GOOD PRACTICES SUPERVISIE
26 februari 2015 Werkgroep Supervisie VELOV
Beste collega De werkgroep Supervisie van VELOV wil zich inzetten om de meerwaarde van supervisie als begeleidingsvorm optimaal te laten renderen bij de opleiding en professionalisering van leraren en lerarenopleiders: -
-
-
supervisie wordt nog onvoldoende erkend als begeleidingsvorm bij de professionalisering en de loopbaanontwikkeling van leraren en lerarenopleiders. De themagroep Supervisie wil ideeën verzamelen en voorstellen ontwikkelen om deze leemte in te vullen; supervisie is in sommige lerarenopleidingen nog onbekend. In sommige andere lerarenopleidingen staat Supervisie onder druk omwille van verschillende redenen. De themagroep Supervisie wil kennis en argumenten aanbrengen die de organisatie van Supervisie in de lerarenopleiding kunnen stimuleren; supervisie komt maar ten volle tot zijn recht als aan de voorwaarden voor kwaliteitsvolle Supervisie voldaan wordt. De themagroep Supervisie wil initiatieven nemen die de kwaliteit van Supervisie en de competentie van begeleiders kunnen bevorderen.
Naast deze workshop organiseren we binnenkort enkele professionaliseringsactiviteiten: -
Op dinsdag 19 mei 2015 van 18.00 tot 20.00 u een sessie ‘oplossingsgericht werken in supervisie’; Vanaf september 2015 voor de derde keer een collegiaal leertraject supervisie voor supervisoren; Vanaf september 2015 een supervisietraject voor beginnende lerarenopleiders; Op 16 oktober 2015 een nascholingsdag over ‘de toepassing van het GRROW-model in supervisie’.
We nodigen je graag uit voor deze initiatieven en/of de deelname aan de werkgroep supervisie. Voor meer info kan je terecht op de site van VELOV (www.velov.eu), bij Nadra Beyram (
[email protected]) of Els Tanghe (
[email protected]).
Hartelijke groeten van de werkgroep Supervisie Nadra Beyram Lotte Brants Annelies Demessemaeker An Leroy Freddy Matthysen Els Tanghe
STEEKKAART INSTAPOPDRACHTEN Doel -
Kennismaken; Het ijs breken Aankomen en landen; Focussen; Gevoelsstatus meten; Terugblikken op de vorige sessie
Aanpak Elke deelnemer kiest – afhankelijk van het aantal vragen – een of meerdere kaarten/voorwerpen die passen bij het antwoord op de vraag/vragen. 1. -
Voorbeelden van richtvragen: Hoe zit je erbij? Wat is je bijgebleven van de vorige sessie? Mocht ik een dier zijn… dan zou dat een … zijn omdat… Een plaats waar ik nu graag wil vertoeven is…, omdat… Is leuks dat ik dit weekend heb gedaan/ga doen (en dat ik wil delen) is… omdat… Wat ik graag na de supervisie inhoudelijk wil meenemen is…
-
Voorbeelden van materialen: kaartspelen boomerangkaarten/ansichtkaarten stofjes knopen legomannetjes …
2.
STEEKKAART POSITIEF RODDELEN Voordelen -
de inbrenger krijgt sneller zicht op zijn eigen bijdrage in de problematiek positief confronterend en beklijft daardoor meer
Stappen 1. Vraagintroductie of ervaringsverslag (5 min) De inbrenger introduceert hetzij zijn vraag en een beknopte toelichting dan wel een verslag van een ervaring (een project waarin hij actief is, dingen die hem opvallen in de relatie met een collega of leerling of iets dergelijks) 2. Verkenning (15 min) De groepsleden verkennen de vraag of de ervaring door het stellen van (zoveel mogelijk open) vragen en benutten daarbij zoveel mogelijk ook dieperliggende leerniveaus. 3. Roddelen (15 min) De inbrenger gaat buiten de kring zitten en bemoeit zich op geen enkele manier met het komende gesprek. Hij luistert aandachtig en maakt notities over zaken die hem raken/opvallen. De groepsleden roddelen met elkaar over de vraag van de inbrenger en over mogelijke achtergronden, oorzaken en oplossingen. Ze benutten de verschillende leerniveaus en vragen zich af: hoe kijkt de inbrenger, wat stuurt zijn gedrag aan, welke evidenties spreken er uit de antwoorden op onze vragen. De groepsleden komen uiteindelijk tot een aantal uitspraken, waarin ze laten zien welke alternatieven, welke ruimte er ontstaan als de inbrenger andere overtuigingen, andere evidenties etc. zou hanteren. 4. Reacties van de inbrenger (15 min) De inbrenger komt terug in de groep en vertelt zijn ervaringen als waarnemer van de roddelfase. Wat heeft hem geraakt? Wat is opgevallen? Verwerpt of accepteert hij de uiteindelijke uitspraken van de andere deelnemers? 5. Evaluatie 10 min. De inbrenger en de groepsleden kijken terug op het gesprek: Wat heeft het de inbrenger opgeleverd? Hoe zijn de groepsleden met hun rol omgegaan?
STEEKKAART REFLECTEREN AAN DE HAND VAN FILMFRAGMENTEN Voordelen -
Studenten zichzelf laten filmen is spannend, maar daardoor is de leerervaring vaak beklijvender. Ook zonder nabespreking hebben studenten al veel geleerd. Als je studenten zelf 2 fragmenten van 2 minuten laat kiezen uit wat ze gefilmd hebben, creëer je ook de nodige veiligheid. Voor minder mondige studenten is het werken met film een voordeel. Het vooraf uitschrijven van een casus is niet nodig.
Stappen Inleidend gesprek: Hierin peil je naar gevoelens van leraar en leerlingen tijdens het filmen. Ga na in welke mate deze een effect hebben op de beelden. Samen kijken naar de beelden 1. Vragen over context: Hierdoor kader je de beelden aan de hand van vragen over de context (in bijlage). Wat is de reden dat de leraar net deze beelden toont? Brengt men een leervraag in beeld, is men op zoek naar bevestiging, alternatieven,… 2. Gekozen fragment volledig bekijken: Op die manier start de hele groep van dezelfde basis. Hierna laat je eerst de inbrenger aan het woord, daarna geven de anderen hun eerste impressies. 3. Beeldfragmenten in stukjes bekijken: Hierbij gebruik je de vragen over gedrag, emoties en motieven (in bijlage). Telkens zaken onduidelijk zijn of als het gesprek stroef loopt, neem je de beelden erbij. In dit deel van het gesprek analyseer je de beelden, vertrek telkens vanuit gedrag om klein te kijken. Betrek alle deelnemers optimaal het gesprek, gebruik hierbij de vragen voor deelnemers (zie bijlage) . Mogelijkheden verkennen vanuit eigen realiteit als leraar Gebruik hiervoor de vragen naar mogelijkheden (in bijlage). Je brengt hierdoor in kaart wat de leraar vanuit zijn/haar eigen realiteit en met zijn/haar kwaliteiten zelf kan aanpakken. Slot Gebruik hiervoor de afsluitende vragen (in bijlage), zo vat de leraar samen wat hij/zij kan gebruiken in de toekomst.
Suggesties -
Pas de methodiek eerst op jezelf toe, voor je studenten dit laat doen, zo ervaar je zelf de impact van beelden. Spreek goed af met de betrokken partijen wat het doel is van de filmbeelden en wat er nadien mee gebeurt. Gebruik een duidelijk vraag op voorhand: “Selecteer één moment (max 2min) waar je erg tevreden over bent en één moment waar je vragen bij hebt”. Of “geef jezelf 2 sterren en een wens” (2 stars and a wish).
Bronnen Sylabus opleiding SVIB (SchoolVideo Interactiebegeleiding) bij Benoit Lens Meer informatie over SVIB http://www.steunpunt-vht-vib.be/ over gebruik in lerarenopeleiding
[email protected]
Bijlage: VRAGENKAART BIJ BESPREKING FILMFRAGMENTEN Context: Persoon: Wie? Wie nog? Wie niet? Wat deed je? Plaats: Waar juist? Waar nog? Wanneer juist? Omstandigheden: Wie? Wat? Waarover? Waarvoor? Waartoe? Voor wat? Wat is er gebeurd? Wat daarvoor? Wat daarna? Waarmee? Wat is je (leer)vraag bij dit fragment? Wat is de reden dat je dit fragment koos? Vragen over gedrag Wat zie je gebeuren? Hoe verloopt het precies? Hoe pak je dit aan? Wat zeg je? Dat doe je? Wat doen deze leerlingen? Hoe verloopt jouw non-verbale communicatie? Wat is het effect van jouw gedrag op leerlingen? Op welke manier toon je ontvangstbevestiging? Op welke manier leid je de groep? Van wie gaat het initiatief uit? Wordt dat initiatief aanvaard/bevestigd?
Vragen over emoties Hoe voelde jij je op dat moment? Wat dacht je toen? Wat voelden/dachten leerlingen? Wat wilden de leerlingen? Hoe denk je daar nu op terug?
Vragen voor andere deelnemers: Wat valt er op in verband met …? Welk fragment vind je typerend voor deze leraar? Welke kwaliteiten van deze leraar zie je? Wat herken je in dit verhaal? Heb je dit ook al gehad? Weet je hoe dat komt? Hoe los je dat op? Wat doe jij dan? Wat kan helpen? Vragen naar mogelijkheden: Welke sterk punt/kwaliteit van jou als leraar komt in dit fragment/deze fragmenten aan bod? Welke werkpunt van jou als leraar komt in dit fragment/deze fragmenten aan bod? In welke omstandigheden kan je deze kwaliteit gemakkelijk tonen? Wanneer sta je in je kracht? Zie je een patroon in wat je hier doet? Doe je dat wel vaker? Hoe komt dat? Wat zou je anders kunnen doen? Wat zou je anders willen doen? Wat zou je anders moeten doen? Hoe zou je willen dat deze scène verliep? Wat zou je beter willen kunnen? Wat zou je minder willen doen? Afsluitende vragen: Welk(e) antwoord(en) heb je gekregen op je leervraag? Wat kan je uit deze bespreking gebruiken in de toekomst?
-
Wat onthoud je uit de bespreking van dit fragment? Geef uit dit gesprek 3 inzichten die je bijblijven
Vragen over motieven Wat is de reden dat je dit deed? Wat wilde je bereiken met deze actie? Wat is belangrijk voor je op dat moment? Heb je dat bereikt?
STEEKKAART BALINT Voordelen -
De hele groep zoekt naar een gespreksonderwerp dat iedereen aanbelangt. Goed geschikt voor thema’s waar gevoelens een grote rol spelen (bijvoorbeeld: aversie tegenover een leerling, boosheid op een mentor, jaloezie tussen collega’s,…)
Stappen 1.
Problemen-verzamelen (5min): Dit gebeurt naar aanleiding van de vraag: Wie heeft er problemen? Wie heeft er twijfels? Het kan zijn dat meerdere mensen uit de groep dezelfde gespreksonderwerpen aandragen.
2.
Interesse kweken (10min): Ieder lid van de groep krijgt de tijd om in een paar zinnen interesse te wekken voor zijn/haar onderwerp en het belang ervan te laten inzien voor zichzelf of de groep.
3.
Probleemkeuze (5min): De groep beslist gezamenlijk aan welk probleem zij gaan werken.
4.
Gespreksleider en tijdsbewaker: Er wordt gekozen wie de rol van gespreksleider en tijdsbewaker op zich zal nemen. Dit kan dezelfde persoon zijn.
5.
Probleem voorstellen (5min): De casusinbrenger neemt nu ruimer de tijd om het probleem voor de stellen en meer uitleg te geven over de situatie waarin het probleem of de twijfel gerezen is. Er wordt nog niet ingegaan op de uiteindelijke beslissing (als die al mocht gevallen zijn). Het draait erom dat over het antwoord kan worden nagedacht voordat de uitkomst bekend is.
6.
Associëren (5min): Alle luisteraars nemen even de tijd om de eerste associaties op te schrijven.
7. Beeld vormen (10min): Daarna wordt tijd gegeven aan de luisteraars om informatie of verduidelijking te vragen als dat nodig mocht zijn. De casusinbrenger antwoordt hier kort op. Als er meerdere casusaanbrengers zijn, moeten ze beiden aan bod komen. 8. Factoren-analyse (5min): De gespreksleider let erop dat in deze fase zicht komt op de belemmerende factoren. 9. Oordelen-individueel (5min): Alle groepsleden schrijven hun eigen advies en idee op. 10.
Oordeelsvorming in de groep (15min):
Er kan gekozen worden om de adviezen direct mondeling te geven aan de casusinbrenger of de adviezen kunnen in subgroepen besproken worden. De groepsleider kan hierbij de rol van de andere (leerling, mentor, collega innemen en vertellen welk gevoel hij/zij bij de adviezen heeft. Het belangrijk dat de casusinbrenger tussendoor niet reageert. 11. Besluit-vormen (5min): De casusinbrenger neemt de tijd om te vertellen wat hij/zij al gedaan heeft of wat hij/zij wil gaan doen, in het laatste geval ook wat hij/zij heeft gehad aan de adviezen en ideeën die zijn geopperd. 12. Gedrag (5min): De groepsleider vertelt wat zij van het gedrag uit de probleemsituatie ook herkent in het gedrag in de intervisiegroep (bijvoorbeeld de manier waarop iemand de vraag heeft beantwoord of een mening gegeven heeft) De casusinbrenger kan hierop reageren met antwoorden als: “Wat jij zegt herken ik”, of “Wat jij zegt herken ik niet als iets van mezelf.” De groepsleider is alert dat er geen negatieve sfeer ontstaat (aanval en verdediging). 13. Delen (10 min): De groepsleden vertellen over hun eigen gedrag en moeilijkheden die zij daarbij hadden. Er mag verwacht worden dat zij zich ook van hun kwetsbare kant laten zien. Als daar behoefte aan is kan de casusinbrenger nog enkele praktische tips vragen of uitleggen wat dit gesprek voor hem/haar betekend heeft.
Suggesties Om te beletten dat de casusinbrenger reageert in fase 10, kan je hem/haar fysiek buiten de groep plaatsen door achteruit laten leunen, een andere plaats in het lokaal te geven of met het hoofd op de tafel te liggen.
Bronnen Meer over Balint: www.balint.co.uk/about/the-balint-method/ FOCUS leren&ontwikkelen (Ezerman, 2014)
STEEKKAART WANDA
Stappen FASE 1: Terugblik. Na de verwelkoming, staan we stil bij wat er met de adviezen van de vorige sessie is gebeurd. We staan stil bij het leereffect van iedereen. FASE 2: Casus kiezen. De groep beslist samen welke casus gekozen wordt, afhankelijk van de dringendheid van de situatie/relevantie van de casus voor de groep. FASE 3: Vragen stellen - In de methodiek WANDA (B. De Schepper, 2010) gebruikt men een vragenkaart waarop allerlei soorten vragen staan: explorerende vragen, contextvragen (persoon, plaats, condities), inhoudelijke vragen en procesvragen. Kopieer deze voor deelnemers, dan kunnen ze gemakkelijk mee vragen stellen. - Terugkoppeling naar inbrenger: Wat zie jij precies als het probleem? Wat verwacht je van je collega’s? - Herkaderen naar positieve leervraag: Wat zou je willen veranderen voor jezelf/ voor de organisatie? Hoe zie je jouw rol daarin? FASE 4: Ideeën verzamelen vanuit verschillende perspectieven. Iedereen zet in deze fase als het ware een andere bril op. In het WANDA- boekje zitten ook echte brillen. Hoe kijken leerlingen, ouders, mentoren naar jou? Welke opvatting kan hierachter zitten? Welke theorie staaft dit idee? Wat zou er nog een rol kunnen spelen? Opnieuw terugkoppeling naar de inbrenger: Wat lijken jou aannemelijke betekenissen of hypothesen? Waar zie je positieve krachten die je kunt gebruiken om iets te veranderen? FASE 5: Adviezen geven Deelnemers formuleren adviezen voor de inbrenger. Hoe kan hij/zij iets versterken? Waar zijn positieve krachten? Herkennen anderen dit verhaal? Hoe hebben zij dit toen aangepakt? Opnieuw terugkoppeling naar de inbrenger: Kan je hiermee verder? Welke zaken wil je verder opnemen? Hoe zie je de toekomst? Wat leren anderen hieruit?
Suggestie -
Op de website www.projectwanda.be vind je extra materiaal om te gebruiken. Ook bij andere supervisiemethodieken kan je de ‘WANDA brillen’ gebruiken. Deelnemers kiezen hierdoor bewuster een ander perspectief, waardoor ze soms gemakkelijker ideeën vinden.
Bronnen Deze methodiek is gebaseerd op de methodiek van waarderende praktijkanalyse: WANDA (B. De Schepper, 2010).
STEEKKAART eigenaarschap en motivatie verhogen Doel -
Vertrekken van hetgeen al aanwezig is, als opstap naar verdere groei; Versterken van de motivatie; Stimuleren van het leerproces zelf in handen nemen; Stimuleren van concretiseren.
Algemene aanpak De aanpak kan steeds in de volledige groep of in subgroepen. Een terugkoppeling naar de volledige groep is in het laatste geval zeker relevant om te leren van elkaars leerproces. Bij werken in subgroepen kan de ene vertellen wat de andere heeft gezegd: werken aan luister- en spreekvaardigheden.
Mogelijke methodieken 1. Blob Classroom Elke deelnemer krijgt een blad met daarom de blob classroom. Opdracht: individueel aanduiden en in enkele woorden noteren waarom. Voorbeeldvragen: - Waar sta je aan het begin van je stage (A)? - Waar wil je op het einde van je stage staan (B)? - Waar wil je over drie jaar als leerkracht staan (C)?
www.blobtree.com
2.
Kwaliteiten
Als je positieve eigenschappen wil benoemen in supervisie, kan je de kwaliteitenkaarten van Peter Gerrickens gebruiken. Vaak biedt dit woordenschat om hier vlot over in gesprek te gaan. Bij deze kaarten hoort ook een zeer uitgebreide handleiding met methodieken.
http://www.kwaliteitenspel.nl/nl/ Mogelijke vragen bij het werken met kwaliteiten: 3.
Welke kwaliteiten zet je in tijdens je stage? Wat zijn zaken die jij maar normaal vindt dat je ze doet en waar leerlingen/je mentor/je stagebegeleider je voor prijzen? Hoe vormen ze een meerwaarde? Hoe kan je deze nog meer inzetten? Waarvoor kan je deze kwaliteiten nog benutten? De kracht van het visuele
Door het gebruiken van Legomannetjes®, stenen, tekeningen met pijlen kan je soms situaties tastbaarder maken en meer zicht krijgen op de situatie: - Zowel voor de aanbrenger - Als voor de deelnemers Voorbeelden van richtvragen bij het begeleiden van de groepsopstelling: - Welke positie neemt elke betrokkene in? Wat is het effect hiervan? - Welke positie neem je zelf in? Hoe komt dit concreet tot uiting? - Welke positie wil je innemen? Wat zou het effect op de positie van de anderen zijn? - Hoe geraak je tot deze positie? Wat is er nodig om deze positie te verkrijgen? Eigen aandeel/dat van anderen?
4.
Schaalvragen
STEEKKAART AANVULZINNEN Doel -
Gericht aanzetten tot reflectie Keuzemogelijkheid aanbieden Weg van het vrijblijvende Leren van elkaars motivatie/perspectief
Voorbeelden van richtvragen: -
Wat ik meeneem is… omdat… Waar ik morgen mee aan de slag wil gaan is… omdat… Wat we aan het denken heeft gezet is… omdat… Waar ik verder over wil nadenken is… omdat…
Voorbeeld 1: het ventje zegt… - Ik zit vooral met … in mijn hoofd - Ik krijg er hoofdpijn van… - Ik krijg koppijn van… - Ik ben met mijn hoofd in de wolken als - Ik droom van… - Ik heb oog voor… - Ik trek mijn neus op voor… - Ik kijk uit naar - Ik zou beter mijn mond houden als het gaat over… - Ik praat graag over… - Ik haal mijn schouders op voor…. - Mijn hart breekt als…. - Dat ligt me nauw aan het hart. - Wat mij op de lever ligt… - Ik krijg kriebels in mijn buik van … - … hangt me de keel uit. - Wat me zwaar op de maag ligt … - ...heb ik goed in de vingers - Met mijn handen doe ik het liefst… - Mijn vingers jeuken als… - Mijn benen gebruik ik om… - Ik sta met beide voeten op de grond als het gaat over… - Waar ik mijn schouders onder zet… - Wat van mijn rug loopt… Voorbeeld 2: Vuilnisbak, kampvuur, schatkist - Wat ik in mijn schatkist steek, is…, omdat… - Wat ik aan het kampvuur verder wil opnemen, is…, omdat… - Wat ik in de vuilnisbak doe is…, omdat…
VAKLITERATUUR EN BLIBLIOGRAFIE -
Clement, J. (2008). De kunst van dynamisch en uitdagend communiceren.Leuven: Lannoo Campus. Bannink, F. (2013). Positieve supervisie en intervisie. Amsterdam: Hogrefe uitgevers BV. Geenen, M-J. (2014). De reflectieve professional. Bussum: Coutinho. Gerrickens, P. Kwaliteitenspel en handleiding . Opgehaald van http://www.kwaliteitenspel.nl/ Ezerman, W. (2014). Focus leren & ontwikkelen. Opgehaald van http://www.focuslerenenontwikkelen.nl/content/2011/02/Intervisie-Schatkist--versie-2. De Schepper, B. D. (2010). Wanda. Gent: Arteveldehogeschool en VBJK. Lingsma, M. & Van Doorn, G. (2012). Intervisiewaaier voor intervisiegroepen en intervisiecoaches. Werkwijzen, tips en valkuilen. Boom: Uitgeverij Boom/Nelissen. Van den Boogert, J.W. (2011). Coachen met de leercyclus. Vragenpalet voor coaching en intervisie. Wijk bij Duurstede: ConDact.
Dimensies van reflectie
Bijlage 1: OASE-model Aanbrenger
Team
Opening
Schets kort de context van je vraag. Jullie stellen open vragen om de Wat wil jij bereiken? Wanneer zal huidige situatie beter te begrijpen deze bespreking nuttig zijn voor jou? (geen suggesties of waaromvragen stellen!).
Appreciatie
Luister en noteer. Ontvang de reacties, zonder zelf te reageren.
Jullie vertellen wat jullie in positieve zin is opgevallen (over de aanbrenger, de casus, de aanpak, …)
Suggesties
Luister en noteer. Ontvang de reacties, zonder zelf te reageren.
Geef suggesties aan jullie collega en/of bouw voort op wat anderen aanbrengen.
Effect
Bedank je collega’s en vertel wat je meeneemt van deze O.A.S.E., welke suggesties je zinvol vindt, … Hoe ga je hier concreet mee aan de slag? Welke stappen kan je ondernemen?
Luister. Ontvang de reacties, zonder zelf te reageren.