VROM-Inspectie Regio Oost Stoffen & Producten Pels Rijckenstraat 1 Postbus 136
Greep op de asbestketen
6800 AC Arnhem Interne postcode drs. P. Bareman Telefoon 026-3528400
Resultaten pilot asbestketenhandhaving
Fax 026-3528455 www.vrom.nl
VROM-Inspectie maart 2004 Greep op de asbestketen
Pagina 2/40
Voorwoord
In het onderhavige rapport zijn de bevindingen weergegeven van een proefproject ketenhandhaving asbest, uitgevoerd door de VROM-Inspectie in de periode november –december 2003. Het betrof een landelijke ketenproject, dat is uitgevoerd bij 7 slooplocaties van asbesthoudende bouwwerken. Deze werden veelal in opdracht van vastgoedbeheerders, zoals projectontwikkelaars en wooncorporaties gesloopt. Tevens is deze pilot een gevolg op de uitgevoerde asbestketenanalyse, opgesteld door een interprovinciale werkgroep asbest Oost, bestaande uit vertegenwoordigers van de provincie Overijssel, provincie Gelderland, Arbeidsinspectie en de VROM-Inspectie regio Oost. De 4 uitgevoerde controles in Overijssel en Gelderland hebben in samenwerking met de desbetreffende provincies en de Arbeidsinspectie plaatsgevonden.
VROM-Inspectie maart 2004 Greep op de asbestketen
Pagina 3/40
VROM-Inspectie maart 2004 Greep op de asbestketen
Pagina 4/40
Voorwoord
3
1
Samenvatting
7
2
Achtergrond
9
2.1 2.2 2.3 2.4
Aanleiding Probleemanalyse Wettelijk kader Leeswijzer
3
Aanpak
15
3.1 3.2
Werkwijze Uitvoering
15 16
4
Resultaten
4.1 4.2 4.2.1 4.2.2 4.2.3 4.2.4 4.3
Inleiding Infrastructuur asbestketen Opdrachtgever sloop Hoofdaannemer/directievoerder Asbestbedrijven Verwerkers bouw- en sloopafval Monsterneming
5
Beschouwing
27
6
Conclusies en Aanbevelingen
31
6.1 6.2
Conclusies Aanbevelingen
Bijlagen Bijlage 1. Gegevens geïnspecteerde en bemonsterde partijen Bijlage 2. Leden Projectteam
VROM-Inspectie maart 2004 Greep op de asbestketen
9 10 12 13
17 17 17 17 20 21 23 24
31 32
33 34 39
Pagina 5/40
VROM-Inspectie maart 2004 Greep op de asbestketen
Pagina 6/40
1
Samenvatting
Eind 2003 heeft de VROM-Inspectie een ketengerichte handhavingspilot uitgevoerd binnen de asbestsloopketen. Daarbij is onder meer samengewerkt met de Arbeidsinspectie en de provincies Overijssel en Gelderland. In dit pilotproject stond ketengerichte handhaving centraal. Hiermee wordt bedoeld dat samenhangend toezicht is uitgevoerd op de cruciale handelingen en schakels binnen de asbestsloopketen. De belangrijkste schakels in deze keten zijn selectief asbest verwijderen, slopen, puin breken en toepassen van gebroken puin. Deze pilot was gericht op • Het toezicht houden op het naleefgedrag van de asbestregels door de private spelers in de asbestsloopketen; • Het volgen van de stromen die bij de handelingen in de sloopketen vrijkomen (asbesthoudend afval en bouw- en sloopafval); • De wijze van borging van de naleving van de asbestregels door de marktpartijen (door middel van procedures, documenten etc). In dit onderzoek zijn 7 (grootschalige) slooplocaties geselecteerd. Opdrachtgevers van deze sloopprojecten waren vastgoedbeheerders, waaronder 5 wooncorporaties en 2 particuliere projectontwikkelaars. Deze vastgoedbeheerders houden zich bezig met het beheer, onderhoud, renovatie en nieuwbouw van bouwwerken. Omdat in de Nederlandse bouw tot 1993 veelvuldig asbesthoudende bouwmaterialen zijn toegepast, dient bij onderhoud-, renovatie- en sloopwerkzaamheden het aanwezige asbest eerst selectief verwijderd te worden. Uit het onderzoek is het naar voren gekomen. Naleving Op hoofdlijnen blijkt dat bij de 7 gecontroleerde slooplocaties, sprake is van de aanwezigheid van een sloopvergunning en dat het asbest bij deze sloopprojecten vooraf is geïnventariseerd en door gecertificeerde asbestbedrijven wordt verwijderd. Na afloop van een asbestverwijdering vindt een vrijgavemeting plaats. Verder hanteren bijna alle verwerkers van bouw- en sloopafval de zogenaamde asbestzorgvuldigheidsmodule bij de acceptatie van vrijgekomen bouw- en sloopafval. Desalniettemin zijn in meerdere schakels van de keten ook (ernstige) overtredingen geconstateerd. Bij 1 sloopproject ontbrak een sloopvergunning en was het asbestverwijderingsproces (inventarisatie, verwijdering en vrijgave) ontoereikend, ondanks het feit dat het asbestwerkzaamheden door een gecertificeerd bedrijf en geaccrediteerde onderzoeksinstelling zijn uitgevoerd. Tegen deze overtredingen is proces-verbaal opgemaakt. Bovendien werd bij een ander sloopproject onvoldoende het asbest selectief verwijderd en ontbrak een vrijgavemeting. Daarnaast beschikten 3 bezochte asbestverwijderingsbedrijven niet over de juiste milieuvergunning. Tenslotte is in 2 van de 5 bemonsterde bouw- en sloopafvalpartijen asbest aangetroffen boven de (nieuwe) interimnormering van 100 mg/kg.
VROM-Inspectie maart 2004 Greep op de asbestketen
Pagina 7/40
Asbestsloopketen Kernschakel: sloopfase Bij de selectieve verwijdering van asbest in en de sloop van het bouwwerk (sloopfase) zijn een groot aantal private actoren betrokken, waarbij de opdrachtgever bij de uitbesteding van de sloopwerkzaamheden te maken heeft met een conglomeraat van 5 type bedrijven, die schematisch in figuur 1 zijn weergegeven. Opdrachtgever sloop
Hoofdaannemer Asbestinventarisatiebedrijf Asbestverwijderingsbedrijf
sloper
vrijgavelaboratorium
Figuur 1. Relatiematrix opdrachtgever en aannemers van een sloopproject. Borging De selectieve verwijdering van asbest speelt zich op 2 niveaus af, namelijk enerzijds de naleving van de sloopvergunning door de opdrachtgever van de sloop (veelal de vastgoedbeheerder) en anderzijds de uitvoering van de asbestsloopparagraaf uit het arbobesluit door het asbestverwijderingsbedrijf. Gelet op de complexiteit en de risico’s van het sloopproces is een goede borging gewenst om tot een juiste uitvoering en naleving van de gestelede regels te komen. Hoewel selectief asbestverwijdering onderdeel is van het primaire proces (beheer en nieuwbouw van bouwwerken) van vastgoedbeheerders, is dit item nauwelijks opgenomen in de administratieve organisatie van de onderzochte vastgoedbeheerders. Organisatorisch en administratieve verbeteringen door implementatie van asbestregelgeving in procedures, versterking van de interne controle op sloopactiviteiten en kennisvermeerdering op het gebied van asbest zijn daarom gewenst bij de vastgoedbeheerders. Certificering Bij de uitvoering van de Beoordelingsrichtlijnen (BRL) voor asbestinventarisatie (BRL 5052), asbestverwijdering (BRL 5050) en de controle op asbest in bouw- en sloopafval (asbestzorgvuldigheidsmodule BRL 2506) is een aantal knelpunten gesignaleerd. Op het gebied van asbestinventarisatie betreft het de representativiteit en volledigheid van de asbestinventarisatie. Bij asbestverwijdering is meer duidelijkheid gewenst ten aanzien van de best bestaande verwijderingstechnieken, die in op maat gesneden werkplannen moeten worden opgenomen. Tenslotte is aanbevolen de acceptatie van asbestverdachte bouw- en sloopafvalpartijen te verscherpen door een risicogerichte benadering. Ketenhandhaving Uit het onderhavige pilot is gebleken dat van ketenhandhaving een sterk preventieve werking uitgaat mede vanwege het olievlekwerkende karakter. Door namelijk op enkele onderdelen in de keten te handhaven wordt een groter groep actoren alert op het feit dat ook zij kunnen worden gecontroleerd (verhoging van de pakkans). Door gericht en samenhangend toezicht uit oefenen bij spelers in de sloopfase wordt voorkomen dat asbest diffuus in de keten terecht komt. Gestroomlijnde informatievoorziening (bijvoorbeeld via een landelijk informatiepunt) en samenwerking door overheden en certificerende instellingen is daarbij een vereiste.
VROM-Inspectie maart 2004 Greep op de asbestketen
Pagina 8/40
2
Achtergrond
2.1
Aanleiding 1
Ketenhandhaving is een onderwerp dat de afgelopen tijd nadrukkelijk in de (politieke) belangstelling staat. Ten aanzien van de problematiek rondom asbest heeft de Staatssecretaris van VROM in samenspraak met zijn collega van SZW gevraagd de mogelijkheden van ketenhandhaving voor asbestregelgeving te verkennen. De Staatssecretaris heeft dienaangaande toezeggingen gedaan aan de Tweede Kamer2. De handhaving van de milieuwetgeving is in Nederland voornamelijk gericht op handelingen binnen inrichtingen, werken en vervoer van (gevaarlijke) stoffen en producten. Uit diverse (keten)onderzoeken is gebleken dat deze vorm van handhaving niet voldoende is, daar waar sprake is van handelingen in een keten, zoals bij de verwijdering van asbest. Daarom is vanuit de VROM-Inspectie een project Ketenhandhaving gestart om te bezien hoe zicht en greep op ketens, het lekdicht maken van ketens en de handhaving op overdrachtsmomenten in de ketens kan worden verbeterd. Van belang is te komen tot een samenhangend overheidstoezicht op handelingen in de keten. In het kader van het project Ketenhandhaving wordt gekeken op welke wijze dit samenhangend overheidstoezicht het beste kan worden georganiseerd en welke bouwstenen onder andere op het gebied van informatie en wetgeving nodig zijn om ketenhandhaving structureel van de grond te krijgen. Tevens zijn 3 ketenpilots gestart, waarvan asbestketenhandhaving er één van is. Tenslotte is eind 2002 een werkgroep asbest gestart, waarin de provincie Overijssel en Gelderland, de Arbeidsinspectie en de VROM-Inspectie regio Oost vertegenwoordigd zijn. Naar aanleiding van een uitgevoerde analyse van de asbestketen is vastgesteld dat een ketengerichte handhavingsbenadering een belangrijk instrument kan zijn om illegaal gedrag binnen de asbestketen tegen te gaan. De onderhavige pilot is mede een uitvloeisel daarvan. In de regio Oost zijn de controles daarom in samenwerking met de hiervoor genoemde partners uitgevoerd.
1
2
Ketenhandhaving kan worden gedefinieerd als het samenhangend toezicht houden op de keten van handelingen en waar nodig corrigerend optreden via bestuursrechtelijke en strafrechtelijke instrumenten teneinde naleving van wet- en regelgeving van de schakels in de keten te bewerkstelligen. Brief van VROM aan de Tweede Kamer inzake asbest van 14 november 2002 en toezegging in Algemeen Overleg milieuhandhaving met de Tweede Kamer van 4 december 2002 (Tweede Kamer, vergaderjaar 2002-2003, 22343, nr. 76).
VROM-Inspectie maart 2004 Greep op de asbestketen
Pagina 9/40
2.2
Probleemanalyse
Bij de handhaving van de asbestregels is een groot aantal overheidsinstanties betrokken, die ieder hun aandeel moeten leveren. Het betreft onder meer de VROM-Inspectie (sloop asbestobjecten, asbestwegen), Arbeidsinspectie (arbeidsomstandigheden), gemeenten (sloop bouwwerken) en provincie (asbest in bodem, verwerking bouw- en sloopafval en eindverwerking van asbest en asbesthoudende afvalstoffen). Uit diverse rapportages en publicaties van de afgelopen jaren is geconstateerd dat het met de handhaving van de asbestregelgeving structureel slecht is gesteld. Zo is uit onderzoeken van de Inspecties van VROM de afgelopen jaren vastgesteld dat het toezicht en de 3 handhaving bij de sloop van asbest door gemeenten niet gewaarborgd is . Onderzoeken door de Arbeids-inspectie bij gemeentelijke depots en ketenonderzoeken uitgevoerd door zowel de gezamenlijke handhavingspartners als de VROM-Inspectie bevestigen dit beeld (onder andere het ketenproject asbesthoudende afvalstromen Twente, maart 2001 en het ketenonderzoek “Greep op granulaat”, juni 2001). Tevens zijn de afgelopen jaren knelpunten gesignaleerd ten aanzien van de certificatie- en accreditatiestructuur rondom asbestinventarisatie- en asbestverwijderingsbedrijven. Dit is onder meer bevestigd door een onderzoek van de Raad van de Accreditatie, waaruit bleek dat bij de gecontroleerde asbestverwijderingsbedrijven (die beschikken over een certificaat) er sprake is van structurele overtredingen van de betreffende wet- en regelgeving. Ook uit de resultaten van het Gelderse handhavingsproject Ruimte voor Ruimte (mei 2003) blijkt een groot nalevingstekort bij de sloop van asbeststallen. Tenslotte laat de handhaafbaarheid van de asbestregels op een aantal punten te wensen over. Momenteel wordt door VROM en SZW een verbeteringstraject ingezet, wat moet leiden tot aanpassingen van de asbestregels voor het inventariseren en verwijderen van asbest. Samenvattend kan worden gesteld dat inzet van de thans beschikbare middelen niet heeft geleid tot het gewenste nalevingsniveau, maar tot een aanzienlijk nalevingstekort. Oplossingsrichting Uit het voorafgaande is duidelijk geworden dat het toezicht op de naleving van de regels die betrekking hebben op een keten van handelingen met asbest (slopen, afvoer, verwerking) lang niet toereikend is. Bovendien zijn veel bestuursorganen bevoegd tot handhaving van de asbestregels, waarbij binnen een bestuursorgaan de toezichtsorganisatie ook nog verdeeld kan zijn over verschillende afdelingen (bijvoorbeeld de afdeling milieuhandhaving en de afdeling bouw- en woningtoezicht van een gemeente). Om de gesignaleerde problemen op het gebied van toezicht en handhaving van de asbestregelgeving op te lossen is een structurele aanpak noodzakelijk, waarbij ketenhandhaving een aanvullend handhavingsinstrument kan zijn.
3
rapportages asbest in sloopvergunningen, onderzoek VROM-Inspecties 2000 en 2002, rapportage sloop asbeststallen, onderzoek VROM-Inspectie 2002.
VROM-Inspectie maart 2004 Greep op de asbestketen
Pagina 10/40
Binnen de asbestsloopketen is sprake van allerlei overdrachtsmomenten: slopen van asbesthoudende bouwwerken en objecten, transport van asbestafval en overig vrijkomend bouw- en sloopafval (BSA), opslag en be-/verwerking van asbesthoudend afval en BSA en het toepassen van BSA als bouwstof. In figuur 1 is dit schematisch weergegeven. t u s s e n o p s la g asbest
b o u w w e rk
s lo o p
stort asbest
depot BSA
s c h e id in g BSA
p u in b r e k e r
h e r g e b r u ik p u in g r a n u la a t
Figuur 1. Schematische weergave asbestsloopketen. Deze overdrachtsmomenten vereisen bij de handhaving bijzondere aandacht, omdat zij gepaard gaan met verandering van actor (bijvoorbeeld eigenaar bouwwerk – sloopbedrijf) en de van toepassing zijnde voorschriften (sloopvergunning woningwet – asbestsloopparagraaf Arbeidsomstandighedenwet). Bepaalde spelers in deze keten, zoals asbestverwijderingsbedrijven en transporteurs, zijn “mobiel” waardoor hun activiteiten veelal op regionale en nationale schaal plaatsvinden. Hierdoor zijn zij moeilijker te “identificeren” en daardoor te controleren. Deze aandachtsgebieden vereisen een specifieke organisatie van de handhaving, die bereikt kan worden met ketenhandhaving. Gelet op de probleemanalyse richt de onderhavige pilot zich op: • Het toezicht van het naleefgedrag van de asbestregels door de private spelers in de asbestsloopketen; • Het volgen van de stromen die bij de handelingen in de sloopketen vrijkomen en opnieuw worden toegepast; het betreft de verwijdering van asbesthoudende afvalstoffen en andere daarbij vrijkomende afvalstoffen (onder andere bouw- en sloopafval) en het opnieuw inzetten van materialen, zoals hergebruik van puingranulaat; • De wijze van borging van de naleving van de asbestregels door de marktpartijen (door middel van procedures, documenten etc). In tabel 1 is weergegeven welke actoren en (afval/materiaal) stromen kunnen worden onderscheiden. Activiteit Te slopen bouwwerk Asbestsanering
Sloop overig Opslag asbest/BSA Storten Verwerking BSA Toepassen puingranulaat
In- en uitgaande Direct betrokken partijen materiaalstromen Eigenaar bouwwerk Opdrachtgever te slopen bouwwerk Asbestafval Asbestinventarisatiebedrijf Asbestverwijderingsbedrijf Laboratorium (vrijgave) Bouw- en Aannemer/onderaannemers (uitvoerder) sloopafval (BSA) sloopbedrijf Asbestafval Depot BSA Asbestafval Stortplaats Ongebroken puin Puinbreker puingranulaat Puingranulaat Weg- en waterbouwsector (Werken)
Tabel 1. Overzicht handelingen en betrokken partijen asbestsloopketen
VROM-Inspectie maart 2004 Greep op de asbestketen
Pagina 11/40
2.3
Wettelijk kader
Woningwet (bouwverordening)/Asbestverwijderingsbesluit Op basis van de Woningwet stellen gemeenten een bouwverordening vast. Deze bouwverordening is meestal gebaseerd op de modelbouwverordening die door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) is opgesteld. De inhoud van de bouwverordening wordt voor het onderdeel sloop mede bepaald door het Asbestverwijderingsbesluit. Dit besluit is gebaseerd op de Wet milieugevaarlijke stoffen en de Woningwet. Het Asbestverwijderingsbesluit is voor wat betreft bouwwerken een zogenaamde instructiebesluit. Dit besluit instrueert welke asbestbepalingen in de bouwverordening opgenomen dienen te zijn. In de modelbouwverordening van de VNG zijn deze bepalingen al overgenomen. Veruit de meeste gemeenten hebben de modelverordening overgenomen. In de bouwverordening is opgenomen dat bij het vermoeden op de aanwezigheid van asbest in het bouwwerk, een inventarisatierapport conform de BRL 5052 moet worden overlegd. Ook voldoet een visuele inspectie aan de hand van in de mobelbouwverordening weergegeven checklist. De resultaten van die inspectie moeten wel in een schriftelijke verklaring worden vervat. In de bouwverordening is verder opgenomen dat de asbestverwijdering dient plaats te vinden door een BRL 5050 gecertificeerd bedrijf. Sloopvergunning Op basis van artikel 8.1.1 van de modelbouwverordening is in de meeste gevallen een sloopvergunning verplicht. De sloopvergunning bevat regels ten aanzien van de veiligheid tijdens het slopen, de bescherming van nabijgelegen bouwwerken en het scheiden van afval op de bouwplaats. De sloopvergunning richt zich op de aanvrager van deze vergunning, veelal de opdrachtgever van de sloop respectievelijk de eigenaar van het bouwwerk. Certificatie asbestverwijdering De asbestverwijdering is gebonden aan een certificatieregeling. Dit houdt in dat alleen gecertificeerde en geaccrediteerde bedrijven deze werkzaamheden mogen uitvoeren. Om ervoor te zorgen dat asbest op een goede wijze wordt verwijderd, is het proces in drie fases geknipt, namelijk: 4 1. Asbestinventarisatie door een BRL 5052 gecertificeerd inventarisatiebedrijf; 2. Asbestsanering door een BRL 5050 gecertificeerd asbestverwijderingsbedrijf; 5 3. Vrijgave volgens een TNO-methode door een geaccrediteerde onderzoeksinstelling. De eisen aan deze werkzaamheden zijn merendeel vastgelegd in privaatrechtelijke normen. Naast de certificering is de asbestverwijdering gereguleerd door wetgeving (zie het Asbestverwijderingsbesluit en de Arbeidsomstandighedenwet). Arbeidsomstandighedenwet Met betrekking tot de veiligheid van de werknemers, die te maken hebben met het slopen van asbest, zijn de Arbeidsomstandighedenwet en bijbehorende (beleids)regels van toepassing. Deze regelgeving richt zich primair op de werkgever. Bij asbestgerelateerde werkzaamheden zijn dat veelal de asbestverwijderingsbedrijven. Wet milieubeheer (Wm) en Provinciale Milieuverordening (PMV) De inrichtingen van de betrokken bedrijven dienen te beschikken over een milieuvergunning. Het betreft onder andere inrichtingen van de asbestverwijderingsbedrijven, stortplaatsen en puinbrekers. In de PMV zijn regels opgenomen ten aanzien van het vervoer en registratie van afvalstoffen (o.a. meldingsplicht, begeleidingsdocumenten). In de toekomst worden onder meer de regels ten aanzien van het melden en registreren van afvalstoffen gewijzigd. Hergebruik puingranulaat 6 Op basis van interimnormering is hergebruik van puin(granulaat) mogelijk indien de gewogen asbestconcentratie niet meer dan 100 mg/kg d.s. gewogen asbest bevat (=concentratie aan serpentijnasbest plus 10 x de concentratie amfiboolasbest). 4 5
6
BRL = Beoordelingsrichtlijn ten behoeve van proces- of productcertificering Het TNO-voorschrift R 2000/065b is van toepassing voor het controleren van containment, afgeschermde ruimtes of buitenlocaties waar(uit) asbest is verwijderd conform de BRL 5050. Interimnormering asbest in puingranulaat is vastgelegd in de brief d.d. 17 december 2002 van de Staatssecretaris van VROM mede namens de Staatssecretaris van SZW aan de Tweede Kamer (Tweede Kamer, vergaderjaar 2002-2003, 28600 XI, nr. 81) en de brief van 3 maart 2004 (Tweede Kamer, vergaderjaar 2003–2004, 28 663 en 28 199, nr. 15).
VROM-Inspectie maart 2004 Greep op de asbestketen
Pagina 12/40
2.4
Leeswijzer
De rapportage begint met de samenvattende bevindingen en daaruit getrokken conclusies en aanbevelingen. Voorafgaand hoofdstuk 2 bevat de aanleiding en de doelstelling van het project en beschrijft in het kort het wettelijk kader dat van toepassing is op de asbestsloopketen. In hoofdstuk 3 is de werkwijze van het project beschreven. Hoofdstuk 4 beschrijft de resultaten, die in hoofdstuk 5 nader worden geanalyseerd. De resultaten en de beschouwing zijn tenslotte de basis geweest voor de conclusies en aanbevelingen, die in hoofdstuk 6 zijn vermeld.
VROM-Inspectie maart 2004 Greep op de asbestketen
Pagina 13/40
VROM-Inspectie maart 2004 Greep op de asbestketen
Pagina 14/40
3
Aanpak
3.1
Werkwijze
Als startpunt van de ketenhandhaving is gekozen voor vastgoedbeheerders, zoals wooncorporaties. In kader van nieuwbouw en stadsvernieuwingsprojecten worden regelmatig bouwwerken gesloopt respectievelijk gerenoveerd. Gelet op de ouderdom van deze bouwwerken is veelal sprake van aanwezigheid van asbest, dat bij sloop, renovatie of onderhoud vrij kan komen. Door middel van ketentoezicht bij 7 sloopprojecten is nagegaan hoe vastgoedbeheerders en de andere betrokken schakels in deze sloopketen, zoals asbestverwijderingsbedrijven, slopers, puinbrekers en stortplaatsen omgaan met de asbestproblematiek. Door samenhangend toezicht in te stellen in de verschillende schakels is nagegaan hoe het gesteld is met het naleefgedrag van de gecontroleerde cq verantwoordelijke actoren binnen de asbestketen. Voor deze pilot zijn 7 (grootschalige) sloopprojecten willekeurig geselecteerd. Dit was het vertrekpunt van de keten. Vervolgens zijn controles uitgevoerd bij de betrokken schakels in de asbestketen (onder meer slooplocatie, sorteerbedrijf, puinbreker, stortplaats) en zijn de daarbij behorende handelingen (asbestinventarisatie, slopen, vrijgavemeting, acceptatie, afzet) gecontroleerd. Ook de kwaliteit, afzetkanalen en eindbestemming van de vrijkomende stromen zijn, voor zo ver mogelijk was, onderwerp van onderzoek geweest. Binnen de 7 onderzoekslocaties richtte de aandacht zich uitsluitend op 2 afvalstromen, namelijk het asbesthoudende afval en het puinachtige bouw- en sloopafval. Tevens zijn monsters genomen conform de ontwerp NEN 5897 teneinde het gehalte aan asbest te bepalen in het afgevoerde bouw- en sloopafval en het gebroken puin(granulaat). De te controleren handelingen zijn (in hoofdlijn) getoetst aan de geldende wet- en regelgeving gerelateerd aan asbest. Het onderzoek richt zich met name op de voorschriften van Asbestverwijderingsbesluit, de asbestvoorschriften in het Arbeidsomstandighedenbesluit, de sloopvoorschriften van de sloopvergunning en acceptatievoorschriften ten aanzien van asbest op basis van de milieuvergunningen van sorteerbedrijven, puinbrekers en stortplaatsen. Ook privaatrechtelijke normen en interne procedures in relatie tot asbest, zoals de Beoordelingsrichtlijnen (BRL) op het gebied van asbestinventarisatie en –verwijdering (BRL 5052 respectievelijk BRL 5050), 7 acceptatie van puin, inclusief de asbestzorgvuldigheidsmodule (BRL 2506 ) en interne sloopprocedures waren onderdeel van de controle.
7
Met deze richtlijn wordt beoogd zoveel mogelijk te voorkomen dat asbest in de eindproducten van de puinbrekers terecht komt.
VROM-Inspectie maart 2004 Greep op de asbestketen
Pagina 15/40
3.2
Uitvoering
Voor de uitvoering van het onderzoek is gekozen voor een gefaseerde aanpak. Fase 1. Voorbereiding In deze fase is een selectie gemaakt van 7 slooplocaties. Vervolgens is nagegaan welke relevante actoren betrokken zijn bij deze sloopsituaties. Hiervoor zijn verschillende informatiebronnen geraadpleegd, onder andere de inkomende afvalstoffenboekhouding van verwerkers van bouw- en sloopafval, de wettelijk verplichte voorafmeldingen aan de Arbeidsinspectie en aanvragen van sloopvergunningen bij gemeenten. Opvallend daarbij was dat bij de gemeenten, die hiervoor benaderd zijn wel bekend was of er een sloopvergunning was verstrekt, maar dat diverse gemeenten niet konden aangeven wanneer de sloop zou aanvangen. In het ambtsgebied van de VROM-Inspectie regio Oost (Overijssel en Gelderland) zijn 4 slooplocaties geselecteerd. De controle van deze slooplocaties en de bijbehorende schakels zijn gezamenlijk uitgevoerd door een koppel van een provinciale toezichthouder en een VROM-Inspecteur. Dit koppel is ondersteund door een Inspecteur van de Arbeidsinspectie. Daarnaast zijn 3 slooplocaties geselecteerd in Groningen, Noord-Holland en Noord-Brabant. Deze locaties en de bijbehorende schakels zijn zelfstandig door de VROM-Inspectie gecontroleerd. Fase 2. Bedrijfscontroles geselecteerde bedrijven e Op grond van de verkregen informatie uit de 1 fase zijn per sloopproject de relevante bedrijven (uit de betrokken asbestketen) geselecteerd voor een bezoek. Hoofddoel van het bezoek is na te gaan in hoeverre de naleving van de asbestregelgeving door het betreffende bedrijf is geborgd. Hiervoor is gekeken naar een aantal indicatoren, die voor deze borging garant staan. Hierbij kan worden gedacht aan inzicht in de aanwezigheid van asbest in de beheer zijnde gebouwen (inventarisatie), asbestwerkinstructie, sloopbestek (incl. asbestsloopvoorwaarden), expertise en acceptatieprocedure. Fase 3. Monsterneming (door geaccrediteerd laboratorium) Om na te gaan wat de eventuele verontreinigingsgraad aan asbest in de vrijkomende bouw- en sloopafvalfractie is, zijn monsters genomen. Deze monsters werden genomen uit partijen op de slooplocatie zelf of in partijen die reeds getransporteerd zijn naar de betrokken verwerkers (sorteerbedrijven van bouw- en sloopafval en puinbrekers). Daarnaast zijn partijmonsters genomen van de uitgaande puingranulaatstromen bij de betrokken puinbrekers, teneinde de restconcentratie aan asbest te bepalen. Bij voorkeur zijn die monsters genomen waarvan bekend is dat het partijen bouw- en sloopafval zijn, afkomstig van een onderzochte slooplocatie van bouwwerken, waarin asbest aanwezig was. Deze bemonstering en analyse vond plaats conform de ontwerp NEN 5897 door een geaccrediteerd laboratorium (TNO). Fase 4. Beschouwing De bevindingen uit fase 1 –3 zijn geanalyseerd en geïnterpreteerd. Hieruit volgde een beschouwing ten aanzien van het neleefgedrag binnen deze keten. Ook eventuele ongewenste situaties en de mogelijke consequenties zijn in beeld gebracht. Op grond van deze beschouwing zijn conclusies getrokken en aanbevelingen gedaan. De resultaten zijn gepresenteerd in de voorliggende rapportage.
VROM-Inspectie maart 2004 Greep op de asbestketen
Pagina 16/40
4
Resultaten
4.1
Inleiding
In dit hoofdstuk zijn de resultaten beschreven van het toezichtsproject op de asbestketen. Daarbij is de infrastructuur van de asbestketen als leidraad gekozen. Per schakel in de keten is aangegeven welke actor betrokken is, de rol daarvan en de handelingen, die door de betrokken onderneming worden uitgevoerd. Bij elke schakel is toezicht uitgevoerd op het naleefgedrag van de asbestregels en is nagegaan of en zo ja hoe deze naleving is geborgd. Ook is de bijbehorende stofstroom gevolgd, die binnen de schakels van de asbestketen vrijkomen respectievelijk worden toegepast. Tenslotte zijn de resultaten van de monsterneming in dit hoofdstuk opgenomen.
4.2
Infrastructuur asbestketen
4.2.1
Opdrachtgever sloop
Type opdrachtgever en aard slooplocatie In tabel 2 is per slooplocatie aangegeven wie de opdrachtgever was voor het slopen van deze locatie. Tevens is op hoofdlijnen een korte omschrijving gegeven van de omvang van de slooplocatie en de aard van de aanwezige asbesthoudende materialen. Sloopproject Opdrachtgever sloopproject 1.
woningcorporatie
2. 3.
woningcorporatie/ projectontwikkelaar woningcorporatie
4.
particuliere vastgoedbeheerder
5. 6.
woningcorporatie woningcorporatie
7.
particuliere vastgoedbeheerder
Aard sloopproject
Aard asbesthoudende materialen 12 woningen grondleidingen, ventilatie- en rookkanalen flatgebouwen borstwering, golfplaten, koord, (520 eenheden) buizen, daktegels winkelcentrum en aan- brandschotten, cv-ketels, grenzende gebouwen plafondbeplating bedrijfspand (na restanten asbesthoudende brand) materialen 5 woningen golfplaten, doorvoerleidingen, flatgebouwen plafondbeplating, cv-ketel, (294 eenheden) rookgasafvoerkanaal, vloerzeil bedrijfspand dakbeplating
Tabel 2. Omschrijving gecontroleerde sloopprojecten (7). De meeste locaties (6) werden gesloopt in het kader van stadsvernieuwing, woningbouwontwikkeling of vervanging van een bedrijfscomplex. Eén geval had betrekking op de sloop van een bedrijfspand dat getroffen was door een brand.
VROM-Inspectie maart 2004 Greep op de asbestketen
Pagina 17/40
Rol/verantwoordelijkheid opdrachtgever De opdrachtgever voor het slopen van een asbesthoudend bouwwerk is verantwoordelijk voor het aanvragen van een sloopvergunning op grond van de gemeentelijke bouwverordening. Indien er sprake is van aanwezigheid van asbesthoudende materialen in het te slopen bouwwerk dient de opdrachtgever een asbestinventarisatie uit te laten voeren. Behoudens een aantal uitzonderingen op basis van de bouwverordening dienen de asbestinventarisaties te worden uitgevoerd door gecertificeerde bedrijven op grond van de BRL 5052. Indien de sloopvergunning is verleend, is de opdrachtgever vervolgens verantwoordelijk voor de naleving van de voorschriften uit deze sloopvergunning. De verwijdering van de aanwezige asbest en asbesthoudende materialen uit het bouwwerk dient de opdrachtgever op te dragen aan een gecertificeerd asbestverwijderingsbedrijf op grond van de BRL 5050. In figuur 3 is aangegeven welke type bedrijven de opdrachtgever in moet huren bij de verwijdering van asbest.
opdrachtgever sloop
hoofdaannemer asbestinventarisatiebedrijf asbestverwijderingsbedrijf vrijgavelaboratorium sloper
Figuur 2. Relatiematrix opdrachtgever en aannemers van een sloopproject. Uitvoering Uit het onderzoek is gebleken dat in alle gevallen de formele opdrachtgever de sloopwerkzaamheden (incl. de asbestverwijdering) uitbesteden aan een derde partij. Deze ingehuurde bedrijven worden aangewezen als hoofdaannemer. Verder is bij 4 slooplocaties vastgesteld dat naast de hoofdaannemer een externe directievoerder betrokken is. Het is opmerkelijk dat 6 van de 7 vastgoedbeheerders als opdrachtgever niet over een asbestprocedure beschikken, waarin de eisen zijn opgenomen hoe om te gaan met de toepassing en de uitvoering van de asbestregels bij het beheer, het onderhoud en/of de sloop van bouwwerken (zie figuur 3, pagina 15). In alle gevallen betreft het namelijk vastgoedbeheerders, die regelmatig met asbest worden geconfronteerd, dat aanwezig is in de onroerende goederen die zij bezitten respectievelijk beheren. Naast de afwezigheid van een asbestprocedure, ontbreekt het de meeste vastgoedbeheerders aan kennis over de asbestregelgeving en wordt vertrouwd op de externe bedrijven, die hiervoor worden ingehuurd (hoofdaannemer c.q. directievoerder).
VROM-Inspectie maart 2004 Greep op de asbestketen
Pagina 18/40
6
6 5 aanwezig afwezig
4 1
3 2 1 0
asbestprocedure opdrachtgever
Figuur 3. Aanwezigheid asbestprocedure opdrachtgever. Bij de aanbesteding van de sloopwerkzaamheden is bij 3 van de 7 onderzochte slooplocaties geconstateerd dat door de opdrachtgever expliciete randvoorwaarden zijn gesteld aan de asbestwerkzaamheden. Deze waren veelal opgenomen in het opgestelde bestek. In 2 gevallen werd bij de aanbesteding alleen in algemene zin gewezen op het feit dat de werkzaamheden conform de wettelijke eisen moeten worden uitgevoerd.
6 5 4
aanwezig afwezig impliciet
4 3
3
3
3 2
2
2
2
2 1 0 randvoorwaarden asbest
BRL 5052
BRL 5050
Figuur 4. Vooraf door de opdrachtgever gestelde eisen asbestwerkzaamheden. Sloopvergunning In één geval was er sprake van een illegale sloop, omdat een sloopvergunning ontbrak. Na interventie door de VROM-Inspectie is ook voor deze locatie alsnog een sloopvergunning aangevraagd en verleend. Bij de overige 6 slooplocaties was (reeds) een sloopvergunning verleend. Door de VROM-Inspectie is nagegaan of bij de aanvraag voor de sloopvergunning respectievelijk in de verleende sloopvergunning eisen gesteld zijn aan de asbestverwijdering. Daarbij is met name gelet of er een asbestinventarisatie conform de BRL 5052 is geëist bij de sloopvergunningaanvraag en zo ja of deze door een BRL 5052 gecertificeerd asbestinventarisatiebedrijf is uitgevoerd.
VROM-Inspectie maart 2004 Greep op de asbestketen
Pagina 19/40
Daarnaast is onderzocht of de asbestverwijderingswerkzaamheden opgedragen moesten worden aan een BRL 5050 gecertificeerd asbestverwijderingsbedrijf en of deze door een dergelijk bedrijf zijn uitgevoerd. De resultaten zijn grafisch weergegeven in figuur 5. Op grond van de gecontroleerde slooplocaties ontstaat een wisselend beeld op welke wijze een asbestinventarisatie dient plaats te vinden respectievelijk wordt uitgevoerd. Bij 3 slooplocaties was geen verplichting opgelegd bij de aanvraag van de sloopvergunning dat de asbestinventarisatie door een BRL 5052 gecertificeerd bedrijf moest worden uitgevoerd. Op basis van de gemeentelijk bouwverordening is dit bovendien niet verplicht. Ook een andere wijze van asbestinventarisatie is toegestaan. In de gevallen, waar geen BRL 5052 inventarisatie was opgelegd, moest op het aanvraagformulier van de sloopvergunning aangegeven worden op welke plaatsen in het bouwwerk asbesthoudende materialen aanwezig waren. Hierdoor kan in de praktijk ruimte ontstaan voor individuele interpretatie. Bovendien is asbesthoudende materialen niet altijd herkenbaar en is nader (analytisch) onderzoek vaak vereist. Desalniettemin zijn 6 slooplocaties door een gecertificeerd asbestinventarisatiebedrijf onderzocht. Met uitzondering van één sloopvergunning zijn in alle verleende sloopvergunningen eisen opgesteld dat de asbestverwijdering moesten worden opgedragen aan een gecertificeerd asbestverwijderingsbedrijf. 7
7 6
6
6 geëist (aanvraag resp. sloopvergunning)
5
5
niet geëist (aanvraag resp. sloopvergunning)
4 3
uitgevoerd 2 niet uitgevoerd
2
1
1
1
0
0 BRL 5052
BRL 5050
Figuur 5. Asbestinventarisatie en asbestverwijdering conform BRL 5052 en BRL 5050. 4.2.2
Hoofdaannemer/directievoerder
De feitelijke sloopwerkzaamheden werden door de opdrachtgever uitbesteed aan een hoofdaannemer. Daarnaast is voor (grootschalige) sloopprojecten een externe directievoerder ingesteld. De hoofdaannemer (en eventueel door de hoofdaannemer ingehuurde onderaannemers) voerden de sloopwerkzaamheden uit. Rol/verantwoordelijkheid/taak Bijna alle betrokken hoofdaannemers zijn actief in meerdere schakels van de asbestketen. Zowel de asbestverwijdering als de overige sloopwerkzaamheden worden door deze bedrijven uitgevoerd. Bovendien nemen 2 bedrijven de sloop (incl. de asbestverwijdering) en de verwerking van het vrijgekomen bouw- en sloopafval (excl. asbesthoudend afval) tot puingranulaat voor hun rekening.
VROM-Inspectie maart 2004 Greep op de asbestketen
Pagina 20/40
Naast de hoofdaannemer was bij 4 sloopprojecten een aparte directievoerder aangesteld door de opdrachtgever. Een van deze taken is toezicht houden op de uit te voeren werkzaamheden van de hoofdaannemer respectievelijk onderaannemers, waaronder de asbestwerkzaamheden. Bij 2 van deze 4 sloopprojecten is echter vastgesteld dat de externe toezichthouder geen asbestdeskundigheid bezat. In de gevallen (3) waar geen externe toezichthouder was aangesteld door de opdrachtgever, werd slechts in 1 geval door de opdrachtgever zelf (deskundige) toezicht uitgevoerd. Daarnaast is nagegaan of de aangestelde directievoerder ook rechtstreekse taken had bij de asbestwerkzaamheden, bijvoorbeeld het uitvoeren van de asbestinventarisatie. Vastgesteld is dat 2 van de 4 aangestelde externe directievoerders de asbestinventarisatie heeft uitgevoerd van de desbetreffende slooplocatie. Bovendien werd in 1 geval zowel de asbestinventarisatie als de vrijgavemeting uitgevoerd door de directievoerder. In figuur 6 is schematisch weergegeven welke overige bedrijfsactiviteiten de hoofdaannemer uitvoeren. Afgezien van privaatrechtelijke verantwoordelijkheidsverdeling, zijn de hoofdaannemer respectievelijk de directievoerder geen normadressaat voor de naleving van de eisen uit de sloopvergunning, mits zij de sloopvergunning hebben aangevraagd. Uit de onderzochte slooplocaties blijkt dat in alle gevallen de opdrachtgever (respectievelijk de eigenaar) van het te slopen bouwwerk de normadressaat van de sloopvergunning is en dus eindverantwoordelijk is voor de naleving daarvan.
2 puinbreker
hoofdaanneme r
6 asbestverwijderaar 7 sloopbedrijf 0
1
2
3
4
5
6
7
Figuur 6. Aanvullende taken hoofdaannemer.
4.2.3
Asbestbedrijven
De asbestverwijdering is gebonden aan een certificatieregeling. Dit houdt in dat alleen gecertificeerde en geaccrediteerde bedrijven deze werkzaamheden mogen uitvoeren. De eisen aan deze werkzaamheden zijn merendeel vastgelegd in privaatrechtelijke normen. In de gemeentelijke bouwverordening en de arbowetgeving zijn tevens wettelijke eisen gesteld aan de asbestwerkzaamheden.
VROM-Inspectie maart 2004 Greep op de asbestketen
Pagina 21/40
rol/verantwoordelijkheid/taak Het certificaat van de asbestbedrijven wordt door de opdrachtgever respectievelijk de hoofdaannemer als garantie ervaren om deze bedrijven in te huren voor het laten uitvoeren van asbest gerelateerde werkzaamheden. Inventarisatie Tijdens de controles bij grootschalige sloopprojecten waarbij gelijksoortige huizen (bv. flats) zijn gesloopt, is vastgesteld dat een BRL 5052 asbestinventarisatie plaatsvindt op basis van een niet nader omschreven steekproef van gelijksoortige woningen respectievelijk vertrekken. Daarbij is de vraag gerezen of een dergelijk steekproef van gelijksoortige woningen (vertrekken) voldoende is of dat alle afzonderlijke woningen (vertrekken) moeten worden onderzocht op de aanwezigheid van asbest. In de praktijk blijkt dat sprake kan zijn van zogenaamde “bewoners afhankelijke asbestbronnen”, zoals vloerzeil, interne verbouwingen waarbij asbest is toegepast en asbesthoudende bloembakken. Deze asbestbronnen worden door een beperkte steekproef niet in beeld gebracht. Bovendien is in de beoordelingsrichtlijn BRL 5052 niet vastgelegd of en zo ja wat de omvang moet zijn van een representatieve steekproef. Verwijdering De wijze waarop het asbest selectief verwijderd en afgevoerd dient te worden en welke behorende beschermende maatregelen moeten worden getroffen is opgenomen in een werkplan (op basis van de arbowetgeving). Bij elke asbestsloop dient een op maat gesneden werkplan voor het desbetreffende sloopproject te worden opgesteld. Randvoorwaarden hierbij zijn onder meer dat eerst het in het bouwwerk aanwezige asbest dient te worden verwijderd, voor zover redelijkerwijs uitvoerbaar (selectieve sloop). Verder moet het asbest met de best bestaande technieken worden verwijderd (conform de gestelde eisen vanuit het Asbestverwijderingsbesluit). Bij 3 van de 7 opgestelde werkplannen door de BRL 5050 gecertificeerde bedrijven was het werkplan niet toegesneden op de desbetreffende locatie, maar was er sprake van een “standaard” werkplan. Ook is het in sommige gevallen onduidelijk omschreven wat de best bestaande techniek is voor het selectief verwijderen van asbest. Een voorbeeld hiervan is de verwijderen van een asbesthoudende binnenmantel in een schoorsteen. Bovendien kan in sommige gevallen vraagtekens worden gezet of aan de hand van het werkplan wordt nagegaan of aan alle formaliteiten is voldaan (zie kader). Standaard werkplan Hoewel in de aanwezige werkplannen rubrieken zijn opgenomen ten aanzien van de sloopvergunning en de asbestinventarisatie had een gecertificeerd asbestverwijderingsbedrijf de werkzaamheden uitgevoerd zonder na te gaan of er een asbestinventarisatie was uitgevoerd. Ook had het asbestverwijderingsbedrijf verzuimd na te gaan of een sloopvergunning was verleend voor deze locatie en zo ja welke voorschriften eventueel voor de verwijdering van het asbest van belang zouden zijn. Op alle slooplocaties was een zogenaamd Deskundig Toezichthouder Asbest (DTA-er) aanwezig. Met uitzondering van 1 slooplocatie heeft vooraf aan de asbestverwijdering een wettelijk verplichte melding aan de Arbeidsinspectie plaatsgevonden en werd een logboek bijgehouden van de asbestwerkzaamheden. Deze verplichtingen vloeien voort uit de Arbeidsomstandighedenwetgeving. Vrijgave Uit onderzoek bij 2 slooplocaties is vastgesteld dat een (deel) van de aanwezige asbesthoudende materialen niet selectief is verwijderd. Op de ene locatie ontbrak daarbij een vrijgaverapport. Op de andere slooplocatie was reeds een vrijgave verleend door een geaccrediteerde onderzoeksinstelling, terwijl de inspecteurs nog op diverse plaatsen relatief veel zichtbaar asbest verdachte materialen aantroffen. Uit nadere analyse bleek dat er daadwerkelijk sprake was van asbest. De werkzaamheden op deze locatie zijn daarom direct stilgelegd. Vanwege het ontbreken van een sloopvergunning en het niet selectief verwijderen van asbest op deze slooplocatie is tegen deze overtredingen een proces-verbaal opgemaakt.
VROM-Inspectie maart 2004 Greep op de asbestketen
Pagina 22/40
Opslag en afvoer asbesthoudende afval Uit het onderzoek is verder vastgesteld dat door de asbestverwijderingsbedrijven, die betrokken zijn bij 4 sloopprojecten, het vrijgekomen asbesthoudend afval tussentijds opslaan op hun eigen inrichting, voordat het wordt afgevoerd naar een verwerkingsinrichting (stortplaats). Drie asbestverwijderingsbedrijven hadden de beschikking over een gemeentelijke milieuvergunning, terwijl 1 bedrijf een provinciale milieuvergunning had. Omdat er sprake is van het opslaan van gevaarlijke afvalstoffen is echter een provinciale milieuvergunning vereist. Met het van kracht worden van de Europese afvalstoffenlijst (Eural) is asbesthoudende bouwmateriaal per definitie als gevaarlijk afval gedefinieerd. Daarnaast geldt een registratieverplichting van deze afvalstoffen voor dergelijke inrichtingen op grond van art 10.38 Wet milieubeheer. 4.2.4
Verwerkers bouw- en sloopafval
Op 1 slooplocatie werd het vrijgekomen puin direct verwerkt door het sloopbedrijf in hun eigen mobiele puinbrekersinstallatie. Bij de overige 6 slooplocaties werd het vrijgekomen bouw- en sloopafval afgevoerd naar externe verwerkers. Naast het breken van puin bij deze verwerkers vonden bij 3 inrichtingen ook andere afvalverwerkingsactiviteiten plaats, namelijk het storten van afvalstoffen (1) en het sorteren van bouw- en sloopafval (2). Bovendien houden 2 verwerkers van bouw- en sloopafval zich bezig met het uitvoeren van (externe) sloopwerkzaamheden.
1 storten 2 verwerker bouw- en sloopafval
slopen (extern) 3 sorteren 7 breken 0
1
2
3
4
5
6
7
Figuur 7. Bedrijfsactiviteiten bezochte verwerkers bouw- en sloopafval (7). rol/verantwoordelijkheid/taak Bij alle verwerkers van bouw- en sloopafval werd het inkomende afval visueel geïnspecteerd op asbest. Met uitzondering van 1 verwerker hanteren de overige 6 puinbrekers de acceptatieprocedure zoals beschreven is in de asbestzorgvuldigheidsmodule van de Beoordelingsrichtlijn BRL 2506. Met deze richtlijn wordt beoogd zoveel mogelijk te voorkomen dat asbest in de eindproducten van de puinbrekers terecht komt. Bovendien is op grond van de provinciale milieuvergunning een acceptatieprocedure verplicht gesteld bij alle brekers. Opvallend bij de acceptatie van het binnenkomend bouw- en sloopafval was dat de puinbrekers nauwelijks een risico-analyse uitvoeren welke partijen bouw- en sloopafval mogelijk asbestverdacht kunnen zijn. Bijvoorbeeld door een inspectie (vooracceptatie) uit te voeren op de slooplocatie zelf of na te gaan of het bouw- en sloopafval afkomstig is van de sloop van een asbesthoudend bouwwerk. In 6 gevallen werd de kwaliteit van het puingranulaat geborgd via de certificeringsregeling op grond van de BRL 2506. Op grond van deze regeling vindt uitsluitend een visuele analyse op asbest plaats en geen kwantitatieve analyse. Reden is dat tot op heden nog geen juridisch formele restconcentratienorm geldt voor asbest in puingranulaat. Bij 1 puinbreker werd de kwaliteit puingranulaat vastgesteld op basis van partijkeuringen.
VROM-Inspectie maart 2004 Greep op de asbestketen
Pagina 23/40
Op grond van de vigerende Wet milieubeheervergunning van 2 puinbrekers geldt de “oude” restconcentratienorm van 10 mg/kg aan hechtgebonden asbest en de bepalingsondergrens (circa 2 mg/kg) 8 aan niet hechtgebonden asbest in het geproduceerde puingranulaat. Bij 1 puinbreker is geen asbestnorm opgenomen in de milieuvergunning en de overige puinbrekers hanteren de nieuwe interimnorm van 100 9 mg/kg “gewogen” asbest voor bulkmaterialen. Hierbij vindt geen kwantitatieve analyse plaats bijvoorbeeld door middel van de ontwerp NEN 5897. Uit de informatie van de bezochte puinbrekers blijkt verder dat veelal alleen op verzoek van de afnemer een certificaat van de kwaliteit van het puingranulaat wordt verstrekt.
4.3
Monsterneming
Op 5 locaties zijn monsters genomen van bouw- en sloopafval. In 1 geval betrof het bouw- en sloopafval dat nog aanwezig was op de slooplocatie. Bij de andere slooplocaties was dat helaas niet mogelijk. Dat heeft er toe geleid dat bij 3 betrokken puinbrekers willekeurig monsters genomen zijn van bouw- en sloopafval. Er kon echter geen relatie worden gelegd tussen de bemonsterde partijen en de onderzochte sloopprojecten. In 1 geval is inkomend bouw- en sloopafval en uitgaand puingranulaat bemonsterd bij een verwerker van bouw- en sloopafval, die niet betrokken was bij de 7 onderzochte slooplocaties. De partijkeuringen van de uitgaande stroom (puingranulaat) is vier keer uitgevoerd bij stationaire puinbrekers en één keer op de slooplocatie zelf (mobiele puinbreker). Het vaststellen van het gehalte aan asbest in de partijen bouw- en sloopafval (BSA) en de partijen puingranulaat heeft plaatsgevonden op basis van een partijkeuring conform de ontwerp NEN 5897. De inspectie- en monsternemingsgegevens van de partijen ongebroken bouw- en sloopafval en de partijen puingranulaat staan vermeld in bijlage 1. Bouw- en sloopafval Indien de partij bouw- en sloopafval nog niet tot granulaat is bewerkt, is het praktisch niet mogelijk om het gehalte aan asbest in de partij exact te bepalen. De stukken puin zijn te groot voor een representatieve monsterneming en het asbesthoudend afval is meestal zeer inhomogeen in de partij verdeeld. Voor dergelijke partijen onbewerkt bouw- en sloopafval kan slechts een schatting worden verkregen van het gehalte aan asbest op basis van een visuele inspectie. In tabel 3 staan voor de partijen ongebroken bouw- en sloopafval de geschatte “gewogen” asbestconcentraties op basis van de verzamelde materialen in het veld.
8
9
Zie brief ad.d. 6 december 1999 van de Staatssecretaris van SZW aan de Tweede Kamer (Tweede Kamer, vergaderjaar 1999200, 25834). gewogen betekent de concentratie serpentijnasbest vermeerderd met tien maal de concentratie amfiboolasbest
VROM-Inspectie maart 2004 Greep op de asbestketen
Pagina 24/40
Tabel 3. Samenvatting analyseresultaten monsters bouw- en sloopafval. Locatie
Volumepartij 3 in m
Inspectie effectiviteit (%) op basis van de o-NEN 5897
”gewogen” asbestconcentratie in mg/kg
1. 2. 3.
21,0 117 3,5 1,5 1,9 0,8 1,7 1,3
80-100 40-60 75-100 80-100 80-100 80-100 80-100 80-100
1,8 (0,75 – 4,9) 0,45 (0,26 – 0,80) Geen asbest aantoonbaar Geen asbest aantoonbaar 120 (43 – 390) 340 (120 – 2200) Geen asbest aantoonbaar Geen asbest aantoonbaar
4. 5.
• • • •
Alle aangetroffen asbesthoudende materialen zijn hechtgebonden. Drooggewicht: 90,0 - 93,5 % 3 Stortgewicht partij: 1,5-2,0 kg/dm Tussen haakjes is het 95%-betrouwbaarheidsinterval weergegeven
Toelichting bemonsterde locaties 4 en 5 Ad 4. Bij deze bezochte locatie zijn monsters genomen van gesorteerd puin afkomstig van een sorteerinstallatie voor bouw- en sloopafval. Met behulp van deze installaties wordt het bouw- en sloopafval (handmatig) in diverse fracties gesorteerd, zoals een hout, puin en kunststof. Ad 5. Deze bezochte locatie heeft geen relatie met de onderzochte slooplocaties. Desalniettemin is naar aanleiding van de monstername nader onderzoek ingesteld. Het asbest is aangetroffen in een zogenaamde verzamelcontainer van bouw- en sloopafval. Deze was afkomstig van een bedrijf, die dergelijke containers verhuurd. Hieruit blijft dat deze partijen afkomstig waren van verschillende ontdoeners. Puingranulaat In tabel 4 is een samenvatting gegeven van de analyseresultaten van de monsters puingranulaat. In de bijlage zijn de gedetailleerde analyseresultaten per monster opgenomen. Tabel 4. Samenvatting analyseresultaten monsters puingranulaat. Locatie
1.
“gewogen” concentratie asbest in mg/kg 7,9 (5-27) * 16 (9,7-44) < 1,9
2. 3. 4. 5.
< 1,9 29 (19-42) 0,5 (0,4-2,3) * 9,9 (7,9-12) niet aantoonbaar < 2,0 < 1,9
*
)
In deze monsters zijn ook losse asbestvezels aangetroffen
•
Wanneer geen asbest is aangetroffen wordt de bepalingsgrens weergegeven Tussen haakjes is het 95%-betrouwbaarheidsinterval weergegeven
•
VROM-Inspectie maart 2004 Greep op de asbestketen
Pagina 25/40
Resumé analyseresultaten Op basis van de uitgevoerde monsterneming en analyse is vastgesteld dat bij 2 verwerkers partijen werden aangetroffen met een (geschat) gehalte aan asbest, die boven de nieuwe interimnorm van 100 mg/kg “gewogen” asbest ligt. Het betrof ongesorteerd bouw- en sloopafval afkomstig uit een zogenaamde verzamelcontainer en gesorteerd puin afkomstig van een sorteerinstallatie voor bouw- en sloopafval. Hoewel de kwaliteit van de bemonsterde partijen puingranulaat voldoet aan de “nieuwe” restconcentratienorm van 100 mg/kg, is bij 3 van de 10 partijen wel een overschrijding waargenomen van de oude normering. Voor zo ver kon worden nagegaan is er geen sprake van een aangepast acceptatiebeleid.
VROM-Inspectie maart 2004 Greep op de asbestketen
Pagina 26/40
5
Beschouwing
Op basis van de bevindingen van het uitgevoerde onderzoek kan op hoofdlijnen de volgende analyse worden gemaakt van de asbestsloopketen. Hoewel er sprake is van een beperkte steekproef, kan mede 10 op basis van ander uitgevoerde controle-acties en onderzoeken wel een aantal trends worden gesignaleerd. Kernschakel: sloopfase In de Nederlandse bouw is tot 1993 veelvuldig asbest toegepast. Gelet op de gezondheidsrisico’s van asbest (inhalatie van asbestvezels kan op termijn tot verschillende vormen van kanker leiden) is het noodzakelijk dat het toegepaste asbest in de bouw selectief wordt verwijderd, teneinde te voorkomen dat asbest op diffuse wijze in de leefomgeving terecht komt. Het is daarom van evident belang dat bij de sloop van bouwwerken (ontstaansbron) het toegepaste asbest en de aanwezige asbesthoudende materialen vooraf volledig worden geïnventariseerd en vervolgens selectief worden verwijderd. Om vast te stellen of het asbest voldoende selectief is verwijderd, is na afloop van de asbestverwijdering een adequate vrijgavemeting noodzakelijk, voordat het bouwwerk wordt vrijgegeven voor de verdere sloop van het bouwwerk. Hiermee wordt een diffuse verontreiniging van asbest in de rest van de keten tegengegaan. Ook financiële risico’s spelen een belangrijke rol in deze fase. Enerzijds kunnen door illegaal gedrag de kosten worden gedrukt bij het selectief verwijderen van asbest. Anderzijds kan illegaal gedrag juist (niet selectief verwijderen van asbest) tot grote extra financiële kosten (en negatieve publiciteit) leiden. Hoge kosten onder meer kunnen ontstaan doordat de marktpartijen naderhand moeten overgaan tot kostbare saneringsoperaties van asbestverontreinigingen, die door onzorgvuldige sloop in de bodem terecht zijn gekomen, het afvoeren van asbesthoudend puin tegen aanzienlijke stortkosten of stillegging van de illegale werkzaamheden, waardoor overschrijding van de oplevering plaatsvindt. De sloopfase is daarom de sleutel om greep te houden op de milieu- en gezondheidsrisico’s, waarbij tevens financiële aspecten een rol spelen. Taken/bevoegdheden spelers sloopfase e In de 1 schakel van de asbestsloopketen is een scala aan partijen betrokken. Uit de onderzochte slooplocaties is namelijk vastgesteld dat deze schakel minimaal 5 type actoren omvat, namelijk: 1. opdrachtgever 2. asbestinventarisatiebedrijf 3. asbestverwijderingsbedrijf 4. vrijgavelaboratorium 5. sloper Daarnaast zijn bij de sloop faciliterende bedrijven actief, zoals directie-uitvoerders. Gezamenlijk zijn zij verantwoordelijk voor de kwaliteit van de selectieve verwijdering van het asbest tijdens het sloopproces. In de praktijk is gebleken dat het vaak onduidelijk is wie verantwoordelijkheid is voor het selectief verwijderen van asbest. Dit wordt onder meer veroorzaakt door het “verschuiven” van de verantwoordelijkheid via privaatrechtelijke contracten. Opdrachtgever besteedt namelijk de sloopopdracht uit aan een hoofdaannemer en stelt deze verantwoordelijk voor de asbestverwijdering; de hoofdaannemer delegeert deze weer door naar een ingehuurd asbestverwijderingsbedrijf etc. 10
Ketenproject asbesthoudende afvalstromen Twente, maart 2001; Greep op granulaat, Inspectiereeks 2001/19, juni 2001; Asbest in sloopvergunningen, Inspectiereeks 2002/02, juli 2002
VROM-Inspectie maart 2004 Greep op de asbestketen
Pagina 27/40
Bovendien is er een discrepantie tussen privaatrechtelijke verantwoordelijkheden en de verplichting voor het nakomen van de wettelijke regels. De houder van de sloopvergunning is namelijk degene die als normadressaat wordt aangesproken op de naleving van de wettelijke (asbest)voorschriften uit de sloopvergunning. Het betreft veelal de eigenaar van het bouwwerk. De gemeente is hierbij de toezichthoudende instantie. Omdat de houder van de sloopvergunning de feitelijke werkzaamheden overdraagt aan derden (via privaatrechtelijke contracten) kan het “verantwoordelijkheidsgevoel” voor de naleving van de voorschriften uit de sloopvergunning daarmee afnemen. Bij het selectief verwijderen van asbest is niet de houder van de sloopvergunning aansprakelijk voor de naleving, maar betreft het de asbestverwijderaar, die aangesproken wordt op de naleving van de asbestvoorschriften. Deze zijn merendeel vastgelegd in de arbowetgeving. Omdat de arbowetgeving primair de werkgever als normadressaat beschouwd, is het asbestverwijderingsbedrijf verantwoordelijk voor de naleving. De Arbeidsinspectie ziet toe op de naleving hiervan. Het asbestverwijderingsbedrijf is dus geen normadressaat voor de sloopvergunning (tenzij de sloopvergunning door het asbestverwijderingsbedrijf is aangevraagd; in het onderhavig onderzoek is dat niet voorgekomen). Bij het overdrachtsmoment “aanvraag sloopvergunning – uitvoeren selectief asbest verwijdering” verandert de wet- en regelgeving en daarmee het bevoegd gezag. Doordat de handhaving vanuit de verschillende overheidsinstanties zich richt op verschillende doelgroepen is de kans aanwezig dat tijdens deze verandering de naleving van de wetgeving onvoldoende geborgd is, waardoor de kans op overtredingen toe kan nemen. In figuur 8 is dit overdrachtsmoment schematisch in beeld gebracht. Samenhangend toezicht en samenspel tussen de diverse bevoegde instanties hierop is daarom gewenst.
Stofstroomketen
Bevoegd gezag
Sloop bouwwerk: eigenaar
Selectief asbest verwijderen: asbestbedrijf
Gemeente
Arbeidsinspectie
Wetgeving
Sloopvergunning
Arbowetgeving
Figuur 8. Overdrachtsmoment asbestsloop Daarnaast dienen private partijen hun eigen verantwoordelijkheid te nemen. Hoewel veelal op basis van een bestek de uitvoering van de sloop is geregeld, ontbreekt het in de onderzochte sloopprojecten aan een heldere omschrijving van verantwoordelijkheden en bevoegdheden, waarbij een koppeling tussen privaatrechtelijke en wettelijke verantwoordelijkheden wordt gelegd. Borging Gelet op de complexiteit en de bijbehorende risico’s van het sloopproces (aantal betrokken ondernemingen, diversiteit regelgeving, hoge kosten) zijn deze aspecten bij de meerderheid van de onderzochte vastgoedbeheerders nauwelijks geborgd. Hoewel nieuwbouw, renovatie en onderhoud van bouwwerken onderdeel uitmaakt van het primaire proces van vastgoedbeheerders, is het item selectief verwijderen van asbest uit bouwwerken bij de hiervoor genoemde procesactiviteiten nauwelijks opgenomen in de administratieve organisatie. Waarborgen op organisatorisch en administratief gebied ten aanzien van implementatie van asbestregelgeving in procedures, interne controle op sloopactiviteiten en kennis op het gebied van asbest zijn weinig ontwikkeld bij de onderzochte vastgoedbeheerders.
VROM-Inspectie maart 2004 Greep op de asbestketen
Pagina 28/40
Doorzichtigheid keten In de asbestsloopketen participeert een aantal van de betrokken partijen in meerdere schakels van de keten. Voorbeelden hiervan zijn: • De extern aangestelde directievoerder (in de rol van toezichthouder) heeft tevens de asbestinventarisatie uitgevoerd van het sloopproject (in de rol van BRL 5052 gecertificeerde onderzoeksinstelling) en is verantwoordelijk voor de vrijgave van de asbestverwijdering. • De ingehuurde hoofdaannemer treedt op als sloper annex asbestverwijderingsbedrijf annex puinbreker. • Een puinbreker (afvalbewerker) heeft tevens een positie op ander segment van de afvalmarkt, namelijk als de eindverwerker (stortplaats). Omdat de bedrijven in meerdere schakels actief zijn, wordt de keten ondoorzichtiger en kan de mate van onafhankelijkheid en functiescheiding afnemen en de kans op belangenverstrengeling toenemen. Hierdoor kunnen risico’s worden geïntroduceerd op non-conform gedrag. Rol certificering/accreditatie Bij de asbestketen speelt certificering een belangrijke rol, zowel bij de werkzaamheden die betrekking hebben op de inventarisatie en verwijdering van asbest alsmede bij de levering van puingranulaat. Daarnaast moet na afloop van de asbestsanering het bouwwerk worden vrijgegeven door een daartoe geaccrediteerd laboratorium. Asbestverwijdering Uit het onderhavig onderzoek is gebleken dat de opdrachtgevers een “blind” vertrouwen hebben in het certificaat respectievelijk de accreditatie van de asbestbedrijven. Op basis van de onderzochte locaties wordt dat vertrouwen in een aantal gevallen (ernstig) geschonden. Veelal wordt bij de aanbesteding van deze werkzaamheden uitsluitend gelet op het aanwezige certificaat en de prijsstelling. Aspecten als kwaliteit van de werkzaamheden worden nauwelijks meegenomen. Beoordelingsrichtlijnen BRL 5052/5050 Gelet op de diversiteit aan toepassingen van asbest in de bouw moet gecertificeerde asbestinventarisatie en verwijdering leiden tot een op maat gesneden aanpak en geen “standaardisatie” in de enge zin zijn. Aandachtspunten hierbij zijn de representativiteit van de steekproef bij asbestinventarisatie van gelijksoortige vertrekken, aandacht bij de asbestinventarisatie voor de zogenaamde “bewoners afhankelijke asbestbronnen” en op maatwerk gesneden werkplannen bij de asbestverwijdering. Inventarisatie BRL 5052 Het is van belang dat een asbestinventarisatie volledig wordt uitgevoerd. Met name bij grootschalige sloopprojecten voorziet de BRL 5052 asbestinventarisatie niet in een statistisch onderbouwde steekproef van gelijksoortige woningen respectievelijk vertrekken. Ook de “bewoners afhankelijke asbestbronnen”, zoals vloerzeil en interne verbouwingen waarbij asbest is toegepast, worden bij een beperkte steekproef niet in beeld gebracht. Verwijdering BRL 5050 Bij elke asbestsloop dient een op maat gesneden werkplan voor het desbetreffende sloopproject te worden opgesteld (op basis van de arbowetgeving). Zowel in de wetgeving als in de BRL 5050 is het echter niet altijd duidelijk wat onder redelijkerwijs uitvoerbare selectieve asbestverwijdering wordt verstaan. Ook de definitie van de best bestaande asbestverwijderingstechnieken is niet helder in een aantal gevallen. Puingranulaten afkomstig van bouw- en sloopafval De kwaliteit van het puingranulaat is bij de gecontroleerde verwerkers van bouw- en sloopafval geborgd via de certificeringsregeling op grond van de BRL 2506. De asbestzorgvuldigheidsmodule is hiervan een onderdeel en neemt een belangrijke plaats in bij de acceptatie van het bouw- en sloopafval. Op grond van monsterneming en analyse conform de ontwerp NEN 5897 zijn 2 partijen aangetroffen met een (geschat) gehalte aan asbest, dat boven de nieuwe interimnorm van 100 mg/kg “gewogen” asbest ligt. Hoewel de kwaliteit van de bemonsterde partijen puingranulaat voldoet aan de “nieuwe” restconcentratienorm van 100 mg/kg, is bij 3 van de 10 partijen wel een overschrijding waargenomen van de oude normering. De gehanteerde asbestzorgvuldigheidsmodule uit de BRL 2506 stamt uit de periode dat de zogenaamde nulnorm nog van toepassing was.
VROM-Inspectie maart 2004 Greep op de asbestketen
Pagina 29/40
Zoals reeds is opgemerkt is de sloopfase de essentiële schakel in de asbestsloopketen. Hoewel in de asbestzorgvuldigheidsmodule handreikingen zijn gegeven voor het traceren van mogelijk asbestverdachte bouw- en sloopafvalpartijen, was het opvallend dat de bezochte puinbrekers nauwelijks een dergelijke risico-analyse uitvoeren. Met behulp van een dergelijke analyse kan worden nagegaan welke partijen bouw- en sloopafval mogelijk asbestverdacht kunnen zijn, zoals niet gesorteerd bouw- en sloopafval afkomstig uit zogenaamde verzamelcontainers. In plaats daarvan worden veelal willekeurig steekproeven genomen, waardoor de kans op aantreffen van asbestverdachte partijen wordt gereduceerd. In de nabij toekomst geldt op grond van het Productenbesluit asbest een restconcentratienorm van 100 mg/kg “gewogen” asbest in alle producten, zoals (ongebroken) puin (!) en puingranulaat. Tevens is het voornemen de restconcentratienorm op te nemen in het Bouwstoffenbesluit als bovengrens voor de 11 kwaliteit van bouwstoffen, bij de fundamentele herziening van dit besluit . Ketenhandhaving Binnen deze pilot is geen onderzoek gedaan naar de uitvoering van de taken op het gebied van vergunningverlening respectievelijk handhaving door de betrokken overheden ten aanzien van het slopen en verwijderen van asbest. Desalniettemin kan het volgende worden gesteld. Gelet op het feit dat de sloopfase de cruciale schakel is van de asbestsloopketen is het van belang dat het toezicht op deze fase wordt versterkt. Door het toezicht te concentreren op deze cruciale en meest risicovolle fase wordt voorkomen dat asbest diffuus in de keten terecht komt. Zowel de publiekrechtelijke handhaving op het desbetreffende normadressaat alsmede het markttoezicht op de gecertificeerde en geaccrediteerde ondernemingen kunnen hieraan een bijdrage leveren. Daarnaast kan door toezicht en monitoring van asbestconcentratie in puinfractie op grond van het toekomstige Productenbesluit asbest diffuse verspreiding van asbest in de keten worden tegengegaan. Uit het onderhavige pilot is verder gebleken dat van ketenhandhaving een sterk preventieve werking uitgaat mede vanwege het olievlekwerkende karakter. Door namelijk op enkele onderdelen in de keten te handhaven wordt een groter groep actoren alert op het feit dat ook zij kunnen worden gecontroleerd (verhoging van de pakkans). Gericht en samenhangend ketentoezicht op deze spelers is daarbij van belang. Informatie-uitwisseling en samenwerking door overheden en certificerende instellingen is een vereiste. Ook aansluiting op het professionaliseringstraject van de (milieu)handhaving is daarbij van belang. Ten aanzien van informatievoorziening kan worden gedacht aan het beschikbaar krijgen en stroomlijnen van relevante informatie over onder meer uitgevoerde controle-acties bij actoren in de asbestketen en inzage in de meldingsgegevens over de aanvang van de sloopwerkzaamheden respectievelijk de asbestverwijderingswerkzaamheden. De wijze van het toegankelijk maken van deze informatie kan mogelijk worden meegenomen in de verkenning die plaatsvindt naar een landelijk informatiepunt asbest, in het kader van de in gang gezette 12 aanpassingen van de asbestregelgeving .
11
Beleidsbrief asbest in bodem, puin en puingranulaat van 3 maart 2004 van de Staatssecretaris van VROM mede namens de Staatssecretaris van SZW aan de Tweede Kamer (Tweede Kamer, vergaderjaar 2003–2004, 28 663 en 28 199, nr. 15).
12
Brief wijziging asbestregels van 26 juni 2003 (Tweede Kamer, vergaderjaar 2002–2003, 25 834 en 22 343, nr. 22).
VROM-Inspectie maart 2004 Greep op de asbestketen
Pagina 30/40
6
Conclusies en Aanbevelingen
6.1
Conclusies
1. De borging van de asbestregels bij de gecontroleerde opdrachtgevers (vastgoedbeheerders) van de sloop van asbesthoudende bouwwerken is onvoldoende. Redenen hiervoor zijn ontoereikende implementatie van de geldende asbestregels in de eigen administratieve organisatie, “afwentelen” van eigen verantwoordelijkheid en in sommige gevallen het ontbreken van interne controle op de uitbestede werkzaamheden aan aannemers en onderaannemers. 2. Vanwege het ontbreken van de hiervoor genoemde borging en door de ondoorzichtigheid in de asbestsloopketen, met name in de sloopfase, worden risico’s geïntroduceerd op niet norm-conform gedrag, zoals het onvoldoende selectief verwijderen van asbest. Daarnaast zijn diverse handhavingsinstanties betrokken bij het toezicht in deze fase, waarbij adequaat samenhangend toezicht ontbreekt. 3. Hoewel bij de aanbesteding van de asbest gerelateerde werkzaamheden certificering een vereiste is, leiden geconstateerde tekortkomingen (onder andere onvoldoende selectieve asbestverwijdering en het ontbreken van een vrijgavemeting) bij sommige van deze gecertificeerde bedrijven tot nuancering in het vanzelfsprekend vertrouwen in deze bedrijven. 4. Binnen de Beoordelingsrichtlijnen voor asbestinventarisatie en asbestverwijdering (BRL 5052 respectievelijk BRL 5050) is een aantal knelpunten gesignaleerd op het gebied van de representativiteit en volledigheid van de asbestinventarisatie en ontbreken van voldoende op maat gesneden werkplannen voor asbestverwijdering. 5. Een aantal asbestverwijderingsbedrijven slaan (tussentijds) asbesthoudende afvalstoffen op binnen hun inrichting zonder de beschikking te hebben over een provinciale milieuvergunning. In plaats daarvan hebben zij een gemeentelijke vergunning. 6. De wijze van (voor)acceptatie van de bezochte verwerkers van bouw- en sloopafval is te veel gestoeld op a-selectieve visuele inspecties en te weinig gericht op asbestverdachte bouw- en sloopafvalpartijen.
VROM-Inspectie maart 2004 Greep op de asbestketen
Pagina 31/40
6.2
Aanbevelingen
Aanbevelingen aan vastgoedbeheerders (opdrachtgevers sloopprojecten) 1. Vergroot de invloed op de uitvoering van een adequate sloop en asbestverwijdering door: • Het vastleggen van de (wettelijke) taken en verantwoordelijkheden bij het selectief verwijderen van asbest en slopen van bouwwerken. • Implementatie van de van toepassing zijnde asbestregelgeving in de eigen administratieve organisatie en de kennis op dit gebied te versterken. • Het verrichten of laten verrichten van toezicht op de uit te voeren sloopwerkzaamheden (inclusief de asbestverwijdering), waarbij sprake is van functiescheiding, zodat onafhankelijk intern toezicht plaatsvindt op de uit te voeren werkzaamheden ten behoeve van de asbestverwijdering (asbestinventarisatie, asbestverwijdering en vrijgave). 2. De aanbestedingseisen voor gecertificeerde bedrijven uit te breiden en te verscherpen. Aanbevelingen aan overheid 3. Verscherping van de verplichte asbestinventarisatie op te nemen in het nieuwe Asbestverwijderingsbesluit en de Arbeidsomstandighedenwet (VROM/SZW). 4. Nagaan of asbestverwijderingsbedrijven, die (tijdelijk) asbesthoudende afval opslaan beschikken over een provinciale vergunning (Gemeente/Provincie). 5. Versterking van samenhangend ketentoezicht gericht op de sloopfase, vanwege de preventieve werking en olievlekwerkende invloed. Belangrijke aangrijpingspunten zijn de asbestinventarisatie, asbestverwijdering en de vrijgavemeting. Daarnaast kan de handhaving van de restconcentratienorm van asbest op grond van het komende Productenbesluit asbest een bijdrage leveren om de kwaliteit van het vrijkomende puin te toetsen en te monitoren (gemeente, provincie, Arbeidsinspectie, VROMInspectie) 6. Kaderscheppende randvoorwaarden opstellen voor uitwisseling van informatie tussen overheden onderling en met certificerende instellingen met betrekking tot bedrijven, die asbestgerelateerde werkzaamheden uitvoeren en mogelijk dit onderbrengen in een landelijk informatiepunt. Hierbij kan worden gedacht aan toezichtsinformatie en meldingsgegevens over de aanvang van de sloop- en asbestwerkzaamheden (SZW/VROM). Aanbevelingen aan het College van deskundigen voor de BRL5052, BRL 5050 en BRL 2506 7. Aanpassen van de huidige beoordelingsrichtlijnen op het gebied van asbestinventarisatie (BRL 5052) en asbestverwijdering (BRL 5050) met betrekking tot: • Eisen stellen aan de asbestinventarisatie met betrekking tot de volledigheid en de representativiteit van een steekproef bij gelijksoortige vertrekken. • Eisen stellen aan de asbestinventarisatie gerelateerd aan bewoners gerelateerde asbestbronnen. • Verbetering van het opstellen van op maat gesneden werkplannen voor asbestverwijdering, zoals het definiëren van best bestaande technieken en de uitvoerbaarheid van selectief asbest verwijderen. 8. Met betrekking tot asbestverdachte bouw- en sloopafvalpartijen (BSA) de risico-indicatoren aanscherpen in de asbestzorgvuldigheidsmodule van de beoordelingsrichtlijn voor BSA-granulaten. Aanbevelingen aan verwerkers van bouw- en sloopafval 9. Het opstellen en uitvoeren van risicoanalyses (bijvoorbeeld op basis van een aantal risico-indicatoren) van asbestverdachte bouw- en sloopafvalpartijen en de acceptatie-eisen hierop aanpassen.
VROM-Inspectie maart 2004 Greep op de asbestketen
Pagina 32/40
Bijlagen
VROM-Inspectie maart 2004 Greep op de asbestketen
Pagina 33/40
Bijlage 1. Gegevens geïnspecteerde en bemonsterde partijen Aanpak Onderzoek van ongebroken bouw- en sloopafval. Indien de partij bouw-en sloopafval nog niet tot granulaat is bewerkt, is het praktisch niet mogelijk om het gehalte aan asbest in de partij exact te bepalen. De stukken puin zijn te groot voor een representatieve monsterneming en het asbesthoudend afval is meestal zeer inhomogeen in de partij verdeeld. Voor dergelijke partijen onbewerkt bouw- en sloopafval kan slechts een schatting worden verkregen van het gehalte aan asbest op basis van een visuele inspectie. De partij ongebroken bouw- en sloopafval wordt in delen uitgespreid in verschillende inspectielagen. Per inspectielaag wordt het oppervlak geïnspecteerd, waarbij alle asbestverdachte stukken en stukjes worden verzameld en in het laboratorium worden geanalyseerd. Het volume per inspectielaag wordt geschat op basis van de afmetingen (lengte en breedte) en de inspectie laagdikte. Bij het uitspreiden van de partij BSA wordt gebruik gemaakt van een shovel of kraan met overdrukcabine. Inspectie en monsterneming van ongebroken bouw- en sloopafval De partijen ongebroken bouw- en sloopafval zijn gedeeltelijk geïnspecteerd door op selectieve plaatsen sleuven te graven of door delen uit te spreiden in een inspectielaag. De asbestverdachte materialen zijn verzameld en meegenomen naar het laboratorium voor analyse. In veel gevallen zijn voor de inspectie plaatsen in het depot geselecteerd waar de kans op asbesthoudend materiaal het grootst was. Dit zijn voornamelijk plekken met metselpuin en restafval. Plaatsen met betonpuin, asfaltpuin, tegels en klinkers zijn zoveel mogelijk vermeden aangezien de kans gering is dat hier asbesthoudend materiaal tussen zit. Tabel 1. Gegevens inspectie partijen ongebroken bouw- en sloopafval. Locatie 1.
Type locatie Puinbreker
2.
Puinbreker
3.
Slooplocatie
4.
Puinbreker (sorteerlijn)
5.
Puinbreker
Type bouw- en sloopafval metselpuin (80%), dakpannen (10%), betonpuin en restafval (10%) metselpuin (80%), betonpuin (10%), asfaltpuin, tegels en restafval (10%) metselpuin (ca. 50%), betonpuin, klinkers (ca. 50%) metselpuin, dakpannen, betonpuin en restafval metselpuin, dakpannen, betonpuin en restafval
VROM-Inspectie maart 2004 Greep op de asbestketen
Omvang partij 80 m3 (5 containers)
Omvang geïnspecteerde deelpartij 19 m3
Ca. 50.000 m3 (één groot depot)
Ca. 120 m3
Ca. 750 m3 (één v/d twee depots) Ca. 5 m3
3,5 m3
partij A: 3 m3 partij B: 3 m3 partij C: 3 m3
partij A: 0,8 m3 partij B: 1,7 m3 partij C: 1,3 m3
3,4 m3
Pagina 34/40
Aanpak partijkeuring puingranulaat Dit onderzoek is gedeeltelijk gebaseerd op de strategie conform het Bouwstoffenbesluit en is erop gericht om een representatieve uitspraak te kunnen doen over de gegeven partij gebroken BSA of granulaat. De monsternemingsstrategie bestaat uit een systematisch monsternemingspatroon waarbij per partij van maximaal 2000 ton minimaal 2 x 50 grepen worden genomen inclusief veldinspectie op locatie. De grepen worden uiteindelijk samengevoegd tot 2 mengmonsters. Delen van de partij worden uitgespreid in verschillende inspectielagen. Na visuele inspectie worden de uitgespreide lagen bemonsterd. Bij dergelijke partijkeuringen wordt gebruik gemaakt van een shovel of kraan. Inspectie en monsterneming van puingranulaat De partijen puingranulaat zijn bemonsterd door op aselectieve plaatsen in de partij grepen te nemen met behulp van een graafmachine of shovel. Deze grepen zijn vervolgens uitgespreid in inspectielagen waarna deze zijn afgezocht naar asbestverdachte materialen. De asbestverdachte materialen zijn verzameld en meegenomen naar het laboratorium voor analyse. Na inspectie zijn per inspectielaag 7-8 grepen van 0,5 kg genomen die afwisselend in twee monsteremmers zijn gestopt. De emmers zijn meegenomen naar het laboratorium voor analyse. Tabel 2. Gegevens inspectie/monsterneming partijen puingranulaat. Locatie
Type locatie
1.
Puinbreker
2.
3.
Mobiele puinbreker (slooplocatie) Puinbreker
4.
Puinbreker
5.
Puinbreker
Type granulaat Menggranulaat 0-40 mm Menggranulaat 0-40 mm Mengranulaat 0-40 mm Menggranulaat 4-16mm Menggranulaat 0-40 mm
Omvang partij Ca. 1000 m3 (deeldepot) Ca. 1500 ton (deeldepot van 12.000 ton) Ca. 50.000 m3 (één groot depot) Ca. 800 m3 Ca. 3000 m3
Aantal grepen en omvang geïnspecteerde deelpartij 14 grepen van ca. 1,5 m3 = ca. 21 m3 14 grepen van ca. 1 m3 = ca. 14 m3 12 grepen van ca. 1m3 = ca. 12 m3 2x50 grepen van ca. 0,5 kg, geen inspectie uitgevoerd 10 grepen van ca. 0,3 m3 = ca. 3 m3
Analyse verzamelde materialen De verzamelde asbestverdachte materialen zijn geanalyseerd met behulp van polarisatiemicroscopie conform het ontwerp normvoorschrift NEN 5896 [1]. Met deze techniek zijn vezels te identificeren door bepaling van zowel de morfologie als de kenmerkende optische eigenschappen zoals brekingsindex, dubbelbreking, dispersie en het gedrag in gepolariseerd licht. Voor de partijen ongebroken bouw- en sloopafval en partijen granulaat zijn bij de schatting van de asbestconcentratie de volgende variabelen aangehouden: stortgewicht partij: 1,5-2,0 kg/liter zoekeffectiviteit: 40 – 100 % drooggewicht: 80 - 95 % (bepaald aan de hand van de fijne fractie in het laboratorium) dikte inspectielaag: 2-12 cm (ongebroken bouw- en sloopafval) 1-5 cm (granulaat)
VROM-Inspectie maart 2004 Greep op de asbestketen
Pagina 35/40
Analyse monsters puingranulaat De monsters puingranulaat zijn geanalyseerd conform de Ontwerp NEN 5897 [2]. De monsters zijn gedurende minimaal 24 uur gedroogd bij 105 °C en met zes zeven verdeeld in zeven zeeffracties: >16 mm, 8-16 mm, 4-8 mm, 2-4 mm, 1-2 mm, 0,5-1 mm en <0,5 mm. Na weging van de afzonderlijke fracties is de asbestconcentratie bepaald. Hierbij is de volgende werkwijze toegepast: •
De zeeffracties > 4 mm zijn in een dunne laag uitgespreid en met het ongewapende oog afgezocht naar asbestverdachte deeltjes. De verzamelde asbestverdachte deeltjes zijn met behulp van polarisatiemicroscopie nader onderzocht op de aanwezigheid van asbest. Deze bepaling wordt uitgevoerd conform het ontwerp normvoorschrift NEN 5896 [1].
•
De zeeffracties 2-4 mm, 1-2 mm en 0,5-1 mm zijn met behulp van stereomicroscopie afgezocht naar asbestverdachte deeltjes en -vezelbundels. Hierbij is respectievelijk 100%, 20% en 5% van de totale zeeffractie in een dunne laag uitgestrooid in een aantal petrischalen, en afgezocht bij een vergroting van respectievelijk 5x, 10x en 15x. De verzamelde asbestverdachte deeltjes zijn met behulp van polarisatiemicroscopie en/of rasterelektronenmicroscopie in combinatie met röntgenmicroanalyse (REM/RMA) nader onderzocht op de aanwezigheid van asbest.
•
De zeeffractie < 500 µm is niet onderzocht op aanwezigheid van asbestvezels.
Resultaten In tabel 3 staan voor de partijen ongebroken bouw- en sloopafval de aangetroffen typen materiaal gegeven en de geschatte asbestconcentraties op basis van de verzamelde materialen in het veld. In tabel 4 is een samenvatting gegeven van de analyseresultaten van de monsters puingranulaat. In de bijlage zijn de gedetailleerde analyseresultaten per monster opgenomen. Tabel 3. Inspectieresultaten partijen bouw- en sloopafval op basis van aangetroffen typen asbesthoudend materiaal. Locatie
Gewicht materiaal (gram) 347,4
75-100
Aangetroffen materiaal (inclusief gewichtspercentage asbest) 4 stukken AC 10-15% chrysotiel en 5-10% crocidoliet 7 stukken AC 10-15% chrysotiel 2 stukken AC 10-15% chrysotiel 10 stukken AC 2-5% chrysotiel -
1,5
80-100
-
-
1,9
80-100
325,0 451,0
-
Volume partij (m3) 21,0
Inspectie effectiviteit (%) 80-100
117
40-60
3,5
1. 2. 3.
0,8
80-100
1,7
80-100
3 stukken AC 10-15% chrysotiel 3 stukken AC 10-15% chrysotiel en 5-10% crocidoliet 1 stuk Eternite 0,1-2% chrysotiel 1stukje board 15-30% amosiet, 10-15% chrysotiel 30 stukken AC 10-15% chrysotiel -
1,3
80-100
-
4.
5.
* * * *
298,4 314,0 80,0 -
‘Gewogen’ concentratie (mg/kg) 1,8 (0,75 – 4,9)
0,45 (0,26 – 0,80) Geen asbest aantoonbaar Geen asbest aantoonbaar 120 (43 – 390)
20,0 28,0 2995
340 (120 – 2200)
-
Geen asbest aantoonbaar Geen asbest aantoonbaar
Alle aangetroffen asbesthoudende materialen zijn hechtgebonden. Drooggewicht: 90,0 - 93,5 % Stortgewicht partij: 1,5-2,0 kg/dm3 Tussen haakjes is het 95%-betrouwbaarheidsinterval weergegeven
VROM-Inspectie maart 2004 Greep op de asbestketen
Pagina 36/40
Tabel 4. Samenvatting analyseresultaten monsters puingranulaat. Locatie
1.
2.
3.
4.
5. *
Concentratie Concentratie veldinspectie monster mg/kg mg/kg 1,2 4,1
chrysotiel mg/kg
amfibo totaal asbest ol mg/kg mg/kg
‘gewogen’ concentratie asbest mg/kg
5,0
0,29
5,3 (3,9-12)
7,9 (5-27)
1,2 -
1,2 -
0,91 -
1,5 -
2,4 (1,4-8,4) 16 (9,7-44) < 1,9 < 1,9
-
-
-
-
< 1,9
-
29 0,5
29 0,5
-
29 (19-42) 29 (19-42) 0,5 (0,4-2,3) 0,5 (0,4-2,3)
-
9,9 -
9,9 -
-
-
-
-
-
9,9 (7,9-12) niet aantoonbaar < 2,0
9,9 (7,9-12) niet aantoonbaar < 2,0
-
-
-
-
< 1,9
< 1,9
< 1,9
Wanneer geen asbest is aangetroffen wordt de bepalingsgrens weergegeven
VROM-Inspectie maart 2004 Greep op de asbestketen
Pagina 37/40
VROM-Inspectie maart 2004 Greep op de asbestketen
Pagina 38/40
Bijlage 2. Leden Projectteam Mevrouw G. de Vries, VROM-Inspectie Noord Mevrouw T. Holtslag, VROM-Inspectie Noord De heer J.O. van Erpers Roijaards, VROM-Inspectie Noord-West De heer A. Zwerver, VROM-Inspectie Zuid De heer J. van Hal, VROM-Inspectie regio Oost De heer G.J. Bosch, Arbeidsinspectie Mevrouw M. Gjaltema, provincie Gelderland De heer H. van Dijck, provincie Overijssel De heer D. van Olst, provincie Overijssel Adviseurs De heer J. Elzenga, provincie Overijssel De heer R. Duzijn, provincie Gelderland
VROM-Inspectie maart 2004 Greep op de asbestketen
Pagina 39/40
VROM-Inspectie maart 2004 Greep op de asbestketen
Pagina 40/40