RUP Wenduinesteenweg/Groenestraat toelichtingsnota en stedenbouwkundige voorschriften Definitief
met de steun van de Vlaamse regering in het kader van het kustactieplan 2005-2009
Gemeentebestuur De Haan Leopoldlaan 24 8420 De Haan
Grontmij Vlaanderen Brugge, 06 mei 2010
234129_VO005_IDE_.doc Pagina 1 van 62
Gezien en voorlopig vastgesteld door de gemeenteraad in vergadering van . . / . . / . . . . Op bevel, De Secretaris F. Museeuw
Verantwoordelijk Ruimtelijk Planner Karel Vanackere
Ilse Demeulenaere
De Voorzitter C. Beirens
Zegel van de gemeente
Het college van burgemeester en schepenen verklaart dat onderhavig RUP voor iedereen ter inzage heeft gelegen van . . / . . / . . . . tot en met . . / . . / . . . . Op bevel, De Secretaris F. Museeuw
De Burgemeester C. Beirens
Zegel van de gemeente
Gezien en definitief vastgesteld door de gemeenteraad in vergadering van . . / . . / . . . . Op bevel, De Secretaris F. Museeuw
Goedgekeurd door de deputatie van de provincie West-Vlaanderen op . . / . . / . . . .
De Voorzitter C. Beirens
Zegel van de gemeente
234129_VO005_IDE_.doc Pagina 2 van 62
Verantwoording Titel
:
RUP Wenduinesteenweg-Groenestraat
Projectnummer
:
234129
Referentienummer
:
234129_VO003_IDE
Revisie
:
3
Datum
:
26 april 2010
Auteur(s)
:
Karel Vanackere – Christophe Pieters – Ilse Demeulenaere
E-mail adres
:
Ilse.demeulenaere @grontmij.be
Gecontroleerd door
:
Karel Vanackere
Paraaf gecontroleerd
:
Goedgekeurd door
:
Paraaf goedgekeurd
:
Contact
Karel Vanackere
Oostendse Steenweg 146 B-8000 Brugge T +32 50 45 79 80 F +32 50 45 79 90
[email protected] www.grontmij.be
234129_VO005_IDE_.doc Pagina 3 van 62
Inhoudsopgave
1 1.1 1.2
DOEL EN SITUERING VAN DE OPDRACHT ............................................................. 7 Situering en inhoud van de opdracht ............................................................................ 7 Doel van de opdracht.................................................................................................... 8
2 2.1 2.2 2.3
RUIMTELIJKE CONTEXT.......................................................................................... 11 Ligging van het RUP ................................................................................................... 11 Ruimtelijke kenmerken van het plangebied ................................................................ 12 Kwaliteiten en knelpunten binnen het plangebied ...................................................... 18
3 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5
JURIDISCHE CONTEXT ............................................................................................ 19 Bestemmingsplannen, ruimtelijke uitvoeringsplannen en verkavelingen ................... 19 Wegen en water .......................................................................................................... 20 Beschermings- en klasseringsbesluiten ..................................................................... 21 Natuurbeschermingsgebieden en VEN-gebieden ...................................................... 21 Andere......................................................................................................................... 22
4 4.1 4.2 4.2.1
RELATIE MET DE RUIMTELIJKE STRUCTUURPLANNEN .................................... 24 Relatie met bovenlokale ruimtelijke structuurplannen ................................................ 24 Relatie met het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan ................................................. 26 Richtinggevend gedeelte ............................................................................................ 26
5
VISIEVORMING.......................................................................................................... 30
6 6.1 6.2 6.2.1 6.2.2 6.3 6.4
DECRETALE BEPALINGEN ..................................................................................... 31 Ruimtebalans .............................................................................................................. 31 Watertoets................................................................................................................... 32 Algemeen kader .......................................................................................................... 32 Toepassing op het RUP.............................................................................................. 33 Realisatie van het RUP............................................................................................... 35 Resultaten onderzoek tot m.e.r................................................................................... 35
234129_VO005_IDE_.doc Pagina 4 van 62
7 7.1 7.1.1 7.1.2 7.2 7.3 7.3.1 7.3.2 7.3.3 7.3.4 7.3.5 7.4 7.4.1 7.4.2 7.4.3
VERORDENEND DEEL ............................................................................................. 36 Op te heffen strijdige bepalingen ................................................................................ 36 Gewestplan ................................................................................................................. 36 Op te heffen verkavelingen ......................................................................................... 36 Grafisch plan ............................................................................................................... 36 Stedenbouwkundige voorschriften: algemene bepalingen ......................................... 37 Waterhuishouding en integraal waterbeheer .............................................................. 37 Inplantingen van openbaar nut ................................................................................... 37 Afwijkingen .................................................................................................................. 37 Begrippenlijst............................................................................................................... 37 Uitzonderingsbepalingen voor bestaande bedrijfsterreinen ....................................... 42 Stedenbouwkundige voorschriften: bijzondere bepalingen ........................................ 44 Artikel 1: Bedrijventerrein voor openlucht recreatieve verblijven (categorie 3: recreatie) ..................................................................................................................... 44 Artikel 2: zone voor recreatief wonen (categorie 3: recreatie) .................................... 49 Artikel 3: openbare weg (categorie 3: recreatie)......................................................... 51
8 8.1 8.2 8.3
REGISTER PLANSCHADE, PLANBATEN OF EEN COMPENSATIE ..................... 52 Planschade ................................................................................................................. 52 Planbaten .................................................................................................................... 52 Compensatie ............................................................................................................... 52
9 9.1 9.2
BIJLAGEN .................................................................................................................. 53 Bijlage 1: op te heffen strijdige bepalingen ................................................................. 54 Bijlage 2: Beslissing Departement Leefmilieu Natuur en Energie in het kader van het planMER-decreet en het planMER-besluit. ................................................................ 55 Bijlage 3: verslag plenaire vergadering van 16 juni 2009 ........................................... 56 Bijlage 4: advies provincie West-Vlaanderen ............................................................. 57 Bijlage 5: advies Vlaamse Milieumaatschappij ........................................................... 58 Bijlage 6: advies Departement Milieu-, Natuur- en Energiebeleid .............................. 59 Bijlage 7: advies Departement Milieu- , Natuur en Energiebeleid Dienst Veiligheidsrapportering ............................................................................................... 60 Bijlage 8: advies Gecoro De Haan.............................................................................. 61 Bijlage 9: lijst streekeigen plantensoorten .................................................................. 62 Bomenrij of laan .......................................................................................................... 62 Houtkant...................................................................................................................... 62 Geschoren haag.......................................................................................................... 62
9.3 9.4 9.5 9.6 9.7 9.8 9.9 9.9.1 9.9.2 9.9.3
234129_VO005_IDE_.doc Pagina 5 van 62
9.9.4 9.9.5
Bloem- en/of bessenrijke haag ................................................................................... 62 Natte gronden – waterkanten...................................................................................... 62
234129_VO005_IDE_.doc Pagina 6 van 62
1
DOEL EN SITUERING VAN DE OPDRACHT
1.1
Situering en inhoud van de opdracht
De opdracht bestaat uit het opmaken van een gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan (RUP) voor de recreatiezone Wenduinesteenweg-Groenestraat, overeenkomstig de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening. Volgens Art. 2.2.2. §1. bevat een ruimtelijk uitvoeringsplan: 1° een grafisch plan dat aangeeft voor welk gebied of welke gebieden het plan van toepassing is; 2° de erbij horende stedenbouwkundige voorschriften inzake de bestemming, de inrichting en/of het beheer, en, desgevallend, de normen, vermeld in artikel 4.1.12 en 4.1.13 van het decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid; 3° een weergave van de feitelijke en juridische toestand; 4° de relatie met het ruimtelijk structuurplan of de ruimtelijke structuurplannen waarvan het een uitvoering is; 5° in voorkomend geval, een zo mogelijk limitatieve opgave van de voorschriften die strijdig zijn met het ruimtelijk uitvoeringsplan en die opgeheven worden; 6° in voorkomend geval een overzicht van de conclusies van: a) het planmilieueffectenrapport, b) de passende beoordeling, c) het ruimtelijk veiligheidsrapport, d) andere verplicht voorgeschreven effectenrapporten; 7° in voorkomend geval, een register, al dan niet grafisch, van de percelen waarop een bestemmingswijziging wordt doorgevoerd die aanleiding kan geven tot een planschadevergoeding, vermeld in artikel 2.6.1, een planbatenheffing, vermeld in artikel 2.6.4, of een compensatie, vermeld in boek 6, titel 2 of titel 3, van het decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid. De gemeentelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen worden opgemaakt ter uitvoering van het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan. Het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan van De Haan is op 16 augustus 2007 bij Besluit van de Deputatie van de provincie West-Vlaanderen goedgekeurd en is in zitting van 10 mei 2007 definitief vastgesteld door de gemeenteraad van De Haan. Het RUP is een uitwerking van bindende bepaling voor de toeristischrecreatieve structuur waarin de opmaak van ruimtelijke uitvoeringsplannen voor de verschillende recreatiezones als actie beschreven is.
234129_VO005_IDE_.doc Pagina 7 van 62
DOEL EN SITUERING VAN DE OPDRACHT
1.2
Doel van de opdracht
Binnen de gemeente De Haan primeert het toerisme als de belangrijkste economische activiteit. Het natuurlijke aanbod zoals de zee, zeereepduinen, de duinbossen en het landelijke poldergebied zorgen voor een sportief - recreatief aanbod onder de vorm van fietsen, mountainbike, paardrijden, wandelen, zwemmen en golfen. Het verblijfstoerisme, onder de vorm van talrijke terreinen voor openluchtrecreatieve verblijven zoals aan de Vosseslag en te Harendijke, vakantieparken zoals het complex ‘Sunparks’, zorgt in hoofdzaak in de zomer voor een sterke dynamiek in de gemeente. De gemeente De Haan wenst met dit RUP het toeristisch - recreatief medegebruik te kanaliseren in de kwetsbare gebieden en het verblijfstoerisme en het toeristisch-recreatief aanbod kwalitatief te optimaliseren. Het plangebied van het RUP is gelegen in het noordelijke deel van de gemeente De Haan, grenzend aan de gemeente Zuienkerke met de noordelijke grens van het plangebied. De opname van de recreatiezone Wenduinesteenweg - Groenstraat binnen het ruimtelijk uitvoeringsplan heeft tot doel de juridische context van de recreatiezone te (her)bepalen. De gemeente De Haan wil een krachtige halt toeroepen aan de volledige verstening van de kampeerterreinen en het omvormen van de kampeerterreinen naar tweede verblijfsparken. Dit neemt niet weg dat een zekere verstening onder strikte voorwaarden en in functie van een toeristische bestemming toelaatbaar kan zijn. De gemeente De Haan kampt met de problematiek van permanente bewoning in, volgens het gewestplan of bijzondere plannen van aanleg, zone voor verblijfsrecreatie. In het bijzonder ter hoogte van de recreatieve verblijfsenclave Harendijke (meer bepaald in camping Sunpark en New Vennepark, beide gelegen langsheen de Poseidonlaan). De gemeente wordt op die manier geconfronteerd met ± 200 personen, gedomicilieerd in een weekendverblijf. Vooral de laatste jaren is het aspect van permanent wonen in verblijfsrecreatiegebieden sterk gestegen. Het aspect van verdere verstening van de verblijfsparken werkt het permanent wonen in deze gebieden in de hand. De dienst bevolking kan de aanvraag tot domiciliëring in deze gebieden niet weigeren. De gemeente kan hierdoor in de eerste plaats niet direct een oplossing bieden. Een herbestemming van recreatiegebied naar woongebied wordt voor Harendijke (landschappelijk en juridisch niet mogelijk) niet wenselijk geacht. De gemeente De Haan wenst de gronden die onder het onderhavig RUP vallen, te bestemmen als „bedrijfsterreinen voor openluchtrecreatieve verblijven‟. Dergelijke bedrijfsterreinen wenst de gemeente in de toekomst te laten uitbouwen als zones waar bedrijven voor openluchtrecreatie zijn gevestigd en waar: diverse infrastructuren staan of geplaatst kunnen worden. Daarvoor zijn nodig (eventueel een keuze uit): o zone voor tentenweide; o zone voor diverse openluchtrecreatieve verblijfseenheden en standplaatsen. Binnen deze zone kunnen geplaatst worden (eventueel een keuze uit): openluchtrecreatieve verblijfsgelegenheden die niet blijven staan voor kort kamperen, seizoenskamperen, trekkers,….. openluchtrecreatieve verblijfsgelegenheden die blijven staan, zoals : stacaravans, vakantiewoningen (chalets, bungalows, huisjes); overige; o zones waar zowel in- als outdoor accommodatie aanwezig (kunnen) zijn voor o.m.: onthaal, handel, sport en recreatie, wegenis, sanitaire voorzieningen, horeca met als voorwaarde dat de totale oppervlakte van al deze accommodaties uitgesproken ondergeschikt is aan deze nodig voor de verblijfseenheden;
234129_VO005_IDE_.doc Pagina 8 van 62
DOEL EN SITUERING VAN DE OPDRACHT
o onbebouwde zones waar open (groene) ruimten, goed onderhouden, aanwezig zijn die zorgen voor een essentiële beleving en primordiaal zijn voor het verhogen van een noodzakelijk vakantiegevoel. Dit resulteert ook in een meer kwalitatieve vakantiebeleving. een mengvorm van openluchtrecreatieve verblijfsgelegenheden wordt aangeboden met garanties voor kort kamperen en voor aanbod op de toeristische markt. Natuurlijk is mogelijkheid voor een eenvormig aanbod van kortkampeerplaatsen of volledige toeristische verhuur eveneens mogelijk; permanente bewoning (hoofdverblijfplaats) niet mogelijk is. Inrichtingsprincipes: Inrichting en configuratie De globale indeling van het bedrijfsterrein is afhankelijk van de context waarin het bedrijf gelegen is. Ook moet rekening worden gehouden met de aard van de constructies (gemeenschapsvoorzieningen versus verblijfseenheden) en met de doelgroepen (senioren, families met kinderen….). Clusteren van verblijfseenheden is aan te bevelen naargelang aard, materiaalgebruik en vorm. Bundelen van gemeenschapsvoorzieningen Het is aangewezen de dienstgebouwen en de complementaire in- en outdoor accommodaties zoveel mogelijk te bundelen. Open ruimte Een minimum percentage van de bedrijfsoppervlakte dient ingericht te worden als open ruimte. Circulatie en parkeren De interne circulatie voor gemotoriseerd verkeer kan opgesplitst worden in een hoofdcirculatie en een secundaire circulatie. Het onderscheid tussen beide wordt dan weergegeven door het materiaalgebruik en het profiel. Het circulatienet voor niet-gemotoriseerd verkeer (vooral voetgangersverkeer) volgt bij voorkeur niet de hoofdcirculatie, maar legt rechtstreekse relaties tussen de verschillende entiteiten van het bedrijfsterrein (dienstgebouwen, sanitaire blokken, kleinschalige recreatieve openluchtinfrastructuren, complementaire dienstverlenende accommodatie, clusters van verblijven, kampeerweide….). Het is aangeraden om het parkeren in groene clusters te organiseren. Om het recreatieve verblijfskarakter te verhogen is parkeren op een individuele standplaats niet aan te raden. In functie van aankomst en vertrek kan evenwel wel kortstondig geparkeerd worden aan een individuele verblijfseenheid. Indien een bezoekersparking ingeplant wordt, wordt deze voorzien aan de inkom, en/of aan de dienstgebouwen en/of aan de complementaire dienstverlenende accommodatie(s). Groen en verharding Het bedrijfsterrein heeft een in hoofdzaak groen karakter. Dit vertaalt zich in:
234129_VO005_IDE_.doc Pagina 9 van 62
DOEL EN SITUERING VAN DE OPDRACHT
- een groene omgevingsaanleg met grote (aaneengesloten) clusters; - een groene aanleg en eventueel afscherming van standplaatsen (al dan niet in clusters); - een significante onbebouwde ruimte (goed onderhouden groenaanleg), gekoppeld aan kleinschalige recreatieve openluchtinfrastructuren; - een groene aanleg van de infrastructuur. Verharding van de circulatiewegen en van parkings moet beperkt worden. Hier dient een goed onderbouwde afweging te gebeuren tussen veiligheid en comfort enerzijds en algemene omgevingskwaliteit en open ruimte anderzijds. Verharding in niet-waterdoorlatende materialen kan rondom de gemeenschappelijke accommodatie en voor de hoofdcirculatie. Voor de secundaire circulatie voor gemotoriseerd verkeer en infrastructuur voor niet-gemotoriseerd verkeer is het aangewezen gebruik te maken van waterdoorlatende verharding of grondverbeteringstechnieken zoals grasdallen of honingraten. Diversiteit van verblijfsvormen Indien de schaal van het bedrijf het toelaat is een divers aanbod aan verblijfsvormen aanbevolen voor zover deze met elkaar qua beleving en uitstraling consistent zijn. Diversiteit is in de context van het ruimtelijk instrumentarium geen doel op zich, maar een middel om een gegarandeerd stuk toeristisch aanbod en minstens een stuk toeristische kampeerruimte te creëren. In deze logica zijn bedrijven met een niet divers maar eenzijdig aanbod met uitsluitend toeristisch kampeerplaatsen vanzelfsprekend mogelijk
234129_VO005_IDE_.doc Pagina 10 van 62
2
RUIMTELIJKE CONTEXT
2.1
Ligging van het RUP
Het ruimtelijk uitvoeringsplan situeert zich in het noordelijke deel van de deelgemeente Vlissegem. Het meest noordelijke punt van de plangrens grenst aan de gemeente Zuienkerke. Het plangebied is volledig gelegen langsheen de zuidelijke kant van de Wenduinesteenweg, die deze recreatiezone scheidt met het noordelijk gelegen natuurgebied. Het betreft een relatief grote recreatiezone van ruim 30 ha. Het RUP omvat 1/2 van een groter gebied dat bestemd is als recreatiezone en waarvan het andere deel (vakantieverblijfpark Sunparks) langsheen de oostelijke grens van het plangebied gelegen is. De westelijke grens loopt langsheen de Wenduinesteenweg met uitzondering van een 10-tal woonpercelen. De zuidelijke plangrens bakent tevens de recreatiezone af binnen het achterliggend landbouwgebied en polderlandschap. Het plangebied is best bereikbaar via de Wenduinesteenweg echter ook via de Groenstraat, komende vanuit Vlissegem-dorp.
234129_VO005_IDE_.doc Pagina 11 van 62
RUIMTELIJKE CONTEXT
2.2
Ruimtelijke kenmerken van het plangebied De recreatiezone Wenduinesteenweg-Groenestraat ligt tussen het natuurgebied ‘Duinen van de Middenkust’ en het achterliggende polderlandschap. Het betreft een relatief grote oppervlakte van ruim 30 ha, die verdeeld is over een 9-tal vakantieverblijfparken. Het grootste deel van het plangebied wordt ingenomen door concentraties van afgesloten kampeerterreinen en weekendverblijfparken met een zeer uiteenlopende kwaliteit en voorkomen. Het merendeel van de constructies zijn verplaatsbare inrichtingen en vakantiehuisjes. De zonevreemde woningen die in het gebied voorkomen zijn opgenomen in een BPA en maken geen deel uit van voorliggend RUP. Binnen het plangebied zijn volgende kampeerbedrijven gevestigd: • Vrijwel het geheel noordoostelijke deel van het plangebied ligt binnen de exploitatiegrenzen van kampeerverblijfpark ‘Ter duinen’. Deze beschikt over een oppervlakte van bijna 11 ha waarin plaats voorzien is voor een 800-tal stacaravans en trekkers op percelen die niet altijd strikt afgebakend zijn. Deze camping heeft een zeer groen, verzorgd karakter én een goede clustervorming ten opzichte van de groenstructuren. De organisatie van de toegankelijkheid en de paden draagt bij tot een grote mate aan vakantiegevoel en een interactie tussen de verschillende gebuikers. Achteraan het terrein, ten zuiden is er een speelweide voor sport en spel, die tevens tentenweide is, van ca.7000m². Behalve ter hoogte van de ingang is er geen gegroepeerde parkeergelegenheid voorzien binnen het terrein. De auto’s kunnen geplaatst worden in de buurt van de verblijfplaats. De ingang van het vakantiepark is gelegen langsheen de Wenduinesteenweg. Het park is enkel toegankelijk tussen half maart en half oktober. Tijdens het winterseizoen worden delen van het terrein heringezaaid en gebeurt het onderhoud van de groenstructuren. Het verhardingspercentage op het terrein is zeer laag.
234129_VO005_IDE_.doc Pagina 12 van 62
RUIMTELIJKE CONTEXT
• Verder langsheen de Wenduinesteenweg ligt Camping ‘Diep’. Een kleiner vakantieverblijfpark van ca 5000m², waarbinnen 47 onroerende vakantieverblijven ongestructureerd gevestigd zijn. Groenstructuren zijn hier totaal afwezig en de oppervlakte van het terrein is bijna volledig verhard. De vakantieverblijven zijn zeer dicht bij elkaar ingeplant en vaak van een lage kwaliteit. De toegang tot dit park wordt verleend via de Wenduinesteenweg, waarlangs ook een parkeerstrook voorzien is. Langs de straat bevindt zich een café (de Brugse Strangers) van waaruit de uitbating gebeurt. Tussen het kampeerverblijfpark ‘Diep’ en ‘Ter Duinen’ ligt een bouwperceel met een woning die opgenomen is in het BPA ‘zonevreemde woningen in recreatiegebied’.
die vrij gestructureerd en lineair ingeplant staan binnen het terrein. De parking bevindt zich aan de ingang aangezien geen standplaatsen (uitgezonderd 1 aan het uiters zuidoostelijke deelgebied voorzien zijn voor auto’s binnen het terrein. Eveneens aan de ingang is een groot (afgedekt) speelterrein voorzien alsook een frituur, superette, werkplaats. Alle vaste gebouwen zijn opgebouwd uit één bouwlaag met vast dak, uitgezonderd het receptiegebouw met conciërgewoning dat 2 bouwlagen heeft, waarvan 1 in het zadeldak. Ten noorden van het kampeerterrein ‘Tolmzant’ bevinden zich langs de Groenestraat enkele woningen die opgenomen zijn in het BPA ‘zonevreemde woningen in recreatiegebied’. Ook aan de overzijde van de Groenestraat bevinden zich een aantal woningen die opgenomen zijn in het voorgenoemde BPA.
• Volgend verblijfpark langsheen de Wenduinsteenweg is Bvba
• Langsheen de Groenestraat vinden we verder de ingang naar 3 kleinere
Camping ‘Ten Bos’. Een campingverblijfpark van ong. 2.75 ha dat voorheen plaats bood aan onroerende, verloederende vakantiehuisjes en dat momenteel geherstrcutureerd wordt in functie van nieuwe loten van gemiddeld 130m² waarop stacaravans komen te staan en waarbinnen ook een tuinhuisje van 4.4m² voorzien is. Alle voorzieningen zoals speelterrein, restaurant/café, receptie, sanitair blok, parking, garageboxen, enz… zijn voorzien rondom de ingang van het park, gelegen langsheen de Wenduine-steenweg. Alle vaste gebouwen zijn opgebouwd uit 1 bouwlaag, uitgezonderd het restaurant/café en het sanitair blok die opgebouwd zijn uit twee bouwlagen. Grenzend aan de Wenduinesteenweg en omringd door het vakantieverblijf park bevindt zich een woning die opgenomen is in het BPA ‘zonevreemde woningen in recreatiegebied’.
vakantieverblijfparken waarbinnen vakantiehuisjes gelegen zijn. Het betreft ‘Sparrenhof’ met een grote van ruim 1500m² dat plaats biedt aan een tiental vakantiehuisjes, kampeerverblijfpark ‘Oase’ waar een 25-tal vakantieverblijven gevestigd zijn binnen een terrein van 4000m² en een terrein waar op een oppervlakte van ruim 2000m², 8 kwalitatieve visserhuisjes verkocht zijn aan individuele eigenaars met de formule ‘medeeigedom’.
• Grenzend aan Camping ‘Ten Bos’ met ingang langsheen de Groenestraat ligt kampeerterrein ‘Tolmzant’, een vrij groot kampeerterrein van ong. 6.65 ha. dat plaats biedt aan 2 verschillende verblijfstypologiëen. Op het meest noordelijke deel staan 50 vaste bungalows willekeurig ingeplant met éénzelfde oriëntatie. De bungalows hebben een plat dak en een bewoonbare oppervlakte van 34m². Tussenin is overal gazon en nergens geen afsluiting tussen de gebouwen onderling. Het resterende overgrote deel van het park wordt ingenomen door een 330-tal stacaravans
• Verder in zuidwestelijke richting langsheen de Wenduinesteensteenweg vinden we de ingang tot weekendverblijfpark ‘Strooienduin’. Het betreft een terrein van 1,4ha waarbinnen een kleine 100-tal stacaravans hun plaats vinden. Tussenin de verblijfsgelegenheden is geen enkele vorm van afbakening merkbaar. Uitgezonderd het café ‘Strooienduin’ aan de ingang van het weekendverblijfpark en een sanitair gebouw centraal gelegen op het terrein (beiden opgebouwd uit 2 bouwlagen), zijn geen andere voorzieningen aanwezig.
• Tot slot vinden we 400m verderop de ingang van camping ‘Strooiendorp’. Deze laatste biedt plaats aan een 100-tal stacaravans en een 10-tal vaste structuren in de vorm van houten chalets, gelegen links langs de terreingrens. Het vakantieverblijfparkt van 2.2ha oogt verzorgd en heeft hier en daar een groenelement. Net na de ingang, vrij centraal gelegen bevindt zich het restaurant/thearoom (2 bouwlagen) en iets
234129_VO005_IDE_.doc Pagina 13 van 62
RUIMTELIJKE CONTEXT
verderop vinden we nog vaste structuren zoals sanitaire voorziening en werkplaats. Deze gebouwen zijn beperkt tot 1 bouwlaag met zadeldak. Parkeergelegenheden zijn niet voorzien doch de auto’s kunnen gestald worden naast de woning. Er wordt opgemerkt dat, net buiten de zuidelijke terreingrens en eveneens buiten de plangebiedsgrens, er zich 4 stacaravans bevinden, die niet bereikbaar zijn via de publieke ingang maar enkel via een onverhard pad vanuit de Groenestraat. Deze standplaatsen vallen volgens het bestemmingsplan dan ook juist buiten camping ‘Strooiendorp’ en behoren niet tot de camping.
234129_VO005_IDE_.doc Pagina 14 van 62
RUIMTELIJKE CONTEXT
Foto 1
Foto 2
Foto 3
Foto 4
Foto 5
Foto 6
Foto 7
Foto 8
Foto 9
Foto 10
Foto 11
Foto 12
234129_VO005_IDE_.doc Pagina 15 van 62
RUIMTELIJKE CONTEXT
Foto 13
Foto 14
Foto 15
Foto 16
Foto 17
Foto 18
Foto 19
Foto 20
Foto 21
Foto 22
Foto 23
Foto 24
234129_VO005_IDE_.doc Pagina 16 van 62
RUIMTELIJKE CONTEXT
Foto 25
Foto 26
Foto 27
Foto 28
Foto 29
Foto 30
Foto 31
Foto 32
Foto 33
Foto 34
Foto 35
Foto 36
234129_VO005_IDE_.doc Pagina 17 van 62
RUIMTELIJKE CONTEXT
2.3
Kwaliteiten en knelpunten binnen het plangebied
Met uitzondering van kampeerverblijf ‘Ter Duinen’ is er bijna een totale afwezigheid van opgaand groen binnen het plangebied. De groenvoorzieningen beperken zich tot graspartijen en enkele weinige haagstructuren. Op de meeste terreinen gebeurt het parkeren gegroepeerd wat voor de standplaatsen een kwaliteit is en waardoor de ‘verkeersstroom’ beperkt wordt tot enkele ontsluitingswegen. De inrichting van de parkeervoorzieningen is zeer rationeel zonder aanwezigheid van groenelementen. De uitstraling en vormgeving van de verblijfseenheden is eerder divers en bestaat hoofdzakelijk uit stacaravans en vaste structuren zoals bungalows en chalets. Globaal is de densiteit op beide terreinen vrij hoog. Op een oppervlakte van 25.25 ha (inclusief speelterreinen) bedraagt de bruto dichtheid ruim 60 verblijfseenheden per hectare. De collectieve voorzieningen komen slechts op enkele van de terreinen (al dan niet gegroepeerd) voor en omvatten onder andere een aantal sport en spelvoorzieningen. De voorzieningen zijn enkel gericht op, en toegankelijk voor, de gebruikers van de terreinen. Het meest noordelijke deel van de plangrens paalt aan het natuurgebied ‘Zandpanne’ en ‘Duinbos’. Deze gehele duin- en bosstrook met een totale oppervlakte van bijna 200 ha is tevens opgenomen in de landschapsatlas als relictzone en ankerplaats (Duinen Oostkust) en beschreven als waardevol tot zeer waardevol gebied. De enige fysische barrière tot dit groengebied is de Wenduinesteenweg. De zuidelijke grens van het plangebied vormt de overgang naar de polder met mooie vergezichten vanuit het plangebied. De polder wordt daar gekenmerkt door de aanwezigheid van weilanden en grachtenstelsels.
234129_VO005_IDE_.doc Pagina 18 van 62
JURIDISCHE CONTEXT
3
JURIDISCHE CONTEXT
3.1
Bestemmingsplannen, ruimtelijke uitvoeringsplannen en verkavelingen
TYPE PLAN
BINNEN BIED
HET
PLANGE-
GRENZEND
AAN
PLANGEBIED
Gewestplan Oostende-Middenkust (vastgelegd in het K.B. van 26.01.1977 en BVR 13.07.2001):
Gewestplannen
Binnen het plangebied zijn volgende bestemmingen aanwezig: • gebied voor verblijfsrecreatie Buiten het plangebied vinden we: • gebied voor verblijfsrecreatie • agrarisch landschappelijk gebied • waardevol natuurgebied Gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen
geen
geen
Provinciale ruimtelijke uitvoeringsplannen
geen
geen
Gemeentelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen
geen
geen
Algemene aanleg
plannen
van
geen
geen
Bijzondere aanleg
plannen
van
geen
BPA ‘zonevreemde woningen in recreatiegebied’
geen
geen
(Ruil)verkavelingen
234129_VO005_IDE_.doc Pagina 19 van 62
JURIDISCHE CONTEXT
3.2
Wegen en water
TYPE
BINNEN
HET
GRENZEND
AAN
PLANGEBIED
PLANGEBIED
Gewestwegen
geen
geen
Provinciewegen
geen
Fietsroute (provinciaal fietsroutenetwerk)
Wenduinesteenweg
geen
Voet- en buurtwegen
Buurtweg Nr.1 (Groenestraat)
geen
Rooilijnplannen
geen
geen
Bevaarbare waterlopen
geen
geen
Onbevaarbare geklasseerde waterlopen
Schamelwekezwin (Cat. 2)
Kromzwin (Cat. 3)
Overstromingsgebieden
Het plangebied van het RUP is niet gelegen binnen een risicozone van de overstromingsgebieden, wel binnen een, volgens de watertoets, overstromingsgevoelig gebied. Atlas der buurtwegen
234129_VO005_IDE_.doc Pagina 20 van 62
JURIDISCHE CONTEXT
3.3
Beschermings- en klasseringsbesluiten
TYPE
BINNEN HET PLANGEBIED
GRENZEND AAN PLANGEBIED
Monumenten
geen
geen
Stads- en dorpsgezichten
geen
Geen
Landschappen / landschapsatlas
geen
Het natuurgebied ten noorden van de Wenduinesteenweg werd opgenomen als ankerplaats ‘Duinbossen tussen Oostende en Wenduine’
3.4
Natuurbeschermingsgebieden en VEN-gebieden
TYPE
BINNEN HET PLANGEBIED
GRENZEND AAN PLANGEBIED
Gebieden met botanisch beheer
geen
geen
Natura 2000 (habitat- en vogelrichtlijngebied)
geen
habitatrichtlijnengebied bied)
(duinge-
234129_VO005_IDE_.doc Pagina 21 van 62
JURIDISCHE CONTEXT
VEN-gebieden
geen
geen
Duindecreet
geen
Ja (langs Wenduinesteenweg, dit grenst echter niet onmiddellijk aan het plangebied)
3.5
Andere
TYPE
BINNEN HET PLANGEBIED
GRENZEND AAN PLANGEBIED
Gebieden met recht van voorkoop
geen
nvt
Geregistreerde bouwovertredingen
geen
nvt
Toegekende milieu- en exploitatievergunningen
ja
nvt
Onbewoonbare en ongeschikt verklaarde woningen
geen
nvt
Geïnventariseerde leegstand en/of verwaarloosde bedrijfsruimten, woningen en gebouwen
geen
nvt
Erkende herwaarderingsgebieden, woningbouw- en woonvernieuwingsgebieden
geen
nvt
Archeologische sites
geen
nvt
Inventaris bouwkundig erfgoed
geen
nvt
234129_VO005_IDE_.doc Pagina 22 van 62
JURIDISCHE CONTEXT
TYPE Biologische waarderingskaart
BINNEN HET PLANGEBIED
GRENZEND AAN PLANGEBIED
Het plangebied zelf is biologisch minder waardevol. Slechts een kleine strook langsheen de zuidelijke exploitatiegrens van vakantieverblijf ‘Tolmzant’ is beschreven als complex van biologisch minder waardevolle met zeer waardevolle elementen.
234129_VO005_IDE_.doc Pagina 23 van 62
4
RELATIE MET DE RUIMTELIJKE STRUCTUURPLANNEN
4.1
Relatie met bovenlokale ruimtelijke structuurplannen
In het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen behoort De Haan tot het stedelijke netwerk van Vlaams niveau: De Kust. Dit netwerk is echter geen aaneengesloten stedelijk gebied maar een gebied waar stedelijke kernen op korte afstand van elkaar gevestigd zijn en door toeristisch-recreatieve voorzieningen en potenties van nationale betekenis zijn. Hierin dient er rekening gehouden te worden met de specifieke behoefte aan tweede verblijven en vakantiewoningen. Wat de natuurlijke structuur betreft worden voor de kustmilieus grote eenheden natuur (GEN) geselecteerd alsook gebiedsspecifieke ontwikkelingsperspectieven geformuleerd.
• Volgens het Ruimtelijk Structuurplan van de provincie West-Vlaanderen behoort De Haan naar gewenste nederzettingsstructuur tot het stedelijk netwerk Kust. De rol van dit gebied ligt vooral in de kustgebonden toeristisch – recreatieve ontwikkeling. Door bundeling van de verschillende functies binnen de bestaande centra kan de natuurlijke structuur haar internationale betekenis behouden en kan het waardevolle achterliggende poldergebied gevrijwaard worden. De Haan wordt op Provinciaal niveau geselecteerd als kusthoofddorp. Een provinciaal flankerend beleid wordt uitgewerkt omtrent kwaliteitsinrichting van openbare ruimten en architecturale kwaliteitsbewaking bij hoogbouw in de kustruimte, alsook wordt de noodzaak van bijkomende woonwagenterreinen en doortrekkersterreinen onderzocht. Wat de gewenste ruimtelijke structuur bedrijvigheid voor De Haan betreft, geselecteerd als kusthoofddorp, is een lokaal bedrijventerrein niet mogelijk wegens de prioritaire toeristische ontwikkelingen. De mogelijkheid voor lokale bedrijvigheid kan enkel in verwevenheid met het wonen. Voor De Haan werden ook geen te herstructureren kleinhandelslinten geselecteerd.
234129_VO005_IDE_.doc Pagina 24 van 62
RELATIE MET DE RUIMTELIJKE STRUCTUURPLANNEN
• Wat de gewenste natuurlijke ruimtelijke structuur betreft, heeft de provincie de taak de door het Vlaamse Gewest afgebakende grote eenheden natuur (GEN) en grote eenheden natuur in ontwikkeling (GENO) te verbinden met natuurverbindingsgebieden en ecologische infrastructuur van bovenlokaal belang. In de regio van De Haan worden de kustpolders ‘Oostende – Brugge – Zeebrugge’ als natuuraandachtszone aangeduid. In de omgeving van het plangebeid zijn geen natuurverbindingsgebieden aangeduid. Als natte ecologische infrastructuur van bovenlokaal belang wordt de Blankenbergse Vaart geselecteerd.
• Binnen de agrarische structuur wordt De Haan met betrekking tot de landbouw enerzijds gesitueerd in de zone die aangeduid wordt als ‘ruimtelijk extensieve landbouw in combinatie met andere functies’ (kust) en anderzijds gesitueerd in ‘ruimtelijk extensieve landbouw’ (het poldergebied). De provincie stelt dat landbouw ruimtelijk ondersteund dient te worden als belangrijke beheerder van de open ruimte. Ook waar de agrarische structuur drager is van andere functies, zoals een economisch, natuur- en landschappelijke, educatief of toeristisch-recreatief medegebruik, dient de landbouw ondersteund te worden. Binnen de gewenste ruimtelijke agrarische structuur wordt De Haan geselecteerd als ‘grondgebonden agrarische structuur als ruimtelijke drager’. Concreet komt het er hier op neer dat grotere aaneengesloten gebieden met grondgebonden landbouw moeten behouden en versterkt worden omwille van de samenhang van de agrarische structuur zelf, waarbij taken op het vlak van toerisme en recreatie en landschap- en natuurbeheer actief kunnen opgenomen worden. In de open-ruimteverbindingen kan de landbouw de functie vervullen van buffer tegen verstedelijking, de versmelting van de kernen in het buitengebied of de verlinting.
• Naar de gewenste ruimtelijke structuur voor toerisme en recreatie behoort De Haan tot het toeristisch recreatief netwerk van de kust. Voor de deelstructuur worden gebiedsgericht ontwikkelingsperspectieven geformuleerd. De Koninklijke Baan wordt als toeristisch - recreatief lijnelement aangeduid. De provincie heeft ook specifieke beleidskaders omschreven met betrekking tot recreatie en toerisme, met name voor strandconstructies, voor golfterreinen en voor kleinschalige toeristisch-recreatieve plattelandsactiviteiten. Voor de strandconstructies heeft de provincie een provinciaal uitvoeringsplan opgemaakt. Inrichtingsplannen over recreatief medegebruik in duingebieden zullen opgemaakt worden door de provincie en hogere overheden.
• Binnen de gewenste ruimtelijke structuur van verkeer en vervoer zijn volgende wegen geselecteerd o o o
Secundaire weg type I: N34 Secundaire weg type II: Vijfwegestraat-Warvinge, N9 tot Grotestraat; De N307: kruispunt N9 (Zuienkerke) tot kruispunt N34 (Wenduine). Secundaire weg type III: geen
• Op het gebied van de gewenste ruimtelijke structuur van het landschap gaat het landschap van De Haan van een stadslandschap over in een gaaf en verschraald landschap. Als gaaf landschap wordt het gebied tussen De Haan en Blankenberge, langsheen de vaart van Blankenberge en het poldergebied van Klemskerke en Zuienkerke geselecteerd. o een markante terreinovergang : strand-duin en duin-polder o de structurerende lineaire elementen : de Noordede o de open-ruimteverbindingen : tussen het verstedelijkte gebied van De Haan en Vosseslag , tussen het verstedelijkte gebied van De Haan en Wenduine en tussen het verstedelijkte gebied van Wenduine en Blankenberge
234129_VO005_IDE_.doc Pagina 25 van 62
RELATIE MET DE RUIMTELIJKE STRUCTUURPLANNEN
4.2
Relatie met het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan
4.2.1
Richtinggevend gedeelte
234129_VO005_IDE_.doc Pagina 26 van 62
• Inzake de gewenste nederzettingsstructuur kampt de gemeente De Haan met de problematiek van permanente bewoning in de zone voor verblijfsrecreatie. De gemeente wordt op die manier geconfronteerd met ± 200 personen, gedomicilieerd in een weekendverblijf. Het aspect van verdere verstening van de verblijfsparken werkt het permanent wonen in deze gebieden in de hand. De dienst bevolking kan de aanvraag tot domiciliëring in deze gebieden niet weigeren. De gemeente kan hierdoor in de eerste plaats niet direct een oplossing bieden. Volgende aspecten kunnen de problematiek aan banden leggen:
o o
o
door het feit dat de weekendverblijfparken veelal individueel worden verkocht, is er geen centraal beheer van het domein. Dit resulteert veelal in verloedering en verwaarlozing, niet in orde zijn met de brandveiligheid enz. … . Er dient zoveel mogelijk gestreefd te worden om weekendverblijfparken in centraal beheer te houden. Verder onderzoek is hiervoor noodzakelijk. de gemeente doet inspanningen rond het sociaal woonbeleid. De campingbewoner krijgt immers voorrang bij de sociale huisvestingsmaatschappijen mits hij vóór 1 januari 2001 zijn hoofdverblijfplaats had op de camping. De campingbewoner komt bovendien in aanmerking voor de huursubsidie en premie van de Vlaamse Gemeenschap waarbij hij wordt gelijkgesteld met een dakloze voor uitkering van een installatiepremie door het Vlaams Gewest. het aspect van verdere verstening van de kampeerterreinen dient aan banden te worden gelegd. De gemeente heeft hiervoor een stedenbouwkundige verordening opgemaakt. Hierin wordt een mix van de verschillende verblijfstypologieën gehanteerd met een max. percentage aan vaste constructies en een minimum aan groenvoorzieningen.
• De gewenste agrarische structuur in De Haan omvat de polders die worden ontwikkeld als een samenhangend landbouwgebied en als drager van hoofdzakelijk grondgebonden landbouw. Belangrijke complexen van ecologisch waardevolle graslanden moeten maximaal beschermd en in stand gehouden worden. Er wordt gestreefd naar het in stand houden en ontwikkelen van een microreliëf, vochtig en nat weidelandschap met waterplassen en moeras in een raamwerk van grachtenstelsels en te ontwikkelen landschapselementen, waar de landbouw een ondersteunende rol krijgt in het beheer. Deze poldergebieden worden gevrijwaard van nieuwe bebouwing. Scheuren is uitgesloten, omzetting van akkers naar grasland wordt ondersteund.
• Wat betreft de gewenste landschappelijke structuur dienen de nog resterende duin - polder overgangen absoluut gevrijwaard te worden van verdere bebouwing. Zij dienen dan ook te worden aangeduid als bouwvrije zone (zie gewenste agrarische structuur). Belangrijke duin - polderovergangen worden momenteel nog gevormd door het overgangsgebied tussen de bebouwing van Vosseslag en de kern De Haan, tussen De Haan en de cluster van weekendverblijven ter hoogte van de Wenduinesteenweg en de zone tussen de kern van Wenduine en Harendijke. Gelet op de ligging van de recreatieve activiteitenenclaves en gelet op de sterke visuele impact op het achterliggende polderlandschap, dient extra zorg en aandacht besteed te worden aan de randafwerking van deze enclaves.
• Binnen de gewenste natuurlijke structuur streeft De Haan ernaar om de waardevolle natuurgebieden te behouden en op te waarderen en hoofdzakelijk een actief beleid te voeren naar acties gericht op een goed beheer van kleine landschapselementen, het stimuleren en versterken van natuurlijke verbindingselementen, en acties te richten op het kwaliteitsvol onderhouden en beheren van groen in de verstedelijkte omgeving. Via de bestaande concentraties van kleine landschapselementen kunnen groene corridors ontwikkeld worden (lokale ecologische infrastructuur) naar en tussen de biologisch waardevolle gebieden, waarbij de open ruimtes tussen de deelgebieden zoveel mogelijk gevrijwaard dienen te worden van bebouwing.
234129_VO005_IDE_.doc Pagina 27 van 62
RELATIE MET DE RUIMTELIJKE STRUCTUURPLANNEN
• Wat betreft de gewenste toeristisch-recreatieve structuur binnen de gemeente De Haan primeert het toerisme als de belangrijkste economische activiteit. Het natuurlijke aanbod zoals de zee, zeereepduinen, de duinbossen en het landelijke poldergebied zorgen voor een sportief - recreatief aanbod onder de vorm van fietsen, mountainbike, paardrijden, wandelen, zwemmen en golfen. Het verblijfstoerisme onder de vorm van talrijke terreinen voor openluchtrecreatieve verblijven zoals Harendijke zorgt in hoofdzaak in de zomer voor een sterke dynamiek in de gemeente. De gemeente De Haan wenst het toeristisch - recreatief medegebruik te kanaliseren in de kwetsbare gebieden en het verblijfstoerisme en het toeristisch-recreatief aanbod kwalitatief te optimaliseren. VISIEVORMING TERREINEN VOOR OPENLUCHTRECREATIEVE VERBLIJVEN De verblijfaccommodatie kan in De Haan herleid worden tot vier gegevens, nl. de individuele tweede verblijven, de huurwoningen, de hotels en de campinginfrastructuur. De Haan heeft, samen met Middelkerke, het grootste aanbod aan logies op campings en samen met Koksijde het grootste aanbod aan vakantiedorpen- en centra. Omdat deze centra gedurende de laatste decennia her en der neergepoot werden waardoor er op sommige plaatsen weinig sprake is van ruimtelijke kwaliteit (vooral te Harendijke en aan de Vosseslag) dringt er zich een gemeentelijk beleidskader op. Om enerzijds de trend tot verstening op de kampeerverblijfparken een halt toe te roepen en om anderzijds minimale kwaliteitsnormen te kunnen opleggen, heeft de gemeente een stedenbouwkundige verordening opgemaakt. Hierin wordt een mix van de verschillende verblijfstypologieën nagestreefd met een min. percentage aan gemeenschapsvoorzieningen en een max. aan vaste verblijfconstructies en een min. aan groenvoorzieningen. Omdat in deze verordening algemene richtprincipes worden vastgelegd, los van enige ruimtelijke context, is een verdere gebiedsverfijning op detailniveau en gerelateerd aan de plaatselijke bestaande ruimtelijke structuur belangrijk (zie gewenste structuur van de verschillende deelstructuren, zie verder). Dit kan op langere termijn juridisch geïmplementeerd worden door het opstellen van ruimtelijke uitvoeringsplannen. De landschappelijke inpasbaarheid is hierbij belangrijk, weliswaar gebiedsgericht vertaald, afhankelijk van de specifieke plaatselijke context.
• Gewenste economische structuur: Voor de gemeente De Haan is de bedrijvigheid, geïsoleerd in de open ruimte, relatief beperkt, evenals de zonevreemde activiteiten palend aan een kern. Bepaalde activiteiten bevinden zich langsheen een toeristisch – recreatief netwerk. Voorbeelden hiervan zijn : de handel – horeca bedrijvigheid langsheen de Wenduinesteenweg, gelegen binnen de recreatieve enclave en geclusterd binnen een bestaande bebouwingsconcentratie (zone voor verblijfsrecreatie).
° Ambachtelijke activiteiten die palen aan een woonconcentratie, kunnen beperkt uitbreiden, afhankelijk van de ruimtelijke draagkracht en de aard van activiteit.
° Geïsoleerde ambachtelijke activiteiten in de open ruimte krijgen geen verdere ontwikkeling– of uitbreidingskansen. Deze activiteiten kunnen wel bestendigd worden en zeer beperkt uitbreiden, enkel in functie van functionele verbouwing.
° Voor de toeristisch – recreatieve activiteiten gelegen binnen een toeristisch – recreatief netwerk is beperkte uitbreiding mogelijk, i.f.v. functionele verbouwingen, afhankelijk van de plaatselijke ruimtelijke context. Geïsoleerde activiteiten krijgen geen uitbreidingsmogelijkheden
234129_VO005_IDE_.doc Pagina 28 van 62
RELATIE MET DE RUIMTELIJKE STRUCTUURPLANNEN
• Binnen de gewenste vervoers- en verkeerstructuur van de gemeente De Haan dienen de verkeersleefbaarheid en de verkeersveiligheid te worden verhoogd en alternatieve vervoersmodi dienen sterk te worden gestimuleerd. Dit gegeven dient zich o.a. te vertalen naar de uitbouw van een goed parkeerbeleid, waardoor de parkeerproblematiek tijdens het toeristische seizoen en in topweekends kan worden opgelost. Ter bevordering van het fietsverkeer en om te komen tot een veilig en samenhangend fietsnetwerk wordt een fietsnetwerk vooropgesteld dat bestaat uit een functioneel en een aanvullend (secundair) net. Het functionele fietsnetwerk verbindt de belangrijkste functies binnen de gemeente via de hoofdinfrastructuur en valt samen met het provinciaal netwerk. Dit netwerk wordt aangevuld door een goed uitgewerkt secundair netwerk dat een ontsluitende functie heeft naar het functionele net. Verder dient het gebruik van de fiets door bewoners en tweede verblijvers voor de korte verplaatsingen bevorderd te worden. Kwaliteitseisen zoals verkeersveiligheid, samenhang en continuïteit, directheid, afstemming op het openbaar vervoer, …vormen belangrijke aandachtspunten.
234129_VO005_IDE_.doc Pagina 29 van 62
VISIEVORMING
5
VISIEVORMING
• Voorzien van voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein. Op die manier wordt het profiel
•
•
•
•
van de Wenduinesteenweg niet belast (verkeersveiligheid, ruimtelijk voorkomen). Binnen de terreinen dient er bovendien naar gestreefd te worden om de parkeerplaatsen zoveel mogelijk te clusteren en niet overal toe te laten. Dit komt de verblijfskwaliteit en het openbaar domein ten goede. De clusters van de terreinen voor openluchtrecreatieve verblijven liggen vrij geïsoleerd. Op die manier is het opportuun om de tussenruimte, nu bestaande uit nog verplaatsbare constructies (zowel terreinen voor vaste stacaravans als terreinen voor seizoensgebonden caravans ) niet volledig te laten omvormen naar vaste constructies. Bovendien ligt de kwaliteit van een verblijfsenclave veelal in het voorkomen van een mix van verblijfstypologieën, zijnde vaste constructies en losse verplaatsbare constructies. Binnen de vakantieparken (bestaande uit vaste constructies) dienen extra inspanningen geleverd te worden naar groenvoorzieningen en openbaar domein, zoals het reeds gebeurd is binnen het complex Sunparks (voldoende groenelementen, groene collectieve rustruimtes met waterpartijen…). Hierbij dient er gestreefd te worden naar een mix van verblijfstypologieën met minimale verblijfsoppervlaktes en kwaliteitsvolle architectuur, i.p.v. stereotype vissershuisjes die momenteel sterk in zwang zijn. De verblijfsenclave bevindt zich geïsoleerd in het landschap en vormt een markant gegeven in het landschap. De randen, zowel naar het duinengebied als naar het polderlandschap, dienen met de nodige zorg behandeld te worden. Dit dient zoveel mogelijk gerealiseerd te worden door opgaande, streekeigen beplanting op eigen terrein of het ruimtelijk integreren van de bebouwing aan de rand van de open ruimte (zoals gerealiseerd ter hoogte van Sunparks). Ter hoogte van de Wenduinesteenweg dienen de restanten van olmenbosjes (relictwaarden) zoveel mogelijk behouden te worden. De zonevreemde woningen gelegen in een, volgens het gewestplan, zone voor verblijfsrecreatie en die in hoofdzaak vergunde woningen betreffen, ter hoogte van de Groenestraat en Wenduinesteenweg, dienen dezelfde modaliteiten te krijgen als de zonevreemde woningen binnen agrarisch gebied, weliswaar gebiedsgericht verfijnd. Het openbaar domein en ruimtelijk voorkomen komt vrij desolaat en onverzorgd over. Extra inspanningen dienen geleverd te worden naar beeldvorming toe. De problematiek van de zonevreemde woningen is inmiddels opgelost door het BPA voor zonevreemde woningen in recreatiegebied dat is goedgekeurd bij MB van 29 augustus 2007 (BS 01.10.2007).
234129_VO005_IDE_.doc Pagina 30 van 62
6
DECRETALE BEPALINGEN
6.1
Ruimtebalans
Bestemming gewestplan
Oppervlakte (ha) bij benadering
gebied voor verblijfsrecreatie
28.8
TOTAAL
28.8
Door middel van dit RUP worden de bestemmingen van het gewestplan, voor wat betreft de zones die binnen het plangebied van het RUP vallen, opgeheven en vervangen door onderstaande bestemmingen: Bestemming RUP Bedrijventerrein voor openluchtrecreatieve verblijven (categorie 3: recreatie)
Oppervlakte (ha) bij benadering 27.32
Zone voor recreatief wonen (categorie 3: recreatie)
0.06
Openbare weg (categorie 3: recreatie)
1.42
TOTAAL
28.8
234129_VO005_IDE_.doc Pagina 31 van 62
DECRETALE BEPALINGEN
6.2
Watertoets
6.2.1
Algemeen kader
Het decreet van 18 juli 2003 betreffende het algemeen waterbeleid (Belgisch Staatsblad 14 november 2003) legt in hoofdstuk III, afdeling I, bepaalde verplichtingen op, die de watertoets worden genoemd. Artikel 8 van dat decreet luidt: "Art. 8. § 1. De overheid die over een vergunning, een plan of programma moet beslissen, draagt er zorg voor, door het weigeren van de vergunning of door goedkeuring te weigeren aan het plan of programma dan wel door het opleggen van gepaste voorwaarden of aanpassingen aan het plan of programma, dat geen schadelijk effect ontstaat of zoveel mogelijk wordt beperkt en, indien dit niet mogelijk is, dat het schadelijk effect wordt hersteld of, in de gevallen van de vermindering van de infiltratie van hemelwater of de vermindering van ruimte voor het watersysteem, gecompenseerd. Een schadelijk effect wordt gedefinieerd als: "ieder betekenisvol nadelig effect op het milieu dat voortvloeit uit een verandering van de toestand van watersystemen of bestanddelen ervan die wordt teweeggebracht door een menselijke activiteit; die effecten omvatten mede effecten op de gezondheid van de mens en de veiligheid van de vergunde of vergund geachte woningen en bedrijfsgebouwen, gelegen buiten overstromingsgebieden, op het duurzaam gebruik van water door de mens, op de fauna, de flora, de bodem, de lucht, het water, het klimaat, het landschap en het onroerend erfgoed, alsmede de samenhang tussen een of meer van deze elementen". Op 20 juli 2006 keurde de Vlaamse Regering het ontwerp van uitvoeringsbesluit over de watertoets definitief goed. Het besluit geeft de lokale, provinciale en gewestelijke overheden, die een vergunning moeten afleveren, richtlijnen voor de toepassing van de watertoets. Het besluit, gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 31 oktober 2006 (Nr. 350 - pag 58326), treedt in werking op 1 november 2006.
234129_VO005_IDE_.doc Pagina 32 van 62
DECRETALE BEPALINGEN
6.2.2
Toepassing op het RUP
Aangezien het plangebied van het RUP niet gelegen is binnen een risicozone van de overstromingsgebieden, aangezien het plangebied van het RUP gelegen is binnen een, volgens de watertoets, overstromingsgevoelig gebied, aangezien het aandeel bijkomende bebouwing en verharding beperkt wordt door het RUP (afstanden tot de perceelsgrenzen, maximaal te bebouwen en verharden oppervlaktes enz.), aangezien door het RUP de bestaande natuurwaarden verder beschermd worden, aangezien dit RUP slecht een beperkt aantal nieuwe ontwikkelingen behelst, aangezien er bij de stedenbouwkundige voorschriften duidelijk is opgenomen dat het respecteren van de principes inzake integraal waterbeheer één van de beoordelingscriteria is, aangezien de aanvraag tot een stedenbouwkundige vergunning zal worden getoetst aan de gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater (goedgekeurd door de Vlaamse Regering op 1 oktober 2004) en alle latere wijzigingen, kan in alle redelijkheid geoordeeld worden dat het schadelijk effect van deze planoptie conform de bepalingen inzake integraal waterbeheer beperkt is.
234129_VO005_IDE_.doc Pagina 33 van 62
DECRETALE BEPALINGEN
234129_VO005_IDE_.doc Pagina 34 van 62
DECRETALE BEPALINGEN
6.3
Realisatie van het RUP
De doelstellingen van het RUP die er enerzijds in bestaan de verstening te regelen, anderzijds een kwaliteitsverhoging van het gebied beogen zullen gespreid in de tijd worden gerealiseerd. De regeling met betrekking tot de verstening, die een doorvertaling is van de gemeentelijke stedenbouwkundige verordening heeft een directe uitwerking. Het vastleggen van de bestemming in de zin van het bedrijfsmatig karakter heeft tevens een directe uitwerking en zorgt er voor dat er geen verdere versnippering kan optreden en dat de uitbating van de terreinen in de toekomst gegarandeerd blijft. Het realiseren van de kwalitatieve criteria wordt gekoppeld aan het vergunningenbeleid waarbij een stelselmatige kwaliteitsverbetering wordt beoogd. Iedere ingreep die kadert binnen het realiseren van de kwaliteitsdoelstellingen op lange termijn wordt ondersteund. Dit mag niet tot gevolg hebben dat de huidige exploitatie onmogelijk wordt gemaakt en mag er niet toe leiden dat buitenproportionele voorwaarden aan vergunningen worden gekoppeld. De evolutie naar de kwaliteitsdoelstellingen moet kunnen gerealiseerd worden binnen de toeristisch - economische context. Het RUP tekent de lijnen uit voor de evolutie op lange termijn en biedt hiertoe de nodige context. Anderzijds houdt het RUP rekening met de realiteit zoals deze zich op vandaag voordoet. Gezien het plangebied quasi volledig gerealiseerd is, zijn er geen concrete ingrepen vanuit de overheid gepland binnen het gebied. Vanuit het vergunningenbeleid zal erover gewaakt worden dat de in het RUP beoogde doelstellingen op lange termijn worden gerealiseerd. 6.4
Resultaten onderzoek tot m.e.r.
De ontheffingsbeslissing betreffende het onderzoek tot m.e.r. werd verleend op 31 maart 2009. De ontheffingsbeslissing wordt toegevoegd in bijlage. Volgende aandachtspunten werden in de conclusie van het onderzoek tot mer meegenomen voor verdere uitwerking van het RUP:
• Gezien de archeologische vondsten in en in de nabijheid van het plangebied is het aangewezen om bij geplande grondwerken in het plangebied voorafgaand overleg te plegen met de bevoegde archeologische diensten. Bij effectieve vondsten biedt de vigerende wetgeving een decretaal kader.
• Rondom het plangebied liggen zones met een zekere biologische waarde. Het plangebied zelf is in het vigerende gewestplan volledig als recreatiezone voorzien, en heeft geen biologische waarde. Het RUP dient ertoe een hogere omgevingswaarde te bekomen en zal de biologische waardering van de buurt zeker niet in het gedrang brengen. • Het aandeel bijkomende bebouwing en verharding wordt beperkt door het RUP (afstanden tot de perceelsgrenzen, maximaal te bebouwen en verharden oppervlaktes enz.) Door het RUP worden de bestaande natuurwaarden verder beschermd, en het RUP behelst slechts een beperkt aantal nieuwe ontwikkelingen. • Bij de stedenbouwkundige voorschriften is duidelijk opgenomen dat het respecteren van de principes inzake integraal waterbeheer één van de beoordelingscriteria is, de aanvraag tot een stedenbouwkundige vergunning zal tevens worden getoetst aan de gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater (goedgekeurd door de Vlaamse Regering op 1 oktober 2004) en alle latere wijzigingen.
234129_VO005_IDE_.doc Pagina 35 van 62
7
VERORDENEND DEEL
7.1
Op te heffen strijdige bepalingen
7.1.1
Gewestplan
De stedenbouwkundige voorschriften en de bestemmingen, van het ruimtelijk uitvoeringsplan ‘recreatiezone Wenduinesteenweg/Groenstraat’, vervangen de stedenbouwkundige voorschriften en de bestemmingen van het gewestplan Oostende-Middenkust voor wat betreft de zones die binnen het plangebied van het RUP vallen. Het betreffen volgende bestemmingen van het koninklijk besluit van 28 december 1972 betreffende de inrichting en de toepassing van de ontwerpgewestplannen en de gewestplannen alsook de bestemmingen uit de aanvullende stedenbouwkundige voorschriften van het gewestplan BruggeOostkust, (vastgelegd in het K.B. van 07.04.1977), gewijzigd naar Oostende-Middenkust bij M.B. dd. 14.10.1992:
• Art 16. recreatiegebied – gebied voor verblijfsrecreatie De betreffende stedenbouwkundige voorschriften zijn gevoegd in bijlage 1. 7.1.2
Op te heffen verkavelingen
De stedenbouwkundige voorschriften en de bestemmingen van het ruimtelijk uitvoeringsplan Wenduinesteenweg/Groenestraat (Fase 1) vervangen de stedenbouwkundige voorschriften en de bestemmingen van de goedgekeurde verkavelingen in het plangebied. Alle verkavelingen binnen het plangebied worden opgeheven bij goedkeuring van het plan:
• VKWE 1978/36 van 29 augustus 1980 • VKWE 1978/31 van 11 juni 1982 7.2
•
Grafisch plan Kaart: Grafisch plan
234129_VO005_IDE_.doc Pagina 36 van 62
VERORDENEND DEEL
7.3
Stedenbouwkundige voorschriften: algemene bepalingen
7.3.1 Waterhuishouding en integraal waterbeheer Werken en handelingen, voorzieningen en inrichtingen die nodig zijn voor het beheersen van overstromingen of het voorkomen van wateroverlast voor zover zij conform de principes van natuurtechnische milieubouw gebeuren en passen binnen een integraal waterbeheer zijn steeds toegelaten. Hemelwater moet in eerste instantie zoveel mogelijk gebruikt worden. Het resterend deel moet maximaal kunnen infiltreren in de ondergrond, hetzij door het gebruik van waterdoorlatende materialen, hetzij door afleiding van hemelwater van verharde delen naar de onverharde delen, hetzij door afleiding naar daartoe voorziene constructies om het water te bufferen gekoppeld aan vertraagde afvoer. Afvalwater afkomstig van de bebouwde delen in het plangebied dient aangesloten te worden op het bestaande rioleringsnet of dient op de site zelf gezuiverd. Vanuit milieukundig oogpunt dienen plaatsen, waar er door de aard van de activiteiten kans is op pollutie, verplicht in niet-waterdoorlatende materialen uitgevoerd te worden en dient het afstromende water te worden opgevangen en afgevoerd naar het rioleringsnet of naar een daartoe voorziene opvangzone en/of zuiveringspunt. In alle zones is het naast de hoofdbestemming toegelaten waterpartijen en afwateringsgrachten te voorzien ten behoeve van de waterhuishouding in het gebied. Deze waterpartijen en afwateringsgrachten hebben bij voorkeur een verbindende ecologische waarde en een landschappelijke (esthetische) meerwaarde. 7.3.2 Inplantingen van openbaar nut Het oprichten van beperkte gebouwen, constructies en infrastructuur voor openbaar nut is toegelaten in alle zones, ongeacht de bestemming, maar wel rekening houdend met de inrichtingsvoorschriften van de desbetreffende zone. Hun noodzaak moet om technische of sociale redenen kunnen worden aangetoond door een verklarende toelichtingsnota, die wordt toegevoegd bij de aanvraag tot stedenbouwkundige vergunning. De maximale hoogte bedraagt 2,50m. De maximale totale grondoppervlakte binnen het plangebied bedraagt 20m². De materialen dienen esthetisch verantwoord te zijn. Het gebouwtje dient zich te integreren in het landschap en aan te sluiten bij de omgevende bouwwerken. 7.3.3 Afwijkingen Afwijkingen ten opzichte van de stedenbouwkundige voorschriften inzake de functie, de plaatsing, de afmetingen en het uitzicht van de gebouwen kunnen worden toegelaten voor instandhouding- en onderhoudswerken (inclusief deze met betrekking tot de stabiliteit) en verbouwingen met inbegrip van volumeuitbreidingen tot maximaal 20% van bestaande (hoofdzakelijk) vergunde of vergund geachte gebouwen op voorwaarde dat deze voldoende gemotiveerd zijn en ruimtelijk verantwoord. 7.3.4
Begrippenlijst
7.3.4.1 Openluchtrecreatieve verblijfsgelegenheid Een afgesloten ruimte of constructie die al dan niet blijft staan of een gebouw waarin verbleven kan worden maar die niet als vaste woonplaats (hoofdverblijfplaats) bedoeld is.
234129_VO005_IDE_.doc Pagina 37 van 62
VERORDENEND DEEL
7.3.4.2 Standplaats Een toewijsbaar gedeelte van een bedrijfsterrein voor openlucht verblijfsrecreatie en waar één openluchtrecreatieve verblijfsgelegenheid staat of kan geplaatst worden (die al dan niet blijft staan). 7.3.4.3 Vaste constructie voor openluchtrecreatief verblijf Onder vaste constructie voor openlucht recreatief verblijf worden alle constructies voor openlucht recreatief verblijf verstaan die niet onder ‘mobiele constructie voor openlucht recreatief verblijf’ vallen. (zie punt 7.3.4.4) 7.3.4.4 Mobiele constructie voor openlucht recreatief verblijf Onder mobiele constructie voor openlucht recreatief verblijf wordt een verplaatsbare constructie verstaan met als basis een chassis of frame met wielen die instaan voor de verplaatsing. De constructie is op zichzelf verrijdbaar (gemotoriseerd) of kan worden geduwd of getrokken voor of achter een ander gemotoriseerd voertuig. De constructie is in duurzame materialen opgetrokken en wordt ontworpen als tijdelijke verblijfplaats die tijdelijk vrij op de grond staat en elders zonder ingrijpende wijzigingen weer kan worden neergezet. 7.3.4.5 Blijven staan – niet blijven staan Een openluchtrecreatieve verblijfsgelegenheid die meer dan 365 dagen onafgebroken op dezelfde (stand)plaats blijft staan wordt ondergebracht onder de noemer: blijft staan. 7.3.4.6 Toeristisch Het zijn deze standplaatsen of openluchtrecreatieve verblijfsgelegenheden die onder de categorie type A1, A2 en B1 vallen en onder de noemer: toeristisch kort, toeristisch lang. Een standplaats of openluchtrecreatieve verblijfsgelegenheid van het type “toeristisch kort” (A1 en A2) wordt door het bedrijf aangeboden aan steeds wisselende gebruikers voor een verblijf van minder dan 31 opeenvolgende dagen. Een standplaats van het type “toeristisch lang” (B1) wordt door het bedrijf aangeboden aan dezelfde gebruiker voor maximaal zes opeenvolgende maanden.
234129_VO005_IDE_.doc Pagina 38 van 62
VERORDENEND DEEL
7.3.4.7 Typologie van de openluchtrecreatieve verblijfsgelegenheden of standplaatsen In deze matrix worden de diverse soorten openluchtrecreatieve verblijfgelegenheden of standplaatsen in een kader geplaatst en gekarakteriseerd.
TYPE Standplaats voor een openluchtrecreatieve verblijfsgelegenheid die niet blijft staan: mobiele constructies voor openlucht recreatief verblijf
Openluchtrecreatieve verblijfsgelegenheid die blijft staan: vaste constructies voor openlucht recreatief verblijf
1
2 Bedoeld en ingericht om door het bedrijf te worden aangeboden aan steeds wisselende gebruikers voor een kortstondig verblijf van minder dan 31 dagen: * Gedurende het ganse jaar ** Gedurende minimum de helft van het jaar, waarvan minstens 3 maanden tussen 31 mei en 1 oktober.
A
Toeristisch kort
Bedoeld en ingericht om door het bedrijf te worden aangeboden aan steeds wisselende gebruikers voor een kortstondig verblijf van minder dan 31 dagen: * Gedurende het ganse jaar ** Gedurende minimum de helft van het jaar, waarvan minstens 3 maanden tussen 31 mei en 1 oktober.
B
Toeristisch lang
Bedoeld en ingericht om door het bedrijf te worden aangeboden voor een verblijf van maximaal zes opeenvolgende maanden aan dezelfde gebruiker.
C
Overige
Bedoeld in ingericht om door het bedrijf te worden aangeboden aan al dan niet wisselende gebruikers voor een verblijf van meer dan zes maanden.
Bedoeld om door het bedrijf te worden aangeboden aan al dan niet steeds wisselende gebruikers voor een verblijf dat langer kan duren dan 31 dagen.
234129_VO005_IDE_.doc Pagina 39 van 62
VERORDENEND DEEL
7.3.4.8 Bedrijfsterrein Als bedrijfsterrein wordt beschouwd: één perceel of een groep van aangrenzende percelen die een eenheid vormen doordat zij hetzij eigendom zijn van eenzelfde natuurlijke of rechtspersoon, hetzij voor de ontsluiting gebruik maken van een gemeenschappelijke private wegenis, hetzij door één gezamenlijke omheining of afsluiting zijn omringd. Een private wegenis is gemeenschappelijk indien de ontsluitingswegen voor de diverse percelen met elkaar verbonden zijn. Hierbij wordt geen rekening gehouden met doorsteken die uitsluitend bestemd zijn voor niet gemotoriseerd verkeer of voor een ontsluiting voor hulpdiensten of diensten. Eén perceel kan op één moment tot slechts één bedrijfsterrein behoren. Indien het perceel overeenkomstig de definitie van een bedrijfsterrein tot verschillende bedrijfsterreinen behoort, zijn achtereenvolgens de criteria van de ontsluiting en de afsluiting doorslaggevend. Als bepalend criterium geldt vooreerst dat een bedrijfsterrein bestaat uit aangrenzende percelen. Indien er tussen een reeks percelen een ruimte zit die niet tot het bedrijfsterrein behoort (bijvoorbeeld een openbare weg), dan is er in elk geval geen sprake van één bedrijfsterrein. De percelen moeten niet alleen aan elkaar grenzen, zij moeten ook een zekere band hebben: - hetzij door een gemeenschappelijke eigendomsstructuur; - hetzij door een gemeenschappelijke afsluiting; - hetzij door een gemeenschappelijke ontsluiting. Hierbij wordt geen rekening gehouden met louter secundaire ontsluitingen, zoals noodwegen of voetgangersverbindingen. Voetgangersverbindingen die gelden als enige ontsluiting voor bepaalde woningen moeten natuurlijk wel in rekening worden gebracht. Gronden die reeds gelegen zijn in een zone die volgens de geldende gewestplanbestemming niet kunnen worden bebouwd, kunnen niet meetellen. Voor het overige kunnen gronden die reeds in een eerdere aanvraag meegeteld zijn voor de berekening van de bebouwingsdichtheid, later niet opnieuw aangewend worden om de bebouwingsdichtheid te verlagen, tenzij indien deze aanvraag heeft geleid tot een definitieve weigering, of indien een gebeurlijke vergunning vervallen is, of indien de aanvrager aan de vergunning op onherroepelijke wijze heeft verzaakt. Deze uitzondering geldt niet indien het eerdere bedrijfsterrein zelfs met weglating van dit perceel voldoet aan de voorschriften van de maximale bezetting. Deze bepaling verbiedt niet de overdracht van percelen van het ene bedrijfsterrein naar het andere. Door de bewuste bepaling wordt echter verhinderd dat deze percelen tweemaal meegeteld worden. Om die reden moet men ook de zekerheid hebben dat alle eigenaars aanvaarden dat deze percelen opgenomen worden in de aanvraag. Die zekerheid is niet nodig indien de percelen reeds bebouwd zijn. Deze bebouwing wordt echter in elk geval in rekening gebracht. De toestemming is enkel vereist om de oppervlakte van de percelen te laten meetellen.
234129_VO005_IDE_.doc Pagina 40 van 62
VERORDENEND DEEL
7.3.4.9 Bedrijfsterrein voor openlucht verblijfsrecreatie Terrein bestemd voor bedrijven waarop worden aangeboden: standplaatsen voor openluchtrecreatieve verblijfsgelegenheden; (zie definitie standplaatsen – omvat zowel deze die blijven staan of niet blijven staan) gemeenschappelijke gebouwen; gemeenschappelijke groene ruimten; gemeenschappelijke recreatieve terreinen. 7.3.4.10 Tentenweide Deel van bedrijfsterrein voor openlucht verblijfsrecreatie die uitsluitend bedoeld is voor, en ingericht is tot het kamperen in tenten. 7.3.4.11 Gemeenschappelijke groene ruimte Een met groenvoorzieningen of waterpartijen aangelegde ruimte die hetzij bestemd is voor een gemeenschappelijk actief of passief recreatief gebruik door de gebruikers van het bedrijfsterrein, hetzij bestemd is voor de verfraaiing van de gemeenschappelijke delen van het terrein. Private tuinen, het groenscherm rondom het bedrijfsterrein en aangelegde gemeenschappelijke recreatieve terreinen gelden niet als gemeenschappelijke groene ruimte. 7.3.4.12 Aangelegd gemeenschappelijk recreatief terrein Een terrein bestemd voor ontspanning, sport en/of spel, dat over minstens 50% van zijn oppervlakte is verhard en/of bebouwd met constructies en dat bestemd is voor een gemeenschappelijk actief recreatief gebruik door de gebruikers van het bedrijfsterrein. 7.3.4.13 Gebouw Een vaste constructie die bestemd is voor goederen, personen of dieren en die niet valt onder de definitie van vaste constructie voor openlucht recreatief verblijf (7.3.4.3).
234129_VO005_IDE_.doc Pagina 41 van 62
VERORDENEND DEEL
TOELICHTING 7.3.5
Uitzonderingsbepalingen voor bestaande bedrijfsterreinen
I. Behoudens voor wat bepaald is in dit artikel zijn de bepalingen van dit RUP van toepassing bij alle aanvragen tot stedenbouwkundige vergunning of verkavelingvergunning die betrekking hebben op bestaande bedrijfsterreinen of op de bestaande gebouwen binnen bestaande bedrijfsterreinen. II. De bepalingen van dit RUP vormen, behoudens de vermelde uitzonderingen, op zichzelf geen weigeringgrond voor het verlenen van een stedenbouwkundige vergunning of een verkavelingvergunning voor: 1. het aanleggen, opheffen, verleggen of op een andere wijze wijzigen van ontsluitingswegen en hun aanhorigheden, nutsvoorzieningen, afsluitingen, 2. het aanleggen, verleggen van parkjes, groene zones of bufferzones; 3. het aanleggen, opheffen, of wijzigen van standplaatsen; 4. het bouwen, herbouwen, uitbreiden, afbreken of wijzigen van een exploitatiewoning; 5. het bouwen, herbouwen, uitbreiden, afbreken of wijzigen van dienstlokalen, op voorwaarde dat na de uitvoering van de werken voldaan wordt aan de bepalingen inzake de overdekte ruimte voor het opslaan van huisvuil en de bepalingen inzake het beschikken over de nodige dienstgebouwen, die onder artikel 1 zijn bepaald, behoudens wat betreft de plaatsing van het dienstlokaal met de onthaalruimte; 6. het bouwen, herbouwen, uitbreiden, afbreken of wijzigen van recreatieve gebouwen of recreatieve terreinen, op voorwaarde dat na de uitvoering van de werken voldaan wordt aan de bepalingen van artikel 1, of de bestaande oppervlakte aan gemeenschappelijke gebouwen en aan aangelegde recreatieve terreinen minstens behouden blijft; 7. het verbouwen van een bestaande, vergunde, niet verkrotte vaste constructies voor openlucht recreatief verblijf binnen het bestaande volume.
Het kan niet de bedoeling zijn deze stedenbouwkundige voorschriften in het geheel niet toe te passen op bestaande bedrijfsterreinen. Anderzijds kan van de bestaande bedrijfsterreinen niet vereist worden dat zij onmiddellijk over de hele lijn voldoen aan de gestelde normen. Dit is vaak niet mogelijk, en zal dan enkel leiden tot een degradatie van het bedrijfsterrein. Wijzigingen aan een bepaald onderdeel van een bedrijfsterrein zijn mogelijk op voorwaarde dat de voorschriften die van toepassing zijn op het gewijzigde deel toegepast worden, of op voorwaarde dat het bedrijfsterrein na uitvoering van de werken meer in overeenstemming is met de voorschriften van onderhavig RUP dan voorheen. Voor wegenis volstaat het dat bij wijzigingen enkel de regels over de wegenis nageleefd worden. Voor de dienstgebouwen moet bij wijzigingen onmiddellijk voldaan worden aan de regels die het RUP in verband met deze dienstgebouwen stelt. Het gaat daarbij immers om veeleer beperkte verplichtingen. Omdat bij bestaande bedrijfsterreinen het niet altijd mogelijk is om de receptie aan de ingang in te planten, kan die in zo’n geval ook elders ingeplant worden. Voor recreatieve gebouwen of terreinen moet enkel het status quo gehandhaafd worden. Voor individuele vaste constructies voor openlucht recreatief verblijf geldt dat zij steeds verbouwd mogen worden, ook al voldoen zij niet aan de volume- of oppervlaktenormen. De wijzigingen mogen evenwel het verplicht groenscherm niet in gevaar brengen. Bovendien mag de maximale bebouwbare oppervlakte of de minimale gemeenschappelijke groene ruimte niet verder toenemen boven de opgelegde maxima of beneden de opgelegde minima.
234129_VO005_IDE_.doc Pagina 42 van 62
VERORDENEND DEEL
Voor de toepassing van deze bepaling is de vaste constructies voor openlucht recreatief verblijf verkrot indien ze niet voldoet aan de elementaire vereisten van stabiliteit. De toepassing van deze bepaling kan niet tot gevolg hebben dat na uitvoering van de aangevraagde werken de totale grondinname aan gebouwen boven het maximum van artikel 1 toeneemt. Niettemin is een uitbreiding van de dienstlokalen, de gemeenschappelijke gebouwen of de gemeenschappelijke terreinen steeds mogelijk voor zover dit noodzakelijk is om te voldoen aan de bepalingen van artikel 1. Hetzelfde geldt voor de sanitaire blokken ten behoeve van de standplaatsen.
234129_VO005_IDE_.doc Pagina 43 van 62
VERORDENEND DEEL
7.4 Stedenbouwkundige voorschriften: bijzondere bepalingen Kolom 1 van onderstaande tabel geeft de verordenende stedenbouwkundige voorschriften weer. Kolom 2 geeft verdere toelichting rond een aantal elementen uit de stedenbouwkundige voorschriften. Deze toelichting geeft bijkomende informatie bij het beoordelen van stedenbouwkundige vergunningen. 7.4.1
Artikel 1: Bedrijventerrein voor openlucht recreatieve verblijven (categorie 3: recreatie)
VOORSCHRIFTEN VERORDENEND
I.
TOELICHTING
Bestemming
De zone is bestemd voor het bedrijfsmatig aanbieden van openluchtrecreatieve verblijfsgelegenheden. Binnen de zone zijn tevens dienstgebouwen ten behoeve van de ontvangst van bezoekers van het terrein en voor de uitbating toegelaten. Binnen deze dienstgebouwen kan een woongelegenheid voor de exploitant of voor bewakingspersoneel worden geïntegreerd. Ondersteunende commerciële of recreatieve accommodatie is toegelaten voor zover deze gericht is op de gebruikers van het terrein II.
Inrichting en beheer
Bezetting • De totale oppervlakte van de vaste constructies voor openlucht recreatief verblijf met inbegrip van de overdekte terrassen en de erbij behorende bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 11% van de oppervlakte van het bedrijfsterrein • De totale gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en vaste constructies voor openlucht recreatief verblijf mag niet meer bedragen dan 14% van de oppervlakte van het bedrijfsterrein. • Voor de toepassing wordt de grondinname van elk gebouw en/of vaste constructie voor openlucht recreatief verblijf in rekening gebracht, inclusief overdekte terrassen en bijgebouwen.
Het vastleggen van de bebouwbare oppervlakte is een parameter om de versteninggraad te meten. Doel hierbij is een te verregaande verstening tegen te gaan.
234129_VO005_IDE_.doc Pagina 44 van 62
VERORDENEND DEEL
VOORSCHRIFTEN VERORDENEND
TOELICHTING
• Voor de toepassing van de bepalingen inzake de bezettingsgraad wordt slechts rekening gehouden met de oppervlakte van de percelen die deel uitmaken van het bedrijfsterrein en waarvan al de natuurlijke personen of rechtspersonen die ten tijde van de aanvraag eigenaar, mede-eigenaar, vruchtgebruiker, erfpachthouder of opstalhouder waren, schriftelijk verklaard hebben dat zij voor de berekening van deze aanvraag meegerekend kunnen worden voor de oppervlakte van het bedrijfsterrein.
• Minimaal 7% van het terrein dient te bestaan uit gemeenschappelijke groene ruimten waarvan minstens 70% onder de vorm van gegroepeerde groenvoorzieningen. Landschappelijke inkleding wordt in deze percentages niet ingerekend... Indien de gemeenschappelijke groene ruimte minstens 9% bedraagt mag deze voor de helft gebruikt worden als tentenweide en/of tijdelijke standplaats voor kortdurig verblijf in caravan of motorhome. Globale inrichtingsprincipes Aan de stedenbouwkundige vergunning wordt steeds een globale inrichtingsstudie van de totale zone of het terrein waarop de aanvraag betrekking heeft gekoppeld die een beeld geeft van de inrichting van de totaliteit van de zone in relatie tot zijn omgeving. Deze inrichtingsstudie is een informatief document dat de overheid toelaat de vergunning op afdoende manier te beoordelen en een beeld te krijgen van de beoogde evolutie van het terrein. Hierbij komen ondermeer volgende kwalitatieve criteria aan bod: • inplantingaspecten rekening houdende met oriëntatie en bezonning; • privacyaspecten; • diversiteit van het aanbod – diversiteit van de typologieën van de openluchtrecreatieve verblijfsgelegenheden; • de diversiteit aan gebruiksmogelijkheden van de openluchtrecreatieve verblijfsgelegenheden (toeristisch kort, toeristisch lang, overige) • kwalitatieve aanleg van de groenvoorzieningen; • architecturale kwaliteit en materiaalgebruik; • bebouwingswijze;
Gegroepeerde groenvoorzieningen zijn onder andere gemeenschappelijke speelveldjes, waterpartijen, picknickweide etc. De overige groenvoorzieningen kunnen bestaan uit groenstructuren die geënt zijn op de ontsluiting, dreefstructuren, lanen etc. met uitzondering van de stroken voor landschappelijk inkleding op de grens van de terreinen.
Een overwogen inplanting draagt bij tot de verblijfskwaliteit zowel wat betreft licht en zon als wat betreft inkijk en geborgenheid. Onder diversiteit van typologieën van openluchtrecreatieve verblijfsgelegenheden wordt verstaan: aanwezigheid van standplaatsen, trekkersplaatsen, tenten, vakantiewoningen,…. Om het monotone karakter van de bedrijfsterreinen te vermijden, dient zorg gedragen te worden voor variatie wat het uitzicht en de vorm van de vaste constructies voor openlucht recreatief verblijf betreft.
De voorkeur gaat uit naar gegroepeerde parkeervoorzieningen, afgezonderd van de openluchtrecreatieve verblijven. De parkeervoorzieningen voor bezoekers worden gegroepeerd voorzien. Indien geopteerd wordt voor parkeerplaatsen gekoppeld aan de openlucht recreatieve verblijven worden deze zodanig ingeplant en geïnte-
234129_VO005_IDE_.doc Pagina 45 van 62
VERORDENEND DEEL
VOORSCHRIFTEN VERORDENEND
• interne circulatie voor gemotoriseerd verkeer; • interne circulatie voor niet-gemotoriseerd verkeer; • organisatie van de parkeervoorzieningen met bijbehorend materiaalgebruik
TOELICHTING greerd dat ze aan het zicht onttrokken worden en niet aanwezig zijn in het ‘straatbeeld’.
en groeninkleding; • waterhuishouding; • gemeenschappelijke voorzieningen; • het voorzien van trekkersplaatsen (voor kampeerauto’s en/of tenten). Bouwvolume Vaste constructies voor recreatief verblijf hebben een minimale grondoppervlakte van 40m² en een maximale grondoppervlakte van 80m² inclusief overdekte terrassen en bijgebouwen. Het maximale volume per verblijfseenheid bedraagt 240 m³. Het gelijkvloerse peil van de vaste constructie voor recreatief verblijf mag niet lager gelegen zijn dan het laagste peil van het natuurlijk maaiveld. Ondergrondse kelderverdiepingen, andere dan kruipkelders, zijn niet toegelaten. Voor gebouwen voor gemeenschappelijke voorzieningen bedraagt de maximale bouwhoogte 8 m. In functie van specifieke eisen kan gemotiveerd afgeweken worden van deze maximale hoogte. Inplanting De vaste constructies voor recreatief verblijf kunnen hoogstens per drie gekoppeld ingeplant worden. De maximale gezamenlijke oppervlakte van de vaste constructies voor recreatief verblijf met een gekoppelde inplanting bedraagt 180 m², inclusief overdekte terrassen en bijgebouwen.
De praktijk wijst uit dat bij een aanvraag tot stedenbouwkundige vergunning voor een vaste constructie voor openlucht recreatief verblijf vaak gebruik wordt gemaakt van een gedeeltelijk ingegraven gelijkvloerse verdieping, en dit om de volumenormen te omzeilen. Dit leidt niet enkel tot onnatuurlijke situaties, het vermindert ook de onderhoudsmogelijkheden van het verblijf en maakt deze vatbaar voor regeninsijpeling bij wolkbreuken.
Om de monotonie van de bedrijfsterreinen te beperken, dienen grote aaneengesloten blokken geweerd te worden. Het koppelen wordt aan een aantal regels verbonden. Koppelen is mogelijk als het om ten hoogste drie woningen gaat, met een beperkte maximale oppervlakte. Om conflicten tussen de verschillende gebruikers te vermijden, kunnen individuele woningen niet gekoppeld worden aan andere gebouwen.
Materiaalgebruik Alle gevel- en dakvlakken worden uitgevoerd in duurzame, verzorgd uitziende en aan het karakter van de omgeving aangepaste materialen.
234129_VO005_IDE_.doc Pagina 46 van 62
VERORDENEND DEEL
VOORSCHRIFTEN VERORDENEND
Gemeenschappelijke voorzieningen op de bedrijfsterreinen Elk bedrijfsterrein voorziet binnen zijn grenzen aan de openbare weg een overdekte ruimte voor het opslaan van vuilnis in afwachting van de ophaling. Deze ruimte wordt afgewerkt in verzorgde materialen en omringd door een groenscherm dat minstens zo hoog is als deze ruimte. Deze ruimte bedraagt minimum 0,2 m³ per vaste constructie voor recreatief verblijf. Elk bedrijfsterrein met minstens 10 vaste constructies voor recreatief verblijf dient binnen zijn grenzen over één of meer dienstgebouwen te beschikken, met een minimale gezamenlijke oppervlakte van 20 m². Eén van de dienstgebouwen dient minstens een onthaalruimte te bevatten met een oppervlakte van minimum 9 m². Dit dienstgebouw wordt ingeplant aan de ingang van het bedrijfsterrein.
Elk bedrijfsterrein met minstens 10 vaste constructies voor recreatief verblijf dient te beschikken over gemeenschappelijke voorzieningen in de vorm van één of meer aangelegde gemeenschappelijke recreatieve terreinen en/of gemeenschappelijke gebouwen, en dit minstens in een verhouding van 4 m² aan gemeenschappelijke gebouwen of 8 m² aan aangelegde gemeenschappelijke recreatieve terreinen of een verhoudingsgewijs gelijke combinatie per vaste constructies voor recreatief verblijf.
TOELICHTING
Het uitzicht van het bedrijfsterrein wordt niet enkel bepaald door de wijze waarop het bedrijfsterrein aangelegd wordt, maar ook door de wijze waarop het wordt gebruikt. Bij de aanleg van het bedrijfsterrein kunnen maatregelen genomen worden die het deugdelijk onderhoud ervan vergemakkelijken. Behoudens bij zeer kleine bedrijfsterreinen is het aangewezen om een deugdelijk gezamenlijk beheer aan te moedigen door de verplichting om voldoende dienstlokalen (opslag van materiaal, kantoren …) en een receptie aan te leggen. Indien deze voorzieningen later nodig blijken, zal het immers vaak niet meer mogelijk zijn om die op de meest aangewezen plaats in te planten. In alle gevallen lijkt het aangewezen om vanaf het begin in de aanleg van een receptie te voorzien. Indien een receptie reeds vanaf het begin wordt voorzien, gaat het om een relatief beperkte bijkomende verplichting, die de diverse gebruiksmogelijkheden van het bedrijfsterrein veilig stelt. Ook bij een afzonderlijke verkoop van de vakantiewoningen kan deze receptie nuttig zijn indien de individuele eigenaars hun verblijf wensen te verhuren. De individuele eigenaars worden alvast aangemoedigd om tot een dergelijke verhuring over te gaan. Het monotoon karakter van de bedrijfsterreinen wordt versterkt doordat die vaak beperkt worden tot de aanleg van de vakantiewoningen zelf, zonder enige gemeenschappelijke voorziening die kan dienen voor het doel waarvoor de gebruikers op het terrein verblijven, met name recreatie. Deze bedrijfsterreinen verworden dan tot slaapdorpen waar de gebruikers overdag niets kunnen beleven. Een goede aanleg van het bedrijfsterrein is gebaat bij de aanleg van gemeenschappelijke recreatieve voorzieningen, hetzij indoor, hetzij outdoor. Die moeten in overeenstemming zijn met het proportionaliteitsbeginsel. Bij recreatieve terreinen kunnen enkel de aangelegde terreinen in aanmerking komen. Bij niet aangelegde terreinen is er geen enkele garantie
234129_VO005_IDE_.doc Pagina 47 van 62
VERORDENEND DEEL
VOORSCHRIFTEN VERORDENEND
TOELICHTING dat het terrein als dusdanig behouden blijft. Voorbeelden zijn: een aangelegde speeltuin (dus niet louter een veld met enkele speeltoestellen), een terras, een tennisterrein, een zwembad ….
Landschappelijke inkleding Waar de terreinen grenzen aan de open ruimte moet een groene overgangszone worden aangelegd in functie van de landschappelijke inkleding. Deze zone dient een minimale gemiddelde breedte te hebben van 3 m. Behalve afsluitingen is het plaatsen van constructies, gebouwen en verhardingen in deze zone niet toegelaten. De zone voor landschappelijke aanleg wordt deskundig ingericht met streekeigen beplanting en zorgt voor een visuele overgang tussen open ruimte en het bedrijfsterrein voor openluchtrecreatieve verblijven. Waar de terreinen grenzen aan de openbare weg of aan de bebouwde omgeving kan de landschappelijke inkleding ook gebeuren door middel van afsluitingen die aan volgende criteria voldoen: - esthetisch verantwoord - ecologisch verantwoord - passend in de context - visueel afsluitend De eisen die opgelegd worden aan de afsluiting/landschappelijke inkleding worden mede bepaald door de voorzieningen die eraan grenzen.
De minimale gemiddelde breedte betekent dat, afhankelijk van de plaatsgesteldheid, de breedte op een bepaald punt geringer kan zijn op voorwaarde dat dit gecompenseerd wordt door een grotere breedte op een andere plaats voor zover dit kadert in een kwalitatieve landschappelijke aanleg.
Afsluitingen die aan deze criteria voldoen zijn onder andere levende hagen al dan niet ondersteund door draad, met schors gevulde draadkorven al dan niet overgroeid met klimplanten, draadafsluitingen overgroeid met klimplanten, muurgehelen afgewisseld met overgroeide structuren. Voor deze afsluitingen wordt geen breedte vastgelegd.
De afsluitingen ten opzichte van een tentenweide of trekkersplaatsen moeten minder afschermend zijn dan deze ten opzichte van stacaravans.
Interne ontsluiting en circulatie De wegen worden ingericht in functie van traag verkeer. De verharding van de circulatiewegen moet beperkt worden. Hierbij dient een goed onderbouwde afweging te gebeuren tussen veiligheid en comfort enerzijds en algemene omgevingskwaliteit en open ruimte anderzijds. Verharding in niet waterdoorlatende materialen kan voor de hoofdcirculatie. Voor de secundaire circulatie voor gemotoriseerd verkeer en infrastructuur voor niet gemotoriseerd verkeer is het aangewezen gebruik te maken van waterdoorlatende verharding of grondverbeteringtechnieken zoals grasdallen of honingraten.
234129_VO005_IDE_.doc Pagina 48 van 62
VERORDENEND DEEL
7.4.2
Artikel 2: zone voor recreatief wonen (categorie 3: recreatie)
VOORSCHRIFTEN VERORDENEND
TOELICHTING
I. Bestemming De zone is bestemd voor recreatief wonen. Binnen deze bestemming zijn toegelaten: vakantieverblijven. Per perceel (zoals vastgelegd op het plan juridische toestand) is maximaal 1 verblijfsgelegenheid voor het verblijf van 1 gezin toegelaten.
Latere kadastrale opsplitsingen en/of wijzigingen in kadastrale oppervlaktes in functie van het potentieel bebouwbaar maken geven geen recht op bijkomende bouwmogelijkheden.
II. Inrichting en beheer Bouwvolume De gebouwen hebben een maximale grondoppervlakte van 80m² inclusief overdekte terrassen, bijgebouwen of andere constructies en hebben een maximaal volume van 300 m³. De hoofdgebouwen bestaan uit maximum 1 bouwlaag. Eén woonlaag in het dakvolume is toegestaan.
Onder bijgebouwen of andere constructies worden onder andere begrepen: tuinhuis, garage, openluchtzwembad, poolhouse, …
De totale verharde grondoppervlakte van de gebouwen, de terrassen, private toegangswegen, parkeerplaatsen en eventuele verhardingen inbegrepen mag nooit meer dan de helft van de perceelsoppervlakte bedragen. Inplanting Ten opzichte van de zonegrenzen geldt voor nieuwe constructies een bouwvrije afstand van minimum 3m. Op perceelsniveau dient een bouwvrije afstand van minimum 1m te worden gerespecteerd ten opzichte van de andere kavelgrenzen. In geval van herbouw of nieuwbouw van bijgebouwen dient het bijgebouw maximaal aan te sluiten bij het hoofdgebouw.
234129_VO005_IDE_.doc Pagina 49 van 62
VERORDENEND DEEL
VOORSCHRIFTEN VERORDENEND
TOELICHTING
De verharding, met uitzondering van eventuele oprit, dient maximaal aan te sluiten aan de bebouwing. Materiaalgebruik Alle gevel- en dakvlakken worden uitgevoerd in duurzame, verzorgd uitziende en aan het karakter van de omgeving aangepaste materialen. Gebouw met beeldkwaliteit (*) Voor het gebouw met beeldkwaliteit zoals aangeduid op het bestemmingsplan geldt dat bij de beoordeling van stedenbouwkundige vergunningen rekening wordt gehouden met het authentiek karakter van deze bebouwing. Bij restauratie, renovatie of verbouwingen wordt maximaal rekening gehouden met de authentieke elementen en dient zoveel mogelijk te worden teruggegaan naar de oorspronkelijke toestand voor wat het exterieur betreft. Dit gebouw kan slechts vervangen worden bij overmacht en dit door een gebouw met minstens gelijkwaardige architecturale kwaliteiten.
Het gebouw aangeduid met (*) betreft een oud vissershuisje met een sterke beeldkwaliteitswaarde.
Gelijkwaardige architecturale kwaliteit betekent niet noodzakelijk dat de stijl moet worden nagebootst. Positieve contrasten en een hoogwaardige eigentijdse vormgeving zijn evenzeer mogelijk.
234129_VO005_IDE_.doc Pagina 50 van 62
VERORDENEND DEEL
7.4.3
Artikel 3: openbare weg (categorie 3: recreatie)
VOORSCHRIFTEN VERORDENEND
TOELICHTING
I. Bestemming Openbaar domein in functie van doorstroming, bereikbaarheid en toegankelijkheid. II. Inrichting en beheer De zone wordt aangelegd in functie van de verkeersafwikkeling met respect voor het karakter van de bebouwde omgeving. Bij heraanleg van de openbare weg staat de verblijfskwaliteit voorop, zowel voor voetgangers en fietsers als voor motorisch verkeer. Alle werken in functie van het verzekeren van toegankelijkheid, veiligheid en het realiseren van een kwalitatieve aanleg zijn toegelaten.
234129_VO005_IDE_.doc Pagina 51 van 62
8
REGISTER PLANSCHADE, PLANBATEN OF EEN COMPENSATIE
Overeenkomstig artikel 2.2.2 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening wordt een register – al dan niet grafisch – van de percelen waarop een bestemmingswijziging wordt doorgevoerd die aanleiding kan geven tot een planschadevergoeding, een planbatenheffing of een compensatie cfr. het decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid. De opname van percelen in dit register houdt niet in dat sowieso een heffing zal worden opgelegd of dat een vergoeding kan worden verkregen. Voor elk van de regelingen gelden voorwaarden, uitzonderings- of vrijstellingsgronden die per individueel geval beoordeeld worden. Het register kan dus geen uitsluitsel geven over de toepassing van die voorwaarden, uitzonderings- of vrijstellingsgronden. 8.1 Planschade Er zijn geen percelen binnen het plangebied die in aanmerking komen voor planschadevergoeding. 8.2 Planbaten Er zijn geen percelen binnen het plangebied die in aanmerking komen voor planbatenheffing. 8.3 Compensatie Er zijn geen percelen waarop de compensatieregeling van toepassing is.
234129_VO005_IDE_.doc Pagina 52 van 62
BIJLAGEN
9
BIJLAGEN
234129_VO005_IDE_.doc Pagina 53 van 62
BIJLAGEN
9.1
Bijlage 1: op te heffen strijdige bepalingen
Recreatiegebied– (koninklijk besluit van 28 december 1972 betreffende de inrichting en de toepassing van de ontwerp-gewestplannen en de gewestplannen) ART. 16. 5. De recreatiegebieden: 5.0. De recreatiegebieden zijn bestemd voor het aanbrengen van recreatieve en toeristische accommodatie, al dan niet met inbegrip van de verblijfsaccommodatie. In deze gebieden kunnen de handelingen en werken aan beperkingen worden onderworpen ten einde het recreatief karakter van de gebieden te bewaren. 5.1. De gebieden voor dagrecreatie bevatten enkel de recreatieve en toeristische accommodatie, bij uitsluiting van alle verblijfsaccommodatie. 5.2. De gebieden voor dag- en verblijfsrecreatie zijn bestemd voor de recreatieve en toeristische accommodatie alsmede de verblijfsaccommodatie met inbegrip van de kampeerterreinen, de gegroepeerde chalets, de kampeerverblijfparken en de weekendsverblijfparken.
234129_VO005_IDE_.doc Pagina 54 van 62
BIJLAGEN
9.2
Bijlage 2: Beslissing Departement Leefmilieu Natuur en Energie in het kader van het planMER-decreet en het planMER-besluit.
234129_VO005_IDE_.doc Pagina 55 van 62
BIJLAGEN
9.2
Bijlage 2: Beslissing Departement Leefmilieu Natuur en Energie in het kader van het planMER-decreet en het planMER-besluit.
234129_VO004_IDE_.doc Pagina 53 van 60
BIJLAGEN
9.3
Bijlage 3: verslag plenaire vergadering van 16 juni 2009
234129_VO005_IDE_.doc Pagina 56 van 62
Brugge, 29 juni 2009
Kenmerk
Plenaire
RUP Verblijfsrecreatiezone Harendijke Fase II Vlaamse Milieumaatschappij GECORO De Haan Departement Milieu-, Natuur en Energiebeleid Dienst Veiligheidsrapportering
RUP Verblijfsrecreatiezone Harendijke Fase I Wegen en verkeer West-Vlaanderen Sectie Exploitatie en Beheer Vlaamse Milieumaatschappij GECORO De Haan Departement Milieu-, Natuur en Energiebeleid Dienst Veiligheidsrapportering Provinciebestuur West-Vlaanderen
Schriftelijke adviezen:
Pleniare vergadering 16 juni 2009 RUP Verblijfsrecreatiezone Harendijke Fase I RUP Verblijfsrecreatiezone Harendijke Fase II RUP Verblijfsrecreatiezone Sunparks RUP Verblijfsrecreatiezone Wenduinsesteenweg/Groenestraat RUP Verblijfsrecreatiezone Vosseslag
Betreft
allen
Kopie aan
Verontschuldigd: Wegen en verkeer West-Vlaanderen Sectie Exploitatie en Beheer Vlaamse Milieumaatschappij GECORO De Haan Departement Milieu-, Natuur en Energiebeleid Dienst Veiligheidsrapportering
Afwezig
Wilfried Vandaele, schepen Ruimtelijke Ordening; Carine Willaert, dienst Ruimtelijke Ordening; Bart Verbeke, dienst Ruimtelijke Planning provincie West-Vlaanderen; Koen Joye,Agentschap RO-Vlaanderen; Mia Lammens, Toerisme Vlaanderen; Lieven Deconinck, Agentschap Natuur en Bos; Karel Vanackere, Grontmij
Aanwezig
De Haan
Plaats bespreking
Referentienummer
234128/234129/234130/ 244676/244677
Plaats
Besprekingsverslag
234128/234129/234130/244676/244677
voorzien gekoppeld aan de onthaalinfrastructuur en deel moet uitmaken van een ruimtelijk geheel. De voorschriften laten in hun huidige vorm autonome hotels toe. Dit wordt niet wenselijk geacht. Er wordt voorgesteld hotels in basis te verbieden tenzij ze deel uitmaken van een ruimere exploitatie waarmee se complementair zijn.
• Met betrekking tot hotelaccommodatie is de vergadering van oordeel dat dit enkel kan worden
tuurplan is niet verordenend vertaald in de verschillende RUP’s. De diversiteit is wel een toetsingscriterium bij het beoordelen van vergunningen.
• De diversiteit aan typologieën die ingeschreven staat in het Gemeentelijk Ruimtelijk Struc-
en dergelijke voorzieningen op te nemen binnen het te voorzien structureel groen.
• Er wordt gesuggereerd om eventueel de mogelijkheid voor het integreren van tentenweiden
achteraf geen discussies meer ontstaan naar het al dan niet vervallen zijn verkavelingen of delen ervan.
• Het opheffen van verkavelingen dient expliciet in de documenten te worden vermeld zodat
voor een gedifferentieerde gebiedsgerichte benadering. Beleidsmatig is er voor geopteerd om vooral in te zetten op het behoud van het bedrijfsmatig op de markt brengen van logies. Dit is de meerwaarde die gegenereerd wordt ten opzichte van de gemeentelijke bouwverordening. De aanpak via RUP geeft ook een bijkomende rechtszekerheid en meer garanties op beleidscontinuïteit.
• Voor alle dossiers wordt de vraag gesteld naar de meerwaarde gezien er niet geopteerd is
meentelijk niveau wordt aanvaard door de provincie en RO-Vlaanderen. In het kader van KAP III zijn hierover de nodige afspraken gemaakt.
• Het principe van het behandelen van de problematiek van de verblijfsrecreatiezones op ge-
Het verslag is een weergave van de elementen die tijdens de vergadering toegevoegd zijn aan de schriftelijke adviezen en dient gelezen te worden als een aanvulling erop.
RUP Verblijfsrecreatiezone Vosseslag Vlaamse Milieumaatschappij GECORO De Haan Departement Milieu-, Natuur en Energiebeleid Dienst Veiligheidsrapportering Provinciebestuur West-Vlaanderen
RUP Verblijfsrecreatiezone Wenduinsesteenweg/Groenestraat Vlaamse Milieumaatschappij GECORO De Haan Departement Milieu-, Natuur en Energiebeleid Dienst Veiligheidsrapportering Provinciebestuur West-Vlaanderen
RUP Verblijfsrecreatiezone Sunparks Vlaamse Milieumaatschappij GECORO De Haan Departement Milieu-, Natuur en Energiebeleid Dienst Veiligheidsrapportering Provinciebestuur West-Vlaanderen
Provinciebestuur West-Vlaanderen
Pagina
2 van 4
Referentienummer
234128/234129/234130/244676/244677
male oppervlakte deze is van het verblijf en de maximale oppervlakte deze van het verblijf inclusief terrassen etc.
• Voor de vakantiewoningen dient de oppervlakte bepaling verduidelijkt in die zin dat de mini-
• Via KAP III kan gezocht worden om kwaliteit beter te definiëren.
doende rechtszekerheid geven aan de verschillende eigenaars en exploitanten. Er kan onderzocht worden in hoeverre verhuur via centraal beheer kan opgelegd worden.
• Doordat verstening invloed heeft op de potenties per eigendom zijn bepalingen nodig die vol-
kwaliteit te koppelen exploitatiegaranties voor de bestaande terreinen. Het bestuur is er zich van bewust dat dit een moeilijke evenwichtsoefening is. Het ambitieniveau te hoog leggen kan er toe leiden dat er een lethargie ontstaat die de huidige situatie in negatieve zin beïnvloed;
• De uitzonderingsbepaling is omslachtig. De bedoeling van deze bepaling is het streven naar
creatieve bedrijven kan bruikbaar zijn.
• De term aangeboden in art. 7.2.4.9 moet beter omschreven worden. Zone voor openluchtre-
• De bepalingen in verband met toeristisch kort en lang etc. worden als weinig relevant ervaren.
zijn of al dan niet bouwvergunningspichtig kan eventueel een insteek zijn. Het al dan niet geplaatst worden op een betonnen sokkel kan mee bepalen in hoeverre dit al dan niet ‘verstening’ is.
• De definitie van stacaravan in art 7.2.4.4. moet meer accuraat. Het gemakkelijk verwijderbaar
bouwen die niet behoren tot een bedrijfsmatig uitgebaat terrein.
• Algemene bepaling 7.2.3 dient verduidelijkt te worden dat dit enkel betrekking heeft op ge-
laten uitmaken van de globale inrichtingsstudie. De integratie van waterpartijen en afwateringsgrachten is een goed principe voor zover ze geen draineerde werking hebben op de omliggende gebieden. Verlichting vormt tevens een aandachtspunt waarbij gevraagd wordt spaarzaam te verlichten en strooilicht en lichtvervuiling te vermijden.
• Vanuit natuur wordt gevraagd om de problematiek in verband met afvalwaterlozing deel te
dend moet vertaald worden conform het Gemeentelijk Ruimtelijk Structuurplan.
• Een pijnpunt in de dossiers is het gegroepeerd aanbieden van parkeervoorzieningen dat bin-
het onderscheid tussen bebouwd en niet bebouwd. Onder bebouwd kan dan gewerkt worden met verschillende categorieën. De definities moeten in elk geval uitgezuiverd worden. Deze zijn momenteel gebaseerd op de elementen die aangereikt zijn vanuit KAPIII. De gemeente hoopt dat ze snel kunnen beschikken over eenduidige en door de beoordelende administraties gedragen definities zodat de procedures kunnen worden verder gezet.
• De vergadering is van oordeel dat kwaliteit vooral gecreëerd wordt door het vastleggen van
teria zijn gekoppeld aan kwalificatienormen.
• In de sectorale wetgeving zijn geen dwingende kwaliteitscriteria opgenomen. De kwaliteitscri-
me Vlaanderen zullen in verband hiermee suggesties worden aangeleverd.
• Er wordt gevraagd de terminologie beter af te e stemmen op het logiesdecreet. Vanuit toeris-
Pagina
3 van 4
Referentienummer
234128/234129/234130/244676/244677
Arch. Karel Vanackere
Verslaggever
van de camping op te nemen deels conform gewestplan, deels conform aanpalend BPA. • De private toegangsweg kan uit het RUP worden gelaten.
• Voor RUP Vosseslag wordt voorgesteld de begrenzing te herbekijken en de volledige contour
oppervlakte van 5 m² is toegelaten.
• Toerisme Vlaanderen deelt mee dat er als bijgebouw enkel 1 tuinhuisje met een maximale
Pagina
4 van 4
Referentienummer
BIJLAGEN
9.4
Bijlage 4: advies provincie West-Vlaanderen
234129_VO005_IDE_.doc Pagina 57 van 62
BIJLAGEN
9.5
Bijlage 5: advies Vlaamse Milieumaatschappij
234129_VO005_IDE_.doc Pagina 58 van 62
BIJLAGEN
9.6
Bijlage 6: advies Departement Milieu-, Natuur- en Energiebeleid
234129_VO005_IDE_.doc Pagina 59 van 62
BIJLAGEN
9.6
Bijlage 6: advies Departement Milieu-, Natuur- en Energiebeleid
234129_VO004_IDE_.doc Pagina 57 van 60
BIJLAGEN
9.7
Bijlage 7: advies Departement Milieu- , Natuur en Energiebeleid Dienst Veiligheidsrapportering
234129_VO005_IDE_.doc Pagina 60 van 62
BIJLAGEN
9.8
Bijlage 8: advies Gecoro De Haan
234129_VO005_IDE_.doc Pagina 61 van 62
BIJLAGEN
9.9
Bijlage 9: lijst streekeigen plantensoorten
9.9.1 Bomenrij of laan Botanische naam Acer pseudoplantanus Fraxinus exelsior
Nederlandse benaming Esdoorn Gewone es
Duingebied Neen Ja
Botanische naam Salix alba Tilia cordata
Nederlandse benaming Schietwilg Kleinbladige linde
Duingebied Neen Neen
9.9.2 Houtkant Botanische naam Fraxinus exelsior Sorbus aucuparia
Nederlandse benaming Gewone es Lijsterbes
Ja Ja
Botanische naam Acer campestre Alnus glutinosa
Nederlandse benaming Veldesdoorn Zwarte Els
Ja Ja
9.9.3 Geschoren haag Botanische naam Crataegus monogyna Carpinus betulus Cornus sanguinea
Nederlandse benaming Eenstijlige meidoorn Haagbeuk Rode kornoelje
Ja Ja Neen
Botanische naam Ligustrum vulgare Prunus spinosa Acer campestre
Nederlandse benaming Wilde liguster Sleedoorn Veldesdoorn
Ja Ja Ja
9.9.4 Bloem- en/of bessenrijke haag Botanische naam Nederlandse benaming Prunus padus Inheemse vogelkers Crataegus monogyna Eenstijlige meidoorn Sambucus nigra Vlier Rosa canina Hondsroos
Neen Ja Ja Ja
Botanische naam Euonymus europeus Viburnum opulus Cornus sanguinea
Nederlandse benaming Kardinaalsmuts Gelderse roos Rode kornoelje
Ja Ja Neen
9.9.5 Natte gronden – waterkanten. Botanische naam Nederlandse benaming Salix alba Schietwilg Fraxinus excelsior Es
Neen Ja
Botanische naam Salix caprea Alnus glutinosa
Nederlandse benaming Waterwilg Zwarte els
Neen Ja
234129_VO005_IDE_.doc Pagina 62 van 62