BSO TWEEDE GRAAD Eerste en tweede leerjaar
vakken
GRAFISCHE TECHNIEKEN:
5 u/week
PRAKTIJK GRAFISCHE TECHNIEKEN:
14 u/week
IT-s
2000/020 (vervangt 98004)
INHOUDSOPGAVE
Pedagogisch project van het Gemeenschapsonderwijs ........................................................................ 2
Beginsituatie ........................................................................................................................................... 5
Specifieke visie ...................................................................................................................................... 5
Algemene doelstellingen ........................................................................................................................ 5
Vak Grafische technieken TV
leerplandoelstellingen/leerinhouden.............................................................................................. 7
Grafische technieken PV
leerplandoelstellingen/leerinhouden............................................................................................ 15
minimale uitrusting ...................................................................................................................... 19
pedagogisch-didactische wenken, didactische middelen en timing............................................ 19
evaluatie ...................................................................................................................................... 24
bibliografie ................................................................................................................................... 25
2
HET PEDAGOGISCH PROJECT van het GEMEENSCHAPSONDERWIJS Een ambitieus project voor een uniek profiel Het Gemeenschapsonderwijs onderscheidt zich van de andere onderwijsnetten doordat het zich uitdrukkelijk profileert als neutraal en pluralistisch. Het verstrekken van neutraal onderwijs in een pluralistische omgeving vormt dan ook het meest fundamentele uitgangspunt van het Pedagogisch Project van het Gemeenschapsonderwijs.
Het Pedagogisch Project van het Gemeenschapsonderwijs kan worden beschouwd als de grondwet van het Gemeenschapsonderwijs, een grondwet die in al de instellingen van ons net moet worden gerespecteerd en die het Gemeenschapsonderwijs een uniek gezicht geeft. Het vult de begrippen neutraliteit en pluralisme verder in, formuleert een aantal algemene doelstellingen en is volledig in overeenstemming met de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens.
Grondslagen en doelstellingen
Het Pedagogisch Project van het Gemeenschapsonderwijs is een project dat vooral gefundeerd is op neutraliteit en pluralisme. Het beantwoordt ook aan de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens en aan de recente Verklaring van de Rechten van het Kind. Het Pedagogisch Project van het Gemeenschapsonderwijs biedt iedereen kansen op een optimale ontplooiing van zijn of haar talenten en is steeds gericht op de totale ontwikkeling van het individu. Daarbij wordt extra aandacht geschonken aan de vorming van een kritische en creatieve houding t.o.v. mens, natuur en samenleving. De recente geschiedenis bewijst dat mens en maatschappij bijzonder snel veranderen. Daarom streeft het Pedagogisch Project van het Gemeenschapsonderwijs een dynamisch mens- en maatschappijbeeld na. Het draagt bij tot de vorming van vrije mensen die: .
voldoende zelfvertrouwen hebben en open staan voor anderen;
.
verdraagzaam zijn en eerbied opbrengen voor andermans meningen;
.
mondig zijn, zodat ze hun ideeën helder kunnen formuleren;
.
intellectueel nieuwsgierig blijven;
.
getuigen van emotionele, esthetische en morele bewogenheid;
.
oog hebben voor de sociale werkelijkheid en opkomen voor de eerbiediging van de rechten van de mens;
.
zich inspannen om de gelijkwaardigheid van mannen en vrouwen daadwerkelijk te helpen verwezenlijken.
Het Pedagogisch Project van het Gemeenschapsonderwijs beschouwt elk kind en elke jongere als een uniek en waardevol individu dat de kans moet krijgen om zich zo volledig mogelijk te kunnen ontwikkelen. In de praktijk komt dat neer op gelijke kansen voor gelijkbegaafden, het wegwerken van eventuele achterstanden en het gepast inspelen op de speciale behoeften van meerbegaafde leerlingen.
3 Tegelijk komt het Pedagogisch Project van het Gemeenschapsonderwijs echter ook tegemoet aan de behoeften van de mens als lid van de gemeenschap. De individuele persoon moet zich in die gemeenschap maximaal kunnen ontplooien. Dat is enkel mogelijk als de vorming van het individu zich niet beperkt tot het aanleren van wetenschappelijke, technologische, sociaal-culturele en morele vaardigheden, maar gericht is op een evenwichtige en gezonde cocktail daarvan. Die totale vorming omvat de volgende essentiële taken: .
het verstrekken van bruikbare kennis;
.
het ontwikkelen van vaardigheden;
.
het aanleren van methoden en technieken om de verworven kennis gepast aan te wenden;
.
het bijbrengen van attitudes die toelaten om zich later als volwassene vlot te kunnen bewegen in een snel wisselende maatschappij, met steeds meer vrije tijd, nieuwe technologieën en toenemende aandacht voor natuur en leefmilieu.
Het Gemeenschapsonderwijs voedt op tot sociaal engagement, verantwoord gebruik van de ruimte, wereldsolidariteit, verdraagzaamheid en belangstelling voor cultuur in binnen- en buitenland.
De zeven pijlers van het Pedagogisch Project
1 Fundamenteel vertrouwen hebben in zichzelf en met openheid anderen kunnen benaderen, met erkenning van hun eigenheid.
Mensen die onvoldoende zelfvertrouwen hebben, zijn vaak gefrustreerd en angstig. Ze zijn bang voor alles wat afwijkt van de norm, voor alles wat nieuw of anders is. Ze vormen een zwakke prooi voor volksmenners en laten zich al te snel op sleeptouw nemen door allerhande charlatans en leidersfiguren. Het Gemeenschapsonderwijs wil kinderen en jongeren daarom zelfstandig leren denken en beslissingen nemen.
2 Een open geest hebben, zonder vooroordelen, met belangstelling en respect voor ieders mening.
Onze samenleving krijgt gaandeweg een meer multicultureel karakter, maar niet iedereen onderkent de verrijking die daarmee gepaard gaat. Vaak leidt een slecht begrepen beveiliging van de eigen identiteit dan ook tot het hanteren van vooroordelen of eng radicalisme.
De vrijheid van meningsuiting maakt het bovendien mogelijk dat aanhangers van extreme visies minder kritisch ingestelde mensen kunnen manipuleren met gestroomlijnde vooroordelen om de maatschappelijke orde naar hun hand te zetten.
Vooroordelen zijn pijnlijk. Om ze te bestrijden is in de opvoeding van onze jeugd een fundamentele basis van open sociale bewogenheid een absolute prioriteit.
Het Gemeenschapsonderwijs leert kinderen en jongeren hoe ze vooroordelen van feiten kunnen onderscheiden, zodat ze zich niet laten misleiden door als waarheid vermomde leugens.
4 3 Mondig zijn, zodat men zijn ideeën voor de medemens helder en juist kan vertolken.
Wie iets te zeggen wil hebben, moet zich behoorlijk leren uitdrukken. In de scholen van het Gemeenschapsonderwijs leren kinderen en jongeren dan ook voor zichzelf en anderen op te komen en hun eigen standpunten te verdedigen.
4 Intellectueel nieuwsgierig blijven, met een levenslange zin voor studie en vorming.
Een getuigschrift of diploma behalen is in het Gemeenschapsonderwijs geen doel op zichzelf, maar een middel om toegang te krijgen tot verdere studie of tot een bepaald beroep. Ons ideaal is mensen te vormen die zich hun leven lang verder blijven vervolmaken en die voortdurend nieuwe kennis willen opdoen. De school geeft de aanzet tot die intellectuele nieuwsgierigheid, die ervoor zorgt dat mensen niet uitgeblust en hopeloos achterop raken.
5 Getuigen van emotionele, esthetische en morele bewogenheid.
Kennisoverdracht is maar een van de doelstellingen van het Gemeenschapsonderwijs. Wij zijn er immers niet op uit onverschillige bollebozen af te leveren. In het leven van een mens vervult ook het gevoel een belangrijke rol en daarom moeten kinderen positief leren omgaan met hun eigen emoties en die van anderen. De ontwikkeling van het geweten, van een rechtaardigheid- en verantwoordelijkheidsgevoel, krijgt in het Gemeenschapsonderwijs dan ook de volle aandacht.
6 Oog hebben voor de sociale werkelijkheid en de maatschappelijke ongelijkheden.
Het is een gevaarlijke illusie te denken dat iedereen bij zijn geboorte dezelfde kansen heeft en dus ook het lot beschoren krijgt dat hij of zij verdient. In werkelijkheid krijgen sommige mensen alles op een gouden schoteltje aangeboden, terwijl anderen moeten vechten voor een menswaardig bestaan. Het Gemeenschapsonderwijs probeert die ongelijkheden weliswaar te corrigeren, maar schermt zijn leerlingen toch niet af van de sociale werkelijkheid. Wij willen kinderen en jongeren geen rad voor ogen draaien, maar hen integendeel leren op te komen voor de Rechten van de Mens, voor de democratie en voor meer sociale rechtvaardigheid.
7 De gelijkwaardigheid van mannen en vrouwen niet enkel als ideaal vooropstellen, maar zich ook inspannen om dit ideaal in de praktijk te verwezenlijken.
Alle scholen van het Gemeenschapsonderwijs zijn scholen waarin jongens én meisjes toegang hebben tot elke studierichting. Zo beleeft het Gemeenschapsonderwijs al jaren de gelijkwaardigheid van mannen en vrouwen. Toch worden we in de praktijk nog geregeld geconfronteerd met verdoken vormen van discriminatie, zowel in de samenleving als binnen de schoolmuren. Het volstaat het aantal vrouwen in ons parlement of het aantal vrouwelijke topfunctionarissen te tellen om in te zien dat de door de wet voorgeschreven gelijkwaardigheid in de praktijk nog lang geen werkelijkheid is geworden.
5 Een nieuwe uitdaging voor het Gemeenschapsonderwijs.
6
1 BEGINSITUATIE VOOR HET VAK Beginsituatie: De leerlingen komen uit het tweede leerjaar van het beroepsvoorbereidend jaar of van een andere onderwijsvorm. Velen hebben geen voorkennis van de grafische technieken. De voorkennis van de leerlingen uit het beroepenveld grafische technieken kan slechts als initiërend beschouwd worden, zodanig dat voor de realisatie van onderstaande doelstellingen de verworven vaardigheden te verwaarlozen zijn. Beginsituatie voor het tweede leerjaar: Normalerwijze komen de leerlingen uit het 1ste leerjaar. Reëel komen er leerlingen over van andere onderwijsvormen en andere opties. Het is noodzakelijk dat de leerkracht een herhaling inricht van de essentiële delen van de leerstof van het 1ste leerjaar of via inhaallessen de nieuwe leerlingen bijwerkt gedurende de maand september.
2 SPECIFIEKE VISIE In de tweede graad Drukken BSO wordt een praktijk gerichte "poly-grafische" opleiding verstrekt. Deze basisopleiding laat de leerlingen kennis maken met alle toegepaste drukker technieken. De grondslag wordt gelegd voor de vakopleiding in de derde graad. Met de belangrijkste traditionele en nieuwe technieken, die van toepassing zijn in de grafische industrie, worden de leerlingen vertrouwd gemaakt. Dit laatste vindt zijn finalisering in de derde graad.
Het technisch vak " Grafische technieken" wordt opgesplitst in: 1. Technologie met klemtonen op praktisch gerichte: - Kennis verwerven van zet- en druktechnieken; - elektronische drukvoorbereiding: tekstverwerking; - eenvoudige montage en reprografische handelingen; - grondstoffen: papier en inkt; 2. Grafisch tekenen legt de klemtoon op het thematisch uitwerken van esthetisch verantwoorde ontwerpen die druktechnisch kunnen uitgevoerd worden. De praktijk Grafische technieken richt zich op het voorbereiden en uitvoeren volgens gegeven methodes en onder begeleiding van drukwerken op eenvoudige persen en op de éénkleuroffsetpers.
3 ALGEMENE DOELSTELLINGEN In de tweede graad Grafische technieken wordt een "polygrafische" uitvoeringsgerichte basisopleiding verstrekt, aangaande alle drukker technieken en wordt de grondslag gelegd voor de beroepsvorming in de derde graad. Via praktische oefeningen komen de leerlingen in aanraking met de belangrijkste elementen van de traditionele en de nieuwe drukker technieken. Met de leerlingen wordt op het einde van de tweede graad gestreefd naar het leggen van een praktische grondslag aangaande manuele en computergestuurde beeldvorming en beeldverwerking, typografie en vormgeving.
7 De leerlingen verwerven een basiskennis aangaande papier en inkten gericht op druksituaties op de éénkleurpersen. De leerlingen tekenen en ontwerpen eenvoudig drukwerk, enerzijds voorbereidend op de optie drukvoorbereidingstechnieken in de 3de graad en anderzijds ter ondersteuning van de behandelde druktechnische inhouden. De leerlingen kunnen naar vooraf opgegeven methodes en onder voortdurende begeleiding: - eenvoudig drukwerk opmaken en monteren; - drukvormen vervaardigen en nabehandelen; - drukken op een degel- en/of cilinderpers; - drukken van éénkleurwerk op de offsetpers;
De integrale kwaliteitszorg zal van bij het begin nagestreefd worden in elke oefening. Het vak "grafisch tekenen" heeft een grafische toets en voorziet de ontwikkeling van ontwerp tot een drukker-technische structuur. Ook bij eenvoudige oefeningen stelt men hoge eisen aan exactheid en het gericht handelen. De leerlingen worden voortdurend getraind in het verwerven van de volgende attitudes: - zin voor het werken volgens opgegeven methodes; - zin voor orde en netheid; - zin voor verantwoordelijkheidsgevoel tegenover de gebruikte apparatuur; - zin voor druktechnisch verantwoord werken; - zin voor het esthetische; - zin voor veiligheid en hygiëne; - zin voor het bespreekbaar stellen van methodisch uitgevoerde druktechnieken en handelingen - zin voor samenwerking.
4 LEERPLANDOELSTELLINGEN / LEERINHOUDEN GRAFISCHE TECHNIEKEN TV
2e graad SO ste
1 jaar: 5u/w 2de jaar: 5u/w
Vak: GRAFISCHE TECHNIEKEN
TV
8
LEERPLANDOELSTELLINGEN / LEERINHOUDEN B/U
LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
De leerlingen kunnen
B
B
1.1
1.2
1.
TECHNOLOGIE
Hoog-, vlak-, diep- en zeefdruk onderscheiden en hun kenmerken vaststellen.
1.1
De druktechnieken
De onderverdelingen van typografische maatsystemen aanduiden.
1.2
Soorten letters onderscheiden en hun delen aanduiden zowel op het drukmateriaal als op de afdruk.
Bondig overzicht van de soorten druktechnieken Zettechnieken 1.2.1
Typografisch maatsysteem
De letter
Het letter- en regelwit benoemen en dit construeren volgens oud, nieuw en gecombineerd stelsel.
-
soorten letters
-
delen van de letter
-
letterwit
-
regelwit
Het wit De verschillende correctietekens lezen en ze gebruiken bij tekstcorrecties. De volgorde in de opbouw van kleurzetsels verwoorden. 1.2.2
Typografische tekstindelingen
Opbouwen kadervorm Koperen lijnen Correctietekens Zetselconstructie Zetten van kleurzetsels
9
B/U
LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
De leerlingen kunnen B
1.3
De evolutie van zetsystemen bespreken.
1.3
De mogelijkheden van elektronische tekst- en beeldintegratie illustreren.
Zetsystemen Evolutie van zetsystemen Elektronische tekst- en beeldintegratie Programmatuur
B
B
1.4
1.5
De evolutie van vlakdruk tot offset aantonen.
1.4
Druktechnieken
De algemene werking van de offsetmachine omschrijven.
Vlakdruk: ontstaan en evolutie
De evolutie van hoogdruk en -procédés illustreren.
Algemene werking van de offsetmachine
Zeefdruk en zijn productieproces omschrijven.
Ontstaan van hoogdruk en diepdruk
Vlakdruk, hoogdruk, diepdruk en zeefdruk op realisaties van elkaar onderscheiden.
Hoogdrukprocédés: van stempel tot loden letter
Snijden, vouwen, verzamelen, nieten, omschrijven en hun toepassingen aangeven.
Zeefdrukprocédé: sjablonen, raam, rakel, persen 1.5
Aanvullende technieken Snijden, vouwen, verzamelen, nieten
10
B/U
LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
De leerlingen kunnen B
1.6
De herkomst van de naam papier aangeven en de verdere evolutie omschrijven.
1.6
Het Papier De geschiedenis van papier.
De grondstoffen gebruikt voor de papierindustrie opsommen.
Grondstoffen voor het aanmaken van papier
Het gebruik van het soort papier aangeven.
Gebruikte papiersoorten bij hoogdruk en vlakdruk
Gestreken en ongestreken papier onderscheiden, alsook houthoudend en houtvrij papier. Van elk hun toepassingen aangeven.
Papiersoorten vaststellen: Gestreken en ongestreken papier;
De looprichting en de viltzijde van papier aanduiden.
Houthoudend en houtvrij papier.
De verschillende papierformaten via voorbeelden illustreren
Looprichting, vilt- en zeefzijde; Papierformaten: Standaardformaten; Eenheidsformaten.
B
1.7
Het eerste gebruik en de verdere evolutie van drukinkten bespreken. Aantonen dat inktkennis belangrijk is voor de drukker. Inkten indelen naar hun drukprocédé. Etiketten op verpakkingen of bussen lezen en hun toepassing verwoorden. De wijze van het bewaren van aangebroken bussen en restanten verwoorden. Basisbegrippen voor het mengen van kleuren onderkennen en de hierbij gebruikte materialen duiden
1.7
De drukinkten. Historisch overzicht van het ontstaan van de drukinkt. Inkten in functie van de verschillende drukprocédés. Mengen van drukinkten Verpakking van drukinkten en het etiket; Wijzen van bewaren.
11
B/U
LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
De leerlingen kunnen B
1.8
Het gebruik van de computerapparatuur omschrijven.
1.8
Pré-press
De functionaliteit van de verschillende apparaten aangeven.
Elektronische tekstverwerking
De verschillende functies van één tekstverwerkingsprogramma onderkennen en gebruiken.
Hardware:
De begrippen en de verschillende termen kunnen gebruiken, de verschillende handelingen verwoorden.
Computer en randapparatuur; Toetsenbord, muis; Beeldschermen; Belichters en printers. Tekstverwerkingsprogramma: Inhoud; Menu's; Gereedschappen.
12
B/U
LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
De leerlingen kunnen B
1.9
Het nut van pagina - en drukvormmontage omschrijven.
1.9
Montage en reprografie
De soorten originelen en de kwaliteit ervan onderscheiden.
Montage:
De soorten belichtingswijzen onderscheiden.
Indeling en paginamontage;
De verschillende soorten grafische films onderscheiden
Drukvormmontage. Reprografie: Originelen; Kwaliteit van originelen; Belichten; Reproductiematerieel; Grafische filmen en hun soorten.
B
1.10
De toepassingsgebieden van positief en negatief kopie aanduiden.
1.10
Kopie: Positief en negatief kopie
De specifieke toepassingsgebieden van de verschillende soorten drukvormen aangeven.
Verschillende drukvormen: Offsetplaat; Fotopolimeerplaat; Zeefdruksjablonen.
B
1.11
Schematisch de evolutie van offsetplaten illustreren. De toepassingsgebieden van de soorten offsetplaten aangeven.
1.11
Offsetplaat Geschiedenis Soorten
13
B/U
LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
De leerlingen kunnen
B
2.1
Opbouwen van een letter.
2
GRAFISCH TEKENEN
2.1
Lettertekenen met geometrisch alfabet.
Analyseren van letters naar verschillende onderdelen.
Toepassen: potlood, trekpen.
Verschillende letters tekenen. B
2.2
Eenvoudige tekst met verschillende lettersoorten natekenen en aanpassen.
2.2
Gebruik van verschillende lettersoorten in een eenvoudig ontwerp.
B
2.3
Eenvoudige bladschikkingen in harmonie en evenwicht typografisch uitvoeren.
2.3
Grafisch ontwerpen van een bladschikking met letterkeuze, bijvoorbeeld van een advertentie.
B
2.4
Ontwerpen van een advertentie of logo naar analogie van voorbeelden.
2.4
Grafisch ontwerpen van een advertentie of logo naar analogie van bestudeerde voorbeelden.
B
2.5
Gelegenheidsdrukwerk analyseren, een gelijkaardig drukwerk ontwerpen en uittekenen.
2.5
Eenvoudig gelegenheidsdrukwerk analyseren en een gelijkaardig drukwerk ontwerpen en uittekenen.
B
2.6
Gelegenheidsdrukwerk variëren door het aanbrengen van grijswaarden.
2.6
Gelegenheidsdrukwerk bestuderen om het te kunnen variëren door het aanbrengen van grijswaarden.
B
2.7
Samenstellen en mengen van kleuren.
2.7
Kleurcomposities met kleurmengingen in functie van een drukwerk.
Kleurmengingen esthetisch appreciëren. B
2.8
Natekenen en ontwerpen van decoratieve motieven in o.m. inpakpapier, behangpapier.
2.8
Decoratieve kleuroefeningen o.a. repeterende motieven.
B
2.9
Tekenen naar de natuur van voorwerpen en dieren.
2.9
Waargenomen voorwerpen en dieren tekenen.
B
2.10
Ontwerpen van een doosje en dit decoreren.
2.10
Ontwerpen van een doosje en dit decoreren.
B
2.11
Na analyse van een bestaand model, een gelegenheidsdrukwerk creatief en nauwkeurig ontwerpen.
2.11
Nauwkeurig en creatief gelegenheidsdrukwerk in kleur ontwerpen naar analogie van een bestaand model of met gegeven elementen.
14
B/U
LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
De leerlingen kunnen B
2.12
Stileren van voorwerpen en /of dieren.
2.12
Gestileerde voorwerpen of dieren verwerken in een ontwerp.
B
2.13
Ontwerpen van een typografisch verantwoorde folder en /of strooiblad.
Stileren van voorwerpen en/of dieren. Gestileerde elementen verwerken in een ontwerp.
2.13
Schikken van gegeven teksten over twee of meerdere bladzijden, rekening houdende met maataanduidingen en druktekens.
Analyseren van verschillende typografisch verantwoorde folders. Ontwerpen van een eenvoudige folder of strooiblad. Monteren van een gegeven tekst met bladindeling en pagina aanduiding.
B
2.14
Ontwerpen van een gelegenheidsdrukwerk.
2.14
Ontwerpen in kleur van een wenskaart.
B
2.15
Gegeven elementen samenbrengen tot een esthetisch en druk- technisch verantwoord geheel.
2.15
Met gekregen elementen een harmonisch, esthetisch verantwoord ontwerp maken.
B
2.16
Een concreet voorbeeld omzetten in een positief en negatief beeld.
2.16
Tekenen in positief en negatief van bijvoorbeeld een rug van een speelkaart of een zelfklever.
B
2.17
Geometrische figuren en/of driedimensionale voorwerpen diepte geven in een ontwerp.
2.17
De wijze om diepte te geven in tweedimensionale afbeeldingen bestuderen. Geometrische figuren en/of driedimensionale voorwerpen diepte geven in een ontwerp.
B
2.18
Verschillende technieken geïntegreerd toepassen in een creatief ontwerp.
2.18
Ontwerpen van een kalenderblad met inbegrip van het toepassen van letters, cijfers en illustraties.
15
5 LEERPLANDOELSTELLINGEN / LEERINHOUDEN : PRAKTIJK GRAFISCHE TECHNIEKEN
2e graad SO ste
1 jaar: 14u/w 2de jaar: 14u/w
PV
Vak: PRAKTIJK GRAFISCHE TECHNIEKEN
PV
17
LEERPLANDOELSTELLINGEN / LEERINHOUDEN B/U
LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
De leerlingen kunnen B
1
Soorten letters gebruiken.
1
Zettechnieken.
Letterwit en regelwit gebruiken.
1.1.
Soorten letters
Regelvallen toepassen.
Letterwit en regelwit.
Uittekenen en zetten van korte teksten.
Regelvallen.
Maken van een lay-out van een gelegenheidsdrukwerk.
Manueel uittekenen en zetten van teksten.
Aanmaken van eenvoudige teksten met een tekstverwerkings- programma.
1.2.
Lay-out. Oefeningen op lay-out
1.3.
Initiatie in elektronische tekstvervaardiging. Elektronisch aanmaken van meerdere eenvoudige teksten.
18 B/U
LEERINHOUDEN
LEERPLANDOELSTELLINGEN De leerlingen kunnen
B
2
Degelpers en/of cilinderpers.
2
Druktechnieken.
Herkennen en omschrijven van onderdelen.
2.1.
Studie van de degelpers en/of cilinderpers.
De legger omschrijven en aanbrengen
Onderdelen en werking;
Uitvoeren volgens een vast stramien.
Legger: soorten, opmaak;
Rollen en inktwerk afstellen.
Invormen;
Papiertransport afstellen.
Rollen- en inktwerk;
Vellenschuivers toepassen.
Regeling papierdoorvoer;
Hygiënisch en veilig omgaan en bedienen van de pers.
Instellen vellenschuivers.
Onder begeleiding drukken van eenvoudig gelegenheidsdrukwerk en/of folders volgens opgegeven methode.
Hygiënisch en veilig omgaan met de pers. 2.2.
Onder begeleiding drukmoeilijkheden analyseren en deze oplossen.
Drukken van eenvoudig drukwerk op de degel- en/of cilinderpers. Verschillende oefeningen: Drukvormen klaarmaken; Drukken; Drukmoeilijkheden.
2.3.
Afwerken van de drukwerken uit 2.2.
19 B/U
LEERINHOUDEN
LEERPLANDOELSTELLINGEN De leerlingen kunnen
B
3
Klaarmaken voor gebruik van de computer en zijn randapparatuur.
3
Tekstverwerking
3.1.
Hardware
Hygiënisch en veilig hanteren van de verschillende apparatuur.
Gebruiksklaar maken van de apparatuur. Onderhoud van de apparatuur.
De functies van een tekstverwerkingsprogramma gebruiken.
Veiligheid en hygiëne in relatie tot de apparatuuromgeving.
Streven naar een goede tienvingerzetting. Naar gegeven richtlijnen soorten letters, letter- en regelwit, regelval en uitlijnen gebruiken.
3.2.
Tekstverwerking. Oefeningen op de functies van een tekstverwerkingsprogramma.
De lay-out van een eenvoudige tekst ingeven en aanpassen.
Oefeningen op tienvingerzetting.
Teksten naar bestaande voorbeelden ingeven en bewerken.
Oefeningen op typografie.
Teksten i.v.m. gelegenheidsdrukwerk ingeven en bewerken.
Grootte en soorten letters.
Teksten klaarmaken voor verdere bewerkingen in een opmaak- programma.
Letter- en regelwit. Regelval, uitlijnen. Lay-out. Geïntegreerde oefeningen naar bestaande voorbeelden. Ingeven en bewerken van teksten i.v.m. gelegenheidsdrukwerk. Bewaren en exporteren van teksten.
B
4
Eenvoudige drukwerken en hun montage ontleden en natekenen. Plaatsen van teksten en gegevens op millimetervel uittekenen. Naar opgegeven methoden volledige pagina's en drukvormen monteren met aanduiding van druktekens.
4
Montage. Ontleden van drukwerken en hun montage. Indelingen uittekenen. Paginamontages van eenvoudige teksten op papier en film. Drukvormmontages van eenvoudige teksten op papier en film.
20 B/U
LEERINHOUDEN
LEERPLANDOELSTELLINGEN De leerlingen kunnen
B
5
Onderdelen van camera's en contactkasten onderscheiden.
5
Naar opgegeven methoden verschillende instellingen toepassen, o.m. scherpte, vergroting.
Reprografie. Bedienen van camera's en contactkasten. Werken met verschillende filmsoorten: o.m. daglicht- en donkerkamerfilm. Retoucheren van filmen.
De verschillende soorten filmen in relatie tot hun gebruik toepassen. Eenvoudige fouten op filmen retoucheren. B
6
Naar opgegeven methoden:
6
- perforatieapparatuur en kopieerraam instellen;.
Perforeren van offsetplaat.
- verschillende registersystemen toepassen;
Registreren van montage en offsetplaat.
- uitvoeren van testbelichting aan de hand van meetstroken
Het belichten en ontwikkelen van de offsetplaat aan de hand van testbelichting uitvoeren.
- ontwikkelen, retoucheren en nabehandelen van off-setplaten. B
7
Kopie.
De onderdelen van een éénkleuroffsetpers beschrijven in functie van het productieproces. Naar opgegeven methoden: - papierdoorvoer voor verschillende papiersoorten en papierformaten afstellen; - de juiste vocht- en inktbalans afstellen; Onder begeleiding verschillende producten op elkaar afstemmen in relatie tot het drukproces. Gevoelig zijn voor de hygiëne en veiligheid op de werkplek. Veilig omgaan met producten en de pers in de arbeidsomgeving. Drukken van eenvoudige drukwerken op een éénkleurpers.
Nabewerkingen van de offsetplaat uitvoeren. 7
Offsetdrukken. Studie van de éénkleuroffsetpers: verschillende onderdelen en hun functie in het productieproces. Afstellen van de papierdoorvoer. Afstellen van inkt- en vochtwerk. Gebruik van verschillende producten na analyse van de bijsluiters. Hygiëne en veiligheidsaspecten bij het drukken. Onderhoud van de werkplek. Drukken van eenvoudige drukvormen op een éénkleurpers.
22
6 MINIMALE UITRUSTING Zetkast en invormset Hardware en software voor tekstverwerking. Montagetafels Camera en contactkast Donkere kamer Apparatuur voor het belichten en ontwikkelen van offset platen. Degel en/of cilinderpers. Eénkleuroffsetpers. Verschillende soorten papier Verschillende drukinkten Apparatuur om vouwen, verzamelen, snijden, nieten, rillen, pregen, stansen, perforeren en nummeren te demonstreren. Tekentafels.
7 PEDAGOGISCH-DIDACTISCHE WENKEN Organisatorische uitgangspunten 7.1. Teamwerking. De leerkrachten technologie, grafisch tekenen en praktijk Grafische technieken moeten ter realisatie van dit programma en voor het opmaken van het jaarplan bestendig overleg plegen.
De leerplandoelstellingen en de eraan gerelateerde inhouden worden ter realisatie gespreid per leerjaar voor: - Technologie over 50 lestijden; - Grafisch tekenen over 75 lestijden; - Praktijk grafische technieken over 350 lestijden. Het vorige biedt de leerkrachten ruimte om de overige lestijden vrij in te vullen via uitbreidingsdoelstellingen en/of de algemene en leerplandoelstellingen aan te passen aan de specifieke meer gespecialiseerde uitrusting van de school.
7.2. Jaarplan. Van elke lerares/leraar wordt verwacht dat zij/hij in het begin van het schooljaar een jaarplanning maakt. Die planning kan gemaakt worden volgens het bijgevoegd model. De timing is gemaakt voor 25 weken per schooljaar. De resterende tijd kan door de lerares/leraar vrij gebruikt worden voor uitdiepingen en/of uitbreidingen (hoofdzakelijk specifiek gericht naar de optie toe). Ook nieuwe ontwikkelingen kunnen hier eventueel aan bod komen. De timing en de volgorde van de leerstofonderdelen is niet bindend. Indien afgeweken wordt, moet er steeds over gewaakt worden dat de noodzakelijke voorkennis aanwezig is.
23
Jaarplan
Optie: ........................................................................................
Leerkracht: ...........................................................
Vorderingsplan Onderwijsvorm: ..............
Graad: ....................
Jaar: .........................
Vak: ..........................................................................................
Handboek/cursus:...........................................................................
JAARPLAN Week nummer
Nr in leerplan
Schooljaar:
19
/
Leerplannummer: ...........................
Uren/week: ...........
VORDERINGSPLAN Leerinhouden
Gegeven op (datum)
Opmerkingen
24
7.3. Cursus. Leerlingen mogen slechts aanvullende notities nemen. Aan de leerlingen wordt een cursus of handboek ter hand gesteld waarin voor elk hoofdstuk is opgenomen: - de leerplandoelstellingen, desgevallend aangevuld met gedifferentieerde doelstellingen. De leerlingen moeten weten wat van hen verwacht wordt, inbegrepen de eisen gesteld bij de evaluatie. - de leerstof, geïllustreerd door vele voorbeelden,... - opdrachten voor zelfevaluatie of opdrachten waardoor de leerlingen zichzelf kunnen toetsen aangaande hun beheersing van de leerstof.
Laat de leerlingen een documentatiemap aanleggen met illustraties die de leerinhouden ondersteunen. Na elk hoofdstuk van de "Technologie" wordt samen door middel van een leergesprek met de leerlingen een synthese gemaakt, die zij noteren. Na elke praktische uitvoering gedurende het vak "Praktijk grafische technieken" wordt samen met de leerlingen het te volgen handelingsschema opgesteld. De cursus van het 1ste leerjaar gaat mee naar het tweede leerjaar en wordt daar aangevuld. Aan de leerlingen die het eerste leerjaar niet gevolgd hebben wordt de cursus van het eerste leerjaar gegeven. Gedurende inhaallessen of bijsturingsmomenten worden de belangrijkste leerstofdelen met hen doorgenomen.
7.4. Attitudes. De opleiding hecht veel belangstelling aan attitudes. Elke gelegenheid wordt aangegrepen om de verwerving ervan te stimuleren. cf. Algemene doelstellingen.
8 Specifieke pedagogisch-didactische wenken en didactische middelen. De specifieke pedagogisch-didactische wenken en didactische middelen volgen de identische indeling van de vakken en deelvakken zoals deze van de leerplandoelstellingen en leerinhouden per vak.
8.1. Grafische technieken.
8.1.1. Technologie De doelstellingen en leerinhouden moeten samen met deze gelezen worden. Het programma, afgesteld op de "doe-leerlingen", impliceert dat er geen theorie om de theorie gegeven wordt, doch dat alle leerinhouden behandeld worden in functie van de praktijk. cf. de doelstellingen. Het is vooral belangrijk dat er uitgegaan wordt van waarnemingen of demonstraties om de verschillende leerstofonderdelen in functie van de beschreven doelstellingen te bestuderen. Hierbij wordt gebruik gemaakt van materialen, drukwerken, documentatie van toeleveringsfirma's, apparatuur alsook van dia's, film- of videofragmenten, CD-Rom,... Indien mogelijk organiseert men samen met de leerkracht praktijk voorbereide bezoeken aan drukkerijen en toeleveringsfirma's.
25 Op het einde van elk hoofdstuk wordt er samen met de leerlingen een praktijk gerichte synthese opgebouwd, die de leerlingen noteren. Deze synthese vervangt echter de cursus niet.
* Druktechnieken. De verschillende druktechnieken vergelijken door middel van drukvormen en drukwerk.
* Zettechnieken. De verschillende begrippen en hun onderlinge relaties afleiden uit praktijkvoorbeelden. Zwart-wit en kleurenzetsels analyseren naar opbouw.
* De evolutie schetsen van de verschillende zetsystemen met behulp van demonstraties of foto's of tekeningen. Demonstreren van de mogelijkheden van een software-pakket aangaande elektronische tekst- en beeldintegratie.
* Druktechnieken. Voorbeelden van verschillende soorten druktechnieken vergelijkend bespreken. Tonen van drukvoorbeelden en de gebruikte materialen. Hoog- en zeefdrukprocédés demonstreren, de hierbij gebruikte werkwijzen, materialen en gereedschappen bespreken. Demonstreren van de verschillende handelingen aan een offsetpers. Door vergelijking met hoogdruk de specifieke kenmerken van de offsetpers voorstellen. Drukvormen vergelijken.
* Demonstreren van de verschillende afwerkingstechnieken. * Papier. Via CD-Rom of videofragmenten aangevuld met tekeningen het fabrikatieproces van papier bestuderen. De leerlingen verschillende papierstalen laten vergelijken. Voorbereide studiebezoeken aan papierfabrikanten kunnen verhelderend werken.
* Via CD-Rom of videofragmenten de drukinkt bestuderen. Informatie kan opgevraagd worden bij toeleveringsbedrijven.
* Aan leerlingen die het eerste leerjaar niet gevolgd hebben wordt de cursus van dat eerste jaar overhandigd. De voorwaardelijke kennis voor elk hoofdstuk wordt via inhaallessen of bijsturingsmomenten aan de nieuwkomers in de optie bijgebracht.
26 * Pré-press.
De nodige hardware en software voor elektronische tekstverwerking via demonstraties benaderen met de leerlingen, waarna experimentatie door de leerlingen volgt(cf. praktijk). Geleide oefeningen vormen het uitgangspunt voor de studie van het software programma.
* Montage en reprografie. Een praktische benadering van deze inhouden, vertrekkende van waarneming van concrete voorbeelden is aan te bevelen om de doelstellingen te bereiken.
* Kopie. Door vergelijking positief en negatief kopie onderscheiden en samen met de leerlingen hun toepassingsgebieden opzoeken. Door de verschillende drukvormen tezelfdertijd aanschouwelijk aan te bieden en ze onderling te vergelijken ontstaan degelijke begrippen.
* Offsetplaat. De evolutie van de offsetplaat illustreren door middel van drukvormen. Reële, verschillende offsetplaten laten vergelijken.
* Papier en Drukinkten. Via waarnemingen de leerinhouden aanbrengen. De leerlingen verschillende papierstalen laten verzamelen. De leerlingen overtuigen dat ze steeds de etikettering of bijsluiters lezen alvorens de producten te gebruiken.
8.1.2. Grafisch tekenen.
Het grafisch tekenen en ontwerpen ondersteunt de technologie. Het moet voor de leerlingen een esthetisch verantwoord omgaan zijn met tekst en beeld gericht naar de druktechniek. Het is dus absoluut noodzakelijk dat er vakoverleg gepleegd wordt met de collega's technologie en deze van de grafische praktijk.
Bij het tekenen en ontwerpen moet steeds gelet worden op: - het esthetisch en druktechnisch verantwoord werken; - nauwkeurigheid en netheid, zowel bij het omgaan met teken- en schildermateriaal als bij het realiseren van grafisch werk; - het gevoel voor vorm en kleur in één typografisch geheel; - het ontleden van hedendaagse ontwerpen en de kenmerken ervan overbrengen naar eigen ontwerpen; - het verwerven van creatief vermogen en dit leren omzetten in grafisch drukwerk; - het leren appreciëren van grafisch werk door het bespreekbaar stellen van eigen werk in vergelijking met werk van klasgenoten en/of voorbeeldwerk.
27 8.2. Praktijk Grafische technieken.
Bestendig overleg met de leerkrachten technologie en grafisch tekenen is noodzakelijk. De studie van de drukpersen werd met opzet overgeheveld van de technologie naar dit vak. Het is de bedoeling de persen te bestuderen via perfecte demonstraties en het geleidelijk verwezenlijken van drukwerk. De beheersing van de machines door de leerlingen moet geschieden via de oefeningen. Aan de leerlingen worden uitvoerende richtlijnen gegeven voor de verschillende oefeningen, zodanig dat ze werkvolgorde en de verschillende elementen waarmee ze moeten rekening houden bij voorbaat kennen. Het is zeer belangrijk dat de leerlingen perfecte demonstraties en zeer goede voorbeelden van afgewerkte producten krijgen. Door analyse van de demonstraties en voorbeelden worden via leergesprekken best handelingsmethodes vastgelegd. De leerlingen in staat stellen naar opgegeven methoden vele toepassingen laten maken voor pré-press met nadruk op tekstindeling en vormgeving. Bij klaviergebruik steeds aandringen op het typen met tien vingers. Vele voorbeelden naar opgegeven methoden laten uitwerken van handelsdrukwerk, folders, kalenders,... en deze drukken. Deze opdrachten sluiten liefst zo reëel mogelijk aan bij echt handels- en gelegenheidsdrukwerk. cf. werken voor derden. Dit kan reeds verwezenlijkt worden met de leerlingen.
In het 2de leerjaar kiest men gedurende het tweede semester bij voorkeur voor gecombineerde oefeningen met verhoogde moeilijkheidsgraad. Het is aangewezen om in het 2de leerjaar de leerlingen een project onder begeleiding te laten uitwerken, vertrekkende van - uit het ontwerp ( grafisch tekenen) aangevuld door pré-pressoefeningen, over de montage en reprografische handelingen, het drukwerk te realiseren op een éénkleuroffsetpers met toepassing van de nodige afwerkingstechniek.
Basisoefeningen kan men waar het past herhalen met een variatie van apparatuur, zo die ter beschikking is. Steeds moeten de attitudes, zoals ze vermeld zijn in de algemene doelstellingen, bij elk werk nagestreefd worden. Hygiënisch en veilig werken wordt steeds beklemtoond.
9. EVALUATIE Een evaluatie dient te vertrekken vanuit duidelijke en operationele doelstellingen. In functie van deze doelstellingen worden kennis, vaardigheden en attitudes geëvalueerd. Een ernstige evaluatie houdt rekening met de verschillende doelstellingen die minimaal te bereiken zijn om tenslotte aan de algemene doelstelling van de optie te beantwoorden.
De leraar moet aandacht hebben voor de permanente evaluatie en voor de diverse toetsen en taken.
Per rapportperiode is er minimaal 1 korte toets en 1 herhalingstoets
Korte toetsen (max. 20 minuten) worden niet op voorhand aangekondigd; herhalingstoetsen (maximaal 1 lesuur) worden minimaal 1 week op voorhand aangekondigd.
Een belangrijk aspect is de remediëring.
28 10. BIBLIOGRAFIE
10.1. Algemeen
Inleiding in de kleurenleer. (zien, ordenen, reproduceren) G.O.C. 1983. Kleurtransformatie (licht en kleur, voorbereiding en kleurendruk) G.O.C.
1990.
Lithografische Communicatie (voorbereiden, reproduceren, opmaken) Den Haag Lakerveld. 1992. De Grafische technieken. Cantecleer. Kijk, Kwaliteit. (kwaliteitszorg in de grafische industrie) Bis-uitgave 1990. Tekst in beeld. (toepassingen vorm, kleur) Cantecleer. Het fenomeen kleur. Cantecleer. Boek, Over het maken van boeken. Uitgave Gaade. Grafisch ontwerpen voor iedereen. Uitgave Gaade. Presentatietechnieken voor de grafisch ontwerper. Uitgave Gaade. Ontwerpen van merken en logo's. Uitgave Gaade. Digitaal design. Algemeen reglement voor de arbeidsbescherming. Commissariaat voor de bevordering van de arbeid. Handboek grafische communicatie (3 delen) (praktisch omgaan met drukwerk) Van Loghun Slaterus. Kluwer. Handboek grafische communicatie (1 deel) (grafische automatisering) Van Loghun Slaterus. Kluwer. MM - DIDOT - PICA - INCH. (omrekeningstabellen voor de grafische bedrijfstak) Amsterdam. Stadsdrukkerij. 1980. Normen. Brussel. Licap. 1996. Inleiding in de kleurenleer. G.O.C., algrafische handboeken.
10.2. Typografie.
Typografie. (uitgangspunten, richtlijnen, technieken). G.O.C., algrafische handboeken. 1990. Algemene zettechniek (apparatuur, techniek, kwaliteit) G.O.C., algrafische handboeken. 1992. Veen. Refelx. Grafisch zakboek Cantecleer 1995. Over letters en schrift. Cantecleer. Grondbeginselen der typografie. Stanley Morissen. Wegbereiders van de moderne boektypografie in Nederland. Dirk Dooijes. De toepassing van typografie in een ontwerp. Uitgave Gaade. Over het ontwerpen en bedenken van drukletters. Jan Van Krimpen.
29 Uitgave Buitenkant. Kalenders. (een thema met vele variaties) Intergrafiareeks nr. 18. Het ontwerpen van formulieren. Staatsdrukkerij 's Gravenhage.1974. Zet het zo! Intergrafiareeks nr.19.
10.3. Pré-press
Prepress, begrippengids. Bohn Staflen Van Loghum. 1993. Werken met grafische bestanden. Addison Wesley. 1993. DTP in de praktijk + CD ROM Addison Wesley. 1993. Elektronische beeldverwerking (voorbereiden, reproduceren, opmaken) G.O.C. 1988. Van montage tot drukvorm (paginamontage, drukvormmontage, kopiëren) G.O.C. 1985. Het grafisch productieproces (voorbereiden, drukken, afwerken) G.O.C. 1984. Scannen en drukken. Addison Wesley. 1993. Reproductiefotografie. G.O.C. Leidraad voor de vervaardiging van nyloprint geschikte negatieven. Handboek. Ets Plantin. Halftoon-, lijn- en rasterfotografie. G.O.C. Amsterdam. Negatiefretouche, kopiëren, metaalretouche. Leergangen grafische bedrijven. Amsterdam. Lijnfotografie. Leergang grafische dedrijven. Amsterdam 1965. ADOBE photoshop. Ontwerpgids. (fotretouche en beeldverwerking) De Quark X-press ontwerpgids. De kleine MAC boek. Snel weg met Illustrator. Snel op weg met Photoshop. De ADOBE illustratotrontwerpgids. Het Pagemaker handboek. Alles over Macintosh. Beek. Eindhoven.
10.4. Press.
Offsetdrukken. G.O.C. algrafische handboeken 1988. Flexodrukken. (technieken, automatisering, standaardisatie) G.O.C. 1986. Verpakkingsdiepdruk. (substraten, bedrukkingsaspecten, procesbeheersing) G.O.C. 1989. Illustratiedrukwerk. (machines, besturing, kwaliteit) G.O.C. 1987. Vormcilindervervaardiging. (galvaniseren, graveren, procesbeheersing) G.O.C. 1989. De zeefdruktechniek. (oorsprong, ontwikkeling, methode) Cantecleer. Prenten maken in hoogdruk. (linosnede, houtsnede, houtgravure) Cantecleer. Klein-offsetdrukken deel A. drukvervaardiging. Uitgevrij VAM. Klein-offsetdrukken deel B. druktechniek. Uitgevrij VAM.
30 Insluiten van drukvormen. Nieuw Leven. Den Haag. Dit is gedrukt ... Maar hoe? Intergrafiareeks nr. 17. Vaktheorie boekdrukken. G.O.C. Amsterdam. Werkzaamheden aan de offsetpers deel 1,2,n3,4. VAM. Voorschoten. Offsetdrukken (meten, controleren, besturen) Uitgave I.G.T. Amsterdam.
10.5. Informatica. Communicatie. Multimedia.
Technologie (leer- en werkboek)- Grafiboek 1993. Internet compleet (gebruikersgids) Bruna-informatica. 1995. Praktijkgids internet. Ter Hagen en Stam. 1995. Handboek Macintosh. deel 2,3. Tutein Nolthenius. 1995. Het CD-ROM boek. Easy-computing. 1994. Hedendaagse grafische begrippen. (lexicon van de meest gebruikte grafische begrippen) Hibo-Cevora 1995. Woordenlijst voor informatica. (Frans - Nederlands - Nederlands-Frans) 1994. Multimedia begrippengids. Van Loghum. 1994. Verklarende woordenlijst kwaliteitszorg. Deventer. Kluwer. 1993. Multimedia CD-ROM Agfa. 1995. Preflight software. Scriptie EGON Gent. 1996.
10.6. Esthetica - Letterstudie.
Drukletters. M.H. Groenendaal Uitgeverij Stam 1969. Techniek van de grafische kunst. (gravure, ets, litho, zeefdruk, experimenten) Lemniscaat. Rotterdam.
10.7. Calculatie.
Hoeveel letters. Stichting Graphilec. Mijdrecht; Praktisch rekenen. Intergrafiareeks nr. 21. Cijfers en normen. Leergang grafische bedrijven. Amsterdam. Grafisch kostprijzenboek. Febelgra.
10.8. Papier.
Papier in geconditioneerde omgeving. Studiecentrum van het papier. Brussel. Papier. C. Pels. Stichting Graphilec. Mijdrecht. Papier maken kan wel. A. Van Malderen. Watermerken en papierstructuur. Intergrafiareeks nr. 23.
31 Van alles over papier met opaciteitsmeter. Intergrafiareeks nr. 20. Leren leven met papier. Intergrafiareeks nr.22.
10.9. Drukinkten.
Drukinkten. H.R.T.O. Brugge 1982. Kleurenleer en kleurendruk T.J.W. Blaauw. Hoorn. Edecea. Druktinkten. H. Jacobs. Antwerpen. Keesing.
10.10. Afwerking.
Brocheren en uitgaafbindingen. G.O.C. algrafische handboeken. 1991. Algemene nabewerking (snijden, vouwen, geniet brocheren, vergaren). G.O.C. algrafische handboeken. 1991. Boekbinden, papierverwerking, cartonnage. (Hand-, snee en persvergulden) Stichting Graphilec. Mijldrecht. Binderlexicon. Uitgave belangengroep boekbinderij Febelgra.