GOEDE STUDIEGEWOONTEN Bij goed studeren (leren) of huiswerk maken zijn er vier belangrijke hoofdzaken. Dat zijn:
A. B. C. D.
de plaats de tijd goede gezondheid planning
DE PLAATS De beste plaats om je huiswerk te maken is een plek waar je zo min mogelijk gestoord wordt. Een goed voorbeeld is je eigen kamer. Je kan bijvoorbeeld worden afgeleid door: muziek een rommelige omgeving televisie computer spelende broertjes/zusjes
Om goed te studeren, is een rustige ruimte gewenst.
De TIJD Neem bij voorkeur een vaste tijd voor je huiswerk. Je went er dan aan om op een vast tijdstip aan het werk te gaan. Natuurlijk heeft niet iedereen evenveel tijd nodig voor het leren/maken van het huiswerk. Twintig minuten huiswerk per dag moet voldoende zijn. Als je veel langer dan twintig minuten per dag aan je huiswerk moet besteden, praat er dan eens over met je ouders of vraag tips aan je klasgenoten. LEREN DOE JE MET JE HELE LICHAAM. Sommige kinderen moeten iets gezien hebben voordat ze het kunnen onthouden. (ogen) Andere kinderen moeten het beslist gehoord hebben. (oren) Weer anderen moeten eerst iets opschrijven. (doen) DUS: Je neemt iets goed in je op door ernaar te kijken. Tekeningetjes maken van een verhaal kan dan ook goed helpen. (ogen) Je zegt alles hardop zodat je alles goed kunt horen. Het verhaal laten voorlezen kan dan ook goed helpen. (oren) Leren door te doen, het schrijven kan dan ook helpen. (doen)
GOEDE Gezondheid Je moet niet aan je huiswerk beginnen als je erg moe of ziek bent. Dan gaat het veel moeilijker en maak je onnodige fouten. Het leerwerk is dan veel moeilijker te onthouden.
Leer en maak je huiswerk alleen wanneer je je fit voelt.
GOEDE planning Als huiswerk kun je maakwerk of leerwerk krijgen. Maakwerk krijg je altijd op een vrijdag mee en moet je de vrijdag erna weer inleveren. Voor leerwerk heb je ook een week. Leerwerk kan een samenvatting van natuur, geschiedenis of aardrijkskunde zijn en ook topo. De ene week is er een topo dictee de andere week een topo toets. Wanneer je dit meekrijgt hangt af van wanneer je op school dit vak hebt. Als je bijv. op dinsdag geschiedenis hebt, krijg je de samenvatting ook op die dag mee, na een week heb je dan de toets. Het is dus belangrijk om een goede planning te maken. Wanneer ga je wat in de week doen? Houd rekening met verjaardagen, clubactiviteiten, favoriete televisieprogramma’s, bezoekjes aan vrienden of kennissen, enz. Soms moet je naast je huiswerk ook nog een boekbespreking/spreekbeurt voorbereiden. Dit moet je niet uitstellen tot het laatste moment. Plan (eventueel met je ouders) welke dagen het beste uitkomen om je huiswerk te doen.
Probeer voor elke week een werkschema te maken. (Gebruik hiervoor eventueel de bijlage “weekplanning”)
Pak je tas ’s avonds in en niet vlak voordat je naar school gaat. Huiswerk gaat mee naar huis in je multomap, zo blijft het netjes.
Overhoren van leerwerk Bij het overhoren van leerwerk controleer je of het geleerde goed in je geheugen zit. Je kunt je laten overhoren door je vader, moeder, opa, oma, broer, zus, klasgenootje, enz. ENKELE TIPS: >1
LAAT JE NIET DIRECT OVERHOREN NADAT JE IETS HEBT GELEERD. WACHT ONGEVEER EEN UURTJE.
>2
LAAT JE PAS OVERHOREN ALS JE ALLES KENT.
>3
DEGENE DIE JOU OVERHOORT MOET DE STOF OOK KENNEN OF DEZE KUNNEN AFLEZEN (anders heeft het geen zin).
>4
BIJ HET OVERHOREN DE STOF KRIS KRAS DOOR ELKAAR LATEN VRAGEN. HET OPDREUNEN VAN EEN VAST RIJTJE HEEFT GEEN ZIN EN BIJ HET OVERHOREN OP SCHOOL GAAT HET OOK DOOR ELKAAR.
>5
ALS JE RESULTATEN OP SCHOOL GOED ZIJN, KAN JE HET OOK EENS PROBEREN DOOR “JEZELF TE OVERHOREN”. BIJVOORBEEL DOOR VRAGEN TE MAKEN VAN DE SAMENVATTING
HET LEREN VAN EEN SAMENVATTING/TEKST. Soms krijg je de opdracht om een stuk tekst te leren. Hoe pak je zoiets aan? STAP 1:
Lees de hele tekst eerst helemaal aandachtig door. Je hebt dan een eerste indruk.
STAP 2:
Ga de hele tekst nu nog een keer goed en grondig lezen. Je zoekt de sleutelwoorden op (vaak dik- of schuingedrukt). Schrijf deze woorden op. Bijvoorbeeld in een woordweb. Woorden of begrippen die je niet kent, vraag je aan iemand of zoek je op in een woordenboek of op internet.
STAP 3:
Controleer of je alles begrepen en onthouden hebt. Dit doe je door de stof (tekst) na te vertellen met behulp van je woordweb. Maak (eventueel samen met je ouders) vragen waarvan je denkt dat die ook door je leerkracht gevraagd kunnen worden.
HERHALEN - HERHALEN - HERHALEN - HERHALEN. Topografie: Dictee: -Lees alle plaatsen, wateren en gebieden eerst aandachtig door. -Markeer de woorden waarbij je fouten zou kunnen maken. -Neem er een foto van in je hoofd. -Schrijf het op en controleer het woord. Zorg dat je ze goed kunt schrijven. Zoek wat je niet kunt onthouden nog een keer op en leer deze nog eens extra. Toets: Leer de plaatsen kris kras door elkaar. Leer op vorm en ligging en niet op nummer.
HERHALEN - HERHALEN - HERHALEN - HERHALEN.
Begin drie of vier dagen van tevoren met het leren.
De boekbespreking Hoe bereid je een boekbespreking voor: Je kiest een boek uit die je erg leuk vindt. Het mag een boek van je eigen AVI-niveau zijn, maar het mag ook hoger. Dit boek mag je al eens eerder gelezen hebben. Je gaat het boek lezen, zodat je veel over het boek kunt vertellen. Nadat je het boek hebt gelezen, schrijf je de volgende punten op een blaadje, want hierover ga jij iets vertellen. Dit blaadje mag je ook tijdens je boekbespreking gebruiken als een soort spiekbriefje. Je mag natuurlijk ook meer punten opschrijven. a. de titel van het boek b. de naam van de auteur (schrijver) c. de illustrator (degene, die de tekeningen heeft gemaakt) d. voor welke leeftijd het boek is bedoeld. e. Wanneer en door welke uitgeverij is het boek uitgegeven. Wat moet je allemaal vertellen tijdens je boekbespreking: 1. Titel van het boek Wat is de titel van het boek en wat is de betekenis ervan. 2. Vertel wat meer over de auteur Wat is de naam van de auteur, waar is hij/zij geboren, heeft hij/zij nog prijzen gewonnen, welke boeken heeft hij/zij nog meer geschreven, is hij/zij bekend bij de andere kinderen. Je kunt ook een paar andere boeken meenemen om te laten zien. (bij de bibliotheek zijn deze vaak te leen) 3. Vertel iets over de illustrator Wat is de naam van de illustrator, maakt hij/zij nog voor andere boeken tekeningen. 4. Het boek Waarom heb je dit boek gekozen ? Over wie gaat het boek, wie is de hoofdpersoon ? Wat kun je over deze persoon vertellen? Wat is hij/zij voor iemand ? Wie zijn andere belangrijke personen ? Waar speelt het zich af? In welke tijd? Wat zijn de belangrijkste gebeurtenissen in het boek? Vertel eens in het kort waar het boek over gaat, zonder spannende ontknopingen te verklappen. Welk gedeelte van het boek vond je het mooist ? 5. Kies een stukje uit (tussen de 1 en 3 bladzijde) dat je gaat voorlezen. Leg uit waarom je juist dit stukje kiest en zeg kort wat eraan vooraf gaat. Passen de plaatjes bij het verhaal ? Je kunt er een paar laten zien. 6. Vertel wat je van het boek vond, je mening. Zou je anderen aanraden of afraden om het boek te lezen ? en waarom ?
Presentatie: Je vertelt. (Niet voorlezen.) Je moet een papiertje met belangrijke informatie en kernwoorden maken. Let op je tempo ook tijdens het voorlezen. Let er op dat iedereen je kunt verstaan, spreek dus luid en duidelijk. Let op de intonatie (mooi lezen), maar het is ook geen theatervoorstelling. Let op je taal, gebruik geen moeilijk woorden die je niet begrijpt. Je vertelt aan de klas, dus je kijkt de klas in. Als je dit te moeilijk vindt, dan kijk je naar verschillende punten net achter de kinderen (bijvoorbeeld het prikbord of de muur). Ik raad je aan je boekbespreking een keer met publiek te oefenen en dan bedoel ik geen knuffels of actiepoppetjes, maar bijvoorbeeld je ouders. De bespreking zal beoordeeld worden op: De informatie die je brengt en de manier waarop. Binnen de manier van presenteren vallen je contact met de klas, je taalgebruik en de manier van vertellen. Ook zal er gelet worden of de punten over het boek, auteur en illustrator verteld zijn. Je boekbespreking duurt ongeveer tussen de 5 en 15 minuten. Aan het einde van je boekbespreking geef je de kinderen uit je groep de gelegenheid om vragen te stellen. Korter: Waarschijnlijk te weinig informatie of te snel gesproken. Langer: Waarschijnlijk te veel informatie. Het verhaal niet goed samengevat (te veel details) of teveel voorgelezen.
Succes met de voorbereiding.
Hoe maak ik een spreekbeurt???? 1.
Ook dit jaar ga je een spreekbeurt houden, wel over een ander onderwerp dan in groep 5. Misschien heb je al een idee waarover je je spreekbeurt wilt gaan houden, maar voordat je al flink aan de slag gaat, geven wij een keuze waarover je spreekbeurt mag gaan. Je spreekbeurt mag gaan over beroepen, landen, volken, geschiedenis onderwerpen, mensen en organisaties, natuur en milieu, ontdekkingsreizigers/reizen, belangrijke personen, ziektes en (wilde) dieren. Dus geen huisdieren. Weet je niet zeker of jouw onderwerp mag, vraag het dan even aan de juf.
2.
Heb je een onderwerp, dan kun je je inschrijven op de lijst die in de klas hangt. Let er wel op dat jouw onderwerp niet al op de lijst staat.
3.
Je hebt een onderwerp en een datum, zet deze in je agenda of op een kalender zodat je ouders ook weten wanneer jij je spreekbeurt gaat houden.
4.
Om goed voorbereid te zijn, moet je ongeveer 3 á 4 weken van te voren beginnen met het zoeken naar informatie. Je kunt naar de bibliotheek gaan om boeken te zoeken over je onderwerp. Ook kun je veel informatie op internet vinden.
5.
Als je genoeg informatie hebt gevonden, ga je een keuze maken over wat je allemaal wilt gaan vertellen. Dit worden je hoofdstukjes. Maak ongeveer tussen de 6 en 9 hoofdstukjes.
6.
Nu werk je de hoofdstukjes uit. Schrijf de spreekbeurt helemaal op. Lees de spreekbeurt daarna hardop een paar keer voor jezelf voor. Ga dan een samenvatting maken. Dit doe je door de belangrijkste onderwerpen (steekwoorden) op te schrijven. Probeer daarna de spreekbeurt zoveel mogelijk uit je hoofd te vertellen. Op je 'spiekbriefje' dat voor je ligt, heb je de belangrijkste woorden (steekwoorden) staan. Blijf zoveel mogelijk de klas in kijken. Probeer niet steeds naar dezelfde kinderen te kijken. Oefen de spreekbeurt voor je vader/moeder, broertje/zusje en/of voor de spiegel.
7.
Bij elk hoofdstukje kun je wat plaatjes zoeken. Laat deze niet door de klas gaan als je aan het vertellen bent. Je kunt ze zelf laten zien of op het bord hangen met magneetjes. Het plaatje moet groot en duidelijk zijn, zodat iedereen hem goed kan zien. Dit kan bijvoorbeeld in een PowerPoint. Let op een powerpoint bevat plaatjes en eventueel steekwoorden. Geen hele verhalen.
8.
Verzin 3 vragen die je aan de klas stelt voor aan het einde van je spreekbeurt.
9.
Je spreekbeurt moet minimaal 10 tot maximaal 20 minuten duren.
10.
Succes met het voorbereiden en heb je nog vragen, kom ze dan gerust stellen!
Tips tegen de zenuwen Bijna iedereen die een spreekbeurt moet houden is zenuwachtig. Dat is heel normaal. Volwassenen hebben daar net zo goed last van. Toch moet je doorzetten. Hoe vaker je een spreekbeurt houdt, hoe minder last je van zenuwen krijgt. Dat is ook de reden dat jullie een spreekbeurt moeten houden. Om je te helpen heb ik een aantal tips voor je: Zorg voor een goede voorbereiding. Zorg voor een duidelijk 'spiekbriefje' waar je de belangrijke woorden (steekwoorden) groot op hebt staan. Oefen thuis een keer voor je ouders/broertje/zusje of voor de spiegel. Dit moeten wij zeker kunnen horen/zien:
Het onderwerp en waarom je die keuze hebt gemaakt. Hoofdstukken benoemen Informatieve inhoud Spreken i.p.v. voorlezen Duidelijke platen en/of materialen Minmaal 10 min. en max. 20 min 3 vragen voor de klas Spreek duidelijk Tip(s) boekbespreking
VEEL SUCCES BIJ HET MAKEN VAN JOUW SPREEKBEURT.
Bijlage 1: weekplanning uur 8.30 9.00 9.30 10.00 10.30 11.00 11.30 12.00 12.30 13.00 13.30 14.00 14.30 15.00 15.30 16.00 16.30 17.00 17.30 18.00 18.30 19.00 19.30 20.00 20.30 21.00
ma
di
wo
School
Eten
Sport
Slapen
do
vr
za
zo
Bijlage 2: tips voor ouders Orden samen met uw kind het werk in de map. Neem samen de taken door. Bespreek wat uw kind zelf kan en waarvoor het hulp nodig heeft en wanneer u dan zult helpen. Kies een goed tijdstip om te helpen. Een tijdstip waarop u ook echt de rust en de tijd heeft om dat te doen. Neem samen met uw kind de week door, wanneer kan het kind tijd vrij maken om te werken aan het huiswerk? Een vaste tijd en dag werkt positief. Maak afspraken, bijvoorbeeld over de tijdsduur. Gebruik eventueel een keukenwekker om de werktijd af te bakenen. Denk samen na over een rustige werkplek. Rekening houden met zaken die kunnen afleiden. Een tv, spelende broertjes of zusjes… Het is beter 6x te oefenen dan 1x een heel uur. Beloon datgene wat goed gaat met extra aandacht. Dit zal de werkmotivatie bevorderen. Maak geen negatieve opmerkingen/ bestraf weinig. Bespreek liever samen opnieuw en zoek samen oplossingen. Vermijd negatief commentaar als uw kind bij bijvoorbeeld overhoren fouten maakt. Moedig uw kind aan het nog een keertje door te nemen.