Strafrecht Mr. N. Jörg 1100/120 KM/H De discussies rond de verhoging van de maximumsnelheid op auto-snelwegen leverden klassieke strafrechtelijke en aanverwante thema's op: 1 In hoeverre kan gedrag — dat niet op zichzelf laakbaar is — verboden worden wanneer de strafbaarstelling als zodanig door een groot gedeelte van de bevolking niet redelijk wordt geacht? KATERN 27
1121
2 Welke middelen is de wetgever bereid te four neren voor de handhaving van een verbod dat —blijkens de praktijk—onder de norm-adressaten niet leeft? 3 Welke — in dit geval morele — consequenties heeft het strafbaar stellen van gedrag dat niet alleen niet laakbaar wordt gevonden, maar ook ondanks een wettelijk verbod massaal voorkomt, zonder dat het handhavingsapparaat in staat is dit gedrag geloofwaardig te be strijden? De strafrechtsgeschiedenis biedt klassieke voorbeelden van het ontstaan van georganiseerde misdaad door het onvermogen van overheidswege bepaalde verboden op geloofwaardige wijze te handhaven (drooglegging, drugs). Snelheidsovertredingen lenen zich niet voor enigerlei vorm van criminele organisatie. Niettemin zouden er in ander opzicht ernstige bezwaren verbonden kunnen zijn aan het verschijnsel van een massaal overtreden en niet gehandhaafd verbod. De debatten in het parlement lieten het vermakelijke verschijnsel zien van een volksvertegenwoordiger die zichzelf weloverwogen niet aan het desbetreffende verbod hield maar niettemin handhaving van de door hem overschreden snelheidsgrens bepleitte, en van een kabinet dat onderling afsprak zich voortaan aan de te verhogen snelheidsgrens te zullen houden.
strafbaar te stellen al datgene wat er toe strekt het betalen van losgeld te faciliteren (zoals het voeren van telefoongesprekken met en het plaatsen van advertenties bestemd voor ontvoerders). Enfin, even curieus was de oproep uit de onderwereld aan de ontvoerders om informatie te verschaffen over de vindplaats van de ontvoerde. Ook al zal eigen belang hieraan niet vreemd zijn — de politie kreeg heel wat meer tips over verdachte activiteiten dan gebruikelijk —, het toont aan dat ook in 'het milieu' specifieke normen gelden die niet zonder sancties kunnen worden overtreden. Uit de evaluatie van deze ontvoeringszaak naar aanleiding van een departementale brief dienaangaande gericht tot de Tweede Kamer zijn de informatiestop bij de pers, het betalen van losgeld zonder levensteken en de ministeriële verantwoordelijkheid in dezen centrale punten. 3 Particuliere beveiliging
Niet ongebruikelijk is het dat ter gelegenheid van een incidenteel geval van geruchtmakende criminaliteit voorstellen worden geformuleerd om te komen tot een verdere uitbreiding van strafrechtelijke en strafvorderlijke bevoegdheden. Men moet het ijzer nu eenmaal smeden als het heet is. Zo is er het departementale voorstel om het maken van plannen voor een ontvoering of het voorbereiden van een gijzeling of gewapende overval strafbaar te stellen. Tevens zou het maximum van de vervangende hechtenis losgelaten moeten worden ingeval de justitie de buit niet kan terugvinden. Dit laatste is reeds een voorstel van de commissie-financiële facetten van ernstige vormen van criminaliteit (-Josephus Jitta, zie Katern 23). Ook zou in zo'n geval de v.i. moeten worden geweigerd. Van andere zijde is gesuggereerd het probleem van ontvoering aan te pakken aan de kant van het slachtoffer, door te verbieden dat losgeld wordt betaald. Daarop doordenkend is ook denkbaar
De overstap van enkele hoge politiefunctionarissen naar het particuliere bedrijfsleven werd bekend tijdens het verlopen van de grootscheepse opsporingsactie naar de ontvoerde. Van de zijde van het ministerie is inmiddels gereageerd met de suggestie om een transfersom te eisen bij een dergelijke overstap, gezien de kosten, van overheidswege gemaakt voor de opleiding. Bij de overstappende commissarissen lijken die kosten overigens reeds lang door de betrokkene te zijn terugverdiend voor het ministerie. Het is eerder opmerkelijk dat er zo weinig horizontale doorstroming tussen dergelijke overheidsfuncties en functies in het bedrijfsleven of in de privé-praktijk plaats vindt. Inmiddels is het uit persoonlijke beveiligingsexperts bestaande bedrijf International Security Company opgericht, dat moet gaan voldoen aan de behoorlijk gestegen vraag naar zulke diensten sinds de Heineken-ontvoering, welke vraag nu wel opnieuw zal zijn gestegen. Enig geruzie in de Vereniging voor Particuliere Beveiligingsorganisaties vestigde nog weer eens de aandacht op het feit dat particuliere bewakers zo'n 2 jaar zonder diploma mogen werken, en dat circa 50% dan het diploma niet haalt. Dat is gezien de vaak publieke functie waarin zij optreden niet geruststellend. Een en ander klemt temeer wanneer particuliere bedrijven worden gecontracteerd voor de bewaking van arrestanten op politiebureaus. Men vraagt zich af wanneer de grens van de reeds thans niet door de wet gedekte executie van voorarrest op politiebureaus is bereikt.
KATERN 27
1122
2 Ontvoering G.J. Heijn
4 Raadsman bij politieverhoor
De minister van justitie heeft mede namens zijn ambtgenoot van binnenlandse zaken afwijzend gereageerd op de conclusie uit het rechtsvergelijkende WODC-rapport Toelating van raadslieden tot het politieverhoor, van C. Fijnaut met medewerking van E.G.M. Nuijten-Edelbroek. De conclusie houdt in dat de raadsman zou moeten worden toegelaten. Deze plek leent zich niet voor een uitvoerige bespreking van de wederzijdse standpunten — hetgeen ook niet zou kunnen omdat de abonnees op de WODC-reeks op het moment waarop deze regels worden geschreven nog moeten gissen naar de inhoud van het rapport. Niet onvermeld blijve dat budgettaire overwegingen in niet onaanzienlijke mate bijdragen aan het ministeriële standpunt. Voorts wordt geschreven: 'Ik ben niet bereid het risico van negatieve effecten (nl. het bemoeilijken van het opsporingsonderzoek vooral door een afneming van de bereidheid van verdachten om het door hen begane feit te bekennen) te accepteren, nu immers een meer slagvaardige aanpak van de zware georganiseerde misdaad een van mijn beleidsprioriteiten is'.
Nooit geweten dat dergelijke zware jongens thans bekentenissen plegen af te leggen zonder daarover eerst advies te hebben ingewonnen bij hun raadsman. Zie ook het in februari 1988 in Nijmegen verdedigde proefschrift van J. A.W. Lensen, Het verhoor van de verdachte in strafzaken. 5 Artikel 140 WvS
Bij de neiging het maken van plannen en het verrichten van voorbereidingshandelingen strafbaar te stellen (opiumwet, art. 10a; ontvoering; gewapende overval) moet gevoegd worden de ontwikkeling van een steeds verder gaand gebruik van artikel 140 WvS. Recentelijk heeft de politie radiopiraten op grond van dit artikel uit de lucht gehaald, waarbij het gebruik van dit artikel in ieder geval nuttig blijkt voor de toepassing van dwangmiddelen. Zie voor het problematische legaliteitsgehalte van dit wetsartikel: A.M.G. Smit, Art. 140 Sr vs de misdaad BV, DD, pp. 1095-1104 (1987); en A.H.J. Swart, Verboden organisaties en verboden rechtspersonen, in: Naar eer en geweten (Remmelink-bundel, 1987), pp. 607-624. Het lijkt er wel eens op dat zoveel mogelijk proeftuintjes moeten worden ingezaaid. Wat men eventueel zou kunnen oogsten is 'criminohysteKATERN 27
rie', als woord uitgevonden door Corstens naar aanleiding van de ontwikkeling van de transactie voor misdrijven in handen van de politie {DD 1987, pp. 1037-1041), onder welk woord ook wel de beweerde ministeriële 'gaffes' zullen kunnen worden gerekend die dezelfde auteur in zijn open brief aan de minister in het NJB 1988 (p. 288) laakt. De minister heeft inmiddels in het NJB even open gereageerd (p. 324). Men zou tal van wetsvoorstellen ook kunnen rubriceren onder kwaliteitsverlies. Zie J.L.M. LeijtenenD.H. de Jong in het NJB- Speciaal 1987, Tussen kwaliteit en efficiency in de rechtspraak, pp. 1451 en 1474. 6 Artikel 40 WVW
De slecht hanteerbare formulering van het huidige artikel (inhoudende een informatieverplichting voor degene die doet of laat rijden) wordt vervangen door een aansprakelijkstelling van de eigenaar of houder voor het begane feit, tenzij deze niet heeft kunnen vaststellen wie de bestuurder was en hem daarvan geen verwijt kan worden gemaakt (IIK 19093). 7 Waarheidsserum
Zo'n dertig jaar na de algehele verwerping van penthotal als middel van onderzoek door de Nederlandse Juristen Vereniging, daartoe gebracht door een preadvies van P. Meyjes (1956), dat ook thans nog in essentie geen aanvulling zou behoeven, heeft dit middel een rol gespeeld in een geval van doodslag berecht door de Rotterdamse rechtbank (3 maart 1988). Of hier sprake is van een meer algemene neiging iets dergelijks op vrijwillige basis toelaatbaar te achten, of van een incidentele zaak, is onduidelijk. 8 Identificatieplicht
Het accoord van Schengen (afschaffing van personencontrole aan de binnengrenzen van de Beneluxlanden, Frankrijk en West-Duitsland per 1990, vooruitlopend op het algehele wegvallen daarvan bij de binnengrenzen van de overige EG-landen) brengt als door de regering gewenste consequentie met zich mee dat een wettelijke legitimatie- of identificatieplicht onontkoombaar is. Hoe weinig één de bevolkingen van de verschillende EG-landen nog zijn blijkt hier. Wat in het ene land sinds mensenheugenis of op een geschikt moment (oorlogstijd) als plicht bestaat of is ingevoerd, en 1123
doodnormaal wordt gevonden, wekt onder de bevolking van een ander land flinke beroering. De plicht zal nu uit de voortschrijdende opheffing van belemmeringen in het personenverkeer voortvloeien en niet uit een politiek 'platvloerse' wens criminelen beter aan te kunnen pakken. Dat maakt voor de inhoud van de bevoegdheden niet bijzonder veel verschil. 9 OM-richtlijnen
Onder de titel Vervolging en strafvordering bij Opiumwetdelicten bracht het WODC rapport uit (80) over het opvolgen door het OM van de strafvorderingsrichtlijnen in drugszaken. Daaruit blijkt dat in meer dan de helft van de harddrugzaken de OvJ lagere vrijheidsstraffen eist dan de richtlijnen als minimum voorschrijven. Voor wie wel eens heeft beluisterd hoe weinig adequaat het volgen van een richtlijn in het requisitoir kan overkomen na de daaraan voorafgegane ondervraging, is de bevinding van het rapport bevredigend.
schijnen rapport van het Sociaal en Cultureel Planbureau krijgt 71% van alle slachtoffers met een schade van ƒ 50,- of meer géén vergoeding. Hoge schade (ƒ 800,- of meer) bleek relatief vaker vergoed te worden. Zie R.P. Mulder, Dekt verzekering de schade? (NJB 1988, p. 149). Naarmate verzekeringsmaatschappijen hogere eigen risico's opleggen, wordt invoering van de schadevergoedingsstraf, waaraan overigens nog wel een paar problemen kleven, urgenter om het lage niveau van eigenrichting in Nederland zo te houden. 11 Varia uit de NJ
Voor de werkzaamheden van de commissie is een rapport door het WODC geleverd: Daders en Slachtoffers van delicten. Volgens een nog te ver-
In 1988, nr. 7 krijgt een zigeuner die om geloofsredenen de bloedproef weigert en met een beroep op het Internationale Verdrag inzake Burgerlijke en Politieke rechten straffeloosheid bepleit, te verstaan dat dit beroep hem niet kan helpen omdat hij zichzelf in een toestand heeft gebracht die hem voor de keus stelde een zijns inziens moreel te veroordelen daad te stellen of het strafbare feit te begaan. Nr. 25: ongewaarmerkte fotocopieën van p.v.-s zijn weliswaar schriftelijke bescheiden (art. 339 lid 1 sub 5 Sv.) maar zij hebben niet de status van de papieren vermeld in artikel 344 lid 1 sub 2, maar de status conform sub 5. Dat wil zeggen dat zij slechts kunnen gelden in verband met de inhoud van andere bewijsmiddelen. Nr. 26 is een geval van denaturering van de tenlastelegging: van de essentiële feitelijke handelingen was vrijgesproken, het ondertekenen van het aldus valselijk opgemaakte geschrift was bewezen verklaard. Nrs. 44 en 45 geven nieuwe casusposities in verband met de 'wetenschapsvraag' van het feitelijk leiding geven aan de verboden gedraging van de rechtspersoon. Nr. 60 is een geval van dwaling omtrent de wederrechtelijkheid. Verdachte gaf op verzoek van een politiefunctionaris schietinstructie, en hij herstelde desgevraagd wapens; hij wist dat het voorhanden hebben van wapens zonder vergunning strafbaar was en hij wist voorts dat hij geen vergunning had. De HR: aan een hoofdaagent van politie, belast met een toezichthoudende taak in het kader van de Vuurwapenwet en bovendien belast met het beheer van de wapenkamer en met schietinstructie valt in het algemeen een zodanig gezag toe te kennen dat, indien hij bij de uitoefening van die functie en taken een bepaalde persoon verzoekt wapens te herstellen of deze ter instructie te hanteren en hij die persoon daartoe die wapens ter hand stelt, die persoon er — behoudens bijzondere gevallen—in redelijkheid op mag
KATERN 27 ,
1124
10 Schadevergoedingsstraf
De commissie-Terwee heeft op 3 maart 1988 haar rapport aangeboden. Zij stelt voor: 1 Invoering van een nieuwe straf soort, be staande uit de verplichting voor de veroor deelde om de door hem veroorzaakte schade aan het slachtoffer te vergoeden. Het maxi mum van deze schadevergoeding zal het maxi mum van de bedreigde boete zijn. 2 In het kader van de voorwaardelijke veroorde ling de storting mogelijk maken van een geld som in het schadefonds geweldsmisdrijven of ten behoeve van een slachtofferorganisatie. Ook hier geldt het bedreigde boete-maximum. 3 Het loslaten van het kwantitatieve criterium voor toelaatbaarheid van een vordering van de beledigde partij in een strafzaak (ƒ 600,-/ 1.500,-) met behoud van het kwalitatieve cri terium dat de vordering eenvoudig van aard is. 4 Het verlenen van de bevoegdheid aan de bele digde partij zich in het voorbereidende onder zoek reeds te voegen; vervallen van de ver plichting te zijner tijd ter zitting te verschijnen. 5 Splitsbaarheid van de vordering: het eenvou dig bewijsbare deel met de strafzaak mee laten afdoen; het restant aan de burgerlijke rechter voorleggen.
vertrouwen dat het voorhanden hebben van die wapens onder die omstandigheden niet wederrechtelijk is. Aandacht verdient het drievoudige voorbehoud dat de HR maakt. In nr. 156 wordt een vrijspraak van het hof gefiatteerd inzake verkrachting. Het hof had op zijn beurt een vrijspraak door de rechtbank gehandhaafd met de motivering dat het er niet eenstemmig van overtuigd was dat de verdachte na de jarenlange knipperlichtrelatie voldoende doorzien had dat zijn vriendin de relatie wilde verbreken en daarom geen gemeenschap meer met hem wilde. De HR geeft een interpretatie van het woord 'dwingen' in artikel 242 WvS. Daaraan is pas 'voldaan indien het (eventueel voorwaardelijke) opzet van de verdachte mede omvat dat hij de vrouw de vleselijke gemeenschap doet ondergaan tegen haar wil'. Uit (bedreiging met) geweld kan dit opzet in het algemeen reeds voortvloeien, maar er zijn omstandigheden denkbaar waaronder dit niet het geval is. Nr. 155 betreft opnieuw huiszoeking: het doorzoeken van een gehele woning met het doel na te gaan of zich daarin voor inbeslagneming vatbare voorwerpen bevinden, ook al behoeft daarvoor niets te worden verbroken, levert een stelselmatig en gericht onderzoek op, zoals wordt verstaan onder huiszoeking. Een dergelijke bevoegdheid kent de Opiumwet niet. Zie voor kritiek op dit arrest dat ten aanzien van het 'Cocaine in het keukenkastje'-arrest (NJ 85,822) toch ietwat restrictiever lijkt: D.H. de Jong in DD 1987, p. 655. Zijns inziens laat de HR nog te veel onderzoeksbevoegdheid voortvloeien uit de binnentredingsbevoegdheid en de algemene inbeslagnemingsbevoegdheid.
KATERN27
1125