Groep gegevensbescherming artikel 29
01313/06/NL WP 123
Advies nr. 6/2006 over het voorstel voor een verordening van de Raad betreffende de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen, en de samenwerking op het gebied van onderhoudsverplichtingen
Goedgekeurd op
9 augustus 2006
Deze Groep is opgericht op grond van artikel 29 van Richtlijn 95/46/EG. Het is een onafhankelijk Europees adviesorgaan inzake gegevensbescherming en de persoonlijke levenssfeer, waarvan de taken zijn omschreven in artikel 30 van Richtlijn 95/46/EG en in artikel 15 van Richtlijn 2002/58/EG. Het secretariaat wordt verzorgd door directoraat C (Civiel recht, grondrechten en burgerschap) van het directoraat-generaal Justitie, vrijheid en veiligheid van de Europese Commissie, B-1049 Brussel, België, bureau LX-46 01/43. Website: http://ec.europa.eu/justice_home/fsj/privacy/index_en.htm
DE GROEP VOOR DE BESCHERMING VAN PERSONEN IN VERBAND MET DE VERWERKING VAN PERSOONSGEGEVENS
Opgericht bij Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995, Gelet op artikel 29 en artikel 30, lid 1, onder a), en lid 3, van die richtlijn en artikel 15, lid 3, van Richtlijn 2002/58/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 juli 2002, Gelet op het reglement van de Groep en met name op de artikelen 12 en 14 daarvan,
heeft het volgende advies goedgekeurd: I. Achtergrond De Groep is in kennis gesteld van het voorstel voor een verordening van de Raad betreffende de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen, en de samenwerking op het gebied van onderhoudsverplichtingen. Het voorstel heeft als doel de hinderpalen voor de inning van alimentatievorderingen binnen de Europese Unie uit de weg te ruimen. In het bijzonder voorziet hoofdstuk VIII van het voorstel ("Samenwerking”) in een mechanisme voor het verzamelen van informatie over de situatie van de schuldeiser en de schuldenaar en voor het uitwisselen ervan via een netwerk van nationale centrale autoriteiten. Dit doet een aantal vragen inzake de bescherming van gegevens rijzen die de Groep in dit advies aan de orde wil stellen. II. Wettelijk kader voor de verwerking van persoonsgegevens In het door het huidige voorstel beoogde mechanisme kunnen drie grote fasen worden onderscheiden wat het verzamelen en verwerken van persoonsgegevens betreft. •
Persoonsgegevens, voor diverse doeleinden verwerkt door een aantal voor gegevensverwerking verantwoordelijken (b.v. door werkgevers, belastingautoriteiten, sociale zekerheid of openbare registers), worden geraadpleegd door de centrale autoriteiten om het innen van alimentatievorderingen te vergemakkelijken.
•
De door de centrale autoriteiten ingewonnen gegevens worden bijeengebracht en meegedeeld aan het voor de alimentatievordering bevoegde gerecht.
•
Het voor de alimentatievordering bevoegde gerecht verwerkt de gegevens met het oog op de tenuitvoerlegging van beslissingen inzake onderhoudsverplichtingen.
Op de betrokken bewerkingen is een aantal beginselen en –regels van gegevensbeschermingsrichtlijn 95/46/EG (hierna “de Richtlijn” genoemd) van toepassing.
de
Ten aanzien van de eerste fase geldt dat het verzamelen door de centrale autoriteiten van gegevens die worden verwerkt voor een ander en onverenigbaar doel een uitzondering vormt op het beginsel van beperking van de gebruiksdoeleinden dat in artikel 6 van de Richtlijn is vervat. Dergelijke uitzonderingen zijn uitsluitend toegestaan als zij in overeenstemming zijn met het bepaalde in artikel 13 van de Richtlijn. Volgens dit artikel “kunnen de lidstaten wettelijke maatregelen treffen ter beperking van de reikwijdte van de in een aantal artikelen, waaronder artikel 6, lid 1, bedoelde rechten en plichten indien dit noodzakelijk is ter vrijwaring van […]de
2/8
bescherming van de betrokkene of van de rechten en vrijheden van anderen”. Het Europees Hof van Justitie, anderzijds, heeft verduidelijkt dat het aan derden meedelen van oorspronkelijk voor “economische” doeleinden verzamelde gegevens “een inmenging vormt in de zin van artikel 8 EVRM”. Voorts moeten uitzonderingen op het in de gegevensbeschermingsrichtlijn vervatte beginsel van beperking van de gebruiksdoeleinden beantwoorden aan de voorwaarden van artikel 13 van die richtlijn en derhalve “gerechtvaardigd zijn uit hoofde van artikel 8 EVRM” (Rechnungshof, C-465/00, par. 68 e.v.). Volgens het Verdrag is inmenging in de persoonlijke levenssfeer mogelijk voorzover deze “bij de wet is voorzien” en “in een democratische samenleving noodzakelijk” is ten behoeve van een openbaar belang. Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens heeft bij herhaling benadrukt dat de wet waarbij een dergelijke inmenging wordt toegestaan, voldoende duidelijk moet aangeven welke de reikwijdte is van de aan het betrokken openbaar gezag verleende machtiging en op welke wijze deze, rekening houdend met het gerechtvaardigde doel van de maatregel, kan worden uitgeoefend om het individu afdoende te beschermen tegen willekeurige inmenging in zijn persoonlijke levenssfeer1. Het verzamelen en verwerken van de persoonsgegevens door de nationale centrale autoriteiten en de bevoegde gerechten (of andere voor onderhoudsverplichtingen bevoegde nationale autoriteiten), die de tweede en de derde fase vormen, vallen op grond van artikel 3 van de Richtlijn binnen de werkingssfeer daarvan. De persoonsgegevens worden immers verwerkt in het kader van justitiële samenwerking in burgerlijke zaken met grensoverschrijdende gevolgen, voor zover nodig voor de goede werking van de interne markt, zoals in de toelichting bij het voorstel ook wordt vermeld. Dit behoort tot de werkingssfeer van het Gemeenschapsrecht en bijgevolg gelden de in artikel 3, lid 2, van de gegevensverwerkingsrichtlijn bedoelde uitsluitingen uit het toepassingsgebied niet. De gegevensverwerking moet bijgevolg geschieden in overeenstemming met de in de Richtlijn vervatte beginselen en regels, en in het bijzonder met de volgende bepalingen:
1
•
Artikel 6, bepalende dat persoonsgegevens moeten worden verzameld voor welbepaalde, uitdrukkelijk omschreven en gerechtvaardigde doeleinden en niet verder mogen worden verwerkt op een wijze die onverenigbaar is met die doeleinden. De persoonsgegevens moeten toereikend, ter zake dienend en niet bovenmatig zijn, uitgaande van de doeleinden waarvoor zij worden verzameld en/of verder verwerkt; de gegevens dienen nauwkeurig te zijn en, zo nodig, te worden bijgewerkt, en mogen in een vorm die het mogelijk maakt de betrokkenen te identificeren, niet langer worden bewaard dan noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de doeleinden waarvoor zij worden verzameld of vervolgens worden verwerkt.
•
Artikel 7, volgens welk een passende rechtvaardigingsgrond voor de gegevensverwerking moet bestaan. In het bijzonder kan de gegevensverwerking in dit geval gerechtvaardigd zijn omdat zij, overeenkomstig het bepaalde onder c) en e) van dit artikel, noodzakelijk is om een wettelijke verplichting na te komen waaraan de voor de verwerking verantwoordelijke onderworpen is, of noodzakelijk is voor de vervulling van een taak van algemeen belang, of deel uitmaakt van de uitoefening van een openbaar gezag.
Rotaru v. Romania, par. 55 e.v.; Amann v. Switzerland, par. 76 en 80; Khan v. UK, par. 26; Valenzuela Contreras v. Spain, par. 60 en 61; Kopp v. Switzerland, par. 72 en 75; Funke v. France, par. 57; Niemietz v. Germany, par. 37; Kruslin v. France, par. 34 en 35; Malone v. UK, par. 79 en 80.
3/8
•
Artikel 8, wanneer de verwerking gevoelige gegevens betreft, bijvoorbeeld bij uitwisseling van gegevens over sociale uitkeringen in verband met de gezondheidstoestand van de betrokkene. In dat geval kan de verwerking van de betrokken gegevens gerechtvaardigd zijn voor zover zij noodzakelijk is voor de vaststelling, de uitoefening of de verdediging van een recht in rechte (artikel 8, lid 2, onder e)) of mits passende waarborgen worden geboden die om redenen van zwaarwegend algemeen belang bij nationale wet zijn vastgelegd (artikel 8, lid 4).
•
De artikelen 10 en 11, die een verplichting instellen om de betrokkene te informeren over de verwerking van hen betreffende persoonsgegevens.
•
Artikel 12, dat elke betrokkene recht op toegang tot de gegevens verleent en het recht op rectificatie, uitwissing of afscherming van de gegevens waarvan de verwerking niet overeenstemt met de bepalingen van de Richtlijn.
•
Artikel 15, waarbij aan elke betrokkene het recht wordt toegekend niet te worden onderworpen aan geautomatiseerde individuele besluiten.
•
De artikelen 16 en 17, waarbij een vertrouwelijkheidsplicht wordt ingesteld voor eenieder die bij de verwerking betrokken is en de verplichting om passende beveiligingsmaatregelen te nemen.
•
De artikelen 22, 23 en 24, die voorzien in de mogelijkheid van beroep, in schadevergoeding en in sancties bij onrechtmatige verwerking van persoonsgegevens.
•
De artikelen 25 en 26, wanneer persoonsgegevens worden doorgegeven naar landen buiten de Europese Economische Ruimte.
III. Reeds aanwezige waarborgen inzake gegevensbescherming De Groep stelt tot zijn genoegen vast dat het voorstel nu reeds een aantal elementen bevat die moeten garanderen dat de gegevens worden verwerkt in overeenstemming met de hierboven bedoelde gegevensbeschermingsbeginselen en –regels. In het bijzonder kunnen de volgende bepalingen worden vermeld. •
In verschillende stadia van de alimentatievorderingsprocedure moeten diverse soorten persoonlijke informatie toegankelijk zijn.
Sommige persoonsgegevens die noodzakelijk zijn om te bepalen waar de schuldenaar verblijft (zoals het adres) kunnen in overeenstemming met artikel 6 van de Richtlijn bij het begin van de procedure en op verzoek van de persoon die slechts beweert recht op alimentatie te hebben, worden verstrekt. Andere gegevens, daarentegen, die noodzakelijk zijn om te beoordelen of de schuldenaar in staat is alimentatie te betalen en daadwerkelijk een schuld te voldoen (zoals bankrekeningen, loon, enz.), mogen slechts worden opgevraagd en verstrekt wanneer het bestaan van een alimentatievordering formeel is vastgesteld in een vonnis op tegenspraak. •
Er bestaat een gerechtelijk filter om het gegevensuitwisselingsmechanisme in werking te stellen
Het voorstel bepaalt dat een schuldeiser via de rechter een verzoek om informatie tot de centrale autoriteit kan richten. De tussenkomst van een rechter is een voldoende adequate garantie dat het alimentatieverzoek gefundeerd is en dat de gevraagde gegevens noodzakelijk zijn.
4/8
•
Het combineren van bestanden is niet toegestaan
Volgens het voorstel moeten de lidstaten de nodige maatregelen treffen om de toegang te regelen tot de, in afzonderlijke bestanden opgeslagen, informatie over schuldenaar en schuldeiser. Het combineren van alle verschillende categorieën gegevens, die oorspronkelijk in afzonderlijke bestanden waren opgeslagen, in geconsolideerde bestanden om opzoekingen te vergemakkelijken zou voor de betrokkenen zeer aanzienlijke risico’s meebrengen. Daarom bepaalt het voorstel uitdrukkelijk dat het in geconsolideerde bestanden samenvoegen van die gegevens niet toegestaan is. •
Er zijn garanties ten aanzien van de informatie die wordt meegedeeld
Overeenkomstig het voorstel mag de meegedeelde informatie uitsluitend worden gebruikt om het innen van alimentatievorderingen te vergemakkelijken, conform het in de Richtlijn vervatte beginsel van beperking van de gebruiksdoeleinden. In verband met de reikwijdte van de meegedeelde gegevens en de risico’s waarmee de verwerking gepaard gaat, wordt in aanvullende garanties voorzien. Daartoe bevat het voorstel in het bijzonder de volgende bepalingen: − De informatie mag door de aangezochte autoriteit uitsluitend aan de verzoekende autoriteit worden meegedeeld. De verzoekende autoriteit mag die informatie vervolgens uitsluitend doorgeven aan de voor de alimentatievordering bevoegde rechter of autoriteit. De informatie mag in geen geval aan de schuldeiser of aan derden worden meegedeeld. − Zodra de aangezochte of de verzoekende autoriteit de informatie heeft doorgegeven, dient zij de gegevens te wissen. De informatie mag slechts worden opgeslagen door de voor de alimentatievordering bevoegde rechter, niet langer dan noodzakelijk is om het innen van de alimentatievordering te vergemakkelijken en in geen geval langer dan één jaar. Wat dit laatste punt betreft maakt de Groep hierna een bijzondere opmerking. − Overeenkomstig de artikelen 10 en 11 van de Richtlijn stelt de aangezochte centrale autoriteit de schuldenaar in kennis van de gegevensverwerking. IV. Bijzondere opmerkingen De Groep heeft een aantal andere punten aangemerkt waarvoor in het mechanisme van uitwisseling van persoonsgegevens aanvullende beschermingsgaranties dienen te worden ingebouwd om het volkomen in overeenstemming te brengen met de beginselen en regels van de Richtlijn. De Groep wenst tegen deze achtergrond de onderstaande opmerkingen te maken met betrekking tot een aantal bepalingen van het voorstel. •
Er moet overeenkomstig artikel 17 van de Richtlijn worden voorzien in passende technische en organisatorische maatregelen om de gegevens te beveiligen, alsook in een geheimhoudingsplicht. Dit geldt met name voor de overdracht van persoonsgegevens in de zin van artikel 46 van het voorstel.
•
Artikel 41 geeft een algemene beschrijving van de taken van de centrale autoriteiten in het kader van de samenwerking in specifieke gevallen. Wat de uitwisseling van persoonsgegevens betreft, in het bijzonder betreffende de schuldenaar, is het noodzakelijk misverstanden te vermijden en uitdrukkelijk te bepalen dat het verzamelen en uitwisselen van informatie uitsluitend mogen plaatsvinden met inachtneming van de beschermingsgaranties waarin verderop in het voorstel wordt voorzien. Daartoe dienen in artikel 41, lid 1, onder a), letter i), de woorden "door met name gebruik te maken van de artikelen 44 tot en met 47" te worden vervangen door de accuratere formulering "onder de voorwaarden vastgesteld in de artikelen 44 tot en met 47". Wat het uitwisselen van
5/8
informatie over de situatie van de schuldeiser betreft, dient het voorstel te preciseren welk doel een dergelijke uitwisseling rechtvaardigt en onder welke voorwaarden die plaatsvindt, zoals thans het geval is voor informatie over de situatie van de schuldenaar. •
Artikel 44, lid 1, behandelt in algemene bewoordingen het verstrekken van informatie door de centrale autoriteiten om het innen van alimentatievorderingen te vergemakkelijken; onder de letters a) tot d) worden specifieke doeleinden genoemd. Deze bepaling is in haar huidige vorm te ruim geformuleerd. In overeenstemming met de beginselen van beperking van de gebruiksdoeleinden en van proportionaliteit dienen een aantal wijzigingen te worden geïntroduceerd; met name: − moet een limitatieve opsomming van gegevens(bestanddelen) worden opgenomen; − mogen de gebruiksdoeleinden slechts 1) het opsporen van de schuldenaar en 2) het vaststellen van de waarde van zijn vermogen omvatten. De identificatie van de werkgever van de schuldenaar of van zijn bankrekeningen zijn immers slechts relevant voor zover het loon en de bankrekeningen essentieel zijn voor de bepaling van het vermogen van de schuldenaar. Als zij specifiek worden vermeld, moeten zij onder het item “vaststelling van het vermogen van de schuldenaar” worden opgenomen. − in de bepaling moet worden gepreciseerd dat de verschillende soorten gegevens die voor de vermelde doeleinden worden verstrekt, slechts mogen worden verzameld en meegedeeld voor zover deze informatie noodzakelijk en relevant is voor het innen van de betrokken vorderingen, wat waarschijnlijk niet in alle lidstaten en in alle omstandigheden het geval is; − er dient te worden bepaald dat het verwerken van gevoelige gegevens in beginsel moet worden vermeden.
•
Artikel 44, lid 2, bepaalt dat minstens de in een aantal bestanden opgeslagen informatie moet worden verzameld. Ook hier moet voor de beperking van de gebruiksdoeleinden en de proportionaliteit − de vermelding “minstens” met betrekking tot de informatiebronnen te worden geschrapt; − een duidelijk verband worden gelegd tussen de gevraagde informatie en de doeleinden waarvoor zij moeten dienen; in het bijzonder dient de bepaling te waarborgen dat slechts informatie wordt verzameld die noodzakelijk en relevant is voor het beoogde gebruiksdoel. − informatie over de sociale bijdragen van werkgevers (onder letter b) lijkt niet relevant te zijn voor de in lid 1 van artikel 44 genoemde doelstellingen. In het geval waarin deze bepaling betrekking heeft op een schuldenaar die werkgever is, dienen de tegen de betrokkene lopende alimentatievorderingen immers zonder gevolg te blijven voor diens wettelijke verplichtingen ten aanzien van zijn werknemers. Waar het gaat om de bijdragen die de werkgever van de schuldenaar voor deze laatste in de hoedanigheid van werknemer betaalt, zal ten aanzien van die bijdragen hoogst waarschijnlijk een gelijksoortige wettelijke verplichting gelden, waardoor zij eveneens onverlet worden gelaten door een alimentatievordering. Daarom wordt voorgesteld de woorden “inclusief de inning van sociale bijdragen van werkgevers en werknemers” te schrappen.
6/8
•
Artikel 44, lid 3, verbiedt het instellen van nieuwe gegevensbestanden in een lidstaat. Volledigheidshalve dient deze bepaling ruimer te worden geformuleerd en betrekking te hebben op “nieuwe vormen van verwerking van persoonsgegevens, met inbegrip van het instellen van nieuwe gegevensbestanden”. Bijzondere vormen van gegevensverwerking die bijzondere risico’s meebrengen, zoals de verwerking van biometrische gegevens, dienen ook uitdrukkelijk te worden verboden.
•
In artikel 45, lid 1, dat voorziet in een juridische filter voor de behandeling van verzoeken, wordt de algemene term "het gerecht" gebruikt. Het is voor de toetsing aan de in artikel 8 van het EVRM gestelde voorwaarden essentieel dat nader wordt bepaald welk orgaan binnen het gerecht bevoegd is om over de inmenging in de persoonlijke levenssfeer te oordelen. Daartoe zou de zin als volgt moeten luiden: “[… verblijfplaats heeft]; het krachtens het nationale recht bevoegde orgaan of gezag binnen dat gerecht zendt zijn verzoek door …”
•
In artikel 45, lid 4, is kennelijk een fout geslopen. De verwijzing betreft het in lid 2, en niet het in lid 1 van artikel 45, bedoelde formulier.
•
Artikel 45, lid 5, twee alinea, stelt een verplichting voor de Commissie in om “deze informatie” openbaar te maken. Dit is een verwijzing naar de in lid 1 bedoelde mededeling door de lidstaten of zij een vertaling van de aanvullende documenten eisen. De formulering “deze informatie” kan echter tot verwarring leiden, omdat verkeerdelijk zou kunnen worden gedacht dat het verwijst naar de persoonlijke informatie over de schuldenaar en de schuldeiser. Daarom verdient het aanbeveling om de huidige formulering te vervangen door “De Commissie maakt de eisen die de lidstaten stellen inzake vertalingen openbaar” of een zin van gelijke strekking.
•
Artikel 46 bepaalt dat de verzoekende centrale autoriteit de informatie vernietigt zodra zij deze aan het gerecht heeft meegedeeld. Er zou moeten worden bepaald dat de vernietiging onmiddellijk na de mededeling moet plaatsvinden.
•
Overeenkomstig artikel 46, lid 3, bedraagt de bewaartermijn ten hoogste één jaar. Dit is bedoeld als beschermingsgarantie en de Groep juicht dit streven van de Commissie toe. Terzelfder tijd vindt de Groep echter dat deze termijn hetzij te kort, hetzij te lang kan zijn voor het doel van de verwerking. Vanuit een praktisch oogpunt zou het verkieslijk zijn te bepalen dat de gerechtelijke autoriteiten de gegevens niet langer mogen verwerken dan noodzakelijk is om het innen van de betrokken alimentatievordering te vergemakkelijken.
•
Artikel 47 verplicht de centrale autoriteit om de schuldenaar op de hoogte te brengen van de verstrekking van haar/hem betreffende gegevens. Er zou nader moeten worden bepaald dat dit onmiddellijk bij de verstrekking moet gebeuren. Voorts moet daarbij het doel van de verwerking worden toegelicht. De tekst onder letter c) zou dienovereenkomstig moeten luiden: "het doel van de verstrekking en de voorwaarden … [rest ongewijzigd]”. De gegevens van de toezichthoudende autoriteit, als bedoeld in letter e), lijken daarentegen overbodig.
•
In de tekst van de verordening dient een bijzondere vermelding te worden opgenomen dat Richtlijn 95/46/EG van toepassing is, om aan te sluiten bij overweging 21. Artikel 48, betreffende de verhouding tot andere communautaire instrumenten lijkt het meest geschikt voor een dergelijke vermelding. Daarom wordt voorgesteld aan artikel 48 een vierde alinea toe te voegen, die als volgt luidt: “4. Het verzamelen en verwerken van persoonsgegevens op grond van deze verordening, in het bijzonder in het kader van de in de artikelen 44 tot en met 47 bedoelde uitwisseling van informatie, geschiedt met inachtneming van ingevolge Richtlijn 95/46/EG vastgestelde nationale wetgeving” of een zin van gelijke strekking. 7/8
•
De artikelen 22, 24 en 35 regelen de tussenkomst van een andere autoriteit dan de nationale centrale autoriteit. Naar analogie van artikel 47 dient in die gevallen te worden voorzien in de verplichting om de betrokken te informeren over de verstrekking van haar/hem betreffende informatie.
•
In bijlage III is een model opgenomen van een informatienota voor de schuldenaar jegens wie een opdracht tot maandelijkse automatische incasso is gegeven. In het voorstel moeten waarborgen worden opgenomen dat de desbetreffende gegevensverwerking geschiedt in overeenstemming met artikel 11 van de Richtlijn wat betreft het op de hoogte brengen van de betrokkene en het opnemen van de vermelding dat de betrokkene het recht heeft om toegang te krijgen tot de gegevens en om de haar/hem betreffende gegevens te verbeteren.
•
In bijlage V is een model opgenomen voor een verzoek om informatie. In punt 4.1.3 is sprake van “Andere inlichtingen die nuttig kunnen zijn”, en worden enige inlichtingen opgesomd. Er zou nader moeten worden bepaald dat dit betrekking heeft op inlichtingen die door de verzoekende partij worden verstrekt om het opzoeken van de gegevens waarom wordt verzocht te vergemakkelijken, en niet om de eigenlijke gegevens. Bovendien moet in de verordening, overeenkomstig de in dit document vermelde gegevensbeschermingsbeginselen, worden bepaald onder welke voorwaarden deze aanvullende inlichtingen kunnen worden gebruikt, wat hun gebruiksdoel is, hoeveel gegevens worden opgeslagen en hoe lang. Ook zou in overeenstemming met de bovenstaande opmerkingen bij artikel 47 het ontwerp van de laatste twee vakken betreffende de informatieverstrekking aan de schuldenaar moeten worden gewijzigd. Informatieverstrekking aan de schuldenaar is de regel en bijgevolg de standaardoptie, waarvoor geen speciaal vakje moet worden aangekruist. De inperking van die informatieverstrekking is de uitzondering; uitsluitend daarvoor zou op het verzoek een vakje moeten worden aangekruist en een passende rechtvaardiging moeten worden aangebracht.
De Groep heeft er het volste vertrouwen in dat met haar advies rekening zal worden gehouden. Gedaan te Brussel, 9 augustus 2006 Voor de Groep
De voorzitter Peter Schaar
8/8