4868
MONITEUR BELGE — 20.02.2001 — Ed. 2 — BELGISCH STAATSBLAD
GOUVERNEMENTS DE COMMUNAUTE ET DE REGION GEMEENSCHAPS- EN GEWESTREGERINGEN GEMEINSCHAFTS- UND REGIONALREGIERUNGEN
VLAAMSE GEMEENSCHAP — COMMUNAUTE FLAMANDE
MINISTERIE VAN DE VLAAMSE GEMEENSCHAP N. 2001 — 472
[C − 2001/35173]
8 DECEMBER 2000. — Besluit van de Vlaamse regering houdende vaststelling van de nadere regels betreffende de subsidieverlening voor projecten in het kader van het Kustactieplan De Vlaamse regering, Gelet op het decreet van 30 juni 2000 houdende bepalingen tot begeleiding van de aanpassing van de begroting 2000, inzonderheid op artikel 24, § 1; Gelet op het koninklijk besluit van 17 juli 1991 houdende coo¨rdinatie van de wetten op de rijkscomptabiliteit, inzonderheid de artikelen 12 en 55 tot en met 58; Gelet op het advies van de Vlaamse Raad voor het Toerisme, gegeven op 22 november 2000; Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 5 december 2000; Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoo¨rdineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen bij de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996; Gelet op de dringende noodzakelijkheid; Overwegende dat ter uitvoering van voormeld decreet de subsidies, die bepaald zijn vanaf de begroting 2000 van de Vlaamse Gemeenschap, moeten kunnen worden toegekend; dat de nadere regels en voorwaarden voor de selectie van de projecten en de toekenning van de projectsubsidies onmiddellijk moeten worden vastgelegd; dat dit des te meer noodzakelijk is om de continuı¨teit te bewaren van de inspanningen van de Vlaamse Gemeenschap, om het kusttoerisme verder te ondersteunen en te bevorderen, aansluitend bij de eerdere acties van de Vlaamse Gemeenschap waarbij de Vlaamse regering ertoe werd gemachtigd om ten laste van de begrotingen 1997, 1998 en 1999 subsidies toe te kennen in het kader van het bijzonder programma ter promotie van het toerisme aan de Vlaamse kust (Actieplan Kust 2002); dat dit niet eerder mogelijk was omdat prospectie moest worden gevoerd bij de actoren van het kusttoerisme naar de aard en de best mogelijke omschrijving van de voorwaarden waaraan de criteria voor die projecten moeten voldoen; Overwegende dat het eveneens dringend noodzakelijk is de projecten, die voor het begrotingsjaar 2000 in aanmerking komen voor projectsubsidies, aan te duiden zodat deze subsidies nog tijdig op de voorziene kredieten kunnen worden vastgelegd; dat het omwille van die dringendheid aangewezen is, in afwijking van de bepalingen van het besluit, die projectsubsidies meteen in het besluit zelf door de Vlaamse regering te laten toekennen; dat dit gebeurt in het kader van een procedure die minimaal afwijkt van de voorziene procedure, waardoor de garantie wordt verkregen dat ook deze projecten correct en met een efficie¨nt gebruik van de middelen worden uitgebouwd; dat na de inwerkingtreding van het decreet voornoemd, op basis daarvan, een aantal aanvragen tot subsidies werden ontvangen, afkomstig van de v.z.w. Westtoerisme uit 8200 Brugge, van de v.z.w. West-Vlaamse Vereniging voor de Vrije Tijd uit 8200 Brugge en van de v.z.w. Meteo West-Vlaanderen uit 8670 Koksijde; dat deze aanvragen volkomen voldoen aan de doelstellingen van het Kustactieplan zoals bepaald in artikel 24 van het decreet voornoemd; dat het bijgevolg verantwoord is aan deze projecten subsidies toe te kennen ten belope van maximaal 103,4 miljoen; Op voorstel van de Vlaamse minister van Werkgelegenheid en Toerisme; Na beraadslaging,
Besluit : HOOFDSTUK I. — Algemene bepalingen Artikel 1. In dit besluit wordt verstaan onder : 1° de minister : het lid van de Vlaamse regering, bevoegd voor het toerisme; 2° het decreet : het decreet van 30 juni 2000 houdende bepalingen tot begeleiding van de aanpassing van de begroting 2000; 3° overheid : elk openbaar bestuur op lokaal, provinciaal, gewestelijk, federaal of supranationaal niveau of een door een dergelijk bestuur opgerichte rechtspersoon; 4° begunstigde : de ontvanger van de toegekende subsidie. Hij mag voor de realisatie van het project een samenwerkingsverband aangaan met andere overheden en rechtspersonen, al of niet begunstigden, zonder dat dit samenwerkingsverband evenwel in de plaats treedt van de erin coo¨pererende begunstigde of begunstigden;
MONITEUR BELGE — 20.02.2001 — Ed. 2 — BELGISCH STAATSBLAD 5° project : de activiteit, conform de doelstellingen van het decreet, zoals beschreven in de aanvraag. Die activiteit kan onder meer de handelingen en het personeel bevatten die noodzakelijk zijn om het project voor te bereiden, te ontwerpen, te begeleiden, te realiseren en te coo¨rdineren, daarin worden de handelingen begrepen en het personeel dat nodig is voor studies, prospecties, onderzoeken, consultancy en promotie; 6° projectsubsidie : de subsidie die toegekend wordt ter ondersteuning van de specifieke kosten die voortvloeien uit het project; 7° toegekende subsidie : het bedrag van de projectsubsidie dat maximaal kan worden uitbetaald wanneer voldaan is aan alle voorwaarden van dit besluit en de subsidiebeslissing; 8° verantwoorde subsidie : het bedrag van de projectsubsidie dat definitief kan worden uitbetaald na controle van het verantwoordingsdossier; 9° eigen financie¨le inbreng : al de financie¨le middelen die door de begunstigde worden ingebracht als cofinanciering van het gesubsidieerde project met uitzondering van andere subsidies die ten laste komen van de begroting van de Vlaamse overheid. De financie¨le middelen die door een derde, hetzij een overheid of een andere rechtspersoon, worden bestemd om zelf een deel van het project te realiseren, al of niet in het kader van een samenwerkingsverband, worden gelijkgesteld met de eigen financie¨le inbreng; 10° resultatenrekening : een boekhoudkundig overzicht van alle opbrengsten en kosten betreffende het project; 11° administratie : het Departement Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur. HOOFDSTUK II. — Aanvraag en selectiecriteria Art. 2. § 1. De aanvraag voor een projectsubsidie is ontvankelijk indien ze wordt ingediend bij de minister uiterlijk op 30 juni van het begrotingsjaar waarin de projectsubsidie wordt aangevraagd. Alleen een overheid of een vereniging zonder winstgevend doel kan een aanvraag indienen. § 2. Elke aanvrager van een subsidie moet bij zijn aanvraag alle gegevens vermelden of toevoegen die voor de evaluatie van het project relevant kunnen zijn. Deze gegevens kunnen onder meer betrekking hebben op : 1° de identiteit van de aanvrager; 2° een verantwoording voor het project waarvoor de subsidie wordt aangevraagd; Dit houdt in dat : a) het doel waarvoor men de subsidie wil aanwenden duidelijk wordt omschreven; b) het belang ervan wordt aangegeven; c) de periode van realisatie en de verwachte duur van het project wordt vermeld; d) wordt opgegeven welke middelen zullen worden ingezet inzake : 1) personeel, zowel wat betreft hun aantal als hun kwalificaties; 2) verbruiksgoederen en dienstverstrekkingen; 3) infrastructuur of duurzame goederen; e) als een samenwerkingsverband wordt opgezet, de personen, verenigingen of instanties waarmee dit gebeurt, evenals de onderlinge afspraken over de uitvoering en de financiering van de activiteit worden vermeld; f) de criteria worden vermeld die tijdens en na het uitvoeringsproces gehanteerd kunnen worden om te beoordelen in welke mate het project gerealiseerd werd; 3° een begroting waarin voor het project in kwestie een zo gedetailleerd mogelijk overzicht wordt gegeven van : a) alle geraamde kosten; b) alle verwachte opbrengsten, inclusief alle reeds verkregen, aangevraagde of nog aan te vragen subsidies van om het even welke overheid; 4° een overzicht van de eigen financie¨le inbreng; 5° de gevraagde subsidie. § 3. De administratie moet de in § 2 genoemde gegevens, die door deze als relevant beschouwd worden voor de beoordeling van de aanvraag, maar die niet spontaan door de aanvrager werden ingediend, zelf opvragen binnen een periode van dertig kalenderdagen vanaf de ontvangst van de aanvraag. De aanvrager voldoet daaraan binnen een periode van vijftien kalenderdagen. Naast de in § 2 genoemde gegevens kan de administratie bovendien alle aanvullende inlichtingen vragen die zij nodig acht om de aanvraag te beoordelen. Een aanvraag mag door de minister niet als onontvankelijk beschouwd worden wegens het ontbreken van een relevant geacht gegeven, tenzij de aanvrager weigert dit gegeven beschikbaar te stellen ondanks het verzoek van de administratie. Art. 3. § 1. De aanvragen worden voorgelegd aan een jury, die is samengesteld uit de volgende personen : 1° de administrateur-generaal van Toerisme Vlaanderen, die tevens fungeert als voorzitter van de jury; 2° een lid van de raad van bestuur van Toerisme Vlaanderen, aangewezen door de raad van bestuur, op voorstel van de administrateur-generaal; 3° een lid van de Vlaamse Raad voor het Toerisme, aangewezen door de Raad; 4° een persoonlijkheid op het vlak van toerisme, tewerkgesteld of actief binnen het grondgebied van de provincie West-Vlaanderen, aangesteld door de minister; 5° een vertegenwoordiger van de beroepssector toerisme aan de kust, aangesteld door de minister; 6° een afgevaardigde van de minister. De inspecteur van financie¨n wordt als waarnemer uitgenodigd op de vergadering van de jury. Het secretariaat wordt uitgeoefend door de administratie. § 2. De minister bezorgt de ontvankelijk verklaarde aanvragen aan de voorzitter van de jury met verzoek hem advies uit te brengen binnen de dertig kalenderdagen.
4869
4870
MONITEUR BELGE — 20.02.2001 — Ed. 2 — BELGISCH STAATSBLAD Dat advies omvat een gemotiveerde bespreking van de ingediende aanvragen, een voorstel van te selecteren projecten en een voorstel van verdeling van de subsidies over de geselecteerde projecten, in acht genomen de bepalingen van artikel 5. De voorzitter van de jury kan de aanvrager uitnodigen om zijn aanvraag mondeling te komen toelichten. § 3. De selectiecriteria, op basis waarvan de jury de aanvragen beoordeelt, hebben betrekking op de volgende gegevens : 1° het beantwoorden aan de doelstellingen, zoals bepaald in het decreet; 2° de algemene kwaliteit van het project en van de aanvrager; 3° de wijze waarop het project bijdraagt aan diverse elementen die van belang zijn voor de bevordering van het kusttoerisme. Die kunnen onder meer betrekking hebben op : a) de verbetering van de veiligheid; b) de verbetering van de toegankelijkheid; c) de informatie over de kust in het algemeen en over specifieke aspecten van het kusttoerisme in het bijzonder; d) het bevorderen van recreatieve verplaatsingen aan de kust; e) het behoud en de revitalisatie van structurele kustelementen en -gebieden; f) de beleving van de kust als recreatiegebied; g) de kwaliteitsverbetering van de algemene toeristische infrastructuur; h) de toename van het aantal bezoekers en overnachtingen; i) het belang van de authenticiteit van de badplaatsen op zowel architecturaal, stedebouwkundig als landschappelijk vlak; j) het bewaren en opwaarderen van de natuurlijke kwaliteiten van het kustgebied; 4° de evaluatie van de duur van het project en de gevraagde subsidie in relatie tot het beoogde resultaat; 5° de door de aanvrager ingezette middelen en de eigen financie¨le inbreng; 6° de betrouwbaarheid van de door de aanvrager meegedeelde gegevens; 7° in voorkomend geval, het nut en het belang van het samenwerkingsverband. HOOFDSTUK III. — Toekenning en voorwaarden van de subsidies Art. 4. § 1. Binnen de perken van de begrotingskredieten beslist de minister, op voorstel van de jury, over de aanvragen die in aanmerking komen voor een projectsubsidie en over het bedrag van de toegekende subsidie. Hij kan enkel op gemotiveerde wijze afwijken van het voorstel van de jury. Elke beslissing tot toekenning van de subsidie moet in het beschikkende gedeelte duidelijk melding maken van : 1° de begunstigde; in voorkomend geval, het samenwerkingsverband waarin de begunstigde of begunstigden actief zijn; 2° de omschrijving van het project waarvoor de projectsubsidie wordt toegekend; 3° de periode waarin het project uitgevoerd wordt, met vermelding van begin- en einddatum, onverminderd de toepassing van artikel 7; 4° het bedrag van de toegekende subsidie, onverminderd de toepassing van artikel 5; 5° de betalingsvoorwaarden, onverminderd de toepassing van artikel 6; 6° de voorwaarden volgens dewelke de begunstigden verantwoording moeten afleggen voor het functionele en financie¨le gebruik van de projectsubsidie, voorzover de minister afwijkt van hoofdstuk IV. § 2. Tenzij reeds vermeld in de oorspronkelijke subsidiebeslissing of wanneer het de rechtsopvolger van de begunstigde betreft, kan de daarin vermelde begunstigde vervangen worden door een nieuwe begunstigde wanneer deze laatste het project, vo´o´r of in de loop van de uitvoering ervan, overneemt van de eerstgenoemde begunstigde onder dezelfde voorwaarden als vermeld in de oorspronkelijke subsidiebeslissing. Deze overdracht moet het voorwerp uitmaken van een wijzigende beslissing door de minister, waarin tevens de verdeling van de toegekende subsidie over de oorspronkelijke en de nieuwe begunstigde wordt bepaald. § 3. De toegekende subsidie moet worden aangewend voor de realisatie van het project, zoals beschreven in de aanvraag en de documenten die ter beoordeling van het project werden ingediend. Wijzigingen van de inhoud van het project kunnen enkel na gemotiveerd verzoek, ingediend bij de minister die advies vraagt aan de jury, zoals bepaald in artikel 3. De wijziging moet het voorwerp uitmaken van een wijzigende beslissing van de minister. Art. 5. Het totaal van de toegekende subsidie mag niet hoger zijn dan 80 % van de totale kosten van het project. Aan een project kan nooit meer dan 60 % van de beschikbare subsidies van het begrotingsjaar worden toegekend. Art. 6. § 1. De minister kent in zijn beslissing een eerste voorschot toe van maximaal 40 %, uit te betalen onmiddellijk na de ondertekening van het ministerieel besluit. Een tweede voorschot van maximaal 50 %, eventueel opgesplitst in maximaal drie deelvoorschotten, wordt door de minister toegekend, op zijn vroegst vanaf zes maanden na de startdatum van het project. Het saldo van minimaal 10 % zal worden uitbetaald na het einde van het project en uiterlijk zes maanden na het indienen van de verslagen vermeld in hoofdstuk IV. § 2. Elke uitbetaling gebeurt op basis van een schuldvordering van de begunstigde, gericht aan de administratie. De uitbetaling van het tweede voorschot kan pas plaatsgrijpen na controle door de administratie bij de begunstigde, dat het project normaal verloopt. Het saldo kan pas worden uitbetaald na controle door de administratie van de verslagen, vermeld in hoofdstuk IV. Art. 7. De einddatum van een project is bepaald op maximaal vier jaar, te rekenen vanaf de startdatum. De minister kan, in uitzonderlijke gevallen, op gemotiveerde aanvraag en na advies van de jury vermeld in artikel 3, de einddatum van het project met maximaal 1 jaar verlengen.
MONITEUR BELGE — 20.02.2001 — Ed. 2 — BELGISCH STAATSBLAD HOOFDSTUK IV. — Verantwoording van de subsidies Afdeling I. — Algemeen Art. 8. De verantwoording over het gebruik van de toegekende subsidies omvat : 1° een functionele verantwoording waarbij aangetoond wordt dat het project waarvoor de subsidie werd toegekend, gerealiseerd is; 2° een financie¨le verantwoording waarbij aangetoond wordt welke kosten werden gemaakt voor de realisatie van het project waarvoor de subsidie werd toegekend en welke eventuele opbrengsten de begunstigde in het kader daarvan heeft verworven. Afdeling II. — Functionele verantwoording van subsidies Art. 9. De functionele verantwoording door de begunstigde en de beoordeling ervan door de administratie moeten gebeuren op basis van een werkingsverslag, dat de volgende zaken omvat : 1° een omschrijving van het verloop van het project; 2° een kritische beschouwing en toetsing van de vooropgestelde doelstellingen; 3° een beschrijving van de beoogde en behaalde resultaten en eventueel een opgave van de redenen waarom deze resultaten niet of slechts gedeeltelijk zijn gehaald. Art. 10. De toegekende subsidie kan niet of slechts gedeeltelijk worden uitbetaald en de eventueel reeds betaalde voorschotten moeten geheel of gedeeltelijk worden teruggevorderd wanneer de activiteit waarvoor de subsidie werd toegekend : 1° ofwel niet gerealiseerd werd; 2° ofwel gerealiseerd werd, maar niet of slechts gedeeltelijk beantwoordt aan de eventuele criteria die in de subsidiebeslissing bepaald werden. Afdeling III. — Financie¨le verantwoording van subsidies Art. 11. De financie¨le verantwoording van de projectsubsidie moet ingediend worden uiterlijk drie maand na het bee¨indigen van het project. Art. 12. § 1. Het financie¨le verantwoordingsdossier voor de eindafrekening van de projectsubsidie moet bestaan uit een resultatenrekening voor het volledige project en een toelichting. De verantwoordingsstukken die betrekking hebben op de te verantwoorden subsidie, worden voor nazicht ter bechikking gehouden van de administratie. § 2. De resultatenrekening moet alle opbrengsten en kosten met betrekking tot het project omvatten, ongeacht het werkingsjaar waarin ze werden geboekt. Art. 13. Ter aanvulling van het in artikel 12 beschreven dossier kan de administratie zich alle aanvullende inlichtingen laten verschaffen die nodig zijn voor de definitieve vaststelling van de verantwoorde subsidie. Art. 14. § 1. De in artikel 12, § 2, bedoelde kosten omvatten : 1° direct betaalbare sommen, met inbegrip van financie¨le lasten, die betrekking hebben op de periode waarover verantwoording wordt afgelegd; 2° voorzieningen voor uitgaven die op een later ogenblik verschuldigd zullen zijn maar die rechtstreeks voortvloeien uit het project tijdens de periode waarover verantwoording wordt afgelegd; 3° afschrijvingen op materie¨le vaste activa. § 2. Wanneer de activiteiten van een begunstigde bestaan uit meerdere projecten mogen de in § 1 vermelde kosten, die niet direct kunnen worden toegewezen aan een specifiek project en daarom te beschouwen zijn als overheadkosten, verdeeld worden over de verschillende projecten volgens een objectieve verdeelsleutel die door de begunstigde moet worden verantwoord. Art. 15. De datum van een verantwoordingsstuk moet liggen in de periode waarover verantwoording wordt afgelegd, behalve : 1° voor afschrijvingskosten; 2° voor overeenkomstig artikel 14, § 1 toegestane voorzieningen voor betalingen die op een later ogenblik uitgevoerd moeten worden; 3° wanneer het verantwoordingsstuk bestaat uit een factuur of schuldvordering waaruit duidelijk blijkt dat de aangerekende prestatie ligt in de periode waarover verantwoording wordt afgelegd, en die betrekking heeft op het project. Art. 16. § 1. Een projectsubsidie mag enkel aangewend worden om de kosten te dekken die uit het project voortvloeien, beperkt tot het bedrag van de toegekende subsidie. Deze kosten worden bepaald op basis van de resultatenrekening met dien verstande dat, wanneer het project over meerdere jaren loopt, de maximaal subsidieerbare kosten bepaald worden op het einde van het volledige project, tenzij het in de subsidiebeslissing anders is bepaald. Binnen eenzelfde verantwoordingsperiode mag een positief saldo tussen de toegekende subsidie en de kosten voor het project in een bepaald jaar uitbetaald worden aan de begunstigde en door hem als nog te verantwoorden subsidie overgedragen worden naar het volgende jaar. § 2. De eigen financie¨le inbreng die het deel van de kosten overtreft dat niet door de subsidie gedekt wordt, mag aangewend worden voor reservevorming, maar beperkt tot maximaal 50 % van die inbreng. Art. 17. Wanneer bij toepassing van artikel 4, § 2, een project en de hiervoor toegekende subsidie wordt overgedragen van de oorspronkelijke naar een nieuwe begunstigde, die niet de rechtsopvolger is van de oorspronkelijke, moeten beide begunstigden zich afzonderlijk verantwoorden over hun respectieve aandeel in het gesubsidieerde project.
4871
4872
MONITEUR BELGE — 20.02.2001 — Ed. 2 — BELGISCH STAATSBLAD Art. 18. Als een begunstigde meerdere projecten uitvoert, moet er voor elke beslissing een afzonderlijke inbreng zijn. Ee´nzelfde inbreng mag niet tegelijk voor meerdere subsidiebeslissingen in rekening gebracht worden. HOOFDSTUK V. — Controle en sancties Art. 19. Onverminderd de bepalingen van het koninklijk besluit van 26 april 1968 tot inrichting en coo¨rdinatie van de controles op de toekenning en op de aanwending van de toelagen kunnen controles ter plaatse ook uitgevoerd worden door het Rekenhof. Art. 20. Wanneer de begunstigde nalaat de in artikel 10 bepaalde verantwoording volledig in te dienen, vervalt de beslissing tot toekenning van de subsidie voor het niet-verantwoorde gedeelte. In het geval dat in het vorig lid bedoeld wordt, moet van eventueel reeds uitbetaalde voorschotten het niet-verantwoorde gedeelte worden terugbetaald. Art. 21. Indien de begunstigde e´e´n jaar na de startdatum van het project niet effectief begonnen is met de uitvoering ervan, kan de minister beslissen dat de projectsubsidie vervallen is. In dat geval kan de Vlaamse regering, op voorstel van de minister en na advies van de jury, vermeld in artikel 3, de toegekende subsidie herverdelen over de andere begunstigden zonder dat echter het percentage wordt overschreden, vermeld in artikel 5. HOOFDSTUK VI. — Slotbepalingen Art. 22. § 1. Voor het begrotingsjaar 2000 zijn de bepalingen over het indienen van de aanvraag, vermeld in artikel 2, § 1 en 2, en over de taak van de jury, vermeld in de artikelen 3 en 4, § 1, niet van toepassing. § 2. Ten laste van het programma 49.2, basisallocatie 60.01 van de begroting 2000 van de Vlaamse Gemeenschap worden volgende projecten aangerekend voor een projectsubsidie, onder volgende voorwaarden : 1° aan de v.z.w. Westtoerisme, Kasteel Tillegem, 8200 Brugge — vanaf 1 januari 2001 aan zijn rechtsopvolger het Provinciaal Autonoom Overheidsbedrijf Toerisme en Recreatie — een bedrag van maximaal 42,4 miljoen, te verdelen onder volgende projecten : a) 1e fase van het uitvoeren van een toeristische projectcoo¨rdinatie voor de omgeving van de oude vissershaven in Zeebrugge, die volgende elementen omvat : 1) een projectmanager; 2) een projectstudie naar haalbaarheid, algemene inrichting, partners en financiering van individuele projecten; 3) eerste realisaties; b) een vernieuwde promotiestrategie kust, die volgende elementen omvat : 1) implementatie en communicatie van de « corporate identity » voor de kust, zowel naar de prive´sector (toeristisch en niet-toeristisch) als naar de consument en lokale overheden; 2) een studie ter voorbereiding van de uitwerking van een performant distributiesysteem voor de verdeling van promotiemateriaal; 3) het formuleren en uitwerken van het concept voor een consumentenbrochure van het toeristisch project « kust »; c) de bevordering van het MICE-toerisme aan de kust, die volgende elementen omvat : 1) het plaatsen van de kust op de markt van MICE-bestemmingen; 2) het organiseren en produceren van de nodige promotie-investeringen; 2° aan de v.z.w. West-Vlaamse Vereniging voor de Vrije tijd, Provinciehuis Abdijbeke, Abdijbekestraat 9, 8200 Brugge — vanaf 1 januari aan zijn rechtsopvolger het Provinciaal Autonoom Overheidsbedrijf Toerisme en Recreatie — een bedrag van maximaal 51 miljoen voor het project 1e fase aanleg kustfietsroute, dat volgende elementen omvat : a) de algemene projectcoo¨rdinatie; b) de technische coo¨rdinatie van de uitvoering; c) het contacteren en mobiliseren van de betrokken partners met het oog op de co-realisatie van het project; d) de opmaak van technische bestekken en « klaar voor uitvoering »-aanbestedingsdossiers e) het uitvoeren van eerste concrete realisatie; 3° aan de v.z.w. Meteo West-Vlaanderen, Noordduinen, Helvetiastraat 47, 8670 Koksijde, een bedrag van maximaal 10 miljoen voor het project « optimalisering kust-weerbericht », dat volgende elementen omvat : a) projectbegeleider/extra weervoorspeller; b) uitbouwsysteem verspreiding weerbericht; c) aanleggen informatienetwerk. Vooraleer het eerste voorschot wordt uitbetaald, worden de projecten voorgelegd aan de jury vermeld in artikel 3. De minister beslist, na ontvangst van het verslag van de jury, over de betalingsvoorwaarden en andere uitvoeringsmodaliteiten en stelt per project de juiste projectsubsidies vast, in acht genomen de maximale bedragen vermeld in het vorig lid. § 3. De jury, vermeld in artikel 3, wordt gelast een evaluatierapport op te stellen ten behoeve van de Vlaamse regering over de uitvoering en de stand van zaken van het Actieplan Kust 1997-2002, in het bijzonder omtrent de projecten Flanders New Port te Nieuwpoort en De Pier te Blankenberge. Art. 23. Voor het begrotingsjaar 2000 kan de minister de startdatum van de projecten vaststellen met ingang vanaf 1 oktober van dat jaar. Art. 24. Dit besluit treedt in werking op de datum van de goedkeuring ervan. Voor projecten die betrekking hebben op het begrotingsjaar 2000 en waarvan de startdatum door de minister bepaald is, voorafgaand aan de datum van goedkeuring, treedt dit besluit voor die projecten in werking op de startdatum. Art. 25. De Vlaamse minister, bevoegd voor het toerisme, is belast met de uitvoering van dit besluit. Brussel, 8 december 2000. De minister-president van de Vlaamse regering, P. DEWAEL De Vlaamse minister van Werkgelegenheid en Toerisme, R. LANDUYT
MONITEUR BELGE — 20.02.2001 — Ed. 2 — BELGISCH STAATSBLAD TRADUCTION MINISTERE DE LA COMMUNAUTE FLAMANDE F. 2001 — 472
[C − 2001/35173]
8 DECEMBRE 2000. — Arreˆte´ du Gouvernement flamand fixant les re`gles de´taille´es relatives a` l’octroi de subvention aux projets dans le cadre du plan d’action de la coˆte Le Gouvernement flamand, Vu le de´cret du 30 juin 2000 portant les mesures d’accompagnement du budget 2000, notamment l’article 24, § 1er; Vu l’arreˆte´ royal du 17 juillet 1991 portant coordination des lois sur la comptabilite´ du royaume, notamment les articles 12 et 55 jusqu’a` 58 compris; Vu l’avis du Conseil flamand du Tourisme, donne´ le 22 novembre 2000; Vu l’accord du Ministre flamand, charge´ du budget, donne´ le 5 décembre 2000; Vu les lois sur le Conseil d’E´tat, coordonne´es le 12 janvier 1973, notamment l’article 3, § 1er, remplace´ par la loi du 4 juillet 1989 et modifie´ par la loi du 4 août 1996; Vu l’urgence; Conside´rant qu’en exe´cution du de´cret pre´cite´, les subventions, fixe´es dans le budget 2000 de la Communaute´ flamande, doivent pouvoir eˆtre accorde´es; que les re`gles et conditions de´taille´es pour la se´lection des projets et l’octroi des subventions aux projets doivent imme´diatement eˆtre fixe´es; que c’est d’autant plus ne´cessaire afin d’assurer la continuite´ des efforts faits par la Communaute´ flamande en vue d’apporter son aide et de stimuler le tourisme coˆtier, comple´mentairement aux premie`res de´marches de la Communaute´ flamande autorisant le Gouvernement flamand d’accorder des subvention a` charge des budgets 1997, 1998, 1999 dans le cadre d’un programme particulier de promotion du tourisme a` la Coˆte flamande (plan d’Action de la Coˆte 2002); que jusqu’a` cela n’e´tait pas possible e´tant donne´ qu’une prospection devait eˆtre effectue´e parmi les acteurs du tourisme de la coˆte tenant compte de la nature et de la meilleur description possible des conditions auxquelles les crite`res de ces projets doivent satisfaire; Conside´rant qu’il est e´galement ne´cessaire de de´signer les projets pouvant faire l’objet de subventions a` charge de l’anne´e budge´taire 2000, de sorte que ces subventions peuvent eˆtre engage´s sur les cre´dits pre´vus; qu’il s’impose, vu l’urgence, et en de´rogation aux dispositions du pre´sent arreˆte´, d’imme´diatement faire attribuer ces subventions aux projets par l’arreˆte´ du Gouvernement flamand-meˆme; que cela se passe dans le cadre d’une proce´dure qui ne de´roge que tre`s peu a` la proce´dure pre´vue offrant ainsi une garantie que ces projets pourront eˆtre e´labore´s correctement et avec une utilisation efficace des moyens; qu’apre`s l’entre´e en vigueur du de´cret pre´cite´ un nombre de demandes de subvention sur la base du de´cret ont e´te´ rec¸ues, notamment de la part de l’asbl ″Westtoerisme - 8200 Brugge″, de l’a.s.b.l. ″West Vlaamse Vereniging voor de Vrije Tijd - 8200 Bruges″ et de l’asbl ″Metro West-Vlaanderen - 8670 Coxyde″; que ces demandes re´pondent entie`rement aux objectifs du Plan d’Action de la Coˆte tel que fixe´ a` l’article 24 du de´cret pre´cite´; qu’il est par conse´quent justifie´ d’accorder des subventions a` ces projets a` concurrence d’au maximum 103,4 millions BEF; Sur la proposition du Ministre flamand de l’Emploi et du Tourisme; Apre`s de´libe´ration, Arreˆte : CHAPITRE Ier. — Dispositions ge´ne´rales Article 1er. Au pre´sent arreˆte´ il faut entendre par : 1° le Ministre : le membre du Gouvernement flamand charge´ du Tourisme; 2° le de´cret : le de´cret du 30 juin 2000 portant les mesures d’accompagnement du Budget 2000; 3° l’autorite´ publique : toute administration publique au niveau local, provincial, re´gional, fe´de´ral ou supranational ou une personne morale cre´e´e par une telle administration; 4° be´ne´ficiaire : le receveur de la subvention accorde´e. Il est autorise´ a` commencer un accord de coope´ration en vue de la re´alisation du projet avec d’autres autorite´s et d’autres personnes morales, qu’elles soient be´ne´ficiaires ou non, sans pour autant que cet accord de coope´ration remplace le ou les be´ne´ficiaires y coope´rant; 5° projet : l’activite´, conforme´ment aux objectifs du de´cret, tels que de´crits dans la demande. Cette activite´ peut entre autres comprendre les actes et le personnel ne´cessaires a` pre´parer, a` concevoir, a` accompagner a` re´aliser et a` coordonner le projet, y compris les actes et le personnel ne´cessaires aux e´tudes, aux prospections, aux enqueˆtes, aux consultations et a` la promotion; 6° subvention de projet : la subvention qui est accorde´e en aide de frais spe´cifiques re´sultant du projet; 7° subvention accorde´e : le montant maximal de la subvention de projet pouvant eˆtre paye´ lorsqu’il a e´te´ satisfait a` toutes les conditions du pre´sent arreˆte´ du pre´sent arreˆte´ et de la de´cision de subvention; 8° subvention justifie´e : le montant de la subvention de projet qui peut de´finitivement eˆtre paye´ apre`s controˆle du dossier de justification; 9° propre apport financier : tous les moyens financiers qui sont apporte´s par le be´ne´ficiaire en tant que cofinancement du projet subventionne´ a` l’exception d’autres subventions a` charge du budget de la Communaute´ flamande. Les moyens financiers qui sont destine´s par un tiers, soit par une autorite´ ou par une autre personne morale, a` re´aliser eux-meˆmes une partie du projet, dans le cadre ou non d’un accord de coope´ration, sont assimile´s au propre apport financier; 10° compte des re´sultats : un aperc¸u comptable de tous les revenus et frais relatifs au projet; 11° administration : le de´partement de l’Aide sociale, de la Sante´ publique et de la Culture.
4873
4874
MONITEUR BELGE — 20.02.2001 — Ed. 2 — BELGISCH STAATSBLAD CHAPITRE II. — Demande et crite`res de se´lection Art. 2. § 1er. La demande d’une subvention de projet est recevable lorsqu’elle introduite aupre`s du Ministre au plus tard le 30 juin de l’anne´e budge´taire dans laquelle la subvention de projet est demande´e. Seule une autorite´ ou une association sans but lucratif peut introduire une demande. § 2. Tout demandeur d’une subvention doit mentionner ou ajouter toutes les donne´es a` sa demande qui pourraient pertinentes pour l’e´valuation du projet. Ces donne´es peuvent entre autres avoir trait : 1° a` l’identite´ du demandeur; 2° a` une justification du projet pour lequel une subvention a` un projet est demande´e; Ceci implique : a) que l’objectif pour lequel l’on veut utiliser la subvention soit clairement explique´; b) que l’on en indique l’inte´reˆt; c) que l’on mentionne la pe´riode de re´alisation et la dure´e attendue du projet; d) qu’il est mentionne´ quels seront les moyens utilise´s en matie`re : 1° du personnel, tant en ce qui concerne son nombre que ses qualifications; 2° des biens de consommation et des services; 3° de l’infrastructure et des biens durables; e) lorsqu’un accord de coope´ration est cre´e´, que l’on mentionne les personnes, les associations ou les instances avec lesquelles cela se fait, ainsi que les accords mutuels sur l’exe´cution et le financement des activite´s; f) que l’on mentionne les crite`res qui pourront eˆtre suivis pendant et apre`s le processus d’exe´cution afin de juger de la mesure dans laquelle le projet a e´te´ re´alise´; 3° au budget dans lequel est mentionne´ pour le projet en question un aperc¸u aussi de´taille´ que possible : a) de tous les frais estime´s; b) de tous les revenus attendus, y compris toutes les subventions, de´ja` obtenues, de´ja` demande´es ou a` demander de ou a` n’importe quelle autorite´. 4° a` l’aperc¸u du propre apport financier; 5° a` la subvention demande´e. § 3. L’administration doit demander elle-meˆme toutes les donne´es vise´es au § 2 qu’elle estime eˆtre pertinentes pour l’e´valuation de la demande mais qui n’ont pas e´te´ spontane´ment introduites par le demandeur, dans une pe´riode de trente jours calendriers a` partir de la re´ception de la demande. Le demandeur y satisfait dans une pe´riode de quinze jours calendriers. Outre les donne´es vise´es au § 2 l’administration peut demander toutes les donne´es supple´mentaires qu’elle estimes ne´cessaires pour pouvoir e´valuer la demande. Une demande ne peut pas eˆtre conside´re´e comme e´tant non recevable a` cause du manque d’une donne´e estime´e pertinente, sauf si le demandeur refuse de rendre disponible cette donne´e malgre´ la demande de l’administration. Art. 3. § 1er. Les demandes sont pre´sente´es au jury qui est compose´ des personnes suivantes : 1° l’administrateur-ge´ne´ral du ″Toerisme Vlaanderen″ qui assure e´galement la fonction de pre´sidence du jury; 2° un membre du conseil d’administration de ″Toerisme Vlaanderen″, de´signe´ par le conseil d’administration, sur la proposition de l’administration ge´ne´rale; 3° un membre du Conseil flamand du Tourisme, de´signe´ par le conseil; 4° une personnalite´ sur le plan du tourisme, employe´ ou active a` l’inte´rieur du territoire de la province de la Flandre occidentale, de´signe´e par le Ministre; 5° un repre´sentant du secteur professionnel du tourisme a` la coˆte, de´signe´ par le Ministre; 6° un de´le´gue´ du Ministre; L’inspecteur d finances est invite´ en tant qu’observateur a` la re´union du jury. Le secre´tariat est assure´ par l’administration. § 2. Le Ministre transmet les demandes de´clare´es recevables au pre´sident du jury avec la demande de lui rendre avis dans les trente jours calendriers. Cet avis comprend une de´libe´ration motive´e des demandes introduites, une proposition des projets a` se´lectionner et une proposition de re´partition des subventions parmi les projets se´lectionne´s, compte tenu des dispositions de l’article 5. Le pre´sident du jury peut inviter le demandeur en vue de venir expliquer sa demande. § 3. Les crite`res de se´lection, sur la base desquels le jury e´value les demandes, ont trait aux donne´es suivantes : 1° re´pondre aux objectifs tels que fixe´s par le de´cret; 2° la qualite´ ge´ne´rale du projet et du demandeur; 3° la fac¸on dont le projet contribue aux divers e´le´ments qui sont d’importance pour la promotion du tourisme coˆtier. Ces derniers peuvent entre autres avoir trait : a) l’ame´lioration de la se´curite´; b) l’ame´lioration de l’accessibilite´; c) l’information sur la coˆte en ge´ne´rale et sur les aspects spe´cifiques du tourisme coˆtier en particulier; d) la promotion des de´placements re´cre´atifs a` la coˆte; e) le maintien et la revitalisation des e´le´ments et zones structurels coˆtiers; f) l’expe´rience de la coˆte comme zone de re´cre´ation;
MONITEUR BELGE — 20.02.2001 — Ed. 2 — BELGISCH STAATSBLAD g) l’ame´lioration de la qualite´ de l’infrastructure touristique ge´ne´rale; h) la croissance du nombre de visiteurs et de nuite´es; i) l’importance de l’authenticite´ des stations balne´aires tant sur le plan architectural que sur le plan urbanistique et rural; j) la conservation et la revalorisation des qualite´s naturelles de la zone coˆtie`re; 4° l’e´valuation de la dure´e du projet et de la subvention demande´e par rapport au re´sultat envisage´; 5° les moyens engage´s par le demandeur et le propre apport financier; 6° la fiabilite´ des donne´es communique´es par le demandeur; 7° le cas e´che´ant, l’utilite´ et l’importance de l’accord de coope´ration. CHAPITRE III. — Octroi et conditions des subventions Art. 4. § 1er. Dans les limites des cre´dits budge´taires, le Ministre de´cide sur la proposition du jury, des demandes pouvant faire l’objet d’une subvention de projet et du montant de la subvention accorde´e. Il ne peut de´roger a` la proposition du jury que de fac¸on motive´e. Chaque de´cision d’octroi de subvention doit claire faire mention dans la partie de´cisive : 1° du be´ne´ficiaire : le cas e´che´ant, l’accord de coope´ration dans lequel le be´ne´ficiaire ou les be´ne´ficiaires sont actifs; 2° de la description du projet pour lequel la subvention de projet est accorde´e; 3° de la pe´riode dans laquelle le projet est exe´cute´ avec mention de la date de commencement et de la fin, sans pre´judice de l’application de l’article 7; 4° du montant de la subvention accorde´e, sans pre´judice de l’application de l’article 5; 5° des conditions de paiement, sans pre´judice de l’application de l’article 6; 6° des conditions suivant lesquelles les be´ne´ficiaires doivent se justifier quant a` l’emploi fonctionnel et financier de la subvention du projet, pour autant que le Ministre de´roge au chapitre IV. § 2. Sauf de´ja` mentionne´ dans la de´cision de subvention originale ou lorsqu’il s’agit du successeur aux droits, le be´ne´ficiaire qui y est mentionne´ peut eˆtre remplace´ par un autre be´ne´ficiaire lorsque ce dernier reprend le projet, avant ou pendant son exe´cution, du be´ne´ficiaire cite´ en premier aux meˆmes conditions que celles mentionne´es dans la de´cision de subvention originale. Ce transfert doit faire l’objet d’une de´cision modificative du Ministre, dans laquelle est e´galement fixe´e la re´partition de la subvention accorde´e parmi le be´ne´ficiaire original et l’autre be´ne´ficiaire. § 3. La subvention accorde´e doit eˆtre utilise´e pour la re´alisation du projet, tel que de´crit dans la demande et dans les documents qui ont e´te´ introduits en vue de l’e´valuation du projet. Des modifications du contenu du projet ne sont possibles qu’apre`s demande motive´e introduite aupre`s du Ministre qui l’avis du jury, tel que fixe´ a` l’article 3. La modification doit faire l’objet d’une de´cision modificative du Ministre. Art. 5. Le total de la subvention accorde´e ne peut pas de´passer 80 % des frais totaux du projet. En aucun cas il sera accorde´ plus de 60 % des subventions disponibles de l’anne´e budge´taire a` un seul projet. Art. 6. § 1er. Le Ministre accorde, par sa de´cision, un premier acompte d’au maximum 40 %, a` payer imme´diatement apre`s la signature de l’arreˆte´ ministe´riel. Un deuxie`me acompte d’au maximum 50 %, e´ventuellement divise´ en maximum trois acomptes partiels, est accorde´ par le Ministre au plus toˆt a` partir de six mois apre`s la date de commencement du projet le solde d’au moins 10 % sera paye´ a` la fin du projet et au plus tard six mois apre`s l’introduction des rapports mentionne´s au chapitre IV. § 2. Tout paiement se fait sur la base d’une cre´ance du be´ne´ficiaire adresse´e a` l’administration. Le paiement du deuxie`me acompte ne peut se faire qu’apre`s controˆle par l’administration aupre`s du be´ne´ficiaire de l’e´volution favorable du projet. Le solde ne peut eˆtre paye´ qu’apre`s controˆle par l’administration des rapports mentionne´s au chapitre IV. Art. 7. La date finale du projet est fixe´ a` maximum quatre ans, a` compter a` partir de la date de commencement. Le Ministre peut, dans des cas exceptionnels, sur demande motive´e et apre`s du jury vise´ a` l’article 3, prolonger la date finale avec un an au maximum. CHAPITRE IV. — Justification des subventions Section Ire. — Ge´ne´ralite´s Art. 8. La justification de l’utilisation des subventions accorde´es comprend : 1° une justification fonctionnelle de´montrant que le projet pour lequel une subvention a e´te´ accorde´e, est re´alise´; 2° une justification financie`re de´montrant quels frais ont e´te´ faits pour la re´alisation du projet pour lequel une subvention a e´te´ accorde´e et quels sont les revenus e´ventuels que le be´ne´ficiaire a acquis dans ce contexte. Section II. — Justification fonctionnelle des subventions Art. 9. La justification fonctionnelle par le be´ne´ficiaire et son e´valuation par l’administration doivent se faire sur la base d’un rapport de fonctionnement comprenant les e´le´ments suivants : 1° une description du de´roulement du projet; 2° une conside´ration critique et une comparaison par rapport aux objectifs propose´s; 3° une description des re´sultats envisage´s et obtenus et e´ventuellement une e´nume´ration des raisons pour lesquelles les re´sultats ne seraient pas ou seulement partiellement obtenus.
4875
4876
MONITEUR BELGE — 20.02.2001 — Ed. 2 — BELGISCH STAATSBLAD Art. 10. La subvention accorde´e ne peut pas ou seulement partiellement eˆtre paye´e et les acomptes e´ventuellement de´ja` paye´s doivent entie`rement ou partiellement eˆtre re´clame´s lorsque l’activite´ pour laquelle la subvention a e´te´ accorde´e : 1° soit n’a pas e´te´ re´alise´e; 2° soit a e´te´ re´alise´e, mais ne re´pond pas ou seulement partiellement aux crite`res e´ventuels fixe´s dans la de´cision de subvention. Section III. — Justification financie`re des subventions Art. 11. La justification financie`re de la subvention de projet doit eˆtre introduite au plus tard trois mois apre`s la fin du projet. Art. 12. § 1er. Le dossier de justification financie`re pour le de´compte final de la subvention de projet doit comprendre un compte des re´sultats pour le projet entier et une explication. Les documents justificatifs qui ont trait a` la subvention a` justifier, sont tenus a` la disposition de l’administration pour controˆle. § 2. Le compte des re´sultats doit comprendre tous les revenus et frais relatifs au projet quelle que soit l’anne´e de fonctionnement pendant laquelle ils ont e´te´ porte´s en compte. Art. 13. Comple´mentairement au dossier de´crit a` l’article 12, l’administration peut se procurer toutes les informations comple´mentaires qui sont ne´cessaires a` la fixation de´finitive de la subvention justifie´e. Art. 14. § 1er. Les frais vise´s a` l’article 12, § 2, comprennent : 1° les sommes qui sont imme´diatement payables, y compris les charges financie`res qui ont trait a` la pe´riode justifie´e; 2° les dispositions pour des de´penses qui seront dues a` une date ulte´rieure mais qui re´sultent directement du projet pendant la pe´riode laquelle doit eˆtre justifie´e; 3° amortissements sur les actifs mate´riels fixes. § 2. Lorsque les activite´s d’un be´ne´ficiaire consistent en plusieurs projets, les frais vise´s au § 1er qui ne peuvent directement eˆtre attribue´s a` un projet spe´cifique et qui doivent donc eˆtre conside´re´s comme des frais ge´ne´raux, peuvent eˆtre re´parti parmi les diffe´rents projets suivant un clef de re´partition objective qui doit eˆtre justifie´e par le be´ne´ficiaire. Art. 15. La date du document justificatif doit se situer dans la pe´riode laquelle doit eˆtre justifie´e, sauf : 1° pour les frais d’amortissement; 2° pour le dispositions autorise´es conforme´ment a` l’article 14, § 1er pour les paiements qui doivent eˆtre effectue´s a` un moment ulte´rieur; 3° lorsque le document justificatif consiste en une facture et une cre´ance doit il ressort clairement que la prestation impute´e se situe dans la pe´riode laquelle a e´te´ justifie´e et qui a trait au projet. Art. 16. § 1er. Une subvention a` un projet ne peut eˆtre utilise´e que pour couvrir les frais re´sultant du projet, limite´s au montant de la subvention accorde´e. Ces frais sont de´termine´s sur la base du compte des re´sultats a` condition que, lorsque le projet s’e´tale sur plusieurs anne´es, les frais subventionnables maximaux sont fixe´s a` la fin du projet entier, sauf autrement de´termine´ dans la de´cision de subvention. Dans une meˆme pe´riode de justification, un solde positif entre la subvention accorde´e et les frais pour un projet dans une certaine anne´e peut eˆtre paye´ au be´ne´ficiaire et il peut eˆtre transfe´re´ a` l’anne´e suivante comme subvention restant a` justifier. § 2. Le propre apport financier de´passant la partie des frais qui n’est pas couverte par la subvention, peut eˆtre utiliser pour constituer une re´serve, mais limite´e a` au maximum 50 % de cet apport. Art. 17. Lorsqu’en application de l’article 4, § 2, un projet ainsi que la subvention qui a e´te´ attribue´e, sont transfe´re´s du be´ne´ficiaire initial a` un autre, qui n’est pas le successeur aux droits du be´ne´ficiaire initial, les deux be´ne´ficiaires doivent se justifier se´pare´ment concernant leur part respective dans le projet subventionne´. Art. 18. Lorsqu’un be´ne´ficiaire exe´cute plusieurs projets, il doit y avoir un apport se´pare´ pour chaque de´cision. Un meˆme apport ne peut pas eˆtre simultane´ment porte´ en compte pour plusieurs de´cisions de subvention. CHAPITRE V. — Controˆles et sanctions Art. 19. Sans pre´judice des dispositions de l’arreˆte´ royal du 26 avril 1968 portant l’instauration et la coordination de controˆles sur l’attribution et sur l’utilisation de subventions, des controˆles peuvent e´galement eˆtre effectue´s sur place par la Cour des Comptes. Art. 20. Lorsque le be´ne´ficiaire ne´glige d’introduire entie`rement la justification vise´e a` l’article 10, la de´cision d’attribution de la subvention pour la partie non justifie´e e´choit. Dans le cas vise´ a` l’aline´a pre´ce´dent, la partie non justifie´ des acomptes e´ventuellement de´ja` paye´s doit eˆtre rembourse´e. Art. 21. Lorsque le be´ne´ficiaire n’a pas effectivement entame´ l’exe´cution du projet un an apre`s la date de commencement de ce dernier, le Ministre peut de´cider que la subvention de projet est e´chue. Dans ce cas, le Gouvernement flamand peut, sur la proposition du Ministre et apre`s avis du jury, mentionne´ a` l’article 3, re´partir la subvention attribue´e parmi d’autres be´ne´ficiaires sans pour autant exce´der le pourcentage dont question a` l’article 5.
MONITEUR BELGE — 20.02.2001 — Ed. 2 — BELGISCH STAATSBLAD CHAPITRE VI. — Dispositions finales Art. 22. § 1er. Pour l’anne´e budge´taire 2000, les dispositions relatives a` l’introduction de la demande, mentionne´es a` l’article 2, § 1er et 2, et sur la taˆche du jury, mentionne´es aux articles 3 et 4, § 1er, ne sont pas d’application. § 2. A charge du programme 49.2, allocation de base 60.01 du budget 2000 de la Communaute´ flamande, les projets suivants sont porte´s en compte pou une subvention, aux conditions suivantes : 1° a` l’a.s.b.l. Westtoerisme, Kasteel Tillegem, 8200 Brugge — a` partir du 1er janvier 2001 a` son successeur aux droits le ″Provinciaal Autonoom Overheidsbedrijf Toerisme en Recreatie — un montant d’au maximum 42,5 millions BEF, a` re´partir parmi les projets suivants : a) 1re phase de l’exe´cution de la coordination d’un projet touristique dans les environs de l’ancien port de peˆche a` Zeebruges, comprenant les e´le´ments suivants : 1) un manager de projet; 2) une e´tude du projet sur la faisabilite´, ame´nagement ge´ne´ral, partenaires et financement des projets individuels; 3° premie`res re´alisations; b) une strate´gie renouvele´e de promotion de la coˆte comprenant les e´le´ments suivants : 1) imple´mentation et communication d’une ″corporate identity″ pour la coˆte, tant en vers le secteur prive´ (touristique et non touristique) qu’en vers le consommateur et les autorite´s locales; 2) une e´tude en vue de la pre´paration de l’e´laboration d’un syste`me de distribution performant de mate´riel de promotion; 3) formuler et e´laborer un concept d’une brochure de consommateurs du projet touristique ″coˆte″; c) la promotion du tourisme MICE comprenant les e´le´ments suivants : 1) l’introduction de la coˆte sur le marche´ des destination MICE; 2) l’organisation et la production des investissements de promotion ne´cessaires; 2° a` l’a.s.b.l. ″West Vlaamse Vereniging voor de Vrije Tijd, Provinciehuis Abdijbeke, Abdijbekestraat 9, 8200 Bruges″ - a` partir du janvier a` son successeur aux droits le ″Provinciaal Autonoom Overheidsbedrijf Toerisme en Recreatie - un montant d’au maximum 51 millions BEF pour le projet ″1re phase de l’ame´nagement de la piste cyclable coˆtie`re″, comprenant les e´le´ments suivants : a) la responsabilisation ge´ne´rale du projet; b) la coordination technique de l’exe´cution; c) les contacts avec et la mobilisation des partenaires concerne´s en vue de la co-re´alisation du projet; d) l’e´tablissement des cahiers des charges techniques et des dossiers d’adjudication ″preˆts a` la re´alisation″; e) exe´cution d’une premie`re re´alisation concre`te; 3° a` l’a.s.b.l. ″Metro West-Vlaanderen, Noordduinen, Helvetiastraat 47, 8670 Coxyde″, un montant d’au maximum 10 millions BEF pour le projet ″optimisation des avis me´te´orologiques de la coˆte″, comprenant les e´le´ments suivants : a) accompagnateur du projet/me´te´orologue supple´mentaire; b) syste`me d’e´laboration de la diffusion des avis me´te´orologiques; c) cre´ation d’un re´seau d’information. Avant que le premier acompte ne soit paye´, les projets sont pre´sente´s au jury mentionne´ a` l’article 3. Le Ministre de´cide, apre`s re´ception du rapport du jury, des conditions de paiement et des autres modalite´s d’exe´cution et fixe, par projet, les subventions exactes, compte tenu des montants maximaux fixe´s a` l’aline´a pre´ce´dent. § 3. Le jury, mentionne´ a` l’article 3, est charge´ de dresser un rapport d’e´valuation au profit du Gouvernement flamand sur l’exe´cution et l’e´tat des choses du Plan d’Action coˆtier 19997-2002, notamment en ce qui concerne les projets ″Flanders New Port″ a` Nieuport et ″De Pier″ a` Blankenberge. Art. 23. Pour l’anne´e budge´taire 2000, le Ministre peut fixer la date de commencement des projets a` partir du 1er octobre de cette anne´e. Art. 24. Le pre´sent arreˆte´ entre en vigueur a` la date de son approbation. En ce qui concerne les projets ayant trait a` l’anne´e budge´taire 2000 et dont la date de commencement a e´te´ fixe´e par le Ministre, pre´alablement a` la date d’approbation, le pre´sent arreˆte´ entre en vigueur pour ces projet a` la leur date de commencement. Art. 25. Le Ministre flamand ayant le Tourisme dans ses attributions est charge´ de l’exe´cution du pre´sent arreˆte´. Bruxelles, le 8 décembre 2000. Le Ministre-Pre´sident du Gouvernement flamand, P. DEWAEL Le Ministre flamand de l’Emploi et du Tourisme, R. LANDUYT
4877