoverlast: lawaai van wegen, spoorwegen en industrieterreinen wordt door bomen tegengehouden.
•
Bomen als beschutting tegen inkijk mensen willen graag ergens rustig kunnen zitten (“privacy” heet dat ) en planten daarom struiken en bomen. Bomen bieden een schuilplaats aan planten en dieren: vogels, eekhoorns, insecten, algen, mossen, korstmossen enz. voelen zich goed in en op de bomen. Bomen verfraaien het landschap en de dorpen/steden: wegen, huizen, fabrieken en saaie vlaktes worden door bomen/struiken wat verborgen en in een groener kleedje gestoken. Bomen leveren ons hout voor huizen, meubels, tuinaankleding, papier enz. Bomen zorgen voor recreatiemogelijkheden: in de vakantie en tijdens het weekend genieten mensen graag van de rust in een bos.
•
•
• •
Ga nu maar snel op zoek naar de volgende stopplaats. Vergeet je kruiswoordraadsel niet!
11
Wat hoor je allemaal in een bos? Weet je nog dat we daarstraks geluisterd hebben naar wat er allemaal te horen was? Maak het opnieuw even heel stil en luister goed. Na ongeveer een minuutje mag je vertellen wat je allemaal gehoord hebt en dit aanduiden op het kaartje dat in je mapje zit.
Hoor je veel andere dingen dan daarnet?
Is het hier luider of stiller?
Waar ben je het liefst?
12
Welk soort grond is er in het Stropersbos? Ga aan de rand van het pad staan en kijk naar de bodem: zie je de verschillende lagen? Bovenop liggen bladeren of naalden in verschillende stukjes: dit is de humuslaag met een bruine kleur. Onderaan zit de bodem. Neem een beetje van deze bodem. Beschrijf welke kleur het heeft en bekijk dan de zoekkaart op de volgende bladzijde om te bepalen welke bodemsoort het is. Start linksboven en beantwoord elk vraagje met ja of met nee. Zo kan je elke keer een stapje verder gaan totdat je de juiste grondsoort vindt.
13
Lees pas verder als je weet welke soort grond hier in het stropersbos voorkomt. 14
Lang geleden kwamen er regelmatig ijstijden voor. Tijdens een ijstijd lag er ijs vanaf de Noordpool tot in Nederland. In België was het toen het hele jaar zo koud, dat er geen bomen en heel weinig planten konden groeiden. Er was ook heel veel wind. Omdat er zo weinig planten groeiden, lag de grond gewoon bloot en vlogen zandkorreltjes met de wind mee. Op sommige plaatsen werd het zand zo bij elkaar geblazen dat er een soort lange duin op het land ontstond. Zo een duin noemen we een “dekzandrug”. Het is een lange strook met zand van ongeveer 100 meter breed en kilometers lang. Een dekzandrug ligt vaak een paar meter hoger dan de grond er rond. In het Stropersbos ligt ook een dekzandrug. De rug vertrekt helemaal in Maldegem en komt dan tot hier in het Stropersbos is Stekene. In zand zit niet veel voedsel voor planten en het water loopt er heel snel door. De dekzandrug ligt een beetje hoger en daarom is de grond daar ook droger. Niet alle planten groeien graag op een dekzandrug, maar heide houdt er wel van. Heide groeit het liefst op zandgrond met zo weinig mogelijk voedsel. De dekzandrug hier in het Stropersbos is er dan ook ideaal voor. Jammer genoeg staan hier op de dekzandrug veel grove den en andere bomen. Op de bodem ligt vaak een dikke laag bladeren of naalden. Heide kan er niet meer groeien. Daarnet hebben we al verteld dat we op sommige plaatsen de grove den gaan kappen. Op de dekzandrug gaan we ook speciaal de bladeren en naalden wegnemen zodat er alleen maar zand overblijft, precies zoals de heide het graag heeft.
De kinderen die de andere opdrachten doen, proberen hier te springen als een kikker. Kan jij dat ook?
En kan jij in een zak sneller springen dan je mama, papa, oom, tante, broer of zus? Probeer het eens !
Vergeet je kruiswoordraadsel niet!
15
De Zwarte Specht De boom waar we nu voor staan met de tondelzwammen op heeft heel wat spechtengaten. Hieronder vind je wat informatie over de zwarte specht. We hebben de zwarte specht gekozen als voorbeeldsoort omdat we zeker zijn dat die hier voorkomt.
Hoe zie ik eruit? Ik heb een zwart gekleurd verenkleed. Het lijkt alsof ik daar bovenop een rood petje draag. Ik heb 4 tenen, waarvan er 2 naar voor en 2 naar achteren staan. Zo kan ik beter tegen de stam van de bomen opklimmen. Welke geluidjes maak ik? Ik maak een lachend geluid. Dat doe ik vooral om de aandacht van een vrouwtje te trekken en om te tonen waar mijn huis en terrein is. Het lijkt alsof ik luid lachend “kluu kluu kluu” roep. In het voorjaar hoor je de mannetjes roffelen op dode bomen: dat is om de vrouwtjes te lokken. Velen noemen mij ook de houthakker van het bos. Weet jij waarom? Met mijn snavel timmer ik vaak op (oude) boomstammen. Zo haal ik voedsel uit de stam. Maar zo hak ik ook mijn nest uit. Waar woon ik? Ik bouw mijn nest in een boomstam. Meestal kies ik daarvoor een oude beuk. Daarin hak ik een gat waarin ik mijn nest maak. Wat lust ik graag ? Ik ben dol op mieren, maar ik lust ook wel andere insecten, wormen, en af en toe ook bessen. Ik vind mijn voedsel vooral op de grond. Soms verzamel ik kevertjes op oude boomstammen. Met mijn sterke snavel haal ik die diertjes van tussen de schors. Daarvoor heb ik een heel lange tong die achteraan opgerold in mijn kop zit. Het uiteinde van mijn tong is heel kleverig. Ik gebruik ze om mieren en larven van mieren uit hun nest op te likken. Mijn tong kan wel 10 cm lang zijn. Hoe lang is jouw tong? Hoe beweeg ik? Je ziet me vaak vliegen aan de rand van het bos. Ik vlieg meestal alleen. In de vlucht valt op dat ik in een rechte lijn vlieg, terwijl de meeste andere spechten een golvende vlucht hebben. Hoeveel jongen kan ik krijgen? In de uitgehakte nestholte legt het wijfje in april 3 tot 5 witte eieren.
16
Zo vang ik een larve:
En zo bouw ik mijn nest:
17
Tondelzwam
Hoe zie ik eruit? Ik zie er niet uit als een gewone paddenstoel en toch ben ik er één. Dat komt omdat ik geen steel (geen voetje dus) heb. Die heb ik ook niet nodig, want met mijn hoed kan ik me stevig op boomstammen vastzetten. Mijn hoed is heel stevig en taai en heeft een witte rand. De onderkant van mijn hoed bestaat uit een heleboel witachtige buisjes (net of je naar de boven- of onderkant van een stapel rietjes kijkt). Hoe groot kan ik worden? Ik word tussen de 5 en 25 cm groot en tot 25 cm dik. Waar groei ik het liefst? Ik groei op allerlei soorten hout, liefst op oude dode of bijna dode bomen. Deze vind je vooral in bossen dus daar zul je mij ook het meest vinden. Hoe oud kan ik worden? Ik kan wel een paar jaar oud worden. Ben ik giftig? Ik ben niet eetbaar en bovendien veel te taai om op te kauwen. Welke beestjes houden van mij? Er zijn niet zo veel dieren die mij lekker vinden, met uitzondering van enkele wormpjes dan. Weetje Van de tondel of tondelzwam maakten de mensen vroeger tondeldozen. Wist je dat de mensen vroeger geen lucifers hadden, maar een stokje heel snel ronddraaiden om vuur te maken? Een tondelzwam begint heel snel te gloeien en blijft dat ook lang doen.
18
Zwammen In de herfst vallen de blaadjes van de bomen. In het bos liggen er dan heel wat bladeren op de grond, dat ritselt zo leuk als je erdoor loopt. In de lente groeien er weer nieuwe bladeren aan de bomen, die de volgende herfst dan weer op de grond vallen. Als al die bladeren op de grond zouden blijven liggen, dan zou er na paar jaar wel een hele stapel liggen. Heb je je ooit afgevraagd waar al die blaadjes naartoe gaan? Hier zie je een blad gemaakt met allemaal legoblokjes. Als je een blad maakt met lego dan kan je er mee te spelen. Als je iets anders wilt maken haal je het gewoon uit mekaar zodat je opnieuw allemaal losse legoblokjes hebt. Met die blokjes kan je dan iets nieuws maken.
Een blad van een boom bestaat ook uit allemaal bouwsteentjes, alleen zijn die bouwsteentjes zo klein dat we ze zelf niet kunnen zien. Als de bladeren op de grond vallen, breken regenwormen en andere diertjes de bladeren in kleinere stukjes. En dan komen de zwammen. Dat zijn de opruimers van de natuur. Ze breken de bladeren helemaal af totdat er alleen nog maar een stapel bouwsteentjes overblijft. Die bouwsteentjes kunnen door bomen, planten,… worden gebruikt om in de lente nieuwe blaadjes te maken. Net zoals jij met je legoblokken iets nieuws maakt. De paddenstoelen die we hier op deze dode boom zien, breken de boom geleidelijk af tot zijn bouwsteentjes.
19
Zwammen kennen we het best als paddenstoelen, maar wist je dat een paddenstoel eigenlijk maar een klein deeltje van de zwam is ? Het grootste deel zit in de grond of zoals bij de tondelzwam in de boom. In de grond zitten allemaal witte of bruine draden, die draden noemen we de zwamdraden. Al die zwamdraden zijn met elkaar verbonden en vormen samen één zwam. Eén zwam kan zo groot worden als een voetbalveld, maar van sommige soorten is de zwam veel kleiner. Alleen zit de zwam onder de grond en zien we het niet. Aan de zwamdraden groeien in de herfst paddenstoelen. En die paddenstoelen komen wel boven de grond piepen. Je kan het een beetje vergelijken met een appelboom. De zwamdraden zijn zoals de boom en de paddenstoelen zoals de appels. Net zoals er in de herfst appels aan de appelboom groeien, groeien er paddenstoelen aan de zwammen. In appels zitten zaadjes en uit die zaadjes, kan een nieuwe appelboom groeien. In een paddenstoel zitten ook een soort zaadjes alleen noemen we ze sporen. Uit die sporen kunnen dan nieuwe zwamdraden groeien. Hieronder zie je een foto van een heksenkring. Dat zijn paddenstoelen die in een mooie kring groeien. Zo’n heksenkring ontstaat omdat in het midden van de kring een spore van een zwam is beginnen groeien. Vanaf dat middelpuntje groeien zwamdraden naar alle richtingen. De draden zijn aan dat middelpunt allemaal op hetzelfde moment beginnen groeien en zijn in alle richting even snel gegroeid. Op het uiterste puntje van de zwamdraden groeit in de herfst een paddenstoel. Omdat alle draden even snel groeien, liggen de uiterste puntjes allemaal in een kring rond het middelpuntje en vormen de paddenstoelen ook een kring. De kring zal elk jaar een beetje groter worden.
Ga maar snel op zoek naar de volgende stopplaats !
Vergeet je kruiswoordraadsel niet!
20
De ? Als je alle woorden hebt ingevuld in je kruiswoordraadsel kan je nu verticaal in de donkere vakjes de naam lezen van de waterloop die hier langs de weg loopt. De waterloop heeft een heel speciale vorm die niet door de natuur is gemaakt maar wel door mensen. Op de kaart hieronder zie je de vorm van de waterloop. Een stukje ziet er niet meer zo goed uit (in de cirkel), de waterloop is er van vorm verandert. Tijdens de werken hier in het Stropersbos gaan we die vorm opnieuw maken zoals vroeger. In het begin van de 18de eeuw bestond België nog niet. De Spanjaarden waren hier toen de baas. Om de grens te beschermen tegen de Nederlanders werd er vanaf 1701 een verdediging gemaakt door de markies van Bedmar. De waterloop heet de Bedmarlinie of de Linie.
In het Noorden (bovenaan de kaart) van de Linie zaten de Nederlanders (daar is nu ook Nederland), in het zuiden zaten de Spanjaarden. Langs de zuidkant van de Linie was met aarde een wal gemaakt. De soldaten konden daarachter staan en zo over de wal en het water van de Linie schieten. Van op de driehoekige uitsteeksels konden ze alles goed zien en konden ze ook opzij schieten. Langs een klein stukje van de Linie gaat een wal worden gemaakt zoals die hier vroeger ook was. Als alles af is, zal je er op kunnen lopen, net zoals de soldaten deden. Op de kaart zie je ook nog dat er vroeger een Fort lag, waar we daarnet zijn vertrokken. Het Fort Sint-Jan is er nu niet meer maar de verdedigingsgracht nog wel.
21
Begrazingsblok
Hier aan het poortje kan je nog even door het begrazingsblok lopen, volg de witte paaltjes maar. Daar heb je wel laarzen voor nodig want er is daar veel modder. Vroeger waren hier weilanden en akkers, maar nu mag hier opnieuw bos komen. In dit bos zullen koeien en paarden rondlopen, we noemen ze grote grazers. Die grote grazers gaan ervoor zorgen dat er niet overal hetzelfde bos komt, maar dat er hier en daar ook open plekken zijn. Nu is er al een klein Begrazingsblok (later wordt dat nog groter) en lopen er al koeien in rond. Dat zijn geen gewone melkkoeien maar wel Galloways. Galloway koeien zijn grote, vriendelijke koeien met een dikke vacht. Ze kunnen goed tegen de winterkoude en ze vinden het leuk om altijd buiten te staan. Ze vinden het fijn leuk om bezoek te hebben dus je hoeft helemaal niet bang te zijn. Ze vinden het wel niet zo leuk om geaaid te worden, dus als ze zich laten zien, laat ze dan maar rustig eten. Als je eigenlijk een beetje moe bent of je hebt geen laarzen dan kan je gewoon de weg volgen en dan kom je terug waar je bent vertrokken.
Fijn dat je vandaag met ons op pad bent geweest in het Stropersbos. We hopen dat je het leuk vond.
Tot een volgende keer in het bos !
22
De feestelijke start van de werken is een organisatie van de partners van het LIFE project Stropersbos:
Met de gewaardeerde medewerking van de Oxfam Wereldwinkel Sint-Gillis-Waas: