1
Gustav Adolf Hauptfest Pfalz Lezing dr. W.O.R. Willems
Het Belgische Protestantisme in Duitsland Hoe Belgische Protestanten in Frankenthal een nieuw thuis vonden In de ons overgemaakte voorbereidende documenten begint de ontmoeting - zoals deze eigenlijk ook zo'n beetje tussen predikanten. In Frankenthal is dat in de zestiende eeuw tussen één die uit Duitsland naar België komt en één die vanuit Vlaanderen naar Duitsland trekt. Maar we zijn op dat moment in de zestiende eeuw. Bijna vijf eeuwen eerder. Misschien beseft u niet helemaal, dat er hier in Frankenthal mensen zijn, die in hun voorgeslacht uit ons Vlaanderen komen. Alleen de namen verraden dit reeds. Een klein voorbeeld vind ik in twee door U gekende namen. Wie zal de componist Ludwig van Beethoven niet kennen, zijn ouders kwamen uit Mechelen (Vlaams-Brabant in België). Hij heeft natuurlijk niets met Frankenthal te maken. Straks vermeld ik de auteur ‘Adolf von den Velden’, en geloof me oorspronkelijk heetten zijn voorouders Van den Velden. Ik kom er op terug. In het Europa van toen zijn deze migraties vaker voorkomend, zowel vanuit economisch oogmerk als religieus. Tussen Vlaanderen en de Pfalz is dat ook het geval. Wij zijn meer Europees dan vaak gedacht wordt, maar dan meestal buiten de politieke context. Het is natuurlijk niet zo moeilijk om te denken aan de bekeerde priester Petrus Datheen, geboren in Casselbergh in 1531, toen in het graafschap Vlaanderen. Dit plaatsje ligt nu in het huidige Noorden van Frankrijk (Frans-Vlaanderen). Als vluchteling, vanwege zijn geloofsovertuiging, kwam hij in deze regio terecht en maakte er geschiedenis. Hij overleed op 17 maart 1588 in Elbing (dus nog steeds in deze streek). Anderzijds kunnen we denken aan de in Frankrijk geboren Franciscus Junius der Ältere. Hij wordt in Bourges op 1 mei 1545 geboren, maar bij de dood van zijn vader vertrekt hij naar Genève om theologie te studeren. En in 1565 krijgt hij reeds een beroep naar Antwerpen, de stad van waar uit het Augustijner klooster de eerste twee martelaren van de Reformatie, Hendrik Voes en Jan Van Esschen, naar Brussel worden overgebracht om er op de brandstapel op 1 juli 1523 de marteldood te vinden. Luther dichtte voor hen: Ein neues lied wir heben an, Des walt Gott, Unser Herre, Zu singen was Gott hat gethan Zu seinem Lob und Ehre. Zu Brüssel in dem Niederland Wohl durch zwei junge Knaben Hat er sein Wundermacht bekan Die er mit seinem Gaben So reichlich hat gezieret. …
Datheen zal België verlaten vanwege de spanningen onder Philip II, zoals de inquisitie.
2
Ook in Duitsland zal hij de tegenstelling rooms – reformatorisch ervaren, zelfs tot in deze regio van de Pfalz. De bescherming van de respectievelijke keurvorsten spelen daarin ook een rol. Hij reist door Frankrijk en doet o.a. Parijs aan. Vervolgens komt hij terug door België; en wordt in ons Duitstalig landsgedeelte als hun hervormer gezien. Zijn laatste standplaats is Leiden (hoewel hij naar de pas opgerichte “Reformierten Akademie” in Saumur, Frankrijk, was beroepen). Doch hij overlijdt aan de pest op 13 october 1602 in Leiden (pas 57 jaar oud). Vermits wij in het “Dathenushaus” samenkomen, toch iets meer over Dathenus ook vanuit België bekeken. Ik heb vier punten: 1. De taal Wat mij boeit zijn de communicatiemogelijkheden. Hoe konden deze mensen elkaar verstaan en ontmoeten? Uit de zestiende eeuw is bekend dat de talen dichter bij elkaar lagen. Men beschikte over een kleinere basiswoordenschat, en een grotere luisterbereidheid. Niet voor niets hield Luther er aan vast om afstand te nemen van het Latijn, ten voordele van het nog groeiende ‘handels-Duits’ (Hoog-Duits). Waarbij zijn vertaling van de Bijbel en de andere in deze tijd ontstane vertalingen een forse bijdrage aan de ‘volks’-taal leverden. Ook in de Pfalz merken wij dat naast het lokale Duits, ook Frans, Engels en Vlaams in gebruik zijn. Ik zal met u één voorbeeld lezen: In 1563 verschijnt in Heidelberg een vertaling in het Duits van Dathenus’ Apologie, met als titel: “Kurtze und warhafftige Erzehlung welchermassen den Frantzösischen und Niderlendischen verjagten Christen, in der Stat Franckfurt am Mayn, etlich Jahr die offentlich Predigt Götliches Worts und auszpendung der H.Sacramenten, in irer Sprach verstattet, und ausz was ursache ihnen nachmals solches verboten worden ist.” Dit laat veronderstellen dat de oorspronkelijke tekst mogelijk in het Frans was. Wij vinden een document van François Philippi: “Défense des églises estrangières de Francford en Allemagne”. Wij kennen het probleem van de spanningen tussen de bestaande lutherse kerken en die van de vluchtelingen die vaak als calvinistisch, zwingliaans en anders worden genoemd. Het was allemaal niet vanzelfsprekend in deze gespannen tijden; noch voor de plaatselijke kerken, noch voor de vluchtelingen om samen te leven. Hierin blijken niet alleen de taal, maar ook de ecclessiologie een rol te spelen. En geloof mij, niet alleen in Frankenthal of de Pfalz, is dit moeilijk. Dit zelfde probleem kennen wij ook vanuit London, Emden, Norden, Denemarken en vele andere plaatsen. 2. Dathenus en zijn Psalmberijming of moet ik zeggen -vertaling. Van Datheneus is een psalmen-vertaling bekend. Hij blijkt merkwaardig genoeg uit het Frans vertaald te zijn en mogelijk berijmd: “De Psalmen Davids ende ander Lofsanghen wt den Francoyschen Dichte in Nederlandschen overgheset “ (naar Clément Marot en Théodore de Bèze). Deze vertaling wordt in bepaalde Nederlandsche kerkkringen tot op heden nog gebruikt in de eredienst (jawel vierhonderd vijftig jaar later!). Terwijl er in zijn tijd een veel betere vertaling was, namelijk van Marnix van St. Aldegonde. Sindsdien hebben heel wat vertalingen en bewerkingen van de psalmen hun weg binnen het Nederlands protestantisme gevonden. Maar ook in vele andere talen gebeurde hetzelfde. Ook bezorgt Datheen de vertaling van de Heidelbergse Catechismus , een ander vertalingswerk.
3
3. De priester-politieker, prediker-vertaler, enz. Met recht krijgt deze oud-priester en bekeerling tot het nieuwe geloof, zeer grote waardering. Zeker als predikant en vertaler. Maar soms lijken zijn politieke ambities een ruime plaats in genomen te hebben. Slechts één voorbeeld: In 1564 heet hij theologisch raadgever van Frederik III en hij wordt vervangen als predikant in Frankenthal (door Gaspar Van der Heyden). Hij reist door heel West-Europa: de Nederlanden, Zwitserland en Frankrijk. Om uiteindelijk de geneeskunde te beoefenen in Elbing (waar hij stierf). 4. Belangrijke data en aanwezigheden. 1555 aankomst in Frankfurt an Mainz 1566 in het Wonderjaar, betrokken bij de beeldenstorm in Vlaanderen 1571 aanwezig op de eerste Synode van Emden 1576 betrokken bij de Pacificatie van Gent 1578 op de Synode van Dordrecht Frankenthal – waar ook Vlamingen thuis zijn Het verhaal van rondreizende predikanten en vluchtende gemeenschappen met hun predikanten, is ons voldoende bekend. Door heel Europa zullen wij ze terugvinden. Eerst de Hervormden (Reformierten), daarnaast ook de Anabaptisten. Dat geeft spanningen zagen wij al, tussen Lutheranen, met Anabaptisten en andere soms dweperige bewegingen. Maar wat betekent dat voor de gewone mens en die mee op de dool waren. Hoe kunnen zij overleven, is er werk, is er ruimte, ook voor het dag-dagelijkse? Ook zij zijn niet onbekend gebleven. Zij waren niet allen arm, zwak, of hulpbehoevend. Eén van de betere documenten is de publicatie door Adolf von (Van) den Velden. Van zijn hand hebben wij de “Registres de l’Eglise Réformée Néerlandaise de Frankenthal au Palatinat, 1565 – 1689“ (publicatie door de Vereniging voor de geschiedenis van het Belgische protestantisme uit 1911) – zowel de doop- als de huwelijks registers. Wij missen wel overlijdens en begrafenis registers. De registers worden aangevat in 1565 met het bijeen zoeken van losse documenten; het wordt pas later wat vollediger. De auteur geeft zelf aan dat ze jammer genoeg onvolledig zijn. Voor 1565 (dus sinds de stichting van deze Vlaamsche gemeente) missen wij alle gegevens. Von den Velden Het is duidelijk dat de wortels van deze schrijver in Vlaanderen liggen. Zoals al eerder gezegd heette zijn familie Van den Velden (een toponiem om aan te duiden dat zij van uit de velden kwamen, buiten de stad). Maar dat hij mogelijk ook voor-ouderlijke familie in deze registers zocht is niet uit te sluiten. Wij vinden er heel veel maar dan als Van den Velde geschreven. Dat Dathenus en zijn familie hier ruim te vinden is zal niemand verbazen. Zijn vrouw staat er als Benedicta zonder familienaam bij de doop van hun zoon Petrus, in 1566, later vinden wij haar terug als Binette. Nog later in 1597 is ze getuige bij de doop van een kleinzoon in 1597, als weduwe van onze Petrus, die in 1588 stierf. Zij behoorde niet tot de vluchtelingen maar was waarschijnlijk uit de streek. In deze registers vinden wij minstens de naam van drie, mogelijk vier kinderen terug: - Jacquemyne (dochter). Zij huwt Everard van Heist op 29 september 1574,
4
- Petrus (gedoopt 1566). Hij huwt in 1599 Maria Dex(in); een zoon Hans Peter is in 1600 gedoopt en zoon Boudewijn in 1602 gedoopt; - Anna Elisabeth (dochter gedoopt in 1568). Als weduwe van Hans Heins (huwelijk was op 17 juli 1585) huwt zij de weduwenaar Pieter Coolen(Kool) op 9 juli 1597 en schenkt minstens vier kinderen het leven: in 1598 Suzanna, 1599 Maria, 1601 Anna Elisabeth en 1602 Daniël, naar hun doop te rekenen. - Frederic Dathenus gehuwd op 5 juli 1597 met Anna Sevré (kan nog een zoon zijn); hebben dan weer een zoon Petrus gedoopt in 1598, een dochter Anna Maria in 1601 en een zoon Fredericus in 1602. Anna Maria staat in 1622 nog in Frankenthal vermeld. De namen van kinderen en kleinkinderen worden nogal vaak herhaald. Ook de naam Pieter Dathen vraagt eigenlijk onderzoek naar familieband of schrijfwijzen. Zoals Suzanne ‘Kool’ heet en de andere kinderen ‘Coolen’, hoewel van zelfde ouders. Een andere naam boeit mij eveneens: de familie van Coninxloo of Coningsloo. Het gaat over de familie van de landsschapsschilder Gielis Van Conincxsloo. In Frankenthal zijn meerdere familieleden, maar welke is hun relatie met de schilder? Ik noteer dat Adriaen Coni(n)gsloo getuige is op het huwelijk van Jacquemyne Datheen. Zo vinden wij hem wel vaker als getuige, nooit bij de dopelingen, noch in een huwelijk. Als mannen vinden wij verder Casper en Jasper, als moeder Sara (van minstens vier kinderen in de jaren 1586-1596). Ook blijven enkele kinderen niet onvermeld. Over de schilder Gielis (derde generatie) bezitten wij een ruime biografie uit 1983 met levensloop door dr. A.L.E. Verheyden en een beschrijving van zijn oeuvre door heel Europa heen tot in de Hermitage in St. Petersburg, van de hand van dr. mr. de Cordier. In Frankenthal maakt hij voornamelijk cartons voor de tapijtweverij. Vader Gielis I ontwierp wandtapijten en glasramen, Gielis II, zijn neef, gold mede als zijn voorbeeld, in de weefmodellen. Hij zelf, Gielis III, geldt als de meester van het landschapschilderen in de 16e eeuw. De familie is afkomstig uit Koningsloo een gehucht bij Vilvoorde. Het Vilvoorde waar William Tyndale de Engelse Bijbelvertaling de marteldood onderging in 1536, door wurging en uiteindelijk op de brandstapel … De familie van Conincxloo was er gaan wonen. Voor ze naar Brussel verhuisden. Vader Adriaen van Coningsloo was een overtuigd calvinist. Verbannen verklaard door de Raad van Beroerte, keerde hij bij de wisselende politiek terug naar Brussel, waar hij in 1580 (tot 1584) burgemeester wordt. Maar de familie verloor alle bezittingen in het Brusselse door verbannen en verbeurdverklaring. Zijn zoon, onze Adriaen (broer van Jasper, die zich pas vanaf 1587 in Frankenthal vestigt) was naar Frankenthal uitgeweken, waar hij naar alle waarschijnlijkheid in de lakenhandel actief was, vanuit het familiebedrijf. De familie reisde vaak heen en weer naar de Nederlanden. Hieruit blijkt dat de hoofdfiguren van deze familie in Frankenthal verbleven. Zij vallen op als schilders en als handelaars. De oorspronkelijk 58 families die onze streken verlieten en in Frankfurt an Mainz een thuis vonden, kregen in Frankenthal een eindbestemming en zouden er ook meewerken aan de opkomst en bloei van deze stad. Gielis III werd in Antwerpen geboren in 1544 en overleed in Amsterdam in 1606. Ook hij reist door Frankrijk en Italië, werkt vooral in Antwerpen en vindt in Amsterdam zijn levenseinde. Maar zijn verblijf van 1586-1595 in Frankenthal staat eveneens vast. Daar belandt hij in het zgn. “Künstlerblock”.
5
Zijn atelier wordt druk bezocht en hij schoolt er heel wat kunstenaars. Adolf von den Velden schrijft over hem: “Dasz er so lange, der Regel zuwider, bleiben durfte, ohne Bürgerrecht zu erwerben und bürgerliche Lasten zu tragen, beweist uns, dasz man seine Person und seine künstlerisches Schaffen wohl zu schätzen wuszte.… “ (uit zijn artikel “Die drei van Conincxloo in Frankenthal uit 1906). Noch zijn huwelijk, noch de doop van zijn kinderen vallen in deze periode in Frankenthal; wij vinden er alleen neven en nichten. Frankenthal Frankenthal heeft ons historisch nog veel meer te vertellen. In de Registers vinden wij zoveel bekende namen van predikanten en andere Vlamingen. In dit verband mag het proefschrift van Philip Denis (“Les Eglises d’ Etrangers en Pays Rhenan 1538-1564.”, verschenen in 1983 en verdedigd aan de Rijksuniversiteit van Luik), niet over het hoofd gezien worden. Dit proefschrift beschrijft de periode voor onze Registers. Voornamelijk de pagina’s 217 en volgenden in het hoofdstuk VI gaan over “Francfort, Worms et le Palatinat”; en in onderdeel 6 de pagina’s 295 – 297 krijgt Frankenthal de nodige aandacht. Het is duidelijk dat de aanwezigheid van vluchtelingen uit de Nederlanden niet alléén om economische, maar vooral om godsdienstige redenen te verklaren is. De roerige tijden in de Spaanse Nederlanden zijn er de oorzaak van. De inquisitie, de contra-reformatie en de verschillende vormen van repressie door de vanuit Spanje geregeerde Nederlanden hebben hele drama’s en familiale conflicten doen ontstaan. Gelukkig hebben heel wat door het nieuwe geloof aangesproken mannen en vrouwen hun weg door Europa gevonden. Zelfs als zij plaatselijk in den vreemden ook niet altijd op rust en vrede konden rekenen. Toch waren er zeer gastvrije steden en overheden. Dit zal echter nog een tijdje duren in de Zuidelijke Nederlanden. Want op het Spaanse bewind volgde het Oostenrijkse bewind en met de Franse tijd was het land eigenlijk van de regen in de drop terecht komen. En daar heeft de verlichte despoot Jozef II weinig aan kunnen veranderen. Let wel, zelfs in de 17e en 18e eeuw zullen wij zo nu en dan een protestantse presentie vinden, maar hoofdzakelijke bij de huurlegers van de bezettende mogendheden. Het protestantisme verdwijnt stilaan definitief uit onze streken. Pas bij de laatste bezetters, onder het Nederlandse bewind krijgt dat protestantisme weer adem en ruimte. Maar wij zijn dan reeds in de 19e eeuw beland. De 19e en 20e eeuw Met de onafhankelijkheid van België in 1830 en de protestantse koning Leopold van SaksenCoburg, zijn duidelijk andere tijden aangebroken voor een lokaal nu Belgisch protestantisme.