Goed voor elkaar Over omgaan met krachtenvelden en lerend beheren in het nieuwe stelsel ANLB Wim Nieuwenhuizen, Judith Westerink, Alwin Gerritsen & Renze van Och
Inleiding Op 1 januari 2016 is het nieuwe collectieve stelsel voor agrarisch natuur- en landschapsbeheer (ANLB) in Nederland in werking getreden. In het Natuurpact staat de ambitie verwoord dat dit stelsel doelgerichter, effectiever, eenvoudiger en met minder uitvoeringskosten moet worden gerealiseerd. In 2015 hebben wij via interviews in het speelveld van de collectieven Ark en Eemlandschap, Natuurrijk Limburg en Noordelijke Friese Wouden en met behulp van bijeenkomsten onderzocht hoe het nieuwe speelveld van dit collectieve stelsel eruitziet, om de vraag te kunnen beantwoorden: hoe kunnen (nieuwe) partijen nieuwe rollen vervullen in een nieuw krachtenveld? Met dit speelveld in het vizier hebben wij vervolgens de vraag gesteld hoe mensen en partijen in dit nieuwe stelsel van elkaar kunnen leren, om het agrarisch natuurbeheer tot een succes te maken. Dit levert verscheidene uitdagingen op die door verschillende partijen in het speelveld opgepakt kunnen worden. Welke dat zijn en hoe je daar mee om kunt gaan, leest u in deze brochure. Op de linkerpagina vindt u onze analyse van de huidige praktijk en op de rechterpagina koppelen we dit aan wetenschappelijke inzichten. We eindigen met een aantal tips voor overheden en collectieven. Inhoud Waarom het soms wrijft In het overleg met andere partijen die betrokken zijn in het nieuwe stelsel ANLB kan het wrijven. Het lijkt of die ander jou en je goede bedoelingen niet begrijpt. In de basis gaat het over perspectiefverschillen tussen partijen. Zelfsturing en loslaten Zelfsturing is een centraal thema in de ontwikkeling van het nieuwe stelsel. In de interviews is veel gezegd over zelfsturing vanuit het perspectief van collectieven en overheid en over knelpunten in de rolverdeling. Verschillende werelden overbruggen Tussen de werelden van ‘boeren’ en ‘overheden’ zit veel verschil. Toch werken ze beide aan het agrarisch natuurbeheer. De collectieven hebben een belangrijke taak in het schakelen en vertalen tussen boeren en overheid. Professionalisering met kennis De beoogde professionalisering van het agrarisch natuurbeer en zelfsturende collectieven heeft alles te maken met het mobiliseren en gebruiken van kennis. Dit gaat niet alleen om kennis voor de boeren, maar ook om kennis van en door de boeren. Strategisch leren in netwerken ‘Lerend beheren’ is het credo voor de komende jaren. Dit wordt veelal opgevat als leren hoe de boeren het beter moeten doen voor de biodiversiteit, maar er is meer mogelijk en nodig. Tips: veerkracht en aanpassingsvermogen Het organiseren van leren, professionaliseren en sturen is een rode draad in de ontwikkeling van het nieuwe stelsel. Wij geven hiervoor tips op basis van ons onderzoek en wijzen op het belang van veerkracht en aanpassingsvermogen.
2
Alterra | Wageningen UR
Nieuwe kansen voor samenwerking
Collectieven midden in het nieuwe speelveld
In de organisatie van het nieuwe stelsel agrarisch
De agrarische collectieven hebben een centrale
natuur- en landschapsbeheer (ANLB) staan
positie in het speelveld. Ze opereren op het grensvlak
de agrarische collectieven centraal, maar er
van de wereld van de individuele deelnemer tot
zijn meer partijen betrokken, op verschillende
aan de provincie die een contract aangaat met het
schaalniveaus. Binnen dit nieuwe speelveld zijn
collectief en daarbij allerlei eisen stelt. Ook zorgen
nieuwe mogelijkheden en kansen ontstaan voor
de collectieven voor verantwoording van een correcte
samenwerking tussen partijen.
besteding van de subsidiegelden, onder controle van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland
Van bedrijfsniveau tot Europees: schaalniveaus
(RVO). Extra spannend zijn de nieuwe verhoudingen
in het ANLB
door de principes van zelfsturing die in het nieuwe
Het speelveld waarin mensen en organisaties zich
stelsel zijn ingebouwd, met meer ‘vrijheid en
bewegen, hangt nauw samen met de ruimtelijke
verantwoordelijkheid’ voor de collectieven. Anderzijds
schaal waarop zij betrokken zijn in het stelsel.
betreft het ook een opdrachtnemer–opdrachtgever-
Deze schaal varieert van bedrijfsniveau van een
relatie met de provincie.
individuele deelnemer tot aan het internationale speelveld van de Europese Unie. De netwerken
De collectieven staan aan de lat om samen te werken
die actief zijn op de verschillende schaalniveaus
met verschillende andere partijen in de regio. Denk
overlappen voor een deel (zie figuur 1). Voor de
aan terreinbeheerders of organisaties die de belangen
collectieven en andere partijen is het belang zich
van natuur en landschap vertegenwoordigen (NGO’s).
bewust te zijn van deze schaalniveaus en te begrijpen
Daarbij is het positief dat in de interviews zowel
wie wat op welk schaalniveau bepaalt. Dat inzicht
collectieven, provincies als terreinbeheerders zeggen:
maakt helder met wie je in overleg moet gaan om
wij hebben elkaar nodig! Daarop aansluitend, spreken
jouw doelen te bereiken.
de betrokkenen – inclusief de collectieven zelf – de wens uit dat collectieven meer contact zoeken met hun maatschappelijke omgeving.
Figuur 1. Schaalniveaus en overlappende netwerken in het nieuwe speelveld. Ruimtelijke schaal Bedrijf
Regio
Provinciaal
Landelijk
Internationaal
Deelnemer ANV/afdeling Collectief Terreinbeheerders Regionale kennispartijen/NGO’s Provincie Waterschap SCAN Rijk EU Nationale kennispartijen Nationale NGO’s
Goed voor elkaar | Over omgaan met krachtenvelden en lerend beheren in het nieuwe stelsel ANLB
3
Waarom het soms wrijft In de gesprekken met de partijen in het nieuwe stelsel ANLB ging het veel over ‘die ander’ die jou en je goede bedoelingen niet begrijpt, of niet snapt ‘hoe het spel nou eenmaal gespeeld wordt’. Spanningen kwamen op tafel die in de basis gaan over perspectiefverschillen tussen partijen. Toch moeten juist die partijen met hun verschillende perspectieven op het ANLB, het nieuwe stelsel samen tot een succes maken. Dan is het noodzakelijk te begrijpen waarom dergelijke wrijvingen ontstaan en hoe je hiermee om kunt gaan in de samenwerking. Je kunnen verplaatsen in de ander is het begin van bouwen aan vertrouwen. Provincies en collectieven hebben samen
resultaat te genereren, ongeacht de inpasbaarheid
gewerkt aan het nieuwe ANLB
op het bedrijf van de agrariër die daar zit. Ook zijn
In 2014 en 2015 hebben de betrokken partijen in het
provincies gewend te denken in afrekenbaarheid,
nieuwe stelsel intensief gewerkt om het stelsel op
terwijl deelnemers in de weerbarstige dagelijkse
1 januari 2016 ook echt van kracht te laten worden.
praktijk problemen graag praktisch oplossen, hetgeen
In elke provincie werd een breed gebiedsproces
spanning op kan leveren met strakke, algemene
gestart dat in 2015 toegespitst werd op de praktische
regels.
uitwerking van het nieuwe stelsel. Provincies werkten daarbij samen met de collectieven om te komen
Tevens zijn er verschillen in perspectief tussen de
tot een provinciale en regionale invulling van het
collectieven en andere gebiedspartijen, bijvoorbeeld
agrarisch natuur- en landschapsbeheer, binnen de
organisaties voor natuur- en landschap. Vaak worden
ruimte die de Europese regelgeving biedt.
deze organisaties door de provincies gevraagd samen te werken met de collectieven. Dat geeft
Verschil in perspectief zorgt voor spanningen
soms spanningen, bijvoorbeeld omdat het collectief
Bij de samenwerking tussen provincie en collectieven
taken overneemt van deze organisaties of omdat het
kwamen verschillen in perspectief naar boven. De
collectief nog geen vertrouwen heeft opgebouwd bij
collectieven denken vaak primair vanuit de agrarische
andere partijen.
bedrijfsvoering en hoe de beheermaatregelen hier in kunnen passen. Ze hebben soms meer affiniteit met
Spanningen tussen collectief en provincie kunnen
landschap dan met biodiversiteit. De provincie kijkt
leiden tot een sfeer van wantrouwen over en weer,
vooral vanuit de beleidsdoelstellingen ten aanzien van
waarbij de verhoudingen steeds verder verslechteren
biodiversiteit en de procedures en heeft minder oog
en de provincie probeert met doorzettingsmacht aan
voor de inpasbaarheid in de landbouwpraktijk.
haar standpunt vast te houden.
Het verschil in perspectief van provincies en
Benen-op-tafeloverleg als oplossing
collectieven levert in de praktijk vaak spanningen op,
Uit de interviews blijkt dat sommige collectieven en
hoewel de mate waarin sterk verschilt per provincie.
provincies er samen in geslaagd zijn de verschillen
Provincies waren gewend in detail te kunnen sturen in
in perspectief te overbruggen. Dat hebben ze
het natuurbeleid. In het nieuwe stelsel ANLB moeten
gedaan door elkaar regelmatig op te zoeken tijdens
zij juist loslaten en erop vertrouwen dat het collectief
een zogeheten benen-op-tafeloverleg. Binnen dit
aan de ‘achterdeur’ de, in hun ogen, juiste keuzes
overleg gaat het gesprek over de punten waar ze
maakt (zie ook zelfsturing en loslaten).
beide tegenaan lopen in de uitwerking van het stelsel. In die gesprekken komen ook nadrukkelijk
De ruimte die de collectieven vragen van de provincie
de perspectiefverschillen aan bod. Zo ontstaat
om maatwerkoplossingen te ontwikkelen, is vaak
wederzijds begrip en nog belangrijker, vertrouwen in
aanleiding voor spanning. De collectieven vragen
elkaar. In deze situaties is sociaal kapitaal ontstaan
deze ruimte met het argument dat alleen dan de
waardoor het collectief op basis van vertrouwen kan
ecologische doelstellingen gehaald kunnen worden,
samenwerken met de ambtenaren van de provincie
omdat deelnemers anders geen belangstelling hebben
om zo samen oplossingen voor wensen en knelpunten
om deel te nemen in het stelsel. De provincies
uit te werken (zie rechterkader over sociaal kapitaal).
steken anders in. Voor hen is het de vraag waar en
Dit werken aan sociaal kapitaal is van groot belang
hoe je beheer moet inzetten om zo veel mogelijk
om van dit stelsel een succes te maken.
4
Alterra | Wageningen UR
Sociaal kapitaal
Samenwerking collectieven en provincie is
In het ANLB werken partijen en organisaties samen
Rijk en provincies kijken als overheidsorganisaties
een vorm van linking
die in hun oorsprong verschillende waarden hanteren en machtsposities hebben. Spanningen en perspectiefverschillen in het stelsel ANLB kunnen
naar het ANLB als subsidiestelsel om internationale biodiversiteitsdoelen te halen in het landelijk gebied; voor de afdelingen natuur binnen die organisaties geldt dat zeker. In de samenwerking
verklaard en begrepen worden via het begrip
met de collectieven is er dus sprake van niet-
‘sociaal kapitaal’. Sociaal kapitaal gaat over de
gelijkgestemde partijen, die bovendien een andere
sterkte van de sociale relaties en wat je daarmee
machtspositie hebben. Samenwerking tussen
kunt bereiken. Dit kan worden uitgesplitst in drie
collectieven en provincie is een vorm van linking.
deelconcepten: bonding, bridging en linking.
Maar het kan ook zijn dat geen sociaal kapitaal
Er is sprake van bonding als er een relatie wordt
ontstaat, als bijvoorbeeld de provincie haar
aangegaan met gelijkgestemden. Bij bridging gaat
machtspositie gebruikt om zaken af te dwingen.
het om het aangaan van een relatie met nietgelijkgestemden die wel een gelijke machtspositie
Samenwerking in het gebied op basis van
hebben. En linking betreft het aangaan van een
bridging
relatie met niet-gelijkgestemden met verschillende machtsposities (Putnam, 1993).
Bij de samenwerking tussen collectief en andere
Bonding binnen collectieven
sprake van een gelijke machtspositie, maar zijn ze
gebiedspartijen, zoals terreinbeheerders, is er wel vaak niet gelijkgestemd. Bij het bouwen aan sociaal
De collectieven ontstaan als vertegenwoordiging
kapitaal is hier dus sprake van bridging. Omdat
van de agrariërs die deelnemen in het agrarisch natuur- en landschapsbeheer, vanuit het perspectief dat bedrijven die goede dingen voor natuur en
de machtspositie (min of meer) gelijk is, zijn er geen alternatieven voorhanden: als geen sociaal kapitaal wordt gebouwd, vindt geen samenwerking
landschap doen, een steun in de rug zouden
plaats. In dit geval geven sommige provincies
moeten krijgen. In termen van sociaal kapitaal
aan dat ze bewust hun machtspositie inzetten om
zijn de leden en het bestuur van de collectieven
de collectieven en andere partijen aan te sporen
grotendeels gelijkgestemd en is er bij het
toch met elkaar samen te gaan werken en de
versterken van relaties in het collectief sprake van
perspectiefverschillen te overbruggen.
bonding. Figuur 2. Verschillende soorten relaties en sociaal kapitaal.
Colle cti ef
•
Binnen EU-kaders
•
Loslaten soms moeilijk
•
Politiek/best. keuzes in provincie
AN
V
LINK
IN
G
BONDING BRIDG IN G
•
Wil flexibiliteit in uitvoering
•
Brengt kennis in
•
Subsidie als vergoeding voor prestatie
•
Twijfelt over effectiviteit
•
Deelname nodig voor effectiviteit
•
Niet altijd betrokken
Goed voor elkaar | Over omgaan met krachtenvelden en lerend beheren in het nieuwe stelsel ANLB
5
Zelfsturing en loslaten Zelfsturing, als aanvulling op overheidssturing, is een centraal thema in het nieuwe stelsel. In de interviews is veel gezegd over wat zelfsturing inhoudt voor zowel collectieven als overheid en over de knelpunten in de rol- en taakverdeling. De spanning tussen zelfsturing, regels en controle kwam uitgebreid aan de orde. Welke rol speelt zelfsturing?
contracttermijn bepalen en welk beheer waar en
Om met de deur in huis te vallen: bij collectieven
wanneer gebeurt in hun gebied. Ook kunnen ze
is er teleurstelling over wat er van zelfsturing in
aanvullende voorwaarden stellen.
het nieuwe stelsel ANLB terecht is gekomen. In de GLB-pilots was de aanpak ontwikkeld dat de
Een van de geluiden is dat het bijzonder is dat
provincie ‘aan de voordeur’ afspraken zou maken
Nederland überhaupt deze ruimte aan de achterdeur
met de collectieven, en dat de collectieven ‘aan de
heeft kunnen regelen met Brussel. Het nieuwe stelsel
achterdeur’ contracten zouden sluiten met individuele
wordt echter ook als complex ervaren.
boeren. Volgens collectieven bemoeien de provincies zich nu te veel met wat er aan die achterdeur
Zelfsturing, vertrouwen en controle
gebeurt. Ze hebben de indruk dat de ruimte ‘tussen
De collectieven zien relaties tussen zelfsturing,
voor- en achterdeur’ gaandeweg is ingeperkt en
vertrouwen en ‘regels’. Ze willen graag het
daarmee de speelruimte voor het collectief.
vertrouwen hebben. Collectieven hebben de indruk dat het aantal eisen en regels toeneemt en
De beelden van wat zelfsturing inhoudt, lopen sterk
interpreteren dit als wantrouwen. Op zich wordt de
uiteen. Aan de boerenkant worden dingen gezegd
controle door de overheid niet erg gevonden, zolang
als: ‘je krijgt een pot geld waarmee je je gang
die controles zich maar niet te veel richten op de
kunt gaan en resultaat moet laten zien’. Het is een
deelnemers zelf en er geen onterechte boetes worden
combinatie van ambitie, vrijheid en vertrouwen
opgelegd. Een situatie die als onrechtvaardig wordt
krijgen. Collectieven sturen op kwaliteit door
beschouwd, is bijvoorbeeld als in een plasdrassituatie
bijvoorbeeld alleen boeren te selecteren voor het
het water een paar centimeter te laag staat en
beheer waar ze goede ervaringen mee hebben, of
dit als een fout wordt aangemerkt. Om plasdras
door deelnemers alleen verder te laten gaan als ze
te omschrijven in de regeling wordt een bepaalde
zwaardere pakketten kiezen. Bij de overheden zijn
diepte aangegeven. In de praktijk kent deze vaak
voorstanders aan te treffen van dit model, maar
een natuurlijke fluctuatie, die juist gunstig is voor de
bestaat ook de zorg of de collectieven de ‘vrijheid
weidevogels.
met verantwoordelijkheid’ aankunnen. Bovendien is er weerstand tegen het ‘geef ons het geld maar
Sommige regels werken belemmerend op het werk
en vertrouw ons maar’-geluid uit boerenhoek.
van het collectief. Bij een van de collectieven maakten
De overheden willen wel kunnen bijsturen als het
bijvoorbeeld de eisen aan de gebiedsaanvraag het
niet goed gaat, want ze willen resultaat zien ten
moeilijk om tussentijds boeren ‘eruit te gooien’,
aanzien van de beleidsdoelen. Er zijn verschillen
omdat een bepaald aantal hectares wel moet worden
tussen provincies: Limburg ‘laat meer los’ dan
gehaald. Ook de begrenzing van de kerngebieden
Utrecht en Friesland. Dat loslaten is nog moeilijk.
wordt als belemmerend ervaren voor het als collectief
De overheden verwachten veel van de collectieven,
effectief kunnen sturen. Sommige respondenten
‘ze moeten zich bewijzen’. Onder zelfsturing wordt
hebben de indruk dat bij de overheden de procedures
door de provincies verstaan: verantwoordelijkheid
belangrijker zijn dan de doelen.
nemen voor doelen, samenwerken met anderen en creatief zijn. De collectieven hebben in het nieuwe
De praktijk laat zien dat er de nodige spanningen zijn
stelsel volgens de overheden veel mogelijkheden
rondom zelfsturing. Het kader op de rechterpagina
voor zelfsturing en het invullen van de ‘achterdeur’,
over zelfsturing laat zien welke aspecten van belang
waardoor de deelnemende boeren met minder regels
zijn voor de verdere ontwikkeling van het stelsel en
te maken hebben. Collectieven kunnen nu zelf de
de rol van de collectieven hierin.
6
Alterra | Wageningen UR
Zelfsturing en geneste structuren
De meeste bovenstaande principes zijn herkenbaar voor collectieven. Het werkgebied is afgebakend en het ledenbestand is bekend (1). Via contributies en vrijwilligersvergoedingen wordt geprobeerd
De wetenschappelijke theorievorming over zelfsturing is deels gebaseerd op onderzoeken naar lokale gemeenschappen die in staat bleken om
om inspanningen te vereffenen (2), statuten en organisatiestructuur kunnen verschillen per collectief (2), leden kunnen voorstellen voor nieuwe
hun gemeenschappelijke bossen, weidegronden,
regels doen en daarover stemmen (3), collectieven
visgronden of irrigatiesystemen zelf duurzaam
hebben schouwcommissies voor de controle en
te beheren op basis van afspraken binnen de
hebben verschillende manieren om deelnemers
gemeenschap (Ostrom 1990, 1999). Succesvolle
op afwijkingen aan te spreken (4 en 5), diverse
voorbeelden hebben vaak een aantal kenmerken
collectieven hebben geschillencommissies (6).
gemeen:
Bij diverse collectieven zijn de dragende ANV’s
1. Duidelijke grenzen van de groep en het gebied; 2. Lokaal maatwerk, kosten en baten van
verenigd, bijvoorbeeld per provincie (Friesland) en landsdekkend (SCAN, binnenkort BoerenNatuur.nl)
zelfsturing zijn eerlijk verdeeld en staan in
(7). Heel actueel in de discussies over het nieuwe
verhouding tot elkaar; 3. Wie door regels wordt beïnvloed, kan de regels beïnvloeden; 4. Groepsleden monitoren gedrag van groepsleden op basis van gezamenlijk opgestelde regels en zijn daarop aanspreekbaar; 5. Sancties op overtredingen worden opgebouwd van licht naar zwaar; 6. Er zijn toegankelijke arena’s voor het oplossen van conflicten;
stelsel is het respecteren van de ruimte voor zelfsturing door de overheid (8). Aansluiting overheidssturing en zelfsturing ‘De overheid’ is in de praktijk nooit afwezig in een situatie van zelfsturing, en al helemaal niet in het door de overheid gefinancierde agrarisch natuurbeheer. Andersom is het zo dat in iedere situatie van overheidssturing ook altijd sprake is van een zekere mate van zelfsturing. Idealiter sluit
7. Geneste (ingebedde) structuren bij grote
de overheidssturing aan op de zelfsturing
groepen;
(figuur 3). In de praktijk kan het voorkomen dat
8. Recht om eigen regels te maken wordt gerespecteerd door overheden (ofwel de grens tussen overheidssturing en zelfsturing moet duidelijk zijn en worden gehandhaafd).
blijven bestaan en de collectieven zijn ook weer
er overlap is tussen de overheidssturing en de ambities voor zelfsturing, of dat de overheid meer ruimte laat voor zelfsturing dan door betrokkenen wordt ingevuld (zie bijvoorbeeld Kamphorst et al. 2015).
Figuur 3. Bij zelfsturing is er ook overheidssturing en vice versa. (bron: Westerink et al, 2015). Overheidssturing
Zelfsturing
Aansluiten
Overlappen
Niet aansluiten
Goed voor elkaar | Over omgaan met krachtenvelden en lerend beheren in het nieuwe stelsel ANLB
7
Zelfsturing en loslaten (2) Nakomen van afspraken Door nu heel streng te zijn op afrondingen en maximumbedragen, probeert RVO te voorkomen dat Brussel iets als fout aanmerkt en er boetes moeten worden betaald. Voor de overheden is het een geruststelling dat RVO mee kan kijken met de administratie van de collectieven. Hoe collectieven hun controles en sancties gaan uitvoeren, wordt nog best spannend gevonden. Volgens de overheden zijn de controles nodig om ervoor te zorgen dat afspraken worden nagekomen. Provincies worden door Brussel gehouden aan wat ze hebben opgeschreven in het Natuurbeheerplan (§ 4.5 in het bijzonder); collectieven moeten aantonen dat ze de beloofde inspanningen hebben verricht en de kosten hebben gemaakt. Voor de overheden die wij spraken, is dit een logische redenering; het is conform hun eigen manier van werken. Het wordt door hen ook logisch gevonden dat Brussel streng kijkt, vanwege gevallen van misbruik van subsidieregelingen in het verleden. Vrijheid en verantwoordelijkheid De geïnterviewde natuurorganisaties kijken naar eigen zeggen positief-kritisch naar zelfsturing. Aan de ene kant is het goed om verantwoordelijkheid zo laag mogelijk neer te leggen. Binnen kaders kun je veel aan collectieven overlaten, vanwege hun passie en gebiedskennis. Zelfsturing gaat om vertrouwen: dat moet je niet doodslaan met controle. Aan de andere kant moet zelfsturing ‘geen tegenbeweging zijn tegen overheidssturing’: het gaat om een goede samenwerking. Collectieven moeten de kans krijgen om zich te ontwikkelen. De natuurorganisaties zien zelfsturing vooral als een enorme verantwoordelijkheid om meer te realiseren voor biodiversiteit. Er zijn zorgen of alle collectieven deze verantwoordelijkheid wel aankunnen. Collectieven zouden ook kritisch naar zichzelf moeten kijken en laten zien wat ze doen. In Eemland heeft het collectief Natuurmonumenten en Vogelbescherming Nederland bijvoorbeeld gevraagd om hun gebiedsaanvraag te beoordelen, voordat het naar de provincie werd gestuurd. Dit werd door beide organisaties gewaardeerd.
8
Alterra | Wageningen UR
Bij het verschuiven van de grens tussen
Loslaten is niet wegblijven
overheidssturing en zelfsturing is het daarom
De overheid is bij zelfsturing niet afwezig, ‘loslaten’
van belang dat bij wat de overheid doet en wat
is geen carte blanche. Het gaat niet zozeer om
het collectief doet, iedere stap op elkaar wordt
meer of minder doen, maar om andere dingen
afgestemd. Door Katrien Termeer is dat ook wel
doen. Het vertrouwen gaat ook twee kanten op:
genoemd: samen de ladder op gaan (zie figuur
collectieven hebben meer aan een belangstellende,
4). Om zelfsturing en overheidssturing goed te
betrokken overheid dan aan het buiten de deur
laten aansluiten, zijn afspraken nodig over waar de
houden van de overheid. Die overheid kan ook
sturing door de overheid eindigt en waar de ruimte
interveniëren, want zij financiert het agrarisch
voor zelfsturing begint. In het nieuwe stelsel wordt
natuurbeheer. Bovendien kan ze ook nuttige
dit de ‘voordeur’ en de ‘achterdeur’ genoemd.
ondersteuning bieden aan collectieven.
Achter die achterdeur moet de overheid niet meer willen sturen: als de afspraken goed zijn, is dat ook niet nodig. Wel is het van belang om in gesprek te blijven, omdat zulke afspraken nooit statisch zijn. Figuur 4. De ladder van zelfsturing. Naar Termeer, 2011.
Collectief
Primaat bij collectief
•
Contracteren, controle en betaling
•
Samen ontwikkelen visie en activiteiten
•
Coördineren activiteiten, synergie
•
Dienstverlenen/ leden ontlasten
•
Belangengroep
•
Delegeren bevoegdheden en middelen
•
Contracteren op hoofdlijnen met ruimte
• Uitvoering onderdelen beleid binnen strakke kaders
•
Helpen uitvoering te vereenvoudigen
•
Individueel
Collectief levert informatie aan
Primaat bij overheid Boerenkant
Overheidskant
Goed voor elkaar | Over omgaan met krachtenvelden en lerend beheren in het nieuwe stelsel ANLB
9
Bruggen slaan tussen verschillende werelden Tussen de werelden van ‘de boeren’ en ‘de overheden’ zit een groot verschil. Toch werken ze samen in het agrarisch natuurbeheer. De collectieven hebben een belangrijke en strategische taak in het schakelen en vertalen tussen boeren en overheid, in het goed laten verlopen van deze samenwerking en in het uitbouwen van netwerken met ‘extra werelden’, bijvoorbeeld die van natuurbeheerders en burgers. Verschillende werelden, andere aanpak
Grensorganisaties zijn in staat om ‘aan beide kanten
In de interviews is besproken of het anders
van de grens te werken’.
samenwerken en communiceren is met boeren of met overheden. Sommige betrokkenen vonden dat daar
Het gaat bij de collectieven overigens niet alleen om
weinig verschil in zit; anderen zien wel verschillen: ‘er
het bruggen slaan tussen overheid en boeren, maar
is een enorme kloof tussen ambtenaren en boeren’.
ook tussen ‘landbouw’ en ‘natuur’, met name ook in
Verschillen die werden genoemd, hadden bijvoorbeeld
de samenwerking met terreinbeherende organisaties
betrekking op de inhoud van de gesprekken (‘aan
vanwege aangrenzend beheer. In dat geval is er
de keukentafel raakt het meer aan waar het om
sprake van wederzijdse afhankelijkheid, wordt door
gaat’, ‘in gesprekken met collectieven gaat het om
meerdere betrokkenen benadrukt. Omdat individuele
de inhoud, met de overheid om het proces of om de
boeren vaak erg met hun eigen bedrijf bezig zijn, is
regels’). Boeren gaan snel bovenlangs via de politiek
het belangrijk dat het collectief een brug slaat naar
en hebben goede bestuurlijke contacten en spelen
de omgeving en bijvoorbeeld burgers en gemeenten
het niet via de betrokken ambtenaren. Communicatie
betrekt.
en samenwerking verlopen door deze verschillen niet altijd gemakkelijk. Soms ontstaat ‘spraakverwarring’
Wat is de identiteit van het collectief?
of is sprake van verschillen in verwachtingen en
Het collectief moet ‘bufferen’ tussen de overheid
aanpak (‘collectieven zouden beter moeten weten,
(met name RVO) en de deelnemers, volgens de
zo werkt de overheid nu eenmaal’). De overheid
collectieven. Bij de collectieven bestaat de zorg dat zij
werkt vaak vanuit beleid volgens vaste kaders,
zich zodanig moeten aanpassen aan de overheid dat
terwijl een collectief misschien zelf nieuwe ideeën wil
de afstand tot de boeren te groot dreigt te worden.
ontwikkelen in de uitvoering. Er zijn wel verschillen in
Voldoende boeren in het bestuur is een manier om
de manier waarop collectieven naar hun eigen rol en
daarin de balans te zoeken. Op deze manier krijgt
aanpak kijken. Eén collectief voelt zich bijvoorbeeld
de grensorganisatie een identiteit waarmee deze
welhaast een uitvoeringsloket van de overheid in
zowel richting overheden als richting boeren kan
plaats van de zelfsturende organisatie die men graag
functioneren.
wil zijn. Een ander collectief vindt het juist goed om een uitvoeringsorganisatie te zijn in plaats van een belangenorganisatie. Mensen en organisaties die bruggen slaan In de interviews wordt zowel gesproken over personen die zich tussen de verschillende werelden bewegen en bruggen slaan als over organisaties zoals SCAN en de collectieven: ‘Het collectief is ervoor om een brug te slaan tussen boeren en provincie’. SCAN fungeert steeds meer als een soort ‘gedelegeerd opdrachtgever’. SCAN ontwikkelt zich tot een organisatie die een breed scala aan taken oppakt, waarbij tijdens een interview door een respondent de vraag gesteld werd of die taken wel allemaal bij SCAN thuishoren. Die fluïde tussenrol is typisch voor een grensorganisatie (zie kader over grensorganisaties op de rechterpagina).
10
Alterra | Wageningen UR
Grensorganisaties: een manier om naar collectieven te kijken Grensorganisaties zijn in de wetenschappelijke literatuur vooral bestudeerd met betrekking tot de ‘grens’ tussen wetenschap en praktijk (bijv. Miller 2001, O’Mahony & Bechky 2008, Parker & Crona 2012) en wetenschap en beleid (bijv. Sabatier, 1988, Hoppe, 2010), maar zijn ook wel gekoppeld aan agrarische natuurverenigingen (Franks 2010, Prager, 2015). Agrarische natuurverenigingen en agrarische collectieven moeten immers ook omgaan met allerlei grenzen, zoals die tussen ‘landbouw’ en ‘natuur’ of tussen de wereld van boeren en die van overheden. Een grensorganisatie: •
Maakt samenwerking mogelijk tussen twee werelden (bijvoorbeeld boeren en overheid), die daardoor hun eigen doelen kunnen blijven nastreven;
•
Legt verantwoording af aan twee werelden;
•
Beheert de grens (bijv. tussen overheidssturing en zelfsturing): soms door te integreren, soms
Strategisch positioneren en blijven aanpassen Sommige collectieven zullen zichzelf herkennen in de typering van grensorganisaties. Andere collectieven zien zichzelf liever als een boerenclub. Voor een deel is deze positionering een keuze. Jezelf positioneren als zelfsturende boerenorganisatie is helderder voor jezelf en voor je boerenachterban, maar is misschien niet altijd effectiever in de samenwerking met de overheid. Voor een deel is de identiteit als grensorganisatie inmiddels al gegroeid, onder meer door de administratieve eisen die de overheid aan collectieven stelt. Dan kan het jezelf zien als grensorganisatie helpen om te plaatsen waar je tegenaan loopt en om daar strategisch mee om te gaan. Juist een grensorganisatie kan zich in verschillende situaties anders positioneren: de identiteit van grensorganisatie sluit die van boerenclub niet uit. Figuur 5. Is het collectief een geneste structuur in zelfsturing (en dus een club aan de boerenkant van de grens tussen boeren en overheid, zie kader bij ‘zelfsturing’) en/of een grensorganisatie die samenwerking tussen beide werelden mogelijk maakt?
door af te bakenen. Is steeds bezig met het combineren en balanceren van belangen;
B
Vertaalt tussen de twee werelden (bijv.
ren oe
•
tussen boerentaal en ambtenarentaal, tussen improviseren en bureaucratie); Gebruikt concepten of objecten om te vertalen en informatie uit te wisselen tussen de twee werelden, die in beide werelden bruikbaar zijn landbouw’ of SCAN-GIS); •
C tief lec ol
en betekenis hebben (bijv. ‘natuurinclusieve
C tief lec ol
•
Kan een positie hebben tussen meer dan twee werelden (bijv. natuurbeheerders, wetenschap, burgers, ...). Dit maakt de rol van een grensorganisatie extra complex. O
Omdat hun identiteit hybride is en afhankelijk van
O
id rhe ve
Grensorganisaties hebben geen makkelijke positie.
id rhe ve
Geen makkelijke positie
de situatie in de samenwerking met beide werelden ook nog weleens kan verschuiven, is het moeilijk iedereen tevreden te houden. Een grensorganisatie heeft te maken met uiteenlopende verwachtingen. Wat succes is, is niet eenduidig en kan voor beide kanten van de grens iets anders inhouden. Een grensorganisatie is daarom altijd bezig met schakelen en herpositioneren.
Goed voor elkaar | Over omgaan met krachtenvelden en lerend beheren in het nieuwe stelsel ANLB
11
Professionalisering met kennis Voor zelfsturende collectieven in het agrarisch natuurbeheer is het van groot belang om kennis te mobiliseren en te benutten. Het begrip kennis is snel gebruikt, maar wat bedoelen we er eigenlijk mee? Hoe wordt eraan kennis gewerkt en welke opgaven zijn nog te benoemen? Kennis centraal bij professionalisering
te krijgen van de biodiversiteitsprestaties van het
Alle agrarische collectieven hebben in hun handboek
agrarisch natuurbeheer. De relatie met de deelnemers
een passage opgenomen over professionalisering.
zelf (agrariërs en particulieren) en de kennis die
Professionaliteit wordt veelal ingevuld als verhoging
daar aanwezig is, wordt in beide sporen echter
van het kennisniveau, maar het gaat natuurlijk ook
(nog) nauwelijks gelegd. Waar dit wel gebeurt,
over vaardigheden, zoals het in staat zijn om de
wordt dit vooral aangevlogen vanuit expliciete
beheersactiviteiten goed uit te voeren. Ook dit gaat
wetenschappelijke kennis (zie kader over kennis op
over kennis. Namelijk: over weten waar je mee
de rechterpagina).
bezig bent, dit ook daadwerkelijk toepassen en laten
Het is vooralsnog meer kennis voor, dan kennis van
zien dat je de verantwoordelijkheden aankunt. Deze
collectieven en daarmee is het niet vanzelfsprekend
professionaliteit leidt, als het goed is, tot kwaliteit
dat deze kennis ook bruikbaar zal blijken te zijn
van het beheer en tot resultaat in termen van
voor de gebiedscoördinatoren en de beheerders.
biodiversiteit. Professionaliteit heeft betrekking op
Daar zijn vertaalslagen voor nodig en leercycli
zowel de betaalde ondersteuners als de vrijwilligers.
met groepen betrokkenen (zie kader over kennis op de rechterpagina). Dit vertalen en doorlopen
Wat betreft professionalisering met kennis zijn drie
van stappen in leercycli vraagt inspanning van
aspecten te onderscheiden. Als eerste gaat het over
collectieven. Het lijkt erop dat de collectieven dit
kennis van beheermaatregelen. In het bijzonder
zelf ook zien en daar mee aan de slag willen. Zo
voor natte en droge dooradering is behoefte aan
noemt o.a. Natuurrijk Limburg 2016 ‘het jaar van de
kennisontwikkeling. Het tweede aspect gaat over
betrokkenheid van de deelnemers’.
kennis voor het vervullen van procedurele taken in het kader van de financiële regelingen rondom
Kennisnetwerken op niveau collectieven
het agrarisch natuurbeheer door medewerkers van
vormgeven
de collectieven. Het zelf organiseren en sturen
Bij zelfsturende collectieven hoort dat deze
door de collectieven is een derde aspect van
activiteiten ontplooien om kennis te ontwikkelen en te
professionalisering. Met name in de relaties met
verspreiden. De collectieven zijn ook kennisnetwerken
gebiedspartijen en overheidsorganisaties zijn nog
aan het bouwen die bestaan uit ‘praktijkecologen’
slagen te maken. Kennis van het agrarisch bedrijf en
en deels ook wetenschappelijke partijen. De
de food-en-feed-ketens waar de boerenbedrijven zich
Noardlike Fryske Wâlden ontwikkelen bijvoorbeeld
in bevinden, heeft ook een plaats nodig.
innovatieve projecten en onderhouden contacten met kennispartijen. Ook Ark & Eemlandschap en
Van kennis voor de collectieven naar kennis van
Natuurrijk Limburg hebben deze relaties voor
de collectieven
respectievelijk weidevogel- en hamsterbeheer. Niet
Kennisontwikkeling bij de deelnemers is maar
overal is dit echter het geval en ook de bestaande
beperkt onder de aandacht geweest in de periode
netwerken zullen zich aan moeten passen om binnen
van de totstandkoming van het nieuwe stelsel. De
het nieuwe stelsel te functioneren. Hierbij is te
ontwikkeling van een stelsel is ook een kennisrijke
verwachten dat de verschillende perspectieven op het
activiteit, maar dat is wat anders dan het ontwikkelen
agrarisch natuurbeheer de kop zullen opsteken en dit
van kennis bij de deelnemers aan het beheer. De
behoeft aandacht (zie ‘waarom het soms wrijft’).
afgelopen jaren is vooral gewerkt aan het tot stand brengen van een (nationaal en deels Europees)
Bij het professionaliseren met kennis is het van groot
kennisnetwerk. Dit netwerk bestaat vooral uit
belang helder te hebben over wat voor type kennis
wetenschappelijke partijen. De kennis in dit netwerk
het gaat, wat dit betekent voor hoe je deze verspreidt
is bedoeld voor het bieden van ondersteuning aan
en voor welke leeractiviteit de kennis bedoeld is (zie
de gebiedscoördinatoren, maar ook om een beeld
kader over kennis op de rechterpagina).
12
Alterra | Wageningen UR
Kennis, informatie en vaardigheid
Figuur 6. Cyclus van leeractiviteiten Actief experiment
‘Kennis’ wordt veel gebruikt, maar kent verschillende betekenissen. Het kan opgevat
Concrete
worden als ‘informatie die van betekenis is voor
ervaring
mensen met kennis van zaken’ (Fleck, 1997), maar kan ook verwijzen naar kunde (Stehr, 2005). Kennis en kunde zijn gerelateerde begrippen, maar het hebben van meer informatie leidt niet automatisch tot meer vaardigheid (bijvoorbeeld in het agrarisch
Abstract
natuurbeheer), omdat kennis niet los gezien kan
concept
worden van de context waarin deze tot stand is gekomen.
Reflectieve observatie
Over expliciete en impliciete kennis Het onderscheid tussen expliciete en impliciete kennis (Polanyi, 1967) helpt om te begrijpen dat
omdat de collectieven hun resultaten inzichtelijk
informatie niet automatisch tot meer kunde leidt.
moeten maken of om kennis uit te wisselen tussen
Expliciete kennis is datgene wat is vastgelegd in
collectieven. Het expliciet maken van impliciete
documenten, databases, kennissystemen et cetera
kennis en het impliciet maken van expliciete kennis
en wat daardoor relatief eenvoudig te verspreiden
zijn uiterst moeilijke activiteiten.
is. Een voorbeeld zijn de kwaliteitshandboeken van de collectieven. Impliciete kennis is kennis die
De leercyclus van Kolb (1984) biedt
geworteld is in praktijken, ervaringen, waarden,
aanknopingspunten hiervoor. Hij onderscheidt vier
en relaties. Je weet bijvoorbeeld hoe je het beheer
leeractiviteiten die elkaar opvolgen (zie figuur 6).
uitvoert, maar dit onderbouwen of opschrijven, is lastig. Daarom is deze impliciete kennis niet goed te
De verschillende perspectieven rondom agrarisch
vatten in handboeken, databases of webportals en
natuurbeheer zullen bij deze activiteiten aan het
niet eenvoudig te verspreiden.
oppervlak komen. Kennis maakt onderdeel uit van deze perspectieven en men accepteert niet
Hoe kom je van expliciete naar impliciete
zonder meer elkaars kennis (Foucault, 1966;
kennis en andersom?
Haas, 1992). Het bij elkaar brengen hiervan kan
Om een praktijk zoals het agrarisch natuurbeheer
leiden tot strijd en verdere polarisatie. Dit is vooral
te ondersteunen, is altijd impliciete kennis nodig.
voor de in opbouw zijnde kennisnetwerken een
Expliciete kennis kan ook nodig zijn, bijvoorbeeld
aandachtspunt. Expliciete kennis: •
Gegevens & modellen
•
Handboeken
Impliciete kennis: •
Praktijk
•
Gewoonte
•
Sociaal kapitaal
Goed voor elkaar | Over omgaan met krachtenvelden en lerend beheren in het nieuwe stelsel ANLB
13
Strategisch leren in netwerken Bij de professionalisering van de collectieven staat leren en lerend beheren centraal. Dit wordt veelal opgevat als ‘leren hoe de boeren het beter kunnen doen voor de biodiversiteit’, maar dat is een te eenzijdige voorstelling. De leeropgaven voor de collectieven richten zich ook op organisatie, governance en marktaspecten. Het is mogelijk en wenselijk om passende leerstrategieën te ontwikkelen. Lerend beheren: complexer dan het lijkt
Leren organiseren in ‘het jaar van de
Bij lerend beheren zouden de deelnemers meer
betrokkenheid’
kennis moeten verwerven en beter worden in het
Het leren staat in de aandacht bij collectieven. Zo
beheer van de relevante leefgemeenschappen, zodat
komt het voor dat natuurbeheerders, vrijwilligers,
er meer biodiversiteit gerealiseerd wordt dan in het
faunabeheerders en collectieven monitoringsgegevens
verleden. Dit lijkt een relatief simpele leeropgave. Als
uitwisselen. Het organiseren van het leren bij de
de deelnemers bestaande kennis gebruiken – zoals
deelnemers is echter nog een uitdaging. Dit gaat om
over de relatie tussen waterpeilen en weidevogels
het ontdekken hoe de biodiversiteit via het beheer
–, zou dat goed moeten komen. Toch blijkt het
versterkt kan worden op een wijze die past bij de
minder eenvoudig te zijn. Sommige maatregelen
huidige en toekomstige bedrijfsvoering. Ook gaat het
zijn ingrijpend voor de agrarische bedrijfsvoering, de
om het zien van resultaten en het op basis daarvan
beschikbare gelden betreffen een vergoeding voor
bijstellen van het beheer. En het gaat om uitwisseling
gederfde inkomsten en geen verdienmodel, agrariërs
van ervaringen tussen deelnemers. Enthousiasme is
zijn niet altijd even gemotiveerd omdat zij urgentere
een belangrijke motor. Als vervolgens ook vrijwilligers
zorgen hebben (zoals mest) dan wel omdat zij liever
en natuurbeheerders meedoen in het leerproces,
voedsel produceren dan biodiversiteit etc. Er wordt
wordt zo veel mogelijk lokale kennis gebundeld.
wel steeds gezegd dat de biodiversiteit centraal staat, maar dit is relatief nieuw in het agrarisch
Uit verschillende hoeken klinkt dat 2016 ‘het jaar van
natuurbeheer. Natuurinclusieve landbouw wordt nog
de betrokkenheid’ wordt. Voor een succesvol stelsel
niet als een volwaardige vorm van landbouw gezien
is het van belang dat lerende netwerken ontstaan
door veel boeren, de banken, de adviseurs etc. Om
rondom de collectieven, waarbij de verschillende
die reden wordt in onderzoek en netwerken, zoals
partijen een gezamenlijk beeld ontwikkelen over
‘living lab’, aandacht besteed aan verdienmodellen.
zowel de precieze invulling en doel van zelfsturing als de resultaten van het beheer en gewenste
Leeropgave gaat verder dan biodiversiteit
ingrepen. Zonder een gedeeld leerproces blijven
Lerend beheren behelst bovendien meer dan alleen
verschillende perspectieven over de ander en over
het beheer. De totstandkoming van het nieuwe stelsel
centrale opgaven in het agrarisch natuurbeheer in
is één groot leerproces geweest en dit geldt in het
stand. In het kader over leerstijlen en leeropgaven,
bijzonder voor de totstandkoming van de collectieven
op de rechterpagina is inspiratie te vinden om over
als professionele organisaties. Ook is het leren
een dergelijke strategische aanpak van leren uit te
over de relatie met gebiedspartijen en overheden
werken, waarbij met name de wijze en diepgang
een belangrijke opgave. Collectieven ervaren
van het leren aan de orde zijn. In de interacties in
dat bij overheden weinig affiniteit bestaat met de
de achterliggende fase zijn deze verschillen deels
boerenpraktijk en hebben daar last van, omdat er in
bekrachtigd, waardoor het al bestaande wantrouwen
hun beleving nog steeds weinig ruimte is voor de
in stand bleef. Vertrouwen is echter cruciaal om van
door hen beoogde zelfsturing. De provincies moeten
elkaar te leren.
ook leren wat hun rol is in het nieuwe stelsel. Nu de contracten gesloten zijn, lijkt hun rol kleiner te worden. Ook bij provincies klinkt dat nu het lerend beheren aangebroken is. Tegelijkertijd is veelvuldig te horen dat er weinig vertrouwen bestaat tussen de collectieven en de provincies.
14
Alterra | Wageningen UR
Leerstijlen en leeropgaven
Figuur 7. Elke specifieke leerstijl heeft zijn eigen leeropgaven
Concrete ervaring
Leren is een proces waarin mensen hun activiteiten verbeteren door kennis, ervaring en inzicht te gebruiken (Bekkers, 2007). Leren is geworteld in praktijken en actornetwerken en is daarmee contextgebonden (Brown & Duguid, 2000). Hoewel
en ervaringsgerichte (Kolb, 1984) wijze. Hierbij zijn verschillende leerstijlen te onderscheiden (Kolb, 1984). Welke stijl het geschiktst is, is afhankelijk van de specifieke leeropgave (figuur 7). In een leerstrategie kan dit uitgewerkt worden.
Convergeren Problemen oplossen Beslissingen nemen Redeneren Problemen definiëren Logisch zijn
Divergeren Vindingrijk zijn Mensen begrijpen Problemen herkennen Brainstormen Open van geest zijn Verwerken Plannen Modellen creëren Problemen definiëren Theorieën ontwikkelen Geduldig zijn
Reflectieve observatie
mensen vooral op een sociale (Grandori, 2009)
Actieve experimentatie
leren ook individueel kan plaatsvinden, leren
Accomoderen Leiden Risico’s nemen Dingen gedaan krijgen Initiëren Aanpasbaar zijn Praktisch zijn
Diepgang van leren Naast de verschillende leerstijlen is er ook een verschil te onderscheiden in de diepte van het
Abstracte conceptualisatie
leren. Argyris & Schön (1978) hebben drie verschillende vormen geïdentificeerd: eerste-ordeleren, tweede-orde-leren en derde-orde-leren. Bij eerste-orde-leren kan binnen een gegeven set aan aannames worden geleerd hoe een bepaalde taak het best volbracht kan worden: hoe kunnen we deze houtwal zo snoeien dat hij het meest oplevert voor de biodiversiteitsdoelstellingen? Tweede-ordeleren bevraagt ook de achterliggende aannames:
Bewust organiseren van reflectief leren Reflectief leren is moeilijk en werkt eigenlijk alleen onder specifieke condities. Dit kan gestimuleerd worden door een omgeving van sociaal leren te realiseren. Een Community of Practice (CoP) (Wenger, 1998) is zo’n omgeving. In een CoP produceren en delen participanten kennis,
waarom zou juist biodiversiteit verhoogd moeten
verbinden hier betekenissen aan, ondernemen
worden? Derde-orde-leren betreft het leren op
concrete acties en ontwikkelen een gedeelde
metaniveau. Hoe stellen we vast wat een goede
identiteit rondom gezamenlijke praktijken, zoals het
doelstelling is en hoe weten we dat? Alle drie
agrarisch natuurbeheer. Die gezamenlijke identiteit
de vormen zijn relevant voor het agrarisch natuurbeheer. De laatste twee worden gekenmerkt door een reflectieve houding: het ter discussie stellen van aannames, huidige praktijken, routines,
is cruciaal om het leren mogelijk te maken. Bij reflectief leren is dit een hele opgave, omdat er dan ook kennis uit minder vertrouwde hoek nodig is.
ideeën en achterliggen instituties (Voss et al. 2009). Figuur 8. Eerste-, tweede-, en derde-orde-leren.
Context
Aannames
Acties
Resultaten
Doen we het op de juiste wijze?
Eerste-orde
Doen we de juiste dingen?
Tweede-orde
Hoe beslissen we wat juist is? Derde-orde
Goed voor elkaar | Over omgaan met krachtenvelden en lerend beheren in het nieuwe stelsel ANLB
15
Stimuleren van veerkracht en aanpassingsvermogen Lerend beheren staat centraal in het nieuwe ANLB. Dit gaat over beheren, organiseren, sturen en professionaliseren. Leren omgaan met onzekerheden
Veerkracht: leren en aanpassen
In interviews en bijeenkomsten kwam ter sprake
De centrale uitdaging voor hoe het nieuwe stelsel de
dat overheden, collectieven en andere betrokkenen
komende jaren verder vorm zal krijgen, lijkt te zijn
willen leren van de ervaringen die ze opdoen en
om op een dergelijk adaptieve wijze te werken, zodat
daarop hun manier van samenwerken aanpassen.
het stelsel ook robuust en veerkrachtig wordt. Dit
In het op die manier leren leren, zag men een
past, naast het denken over adaptive governance,
leeropgave voor zichzelf en anderen. Deze
ook bij noties over de ‘improvisatiemaatschappij’
rol van aanpassingsvermogen in sturings- en
(Boutellier, 2010), waarin het vooral zaak is om te
organisatieprocessen is precies wat bedoeld wordt in
kunnen improviseren en om hierbij goed in het oog
het wetenschappelijke concept adaptive governance
te hebben hoe jijzelf en je organisatie zich verhouden
(Karpouzoglou et al. 2016). Adaptive governance is
tot andere personen en organisaties. Er gebeuren
een manier om met onzekerheden en complexiteit
ook al zaken die in deze lijn passen. In het nieuwe
om te gaan die veroorzaakt worden door vaak
stelsel wordt al samengewerkt in netwerken,
onvoorspelbare veranderingen in de sociale en de
er wordt decentraal gestuurd door provincies en
fysieke omgeving. Deze ontwikkelingen in de sociale
verantwoordelijkheid wordt gedeeld met collectieven
en fysieke omgeving hangen ook weer samen:
door middel van zelfsturing. Ook wordt er veel
mensen vormen hun omgeving, maar worden hier
gesproken over het belang van kennis en leren, op
ook weer door beïnvloed.
alle niveaus in het netwerk, en door de vorming van collectieven en de inzet op gebiedsplannen wordt
Kenmerken van adaptive governance zijn:
gezocht naar een goede match tussen ruimtelijke
•
Het bevorderen van aanpassingsvermogen en
schaal en sturing. Toch kan het stelsel adaptiever
flexibiliteit. Er wordt een richting gekozen, maar
worden vormgegeven. Het gaat dan nog steeds over
er worden ook meerdere opties opengehouden.
het bereiken van dingen met agrarisch natuurbeheer
Veerkracht is belangrijker dan effectiviteit, juist
zoals biodiversiteit, duurzaam inkomen voor de boer,
omdat doelen in een veranderende omgeving
en vermaatschappelijking. Er kan echter meer worden
lastig zijn vast te stellen.
ingezet op openhouden van opties, op veerkracht en
Samenwerking in brede netwerken
aanpassingsvermogen.
•
•
en partnerschappen met gedeelde verantwoordelijkheid. •
Sturing is decentraal en er is een grote rol voor zelforganisatie.
•
Nadruk op kennis, monitoring, leren en experiment, op meerdere niveaus in het netwerk, om te kunnen blijven aanpassen.
•
Meerschaligheid, zowel ruimtelijk als qua sturingsniveau, met aandacht voor het aanpakken van problemen op de juiste schaal.
16
Alterra | Wageningen UR
Tips voor overheden en collectieven Op basis van deze brochure wordt een aantal tips geformuleerd voor overheden en collectieven. Tips voor overheden:
Tips voor collectieven:
•
•
Besef dat collectieven geen overheden zijn,
samen te werken. Begin met interesse in
voor de realiteit van het boerenbedrijf en het
waarom de overheid handelt zoals zij doet.
agrarisch natuurbeheer. Gebruik dit om de
Wees je hierbij bewust van je strategische
samenwerking te versterken. • •
Hou er rekening mee dat ieder collectief anders
positie tussen boeren en overheid. •
niet alleen met de provincie, maar ook met
Maak duidelijke, maar niet dichtgetimmerde
terreinbeheerders en andere betrokken
bewegingsvrijheid blijft bestaan. Besef hierbij
organisaties in het gebied. •
dat veranderen en aanpassen de regel vormen, niet de uitzondering. Respecteer de ruimte voor zelfsturing binnen Geef vertrouwen. Realiseer je dat de
voor hen betekent. •
•
Vorm een gezamenlijk beeld over waar de
Ontwikkel een leerstrategie met aandacht voor diverse leervragen en vormen van leren.
•
bent van het vertrouwen in de collectieven. •
Blijf aan je leden uitleggen wat je doet en waarom dit voor hen van belang is en wat dit
mogelijkheden van hiërarchische sturing beperkt zijn, omdat je uiteindelijk afhankelijk
Blijf de leden betrekken en zorg voor een actieve betrokkenheid van hen.
•
die afspraken en bewaak die ook. •
Bouw aan vertrouwen en sociaal kapitaal,
is. Maatwerk is nodig in de samenwerking. afspraken met collectieven, zodat er nog
•
Werk aan je vermogen om met overheden
waardeer hun kracht en toon belangstelling
Betrek de overheid bij je zoek- en leerproces, wees open over wat je doet.
•
Vorm leernetwerken met je deelnemers en
onzekerheden en complexiteiten zitten en wat
collega-collectieven, waarbij ook externen
dat voor consequenties heeft voor het agrarisch
(waaronder overheden) betrokken worden in de
natuurbeheer en afspraken met collectieven.
formulering van de leeropgaven.
Bespreek met het netwerk hoe jullie samen gaan leren, experimenteren en bijsturen en wat hier vanuit overheden voor nodig is. Organiseer hier een kennisinfrastructuur bij.
•
Denk na over communicatie in de nieuwe rollen van provincie, RVO & Boerennatuur.nl: wie communiceert wat?
Goed voor elkaar | Over omgaan met krachtenvelden en lerend beheren in het nieuwe stelsel ANLB
17
Literatuur Argyris, G. A. & Schön, D. (1978) Organizational Learning: A theory of action perspective, Addison-Wesley: Reading MA. Bekkers, V. J. J. M. (2007) Beleid in beweging. Achtergronden, benaderingen, fasen en aspecten van beleid in de publieke sector, LEMMA: Den Haag. Boutellier, H. (2010). De improvisatiemaatschappij: Over de sociale ordening van een onbegrensde wereld. Boom Lemma Uitgevers. Brown, J.S. & Duguid, P. (2000). The social life of information. Harvard Business School Press, Boston, MA. Grandori, A. (2009) ‘Poliarchic governance and the growth of knowledge’. Foss, N.J. & Michailova, S. (Ed.) (2009) Knowledge governance: Processes and Perspectives, pp. 81-107, Oxford University Press: Oxford. Fleck, J. (1997) ‘Contingent knowledge and technology development’, Technology Analysis and Strategic Management, 9: 383-397. Foucault, M. (1966) Les mots et les choses: une archéologie des sciences humaines, Gallimard: Paris. Franks, J. (2010). Boundary organizations for sustainable land management: The example of Dutch Environmental Co-operatives. Ecological Economics, 70(2), 283-295. Haas, P. (1992) Introduction: epistemic communities and international policy coordination, International Organization 46:1, 1-35 Hoppe, R. (2010). From “Knowledge use” towards “boundary work”: sketch of an emerging new agenda for inquiry into sience-policy interaction. In: In ‘t Veld, R.J. (Ed.), Knowledge democracy - consequences for science, politics and media. Heidelberg: Springer: 169-186. Kamphorst, D.A., Selnes, T.A. en Nieuwenhuizen, W., 2015. Vermaatschappelijking van natuurbeleid: een verkennend onderzoek bij drie provincies. Wageningen: WOT Natuur & Milieu, Wageningen UR. WOt-technical report Nr. 42 Karpouzoglou, T., Dewulf, A., & Clark, J. (2016). Advancing adaptive governance of social-ecological systems through theoretical multiplicity. Environmental Science & Policy, 57, 1-9 Kolb, D. A. 1984. Experiential learning: Experience as the source of learning and development. New Jersey: Prentice-Hall. Miller, C. (2001). Hybrid management: Boundary organizations, science policy, and environmental governance in the climate regime. Science Technology and Human Values, 26(4), 478-500. O’Mahony, S., & Bechky, B. A. (2008). Boundary organizations: Enabling collaboration among unexpected allies. Administrative Science Quarterly, 53(3 SPEC. ISS.), 422-459. Ostrom, E. (1990). Governing The Commons: The Evolution of Institutions for Collective Action: Cambridge University Press. Ostrom, E. (1999). Self Governance and Forest Resources Occasional Paper No. 20. Bogor: CIFOR.
18
Alterra | Wageningen UR
Parker, J., & Crona, B. (2012). On being all things to all people: Boundary organizations and the contemporary research university. Social Studies of Science, 42(2), 262-289. Prager, K. (2015). Agri-environmental collaboratives as bridging organisations in landscape management. Journal of environmental management, 161, 375-384. Polanyi, M. (1967) The Tacit Dimension, Anchor Books: New York. Putnam, R.D. (1993) The Prosperous Community: Social Capital and Public Life American Prospect, Vol. 13, pp 35-42. Sabatier, P. A. (1988) ‘An advocacy coalition framework of policy change and the role of policy oriented learning therein’, Policy Sciences, 21: 129-168. Stehr, N. (2005) Knowledge Politics: Governing the Consequences of Science and Technology, Paradigm Publishers, Boulder Colorado. Termeer, C.A.J.M., 2011: zelfsturing en ANVs. Presentatie bij jubileumbijeenkomst Boerennatuur, 23 september 2011. Voß, J. P., Adian Smith, A. & Grin, J. (2009) ‘Designing long-term policy: rethinking transition management’, Policy Sciences, Volume 42 (4): 275-302. Wenger, E. (1998) Communities of Practices, Learning, Meaning and Identity, Cambridge University Press: Cambridge. Westerink, J., Melman, T. C. P., & Schrijver, R. A. M. (2015). Scale and self-governance in agri-environment schemes: experiences with two alternative approaches in the Netherlands. Journal of Environmental Planning and Management, 58(8), 1490-1508.
Goed voor elkaar | Over omgaan met krachtenvelden en lerend beheren in het nieuwe stelsel ANLB
19
Colofon Goed voor elkaar - Over omgaan met krachtenvelden en lerend beheren in het nieuwe stelsel ANLB Februari 2016 Rapportnummer: 2709 Deze brochure is gemaakt ten behoeve van het nieuwe stelsel agrarisch natuur- en landschapsbeheer en is gefinancierd vanuit het Beleidsondersteunende Onderzoeksprogramma BO-11 Natuur en Regio, Thema ‘Natuur in handen van mensen leggen en houden’, project ‘Collectieven agrarisch natuurbeheer’ (BO-11-013-027) van het ministerie van Economische Zaken. De brochure is te downloaden: www.wageningenur.nl/nl/project/Collectieven-agrarisch-natuurbeheer-1.htm Meer informatie: Wim Nieuwenhuizen, Alterra Wageningen UR E:
[email protected] Foto’s: Coverfoto: Judith Westerink Illustraties en vormgeving: Renze van Och - Alterra Wageningen UR