Grensoverschrijdend gedrag ten aanzien van kinderen in de sport in Vlaanderen en Nederland Een retrospectieve zelfrapportering van ervaringen met psychisch, fysiek en seksueel grensoverschrijdend gedrag in de sport voor de leeftijd van 18 jaar In opdracht van het departement Cultuur, Jeugd, Sport en Media van de Vlaamse overheid en het Nederlands Olympisch Comité*Nederlandse Sportfederatie (NOC*NSF) onderzocht Tine Vertommen, verbonden aan het Collaborative Antwerp Psychiatric Research Institute (CAPRI) van de UAntwerpen, grensoverschrijdend gedrag in de sport. Ze bevroeg 4043 Vlaamse en Nederlandse volwassenen die als kind op een georganiseerde manier (in een club, vereniging, sportkamp…) aan sport deden. Ze wilde weten met welke vormen van psychisch, fysiek en seksueel grensoverschrijdend gedrag ze in aanraking kwamen tijdens het sporten voor de leeftijd van 18 jaar. Op basis van internationale vragenlijsten die peilen naar jeugdtrauma en aan de hand van het oordeel van experts in kindermishandeling, werden tal van mogelijke grensoverschrijdingen, variërend in ernst, opgelijst en bevraagd naar frequentie. Op die manier werden prevalentiecijfers van ervaring met mild, matig en ernstig grensoverschrijdend gedrag binnen deze steekproef bekomen. Uit de resultaten blijkt dat 38% van de volwassenen op z’n minst één ervaring met psychisch grensoverschrijdend gedrag tijdens het sporten voor de leeftijd van 18 jaar rapporteert (cf. Tabel 1). Het gaat dan over pesten, bedreigingen, scheldpartijen of het opzettelijk negeren. 11% van de volwassenen rapporteert fysiek grensoverschrijdend gedrag, zoals door elkaar geschud worden, met geweld in bedwang gehouden worden of opzettelijk geslagen worden. Ook gedwongen worden om door te trainen/spelen terwijl men geblesseerd, ziek of uitgeput was, wordt gerapporteerd. Seksueel grensoverschrijdend gedrag wordt door 14% van alle respondenten gerapporteerd. Hier gaat het over verbale seksuele intimidatie, ongewenste aanrakingen, tot aanranding en verkrachting. Voor fysiek geweld zien we een groter aantal mannelijke slachtoffers, voor seksueel geweld zijn er meer vrouwelijke slachtoffers. Psychisch grensoverschrijdend gedrag wordt door mannen en vrouwen even vaak gemeld. De prevalentiecijfers voor fysiek en seksueel grensoverschrijdend gedrag liggen in Vlaanderen ook iets hoger dan in Nederland. Tabel 1 Prevalentiecijfers in een steekproef van 4043 Vlaamse en Nederlandse volwassenen die als kind aan sport deden
Psychisch Op z’n minst één ervaring Fysiek Op z’n minst één ervaring Seksueel Op z’n minst één ervaring
Totaal % N=4043
Vrouwen % N=2210
Mannen % N=1829
Vlaanderen % N=2044
Nederland % N=1999
37,6
36,3
39,2
38,5
36,8
11,3
8,8
14,2*
12,7*
9,8
14,3
17,2*
10,8
16,7*
11,9
*= Dit resultaat is significant verschillend (p-waarde < 0.005) van elkaar (mannen versus vrouwen, respondenten uit Nederland versus uit Vlaanderen)
1
Wanneer we de gerapporteerde ervaringen opdelen in ernstcategorieën (cf. Figuur 1), op basis van de intensiteit en frequentie, zien we dat 26% slachtoffer is van matig of ernstig psychisch grensoverschrijdend gedrag, 10% van matig of ernstig fysiek geweld en 13% van matig of ernstig grensoverschrijdend gedrag. Verder zien we ook een grote overlap tussen de verschillende types van grensoverschrijdend gedrag. Zo heeft de overgrote meerderheid van de fysieke en seksuele slachtoffers ook ervaringen met psychisch grensoverschrijdend gedrag. De meerderheid van alle volwassenen die grensoverschrijdend gedrag rapporteren, heeft deze gedragingen niet eenmalig, maar meerdere keren ervaren.
Figuur 1 Ernstclassificatie op basis van intensiteit en frequentie van de ervaringen
In deze steekproef gaven 112 van de 4043 volwassenen aan dat ze reeds voor de leeftijd van 18 jaar sport op internationaal niveau beoefenden. Deze deelgroep rapporteerde significant meer grensoverschrijdend gedrag, wat aangeeft dat topsport een risicofactor is voor het meemaken van grensoverschrijdend gedrag (cf. Tabel 2). Ook andere kwetsbare groepen, zoals holebi’s en andersvalide sporters, rapporteren significant meer ervaringen met psychisch, fysiek en seksueel grensoverschrijdend gedrag. Zo zegt één op de twee volwassenen die als kind deelnamen aan sportactiviteiten voor kinderen met een beperking dat ze psychisch grensoverschrijdend gedrag ervoeren. Voor fysiek en seksueel grensoverschrijdend gedrag is dat één op drie. Sporters van vreemde origine (of waarbij (één van) de ouder(s) van vreemde origine is/zijn) rapporteren ook meer fysiek en seksueel grensoverschrijdend gedrag, al is het percentage voor psychisch grensoverschrijdend gedrag gelijk aan dat van de totale steekproef.
2
Tabel 2 Prevalentiecijfers van kwetsbare subgroepen in de totale steekproef voor matig en ernstig grensoverschrijdend gedrag Totaal
Psychisch Matig of ernstig grensoverschrijdend gedrag Fysiek Matig of ernstig grensoverschrijdend gedrag Seksueel Matig of ernstig grensoverschrijdend gedrag
% N=4043
Internat. sporters % N=112
Allochtone sporters % N=334
Holebi sporters % N=308
Andersvalide sporters % N=183
26,1
42,0*
24,8
34,6*
41,6*
10,2
23,2*
16,4*
18,2*
30,3*
12,8
25,9*
17,6*
24,4*
31,4*
*= Dit resultaat is significant verschillend (p-waarde < 0.005) ten opzichte van de prevalentie bij de overige respondenten
Evolutie door de jaren heen Gezien we een grote groep respondenten bevraagd hebben die vandaag een leeftijd hebben tussen 18 en 50 jaar oud, worden hier ervaringen vanaf de jaren zeventig tot en met 2013 gerapporteerd. De percentages voor fysiek en seksueel grensoverschrijdend gedrag zijn niet significant verschillend voor de diverse leeftijdsgroepen in deze steekproef. Mensen tussen 18 en 25 jaar en mensen ouder dan 45 jaar rapporteren dus gelijkaardige percentages. Enkel voor psychisch grensoverschrijdend gedrag zien we dat de oudere leeftijdscategorieën van respondenten, zij die als kind sportten in de jaren zeventig tot negentig, significant minder psychisch grensoverschrijdend gedrag rapporteren dan de jongste leeftijdsgroepen.
De leeftijd van het slachtoffer De leeftijd waarop men voor het eerst grensoverschrijdend gedrag ervoer tijdens het sporten ligt laag. Bij psychisch grensoverschrijdend gedrag is bijna driekwart van de respondenten jonger dan 14 jaar. Bij fysiek grensoverschrijdend gedrag is 60% van de respondenten jonger dan 14 jaar bij aanvang. Bij seksueel grensoverschrijdend gedrag gaat het over de helft van de respondenten die jonger zijn dan 14 jaar. Bij de drie types grensoverschrijdend gedrag zijn de meeste sporters ouder dan 16 jaar op het moment dat het grensoverschrijdend gedrag stopt.
3
De pleger Wanneer de respondent aangaf grensoverschrijdend gedrag ervaren te hebben, werd hem/haar gevraagd om aan te geven wie hiervoor verantwoordelijk was. Bij psychisch grensoverschrijdend gedrag werd(-en) de medesporter(-s) (van het eigen team of van een ander team) het meest genoemd. Verder werden in mindere mate coaches, bestuursleden en andere volwassenen binnen de sportomgeving aangeduid als pleger. Ook bij fysiek grensoverschrijdend gedrag zien we dat vaak de medesporter als pleger gerapporteerd wordt, hoewel de coach en andere volwassenen binnen de sportvereniging vermeld worden. Bij seksueel grensoverschrijdend gedrag geven de meesten aan dat het een andere persoon dan de medesporter en/of coach was, die het grensoverschrijdend gedrag stelde. Het kan dan gaan over bestuursleden, kaderleden, omstanders, supporters, leden van de medische staf of onbekenden. Verder onderzoek zal hierover meer gedetailleerde informatie opleveren.
Toekomstig onderzoek Bijkomende statistische analyses van deze dataset zullen informatie opleveren over de prevalentieverschillen naargelang sporttype (bv. zijn er verschillen tussen individuele sporten en teamsporten?). Daarnaast zal er ook gekeken worden naar de ervaringen met grensoverschrijdend gedrag die deze respondenten rapporteren in andere sectoren dan de sport (familie, school, op straat, op het internet, andere vrijetijdsbestedingen…). Dezelfde groep respondenten vulde tijdens het onderzoek ook twee gevalideerde vragenlijsten in over hun huidige psychische en fysieke gezondheid. Op basis van deze gegevens zal in het tweede deel van dit onderzoek de correlatie van grensoverschrijdend gedrag in de sport tijdens de kindertijd en jeugd met de psychische gezondheid en levenskwaliteit op latere leeftijd onderzocht worden.
Conclusie Grensoverschrijdend gedrag ten aanzien van Vlaamse en Nederlandse kinderen in de sport is weldegelijk een probleem, zowel in het verleden als vandaag. 1 op 4 respondenten meldt matig of ernstig grensoverschrijdend gedrag ervaren te hebben in een sportomgeving. 1 op 7 respondenten rapporteert matig of ernstig seksueel grensoverschrijdend gedrag. 1 op 10 respondenten rapporteert matig of ernstig fysiek grensoverschrijdend gedrag. De uitingsvormen, intensiteit, frequentie en duur van het grensoverschrijdend gedrag zijn zeer divers. De onderzoekers constateren een overlap tussen de verschillende types van grensoverschrijdend gedrag. Hoewel er in voorgaand onderzoek vaak gefocust werd op de coachsporter relatie als meest kwetsbaar voor grensoverschrijdend gedrag, laat dit onderzoek duidelijk zien dat de pleger van dit gedrag vaak een medesporter is. Verder tonen deze resultaten aan dat op jonge leeftijd sporten op internationaal niveau de kans op het meemaken van grensoverschrijdend gedrag sterk verhoogt. Ook minderheidsgroepen, zoals allochtone sporters, holebi’s en andersvalide 4
sporters zijn kwetsbaarder voor het meemaken van grensoverschrijdend gedrag in een sportomgeving. De onderzoekers adviseren om op regelmatige basis een prevalentiemeting uit te voeren bij één bepaalde leeftijdsgroep sporters. Zo kunnen langetermijntendensen geschetst worden en de mogelijke impact van een preventiebeleid gemeten worden. Gezien de omvang en verscheidenheid van de gerapporteerde ervaringen, lijkt een breed kwaliteitsbeleid dat een cultuurverandering tot stand kan brengen, de enige mogelijke aanpak. Zo kan er zowel repressief, preventief en proactief gewerkt worden aan een veiliger sportklimaat voor Vlaamse en Nederlandse kinderen en jongeren.
Onderzoeker Tine Vertommen, criminologe, CAPRI, Universiteit Antwerpen
[email protected] 03/821 34 27 0494/129 545 Promotoren prof. dr. Filip Van Den Eede, CAPRI, Universiteit Antwerpen dr. Nicolette van Veldhoven, NOC*NSF
Dit onderzoek kaderde binnen de overheidsopdracht ‘Ethisch Verantwoord Sporten’ (2012-2014) die uitgevoerd werd door het Internationaal Centrum Ethiek in de Sport (ICES). Het rapport met een overzicht van alle wetenschappelijke en beleidsondersteunende activiteiten is beschikbaar op http://www.ethicsandsport.com/nl/x/582
5