Groentemail #06 Beste lezer van de groentemail We zijn alweer aan de laatste groentemail van dit jaar. De seizoenen vliegen voorbij en praktijkcentra moeten in deze weken hun onderzoeksprogramma 2012 vorm geven. Daarnaast wordt druk geschreven aan onderzoeksen demoprojecten. Om de werking goed af te stemmen op de concrete noden werden de voorbije weken de technische adviesraden sectorgericht bijeen gebracht. Dit overleg tussen Inagro, telers en andere betrokkenen is heel belangrijk om een ‘gedragen’ programma voor te leggen. Als u als teler interesse hebt om hier ook bij betrokken te worden, neem dan zeker contact op zodat we u de volgende keer kunnen uitnodigen.
Uiteraard zijn ook proefveldbezoeken een ideaal moment voor uitwisseling tussen telers, onderzoekers en voorlichters. Zo kan u in deze groentemail het verslag lezen van de recente proefveldbezoeken prei en groenbedekkers. De interesse deed ons goed, hopelijk konden de aanwezigen heel wat opsteken en als u er niet bij was, houd onze agenda in het oog, er komen zeker nog gelegenheden. Onze website www.inagro.be geeft u alle nodige info!
Mia Demeulemeester
T w e e m a a n d e l i j k s e n i e u w s b r i e f | j a a r g a n g 8 n r. 0 6 | n o v e m b e r 2 0 1 1
INHOUD ACTUEEL 5 01_ Actueel vollegrondsgroenten ..................................................................................................... 5 02_ Wat met restwater belast met gewasbeschermingsmiddelen op het bedrijf ............................................................................. 6
RESULTATEN UIT HET ONDERZOEK
7
01_ Weinig wollige slawortelluizen, maar veel witloofmineervliegen in 2011 ..................................................................................................... 7 02_ Koolwittevlieg spruitkool ............................................................................................................ 8 03_ Rassenproef broccoli zomerteelt 2011 ....................................................................................... 10 04_ Inagro verhoogt onderzoek op grondloze teeltsystemen .......................................................... 11 05_ ‘Groenbedekkers, een brongerichte maatregel’ ........................................................................ 13
TERUGBLIK OP STUDIEDAGEN EN DEMOMOMENTEN 16 01_ Proefveldbezoek prei Inagro ....................................................................................................... 16
AGENDA 17 _Oogstdemonstratie _ : Eerste Vlaamse landbouwer oogst korteomloophout ................................. 17 _Symposium _ Praktijkcentrum Aquacultuur ..................................................................................... 17 _Studienamiddag _ : Nieuwe kansen voor de teelt van korteomloophout (KOH)?! ........................... 17
G r o e n t e m a i l | j a a r g a n g 8 n r. 0 5 | s e p t e m b e r 2 0 1 1
3
ACTUEEL 01_ ACTUEEL VOLLEGRONDSGROENTEN 01_01_ Spruitkool De laatste dagen ligt de relatieve vochtigheid zeer hoog. De mist is vaak aanwezig tot de middag. Deze hoge luchtvochtigheid zorgt ervoor dat veel ziekten snel kunnen uitbreiden, denken we hierbij aan Botrytis, Xanthomonas, Echte Meeldauw en Alternaria. Op bepaalde velden worden er ook nog steeds slakken of slakkenschade waargenomen. Indien dit het geval is, is het best om slakkenkorrels te strooien (eventueel plaatselijk). Op enkele velden worden er ook bladluizen op de onderste spruiten vastgesteld.
01_02_ Oproep bacterieziekten Beste teler, Indien u een bacteriële besmetting vermoedt of vaststelt in uw kolen (spruitkool, sluitkool,…) of prei dan kan u contact opnemen met één van de proefcentra. De verantwoordelijke persoon van het desbetreffende proefstation komt dan langs om een staal te nemen. Dit staal zal gratis geanalyseerd worden. Deze stalen en de bacteriën die eruit geïsoleerd worden, zullen als basis dienen voor het oplossen van het probleem van bacterieziekten in koolgewassen en prei. Alvast bedankt voor jullie medewerking, inagro, Beitem (West-Vlaanderen) Ieperseweg 87, 8800 Rumbeke-Beitem - Fax: 051/24 00 20 _Bart Declercq:
[email protected] - Tel.: 051/27 33 15 - GSM: 0496/54 99 76 _Danny Callens:
[email protected] - Tel.: 051/27 33 02 - GSM: 0497/51 09 80 Provinciaal Proefcentrum voor de Groententeelt, Kruishoutem (Oost-Vlaanderen) Karreweg 6, 9770 Kruishoutem - Fax: 09/381 86 99 _Nathalie Cap:
[email protected] - Tel. 09/381 86 83 – GSM: 0479/35 35 65 _Luc De Reycke:
[email protected] - Tel. 09/381 86 80 – GSM: 0477/60 97 17 Proefstation voor de Groenteteelt, Sint Katelijne-Waver (Antwerpen) Duffelsesteenweg 101, 2860 Sint-Katelijne-Waver _Liesbeth Wachters:
[email protected] - Tel.: 015/30 00 70 - Fax: 015/30 00 61
Bart Declercq Danny Callens
G r o e n t e m a i l | j a a r g a n g 8 n r. 0 6 | n o v e m b e r 2 0 1 1
5
02_ WAT MET RESTWATER BELAST MET GEWASBESCHERMINGSMIDDELEN OP HET BEDRIJF Het afgelopen jaar werd het fytolokaal, het vullen en het spoelen van het spuittoestel onder de loep genomen. Nog een belangrijk aandachtspunt bij het verantwoord gebruik van gewasbeschermingsmiddelen is het correct beheer van restwater die je niet op het veld kon verspreiden.
01_03_ Wat met restanten na spoeling? Lege verpakkingen worden bewaard op een droge, afgedekte plaats (dit mag in het fytolokaal) en worden meegegeven met Phytofar Recover. Wat resten van spoelwater, resterende spuitoplossing en het reinigingswater van het spuittoestel betreft moet er naar andere oplossingen worden gezocht. Restanten kunnen worden opgeslagen en meegegeven voor verwerking, maar er bestaan ook reeds een aantal systemen waarmee men water, vervuild met gewasbeschermingsmiddelen, kan zuiveren. De fytobak (ook in gebruik op Inagro vzw), de biofilter en het biobed zijn enkele bioremediatiesystemen die de gewasbeschermingsmiddelen op een biologische manier gaan afbreken.
Micro-organismen in het organisch materiaal zorgen ervoor dat de gewasbeschermingsmiddelen worden afgebroken en zo in veel lagere (en minder schadelijke) concentraties worden teruggevonden. Een praktische handleiding (‘Praktische gids biozuiveringssystemen’) waarbij stap voor stap uitgelegd wordt hoe je zelf zo’n bioremediatiesysteem kan opbouwen werd opgesteld door Inagro vzw en kan gratis bekomen worden op onze website www.inagro.be onder de publicaties of kan opgevraagd worden bij de afdeling gewasbescherming. Bij de afdeling gewasbescherming kan je ook terecht voor alle vragen i.v.m. de installatie van een bioremediatiesysteem of kan er een afspraak gemaakt worden voor een bezoek ter plaatse. Een anders systeem is de Sentinel, deze zuivert het restwater op fysico-chemische wijze en moet een antwoord bieden aan loonsproeiers en grote akkerbouwers voor wie bioremediatiesystemen een onvoldoende capaciteit hebben. Bedrijven slaan hun spoelwater op. Eens ze een voldoende grote hoeveelheid hebben, kan de Sentinel langskomen om het water ter plaatse te zuiveren. Het gezuiverde water haalt drinkwaterkwaliteit en is perfect bruikbaar als spoelwater of voor de bereiding van spuitoplossingen.
Fytobak in gebruik op Inagro
Biofilter
6
RESULTATEN UIT HET ONDERZOEK 01_ WEINIG WOLLIGE SLAWORTELLUIZEN, MAAR VEEL WITLOOFMINEERVLIEGEN IN 2011 In de witloofteelt bestaat het waarnemings- en waarschuwingssysteem voor de witloofmineervlieg (Napomyza cichorii) al jaren. Sinds dit jaar is er ook een systeem voor de wollige slawortelluis (Pemphigus bursarius). Dankzij deze systemen is het mogelijk de populaties regionaal en op het juiste tijdstip te bestrijden. Op deze manier kan met een beperkte inzet aan bestrijdingsmiddelen de kans op schade sterk worden gereduceerd.
Verspreid over de diverse teeltgebieden van witloof in België werden wekelijks verschillende referentiepercelen gecontroleerd op de aanwezigheid van wollige slawortelluis (10 percelen) en witloofmineervlieg (20 percelen). De waarnemingen werden uitgevoerd van mei tot oktober door Inagro en de Nationale Proeftuin voor Witloof.
Volgens een wetenschappelijk model vindt de migratie van de wortelluis plaats zodra 500 D° worden bereikt en vanaf 750 D° zou de migratie grotendeels beëindigd zijn. De drempel van 500 D° werd dit jaar naargelang de regio bereikt tussen 15 en 25 mei. Dit is vroeger dan andere jaren vanwege het warme, droge voorjaar. Door datzelfde droge voorjaar werden veel percelen laat gezaaid. De combinatie van een vroege start van de vlucht en de late zaai heeft ervoor gezorgd dat er in 2011 zeer weinig wortelluizen waargenomen werden op de referentiepercelen. Door deze lage aantallen werd er op dat moment geen advies tot bestrijding gegeven. De populatie werd wel verder opgevolgd rond de wortels van de planten. Half augustus bleek dat op percelen die vroeg gezaaid werden sporadisch wortelluis voorkwam. Enkel voor deze percelen kon een behandeling verantwoord worden.
01_02_ Wollige slawortelluis
01_03_ Witloofmineervlieg
De wollige slawortelluis komt over van de winterwaardplant (populier) naar de zomerwaardplant (o.a. witloof) gedurende de eerste helft van juni om dan in de loop van de maand in de grond te migreren, er zich te vermenigvuldigen en te voeden met sappen van de witloofwortel. Het onttrekken van vocht uit de wortel vertaalt zich in droge omstandigheden in groeiremming of groeistilstand van het gewas.
De witloofmineervlieg komt voor vanaf juli tot oktober. De eitjes en/of larven zitten in de witloofwortelkraag of het bovenste gedeelte van de wortel en komen na de rooi mee naar het bedrijf. Eens de forcerie start, gaat de ontwikkeling van het insect verder waarbij de larve in de buitenste bladeren van de witloofkrop van onder naar boven mineert om dan te verpoppen en te ontluiken als vlieg.
01_01_ Opzet van de waarnemingen
Annelies Pollentier , D’hoop Martijn, Pauwelyn Ellen
G r o e n t e m a i l | j a a r g a n g 8 n r. 0 6 | n o v e m b e r 2 0 1 1
G r o e n t e m a i l | j a a r g a n g 8 n r. 0 6 | n o v e m b e r 2 0 1 1
7
8
G r o e n t e m a i l | j a a r g a n g 8 n r. 0 6 | n o v e m b e r 2 0 1 1
De eerste behandeling werd geplaatst op 2 augustus en op dat moment waren er al vrij veel wittevliegen aanwezig.
4.2 c 5.5 b 7.0
8.5
6.0 b
6.0 b
Perfekthion
Plenum
8.6
3.5
4.6
3.7
Al bij de eerste waarneming werd duidelijk dat Movento (altijd in combinatie met een uitvloeier zoals Trend 90) zeer efficiënt is tegen wittevlieg. De andere middelen vertoonden onvoldoende werking en werden daarom eind augustus nogmaals toegepast, zonder resultaat. Na 6 weken werd één Movento behandeling herhaald, bij object 3 werd pas behandeld na 10 weken, zodra de aantasting door wittevlieg niet meer acceptabel was. Uit deze proef kwam duidelijk naar voor dat het toepassingstijdstip van Movento cruciaal was. Dit product mag niet te laat in het seizoen toepast worden omdat Movento een actief groeiende gewas vereist om omgezet te worden tot zijn werkzame bestanddeel. Begin november werd de aantasting van wittevlieg poppen gescoord.
Quotering
Plenum
Mov + Tr 90
Perfekthion
9 = zeer veel aantasting
Mov + Tr 90 Mov + Tr 90
Onbehandeld
1 = geen aantasting
Mov + Tr 90
3.0 c
8.2
1.1 d 4.5 b
7.3 ab
6.6 bcd
5.5 b
6.0 b
3.2 3.0 c
3.1
2.0
2.9 c
5.8 d
9.0 a 9.0 a 7.5 7.0 a
8.6
9.0
9.0 a
9.0 a
9.0 a
04/11 04/11 28/10 18/10 13/10 09/09 25/08 02/08
Sinds een aantal jaar is de koolwittevlieg (Aleyrodes proletella) geen onbekende meer in onze streken. Probleemgewassen zijn vooral spruitkool, boerenkool en savooikool: alle koolgewassen (en onkruiden van deze familie) die voor een langere tijd op het land blijven. (Ze zuigen op de bladeren en vervuilen ze door afscheiding van honingdauw. Op de honingdauw ontstaat door schimmelgroei vervolgens roetdauw.) Dit insect overleeft tevens een koude winter als er waardplanten aanwezig zijn, alleen gaat de voortplanting van de koolwittevlieg dan veel minder snel. In spruitkool is slechts één middel erkend voor de bestrijding van deze plaag: Movento, dat indien correct toegepast een zeer goede werking heeft.
Behandelingstijdstip
02_01_ Inleiding
In een proef in Inagro werd getest wat de werkingsduur van dit middel is en of de twee erkende behandelingen volstaan om gans het seizoen de plaag onder controle te houden. Tevens werd onderzocht of andere in deze teelt erkende insecticiden een nevenwerking hadden op de wittevlieg (o.a. een middel dat in andere teelten onder glas met succes werd toegepast) en werden enkele proefmiddelen getest.
31/08
02_ KOOLWITTEVLIEG SPRUITKOOL
02_02_ Resultaten uit de proef:
Wittevliegen
11/08
16/09
Tania De Marez, Stefaan Bulcke, Kristof Vermeulen
10/10
Bij het correct opvolgen van de adviezen vermindert het gebruik van bestrijdingsmiddelen en blijven de populaties wollige slawortelluis en witloofmineervlieg onder controle zonder dat economische schade (met name opbrengstverlies en meerarbeid) wordt vastgesteld. Het is daarom van groot belang dat elke witloofteler rekening houdt met dit waarnemings- en waarschuwingssysteem.
26/09
01_04_ Besluit
Deze proef lag aan op een perceel van Inagro waar al enkele jaren na elkaar spruitkool werd geteeld en waar jaarlijks een toenemende druk van koolwittevlieg werd waargenomen (plantdatum 15 mei, Crispus).
Poppen
Bij deze wortels kan het noodzakelijk zijn om een kraagbehandeling met een product op basis van spinosad uit te voeren. De proefcentra volgen op of larven van deze late vlucht van de witloofmineervliegen zich nog voldoende kunnen ontwikkelen om schade te veroorzaken tijdens de forcerie.
Aantasting koolwittevlieg
Per veld worden de insecten gevangen met behulp van drie gele vangbakken gevuld met water, conserveringsmiddel en detergent. Indien de waargenomen populatie mineervliegen op een referentieperceel de schadedrempel van gemiddeld vijf vliegen per vangbak overschrijdt, wordt voor alle witloofpercelen in deze regio een waarschuwingsbericht opgesteld en een advies tot bestrijding gegeven. Door het warme voorjaar was er al een eerste piek in juni. Een behandeling werd reeds geadviseerd want de mineervlieg kan ook vroeg in het seizoen al schade berokkenen door het aantasten van het groeipunt bovenaan de wortel. Een tweede stijging werd eind juli, begin augustus waargenomen. Eind september-begin oktober kwam een derde vlucht voor. In totaal werd de economische schadedrempel van 15 vliegen per 3 vangbakken op maar liefst 15 van de 20 referentiepercelen overschreden. Dit is veel in vergelijking met andere jaren. Witloofwortels van percelen gelegen in regio’s waar zich net voor de rooi van de wortels nog een overschrijding van de schadedrempel heeft voorgedaan, verdienen extra aandacht bij het intafelen.
poppen van wittevlieg
Indien Movento vroeg genoeg werd toepast, werden er geen poppen meer op het gewas gevonden, in tegenstelling tot de late behandeling waar de werking tegen de poppen onvoldoende was.
G r o e n t e m a i l | j a a r g a n g 8 n r. 0 6 | n o v e m b e r 2 0 1 1
9
Vanaf eind oktober werd de aanwezigheid van een natuurlijke vijand van de wittevlieg vastgesteld, de made van de roofgalmug.
Roofgalmug
Onder glas worden deze predators al langer ingezet tegen bladluizen, schildluizen, wittevliegen en spint. Volgende jaren zal de nawerking van zaadcoating, Phyto-drip en plantbak onderzocht worden aangezien deze methoden selectiever zijn dan veldbespuitingen en de natuurlijke vijanden kunnen sparen.
Sofie Darwich Danny Callens
03_ RASSENPROEF BROCCOLI ZOMERTEELT 2011 03_01_ Teeltverloop Er werd uitgezaaid op 22 april in trays en uitgeplant op 1 juni, op een afstand van 70 cm op 45 cm, in een zandleembodem. De voorvrucht was kuilmaïs. De stikstofbemesting bestond uit 500 kg/ha ammoniumnitraat en 400 kg/ha patentkali 30 %, toegediend als bandbemesting tijdens het planten. Later in de teelt werd nog eens 350 kg/ha ammoniumnitraat breedwerpig toegediend. Op een bepaald ogenblik vertoonde het gewas symptomen van magnesium gebrek, wat met goed gevolg werd gecorrigeerd met 5 l/ha Luxal Mg. Deze proef kende een vlotte weggroei. De temperaturen tijdens de teelt waren mild en er moest niet worden beregend. De oogstperiode begon op 2 augustus en liep tot 25 augustus 2011.
03_02_ Resultaten Alle rassen gaven vlot gemiddelde stukgewichten van 500 gram of meer. Het vroegste ras Chronos (Sakata - 65 dagen) gaf het lichtste stukgewicht, maar voldeed kwalitatief zeer goed. Wel was dit ras gevoelig voor echte meeldauw en kort geschakeld wat resulteerde in moeilijker marktklaar maken. Ironman
10
(Seminis – 68 dagen) en Lucky (Bejo -68 dagen) waren wat later en gaven allebei een zeer donkere knop met dunne stam. Ironman had weinig last van echte meeldauw en holle stam. Het stukgewicht van Lucky was wat lager. Koros (Clause), Kuba (Clause) en Pharos (Sakata) hadden allemaal 69 groeidagen. Deze rassen gaven vaste en fijne schermen met dikkere stam, die bij Koros en Kuba ook hol waren met wat doorwas. Van deze drie rassen was enkel Kuba weinig gevoelig voor echte meeldauw. Pharos vertoonde het hoogste stukgewicht. Marcus (Graines Voltz – 70 dagen) had een wat bleker scherm. Fellow (Seminis – 72 dagen) vertoonde iets minder mooi gevormde en wat lichtere schermen. Sirtaki (Clause – 75 dagen) was duidelijk het laatste ras. Het gaf de zwaarste schermen, van matige kwaliteit en het was gevoelig voor doorwas.
03_03_ Besluit Alle onderzochte variëteiten vertoonden een goede opbrengst en een voldoende zwaar stukgewicht. In deze proef scoorde Ironman het best op kwalitatief vlak, terwijl Pharos en Sirtaki de hoogste stukgewichten opleverden.
Sofie Darwich Danny Callens
G r o e n t e m a i l | j a a r g a n g 8 n r. 0 6 | n o v e m b e r 2 0 1 1
04_ INAGRO VERHOOGT ONDERZOEK OP GRONDLOZE TEELTSYSTEMEN De beste verdediging is de aanval. De prijzen zijn inderdaad beneden alle peil, en je kunt de moed opgeven, maar je kunt ook net het omgekeerde doen: investeren in nieuwe teeltsystemen die de kostprijs per eenheid product een stuk naar beneden brengen. Voor sla wil Inagro mee timmeren aan de weg naar grondloze teelt..
04_01_ Hydrocultuur: oplossing voor actuele problemen We zien het met lede ogen aan: het ene na het andere middel voor bodemontsmetting krijgt een verbod opgelegd en wordt uit de markt gehaald. Het begon met methylbromide; nu is dichloordipropeen (DD) aan de beurt. Zonder twijfel loopt binnenkort de laatste 120-dagen-regeling hiervoor ten einde. En vanaf juni 2013 komt metam (-Na of –K: Monam, Tamifume e.a.) in opgebruiktermijn, om helemaal verboden te zijn tegen eind 2014. Enkele nieuwe technieken, zoals spitstomen, lijken wel beloftevolle alternatieven, maar die zijn duurder en de efficiëntie op lange termijn moet nog blijken. Onderzoek met antagonistische organismen is lopend, maar wellicht moeten we in de toekomst bij teelt in de grond genoegen nemen met een minder hoog niveau van grondontsmetting. Inzet van meer fungiciden ter compensatie van een minder goede bodemontsmetting valt helemaal niet te overwegen: onze exportmarkten vragen nu reeds een sterk verminderd residugehalte. Bij de huidige grondteelt van sla moeten we nu al zoeken naar een alternatieve aanpak van de ziektebestrijding om aan de vaak extreme markteisen op dit vlak te kunnen voldoen. Een goede landbouwpraktijk bij grondteelten vraagt een ruime vruchtafwisseling. Hiervoor moet je beschikken over voldoende grond. Door diverse factoren als grondschaarste, de mestwetgeving… wordt grond steeds duurder. Oplossingen tot efficiënt gebruik van de beschikbare grond dringen zich op. Ten slotte vragen de sterk gestegen brandstofprijzen naar oplossingen voor energiebesparing.
De grondloze teelt pakt in één klap deze vier problemen aan. Door het wegvallend contact met grond is (1) bodemontsmetting niet langer nodig, en worden (2) veel fungiciden overbodig. Bij sla kan de chemische behandeling tegen smetschimmels wegvallen. Bij substraatteelt onder glas (niet onder plastic) laat het droger kasklimaat een sterke reductie toe van de behandelingen tegen Botrytis en valse meeldauw. Tegen insecten zijn er wel nog bespuitingen nodig. Een volgend voordeel van substraatteelt is (3) dat teeltrotatie niet meer nodig is. Meer zelfs, door meer planten per oppervlakte-eenheid te plaatsen kan op dezelfde oppervlakte minstens 100 % meer opbrengst worden gehaald. En ook (4) het energieprobleem krijgt door grondloze teelt een oplossing: door de snellere groei en de betere benutting van het serreoppervlak wordt de jaarproductie veel hoger, zodat de stookkost per eenheid product evenredig afneemt. Daarenboven (5) zijn veel hydrocultuursystemen veel ergonomischer dan de grondteelt, zodat de aantrekkelijkheid van de arbeid verhoogt. Meestal bieden ze ook een sterke arbeidsbesparing.
04_02_ Slateelt: vergelijking van NFT en DFT In april van dit jaar nam Inagro de proefinstallatie voor grondloze teelt van bladgewassen in gebruik. De installatie heeft vijf doelstellingen: __ ervaring opdoen met de grondloze teelt van bladgewassen, als basis voor latere advisering aan telers; __ vergelijking tussen gotensysteem (NFT) en het floatingsysteem (DFT); __ onderzoek naar invloed van voedingsoplossingen in NFT; __ onderzoek naar invloed van het kasklimaat; __ vergelijking van teelt in de grond met grondloze teelt. In twee tegenover elkaar liggende serreafdelingen, van elk 320 m², werd de helft uitgerust voor hydrocultuur. In de andere helft blijft teelt in de grond mogelijk.
G r o e n t e m a i l | j a a r g a n g 8 n r. 0 6 | n o v e m b e r 2 0 1 1
11
Per afdeling bestaat de uitrusting voor hydrocultuur uit twee eenheden voor teelt op mobiele goten en één eenheid voor floating-teelt. Elke eenheid heeft een omtrek van 5 m op 6 m, waarbij per goteneenheid 17 goten aanwezig zijn. Een mobiele-goten-systeem (MGS) is de verstgaande vorm van grondloze slateelt. De sla groeit in goten waarin met regelmatige tussenpozen wat voedingsoplossing wordt gepompt. Doordat de goten een helling hebben gaat de voedingsoplossing stromen en vormt ze een dun filmpje. Door deze eigenschap behoort het MGS tot de NFT-systemen: afkorting voor ‘nutrient film technic’. Zuurstofgebrek is hierbij nooit een probleem. In de praktijk verschuiven de goten langzaam van het ene uiteinde van de serre naar het andere, terwijl ondertussen de onderlinge afstand groter wordt. Hierdoor ontstaat een optimale benutting van het serreoppervlak en kunnen per jaar per ha driemaal zoveel planten worden geoogst als bij teelt in de grond. Voor de meest prijsgunstige installatie moet de gootlengte bij het MGS 12 m bedragen. Om het verschuiven toe te laten moeten de kolommen dan op diezelfde afstand staan, of moeten drie serrekappen worden overbrugd. Dat vereist dus een aangepaste serrebouw.
Bij de kleine proefinstallaties worden de goten handmatig uiteengeschoven. Dat biedt voordelen voor het aanbrengen van allerhande meetapparatuur. Ook werd de gootlengte beperkt tot 6,00 m, zodat de overbrugging van twee kappen (kapbreedte 4,00 m) volstond. Het floatingsysteem stelt minder eisen dan het MGS, maar biedt anderzijds minder voordelen. Bij ‘floating’ drijft de sla, vastgehouden in polystyreenplaten, op een laag van 20 à 30 cm voedingsoplossing. Hierdoor spreekt men van een ‘deep flow technic’ (DFT). Om een goede ruimtebenutting te bekomen worden de jonge planten in drijfplaten met kleinere plantafstand geplaatst, maar het overzetten naar de platen met definitieve plantafstand moet momenteel nog manueel gebeuren. Daalt het waterniveau door de transpiratie en de verdamping, dan zorgt een vlotter ervoor dat nieuwe voedingsoplossing binnenstroomt. Op regelmatige tijdstippen wordt het water uit de teeltbak gepompt in een tussencisterne, waarna het een pH-meter en –regelaar passeert en op verschillende punten wordt teruggepompt in het teeltbassin. Hierdoor ontstaat een goede menging en wordt wat zuurstof aan het water toegevoegd.
05_ ‘GROENBEDEKKERS, EEN BRONGERICHTE MAATREGEL’
Naar jaarlijkse gewoonte werden opnieuw enkele bezoeken gepland aan de demovelden groenbedekkers, dit jaar gelegen in Poperinge en Zwalm. Dat groenbedekkers tal van positieve effecten hebben op de bodemstructuur en –vruchtbaarheid, is al langer gekend. Bijkomend werd ook dieper ingegaan op de mogelijkheden van groenbedekkers binnen MAP4, de mogelijkheden van biofumigatie en de eventuele voordelen voor bijenpopulaties.
05_01_ Proefplatform Beide demovelden werden ingezaaid begin augustus door Inagro vzw, met medewerking van de Vlaamse overheid, departement Landbouw en Visserij (ADLO). In totaal werden 11 verschillende groenbedekkers ingezaaid, aangevuld met enkele rassen specifiek voor biofumigatie (Blend, Doublet en Etamine) en enkele mogelijke soorten die aantrekkelijk zouden zijn voor bijen (Serradella, Nootzoetraapzaad en Komkommerkruid).
05_02_ Teeltomstandigheden De groeiomstandigheden voor de groenbedekkers die van eind juli tot eind augustus werden ingezaaid waren optimaal. Tijdens de 2de helft van juli viel af en toe wat neerslag waardoor een mooi zaaibed verkregen kon worden begin augustus. Na de inzaai konden de net ingezaaide groenbedekkers genieten van een vochtig kiembed gekoppeld aan een hoge temperatuur. Dit resulteerde in een zeer goede ontwikkeling van alle groenbedekkers.
Ondertussen werd met beide teeltsystemen in Inagro een succesvolle oogst bekomen. Het onderzoek richt zich momenteel vooral op het voorkomen van rand.
Demo’s groenbedekkers lokten ook dit jaar wat geïnteresseerden
In onderstaande grafiek is de bovengrondse drogestofproductie van de groenbedekkers na twee maanden groei voorgesteld. De bladachtige groenbedekkers (facelia, bladrammenas en gele mosterd) bleken het hoogst te scoren naar drogestof productie. Anderzijds gaven ook de andere groenbedekkers heel hoge resultaten.
7000.00
6000.00
Geslaagde eerste oogst in het Inagro floatingsysteem
Drogestof (kg/ha)
5000.00
4000.00
3000.00
2000.00
1000.00
Peter Bleyaert De twee onderzoekseenheden met mobiele goten
0.00
Bladrijke groenbedekkers
12
G r o e n t e m a i l | j a a r g a n g 8 n r. 0 6 | n o v e m b e r 2 0 1 1
G r o e n t e m a i l | j a a r g a n g 8 n r. 0 6 | n o v e m b e r 2 0 1 1
13
05_03_ Nitraatresidu en MAP 4 Dat groenbedekkers stikstof opnemen uit de bodem en zo het verlies van bodemstikstof gedurende de winter beperken, is reeds langer gekend. Vanuit deze context worden groenbedekkers binnen de vierde versie van het mestactieplan op een aantal plaatsen naar voor geschoven. In eerste instantie wordt bij een aantal gewassen de bemestingsnorm aangepast aan het al dan niet inzaaien van een groenbedekker. Daarenboven is er ook de mogelijkheid tot het aanvragen van derogatie en een mogelijke verhoging van de stikstofdosis met vloeibare dierlijke mest indien voor 31 augustus een vanggewas wordt ingezaaid. Bij het overschrijden van de nitraatresidunormen met een bepaalde hoeveelheid, kan de landbouwer naast andere sancties, de verplichte inzaai van een groenbedekker op elk perceel in overtreding opgelegd krijgen. Gaan we even terug naar het demoveld in Poperinge, dan verkregen we na de oogst van de erwten een zo goed als uitgeput bodemprofiel. Om een goede groei van de groenbedekkers te kunnen verwezenlijken werd daarom een
250
05_04_ Biofumigatie beperkte stikstofgift met zeugendrijfmest uitgevoerd. Op 28 oktober 2011 werd in ieder proefvlak een stikstofstaal genomen. Vooral de vlinderbloemigen springen uit het oog met het hoogste nitraatresidu (weliswaar beneden de norm van 90 kg NO3-N/ha, uitgez. veldboon). Werpen we een blik op het proefvlak ‘braak’, zonder inzaai van een groenbedekker, verkrijgen we een nitraatresidu tot 240 kg NO3-N/ha, een fikse overschrijding dus.
05_05_ Belang van groenbedekkers voor bijen
Bart Debussche (ADLO) en Franky Coopman (Inagro) lieten de aanwezigen kennis maken met heel wat mogelijke soorten en rassen geschikt als groenbedekker
nitraat (kg/ha NO3-N DS)
Groenbedekkers kunnen een meerwaarde betekenen als voedselbron voor (honing)bijen. Dit echter op voorwaarde dat de groenbedekker vroeg genoeg bloeit. Vooral in de maand augustus en september is voedselschaarste een probleem voor bijen. Het tijdstip van inzaai en de weersomstandigheden zullen dus erg bepalend zijn of de bloei op het goede moment zal plaatsvinden.
Er kan dus moeilijk met zekerheid gezegd worden of de groenbedekker nog voldoende vroeg tot bloei zal komen. De meerwaarde is daarnaast ook beperkt tot voornamelijk honingbijen die, in tegenstelling tot solitaire bijen en hommels (dewelke het meeste problemen ondervinden), nog het meest actief zijn zo laat op het seizoen. Uit de drie ingezaaide bijengerichte groenbedekkers bleek vooral komkommerkruid, met z’n grote paarse bloeiwijze, potentieel te hebben naar bijen toe. Gele mosterd, bladrammenas en facelia zijn echter ook aantrekkelijk voor honingbijen. De demovelden kwamen tot stand door een intensieve samenwerking tussen het Departement Landbouw en Visserij van de Vlaamse Overheid en Inagro, dit in het kader van de Interreg IV-projecten Sediment en Prosensols. Meer info en de volledige brochure van deze demodagen zijn terug te vinden op www.inagro.be of www.prosensols.eu.
Pieter Declercq – Inagro, Afdeling erosiebestrijding Franky Coopman – Inagro, Kenniscentrum bodem Bart Debussche – Vlaamse Overheid, ADLO
BRAAK BLADACHTIGEN
200
Biofumigatie vormt als middel van biologische grondontsmetting een goed alternatief voor het bestrijden van schadelijke en grondgebonden ziekten. Door het fijnhakselen en onderwerken van de plantenresten van kruisbloemigen (bladrammenas, gele mosterd,…) en vervolgens dichtrollen van de bodem, kan deze techniek bijdragen tot een bestrijding of reductie van ziekteverwekkers en schimmels in de bodem. Zoals eerder aangehaald werden een aantal rassen, dewelke geschikt zouden zijn voor biofumigatie, ingezaaid. Tijdens de demo’s bleek dat er omtrent deze materie, voor toepassing in onze contreien, nog weinig gekend is, maar toekomstgericht onderzoek zou klaarheid moeten scheppen.
VLINDERBLOEMIGEN
Union Européenne – Fonds Européen de Développement Régional Europese Unie – Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling Interreg efface les frontières Interreg doet grenzen vervagen
GRASACHTIGEN 150
100
90 kg/ha NO3-N DS
50
0
14
G r o e n t e m a i l | j a a r g a n g 8 n r. 0 6 | n o v e m b e r 2 0 1 1
G r o e n t e m a i l | j a a r g a n g 8 n r. 0 6 | n o v e m b e r 2 0 1 1
15
TERUGBLIK OP STUDIEDAGEN EN DEMOMOMENTEN
AGENDA
01_ PROEFVELDBEZOEK PREI INAGRO Op 18 november verwelkomden we meer dan 40 nieuwsgierigen op het jaarlijkse proefveldbezoek prei van Inagro. Het veldbezoek ging dit jaar wat vroeger door dan de voorgaande jaren, omdat de rassenproeven dit jaar vroeger oogstklaar waren. Zowel de proef late herfst met rassen voor de verse markt (11) als de proef late herfst met rassen voor de verwerkende industrie (10) werden bezocht. Van elk ras was een bak gewassen prei te bezichtigen en werden de kenmerken per ras besproken. Globaal stond het gewas zeer mooi en vrij zwaar op het veld. Er werd op dit veld niet intensief behandeld tegen ziekten en plagen; bij bepaalde rassen was er dan ook een lichte aantasting van roest, purpervlekken- en papiervlekkenziekte te zien. De bevindingen kwamen goed overeen met de specifieke rasgevoeligheden. De bestrijding van trips werd uitgevoerd volgens de waarschuwingsberichten en het resultaat was goed.
Op vlak van gewasbescherming werd stilgestaan bij de proef preventieve en curatieve bestrijding van roest. Eind september waren er in deze proef grote verschillen tussen de objecten te zien. Op vandaag is het resultaat van alle behandelingen zeer goed. Ook het IWT-project rond entomopathogene nematoden werd voorgesteld en de hiervoor aangelegde proef werd getoond. In de Fusariumproef, waar vooral verschillende biologische preparaten worden vergeleken, is het nog wachten op een aantasting; nochtans ligt deze proef aan op een perceel waar vorig jaar veel Fusariumaantasting werd aangetroffen. Tenslotte kwam ook het item waarnemingen en waarschuwingen in de preiteelt aan bod en werd gediscussieerd over de verschillende proeven ter bestrijding van tabakstrips in prei.
__OOGSTDEMONSTRATIE : EERSTE VLAAMSE LANDBOUWER OOGST KORTEOMLOOPHOUT __Waar:Kruisekestraat 296 te Wervik __Wanneer: maandag 28 november 2011 vanaf 14.30 uur __Meer info op de website: www.inagro.be > Agenda > Oogstdemonstratie : eerste Vlaamse ....
__SYMPOSIUM PRAKTIJKCENTRUM AQUACULTUUR __Waar: Inagro vzw, Ieperseweg 87, 8800 Rumbeke-Beitem __Wanneer: vrijdag 2 december 2011 vanaf 13.30 uur __Meer info op de website: www.inagro.be > Agenda > Symposium Praktijkcentrum Aquacultuur
Veel aandacht ging uit naar de bemestingsproef. In deze proef worden verschillende soorten minerale meststoffen en toedieningswijzen (breedwerpig of in een band op de plantrij bij korrelmeststoffen en/of in een rij naast de plantrij voor vloeibare meststoffen). Sinds enkele weken vertoont het onbemeste object en de objecten met een verlaagde dosis een blekere kleur en een minder volumineus gewas. In één object wordt ook gewerkt met een bijbemesting tijdens de teelt. Dit object vertoonde een wat blekere kleur vóór de bijbemesting half oktober, maar dit is ondertussen uitgegroeid. De oogst van deze winterprei is voorzien voor na nieuwjaar.
__STUDIENAMIDDAG : NIEUWE KANSEN VOOR DE TEELT VAN KORTEOMLOOPHOUT (KOH)?! __Waar: site Uyttenhove, Zavel 7, 9080 Lochristi __Wanneer: donderdag 8 december 2011 vanaf 13.30 uur __Meer info op de website: www.inagro.be > Agenda > Studienamiddag: nieuwe kansen voor ...
Sofie Darwich Danny Callens
16
G r o e n t e m a i l | j a a r g a n g 8 n r. 0 6 | n o v e m b e r 2 0 1 1
G r o e n t e m a i l | j a a r g a n g 8 n r. 0 6 | n o v e m b e r 2 0 1 1
17
Krijg je de Groentemail liever in jouw mailbox? Stuur dan een e-mail met als onderwerp ‘Groentemail elektronisch’, naar
[email protected]. Vermeld het volledig adres, waarop je de Groentemail, per post, toegestuurd krijgt.
inagro vzw Ieperseweg 87 8800 Rumbeke-Beitem T 051 27 32 00 _ F 051 24 00 20 E
[email protected] _ www.inagro.be
Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden overgenomen, in enige vorm of wijze, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Inagro vzw is niet aansprakelijk voor eventuele schadelijke gevolgen die zouden kunnen ontstaan bij het gebruik van de gegevens uit deze opgave. Uw naam en adres zijn opgenomen in een adresbestand dat enkel gebruikt wordt binen de werking van Inagro vzw (wet van 8/12/1992). Indien uw adres onjuist of niet meer relevant is, kan u de verbetering of de verwijdering ervan vragen.
Provincie West-Vlaanderen. Ondernemen het zit in ons.