Grote Gezondheid en Positieve Psychologie 1 Pieter Verduin 2 Dames en Heren, In het vandaag te presenteren Handboek Positieve Psychologie mocht ik een hoofdstuk schrijven. Onderwerp daarvan is wat Nietzsche heeft genoemd de ‘grote gezondheid’. De redactie nodigde mij uit bij de presentatie van het boek, vandaag, ook iets te zéggen over dat onderwerp. Wat ik zal zeggen scharniert met mijn hoofdstuk, heeft dezelfde strekking, maar gaat wel over andere aspecten en in andere woorden. Programma: • • •
tonen hoe Nietzsche’s ‘grote gezondheid’ de traditionele gezondheidszorgpraktijk in zich opneemt én in een radicaal ander perspectief plaatst. aanwijzen van een aparte moeilijkheid van die grote gezondheid en een verkenning over hoe je haar kunt realiseren zullen we vanmiddag, in de workshop doen
Grote Gezondheid Gezondheid voor mensen wordt ook ‘kwaliteit van leven’ genoemd. Een ander woord kan wel degelijk ‘geluk’ zijn, als je het niet alleen maar romantisch opvat, op het niveau van het gevoel, als poezengeluk. Wat duurzaam geluk en ook het hoogste geluk voor mensen is verwoordt Nietzsche met zijn term ‘grote gezondheid’. Het menselijk geestelijk vermogen, daaronder versta ik het vermogen om te beschouwen, speelt daarbij een doorslaggevende rol. Nietzsche pleit voor een filosofie die in dienst staat van die grote gezondheid. Hij doelt dan op de grote, scheppende, gezonde kracht van het leven zelf, het leven dat én groter is dan het individu én dat door het individu wordt belichaamd. Zo kun je zeggen wat bedoeld wordt met ‘Grote Gezondheid’. Mooi kort, en wellicht niet direct helemaal duidelijk. Je kunt het natuurlijk op nog heel veel andere manieren zeggen. Rilke zegt dit over ‘Grote Gezondheid’, in zijn gedicht Der Schauende, Was ist das klein, womit wir ringen, was mit uns ringt, wie ist das gross; liessen wir, ähnlicher den Dingen, uns so vom grossen Sturm bezwingen,wir würden weit und namenlos.
Wat is het klein, waarmee wij worstelen, wat met ons worstelt, wat is dat groot; als wij, meer zoals de dingen, ons zo door de grote storm lieten bedwingen,we werden wijds en nameloos vert. PV
In dat begrip Grote Gezondheid zit een omkering, een perspectiefwisseling die we ook aantreffen bij Goethe als hij zegt: ‘Du glaubst zu schieben, aber du wirst geschoben’. Je denkt te schuiven, zelf aan de touwtjes te trekken, maar je wórdt geschoven.’ Aan het eind van het aangehaalde fragment zegt Rilke iets omineus: we zouden wijds, grenzeloos worden, en geen naam meer hebben.. de vraag kan rijzen of je daar nu wel zin in krijgt.. of dat zich hier wellicht enige reserves doen gevoelen.. Maar: deze observatie van Rilke is niet alleen maar een 1
Lezing 1e Landelijk congres Positieve Psychologie, georganiseerd door Universiteit Twente, 11 november 2013, Congrescentrum Reehorst te Ede. 2
Dr. P.J.M. Verduin is fysiotherapeut en filosoof (UvA). Aandachtsgebied: filosofie van menselijke gezondheid.Werkt als docent en onderzoeker aan Hogeschool Leiden voor studenten fysiotherapie en verpleegkunde (Bachelor, Master, Post HBO). Onderzoekt en beoefent zenboeddhisme. Geeft Mindfulness trainingen voor zorgprofessionals. e-mail:
[email protected]
1
veeg teken; hij kan tegelijkertijd een aangrijpingspunt zijn voor het realiseren van die ommekeer, die perspectiefwisseling, zal ik straks nog uiteenzetten. Wij, u, ik, uw cliënten, uw studenten, belichamen het leven zelf. Wij zijn zelf die scheppende krachten, dat onbevroedbaar grote potentiaal dat tienduizenden levensvormen voortbrengt, die door hun dwingende wil om voort te bestaan andere levensvormen verslinden, en die na verloop van tijd zelf ook weer óndergaan in het onstuitbaar voortstormende tumult van ontstaan en verdwijnen. En dáár wringt iets, daar zit een angel. Ons bestaan onbedekt, ongefilterd zien als een onstopbaar voortijlende beweging van ontstaan en verdwijnen, van creërende en vernietigende krachten die tegelijk in werking zijn, die grillig, en onvoorspelbaar door elkaar heen, juist elkaar mogelijk maken, betekent: zien dat lijden een grondstructuur van onze werkelijkheid is. En niet zo’n zachtzinnig of romantisch lijden, waar je nog bij zou kunnen wegzwijmelen, of waar met vereende krachten iets tegen te doen is.. Het gaat hier om een echt beroerd verloren gaan. Het gaat om dat wat je kent van de wereld, van je bestaan, definitief verslonden zien worden, uiteen zien vallen, verdwijnen. Vroeg of laat, snel of langzaam is dat het lot van alles en iedereen. Ook van dat wat je het liefste is, dat je als het meest eigene of als het kostbaarste ervaart. Je vraagt er niet om, maar het voltrekt zich. Rilke verwoordt dit inzicht als ‘een verschrikking’ in zijn eerste Duineser Elegie: Denn das Schöne ist nichts als des Schrecklichen Anfang, den wir noch grade ertragen, und wir bewundern es so, weil es gelassen verschmäht, uns zu zerstören.
Want het schone is niets anders dan het begin van de verschrikking, die we nog net kunnen uithouden, en we bewonderen het zo, omdat het kalm en bedaard versmaadt ons te vernietigen. Vert. pv
De naam Duineser Elegie is afgeleid van het slot Duino bij Triëst, waar Rilke op bezoek was bij zijn vriendin Gravin Marie von Thurn und Taxis-Hohenlohe. De eerste Duineser Elegie ontstond daar. Het is een mengsel van beschrijvingen van de gelukzalige momenten van de liefde en van het lijden aan de problemen van het menselijk bewustzijn. Een bitter-zoete ervaring van het schone én het verschrikkelijke. Van díe scheppende én vernietigende werkelijkheid, zegt Nietzsche dus dat we díe moeten leren kennen en ons leven in dienst daarvan moeten stellen, daarmee in harmonie moeten leven. Dát is ‘grote gezondheid’, geluk. Díe werkelijkheid, die waarheid, zegt hij ook, is voor veel mensen zo absurd, zo angstaanjagend, zo chaotisch, dat zij alleen in gecamoufleerde vorm te aanschouwen is. Dat pakt voor verschillende mensen op verschillende manieren uit. Hoe sterker de geest, zegt Nietzsche, hoe minder camouflage hij nodig heeft. Je zou de kracht van de geest kunnen afmeten aan hoeveel ‘waarheid’ hij kan verdragen. Duidelijker gezegd: ‘De sterksten verdunnen de waarheid, minder sterken verhullen haar, nog minder sterken maken haar zoet, de zwakken verdampen haar, de allerzwaksten vervalsen haar’ 3. Nietzsche vindt dat de onbedekte waarheid van ons bestaan ons de ogen opent voor de levensvernietigende kracht in ons bestaan. Onverdraaglijk voor de meeste mensen, daarom wordt er een draai aangegeven. De meeste interpretaties van ons bestaan zijn alleen maar levensbevorderende interpretaties, opvattingen die gericht zijn op helen of heil brengen, zo wordt het genoemd. Maar dit ‘helen’ in de betekenis van: het leven veilig stellen, het leven verlengen, is iets anders dan leven in dienst van de grote gezondheid. Alleen maar het leven bevorderen, verlengen, zien te behouden, en dan ook graag zo behaaglijk mogelijk, noemt Nietzsche ‘kleine gezondheid’. Het interessante is dat we hier niet in een dualisme hoeven te tuimelen, dat we óf voor gróte gezondheid óf voor kléine 3
“Sodass sich die Stärke eines Geistes danach bemässe, wieviel er von der ‘Wahrheit’ gerade noch aushielte, deutlicher, bis zu welchem Grade er sie verdünnt, verhüllt, versüsst, verdumpft, verfälscht nötig hätte.” (Jenseits von Gute und Böse, 39) 2
gezondheid zouden moeten kiezen. Het werken en leven vanuit grote gezondheid kan het werken met een kleine gezondheid bevatten, in zich bergen. Die wordt dan wel ánders van richting en duidelijker begrensd dan in veel gevallen vandaag de dag. Maar omgekeerd gaat het niet: het werken en leven vanuit een fixatie op kleine gezondheid is een belemmering voor het hebben van een oog voor, een oriëntatie op de grote gezondheid. Het realiseren van deze non-dualiteit is een uitdagende en opwindende opgave!
Twee posities Met keiharde slagen van zijn filosofenhamer ramt Nietzsche twee posities die je in het leven kunt innemen er bij ons in; hij noemt ze: de voorname en de minderwaardige positie. Dia twee posities Nietzsche De minderwaardige interpretatie komt voort uit een verachting van wat Nietzsche de onbedekte waarheid van het levensvernietigende bestaan noemt. Het zijn de zwakste mensen die dit niet aankunnen en vanuit dit onvermogen willen zij hun bestaan rekken, verlengen, veilig stellen. Daarmee keren zij zich tegen de verheffing en rechtvaardiging van het bestaan in haar onbedekte waarheid. Zij doen dit door het uitwerken van wraak- en haat-gevoelens, en door het creëren van een andere, transcendente wereld, een ‘Hinterwelt’ waar eeuwig leven is, en alles alleen maar goed is, zonder donkere, slechte, vernietigende krachten. Eigenlijk is het een verkapte zelfhandhavingsdrift, een verslaving aan het verlangen om voort te leven; een niet kunnen accepteren van het ondergaande, verdwijnende. Deze zelfhandhavingsdrift richt zich tegen de voornamen, die wél de ondergaande, vernietigende krachten accepteren, zelfs verheffen en rechtvaardigen. Wat tot zonde wordt verklaard is het voorname, levenslustige bevestigen van het leven in alle vormen waarin het zich toont, zonder elementaire delen ervan af te wijzen. Medelijden met de zwakken en gelijkheid der mensen zijn volgens Nietzsche beginselen die de voornamen moeten ombrengen, hen tot middelmatigen, aangepasten moeten maken. De tweede interpretatie van het bestaan noemt Nietzsche dus de voorname of de tragische interpretatie. Daarin wordt alles ten volle aanvaard zoals het zich aandient. De tragische levenshouding aanvaardt óók emoties als wraak en haat, laat ze er zijn, maar is verlost van de ingebouwde drang om aan wraak en haatgevoelens vast te houden, ze groter te maken, ze te effectueren met daadkracht. In de aanvaarding van alle dingen, in een amor fati, liefde voor het lot, verheft en rechtvaardigt de voorname, tragische geest het gehele bestaan. Niet alleen de overwinning, het feest, het succes, de geboorte, maar ook de ondergang, het ineenstorten, het verslinden, het sterven wordt in de tragische levenshouding gevierd, als verheven geleefd. De tragische mens die het lot bemint, hoe het zich ook aan hem voordoet, doet dat niet op een lijdzame, passieve manier, maar op een actieve, liefhebbende, hartstochtelijke manier. Nietzsche ontleent het woord ‘tragisch’aan de pre-socratische tragedies en hij ziet zijn voorbeelden in de helden die daarin optreden: Heracles, Oedipus, Antigone, Odysseus. Zij zijn helden omdat zij tonen hoe zij hun individuele talenten tot de hoogste ontplooiing hebben gebracht, en die talenten in de omstandigheden waarin ze verkeren maximaal inzetten, op zo’n manier dat ieder moment duidelijk is dat hun leven op het spel staat. Zij riskeren dat leven manmoedig, met open vizier. En feitelijk kómen zij ook aan hun eind, definitief, onherroepelijk - dat is de tragedie - na een fel en roekeloos, als zinvol ervaren, geslaagd leven, want trouw aan, één met de scheppende en vernietigende krachten van het leven. Ook als sprake is van teleurstelling en mislukking. De twee posities geïllustreerd in onze gezondheidszorg: Soddy en van den Berg De Leidse hoogleraar psychiatrie J.H. van den Berg schrijft in zijn in de vorige eeuw veelgebruikte leerboek Kleine psychiatrie dat het antwoord op de vraag wat psychisch gezond mag heten moeilijk is. Hij knoopt aan bij de op het moment van publicatie meest bekende beschrijving, die van zijn collega Soddy, uitgesproken op het congres Mental Health, Londen 1948. Dia Soddy noemt als kenmerken van psychische gezondheid: 1. De gezonde beantwoordt aan de eisen van het leven zonder te grote inspanning. 2. Zijn ambities liggen binnen de speelruimte van praktische verwerkelijking. 3
3. 4. 5. 6. 7. 8.
De gezonde heeft een scherp en schrander inzicht in eigen kracht en zwakte. Hij kan behulpzaam zijn, maar ook hulp aannemen. Hij is veerkrachtig bij mislukking en nuchter bij succes. Hij is in staat tot vriendschap en, wanneer het moet, tot agressiviteit. Niemand zal vinden dat hij te hoge eisen stelt aan zijn omgeving. Zijn geloof, zijn denken, en het geheel van waarden dat hij hooghoudt, zijn hem een bron van kracht en leven.
Van den Berg beschouwt vervolgens: ‘De lijst is te respecteren. Niettemin wordt de gezonde door elk opgesomd punt een fantasieloze burger, zo geen zelfgenoegzame vlerk. Wat moet men denken van een man, die ‘zonder te grote inspanning’ leeft, die ‘een scherp en schrander inzicht heeft in eigen kracht en zwakte’ en die zijn mislukking ‘veerkrachtig draagt’? men zou hem willen toeroepen eens te leven. Toch is de definitie bedoeld voor gewone, gezond levende mensen. Misschien voor te gewone mensen? In ieder geval voor gemoedelijken, inschikkelijken, aangepasten. Is aanpassing hoofdkenmerk van psychische gezondheid? Wanneer dat zo is, dan zouden alle durvers, alle originelen, alle bezielden, alle hemelbestormers ongezond genoemd moeten worden, terwijl zij – in een wat andere zin – gezonder zijn dan alle gezonden van Soddy. Vandaar dat het mij zint een tweede lijst op te stellen, niet zozeer tot correctie van de zojuist geciteerde, maar als een aanvulling ervan. Want psychisch gezond kan men op twee manieren zijn. Ten eerste volgens de geciteerde lijst. Brave huisvaders en –moeders beantwoorden eraan, het zij zonder teveel ironie gezegd. Maar, de hemel zij dank, er bestaat nog een andere psychische gezondheid, van welke de beschrijving luidt Dia : 1. De psychisch gezonde is bereid te leven met een uitputtende, slopende, mocht het nodig zijn dodende inspanning. 2. Zijn ambities overtreffen alles wat verwerkelijkt kan worden. 3. Hij wenst zich niet bezig te houden met zichzelf. 4. Hij kan weigeren hulp te bieden, en weigert dikwijls aangeboden hulp. 5. Hij is ellendig bij mislukking, en verrukt van succes. 6. Hij durft vrienden van zich te verstoten, en neigt tot agressiviteit. 7. Men zal vinden dat hij te hoge eisen stelt. 8. Want hij houdt voor waar en waardig al datgene wat het leven waar en waardig maakt, menselijk maakt, in volle en felle, onherhaalbare zin heerlijk maakt – omdat hij zich voortgejaagd weet tussen geboorte en dood, deze twee uitersten, die hem levend houden en hem ertoe brengen niets zo suspect te vinden als complete gemoedsrust.’ (J.H. van den Berg, Kleine psychiatrie 1e druk 1966; 41e druk 1983) Dia Een aansporing tot ‘fel en roekeloos leven’, met even zo goed een open oog voor de waarde van een rustig, aangepast leven: we horen hier een echo van Friedrich Nietzsche’s Grote gezondheid, uitgewerkt naar een minderwaardige en voorname opvatting. Belangrijke delen van onze cultuur zijn erop gericht om deze minderwaardige positie te voeden en uit te bouwen. Zoals bekend ziet Nietzsche in het geïnstitutionaliseerde Christendom een cultuur van de zwakken, een cultuur die juist het lijden centraal stelt, zelfs op een voetstuk zet en tot maatstaf en ijkpunt van haar inspanningen maakt. Tegelijkertijd, interessant genoeg, ziet Nietzsche in Jezus van Nazareth een groot leraar: de man die ons voordeed hoe te sterven, er doorleefd en radicaal ‘ja’ op wist te zeggen, en daardoor boven leven en sterven uitrees.
Een moeilijkheid De voorname, zuiver tragische houding is in Nietzsche’s woorden: “een ‘ja’-zeggen op het gehele leven, zelfs op zijn vreemdste en hardste problemen, een zich verheugen in een hartstochtelijke wil tot leven, in het offeren van de hoogste vormen van eigen onuitputtelijkheid, 4
als een feestende Dionysos. (…) Het is het boven schrik en medelijden uitstijgend voelen van de eeuwige lust het Worden zelf te zijn – die lust die ook nog de lust van het vernietigen in zich sluit.” 4 Hier ligt een moeilijk punt voor het aanwenden van Grote Gezondheid als handvat voor persoonlijke ontwikkeling of als professionele ingang in onze gezondheidszorg. Ook Nietzsche zelf was in zijn goede dagen bezorgd over zijn onderzoek naar de waarheid. Hij vermoedde dat wie het waagt om onbedekt de volstrekte waarheid te zien, onherroepelijk te gronde gaat: Dia “Het zou zelfs tot het grondontwerp van het in-de-wereld-zijn kunnen behoren dat men aan zijn volledige kennis ten gronde zou gaan”. 5 Leidt Nietzsche’s filosofie in dienst van de Grote Gezondheid tot een epidemie van zelfdodingen? Nietzsche was niet de eerste die op die manier dacht. In de filosofie heeft hij een voorganger, Heraclitus. Ook Heraclitus zegt ja tegen het vergaan en de vernietiging. Hij zegt ja tegen de oorlog. Het is een consequentie van zijn verwerpen van het Zijn als een statische toestand en in plaats daarvan overal Worden zien (‘panta rhei:’ ‘alles stroomt, niets blijft’). Commentaar op Nietzsche’s moeilijkheid Nietzsche beschrijft zoals gezegd de voorname positie als een non-dualistische positie. Dat betekent voor een individu: een vergeten, loslaten van al ‘zijn’ voorkeuren, en afkeren en zonder voorwaarden open zijn naar wat ieder moment brengt. In zo’n non-dualistische attitude vallen grenzen radicaal weg, hangt alles in wederkerige afhankelijkheid met alles samen, verdwijnt het onderscheid tussen het een en het ander, tussen mooi en lelijk, goed en slecht, gezond en ziek, ook tussen leven en dood. Deze non-dualistische modus is precies het realiseren van amor fati: Nietzsche’s woord voor een liefdevol ‘ja op alles’. Het boeiende is: Dan is er eigenlijk nóg een stap te zetten, en naar mijn mening beschrijft Nietzsche die te weinig: in het realiseren van non-dualiteit in de concrete, stromende werkelijkheid van alledag kan wel degelijk weer het verschil tussen geboorte en dood, leven en sterven, links en rechts, etc. worden gezien, maar op een nieuwe manier. Niet meer vanuit een reflex van voorkeur en afkeer, en een automatisch vast willen houden aan het één en willen vermijden van het andere, maar als voelbare, zichtbare, ervaarbare verschillende mogelijkheden, waarin de voorname mens zich in innige en uitgebreide verbondenheid in volle vrijheid ontplooit, realiseert. In die non-dualistische, ‘voorname’ vrijheid kan een mens zonder probleem (en mét eventuele angst, afkeer, huivering, verdriet, paniek die zich allemaal aan kunnen dienen) ook de dood verkennen, als een van de vele mogelijkheden, en daar naar uitreiken, daarin ‘worden’. Een gelukservaring van overvloed-zijn zonder begin of einde, van rijk stromende levenskracht zijn, en het niet gehecht zijn aan voorkeur of afkeer, maakt het óndergaan, het sterven, van gelijke kracht als het ervaren van de verbinding met een bloem. Ook Rilke heeft zich kraakhelder uitgesproken over de waarde, zelfs de noodzaak van het toejubelen van de verschrikkingen van het leven. (zie mijn hoofdstuk in Handboek Positieve Psychologie) Het is niet zo makkelijk, want eerst deins je er voor terug, je wilt dat niet. Dan waag je het onderzoek en je vindt je weg. En je ervaart: het kan, het zien van die grote gezondheid, en leven in dienst daarvan, in harmonie met de scheppende en vernietigende krachten ervan. En je ervaart: ieder moment moet je die inzichten, dat weten, prijsgeven en ieder moment moet je ze opnieuw verwerven. Nietzsche’s moeilijkheid, het gevaar dat hij ziet van te gronde gaan aan de waarheid, ontstaat als hij zijn non-dualisme niet genoeg doorzet, of als weer dualisme in de als non-dualistisch gepresenteerde visie sluipt. Dan wordt het toch weer het één of het ander, en m.i. kan het een ramp zijn, kan het zelfs 4
“Das Jasagen zum Leben selbst noch in seinem fremdesten und härtesten problemen, der Wille zum Leben, im Opfer seiner höchsten typen der eignen Unerschöpflichkeit frohwerdend – das nannte ich dionysisch; das erriet ich als die Brücke zur Psychologie des tragischen Dichters. Nicht um von Schrecken und Mitleiden los zukommen, nicht um sich von einem gefährlichen Affekt durch dessen vehemente Entladung zu reinigen – so verstand es Aristoteles – sondern um, über Schrecken und Mitleid hinaus, die ewigen Lust des Werdens selbst zu sein – jene lust, die auch noch die Lust am Vernichten in sich schliesst.” (Götzendämmerung, was ich den Alten verdanke 5) 5 “ Es könnte selbst zu Grundbeschaffenheit des Daseins gehören, dass man an seiner völligen Erkenntnis zugrunde ginge.” (Jenseits von Gute und Böse 39).
5
onnódige tragiek betekenen, als iemand kiest voor het te gronde gaan, voor het zoeken van de dood, voor zelfdoding. Ik luisterde naar Bach, cantate ‘Ich habe genug’ (BWV 82). Een wonderschone bas-partij, lieflijk en vreugdevol. Op betoverend mooie, aantrekkelijke manier wordt de wereld hier als vol ellende en nood geduid, waar de verteller/zanger ‘genoeg van heeft’, en wordt vervolgens een plek buiten deze wereld geschetst waar alles goed is. Een Hinterwelt zou Nietzsche zeggen, en hij vindt dat een zwaktebod; hij pleit ervoor het nu, in deze wereld te maken.. In Bach’s tekst is duidelijk een dualistische interpretatie van het bestaan te zien, een onderscheid tussen de ellendige wereld hier en het volmaakte paradijs, elders: Welt ich bleibe nicht mehr hier Hab ich doch kein Teil an dir (…) Hier muss ich das Elend bauen, Aber dort, dort werd’ ich schauen Süssen Friede, stille Ruh De cantate sluit af met de aria ‘Ich freue mich auf meinen Tod, (…) Da entkomm ich aller Not’. Deze Tod is hier niet mis te verstaan als beeldspraak; zij is niet op te vatten als radicale Selbstvergessenheit, zelfvergetelheid, gekoppeld aan volledige Seinsverständnis, zijnsbesef (Heidegger), of, hetzelfde anders gezegd, als hetgeen in het boeddhisme genoemd wordt de Grote Dood. Bach’s tekst geeft onmiskenbaar: Da ich im Friede fahren werde in dem Sande kühler Erde.Het gaat in Bach’s tekst om het zoeken van verlossing in een fysieke dood, met begrafenis en al. Wrange uitkomst van een onbereflecteerd dualistische opvatting. Wrang, want onnodig tragisch, m.i.: de dood zal zich hoe dan ook, onontkoombaar aandienen, die hoef je niet een handje te helpen. Overigens ken ik schrijnende situaties van onophefbaar, uitzichtloos lijden, waarin het kiezen voor de dood vanuit een ‘ik heb genoeg’ wél de beste, of liever gezegd de minst ellendige optie scheen te zijn. En waarbij zich daardoor direct óók een groot probleem, een enorme moeilijkheid, een grote opgave voor alle betrokkenen aandiende. Ik ben er diep van overtuigd dat die situaties ook altijd hoogst problematisch behoren te blijven. Tot zover Nietzsche’s punt van de aparte moeilijkheid van het realiseren van de Grote Gezondheid: dat die de eigen ondergang zou bewerkstelligen. Onze stelling is dat die moeilijkheid kan bestaan in een dualistische opvatting, (die soms de allure van een half gerealiseerde non-dualiteit heeft) en dat het radicaal realiseren van non-dualisme waarbij eenheid en veelheid identiek zijn, die moeilijkheid teniet doet. Dit sluit aan bij een oud gezegde in de Zen-traditie: “In het begin zijn bergen bergen en rivieren rivieren; later zijn bergen geen bergen en rivieren geen rivieren; en nog later zijn bergen bergen en rivieren rivieren.” Dia Je kunt dat opvatten als: “In het begin zijn alle dingen verschillend; later zijn alle dingen één; en weer later is alles één en verschillend.”
Ik vind Nietzsche’s schets van de voorname en minderwaardige positie mooi. Ze stelt me in staat om te overwegen wat in een gegeven situatie mijn positie is, welke ik wil, kan, mag, durf betrekken. Ze stelt me in staat om lijden als grondstructuur van ons bestaan te aanvaarden, een plek te geven aan onontkoombare neergang en verval in dit, mijn bestaan. Nog een ópmerking hierbij: dit is wat mij betreft een ‘eerste-persoons aangelegenheid’: ik wil mij ervoor hoeden ánderen hard te vallen om de positie die zij innemen. Veel beter past ook een ‘ja’ zeggen op de ander zoals zij/hij op mijn weg verschijnt, voornaam of anderszins. Wie een ander zou willen verwijten dat hij, zij, een minderwaardige of laffe positie inneemt, moet op zijn minst daarvóór 6
voor zichzelf bewezen hebben dat hij in dezelfde situatie ‘voornaam’, als een held, gehandeld zou hebben. Of dat wellicht niet kon, wilde, durfde, mocht.. Niettemin kan het wellicht passend zijn, en in het belang van die ander, om in een proces van ‘transformative learning’ (een vorm van ‘narrative reasoning’, wel onderscheiden van en geïntegreerd met ‘diagnostic reasoning’ in een benadering die genoemd wordt ‘dialectic reasoning’) met elkaar te onderzoeken welke positie het meest waardevol is. En daarbij kan Nietzsche’s werk weer goede diensten bewijzen. Hier ligt m.i. ook een mogelijkheid voor zorgprofessionals om te werken vanuit een positieve psychologie. De ‘Grote Gezondheid’ als ingang voor positieve psychologie nemen is een uitdaging. Kenmerken zijn 3 dia’s: • Open oog voor de onontkoombare tragiek van het leven, en voor de typisch menselijke mogelijkheden om ‘gezond’ met die tragiek om te gaan. • Zicht op wat Grote Gezondheid voor een concreet persoon kan zijn, en zien wat leven in dienst daarvan, of in harmonie daarmee is; • Oog voor de verschillen tussen mensen in wat ze kunnen verdragen aan waarheid. Soms moet je mensen helpen bedekken, soms moet je helpen ontdekken. Enige specifieke moeilijkheden: • het liefhebben van de dood als behorend bij het leven, • de persoonlijke, eigen ontwikkeling van de hulpverlener in het omgaan met camouflage van de waarheid en met de verschrikkingen die bij het leven horen, met ‘wijds en nameloos’ zijn • de valkuilen kennen van het realiseren van non-dualiteit. • over strategieën beschikken de Grote Gezondheid te tonen, de middelen hebben om anderen te helpen haar te ontdekken Dank voor uw aandacht. Dia Katsushika Hokusai (1760-1849) De Berg Fuji gezien op volle zee vanaf de kant van Kanagawa
Hoe doe je dat? Hoe leer je de nondualistische houding waarmee je grote gezondheid, het één zijn met de scheppende en vernietigende krachten die ons bestaan constitueren, realiseert, en waarin ook plaats is voor onze gewaardeerde, traditionele ‘kleine’ gezondheid en gezondheidszorg? Er zijn vele, vele wegen voor het realiseren van Grote Gezondheid, kan ik bevroeden. Ik noem er een paar, in aansluiting op wat ik hierboven met Nietzsche noemde: de behoefte de waarheid te camoufleren, en met Rilke ‘wijds en nameloos worden’. • Belangrijk is dat u als zorgprofessional niet alleen conceptueel de boel helder krijgt, maar ook een 1e persoons-onderzoek doet: uw eigen belevenissen en ervaringen onderzoekt. Kun je bij jezelf, in je eigen leven zien dat het ‘grote, dat met ons worstelt’ een grillig, veranderlijk, ongepland, onstopbaar proces is? Kun je zien dat dat de grondstructuur van ook jouw bestaan is, en dat dat lijdensvol is, omdat aan alles een eind komt, ook aan wat jou het allerliefste is? Dat dat proces ondertussen maar doorgaat en doorgaat, in al zijn kracht en pracht? Dat is voor veel mensen niet zo gemakkelijk. De oefening is: onderzoek hoe jijzelf die waarheid camoufleert, hoe verdun jij die waarheid, verhul je haar, maak je haar zoet, verdamp je haar, vervals je haar? •
Wijds en nameloos worden noemde Rilke het, en ook dat is een oefening. In het tumultueuze proces van ontstaan en verdwijnen is alles innig en uitgebreid verbonden met alles. In feite is er geen ‘ik’ van ‘jou’ en ‘hem/haar’ te onderscheiden, alles is ‘aan elkaar’ aan het worden, ‘in 7
elkaar overgaand’. Graag hebben we toch duidelijkheid, zekerheid; graag zijn we toch het een of het ander, definiëren we onszelf, schrijft Dennis Genpo Merzel: ‘ik ben een moeder of vader in relatie tot mijn kinderen; een kind, zoon, dochter in relatie tot mijn ouders; echtgenoot in relatie tot mijn vrouw; geliefde in relatie tot mijn beminde; misdadiger in relatie tot de maatschappij. Leugenaar, dief, schurk, heilige: het heeft allemaal te maken met relaties. Zodra we onszelf bepalen in relatie tot een ander voelen we ons meer op ons gemak.’ Eén zijn met de scheppende en vernietigende krachten van het leven, en daarop vertrouwen, in dienst daarvan leven, is zeer onduidelijk, kan heel beangstigend zijn. Dus maken we een definitie en vertrouwen daarop. ‘En we raken onze identiteit kwijt als we onze definitie verliezen. We beseffen het meestal niet, maar dat is een fantastische, wonderbaarlijke gebeurtenis. Even zijn we bevrijd van onze grenzen. Een ogenblik zijn we niemand, maar dat is eenvoudig te beangstigend. We willen ons aan een of andere definitie vastgrijpen, aan een vals gevoel van veiligheid en gemak. Wat doen we dus ogenblikkelijk? We gaan een andere relatie aan. Binnen een relatie, zelfs als deze niet geschikt voor ons is, weten we wie we zijn.’(Uit: Het oog slaapt nooit, naar de kern van zen, Dennis Genpo Merzel 1993, p.88-9). Een oefening kan zijn: onderzoeken wat is er na mijn vader- of moeder-schap (als de kinderen de deur uit zijn); na mijn kind-zijn (als mijn vader en moeder overleden zijn); na mijn relatie met mijn geliefde of echtgeno(o)t(e); na mijn status als misdadiger (als ik mijn straf heb uitgezeten). •
Hsin Hsin Ming (verses on the faith-mind, lied van volmaakt vertrouwen) van Seng-ts’an, is een van de eerste zen-teksten, daterend uit de zesde eeuw 6. De eerste zin luidt: ‘De Grote Weg is niet moeilijk voor wie niet gehecht is aan voorkeuren.’ De oefening is: Sta morgen op en neem je voor: ‘vandaag geen voorkeuren en afkeren’. Kijk wat er gebeurt. Je gaat je voorkeuren en afkeren zien. Ze zien, en er ‘ja’ op zeggen is de eerste stap naar er niet aan gehecht zijn. Het is een operationalisering van Rilke’s gedicht ‘der Schauende’ als ik het even zo lelijk mag zeggen.
•
Hara-ademhaling. Wij zijn de eenheid van lichaam-geest-omgeving, en dat is een geweldig hulpmiddel. De hara-ademhaling, die ik vanmiddag in de workshop met een aantal mensen zal oefenen, is een gouden truc. Daarmee kunnen we heel effectief het lichaam tot rust en in balans laten komen. De geest volgt, kan in een vredige, kalme concentratie komen. In die conditie kunnen we, niets-doend, open voor alles (= de omschrijving van ‘Grote Gezondheid!) ervaren dat er van alles gaande is. Zonder dat we iets doen. We zullen merken dat we heel gauw geneigd zijn om in dat geheel een scheiding aan te brengen, met ‘mijn’ oordeel, plan, voorkeur, afkeer. De oefening is om dat helder op te merken, en te laten zijn, het ‘mijn’ te vergeten, en het niet haar scheidende werking te laten doen, en verder alles te laten zijn in dat geheel. ‘Meditatie’ kun je het noemen in de zin van: een 1e persoons-onderzoek van het leven zelf: onbeweeglijk zitten, rechte rug, hara-ademhaling, ‘ja’-op-alles.
•
Onze tijd biedt eigen ingangen voor het implementeren van een ‘Grote Gezondheids benadering: 2010 bracht ons drie belangrijke nota’s die een gezondheidszorg van 2020 schetsen. De gemeenschappelijke boodschap is: ‘van zorg voor ziekte naar gezondheid en gedrag in 2020’. Samengevat: van zz naar gg. Daar is veel goodwill voor. Ook als je zegt dat het niet zo gemakkelijk is, en dat de gezondheidszorg daarvoor op zijn kop moet, blijft bij de velen de neiging om daar ‘ja’ op te zeggen voelbaar. Van zz naar gg, dat is de wereld op zijn kop. Zeker gezien vanuit wat Nietzsche noemde de minderwaardige positie, die veel voorkomt in onze gezondheidszorg, bij u en bij mij, bij onze cliënten, patiënten en studenten. Ofwel vanuit de kleine gezondheidszorg gezien een grote gezondheid realiseren is de wereld op zijn kop zetten, een ommekeer realiseren die we ook in Rilke’s gedichten vonden. Ik zie in ‘op je kop leren staan’ een mooie analogie met hoe je een
6
Ik gebruik de Chinees-Engelse vertaling van Richard B. Clarke 2001.
8
non-dualistische houding kunt realiseren op zo’n wijze dat je wel degelijk, en anders dan voorheen kunt werken met helder onderscheid tussen links en rechts, gezond en ziek, scheppende en vernietigende krachten, geboorte en dood. De kopstand is enigszins moeilijk, maar ook weer niet onoverkomelijk moeilijk. Het kostte mij indertijd een jaar om het te leren. Onder leiding van mijn yogalerares zorgen dat de hamstrings rek genoeg hebben om rustig naar voren te lopen. En dat de onderarmen en polsen het grootste deel van mijn gewicht dragen, zodat de kwetsbare halswervels daarvoor gespaard blijven. Door iedere dag even te oefenen ‘leert’ het lichaam, krijgt het een proprioceptieve training, bouwt het een motorisch geheugen op voor de nieuwe houding. Er is een punt waar je doorheen moet: vertrouwen dat je lichaam het evenwicht vindt en hervindt, dat je schouders en armen en romp en benen, sterk genoeg zijn en de coördinatie hebben om je omgekeerd overeind te houden. Dat je het overleeft als je omvalt. Je moet dus ook leren omvallen vanuit kopstand. Je moet de moed vinden om door dat onbekende, nooit ervaren, lege, zwarte gebied heen te bewegen, door dat dooie punt heen te gaan. Dat is voor een periode eng, ja! Eerst tegen een muur, wennen, wennen, wennen, leren… en dan op een keer beslissen dat in de vrije ruimte te doen, zonder steun. Tijdens het leerproces natuurlijk opmerken wat je doet: vechten in de zin van volhouden, doorzetten, of zelfs jezelf forceren, of jezelf hard vallen met oordelen als het niet vlot genoeg naar je zin gaat, of als bepaalde gevoelens opkomen? Vluchten in de zin van rationaliseren in plaats van oefenen, erover kletsen, oefenmomenten overslaan? Anderen kritiseren om wat of hoe zij doen of laten? Of verbinden, aanvaarden wat er is, laten zijn wat er ‘aan het worden ’is (ook als dat vechten of vluchten is..) En dan onderzoeken: hoe ben ik aan het vechten, vluchten, oordelen, kritiseren, verbinden, ‘ja’-zeggen in mijn dagelijks leven, in het leven met onvermijdelijke pijn, saaiheid en vreugdevolle momenten? En: hoe kom ik tot het tonen van ‘Grote Gezondheid’ in mijn werk als zorgprofessional? Vecht ik met mijn eigen opvattingen, met patiënt’s opvattingen? Vlucht ik of de patiënt voor mogelijke consequenties? Kan ik ‘omvallen’ en mijzelf hernemen, de patiënt toestaan om te vallen, zichzelf laten hernemen? Kan ik mij verbinden met de werkelijkheid van de Grote Gezondheid, die schoon en verschrikkelijk is? Ben ik in staat om zowel het perspectief van de Grote Gezondheid (op zijn kop staand) als van de kleine gezondheid daarin (overeind staand) te zien? Dát betekent grof gezegd voor een individu ‘op zijn kop staan’ analoog aan de ontwikkeling van onze gezondheidszorg van zz naar gg. ‘De gezondheidszorg moet op zijn kop’ is makkelijk gezegd; het betekent dat individuen een proces van leren en wagen en opmerken wat ie doet door moeten maken, bij zichzelf de moed moeten vinden om vertrouwde definities van zichzelf los te laten en die weer recht te kunnen doen als dat waardevol is in de actuele situatie. De eenheid van lichaam-geest-omgeving die we zijn is een uitdagend hulpmiddel om in onze gezondheidszorg zorgvragers en zorgprofessionals aan te leren hoe te werken met Nietzsche’s ‘Grote Gezondheid’.
Der Schauende
De ziener
Ich sehe den Bäumen die Stürme an, die aus laugewordenen Tagen an meine ängstlichen Fenster schlagen, und höre die Fernen Dinge sagen, die ich nicht ohne Freund ertragen, nicht ohne Schwester lieben kann.
Ik zie in de bomen de stormen aan, die vanuit koelgeworden dagen tegen mijn bange vensters slaan, en hoor de verten dingen zeggen, die ik zonder vriend niet verdragen, en zonder zuster niet liefhebben kan.
Da geht der Sturm, ein Umgestalter, geht durch den Wald und durch die Zeit,
Daar gaat de storm, een omvormer, gaat door het woud en door de tijd, 9
und alles ist wie ohne Alter: die Landschaft, wie ein Vers im Psalter, ist Ernst und Wucht und Ewigkeit.
en alles is als zonder verleden: het landschap, als een vers in een psalm, is ernst en zwaarte en eeuwigheid.
Wie ist das klein, womit wir ringen, was mit uns ringt, wie ist das groß; ließen wir, ähnlicher den Dingen, uns so vom großen Sturm bezwingen, wir würden weit und namenlos.
Wat is het klein waarmee wij worstelen, wat met ons worstelt, wat is dat groot; als wij ons, meer gelijk de dingen, zo door de grote storm lieten bedwingen, we werden wijds en nameloos
Was wir besiegen, ist das Kleine, und der Erfolg selbst macht uns klein. Das Ewige und Ungemeine will nicht von uns gebogen sein. Das ist der Engel, der den Ringern des Alten Testaments erschien: wenn seiner Widersacher Sehnen im Kampfe sich metallen dehnen, fühlt er sie unter seinen Fingern wie Saiten tiefer Melodien.
Wat wij overwinnen is het kleine, en het succes zelf maakt ons klein. Het eeuwige en buitengewone wil niet door ons gebogen zijn. Dat is de engel, die de worstelaars van het oude testament verscheen: als zijn tegenstander’s pezen in de strijd als uitzettende metalen zwellen, voelt hij ze onder zijn vingers als snaren van diepe melodieën.
Wen dieser Engel überwand, welcher so oft auf Kampf verzichtet, der geht gerecht und aufgerichtet und groß aus jener harten Hand, die sich, wie formend, an ihn schmiegte. Die Siege laden ihn nicht ein. Sein Wachstum ist: der Tiefbesiegte von immer Größerem zu sein.
Wie deze engel overwon, die zo vaak van de strijd afziet, die gaat rechtop en opgericht en groot uit die harde hand, die zich, als vormend, langs hem vleide. De overwinningen lokken hem niet aan. Zijn groeikracht is: de diepoverwonnene door het steeds grotere te zijn.
Rainer Maria Rilke, 21.1.1901, BerlinSchmargendorf
Vert. PV
10