MONITEUR BELGE — 20.05.2005 − Ed. 2 — BELGISCH STAATSBLAD
GOUVERNEMENTS DE COMMUNAUTE ET DE REGION GEMEENSCHAPS- EN GEWESTREGERINGEN GEMEINSCHAFTS- UND REGIONALREGIERUNGEN
VLAAMSE GEMEENSCHAP — COMMUNAUTE FLAMANDE MINISTERIE VAN DE VLAAMSE GEMEENSCHAP N. 2005 — 1245 [S − C − 2005/35559] 15 DECEMBER 2000. — Samenwerkingsverdrag tussen de Vlaamse Gemeenschap en het Vlaamse Gewest en het Groothertogdom Luxemburg Het Samenwerkingsverdrag tussen de Vlaamse Gemeenschap en het Vlaamse Gewest en het Groothertogdom Luxemburg werd ondertekend in Brussel op 15 december 2000. Het decreet houdende instemming met het Samenwerkingsverdrag dateert van 19 juli 2002 en het besluit van de Vlaamse Regering tot ratificatie van het Samenwerkingsverdrag dateert van 21 februari 2003. De Vlaamse overheid stelde op 31 maart 2003 de Luxemburgse overheid op de hoogte van het beëindigen van haar interne procedure en de Luxemburgse overheid stelde op 27 juli 2004 de Vlaamse overheid op de hoogte van het beëindigen van haar interne procedure. Overeenkomstig artikel 16 is dit Verdrag op 29 juli 2004 in werking getreden. De authentieke tekst van het Verdrag volgt hierna in het Nederlands en in het Frans. Samenwerkingsverdrag tussen de Vlaamse Gemeenschap en het Vlaamse Gewes en het Groothertogdom Luxemburg De Vlaamse Gemeenschap en het Vlaamse Gewest, hierna ″Vlaanderen″ te noemen, enerzijds, en Het Groothertogdom Luxemburg, anderzijds, hierna ″de partijen″ te noemen, Steunend op de gehechtheid aan hun vriendschapsbanden en aan gemeenschappelijke waarden van vrijheid, democratie, rechtvaardigheid en solidariteit; Rekening houdend met de conventie inzake de oprichting van de Belgisch-Luxemburgse Economische Unie van 25 juli 1921; Gelet op het culturele akkoord gesloten tussen de regering het Koninkrijk België en de Regering van het Groothertogdom Luxemburg, ondertekend in Brussel op 22 februari 1967; Gelet op de institutionele hervormingen die sedertdien in België werden ingevoerd; In hun verlangen de bestaande samenwerking te bevestigen; Met de bedoeling deze samenwerking uit te breiden tot nieuwe gebieden zoals die in dit verdrag worden bepaald en voor zover die tot de bevoegdheid van de partijen behoren, om aldus bij te dragen tot het scheppen van nauwere banden tussen Vlaanderen en het Groothertogdom Luxemburg; Ervan overtuigd dat deze vernieuwde samenwerking zal bijdragen tot meer wederzijds begrip en vriendschap, Komen overeen wat volgt : Artikel 1. De partijen intensifiëren hun samenwerking op het gebied van economie, wetenschap, technologie, onderwijs, cultuur, jeugd, sport, welzijn, gezondheidszorg, milieubescherming en ruimtelijke ordening, infrastructuur, verkeersbeleid, landbouw en agro-industrie, beroepsopleiding en werkgelegenheid, toerisme, telecommunicatie en mediabeleid. Daartoe bevorderen de partijen de samenwerking tussen de instellingen en de ondernemingen die werkzaam zijn in de bovengenoemde domeinen. De partijen steunen de uitwisseling van ervaringen inzake technische, technologische en administratieve knowhow. Artikel 2. Beide partijen zetten zich in voor de uitbreiding van hun wederzijdse economische betrekkingen. De partijen moedigen in het bijzonder de samenwerking aan op het vlak van : 1. de overdracht van technologie en knowhow; 2. het ontwikkelen van commerciële contacten en het bevorderen van samenwerking tussen ondernemingen en instellingen; 3. bedrijfsorganisaties; 4. uitbreiding van de bilaterale handel. Artikel 3. Beide partijen stimuleren de samenwerking en uitwisseling tussen openbare instellingen en privé-organisaties op het vlak van het fundamenteel en toegepast wetenschappelijk onderzoek en de technologische innovatie. Zij moedigen bedrijven en onderzoeksinstellingen aan om zich te engageren op het vlak van concrete samenwerkingsprojecten in de sectoren wetenschappelijk onderzoek, onderzoek en ontwikkeling en technologische innovatie, meer bepaald door participatie aan gemeenschappelijke projecten in het kader van de communautaire programma’s en het programma Eureka. Artikel 4. Beide partijen werken samen en moedigen samenwerking en uitwisseling aan op cultureel gebied. Zij steunen acties die bijdragen tot een betere wederzijdse kennis, begrip en waardering van ieders taal en cultuur. Zij nemen hiervoor gemeenschappelijke initiatieven die de dialoog tussen de culturen bevorderen. De samenwerking situeert zich op het vlak van de kunsten, musea, architectuur, non-formele volwassenenvorming, openbaar bibliotheekwerk, culturele centra, amateurkunsten, het jeugdwerk, het cultureel erfgoed en de audiovisuele middelen.
23723
23724
MONITEUR BELGE — 20.05.2005 − Ed. 2 — BELGISCH STAATSBLAD Artikel 5. Beide partijen steunen en bevorderen de samenwerking op het gebied van het toerisme. Hiertoe moedigen zij de uitwisseling aan van specialisten en wisselen zij ervaringen en informatie uit over het toerismebeleid. Artikel 6. Beide partijen steunen en bevorderen de samenwerking op het gebied van sport. Beide partijen moedigende samenwerking aan tussen sportorganisaties, uitwisseling van sportploegen en sportlui en de deelname aan sportmanifestaties in beide landen. Artikel 7. Beide partijen bevorderen de samenwerking en de uitwisseling op het gebied van het onderwijs, de vorming en de beroepsopleiding. Beide partijen moedigen rechtstreekse samenwerking en contacten aan tussen universiteiten en andere onderwijsinstellingen. Beide partij en moedigen uitwisseling aan van informatie, onderwijservaring, bevindingen van deskundigen en onderzoek, documentatie en publicaties uit het onderwijsveld en de uitwisseling van onderwijzend personeel, leerlingen en studenten op het gebied van basissen secundair onderwijs, hoger onderwijs, volwassenenonderwijs en permanente vorming. Artikel 8. Beide partijen werken samen op het gebied van arbeid en werkgelegenheid, meer bepaald met betrekking tot de beroepsopleiding, de arbeidsverhoudingen en het sociaal overleg. Artikel 9. Beide partijen moedigen samenwerking en uitwisseling aan of werken samen op gebied van welzijn en gezondheid. In het bijzonder kunnen er samenwerkingsverbanden ontstaan op gebied van welzijnsonderzoek, maatschappelijk werk, armoedebestrijding, integratie van migranten, gezinszorg, thuiszorg, bejaardenzorg en bijzondere jeugdbijstand. Zij kunnen ook samenwerken op gebied van organisatie van de gezondheidszorg, gezondheidspromotie en ziektepreventie. Artikel 10. Beide partijen bevorderen de samenwerking en uitwisseling op het gebied van leefmilieu, plattelandsontwikkeling, ruimtelijke ordening, huisvesting, infrastructuur en verkeersbeleid. Zij bevorderen de uitwisseling van wetenschappelijke technische en statistische informatie en de overdracht van technologie in het bijzonder op het gebied van milieubescherming en -sanering. Artikel 11. Beide partijen moedigen samenwerking en uitwisseling aan op het vlak van landbouw. De partijen moedigen de uitwisseling aan van wetenschappelijke, technische en statistische informatie, alsook van technologie op bovenvermeld vlak. Artikel 12. Met betrekking tot de domeinen waarvoor dit samenwerkingsverdrag geldt, streven de partijen naar samenwerking in het kader van de internationale organisaties. Daartoe kunnen de partijen elkaar informeren over hun respectieve standpunten en - meer algemeen - overleg plegen. In dit verband werken de partijen samen in het kader van programma’s van internationale organisaties op de gebieden vermeld onder artikel 1, waarbij ze uiting geven aan hun bijzondere banden van vriendschap en partnerschap. Artikel 13. Wat de Vlaamse Gemeenschap betreft, vervangt het huidige samenwerkingsverdrag het culturele akkoord gesloten tussen de Regering van het Koninkrijk België en de Regering van het Groothertogdom Luxemburg, ondertekend in Brussel op 22 februari 1967. Artikel 14. Met het oog op de uitvoering van dit verdrag richten beide partijen een Gemengde Commissie VlaanderenGroothertogdom Luxemburg op. De Gemengde Commissie vergadert minstens éénmaal om de twee jaar, afwisselend in Vlaanderen en in het Groothertogdom Luxemburg. De Gemengde Commissie kan opdracht geven aan werkgroepen om tussentijdse vergaderingen te beleggen om de uitvoering van de werkprogramma’s te ondersteunen. De voorzitters van beide delegaties in de Commissie kunnen tussentijdse vergaderingen houden om de uitvoering van de werkprogramma’s te bespreken. Artikel 15. De Gemengde Commissie bestaat uit vertegenwoordigers die aangewezen zijn door de respectieve partijen. De taken van de Gemengde Commissie zijn : l. de programma’s en projecten die voor de nabije toekomst zijn gepland, voorbereiden en goedkeuren; 2. toezien op de financiering door beide partijen van de programma’s en projecten die uit dit verdrag voortvloeien; 3. nagaan hoever de samenwerking is gevorderd en de resultaten ervan beoordelen; 4. op geregelde tijdstippen de prioriteiten aanpassen en de te volgen koers bepalen; 5. alle problemen in verband met de uitvoering, de werking en de interpretatie van dit verdrag onderzoeken. Artikel 16. Dit samenwerkingsverdrag treedt in werking op de datum waarop beide partijen elkaar schriftelijk bevestigd hebben dat hun respectieve procedures, noodzakelijk voor het van kracht worden ervan, zijn voltooid. Dit verdrag wordt gesloten voor een periode van vijf (5) jaar. Daarna wordt het automatisch verlengd voor opeenvolgende periodes van telkens twee (2) jaar. Elke partij kan het verdrag opzeggen door middel van een schriftelijke mededeling aan de andere partij met een opzegperiode van zes (6) maanden. Bij beëindiging nemen de Partijen de nodige maatregelen om de voltooiing te garanderen van alle gezamenlijke projecten die op basis van dit samenwerkingsverdrag werden opgezet.
MONITEUR BELGE — 20.05.2005 − Ed. 2 — BELGISCH STAATSBLAD Opgesteld te Brussel, op 15 december 2000, in twee originelen, elk in het Nederlands, en het Frans, waarbij de twee versies rechtsgeldig zijn. In geval van betwisting dient de Nederlandse tekst als basis voor overeenstemming. Voor Vlaanderen :
Voor het Groothertogdom Luxemburg :
P. DEWAEL,
Mevr. L. POLFER,
Minister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Financiën, Begroting, Buitenlands Beleid en Europese Aangelegenheden
Minister van Buitenlandse Zaken en Buitenlandse Handel
TRADUCTION MINISTERE DE LA COMMUNAUTE FLAMANDE F. 2005 — 1245
[S − C − 2005/35559] 15 DECEMBER 2000. — Accord de coopération entre la Communauté flamande et la Région flamande et le grand-duché de Luxembourg
L’Accord de coopération entre la Communauté flamande et la Région flamande et le grand-duché de Luxembourg a été signé à Bruxelles le 15 décembre 2000. Le décret portant assentiment à l’Accord de coopération date du 19 juillet 2002 et l’arrêté du Gouvernement flamand ratifiant l’Accord de coopération date du 21 février 2003. Le 31 mars 2003, le Gouvernement flamand a informé le Gouvernement luxembourgeois de l’accomplissement de sa procédure interne et le 27 juillet 2004, le Gouvernement luxembourgeois a informé le Gouvernement flamand de l’accomplissement de sa procédure interne. Conformément à l’article 16, cet Accord est entré en vigueur le 29 juillet 2004. Le texte authentique de l’Accord suit en néerlandais et en franc¸ ais. Accord de cooperation entre la Communauté flamande et la Région flamande et le grand-duché de Luxembourg La Communauté flamande et la Région flamande, ci-après dénommées ″La Flandre″, d’une part, et Le grand-duché de Luxembourg, d’autre part, ci-après dénommés ″les Parties″ S’appuyant sur leur attachement aux liens d’amitié et aux valeurs communes de liberté, démocratie, justice et solidarité; Compte tenu de La Convention du 25 juillet 1921 instituant l’Union économique belgo-luxembourgeoise; Vu l’accord culturel entre le gouvernement du Royaume de Belgique et le gouvernement du grand-duché de Luxembourg, signé à Bruxelles le 22 février 1967; Vu les réformes institutionnelles qui ont été introduites en Belgique depuis lors; Désireux de confirmer la coopération existante; Animés du désir d’élargir la coopération à des domaines nouveaux, tels que définis par le présent accord, pour autant qu’ils relèvent des compétences des Parties, afin de contribuer au resserrement des liens entre la Flandre et le grand-duché de Luxembourg; Convaincus que cette nouvelle coopération contribuera à renforcer la compréhension et l’amitié mutuelles, Conviennent de ce qui suit : Article 1er. Les Parties intensifieront leur coopération dans les domaines suivants : économie, science, technologie, enseignement, culture, jeunesse, bien-être, soins de santé, environnement et aménagement du territoire, infrastructure, politique des communications, agriculture et industrie agro-alimentaire, formation professionnelle et emploi, tourisme, sports, télécommunications et politique des médias. A cette fin, elles stimuleront la coopération entre les institutions et les entreprises opérant dans les domaines précités. Les Parties favoriseront les échanges d’expérience en matière de connaissances techniques, technologiques et administratives. Article 2. Les deux Parties s’engagent à intensifier leurs relations économiques réciproques. Elles encourageront-en particulier la coopération au niveau - des transferts de technologie et d’expertise; - de la promotion des contacts commerciaux et de la coopération entre les entreprises et les institutions; - des organisations des entreprises; - du développement du commerce bilatéral. Article 3. Les deux Parties stimuleront la coopération et les échanges entre les organismes publics et privés dans les domaines de la recherche scientifique fondamentale et appliquée et l’innovation technologique. Elles encourageront les entreprises et les instituts de recherche à s’engager dans des coopérations concrètes dans le domaine de la recherche scientifique, de la recherche & développement et de l’innovation technologique, notamment à travers la participation à des projets communs dans le cadre des programmes communautaires et du programme Eureka. Article 4. Les deux Parties collaboreront et favoriseront la coopération dans le domaine culturel. Elles appuieront les actions qui contribueront à une connaissance mutuelle, la compréhension et l’appréciation de leurs langues et cultures respectives. Elles prennent à cette fin des initiatives communes qui soutiendront le dialogue entre les cultures. La coopération se situera dans les domaines suivants : arts, musées, architecture, formation non formelle des adultes, bibliothèques publiques, centres culturels, arts pratiqués en amateur, aide à la jeunesse, patrimoine culturel et secteur audiovisuel.
23725
23726
MONITEUR BELGE — 20.05.2005 − Ed. 2 — BELGISCH STAATSBLAD Article 5. Les deux Parties soutiendront et favoriseront la coopération dans le domaine du tourisme. A cet effet elles encourageront les échanges de spécialistes et échangeront des expériences et des informations concernant la politique touristique. Article 6. Les deux Parties soutiendront et favoriseront la coopération dans le domaine des sports. Elles encourageront la coopération entre les organisations sportives, l’échange d’équipes sportives et de sportifs ainsi que la participation à des manifestations sportives dans les deux pays. Article 7. Les deux Parties stimuleront la coopération et les échanges dans le domaine de l’enseignement, de la formation et de la formation professionnelle. Les deux Parties encourageront la coopération directe et les contacts entre les universités et d’autres établissements scolaires. Les deux Parties favoriseront l’échange d’informations, d’expériences scolaires, de constats d’experts et de recherches, de la documentation et de publications dans le domaine de l’enseignement et l’échange d’enseignants, d’élèves et d’étudiants dans le domaine de l’enseignement fondamental, secondaire et supérieur, l’enseignement des adultes et la formation permanente. Article 8. Les deux Parties coopéreront dans le domaine du travail et de l’emploi, plus particulièrement en ce qui concerne la formation professionnelle, les relations professionnelles et la concertation sociale, la politique familiale, l’aide sociale, l’assistance spéciale à la jeunesse, l’insertion sociale des handicapés, la politique des personnes âgées et les soins à domicile. Article 9. Les deux Parties favoriseront la coopération et l’échange et collaboreront dans le domaine du bien-être et de la santé. Des partenariats peuvent se constituer dans les domaines suivants étude du bien-être, aide sociale, lutte contre la pauvreté, intégration des immigrés, soins familiaux, soins à domicile, personnes âgées et assistance spéciale à la jeunesse. Elles peuvent également collaborer dans le domaine de l’organisation des soins de Santé, de la promotion de la santé et de la prévention des maladies. Article 10. Les deux Parties stimuleront la coopération et les échanges dans les domaines suivants : environnement, développement rural, aménagement du territoire, logement, infrastructure et politique des communications. Elles favoriseront les échanges d’informations scientifiques, techniques et statistiques ainsi que le transfert technologique, particulièrement en ce gui concerne la protection et l’assainissement de l’environnement. Article 11. Les deux Parties stimuleront la coopération et les échanges dans le domaine de l’agriculture. Elles favoriseront les échanges d’informations scientifiques, techniques et statistiques ainsi que le transfert technologique dans ce domaine. Article 12. Dans les domaines gui font l’objet du présent accord, les Parties s’efforceront d’aboutir à une coopération au sein des organisations internationales. A cet effet, elles pourront se communiquer leurs points de vue respectifs et, de fac¸ on générale, se concerter. Les Parties coopéreront dans le cadre de programmes des organisations internationales pour les domaines énoncés à l’article ler, exprimant ainsi leurs liens particuliers d’amitié et de partenariat. Article 13. En ce qui concerne la Communauté flamande, le présent accord se substitue à l’accord de coopération conclu entre le Gouvernement du Royaume de Belgique et le Gouvernement du grand-duché de Luxembourg, signé à Bruxelles le 22 février 1967. Article 14. En vue de l’application du présent accord, les deux Parties créent une Commission mixte Flandre-grand-duché de Luxembourg. La Commission mixte se réunit au moins une fois tous les deux ans, alternativement en Flandre et au grand-duché de Luxembourg. La Commission mixte peut charger des groupes de travail d’organiser des réunions intermédiaires afin de stimuler l’exécution des programmes de travail. Les chefs des deux délégations dans la Commission peuvent convoquer des réunions intermédiaires qui se pencheront sur l’exécution des programmes de travail. Article 15. La Commission mixte est constituée des représentants désignés par les Parties respectives. La Commission mixte a pour mission; - de préparer et approuver les programmes et projets prévus à court terme; - de veiller au financement par les deux Parties des programmes et projets découlant du présent accord; - de juger des progrès de la coopération et d’en apprécier les résultats; - d’adapter régulièrement les priorités et de définir l’orientation des activités; - d’étudier tous les problèmes relatifs à l’application, la mise en œuvre et l’interprétation du présent accord de coopération. Article 16. Le présent accord de coopération entre en vigueur à la date de réception des notes par lesquelles les Parties confirment réciproquement que leurs procédures respectives, nécessaires pour l’entrée en vigueur du présent accord, ont été achevées. Le présent accord est conclu pour une période de cinq (5) ans.
MONITEUR BELGE — 20.05.2005 − Ed. 2 — BELGISCH STAATSBLAD Il est renouvelé tacitement pour des périodes successives de deux (2) ans. Chacune des deux Parties peut dénoncer le présent accord par une notification écrite faite à l’autre Partie moyennant un préavis de six (6) mois. En cas de dénonciation, les deux Parties prendront les dispositions nécessaires pour assurer l’achèvement de tous les projets lancés conjointement en vertu du présent accord. Fait à Bruxelles, le 15 décembre 2000, en deux originaux, chacun en langue néerlandaise et en langue franc¸ aise, les deux textes faisant également foi. En cas de litige, le texte néerlandais servira de texte de référence. Pour la Flandre :
Pour le grand-duché de Luxembourg :
P. DEWAEL
Mme L. POLFER
Ministre-Président du Gouvernement de la Flandre, Ministre du Gouvernement de la Flandre chargé de Finances, du Budget, de la Politique extérieure et des Affaires européennes
Ministre des Affaires étrangères et du Commerce extérieur
* MINISTERIE VAN DE VLAAMSE GEMEENSCHAP N. 2005 — 1246 [C − 2005/35527] 19 NOVEMBER 2004. — Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het Vlaams personeelsstatuut van 15 juli 2002, betreffende de herplaatsing, de interne arbeidsmarkt, de uitvoering van het sectoraal akkoord 2003-2004, en andere bepalingen De Vlaamse Regering, Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, inzonderheid op artikel 87, § 1 en § 3, vervangen bij de bijzondere wet van 8 augustus 1988; Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 15 juli 2002 houdende organisatie van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap en de regeling van de rechtspositie van het personeel, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 31 januari 2003, 24 oktober 2003 en 20 februari 2004; Gelet op de beslissing van de Vlaamse Regering van 4 juni 2004 inzake de begrotingscontrole; Gelet op het protocol nr. 210.678 van 7 juni 2004 van het Sectorcomité XVIII Vlaamse Gemeenschap – Vlaams Gewest; Gelet op het advies nr. 37.375/3 van de Raad van State, gegeven op 30 juni 2004, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1˚, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State; Gelet op het akkoord van de Minister, bevoegd voor de Pensioenen, gegeven op 10 september 2004; Op voorstel van de Vlaamse minister van Bestuurszaken, Buitenlands Beleid, Media en Toerisme; Na beraadslaging, Besluit : Artikel 1. In artikel 3, § 1, van het Vlaams personeelsstatuut van 15 juli 2002, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 31 januari 2003, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1˚ in punt 1˚ wordt d) opgeheven; 2˚ in punt 2˚, c), worden de woorden « rang A3 en A4 » vervangen door de woorden « rang A4 »; 3˚ in punt 3˚ worden de woorden « voor de toepassing van de verruimde arbeidsmarkt » vervangen door de woorden « voor : a) de herplaatsing; b) de interne arbeidsmarkt voor ambtenaren tot en met rang A3. » Art. 2. In artikel I 5 van hetzelfde statuut wordt § 2 vervangen door wat volgt : « § 2. De vacatures worden ingevuld op basis van personeelsplannen, vastgesteld door de leidend ambtenaar en goedgekeurd door de Vlaamse minister, bevoegd voor het algemeen beleid inzake personeel en organisatieontwikkeling. » Art. 3. Artikel I 7 van hetzelfde statuut wordt vervangen door wat volgt : « Art. I 7. § 1. Vacante betrekkingen worden bij voorrang ingevuld door herplaatsing. § 2. Als herplaatsing niet mogelijk is, en er geen bepaling is die voorschrijft hoe in een vacante betrekking moet worden voorzien, kiest de benoemende overheid of ze die betrekking invult via de aanwerving, en/of de interne arbeidsmarkt, en/of de bevordering. Als de vacante betrekking wordt ingevuld via een algemeen wervingsexamen, wordt tezelfdertijd ook een beroep gedaan op de procedures van de interne arbeidsmarkt en de bevordering. De vacature wordt ingevuld op de wijze, bepaald in § 3. § 3. Als de benoemende overheid zich beroept op meerdere procedures om een vacature in te vullen, worden de in aanmerking komende kandidaten opgeroepen voor dezelfde functiespecifieke selectie. De leidend ambtenaar van de administratie Ambtenarenzaken organiseert de functiespecifieke selectie en stelt het programma ervan vast in overleg met het departement in kwestie. Het programma bepaalt onder meer uit hoeveel gedeelten de selectie bestaat, alsook de duur en de volgorde van de verschillende gedeelten. De leidend ambtenaar van de administratie Ambtenarenzaken stelt de lijst van de geslaagden vast. De benoemende overheid kiest op zorgvuldige wijze de meest geschikte kandidaat voor een bepaalde functie. De gemotiveerde selectiebeslissing houdt rekening met de functiebeschrijving van de vacature, het gewenste profiel en de beoordeling van de selectietest(s).
23727