Opstarthandleiding Healthconnector Ø125/ 125m³/h, Ø200/ 400m³/h & Ø250/ 600m³/h
1
Inhoudstabel 1.
Inleiding 1.1. 1.2.
2. 3. 4.
5.
6.
Transport en verpakking Veiligheidsvoorschriften
Werking Healthconnector Ø125/ 125m³/h, Ø200/ 400m³/h, Ø250/ 600m³/h Plaatsing Healthconnector 4.1. Bedradingsschema Masterklep 4.2. Instellen van dipswitches 4.3. Plaatsing 4.4. Het inregelen van de Healthconnector Opties 5.1. Master/slave 5.2. 4-standenschakelaar 5.3. Toevoerroosters Onderhoud
2
1.
Inleiding 1.1.
1.2.
Transport en verpakking De nodige voorzichtigheid moet in acht genomen worden tijdens het transporteren en uitpakken van het apparaat. Vermijd hevige schokken tijdens transport en behandeling. Controleer het apparaat, eventuele losse onderdelen en accessoires op eventuele transportschade. Draag er zorg voor dat het verpakkingsmateriaal na het uitpakken op een milieuvriendelijke manier wordt afgevoerd. Door de verpakking weer in kringloop te brengen, wordt grondstof gespaard en verkleint de afvalberg. Veiligheidsvoorschriften
Houdt dit apparaat buiten ruimten waar de volgende zaken aanwezig zijn of zich kunnen voordoen:
Overdadige vettige atmosfeer. Corrosieve of ontvlambare gassen, vloeistoffen of dampen. Obstakels die de toegang of het verwijderen van de Healthconnector verhinderen. Bochten in de leidingen vlak voor de Healthconnector. Het apparaat is niet geschikt voor een opstelling binnen ruimten met een relatieve vochtigheid hoger dan 90% en kamertemperaturen boven de 40 °C of lager dan -5 °C.
Neem bij de installatie van de Healthconnector steeds onderstaande veiligheidsvoorschriften in acht. Bij het niet opvolgen van deze veiligheidsvoorschriften, waarschuwingen, opmerkingen en instructies kan dit leiden tot schade aan het apparaat of tot persoonlijk letsel. Hiervoor kan RENSON® NV niet verantwoordelijk gesteld worden:
De Healthconnector dient in een ruimte te worden geplaatst bij voorkeur binnen het geïsoleerde volume van het niet residentieel gebouw. Bij horizontale plaatsing: zorg dat de sensoren niet naar onder gericht zijn In de ruimte dienen aanwezig te zijn: • Een elektrische aansluiting 12V of 24V, afhankelijk van het type Healthconnector. • De voeding pas aansluiten na montage van kanaalsysteem! Schakel steeds de zekering uit wanneer het apparaat niet goed werkt of voordat u het apparaat openmaakt voor schoonmaak. Respecteer de veiligheidsbepalingen voor laagspanningsinstallaties. Alle bekabeling dient uitgevoerd te worden door een gekwalificeerd persoon. De voorschriften voor ventilatie van niet residentiële gebouwen, volgens NBN D50-001. Bepaalde situaties kunnen vereisen dat bijkomend akoestisch dempend materiaal dient te worden gebruikt.
3
2.
Werking
De Healthconnector werd ontwikkeld voor niet residentiële toepassingen. Het afvoerdebiet wordt bepaald door het gewenst CO2 en H2O gehalte in de ruimte. De goede werking van de autonome fijnregelingsklep wordt slechts gegarandeerd indien volgende twee afgestemde componenten afgestemd zijn op elkaar: Toevoer: Afvoer:
Zelfregelende ventilatieroosters (P3 of P4) Constant druk gestuurde ventilator
Vraaggestuurde afvoer: Het afgevoerde luchtdebiet wordt door een ingenieus systeem beperkt wanneer de CO2 en H2O concentratie in de ruimte onder controle is. De norm NBN 50-001 vraagt dat het nominale debiet moet behaald worden. De ventilatienormen zijn conform NBN EN 13779.
3. Healthconnector Ø125-125m³/h, Ø200-400m³/h, Ø250-600m³/h De Masterklep is voorzien van een geïntegreerde CO2 en H2O sensor en standaard aansluiting voor een Slaveklep. De slaveklep bevat geen sensoren. •
Healthconnector Ø125/ 125m³/h: is voorzien met een geïntegreerde geluidsdemper. Het maximaal afvoerdebiet bedraagt 125 m³/h bij een maximale snelheid van 2.8 m/s.
•
Healthconnector Ø200/ 400m³/h: Het maximaal afvoerdebiet bedraagt 400 m³/h bij een maximale snelheid van 3.5 m/s.
4
•
4.
Healthconnector Ø250/ 600m³/h: Het maximaal afvoerdebiet bedraagt 600 m³/h bij een maximale snelheid van 3.5 m/s.
Plaatsing Healthconnector 4.1.
Bedradingsschema Masterklep
OUT GND 0-10V GND +
Rotary 0…9A…F switch
IN
GND 0-10V GND +
C1 A B C D C2 1 2 3 4
Dipswitches
Dipswitches: instellen van het gewenst CO2 gehalte. In te stellen bij opstart van het systeem. (Zie 4.2. ‘Instellen dipswitches’)
Rotary switch: instellen van het nominaal debiet. In te stellen van 0 – 9, A – F. In te stellen bij opstart van het systeem. Setting 0 = volledig gesloten (klepstand: 0°); Setting F = volledig open (klepstand: 90°). (Zie 4.4. ‘Inregelen’)
5
•
Healthconnector Ø 125/125 m³/h: Voeding: 12 VDC 0.5 A
•
Healthconnector Ø 200/400 & Ø 250/600: Voeding: 24 VDC 1 A
4.2.
Instellen van dipswitches
De kleppen beschikken over een ingebouwde CO2 en H2O sensor die het klepblad positioneren naargelang de gemeten waarden. Uiteraard kan men de gewenste verversingen (CO2) zelf bepalen aan de hand van dipswitch instelling. De intelligente regeling/ sturing zorgt ervoor dat het gevraagde CO2, niveau niet overschreden wordt. Deze dipswitches kunnen worden ingesteld op 8 waarden: • • • • • • • •
Stand 000 : 600 ± 50 ppm CO2 Stand 001 : 800 ± 50 ppm CO2 Stand 010 : 900 ± 50 ppm CO2 Stand 011 : 1000 ± 50 ppm CO2 Stand 100 : 1100 ± 50 ppm CO2 Stand 101 : 1200 ± 50 ppm CO2 Stand 110 : 1400 ± 100 ppm CO2 Stand 111 : 1600 ± 100 ppm CO2
(strengste CO2 regeling)
(minst strenge CO2 regeling)
Standaard staat de CO2-threshold op 1200 ± 50 ppm ingesteld. Opmerking: Wanneer er een verhoging van het vochtpercentage wordt waargenomen zal deze voorrang genieten. De klep gaat naar zijn nominale stand.
6
4.3.
4.4.
Plaatsing
Voor de goede werking van het Healthy School Concept of Healthy Care Concept MOET er een constante druk ventilator geplaatst worden. Afhankelijk van het aantal Healthconnectoren en de te overwinnen druk over de leidingen moet deze ventilator zo geselecteerd worden dat deze het totaal vereiste ventilatiedebiet kan leveren voor de verschillende lokalen. Ventilatordruk instellen zodat de druk over de klep niet meer dan 200Pa bedraagt. De minimale afstand tot het eerste ventiel/rooster dient 1 meter te bedragen. De Healthconnector wordt zo geplaatst dat de pijl de stromingsrichting volgt. Bij de Healthconnector 125/ 125 dient de geluidsdemper gericht te zijn naar het extractierooster. De diameterbepaling en verloop van het buizennet dient altijd te gebeuren door de installateur en/of studiebureel. Door de vraaggestuurde regeling van de kleppen zal er zeer weinig op een nominaal (maximum) debiet geventileerd worden. Bij het niet ventileren op maximum stand zal het vermogen van een drukgestuurde ventilator dalen en dus ook het elektrisch verbruik. Bij horizontale plaatsing: zorg dat de sensoren niet naar onder geplaatst zijn. Zorg dat de aansluitzijde voor de schakelaar gemakkelijk toegankelijk is Zorg dat de Healthconnector toegankelijk blijft na afwerking van de installatie
Inregelen van de Healthconnector
Bij het inregelen van de klep wordt het nominaal debiet door de klep ingesteld. Alvorens de inregeling te beginnen: zorg dat alle Healthconnectoren die aangesloten zijn op hetzelfde afvoerleiding-netwerk onder spanning gezet worden. De opstart dient altijd te gebeuren met de 4-standenschakelaar: ECO stand
HSC/ HCC stand
Meer ventileren
Minder ventileren
• •
• •
ECO stand: ventileren met een minimum aan energieverlies in het stookseizoen Healthy School/ Care Concept stand: Een programma dat u meer comfort biedt in periodes die buiten het stookseizoen vallen. Het ventileren gebeurt volgens de verkregen ppm-waarden Manueel verminderen van het ventilatieniveau Manueel vermeerderen van het ventilatieniveau
Bij opstart zal de klep zichzelf kalibreren en gaat tegen de aanslag. De klep gaat vervolgens direct en automatisch naar de positie die ingesteld is met de rotary. Bij levering zal de rotary altijd op stand F staan, klep volledig open. Met de rotary kan u het maximale debiet instellen. (Zie verder)
7
Op de vierstandenschakelaar zullen nu de en blauw knipperen. Om de inregeling te starten dienen deze gedurende > 5 sec gelijktijdig ingedrukt te worden. Hierna beginnen de leds in wijzerzin te roteren. De leds roteren zolang de inregeling niet is voltooid. Meet het debiet op (met een anemometer) aan het extractierooster in de locatie. Indien het opgemeten debiet niet het gewenste debiet is kan men aan de rotary draaien zodat de instelling van de klep verandert. 0 = volledig gesloten (klepstand: 0°); F = volledig open (klepstand: 90°). Volgende standen zijn in te stellen met de rotary: 0 – 9, A – F. Het pijltje op de rotary duidt de stand aan. Eenmaal het gewenste debiet bereikt dient men op Hierna is de inregeling voltooid.
te drukken om te bevestigen.
Beëindig de inregeling pas wanneer het gemeten debiet van alle Healthconnectoren -aangesloten op hetzelfde afvoerleiding-netwerk- aan de gewenste waarde voldoet. Het kan gebeuren dat een Healthconnector tijdens de inregelprocedure meerdere keren heringesteld & gemeten moet worden, wegens de wederzijdse invloed die de Healthconnectoren uitoefenen op elkaar.
Opmerking:
Bij controle van het Vlaams EnergieAgentschap, Brussels Instituut Milieubeheer of le Service Public de Wallonie kan het nodig zijn om de Healthconnector in nominale stand te plaatsen. Druk toets en in gedurende > 5 sec. Bij stroompanne hoeft u niet opnieuw in te regelen. De instellingen blijven bewaard.
8
5.
Opties 5.1.
Master/ Slave
In grotere lokalen waar veel verluchting nodig is kan gewerkt worden met meerdere Healthconnectoren met een master/ slave verbinding. Het totale afvoerdebiet wordt zo de som van de individuele klepdebieten. De master staat in voor de CO2 en H2O meting en stuurt de slaveklep aan. De Slaveklep is een volgzame klep zonder geïntegreerde sensoren. Dankzij het Plug & Play principe kunnen er maximaal tot 6 Slavekleppen gekoppeld worden op 1Masterklep. Bedradingsschema Master /Slave configuratie: •
Healthconnector Ø 125/125 m³/h:
•
Healthconnector Ø 200/400m³/h en Ø 250/600m³/h:
9
5.2.
4-standenschakelaar
De Healthconnector kan continu aangesloten zijn met de 4-standenschakelaar, zodat u op elk moment de kleppen kan sturen naargelang het gewenste aantal verversingen van het lokaal. •
Healthconnector Ø 125/125 m³/h:
230V AC / 12 V DC 0.5 A
•
Healthconnector Ø 200/400m³/h en Ø 250/600m³/h:
1 op 1 aansluiting met 4 standen bediening XVK4
Transfo 230V AC / 24 V DC 1 A
10
5.3.
Toevoerroosters
De Healthconnector kan verbonden worden met toevoerroosters (0-10V signaal) zodat het toevoerrooster alsook de CO2-regeling volgt. •
Healthconnector Ø 125/125 m³/h:
•
Healthconnector Ø 200/400m³/h en Ø 250/600m³/h: (De 24V voeding kan afgetakt worden van een master- of slaveklep).
11
6.
Onderhoud
Een jaarlijks visuele inspectie van de vervuiling is aan te raden. Dit dient opgenomen te worden in het algemeen onderhoud van de ventilator.
12