‘ D o d o n a e u s ’ herboristen opleiding
Gezondheidsbegeleiding voor de zwangere vrouw Voedingsadvies en fytotherapie bij veel voorkomende zwangerschapskwalen
Jeroen J.C.M. van Rooij Schooljaar 2008-2009 Opleiding Gezondheidsbegeleider
Gezondheidsbegeleiding voor de zwangere vrouw
Gezondheidsbegeleiding voor de zwangere vrouw Voedingsadvies en fytotherapie bij veel voorkomende zwangerschapskwalen
Jeroen J.C.M. van Rooij
Copyright © 2009, Jeroen J.C.M. van Rooij Dit eindwerk is met de grootste zorgvuldigheid samengesteld. Noch de maker, noch de uitgever/ verspreider stelt zich echter aansprakelijk voor eventuele schade als gevolg van eventuele onjuistheden en/ of onvolledigheden in deze uitgave.
Uitgave:
Voorwoord Dit eindwerk vormt een belangrijk onderdeel van de opleiding tot gezondheidsbegeleider aan de Academie voor Integrale Gezondheidsbegeleiding, „De Levensschool‟, en de opleiding tot fytotherapeut aan de herboristenopleiding „Dodonaeus‟. Ik heb gekozen voor een onderwerp dat een uitzonderlijke begeleiding vraagt binnen de beroepsgroep. Bijna op elke regel is een zwangere vrouw wel een uitzondering en dat maakt het juist zo interessant voor mij als auteur en literatuuronderzoeker. Daarnaast speelde het onderwerp in mijn directe omgeving, hetgeen een extra motivatie was om dit onderwerp uit te werken. Voor wat betreft de algemene regels die gelden binnen de gekozen subonderwerpen „voeding‟ en „kruiden‟ was het schrijven van dit eindwerk een opfrisser van kennis. Voor wat betreft de uitzonderingen was het een echte „eyeopener‟; al was het alleen al maar omdat er zoveel uitzonderingen zijn en ik me van de meeste ervan niet bewust was voordat ik erover begon te lezen en te schrijven. Ook heeft het me meer beeld en geluid gegeven omtrent het, wellicht, meest essentiële aspect van het vrouw-zijn. Kortom: een ronduit boeiend en leerzaam onderwerp! Naast het verrichten van literatuuronderzoek en het vormen van een mening omtrent de regelmatig tegenstrijdige ideeën in de literatuur, heb ik ook drie zwangerschappen bij twee vrouwen (33 en 36 jaar) in de praktijk begeleid. De twee eerste begeleidingstrajecten waren intensief en liepen beide, helaas, uit op een miskraam. Het derde traject, bij de andere vrouw, verliep echter perfect en vroeg vrij weinig ondersteuning. Ze is, op het moment van uitgave van dit eindwerk, druk aan het „moederen‟ voor een blakend gezonde zoon. De anonieme anamneses en verslagleggingen van de drie begeleidingtrajecten zijn, uitsluitend op verzoek, ter beschikking voor inzage. Hoewel deze begeleidingstrajecten mij geholpen hebben om meer beeld en geluid bij het onderwerp te krijgen en om een eigen mening te kunnen vormen, beschouw ik de verslagen ervan niet als onderdeel van dit eindwerk. Wel zijn de hierdoor verkregen inzichten verwerkt in deel 3, hoofdstuk 1 en 2. Ik richt hierbij een woord van dank aan een aantal mensen met wie ik, in meer of mindere mate, intensief heb samengewerkt om dit eindwerk vorm en inhoud te geven. Allereerst de twee vriendinnen die ik heb mogen begeleiden tijdens hun zwangerschappen. Ik ben hen zeer erkentelijk voor het vertrouwen dat ze in me stelden. Ik dank de heer Maurice Godefridi 1 voor de inhoudelijke begeleiding bij het schrijven van dit eindwerk en, tot slot, dank ik dokter Geert Verhelst2 en de heer Rob Vaes3 voor het feit dat ik hen schatplichtig mag zijn op vele aspecten en voor het feit dat ik mij altijd door hen, persoonlijk en oprecht, gesteund heb gevoeld. Ik wens u, als lezer, veel plezier bij het bestuderen van dit eindwerk!
1
Oprichter van de „Vlaamse Herboristen Vereniging‟ en de herboristenopleiding „Dodonaeus‟
2
Auteur van o.a. „Groot handboek geneeskrachtige planten‟ en leraar aan de Levensschool Directeur van de Levensschool en leraar
3
Inhoudsopgave Voorwoord Inhoudsopgave Inleiding Deel 1: Voorbereiding en verloop in het algemeen Hoofdstuk 1: Kinderwens 1.1 Algemeen 1.2 Voorbereiding Hoofdstuk 2: Zwangerschap op hoofdlijnen 2.1 Conceptie 2.2 Verloop 2.2.1 Eerste trimester 2.2.2 Tweede trimester 2.2.3 Laatste trimester 2.2.4 Gewichtstoename 2.2.5 Afvallen Deel 2: Voeding, kruiden en medicijnen bij zwangerschap Hoofdstuk 1: Voeding en zwangerschap 1.1 Aan te raden voedings- en consumptiemiddelen bij zwangerschap 1.1.1 Basisvoeding 1.1.2 Gemiddeld aanbevolen hoeveelheden voedingsmiddelen per dag 1.2 Kwaliteitsvoeding 1.3 Extra vitaminen en mineralen 1.3.1 Foliumzuur, vitamine D en calcium Hoofdstuk 2: Af te raden voedings- en consumptiemiddelen 2.1 Vitamine A-supplementen 2.2 Alcohol: 2.3 Tabak: 2.4 Drugs: 2.5 Leverproducten: 2.6 Charcuterie en voeding rijk aan nitraat: 2.7 Zout: 2.8 Cafeïne 2.9 Glycyrrhizine 2.10 Gefermenteerde rode rijst 2.11 Biergist 2.12 Kalebaskalk 2.13 Bacteriën en virussen: 2.13.1 Listeria 2.13.2 Salmonella 2.13.3 Parasieten 2.14 Buitenlandse kaas 2.15 Vis en visvetzuren 2.16 Risico‟s bij vis in het algemeen en bij zwangerschap in het bijzonder Jeroen van Rooij
1 1 5 7 7 8 8 8 9 9 9 9 9 10 10 11 12 12 13 13 13 13 15 15 15 20 20 20 21 21 22 22 22 23 23 23 24 24 24 24 25 25 26 27 28 p.1
2.16.1 Milieuverontreiniging 2.16.2 Natuurlijke gifstoffen 2.16.3 Listeria 2.16.4 Haringworm 2.16.5 Allergenen en andere stoffen 2.17 Additieven en milieuverontreiniging algemeen Hoofdstuk 3: Fytotherapie en zwangerschap 3.1 Medicijnen van de natuur 3.2 Algemene richtlijnen voor kruiden tijdens zwangerschap 3.2.1 Te beperken of te vermijden inhoudsstoffen 3.2.2 Te vermijden kruiden tijdens zwangerschap 3.2.3 Courante kruiden die verboden zijn (in België) Hoofdstuk 4: Populairste kruiden tijdens zwangerschap 4.1 Opgelet! 4.1.1 Verwerkingsvormen 4.1.2 Doseringen 4.2 Veilige kruiden vanaf het derde zwangerschapstrimester Hoofdstuk 5: Medicijngebruik tijdens zwangerschap 5.1 Basisregel voor medicijngebruik 5.2 Medicijngebruik in de praktijk 5.2.1 Meest voorkomende negatieve effecten 5.2.2 Tegenstrijdige informatie 5.2.3 Meest gebruikte medicatie tijdens zwangerschap Deel 3 Zwangerschapskwalen, -risico‟s en bevalling Hoofdstuk 1: Meest voorkomende zwangerschapskwalen 1.1 Algemeen 1.2 Zwangerschapsmisselijkheid 1.2.1 Hormonen 1.2.2 Veranderingen in de spijsvertering 1.2.3 Geuren 1.2.4 Overige oorzaken 1.2.5 Gevolgen voor moeder en kind 1.2.6 Meer kans op misselijkheid. 1.2.7 Zwangerschapsmisselijkheid versus miskraam 1.2.8 Wat men kan doen tegen misselijkheid vanuit voeding en voedingssupplementen 1.2.9 Multivitaminen 1.2.10 Wat men kan doen tegen misselijkheid vanuit fytotherapie 1.2.11 Wat men kan doen tegen misselijkheid met reguliere geneesmiddelen 1.3 Brandend maagzuur 1.3.1 Wat men kan doen tegen maagzuur vanuit voeding en de lichaamshouding 1.3.2 Wat men kan doen tegen maagzuur vanuit fytotherapie. 1.3.3 Wat men kan doen tegen maagzuur met reguliere geneesmiddelen. 1.4 Bloedarmoede (anemie) 1.4.1 Wat men kan doen tegen bloedarmoede vanuit voeding en voedingssupplementen 1.4.2 Wat men kan doen tegen bloedarmoede vanuit fytotherapie 1.4.3 Wat men kan doen tegen bloedarmoede met reguliere (genees)middelen. 1.5 Obstipatie (constipatie, verstopping) 1.5.1 Wat men kan doen tegen obstipatie vanuit voeding. Jeroen van Rooij
p.2
28 28 28 29 29 29 30 30 31 31 32 37 39 39 39 39 40 42 42 42 43 44 45 49 49 50 50 50 50 51 51 51 51 52 52 52 53 54 56 56 56 57 57 57 58 58 58 59 59
1.5.2 Wat men kan doen tegen obstipatie vanuit fytotherapie. 1.5.3 Wat men kan doen tegen obstipatie met reguliere (genees)middelen. 1.6 Aambeien en spataderen 1.6.1 Wat men kan doen tegen aambeien en spataderen vanuit voeding. 1.6.2 Wat men kan doen tegen aambeien en spataderen vanuit fytotherapie. 1.6.3 Wat men kan doen tegen aambeien met reguliere (genees)middelen. 1.7 Diarree 1.7.1 Wat men kan doen tegen diarree vanuit voeding en hygiëne 1.7.2 Wat men kan doen tegen diarree vanuit fytotherapie 1.7.3 Wat men kan doen tegen diarree met reguliere geneesmiddelen 1.8 Krampen en dikke enkels 1.8.1 Wat men kan doen tegen krampen en dikke enkels vanuit voeding en suppletie 1.8.2 Wat men kan doen tegen krampen en dikke enkels vanuit fytotherapie 1.8.3 Wat men kan doen tegen krampen met reguliere (genees)middelen 1.9 Zwangerschapsstriemen (striae) 1.9.1 Wat men kan doen tegen striae vanuit voeding en suppletie 1.9.2 Wat men kan doen tegen striae vanuit fytotherapie 1.9.3 Wat men kan doen tegen striae met reguliere (genees)middelen 1.10 Vermoeidheid 1.10.1 Wat men kan doen tegen vermoeidheid vanuit voeding en suppletie 1.10.2 Wat men kan doen tegen vermoeidheid vanuit fytotherapie. 1.10.3 Wat men kan doen tegen vermoeidheid met reguliere (genees)middelen 1.11 Duizeligheid 1.11.1 Lage bloeddruk 1.11.2 Bemoeilijkte doorstroming van het bloed 1.11.3 Lage bloedsuikerspiegel 1.11.4 Bloedarmoede 1.12 Lage Rugpijn 1.12.1 Wat men kan doen tegen lage rugpijn vanuit voeding en suppletie 1.12.2 Wat men kan doen tegen lage rugpijn vanuit fytotherapie 1.12.3 Wat men kan doen tegen lage rugpijn met reguliere (genees)middelen 1.13 Versterkte afscheiding en schimmel 1.13.1 Wat men kan doen tegen versterkte afscheiding en schimmel vanuit voeding en suppletie 1.13.2 Wat men kan doen tegen versterkte afscheiding en schimmel vanuit fytotherapie. 1.13.3 Wat men kan doen tegen versterkte afscheiding en schimmel met reguliere (genees)middelen. 1.14 Slaapstoornissen en nervositeit 1.14.1 Wat men kan doen tegen slaapstoornissen en nervositeit vanuit voeding en suppletie 1.14.2 Wat men kan doen tegen slaapstoornissen en nervositeit vanuit fytotherapie 1.14.3 Wat men kan doen tegen slaapstoornissen en nervositeit met reguliere (genees)middelen 1.15 Incontinentie (en veel plassen) 1.15.1 Wat men kan doen tegen incontinentie vanuit voeding en fytotherapie. 1.15.2 Wat men kan doen tegen incontinentie met reguliere (genees)middelen 1.16 Oedeem 1.16.1 Wat men kan doen tegen oedeem vanuit voeding en suppletie 1.16.2 Wat men kan doen tegen oedeem vanuit fytotherapie 1.16.3 Wat men kan doen tegen oedeem met reguliere (genees)middelen Jeroen van Rooij
p.3
60 61 61 61 62 62 62 63 64 64 64 65 65 65 66 66 66 67 67 68 68 68 68 68 69 69 69 69 70 70 70 71 72 72 72 73 73 73 74 74 75 75 76 76 76 77
1.17 Diabetes 1.17.1 Wat men kan doen tegen diabetes vanuit voeding en suppletie 1.17.2 Wat men kan doen tegen diabetes met reguliere (genees)middelen 1.17.3 Wat men kan doen tegen diabetes vanuit fytotherapie 1.18 Praktijk Hoofdstuk 2: Drie veel voorkomende zwangerschapsrisico‟s 2.1 Zwangerschapshypertensie („zwangerschapsvergiftiging‟) 2.1.1 (Pre-)eclampsie 2.1.2 Risico‟s 2.1.3 Wat men kan doen tegen hypertensie vanuit voeding en suppletie 2.1.4 Wat men kan doen tegen hypertensie vanuit fytotherapie 2.1.5 Wat men kan doen tegen hypertensie met reguliere (genees)middelen 2.2 Neuraal buisdefect (NBD, open ruggetje, spina bifida) 2.2.1 Wat men kan doen tegen NBD vanuit voeding en suppletie 2.2.2 Wat men kan doen tegen NBD vanuit fytotherapie en reguliere (genees)middelen 2.3 Miskraam 2.3.1 Bloedverlies 2.3.2 Oorzaken 2.3.3 Herstel 2.3.4 Wat men kan doen ter preventie van een miskraam vanuit voeding en suppletie 2.3.5 Wat men kan doen ter preventie van een miskraam vanuit fytotherapie 2.3.6 Na de miskraam 2.3.7 Wat men kan doen tegen een miskraam met reguliere (genees)middelen Hoofdstuk 3: De bevalling 3.1 Algemeen 3.2 Voeding en bevalling. 3.3 Fytotherapie en bevalling. 3.4 Medicijnen en bevalling. Besluit Bronvermelding Lijst van geraadpleegde bronnen Bijlage
Jeroen van Rooij
p.4
77 78 79 79 80 81 81 81 82 82 82 83 83 83 84 84 85 85 86 87 87 88 88 89 89 90 90 91 92 93 97 99
Inleiding Voedings- en kruidenadvies tijdens zwangerschap is een onderwerp dat een uitzonderlijke en accurate begeleiding vraagt binnen de beroepsgroep, want op bijna elke regel blijkt een zwangere vrouw wel een uitzondering. Dit is de belangrijkste reden waarom ik het onderwerp gekozen heb. In de ondertitel van dit eindwerk staat expliciet het woord “fytotherapie”, omdat ik dit Levensschool-eindwerk ook heb gemaakt voor de tweejarige opleiding Fytologie/ fytotherapie bij instituut Dodonaeus, verbonden aan de Vlaamse Herboristenvereniging (VHV). Het is dus, uiteraard met goedkeuring, één scriptie voor twee opleidingen die ik naast elkaar volgde en waarvoor ik tegelijkertijd afstudeerde. Korte omschrijving van de opzet De gehanteerde probleemstelling in dit eindwerk luidt: „Wat kan de gezondheidsbegeleider (tevens Fytotherapeut) betekenen voor zwangere vrouwen en vrouwen met een kinderwens vanuit de disciplines voeding (inclusief voedingssupplementen) en kruiden (inclusief kruidensupplementen)?‟ Veel middelen, medicijnen, kruiden en voeding mag de zwangere vrouw (of de vrouw met kinderwens) niet nuttigen, ook niet als ze daar eigenlijk wel behoefte aan heeft. Ik wil inzicht krijgen in wat - vanuit de betreffende disciplines, op basis van Westerse wetenschap - wel en wat niet mag, wat afgeraden of aangeraden wordt, wat moet en welke substituten aangeboden kunnen worden voor hetgeen niet mag of afgeraden wordt. Dit alles met als doel om de zwangere vrouw op verantwoorde manier te ondersteunen vanuit voedingsadvies en fytotherapie. Elk onderwerp wordt primair benaderd vanuit de bovengenoemde twee disciplines, maar daarnaast ga ik ook kort in op de meest voorkomende reguliere methodes, waarbij eventueel gebruik gemaakt wordt van allopathische medicijnen. Aangezien de reguliere methodes en allopathische medicijnen buiten mijn werkdomein liggen, beperk ik mij hierbij tot een globale inventarisatie. De gezondheidsbegeleider moet er namelijk over kunnen communiceren met artsen en specialisten, maar hoeft er niet de details van te weten. Kortom: dit eindwerk heeft geenszins als doel om een exacte en complete handleiding voor zwangerschapsbegeleiding te zijn. Dat zou in dit kader te ver gaan en daarvoor verwijs ik dan ook, per kwaal, naar de gespecialiseerde (medische) literatuur en encyclopedia. Dit eindwerk moet vooral een beeld schetsen (inventarisatie) van de belangrijkste mogelijkheden tot aanpak van zwangerschapskwalen vanuit de twee genoemde disciplines; ter informatie en vermaak aangevuld met reguliere en/ of allopathische manieren van aanpak. Het moet daarmee gezondheidsbegeleiders en naturopaten de juiste denkrichting wijzen. Daar komt nog bij dat de optimale voedingswijze en de optimale inzet van kruiden en supplementen niet voor elke toekomstige moeder dezelfde is. Maatwerk blijft dus altijd de richtlijn! Om het aantal pagina‟s binnen de perken te houden, bespreek ik dit vanuit de meest voorkomende zwangerschapskwalen en -risico's. Ik ga er hierbij vanuit dat het gemiddeld, normaal gezonde vrouwen betreft, die geen onvruchtbaarheidsprobleem hebben. Onderwerpen als vruchtbaarheid, postnatale zorg, moederschap, borstvoeding en zuigelingenzorg passen niet Jeroen van Rooij
p.5
in het kader van dit eindwerk. Zwangerschap en bevalling zijn de hoofdonderwerpen. Echter, de andere aanverwante onderwerpen zullen er, daar waar relevant, wel kort bij betrokken worden. Om dit eindwerk te kunnen maken heb ik gebruik gemaakt van de volgende onderzoeksmethoden: literatuuronderzoek, lessen volgen aan de genoemde twee opleidingen, het bevragen van een drietal deskundigen en de begeleiding van drie zwangerschappen bij twee vrouwen. Dit laatste heeft me vooral een meer praktisch beeld gegeven over het gekozen onderwerp, waardoor ik mij beter een mening kon vormen bij tegenstrijdigheden in de literatuur. Dit eindwerk is zo opgezet dat het in afzonderlijke delen gelezen kan worden. Af en toe wordt verwezen naar andere hoofdstukken/ paragrafen. Voor het gemak van de lezer worden bepaalde zaken soms heel kort herhaald. Dit maakt het eindwerk zeer geschikt als efficiënt naslagwerk voor iedereen die het leest of even snel wil gebruiken in zijn/ haar praktijk. Deel 1 is een korte inleiding op het hoofdonderwerp en gaat over de voorbereiding en het verloop van de zwangerschap in het algemeen, deel 2 heeft betrekking op voeding, kruiden en medicijnen in relatie tot de zwangerschap, deel 3 behandelt de meest voorkomende kwalen, risico‟s en, tot slot, de bevalling. De zwangerschapskwalen en -risico‟s die in dit eindwerk de revue zullen passeren zijn: misselijkheid, brandend maagzuur, bloedarmoede, obstipatie, aambeien en spataderen, diarree, krampen en dikke enkels, zwangerschapsstriemen, vermoeidheid, duizeligheid, lage rugpijn, versterkte afscheiding en schimmel, slaapstoornissen en nervositeit, incontinentie en veel plassen, oedeem, zwangerschapsdiabetes, hypertensie en „zwangerschapsvergiftiging‟, open ruggetje en, tot slot, miskraam.
Jeroen van Rooij
p.6
Deel 1: Voorbereiding en verloop in het algemeen
Bron: alle foto‟s gebruikt in dit eindwerk zijn afkomstig uit: „Clip Art‟ van Microsoft Office Word 2003.
Jeroen van Rooij
p.7
1
Hoofdstuk 1: Kinderwens
1.1 Algemeen Hoewel ik in de inleiding aangaf dat de onderwerpen preconceptie, conceptie en vruchtbaarheid buiten het kader van dit eindwerk vallen, begin ik ter inleiding van het hoofdonderwerp toch in algemene termen met het voorstadium: de kinderwens. Nu realiseer ik mij goed dat lang niet alle zwangerschappen wenselijk zijn, maar in dergelijke gevallen zullen deze vrouwen, hoogst waarschijnlijk, ook geen potentiële cliënten zijn voor gezondheidsbegeleiders. 1.2 Voorbereiding De ene vrouw met kinderwens wordt direct zwanger, de ander na enkele maanden en ongeveer 10 procent van de koppels moet een jaar of langer wachten. Als een koppel een kinderwens heeft is het voor beide partners aangeraden om alvast zo gezond mogelijk te leven qua voeding, dagelijkse beweging, ontspanning, slaap en geestelijke rust. Zo is het lichaam in een goede conditie op het moment dat de zwangerschap ontstaat en hebben de eicel en het sperma de meeste kans op een optimale kwaliteit. De vier maanden die aan een conceptie voorafgaan zijn namelijk de meest vitale voor de normale ontwikkeling van sperma en eicel en, na hun versmelting, dus ook voor de foetus. Sommige bronnen spreken zelfs over anderhalf jaar voorafgaand aan de conceptie, maar voor de meeste mensen zullen vier maanden voorbereiding praktischer haalbaar zijn. Wat gezond leven meer concreet inhoudt wordt uitgelegd in hoofdstuk 2 en verder, maar het is bijvoorbeeld belangrijk om al voor de zwangerschap extra foliumzuur te slikken in de vorm van een voedingssupplement. Als men rookt en/ of alcohol drinkt is het aan te raden om hier drie tot zes maanden vooraf volledig mee te stoppen en, indien mogelijk, ook te stoppen met het slikken van medicijnen. Ook rokerige ruimten dient men het best te mijden. Dat geldt behalve voor de toekomstige moeder ook voor de toekomstige vader. Dit laatste, uiteraard, in verband met de kwaliteit van het sperma. Het vormen van sperma neemt vier maanden in beslag en in die periode zouden schadelijke invloeden ongunstig kunnen werken op de kwaliteit ervan. In het kader van dit eindwerk zal ik hier niet verder op ingaan. Een algehele controle vooraf door een arts zou ideaal zijn. Men kan zich bijvoorbeeld laten testen op allergieën, bloedkwaliteit (rode hond, rubella etcetera) en erfelijke ziekten die een gevaar voor de vrucht kunnen opleveren. Voorkomen is tenslotte beter dan genezen. Als in het eerste trimester bijvoorbeeld rode hond optreedt kan dat het gehoor, het zicht, het hart en de geestelijke ontwikkeling van het kind schaden. Als een rubellatest aantoont dat de vrouw immuun is, dan is vaccinatie niet nodig. Ook een bezoek aan een tandarts voor een uitgebreide controle is aan te bevelen in verband met de inwendige hygiëne die zijn weerslag kan hebben op de foetus. Tot slot geeft het bijhouden van een menstruatiekalender een goed overzicht van de vruchtbaarste dagen en het is later handig bij het uitrekenen van de verwachte bevallingsdatum. Bron: 1, 2
Jeroen van Rooij
p.8
2
Hoofdstuk 2: Zwangerschap op hoofdlijnen
Zwangerschap (graviditeit) is gedefinieerd als: “de toestand waarin een vrouw een bevruchte eicel, vervolgens een embryo en later een foetus in zich draagt (2).” 2.1 Conceptie De zwangerschap is een feit wanneer een eicel wordt bevrucht door een spermatozoïde en eindigt, normaal gesproken, met de geboorte van het kind. Ongeveer twee weken na het begin van de laatste menstruatie vindt meestal de conceptie plaats, enkele dagen daarna volgt de innesteling van het embryo in het baarmoederslijmvlies (zo niet, dan is er sprake van een buiten baarmoederlijke zwangerschap). In de regel begint men bij het vaststellen van de aanvang van de zwangerschap niet te tellen bij de veronderstelde datum van de bevruchting, maar bij de eerste dag van de laatste menstruatie, omdat deze preciezer vast te stellen is. De datum van de conceptie wordt geschat op ongeveer twee weken daarna; ergens tussen de drie dagen voor en één dag na de eisprong. Met deze berekening vindt de bevalling na gemiddeld 40 weken plaats. Een zwangerschapsduur tussen 37 en 42 weken wordt als normaal beschouwd. Als het embryo twee weken oud is begint het hartje al te kloppen, na 12 weken is het herkenbaar als een menselijk gedaante en zijn alle organen gevormd en na ongeveer 12 tot 16 weken kan de zwangere vrouw de baby al voelen schoppen. 2.2 Verloop De meeste zwangerschappen verlopen goed, maar de gezondheid van moeder en foetus dienen regelmatig opgevolgd te worden door een arts, vroedvrouw of gynaecoloog. De naturopaat of gezondheidsbegeleider kunnen extra hulp en tips geven, maar kunnen de reguliere geneeskunde nooit vervangen (!). 2.2.1
Eerste trimester
In het eerste zwangerschapstrimester is de zwangerschap niet of nauwelijks zichtbaar. Toch merken vrouwen, die net zwanger zijn, het wel degelijk aan hun lichaam. Het kind in de buik ontwikkelt zich razendsnel. In deze eerste drie maanden worden alle belangrijke organen gevormd; van hersenen en hart tot ogen en oren. Zelfs het gebit wordt al aangelegd, en na zeven weken heeft het al handen, voeten, vingers en tenen. Vanwege deze snelle ontwikkeling is een goede voeding vanaf het allereerste begin van groot belang; deze eerste weken zijn de meest beslissende momenten in de ontwikkeling van een baby. In deze fase van de zwangerschap hebben veel vrouwen last van vermoeidheid. Ook misselijkheid is een vaak voorkomende klacht en de geur van sommige voeding en dranken (onder andere koffie) kan als vies ervaren worden (zie ook deel 3, hoofdstuk 1). Het is waarschijnlijk dat hierdoor het embryo beschermd wordt tegen schadelijke stoffen. 2.2.2
Tweede trimester
Voor de meeste aanstaande moeders is dit de beste periode; de ergste vermoeidheid is voorbij en van de buik hebben ze nog relatief weinig last. Er kunnen in deze maanden echter wel zwangerschapskwaaltjes ontstaan waar middels voeding soms wat aan te doen is. Hierbij valt Jeroen van Rooij
p.9
met name te denken aan: verstopping, brandend maagzuur, vasthouden van vocht en soms bloedarmoede of diabetes. 2.2.3
Laatste trimester
De laatste drie maanden is de zwangerschap goed zichtbaar en het kind in de baarmoeder gaat veel energie vragen en het neemt snel in gewicht toe. Men komt gemiddeld 12 kilo aan, ongeveer een derde hiervan is het gewicht van het kind zelf. Vanaf week 20 komt het kind ongeveer 100 gram per week aan. Vanaf week 30 groeit het kind 150 tot 180 gram per week. Ondanks dat het kind groeit, komen de meeste vrouwen tegen het einde van de zwangerschap minder aan; de baby zit dan meestal zo dicht op de maag dat er niet veel kan worden gegeten. Het kind wordt in deze periode sterker, wat vooral te merken is aan de bewegingen die het maakt, ook lijkt het kind te reageren op geluiden uit de directe omgeving. Vanaf week 28 is het kind levensvatbaar en begint het zijn definitieve houding in de baarmoeder in te nemen. In de laatste weken wordt de bolle buik meestal als lastig ervaren. Mede hierdoor kunnen vrouwen wederom last krijgen van misselijkheid, brandend maagzuur, verstopping en vermoeidheid. 2.2.4
Gewichtstoename
Aankomen in gewicht tijdens de zwangerschap is uiteraard volstrekt normaal en varieert per vrouw, waarbij de gemiddelde gewichtstoename 12 kilogram is (zie tabel hieronder). De toename is afhankelijk van de grootte van de vrouw. Na de bevalling verliest men weer ongeveer 5 kilogram en in de kraamperiode nog eens ongeveer 4 kilogram. De overblijvende kilo's zijn bedoeld als reserve gedurende de borstvoedingsperiode. Tabel 2.1 Verdeling van de extra kilo’s: baby 3,5 kilo baarmoeder 1,0 kilo placenta 0,5 kilo extra bloed 1,5 kilo borsten 0,5 kilo extra vetvoorraad 3,0 kilo extra vocht 2,0 kilo Totaal 12 kilo Bron: Voedingscentrum.
Als de gewichtstoename veel minder of veel meer is dan bovenstaande richtlijn, dan zal de gezondheidsbegeleider aanbevelen om dit ook te bespreken met de verloskundige of gynaecoloog. Er wordt vervolgens gecontroleerd of het kind goed genoeg groeit of juist teveel gewicht aankomt. Er is, vanuit de wetenschap, echter nooit een verband aangetoond tussen de groei van het kind en de gewichtstoename van de moeder. De verloskundige of gynaecoloog kan bij overgewicht nagaan of er bijvoorbeeld teveel vocht wordt vastgehouden, het kind nogal groot is of dat er sprake is van diabetes. De gezondheidsbegeleider kan echter alleen controleren of er wel voldoende gezond wordt gegeten en checkt daarbij of de aanbevolen basisvoeding ongeveer wordt behaald en of er juist te veel vet, witmeel of suiker gegeten wordt. In beide gevallen zal de gezondheidsbegeleider de cliënt hierop aanspreken, tenslotte blijft de verantwoordelijkheid liggen waar hij hoort te liggen. Jeroen van Rooij
p.10
2.2.5
Afvallen
Het is ten zeerste afgeraden om te lijnen tijdens de zwangerschap, omdat het dan moeilijk wordt om voldoende voedingsstoffen binnen te krijgen en daarmee voor de moeder en het (ongeboren) kind tekorten aan vitaminen, mineralen en andere bouwstoffen kunnen ontstaan. Anderzijds is het eten voor twee ook beslist overbodig. Desalniettemin hebben sommige vrouwen een (veel) grotere eetlust dan normaal of hebben ze opeens heel veel behoefte aan bijvoorbeeld augurken, haring, chocolade of frietjes. Het is, doorgaans, geen onoverkomelijk probleem om af en toe mee te gaan in de snoeplust, maar als het gewicht te snel stijgt is het van extra belang om volkoren producten te eten in plaats van witmeelproducten, volle granen geven namelijk sneller een verzadigd gevoel en zijn vele malen voedzamer. Als tussendoortjes zijn groenten en fruit aan te bevelen in plaats van suikerrijke producten en het is van belang om niet teveel lekkernijen in huis te halen en voldoende afleiding te zoeken door bijvoorbeeld te gaan wandelen, te vrijen, een goed gesprek aan te gaan met een vriendin etcetera. Voor uitgebreide informatie over gezonde voeding tijdens zwangerschap verwijs ik u naar de volgende hoofdstukken. Bron: 1, 2, 3
Jeroen van Rooij
p.11
Deel 2: Voeding, kruiden en medicijnen bij zwangerschap
Jeroen van Rooij
p.12
1
Hoofdstuk 1: Voeding en zwangerschap
In dit deel worden de belangrijkste voedings- en consumptiemiddelen bij zwangerschap besproken. Voor maatwerk en volledigheid wordt u, echter, doorverwezen naar een gezondheidsbegeleider bij u in de buurt. 1.1 Aan te raden voedings- en consumptiemiddelen bij zwangerschap Gezonde voeding is tijdens, en voorafgaand aan, de zwangerschap van groot belang voor moeder en kind. Hierbij gaat het niet zozeer om kwantiteit, maar vooral om de kwaliteit van de voeding. Het „zwangeren‟ kost weliswaar extra energie, maar de meeste vrouwen bewegen minder tijdens de zwangerschap, waardoor ze ook minder energie verbruiken. Het is daarmee dat het niet nodig is om veel extra te eten. De zwangere vrouw moet niet twee keer zoveel eten, maar twee keer beter. Daar komt nog bij dat, hoewel de groeiende foetus de behoefte aan voedsel - theoretisch gezien - doet stijgen in vergelijking met de periode voor de zwangerschap, er in overvloedige westerse landen als België en Nederland meestal meer voeding geconsumeerd wordt dan men eigenlijk nodig heeft. De gemiddeld gezonde zwangere vrouw zou dus geen angst voor tekorten hoeven te hebben. De basisvoeding die voor volwassenen wordt aanbevolen (zie volgende paragraaf) bevat dus, in principe, ook voor zwangere vrouwen (en het ongeboren kind) voldoende nutriënten. De enige gekende uitzonderingen op deze regel bij gezonde vrouwen zijn: - tweelingzwangerschappen; - jonge moeders die hun groei nog niet volledig afgemaakt hebben (in de regel: zwanger binnen de drie tot vier jaar na de eerste menstruatie). In deze situaties zijn, individueel bekeken, extra toevoegingen vaak gewenst. De naturopaat of gezondheidsbegeleider kan hierin maatwerkadvies geven. 1.1.1
Basisvoeding
Hier volgt een overzicht van de basisvoeding die, gemiddeld per dag, benodigd is tijdens de zwangerschap. -“brood: 6 sneetjes (205 gram); - aardappelen, rijst, pasta of peulvruchten: 4 stuks of 4 opscheplepels (200 gram); - groente: 4 opscheplepels (200 gram); - fruit: 2 stuks (200 gram); - zuivel: 400 ml melkproducten en 20 gram (1 plak) kaas; - vlees(waren), vis, ei en vleesvervangers: 100-120 gram (gaar gewicht); - halvarine, margarine, bak- en braadproducten: 40 gram; - dranken: 1,5 liter.“ Bron: Voedingscentrum
1.1.2
Gemiddeld aanbevolen hoeveelheden voedingsmiddelen per dag
Voor voedingsmiddelengroepen uit de “Schijf van Vijf” zijn de aanbevolen hoeveelheden opgesteld per leeftijdsgroep en per geslacht. De hoeveelheden geven de kwantiteit aan die men gemiddeld per dag nodig heeft om voldoende koolhydraten, eiwitten, vetten, vitamines en mineralen binnen te krijgen. Voor alle duidelijkheid: koolhydraten zijn de groep van suikers ter levering van energie, eiwitten zijn de bouwstoffen voor het lichaam, vetten (onverzadigde, maar ook verzadigde) zijn belangrijk voor een goede stofwisseling, energieopslag en isolatie. Vitamines en mineralen hebben vele functies waaronder het verhogen van de weerstand tegen Jeroen van Rooij
p.13
ziekten en ze spelen vele rollen in de stofwisseling en het goed functioneren van organen en zintuigen. Per leeftijdscategorie gelden de kleinste hoeveelheden voor de vrouwen en de grootste voor mannen. Bij alle genoemde kwantiteiten gaat het om het gewicht van de producten zoals ze geconsumeerd worden. Tabel 1.1 1-3 jaar
4-8 jaar
9-13 jaar
14-18 jaar
19-50 jaar
51-70 jaar
70+ jaar
50-100 1-2 150 1½ 70-105 2-3
100-150 2-3 s 150 1½ 105-140 3-4
150-200 3-4 200 2 140-175 4-5
200 4 200 2 210-245 6-7
200 4 200 2 210-245 6-7
200 4 200 2 175-210 5-6
150 3 200 2 140-175 4-5
50-100 1-2
100-150 2-3
150-200 3-4
200-250 4-5
200-250 4-5
150-200 3-4
125-175 2-4
300 ml 10 ½ 60
400 ml 10 ½ 60 - 80
600 ml 20 1 80 - 100
600 ml 20 1 100 125
450 ml 30 1½ 100 125
500 ml 30 1½ 100 125
650 ml 20 1 100 125
10-15
15-20
20-25
30-35
30-35
25-30
20-25
1 ½ -2 liter
1 ½ -2 liter
1 ½ -2 liter
Groenten gr.: opscheplepels: Fruit gr. stuk(s): Brood gr.: sneetjes Aardappelen, rijst, pasta, peulvruchten gr.: aardappelen/opscheplepels: Melk(producten) Kaas gr.: plak: Vlees(waren), vis, kip, eieren, vleesvervangers (gr.:) Margarine met maximaal 40% vet (5gr/ sneetje) gr.: Bak-, braaden frituurproducten, olie Dranken (inclusief melk)
15 gr. (1 lepel) ¾ liter
1 liter
1-1 liter
½
1-1 liter
½
Bron: Voedingscentrum.
Waar staat „brood‟, zal de gezondheidsbegeleider volkoren aanbevelen, datzelfde geldt voor rijst en pasta. Waar staat „melkproducten‟ zal de gezondheidsbegeleider enkel gefermenteerde melkproducten aanbevelen, omdat die minder lactose bevatten en beter verteerbaar zijn. Te denken valt met name aan kefir, biogarde, yoghurt en platte kaas. Het eten van vlees zal de gezondheidsbegeleider mede laten afhangen van iemands bloedgroep (bloedgroependieet van Peter D‟Adamo). Iemand met bloedgroep O, bijvoorbeeld, kan meer vlees verdragen dan iemand met bloedgroep A, waarvoor voornamelijk vegetarisch voedsel aanbevolen wordt. Halvarine en margarine zijn niet de producten die een gezondheidsbegeleider zal aanbevelen gezien de twijfelachtige (kunstmatige) kwaliteit ervan. Bij voorkeur worden (bijna) verzadigde plantaardige vetten als palmolie en kokosolie en enkelvoudig onverzadigde vetten als olijfolie gebruikt, vooral bij bakken, braden en frituren. Echte roomboter (verzadigd dierlijk vet) is een acceptabel alternatief, omdat het geen schadelijke transvetten vormt bij verhitting. Voor alle voeding geldt: bij voorkeur van biologische kwaliteit.
Jeroen van Rooij
p.14
1.2 Kwaliteitsvoeding Onder kwaliteitsvoeding wordt, voor alle duidelijkheid, volwaardige natuurlijke voeding verstaan dat onze overgrootouders zouden herkennen als voeding als ze, herrezen uit de dood, een bezoek zouden brengen aan onze hedendaagse supermarkten. Uiteraard het liefst van biologische (of biodynamische) kwaliteit, dat wil zeggen: onbewerkt, onbespoten, gekweekt zonder kunstmest en klaargemaakt zonder toevoegingen. Daarnaast kan men eventueel ook nog kijken naar de hoeveelheid zonne-energie die in de voeding zit. Hoe meer de planten of dieren in het zonnetje hebben gestaan, hoe meer vitaliteit er in zit. Zongerijpte tomaten en sinaasappels hebben zo de voorkeur voor de niet zongerijpte. Vrije-uitloop-kippenvlees heeft de voorkeur voor kippenvlees uit de bio-industrie (die niet zo bio is als dat het klinkt).
1.3 Extra vitaminen en mineralen Voedingssupplementen met vitaminen en mineralen worden aangeprezen alsof er geen andere manier is om gezond te blijven. De gezondheidsbegeleider zal hier altijd kritisch mee omgaan. Enerzijds is het namelijk zo dat wie gezond eet - met de 'voedingswijzer' als algemeen aanvaarde en zeer globale richtlijn - normaal gesproken, van alle vitamines en mineralen voldoende binnenkrijgt. Anderzijds is ook aangetoond dat de westerse voeding de afgelopen 60 jaar is verarmd aan vitaminen en mineralen als gevolg van verschraalde landbouwgronden. Biologisch geteelde gewassen zijn dan het eerste alternatief, tenzij er individuele tekorten vastgesteld zijn, waar enkel supplementen snel genoeg soelaas bieden. In dergelijke gevallen zal, doorgaans, overleg gepleegd worden met de behandelend (huis)arts om de soort en dosering te bepalen voor de betreffende zwangere vrouw. 1.3.1
Foliumzuur, vitamine D en calcium
Op bovenstaande richtlijn zijn echter drie belangrijke en veelvoorkomende uitzonderingen waarbij er behoefte aan suppletie is. Naast de gezonde basisvoeding is het slikken van Jeroen van Rooij
p.15
foliumzuur (vitamine B9 of B11) tijdens en voorafgaand aan de zwangerschap namelijk wel aanbevolen en dat geldt ook voor vitamine D en calcium. Tekorten hieraan kunnen leiden tot allerhande zwangerschapskwaaltjes (zie deel 3, hoofdstuk 1). Eventueel kan men, aanvullend, nog denken aan vitamine B12 en zink ter voorkoming van een kind met een Neuraal buisdefect (NBD). 1.3.1.1
Foliumzuur
Bij de vorming van het zenuwstelsel, dat vanaf de eerste dag na de bevruchting wordt gevormd, is foliumzuur van groot belang voor de celdeling en de eiwitstofwisseling en het vermindert de kans op een neuraal-buisdefect (NBD), zoals een open ruggetje, een hazenlip, een open gehemelte en andere geboorteafwijkingen (zie deel 3, hoofdstuk 2). Foliumzuur kan, overigens, ook ingezet worden tegen melasme (zwangerschapsmasker, oftewel een onesthetische en sterk storende pigmentatiestoornis van het gezicht). Vanaf, ten minste, vier weken voor de bevruchting tot en met de eerste acht weken van de zwangerschap wordt het dagelijks gebruik van foliumzuurtabletten met 400 tot 500 microgram foliumzuur (ongeacht de hoeveelheid foliumzuur die men met het eten binnenkrijgt) streng aanbevolen door artsen, verloskundigen en gezondheidsbegeleiders. Het is echter nog beter om te beginnen met slikken zodra zwangerschap gewenst is. In natuurlijke vorm komt foliumzuur veel voor in donkergroene bladgroenten, broccoli, asperges, spelt, tarwe, noten, gist, zuivel en lever. Als men gevarieerd eet wordt er onder normale omstandigheden voldoende foliumzuur opgenomen, maar vrouwen die net zwanger zijn kunnen niet de gewenste hoeveelheid voor het ongeboren kind „erbij‟ eten. Hierbij valt op te merken dat men in de tijd van voor de voedingssupplementen de benodigde hoeveelheid foliumzuur weldegelijk enkel uit de voeding moest halen. In die tijd at de westerse mens, echter, voeding die nog erg rijk was aan vitaminen en mineralen. Tegenwoordig is het door de intensieve landbouw en de verschraling van de landbouwgronden erg moeilijk om voldoende foliumzuur direct uit groenten en granen te halen. Zelfs volledig biologisch voedsel biedt geen garanties meer; het grootste voordeel hierbij is vooral het feit dat ze veel minder tot geheel niet bespoten worden met landbouwgif. Na acht weken zwangerschap is een foliumzuursupplement niet meer nodig in relatie tot het risico op een NBD, maar voldoende foliumzuur blijft van belang, omdat ook voor het verdere verloop van de zwangerschap meer foliumzuur nodig is dan normaal. Gezond en gevarieerd blijven eten, met veel (biologische) groenten en volkoren graanproducten, blijft dus van belang. Wil men het zekere voor het onzekere nemen, dan is het geen probleem om te blijven doorgaan met het dagelijks slikken van een supplement, conform de aanbevolen dosis. Ook als een zwangerschap lang op zich laat wachten is het goed om door te gaan met het slikken van foliumzuurtabletten. Bij minder dan één milligram per dag is er namelijk geen risico van een te hoge inname. Ook als men pas laat weet dat men zwanger is, wat soms gebeurd, en daardoor misschien veel langer foliumzuur gebruikt dan geadviseerd werd, is dat geen enkel probleem. Bron: 1, 2, 5
Jeroen van Rooij
p.16
1.3.1.2
Vitamine D
Extra vitamine D wordt gedurende de gehele zwangerschap geadviseerd, in een dagelijkse suppletie van vijf microgram. Deze vitamine helpt om calcium goed uit de voeding op te nemen, waarmee het skelet en het gebit van de foetus wordt opgebouwd en in stand gehouden. Volwassenen die regelmatig buiten in het zonlicht komen maken zelf voldoende vitamine D aan door de aanwezigheid van provitamine D in de huid wat, onder invloed van licht, transformeert tot vitamine D. Daarnaast levert voeding deze vitamine ook aan. De hoeveelheid vitamine D die tijdens de zwangerschap extra benodigd is kan men echter onmogelijk enkel via de voeding opnemen (de gemiddelde basisvoeding levert ongeveer drie microgram per dag) of zelf aanmaken uit zonlicht, daarom wordt suppletie met vijf (tot tien) microgram aangeraden. Vitamine D is echter niet geheel onschadelijk (!). Het is een in vet oplosbare vitamine, net als de vitaminen A, E en K en wordt bij een te grote hoeveelheid opgeslagen in de vetweefsels en dus niet afgevoerd via water. Het risico op afwijkingen bij de baby (verkalking van nieren, bloedvaten, hart of longen) als gevolg van een overschot is dus aanwezig, maar blijkt in de praktijk erg klein, omdat er eerder een tekort aan bestaat bij de meeste zwangeren. Als men zich houdt aan de dagelijks aanbevolen dosis valt er niets te vrezen. Belangrijke bronnen van vitamine D zijn visleverolie, vette vissen (haring, zalm etcetera), zuivelproducten, eieren, boter, tarwekiemolie, kolen en sinaasappels. Wil men toch extra (andere) vitamines en mineralen gebruiken dan is het aangeraden om een multivitaminen-preparaat speciaal voor zwangere vrouwen te slikken, volgens de aanbevolen dosis. Meestal wordt een laag gedoseerd preparaat (maximaal één keer de aanbevolen hoeveelheid per dag) aangeraden. Een gekwalificeerd multivitaminen-preparaat, verkrijgbaar bij de apotheek, levert een goede en veilige hoeveelheid foliumzuur, vitamine D en andere vitamines en mineralen. 1.3.1.3
Calcium
Calcium is, zoals uit bovenstaande valt af te leiden, iets meer benodigd dan normaal gedurende de zwangerschap. Het is namelijk onmisbaar voor een gezond skelet en gebit en het zorgt voor een goede werking van spieren en zenuwen. Het betekend echter niet dat er opeens grote hoeveelheden melk(producten) genuttigd moeten worden. Volgens de meeste geraadpleegde populaire bronnen (zie literatuurlijst) zijn twee tot drie glazen melk en één tot twee plakken kaas per dag voldoende om in de calciumbehoefte te voorzien. In plaats daarvan kan men, volgens deze bronnen, ook kiezen voor karnemelk, drinkyoghurt, chocolademelk, yoghurt of vla. Als men kiest voor kaas dan hebben de minder vette soorten de voorkeur. De gezondheidsbegeleider zal echter geen melk aanbevelen, omdat veel mensen moeite hebben met het verteren van de lactose (melksuiker), als gevolg van een gebrek aan het enzym lactase. Hierdoor kunnen diverse spijsverteringsklachten ontstaan, met symptomen als diarree, buikpijn, maagklachten en vermoeidheid. Koemelk is nu eenmaal voor het kalf bestemd en niet voor de mens. Daarnaast is de verhouding calcium-fosfor in melk dermate ongunstig dat het eerder een botafbrekend dan een botopbouwend effect heeft. In plaats van melk en kaas hebben de gefermenteerde melkproducten de voorkeur, omdat ze voorverteerd zijn door bacteriën en daarmee minder lactose bevatten, te denken valt aan kefir, biogarde, kwark en yoghurt. Daarnaast kan men, bij calcium, ook denken aan bijvoorbeeld brandnetel, sesamzaad, rammenas, radijs en tofu. Bron: 2, 3, 4, 5
Vegetarische en andere diëten Jeroen van Rooij
p.17
Vegetariërs eten geen vlees en gevogelte en meestal ook geen vis, maar de meeste vegetariërs eten of drinken wel (gefermenteerde) melkproducten, kaas en eieren (lacto-ovo-vegetariërs). Het is mogelijk om gezond te eten zonder vlees, wat veelal afhangt van iemands constitutie (denk aan het bloedgroependieet van Peter D‟Adamo) en de kwaliteit van de voeding. Vegetarische voeding met voldoende groenten, fruit, brood, aardappelen, graanproducten, peulvruchten, zuivelproducten, eieren en vleesvervangers geeft, in principe, alle bouwstoffen benodigd voor het lichaam. 1.3.1.4
Vitamines B
Vegetarisch eten is ook tijdens de zwangerschap, in principe, geen probleem. Zonder vlees en/ of vis op het menu is het echter wel van belang om erop te letten dat er voldoende vitamines B en ijzer genuttigd worden. Vitamines B (B1 tot en met B12) zijn van groot belang voor de stofwisseling (B2 en B6), de celdeling (B12), het afweersysteem (B6) en de weerstand tegen pijn (B1) en zitten met name in volkorenproducten, aardappelen, peulvruchten, eieren en zuivelproducten. Vitamine B12 zit, volgens het Voedingscentrum (Den Haag), alleen in dierlijke producten en daardoor zouden vooral vlees, zuivelproducten, kaas en ei belangrijke bronnen voor deze vitamine zijn. Als er weinig of geen dierlijke producten worden gegeten, wordt het inderdaad veel moeilijker om voldoende vitamine B12 binnen te krijgen, maar er zijn weldegelijk plantaardige bronnen voor vitamine B12. Hierbij valt, met name, te denken aan traditionele Aziatische miso en tempeh, deze bevatten grote hoeveelheden B12. Echter, doordat men deze (traditioneel bereide) producten steeds moeilijker kan vinden zal men veelal uitkomen bij verrijkte cereals en verrijkte sojamelk. Veganistische, macrobiotische en andere diëten vragen een zeer goede en specifieke kennis van de voedingsleer om zo eventuele tekorten op te vangen. Een bezoek aan een naturopaat of gezondheidsbegeleider is hier aan te bevelen. Deze kan namelijk individueel bekijken of er een risico op tekorten bestaat. In ieder geval is het af te raden om tijdens een zwangerschap plots om te schakelen van voedingsgewoonten. Het vraagt van het lichaam een grote reorganisatie en zuiveringstijd, zeker bij een zwangere vrouw. Een eventuele aanpassing van een dieet gaat dus het beste geleidelijk aan. In het kader van dit eindwerk ga ik hier niet gedetailleerd op in, maar de „rode draad‟ in het verhaal is op alle diëten van toepassing. 1.3.1.5
IJzer
IJzer is van groot belang voor de productie van hemoglobine (rood pigment van rode bloedcellen), wat verantwoordelijk is voor het zuurstoftransport naar de lichaamsweefsels en daarmee voor de energiehuishouding. Bij een tekort klaagt men over vermoeidheid of zelfs bloedarmoede (zie deel 3, hoofdstuk 1). Men treft ijzer vooral aan in kwaliteitsvlees en -vis (bij voorkeur biologisch), maar als men een voorkeur heeft voor vegetarisch voedsel dan is het van belang om ervoor te zorgen dat er ijzerrijke substituten gegeten worden, zoals volkorenbrood, granen, zeewier, groene groenten, peulvruchten, rode biet, rode vruchten, pompoen en eieren. Tijdens een zwangerschap komt het geregeld voor dat men een laag ijzergehalte in het bloed heeft. Wetenschappers vragen zich echter af of dit echt een tekort is, of dat de foetus zijn voorraad ijzer opslaat voor de eerste levensmaanden (na geboorte) of dat dit het gevolg is van de verdunning van het bloed die normaal optreedt tijdens een zwangerschap. Het officiële antwoord hierop waait voorlopig nog in de wind. Jeroen van Rooij
p.18
Aangezien vitamine C de opname van ijzer bevordert, zijn vitamine C-rijke groenten, fruit of vruchtensap aan te bevelen bij elke maaltijd. Een glas vers geperst grapefruitsap bij het ontbijt, rauwkost bij de lunch en een portie groente bij het avondeten volstaat, normaal gesproken. Als men veganistisch wenst te eten, is raadpleging van een gezondheidsbegeleider van belang; deze kan namelijk beoordelen of de voeding volwaardig genoeg is. In het kader van dit eindwerk ga ik hier niet verder op in. Eiwitten komen in een gevarieerde vegetarische voeding met genoeg brood, graanproducten, peulvruchten, ei en vleesvervangers ruim voldoende voor. De westerse mens krijgt er eerder teveel dan te weinig van binnen.
1.3.1.6
„Suikergoed en marsepein‟
Met de aanbevolen basisvoeding krijgt elke zwangere vrouw, in principe, voldoende voedingsstoffen binnen. Voldoende variatie in groenten en fruit is heel belangrijk. Natuurlijk is er ruimte voor tussendoortjes als een koek, een glas vruchtensap of een beetje chips. Hierbij geldt wel dat ze bij voorkeur biologisch zijn en, voor wat betreft de chips en de koekjes, dat ze gebakken zijn in, bij voorkeur, palm- of kokosolie en dat men ze niet te veel eet om overgewicht te voorkomen. Volgens het Voedingscentrum zijn zoetstoffen ook tijdens de zwangerschap niet schadelijk. Ook het gebruik van zoetjes, light- en andere producten met zoetstoffen is volgens het Voedingscentrum geen probleem. Voor iedereen, dus ook voor zwangere vrouwen, geldt dat van deze stoffen niet meer dan de aanvaardbare dagelijkse inname (ADI) gebruikt mag worden. Voor een gezondheidsbegeleider is een dergelijke stelling een doorn in het oog, want van geraffineerde en kunstmatige zoetstoffen is inmiddels bekend dat het nutriëntenrovers zijn en het lichaam dus beroven van waardevolle vitamines en mineralen. Zonder deze nutriënten kunnen deze zoetstoffen namelijk niet door het lichaam verteerd worden. Light-producten met aspartaam of acesulfaam K staan momenteel zelfs ter discussie voor wat betreft hun potentiële schadelijkheid voor de gezondheid. Voor de gezondheidsbegeleider ligt hier een belangrijke bewustwordingstaak, om maar niet te spreken van opvoedingstaak. Bron: 5, 6, 7, 8
Jeroen van Rooij
p.19
2
Hoofdstuk 2: Af te raden voedings- en consumptiemiddelen
2.1 Vitamine A-supplementen Vitamine A is primair van belang voor de juiste werking van de schildklier van de moeder; een gebrek eraan kan in verband worden gebracht met diabetes. Verder is het van belang voor de zintuigen, de huid en het skelet van de foetus en werkt het tegen infecties. Tijdens de zwangerschap mogen, echter, geen vitamine-A-supplementen geslikt worden, omdat een teveel aan vitamine A (retinol) tot aangeboren afwijkingen kan leiden. Vitamine A behoort, zoals reeds eerder vermeld, tot de in vet oplosbare vitaminen (vitaminen A D E K) en wordt bij een overschot opgeslagen in de vetweefsels. Om dezelfde reden wordt het gebruik van gewone multivitaminepreparaten afgeraden, hier zit namelijk ook vitamine A in. Supplementen speciaal voor zwangeren zijn een alternatief. Deze bevatten niet te veel vitamine A, mits de aanbevolen dosering wordt gerespecteerd. In de plaats van supplementen kan men ook voeding rijk aan vitamine A of bètacaroteen tot zich nemen. Te denken valt aan met name kleine hoeveelheden leverproducten (maximaal 15 tot 20 gram per dag), vette vis, boter, kaas en eieren en donker groene, gele, rode en oranje groenten, zoals wortels, pompoen, abrikoos, perzik etcetera. Vitamine A-zuur Vitamine A-zuur (zoals tretinoine en isotretoine) bevattende crème of afgeleide middelen bij de behandeling tegen rimpels, acne, mee-eters en dergelijke mogen niet door zwangere vrouwen worden gebruikt, eveneens omdat het net als vitamine A tot aangeboren afwijkingen kan leiden. Vitamine A-zuur geeft een lichte peeling van de huid en heeft een stimulerend effect op het bindweefsel in de huid. Het mag beslist niet gebruikt worden bij melasme en is, niet voor niets, alleen op doktersrecept verkrijgbaar. 2.2 Alcohol: Er zijn steeds meer bewijzen dat het drinken van alcoholische dranken een negatieve invloed heeft op de vruchtbaarheid, het ongeboren kind en het risico op een miskraam kan verhogen. Het wordt dan ook aangeraden om vanaf het moment van de zwangerschapswens en tijdens de zwangerschap geheel geen alcohol te drinken. Vanuit de wetenschap is er momenteel geen veilige ondergrens bekend waarvan met zekerheid kan worden gezegd dat er geen negatief effect is op de vruchtbaarheid en het ongeboren kind. Op elk moment van de zwangerschap kan alcohol negatieve effecten veroorzaken. Naarmate het alcoholgebruik hoger is nemen de risico‟s en de ernst ervan uiteraard toe. Alcohol gaat namelijk via de placenta over van de moeder naar het kind zonder enige afbraak. De alcoholconcentratie in het kind is daarmee gelijk aan die in het bloed van de moeder. Hierdoor vergroot de kans op miskramen, vroeg- en doodgeboorte, groeiafwijkingen en een laag geboortegewicht. Daarnaast kan het een negatieve invloed hebben op de latere ontwikkeling van het kind. Het is namelijk aangetoond dat, op deze manier, aan alcohol blootgestelde kinderen meer huilen, slechter slapen, trager reageren en langzamer kalmeren. Ze hebben gemiddeld een lagere intelligentie, meer leerstoornissen en sociale problemen. Bron: 1, 2, 3, 18
Zware drinkers tijdens een zwangerschap hebben een verhoogde kans op een kind met foetaal alcohol syndroom (FAS), wat wordt gekenmerkt door groeiachterstand, afwijkende Jeroen van Rooij
p.20
gelaatskenmerken, neurologische en hartafwijkingen en misvormingen van ledematen. Vanaf zes glazen per dag neemt het risico op FAS of FAS-gerelateerde aandoeningen toe. Ook mannen kunnen beter geen alcohol drinken totdat de partner daadwerkelijk zwanger is, omdat het invloed heeft op de kwaliteit van het sperma. In het kader van dit eindwerk zal hier niet dieper op ingegaan worden. 2.3 Tabak: Roken is slecht voor de moeder en vreselijk slecht voor het kind, want schadelijke stoffen als nicotine en koolmonoxide komen via de placenta bij het kind. Er is daarmee een verhoogde kans op een baby met een laag geboortegewicht. Nicotine leidt namelijk tot vaatvernauwing (slechte doorbloeding placenta) en koolmonoxide neemt in het bloed de plaats in van zuurstof. Mede daardoor is het geboortegewicht van de meerokende baby gemiddeld 250 gram lager en is ook de weerstand verzwakt. Stoppen met roken is een voor de hand liggend advies, mede omdat rook ook slecht is voor het kind als het eenmaal geboren is. “Roken vergroot ook de kans op onvruchtbaarheid; bij rokende vrouwen is de tijd tot de conceptie gemiddeld 30 procent langer dan bij niet-rokende. Het vergroot ook de kans op een miskraam of vroeggeboorte. Daarnaast is in het eerste levensjaar de kans op luchtweginfecties en wiegendood groter. Kinderen van meerokende vrouwen blijken bij intelligentietests gemiddeld 'normaal' te scoren, maar kinderen van rokende vrouwen leggen gemiddeld minder goede testen af. Dit is voor het eerst onderzocht door onderzoekers van de universiteit van Rochester (VS), die bij een onderzoek tussen 1979 en 1983 ongeveer 400 kinderen betrokken. Bij het onderzoek werd rekening gehouden met factoren als dieet, opvoeding, leeftijd, afkomst en IQ van de rokende vrouw (6).” Latere onderzoeken, op basis van andere protocollen, hebben dit alleen maar bevestigd. Kinderen van vaders die dagelijks meer dan twintig sigaretten roken hebben twee keer zoveel kans op een hazenlip of hartafwijking als kinderen van niet-rokers. Tabaksrook bevat namelijk veel stoffen die zeer schadelijk zijn voor het genetisch materiaal in sperma. Het mechanisme om de schade die vrije radicalen aanrichten te herstellen werkt onvoldoende wegens de grote overvloed van die stoffen in de rook. Ook anti-oxidanten, zoals vitamine C en E en bètacaroteen zijn dan ontoereikend. In het kader van dit eindwerk zal hier niet dieper op ingegaan worden. Ondanks bovenstaande feiten blijkt uit statistieken van de Nederlandse Kankerbestrijding dat één op de vier vrouwen blijft drinken en ongeveer één op de vijf zwangere vrouwen blijft roken. Er is dus nog voldoende werk aan de winkel voor gezondheidsbegeleiders. Bron: 5, 6, 7, 8
2.4 Drugs: Alle vormen van drugs zijn in principe gevaarlijk, vooral tijdens de zwangerschap. Als men uit gewoonte hasjiesj of marihuana rookt of cocaïne gebruikt, zal men daar gedurende de zwangerschap radicaal mee moeten stoppen. Dit geldt nog meer voor heroïne, LSD en alle andere hallucinogene, narcotiserende en stimulerende middelen. Stoppen met het gebruik ervan blijkt echter niet evident te zijn en is soms zelfs „onmogelijk‟. Welke gevolgen het gebruik precies voor de foetus heeft is nog onvoldoende onderzocht, maar de medische wereld gaat ervan uit dat alle drugs - net als alcohol en tabak - schadelijk zijn, vooral bij regelmatig gebruik. Er zijn bijvoorbeeld indicaties dat baby's van vaders die rond de verwekking middelen tegen epilepsie Jeroen van Rooij
p.21
gebruikten vaker met een aangeboren afwijking ter wereld komen. Dezelfde gevolgen zijn via dierproeven vastgesteld voor morfine en andere narcotica. Van LSD is aangetoond dat het gebruik kan leiden tot veranderingen in de rangschikking van de chromosomen in het sperma, wat kan leiden tot een miskraam en misschien een grotere kans op anencefalie (vorm van neuraal buisdefect, zie deel 3, hoofdstuk 2) bij de baby. Hoewel ik als gezondheidsbegeleider zeer kritisch tegenover de voorspellende waarde van dierproeven voor de mens sta, lijkt het me inderdaad ook erg verstandig om minstens drie maanden voordat men een kind wil verwekken samen met de arts de drugs of medicamenten die men gebruikt kritisch te bekijken. Indien nodig, kan men de therapie aanpassen of het gebruik volledig stoppen. Drie maanden is een minimum, omdat nog lange tijd sporen van drugs en/ of medicamenten in het lichaam en het sperma worden aangetroffen. Ook bij het gebruik van sociale drugs dient men voorzichtig te zijn. Indien man en/ of vrouw rond de conceptie iets hebben gebruikt dat wellicht gevaarlijk kan zijn voor de baby, gaat men het beste eerst een goed gesprek aan met de (huis)arts. Deze kan inlichtingen geven over de schadelijke effecten ervan of doorverwijzen naar een deskundige. Meestal zal er geen sprake zijn van echt schadelijke nevenwerkingen, maar soms is toch de vraag aan de orde of zwangerschapsafbreking, al dan niet, nodig is. 2.5 Leverproducten: Lever en dagelijks belegde boterhammen met meer dan 15 tot 20 gram leverwaren - zoals leverworst, leverpastei, paté, Hausmacher, Berliner en leverkaas - worden afgeraden, omdat deze producten al snel een te grote hoeveelheid vitamine A bevatten. Een teveel hieraan kan, zoals reeds eerder vermeld, afwijkingen aan het ongeboren kind veroorzaken. 2.6 Charcuterie en voeding rijk aan nitraat: Charcuterie en verwerkte vleeswaren van lage kwaliteit bevatten vaak veel nitraten en nitrieten. Nitrieten worden vaak aan vlees toegevoegd (E249 = kaliumnitriet, E250 = natriumnitriet) om verkleuring te voorkomen en om bacteriegroei te remmen. Nitraten zijn vrij onschuldig en komen van nature veel voor in voeding; denk hierbij bijvoorbeeld aan spinazie, wortel, radijs, komkommer en bladgroenten. Vers of gekoeld blijft het gehalte laag, maar niet vers en ongekoeld zal het nitraatgehalte drastisch stijgen binnen vier dagen. Een probleem met nitraten kan echter ontstaan bij de omzetting in nitrieten. Ten eerste kunnen nitrieten in bepaalde omstandigheden omgezet worden in mogelijk kankerverwekkende nitrosaminen en ten tweede kunnen ze in het bloed hemoglobine omvormen tot methemoglobine (hemoglobine dat geen zuurstof transporteert), wat kan leiden tot anemie (bloedarmoede) en cyanose (blauw kleuren van de huid door een tekort aan zuurstof in het bloed). Vooral zuigelingen zijn hier heel gevoelig voor. De aanwezigheid van nitriet kan dus zuurstof in het bloed minder beschikbaar maken. Het mijden van verwerkte vleeswaren en niet-verse of ongekoelde groenten is dus sterk aanbevolen. Bron: 3, 4, 9, 19
2.7 Zout: Men dient altijd, maar vooral tijdens een zwangerschap, matig om te gaan met het gebruik van zout, vooral geraffineerd (keuken)zout. Te veel keukenzout belast de nieren en de circulatie en het verdringt kalium en calcium uit de weefsels. Bloed wordt er door ingedikt waardoor de Jeroen van Rooij
p.22
bloeddruk verhoogt, terwijl vocht zich ophoopt in de weefsels (oedeem). In extreme gevallen zou dit kunnen leiden tot zwangerschapshypertensie (zie deel 3, hoofdstuk 2) en een moeilijk verlopende bevalling als gevolg van de vochtophoping. Sommige artsen raden zelfs een zoutloos dieet aan (zonder toevoeging van extra keukenzout) in de laatste twee weken voor de bevalling. Het kind zal hierdoor namelijk minder in gewicht toenemen en bij de moeder neemt de elasticiteit van het baringskanaal toe. Indien men zoutloze voeding niet wil of kan eten, dan is Himalayazout, natuurzuiver zeezout, kruidenzout of dieetzout het beste alternatief in verband met een betere mineralenbalans. 2.8 Cafeïne Naarmate een zwangere vrouw meer cafeïne binnenkrijgt, stijgt de kans op een vroeggeboorte, een miskraam of op een baby met een laag geboortegewicht noemenswaardig. Daar komt bij dat de zwangere vrouw de cafeïne minder snel metaboliseert (tijd om cafeïnespiegel te laten halveren duurt 7,5 tot 12,5 uur in plaats van drie tot vijf uur voor een niet zwangere, volwassen vrouw). Koffie, thee, chocolade en zogenaamde „energydrinks‟ met een grote hoeveelheid cafeïne kunnen dus het beste vermeden worden. Wil men deze middelen toch nuttigen, dan doet men er goed aan om minder dan 200 milligram en beslist niet meer dan 300 milligram cafeïne per dag te gebruiken en dat geldt ook voor vrouwen die borstvoeding geven. Cafeïne komt namelijk ook in de moedermelk terecht en kan de baby zo onrustig maken. Bij een hoeveelheid van 200 milligram kunnen de genoemde risico‟s al verdubbelen. Men consumeert 300 milligram cafeïne door, bijvoorbeeld, de volgende combinaties: 3 kopjes koffie en 1 kop thee of 2 kopjes koffie, 2 kopjes thee en 1 glas cola of 2 kopjes koffie en 3 kopjes thee. Voor alle duidelijkheid is er een verschil tussen een kop en een mok. Een mok is twee keer zo groot als een kop. Vaak is het wel zo dat zwangerschapsmisselijkheid ervoor zorgt dat aanstaande moeders ook geen zin hebben in cafeïne. De natuur lijkt hiermee een krachtige waarschuwing te geven. 2.9 Glycyrrhizine Glycyrrhizine is de stof in zoethoutwortelextract dat voor de typische smaak van zoethout zorgt, het is tevens een belangrijke grondstof voor drop, bepaalde dranken, kauwgum, hoestdrank, keelpastilles en tabak. Glycyrrhizine heeft via de hormoonhuishouding invloed op de werking van de nieren. Door inname van grote hoeveelheden stijgt de bloeddruk, houdt het lichaam meer vocht vast en kan een tekort aan kalium ontstaan. 100 milligram glycyrrhizine (ongeveer 100 gram drop of drie tot vier glazen zoethoutthee van maximaal 500 milliliter) per dag geeft bij een volwassene normaal gesproken geen negatieve effecten. Bij sommigen treden echter al wel eerder effecten op, zoals zwangere vrouwen en mensen met (aanleg voor) een te hoge bloeddruk of met oedeemvorming. Zij kunnen de dagelijkse consumptie ervan beter streng beperken of, liever nog, vermijden. Als de bloeddruk van een zwangere vrouw te hoog is, vermindert de doorbloeding van de placenta en daardoor kan de foetus een tekort aan zuurstof en voedingsstoffen krijgen. Bron: 6, 10, 11
2.10 Gefermenteerde rode rijst Gefermenteerde rode rijst wordt voor zwangere en zogende vrouwen afgeraden in verband met mogelijke drastischere effecten van de potentiële nevenwerkingen. Hierbij valt te denken aan: Jeroen van Rooij
p.23
hoofdpijn, maagdarmbezwaren, winderigheid, brandend maagzuur, tijdelijke roodverkleuring van de stoelgang. 2.11 Biergist Zwangere en zogende vrouwen wordt afgeraden biergisttabletten (vitamine B complex) te nuttigen zonder voorschrift van een arts of therapeut, omdat er geen studies bestaan over de veiligheid tijdens zwangerschap en borstvoeding. 2.12 Kalebaskalk Kalebaskalk is een natuurlijke kalksoort die - soms vermengd met klei, modder of as - te koop aangeboden wordt. Het wordt ook verkocht onder de namen: la craie, argile, pimba, nzu, calabar steen, ebumba, mabele en ulo. Zwangere vrouwen wordt sterk afgeraden om kalebaskalk te nuttigen tegen ochtendmisselijkheid. Uit onderzoek blijkt namelijk dat het gemiddeld dertig milligram lood per kilo kan bevatten, terwijl levensmiddelen, afhankelijk van het soort product, maximaal slechts één milligram lood per kilo mogen bevatten. Consumptie kan dus leiden tot een te hoge loodspiegel in het bloed, met risico‟s als vroeggeboorte, lager geboortegewicht en achterstand in de mentale ontwikkeling van het kind als gevolg. Ook in de borstvoedingsperiode wordt de consumptie van kalebaskalk sterk afgeraden. Bron: 6, 12, 13
2.13 Bacteriën en virussen: Sommige voedselinfecties zijn tijdens een zwangerschap een groter risico. Voedselinfecties kunnen, met name, veroorzaakt worden door slecht doorbakken of onvoldoende gestoofd vlees, door rosbief, filet Americain, tartaar of carpaccio, ongewassen groenten, rauwe voedingsmiddelen die in contact kwamen met bereide gerechten, rauwmelkse zachte kaas of voorverpakte gerookte vis. Rauwe ham, rookvlees, bacon en worstsoorten zijn bewerkt en daarom - in dit kader - wel „veilig‟, maar ze passen echter niet in de categorie gezonde (natuur)voeding; rekening houdend met hetgeen vermeld werd in paragraaf 2.6. 2.13.1
Listeria
Listeria monocytogenes is een bacterie die door dieren overgebracht wordt op mensen. De bacterie veroorzaakt listeriosis; men voelt zich dan ziek en er zijn griepverschijnselen. De gevolgen van deze darmbacterie kunnen zeer ernstig zijn, zoals bloedvergiftiging, long- en hersenvliesontsteking, vroeggeboorte en miskraam. Het infectierisico kan beperkt worden door risicoproducten te mijden, zorgvuldig om te gaan met bederfelijke levensmiddelen en gekoelde producten niet te lang te bewaren. Dat laatste geldt vooral voor producten die gekoeld lang houdbaar zijn, zoals vleeswaren, kant-en-klaarmaaltijden en salades. Listeria kan vooral voorkomen in rauwe producten. In tegenstelling tot andere bacteriën blijft listeria zich in de koelkast vermenigvuldigen, maar het groeit op koele producten langzamer. Listeria kan zich echter onder het vriespunt niet vermenigvuldigen en bij verhitting wordt het gedood. De kans op besmetting met listeria is vrij klein in de Benelux; geschat wordt dat slechts 0,0025 procent van alle zwangere vrouwen een besmetting oploopt. Toch kunnen zwangere vrouwen sommige levensmiddelen beter vermijden, zoals de rauwmelkse zachte kaasvarianten. Op de Jeroen van Rooij
p.24
verpakking staat dan vermeld: „au lait cru‟, maar tegenwoordig zijn ook deze kazen meestal gemaakt van gepasteuriseerde melk. De halfzachte en harde kazen kunnen veilig gegeten worden. Echte boerenkaas is soms nog wel gemaakt van rauwe melk. Daarnaast dienen rauw vlees en voorverpakte rauwe of gerookte vis (met name vacuümverpakte gerookte zalm, forel, paling of makreel) vermeden te worden. Zoute haring is kort houdbaar en daardoor is er geen gevaar voor uitgroei van listeria, ook zure haring is relatief veilig. Een gezondheidsbegeleider zal nog kritischer kijken naar met name vlees en visproducten. Bovenvermelde toegestane vleesproducten zijn misschien veilig vanuit het perspectief van een mogelijke voedselinfectie, maar ze zijn op zichzelf gezien toch niet bevorderlijk voor de gezondheid. Verwerkte vleeswaren voorop zijn een bron van voedseladditieven en transvetten die de gezondheid schaden. Ze belasten, onder andere, de lever en verontreinigen het darmstelsel waardoor, indirect, ook het afweersysteem ondermijnd wordt. Als er vlees gegeten wordt dan is vers kwaliteitsvlees, bij voorkeur van biologische teelt, de richtlijn. 2.13.2
Salmonella
Salmonella is een bacterie die behoort tot de natuurlijke flora van pluimvee, varkens, runderen, reptielen en huisdieren. Salmonella bestaat uit één enkele soort: Salmonella enterica, een soort met ongeveer 1500 verschillende ondersoorten. Deze bacterie kan bij mensen, met name, via besmet voedsel ziekten veroorzaken, zoals gastro-enteritis, systeemziekten van organen (beenmerg), buiktyfus en paratyfus. In ernstige gevallen kan bijvoorbeeld longontsteking, nierfalen, gewrichtsontsteking, bloedvergiftiging en shock optreden. De incubatietijd is 6 tot 48 uur. Het grootste risico lopen, zoals bijna altijd, jonge kinderen, zwangere vrouwen, oudere mensen en mensen met een lage weerstand. Een salmonellabesmetting kan voorkomen worden door: - vlees goed te doorbakken en rauwe (niet gepasteuriseerde) melk te laten koken; - kruisbesmetting te vermijden, waarbij de bacteriën van rauwe op gekookte of gebakken producten worden overgebracht; - eieren te bakken of hard te koken; - eieren in de koelkast te bewaren; - geen rauwe eieren te gebruiken; - het hele product goed gaar te laten worden; - goede hygiëne in acht te nemen. Bron: 3, 6, 14
2.13.3
Parasieten
Als voorbeeld neem ik toxoplasmose - wat veroorzaakt wordt door de parasiet toxoplasma gondii, een veel voorkomende infectie die ernstige gevolgen kan hebben, vooral tijdens zwangerschap. Er is een sterke risicotoename in de leeftijdsgroep waarin vrouwen zwanger worden. Na besmetting kunnen vage klachten als moeheid, lusteloosheid, opgezwollen klieren, lichte koorts en huiduitslag ontstaan. Gezonde mensen merken meestal niets, maar als men een verminderde weerstand heeft dan kan men serieuze klachten krijgen. Bij zwangere vrouwen kan toxoplasmose ernstige gevolgen hebben voor de foetus. Vooral in de eerste drie maanden kan toxoplasmose dodelijk zijn voor de foetus (miskraam). Een besmetting kan ook blijvende schade aan het oog of de hersenen van de baby veroorzaken. De belangrijkste verspreidingsweg is momenteel onbekend. Infectieuze oöcysten (soort eitjes in ontlasting van mensen, katten en herkauwers) in open zwemwater of kattenbakken en Jeroen van Rooij
p.25
weefselcysten in onvoldoende verhit of onvoldoende ingevroren vlees zijn, echter, belangrijke overdragers. Rosbief, filet Américain, carpaccio of rode biefstuk kan men dus beter laten staan. Rauwe ham en (rood) rookvlees mogen wel, die hebben een bewerking ondergaan en zijn dus veilig. Ook vis vormt in dit opzicht geen risico. Het is dus van belang om vlees goed te verhitten („well done‟) of in te vriezen vooraf consumptie (minimaal -20 graden) en de kattenbak goed schoon te laten maken. Besmetting via rauwe groente als die ergens groeit waar katten komen is ook mogelijk. Het verhitten van de groente neemt het risico weg. Het wassen van groenten vermindert het risico, maar sluit het niet uit. Ruim 80 procent van de bevolking loopt een infectie op, maar hoeveel slachtoffers deze parasiet maakt is onbekend; men vermoedt jaarlijks honderden tot duizenden; relatief weinig dus. Genezen is in principe niet mogelijk, maar na enkele weken tot maanden is de ziekte toxoplasmose wel over. De parasiet zit dan in het lichaam, maar richt verder geen schade meer aan; heel soms ontstaat er blijvende schade aan het oog. Als men toxoplasmose heeft gehad, dan is men er daarna immuun voor. Vrouwen die de besmetting hebben gehad vóór de zwangerschap lopen dus minder risico voor hun ongeboren baby. Veel zwangeren, zo‟n 55 procent, hebben in het verleden al (vaak onopgemerkt) antistoffen tegen deze infectie opgebouwd. Er zijn weliswaar geen exacte cijfers, maar naar schatting komt toxoplasmose bij ongeveer 0,2 tot 1,2 procent van de zwangere vrouwen voor. Het blijft belangrijk hier op te letten, al is de besmettingskans zeer klein. 2.14 Buitenlandse kaas Harde kazen en kazen gemaakt uit gepasteuriseerde melk vormen gedurende een zwangerschap geen problemen, want listeria kan hierin niet overleven of groeien. Zachte schimmelkazen van rauwe melk kunnen echter beter vermeden worden, omdat deze een kleine kans hebben besmet te zijn met listeria (zie paragraaf 2.13.1). Als er per ongeluk toch rauwmelkse kaas gegeten wordt is er geen reden tot paniek. De meeste (zachte) kaas in België en Nederland kan veilig worden gegeten tijdens de zwangerschap, omdat ze meestal van gepasteuriseerde melk zijn gemaakt. Kwark, cottage cheese, Hüttenkäse, smeerkaas en kruidensmeerkaas zijn geen schimmelkazen en daarmee veilig. Op het etiket staat vrijwel altijd of er sprake is van kaas uit rauwe of gepasteuriseerde melk. Op etiketten van Franse schimmelkaas staat „au lait cru‟ vermeld als de kaas is gemaakt van rauwe melk en „au lait pasteurisé‟ als de kaas van gepasteuriseerde melk is gemaakt. Deze laatste is veilig, omdat bij pasteurisatie van melk alle ziekmakende bacteriën worden gedood. Bij onverpakte zachte schimmelkaas is navraag bij de fabrikant of in de winkel aan te raden. Ook hier geldt dat „veilig‟ niet, per definitie, synoniem staat voor „gezond‟. Bron: 3, 6, 15, 16
Jeroen van Rooij
p.26
2.15 Vis en visvetzuren Eicosapentaeenzuur (EPA) en docosahexaeenzuur (DHA), de n-3 vetzuren in vis, zijn essentieel voor de ontwikkeling van de hersenen en het gezichtsvermogen bij ongeboren baby‟s. Daarnaast zijn ook n-6 vetzuren (met name arachidonzuur) van belang in verband met de groei. Primair maakt de mens zelf deze vetzuren aan uit alfa-linoleenzuur (ALA, een n-3 vetzuur). Indien men veel ALA-rijke oliën of producten eet, zoals producten met raapzaad of lijnzaadolie, dan zal men meer DHA en EPA aanmaken. Hoeveel ALA in het lichaam wordt omgezet tot EPA en DHA is momenteel nog onbekend. Of zwangere vrouwen en nieuw gekomenen baat ondervinden bij het slikken van deze vetzuren staat daarom officieel nog ter discussie. Er zijn namelijk, puur wetenschappelijk gezien, nog geen overduidelijke effecten aangetoond op de groei en ontwikkeling van de baby. Wel zijn er aanwijzingen dat de rechtstreekse inname van EPA en DHA via de voeding belangrijk is voor, onder andere, een goed functionerend zenuwstelsel en extra bescherming biedt tegen hart- en vaatziekten. Deze effecten zijn echter niet in alle studies gevonden en daarom gaat een groot deel van de gevestigde wetenschap er, vooralsnog, vanuit dat wanneer de moeder normaal en gevarieerd eet, de borstvoeding voldoende van deze „langeketenvetzuren‟ bevat. Vanuit een ander groot deel van de gevestigde wetenschap en vanuit de natuurgeneeskunde wordt hieraan, echter, sterk getwijfeld aangezien uit weer ander onderzoek blijkt dat de hedendaagse supermarktvoeding - maar al te vaak - geraffineerd is, vaak transvetten bevat of sterk doorgefokt of -gekweekt is. Kortom: men is het nog niet met elkaar eens. Desalniettemin wordt in de meeste literatuur het voordeel van de twijfel gegeven ten gunste van de rechtstreeks opneembare visvetzuren. EPA en DHA zijn dus zeer beslist in de mode anno 2009. Met dit voordeel van de (kleine) twijfel eten zwangere vrouwen daarom, bij voorkeur, twee keer per week vis. Vette vis, zoals haring, makreel, sardines en zalm heeft de voorkeur, want het bevat relatief hoge gehaltes EPA en DHA. Roofvissen worden afgeraden, want deze kunnen relatief veel kwik en dioxines bevatten; ook voorverpakte vis wordt afgeraden in verband met de eerder vernoemde verhoogde kans op listeriabesmetting. Vissticks, lekkerbekjes, kibbeling en gefrituurde (inkt)vis zijn vooral vet door de bereidingswijze en bevatten weinig EPA en DHA. Gemiddeld vet zijn bijvoorbeeld: baars, garnalen, kabeljauw, krab, kreeft, mosselen, schar, schelvis, schol, tong, tonijn, zeewolf en bokking. Vlees en eieren kunnen kleine hoeveelheden EPA en DHA bevatten, maar de gehaltes kunnen sterk variëren en zijn vooral afhankelijk van het gebruikte diervoeder. Voor premature baby‟s, waarvan wel eenduidig is aangetoond dat ze zelf nog onvoldoende langeketenvetzuren kunnen aanmaken, is toevoeging van EPA en DHA aan hun voeding wel van groot belang. Vis heeft dus, hoe dan ook, de reputatie gezond te zijn, wat vooral te maken heeft met de reeds genoemde vetzuren, maar misschien zijn er meer stoffen in vis die voor het gunstige effect zorgen. Verse vis heeft daarom de voorkeur ten opzichte van visoliecapsules. Op basis van het beschikbare onderzoek over de positieve gezondheidseffecten van vis, beveelt de Hoge Gezondheidsraad (België) aan dat volwassenen 20 tot 40 gram vis per dag eten, ofwel twee porties van 70 tot 140 gram per week. Het type vis en zijn herkomst moeten gevarieerd zijn, omdat vooral vette vis schadelijke stoffen kan bevatten. Meer dan deze aanbevolen hoeveelheid levert niet of nauwelijks extra effect op, wederom, volgens officieel wetenschappelijk onderzoek. Indien men een verhoogd risico loopt op hart- en vaatziekten of eerder een hartinfarct of beroerte heeft gehad kan men, echter, wel baat hebben bij meer vis. Jeroen van Rooij
p.27
2.15.1 Andere met vetzuur verrijkte levensmiddelen Voor wie geen vis wil of kan eten zijn er producten verrijkt met vernoemde n-3-vetzuren of supplementen met visolie. Te denken valt aan margarines, eieren, brood en vleeswaren, waarbij het n-3-gehalte is verhoogd door visolie toe te voegen of, in geval van eieren, de kippen speciaal voer te geven. Op deze manier kunnen EPA- en DHA-gehaltes bereikt worden van 0,1 tot 1,2 gram per 100 gram. Daarnaast bevatten deze verrijkte producten meestal ook extra ALA. Bron: 6, 17, 18
2.16 Risico‟s bij vis in het algemeen en bij zwangerschap in het bijzonder Ook vis kent zijn schaduwkanten, zoals dat voor bijna alles geldt. Te denken valt met name aan verontreinigingen en parasieten. 2.16.1
Milieuverontreiniging
Door milieuverontreiniging is vis helaas ook een belangrijke bron van kwik, dioxines, toxafeen en PCB‟s geworden. Dit geldt vooral voor roofvis, zoals marlijn, zwaardvis, snoekbaars, haai, koningsmakreel en verse tonijn. Desalniettemin heeft het eten van vis nog steeds meer voor- dan nadelen. In het kader van dit eindwerk ga ik hier niet al te diep op in en beperk ik mij tot onderstaande. Met het oog op de dioxines wordt in de regel aanbevolen om niet meer dan vier porties vette vis per week (maximaal 600 gram) te eten. Dioxines worden namelijk opgeslagen in het lichaamsvet en worden daar zeer langzaam afgebroken. Een deel van de opgeslagen dioxine wordt tijdens een zwangerschap en via de borstvoeding doorgegeven aan het kind. Hierbij geldt daarom: maximaal twee porties vette vis per week, wat neerkomt op 300 gram. Bij voorkeur dus geen roofvis, maar daarnaast ook geen paling uit West Europese grote rivieren; daar zit namelijk meer dioxine in dan men verantwoord acht. Voorzichtigheid is ook geboden met het eten van zelfgevangen vis indien het water vervuild zou kunnen zijn. Bij voorkeur eet men vis gecombineerd met nitraatarme groenten, zoals worteltjes, sperziebonen of witlof. In combinatie met nitraatrijke groenten, zoals sla en spinazie, kunnen schadelijke stoffen ontstaan. In vis zitten namelijk eiwitten die reageren met het nitraat in groenten, waarbij het nitraat gedeeltelijk verandert in n-nitrosoverbindingen. Deze stoffen zijn ook bekend als nitrosaminen en die zijn schadelijk voor het lichaam. Onderzoek doet vermoeden dat de stoffen kankerverwekkend zijn. Om het zekere voor het onzekere te nemen valt vis beter te eten met nitraatarme groenten. 2.16.2
Natuurlijke gifstoffen
Escolar en botervis bevatten, van nature, een olie die gemakkelijk diarree veroorzaakt, ongeacht of men zwanger is of niet. Consumptie dient daarom beperkt te worden, afhankelijk van hoe gevoelig men erop reageert. Kogelvis (fugu) bevat een zeer verlammend gif (tetrodotoxine) in de eierstokken, lever, galblaas en darmen. Hoewel de vis eetbaar is, mits juist bereid door speciaal opgeleide koks (!), wordt consumptie algemeen afgeraden. 2.16.3
Listeria
Vis kan besmet raken met listeria (zie paragraaf 2.13.1). De houdbaarheidsdatum van voorverpakte vis moet streng gerespecteerd worden. Los verpakte vis kan in de koelkast één tot twee dagen bewaard worden bij 4 tot 7 graden. Jeroen van Rooij
p.28
2.16.4
Haringworm
Rauwe vis kan besmet zijn met de haringworm, hoewel die kans klein is. Haringworm is een larf van een parasiet die in zee voorkomt. Bij mensen kan de worm de maag- of darmwand beschadigen. Als men daarnaast dan ook zwanger is dan is het leed des te groter, omdat de besmetting indirect effect kan hebben op de gezondheid van de foetus. Haringworm overleeft bevriezing en verhitting niet, vandaar dat rauwe haring en koudgerookte vis, onder wettelijke verplichting, een tijdje ingevroren wordt voordat het verkocht wordt. De haringworm kan ook voorkomen in andere vissoorten dan enkel de haring, te denken valt aan kabeljauw, schelvis en wilde zalm. Met gekweekte rauwe tonijn en zalm loopt men dit risico niet. 2.16.5
Allergenen en andere stoffen
Vis bevat sterk allergene stoffen, die al bij kleine hoeveelheden reacties kunnen veroorzaken. Het spiereiwit parvabulmine is het belangrijkste allergeen in vis en komt veel voor. Is men bijvoorbeeld allergisch voor kabeljauw dan is men dat ook voor aanverwante vissoorten, zoals heek, karper, koolvis, snoek, wijting en schelvis. Een visallergie komt vaker voor bij volwassenen dan bij kinderen. Wilde zalm dankt zijn roze kleur aan het eten van garnalen en planktonkreeftjes. Kweekzalm daarentegen heeft een ander menu waardoor deze, in principe, minder of niet roze is. Om deze zalm toch roze te doen kleuren wordt soms nog de kleurstof canthaxanthine (E161g) gebruikt. Een grote hoeveelheid van deze kleurstof kan echter kristalvorming in het oognetvlies veroorzaken. De Europese Commissie wil daarom het gebruik van dit middel terugbrengen en het vervangen door het iets duurdere en veiliger astaxanthine. Ingeblikte vis in gekruide saus kan vrij veel van de aromastof safrol bevatten. Safrol zit van nature in nootmuskaat, kaneel, foelie, anijs, zwarte peper en basilicum. Het wordt verondersteld kankerverwekkend te zijn, maar echt duidelijk is dat momenteel niet. Om het zekere voor het onzekere te nemen is het aangeraden om ingeblikte vis in gekruide saus of olie te mijden of eventueel af te wisselen met verse vis of vis in ongekruide olie of water. 2.17 Additieven en milieuverontreiniging algemeen Voedingsmiddelen met toevoegingen als kleur-, geur- en conserveermiddelen en hormonen vermijdt men het beste, zeker tijdens een zwangerschap. De ingrediëntenlijst op een verpakking kan daarvoor gedeeltelijk geraadpleegd worden. Men kan er in ieder geval nagaan welke Enummers in een product verwerkt zitten. Echter, niet alle E-nummers zijn giftig. Op de website http://www.food-info.net/nl/e/e000.htm kan men nagaan hoe het gesteld is met de diverse Enummers. Tot slot zorgen ook kunstmest en landbouwgif, gebruikt voor het kweken van onze voeding, voor grote gevaren. Deze giffen sijpelen daarnaast ook nog eens door in het grondwater. Waterzuiveringsbedrijven hebben de grootste moeite het eruit te zuiveren, waardoor flessenwater van goede kwaliteit voor moeder en baby aan te bevelen is tot zeker een jaar na de geboorte of het einde van de borstvoeding. Onder kwaliteitswater verstaat men een bronwater met een lage droogrest (residu sec). Een droogrest van 33 mg/l is zeer goed. Bron: 6, 9
Jeroen van Rooij
p.29
3
Hoofdstuk 3: Fytotherapie en zwangerschap
In dit deel worden de belangrijkste kruiden en kruidenpreparaten bij zwangerschap besproken. Voor maatwerk en volledigheid wordt u, echter, doorverwezen naar een gezondheidsbegeleider bij u in de buurt. 3.1 Medicijnen van de natuur De mens benut al duizenden jaren gezondheidsbevorderende planten, ongeacht of men zwanger is of niet. Ondanks de vooruitgang van de chemie en de farmaceutische industrie hebben kruiden door de jaren heen helemaal niets aan betekenis verloren. Integendeel, de fytotherapie, aromatherapie en gemmotherapie zijn actueler dan ooit tevoren. De natuur is de grootste en meest volmaakte apotheek op aarde; tegen elke kwaal is wel een kruid gewassen. Kruiden kennen vele verwerkingsvormen, hierbij valt o.a. te denken aan infusie, afkooksel, tinctuur, vloeibaar extract, droogextract, poeder, sap, siroop, pap, etherische olie, zalf, crème en balsem. Kruiden kunnen complementair ingezet worden op hart en bloedvaten, de huid, het hormonaal stelsel, de ogen, spieren en gewrichten, het bindweefsel, het spijsverteringsstelsel, de lever, de urinewegen, het voortplantingsstelsel, de luchtwegen en het zenuwstelsel. Daarnaast kunnen kruiden ook ingezet worden voor het zuiveren van het bloed en het verhogen van de algemene weerstand. Het is niet altijd terecht, maar veel zwangeren laten medicijnen links liggen en zien kruidenpreparaten en andere "natuurlijke" middelen wel als veilig. Van veel kruiden is, echter, bekend dat ze schadelijk kunnen zijn voor de foetus. Zelfmedicatie met natuurproducten tijdens zwangerschap wordt daarom afgeraden. Een te hoge consumptie van bijvoorbeeld (producten met) venkel, fenegriek, anijs, moederkruid, salie, rabarber, gember, meidoorn, lavendel etcetera wordt afgeraden. Bij het koken zijn de hoeveelheden, normaal gesproken, zo klein dat het gebruik van dit soort kruiden daarbij wel verantwoord is (zogenaamd culinair gebruik). Kruiden voor de vrouw kunnen ingezet worden voor, tijdens en na de zwangerschap, maar in het onderstaande deel betreft het in principe alleen kruiden die geboden of verboden zijn tijdens de zwangerschap. Het Koninklijk Besluit van 29 augustus 1997 is in België de wettelijke richtlijn voor het toepassen van kruiden.
Jeroen van Rooij
p.30
3.2 Algemene richtlijnen voor kruiden tijdens zwangerschap Het is dus niet omdat een remedie 'natuurlijk' is, dat ze ook onschadelijk is. Planten kunnen uiterst krachtig werkende inhoudstoffen bevatten. Ze kunnen dus zeer nuttig, maar tegelijkertijd ook erg schadelijk zijn. Dit is vooral afhankelijk van de dosering, want het is niet de stof die bepaald of het giftig is, maar de hoeveelheid ervan. Vrij veel substanties zijn enkel in homeopathische verdunning geschikt voor inname. Over het gebruik van kruiden tijdens de zwangerschap bestaan veel misverstanden. Dit heeft veelal te maken met het gebrek aan kennis bij (huis)artsen en andere (medische) specialisten, maar ook bij herboristen/ fytotherapeuten bestaat er een lacune in de kennis hierover. Dit is zeer belangrijk om goed te realiseren, voordat u verder leest (!). Allereerst bestaat er een groot verschil tussen het medicinaal en het culinair gebruik van kruiden. Peterselie, salie en rozemarijn, bijvoorbeeld, kunnen als smaakmaker bij een maaltijd geen kwaad tijdens de zwangerschap, maar wel indien medicinaal toegepast. Bij medicinale toepassing is de concentratie hoog en bij culinaire toepassing is de concentratie laag. Ten tweede speelt de duur van de zwangerschap een grote rol: een prille zwangerschap is namelijk veel gevoeliger voor prikkels door kruiden dan een vergevorderde. Als de organen van de foetus worden gevormd is het zelfs beter zo min mogelijk kruiden te gebruiken. Tot slot heeft de toepassingswijze ook een grote invloed: kruidenthee is veel minder sterk dan tinctuur of een gestandaardiseerde capsule, omdat water veel minder inhoudsstoffen opneemt dan alcohol. Algemeen kan men stellen dat zwangere vrouwen kruiden moeten vermijden met een sterke medische of zelfs giftige werking. Daarnaast is het essentieel dat zwangeren goed opletten met wat zij consumeren en zeker niet zelf gaan dokteren met geneeskrachtige planten. Zonder begeleiding van een ervaren specialist of gezondheidsbegeleider is dit te riskant. De periode dat men zwanger probeert te worden (en zich misschien niet eens realiseert al zwanger te zijn) en de eerste weken na een innesteling zijn zeer riskant in relatie tot kruiden en dient daarom kritisch bekeken te worden. Kruiden kunnen echter ook juist worden ingezet ter regulatie van hormonen; een verstoorde cyclus kan namelijk een van de reden zijn waarom vrouwen moeilijk zwanger worden. Als dit soort kruiden worden gebruikt om de vruchtbaarheid te bevorderen moet men in de periode dat men ze gebruikt een condoom gebruiken, om zwangerschap in dit stadium te voorkomen. Pas na regulatie kan men dan weer condoomloos aan het serieuze werk. Hieronder volgt een algemeen overzicht van inhoudsstoffen en kruiden die tijdens een zwangerschap vermeden of zeer beperkt moeten worden. Daarnaast is lijst 1 van verboden kruiden (KB kruiden, 29 augustus 1997) er ter vervollediging van dit eindwerk aan toegevoegd. In deel 3, hoofdstuk 1 „Zwangerschapskwalen‟, zullen per kwaal de meest reguliere aanbevolen kruiden besproken worden; de verboden kruiden worden hierbij dus niet opnieuw aangehaald. 3.2.1
Te beperken of te vermijden inhoudsstoffen
Gedurende een zwangerschap dient men dus met uiterste voorzichtigheid kruiden(preparaten) te consumeren. Dat geldt ook voor kruiden, al dan niet in gestandaardiseerde vorm, die normaliter probleemloos kunnen worden genuttigd. Met name de kruiden met één van de volgende inhoudstoffen worden zeer streng afgeraden:
Jeroen van Rooij
p.31
1. antrachinonen (antraglucosiden): Kruiden met sterk laxerende antrachinonen hebben een prikkelende, samentrekkende werking op de gladde spieren van de (dikke) darmwand en kunnen ook de gladde spieren van de baarmoeder reflectorisch stimuleren. 2. bitterstoffen (Amara pura, Amara aromatica): Dit zijn stoffen met een zeer gevarieerde chemische samenstelling en een bittere smaak. Veel bitterstoffen hebben een prikkelende werking op de gladde spiercellen van de baarmoeder. 3. alkaloïden: Dit zijn organische stikstofbevattende, meestal alkalisch reagerende, stoffen. In de natuur zijn ze vaak gebonden aan zuren. Alkaloïden behoren tot de sterkst werkende plantaardige stoffen en zijn vaak giftig. Velen stimuleren of prikkelen de baarmoeder of kunnen via de moederkoek ongewenste effecten op de foetus hebben. 4. etherische oliën: Dit zijn sterk ruikende mengsels van geurstoffen gevormd in de plant. Ze worden door stoomdistillatie geïsoleerd. Sommige etherische oliën kunnen neurotoxisch zijn (met thujon), weer andere hebben een ongewenste invloed op de foetus, (de doorbloeding van) de placenta of prikkelen de baarmoeder tot samentrekking. Alle etherische oliën, zonder uitzondering, worden tijdens zwangerschap in principe afgeraden, tenzij expliciet voorgeschreven door een arts of specialist. Ook de oppervlakkige aanwending ervan, zoals massage, bad, inhalatie etcetera wordt primair afgeraden, zonder gekwalificeerd advies. 5. emmenagogen: Kruiden met een menstruatiebevorderende (emmenagoge) of baarmoederstimulerende werking dient men te vermijden, omdat deze de menstruatie kunnen laten doorbreken en een (potentieel) abortieve werking hebben. Ze werken op verschillende manieren en kunnen mild of sterk zijn. 6. fyto-oestrogenen: Kruiden met een fyto-oestrogene werking, die lijkt op die van gewone oestrogenen, kunnen de hormoonbalans verstoren. Dat heeft dan weer invloed op de zwangerschap en/ of op de ontwikkeling van de in- en uitwendige geslachtsorganen van de foetus of op de latere vruchtbaarheid van het kind. Denk hierbij ook aan kruiden met oxytocische eigenschappen. Oxytocine is een (knuffel)hormoon dat contracties van gladde spieren kan veroorzaken, in het bijzonder die van de baarmoeder. Bron: 3, 4
3.2.2
Te vermijden kruiden tijdens zwangerschap
Hieronder volgt een overzicht van kruiden dat terug te vinden is op het Belgische KB Kruiden, 29 augustus 1997, waarvan de verkoop in voorgedoseerde vorm door de Belgische wetgeving is toegestaan. Het gaat om kruiden waarbij consumptie onder deskundige begeleiding, normaliter, weinig risico's inhoudt, maar die bij zwangerschap zoveel mogelijk vermeden dienen te worden. De redenen hiervoor staan erachter vermeld. Sommige kruiden van de lijst mogen wel in bescheiden hoeveelheden culinair aangewend worden, hetgeen er ook bij vermeld staat. Te vermijden kruiden: Alant, Griekse - Inula helenium: heeft menstruatiebevorderende werking. Aloë vera, Aloë ferox - Echte Aloë: bevat te vermijden baarmoederprikkelende anthrachinonen. Een anthrachinonvrij preparaat is wel verantwoord, ook uitwendige toepassing (aloë vera-gel) is verantwoord. Anijs - Pimpinella anisum: hoge dosering is baarmoederstimulerend. Kan beperkt toegepast worden als keukenkruid. Jeroen van Rooij
p.32
Basilicum - Ocimum basilicum: de etherische olie heeft een baarmoederstimulerende werking, spaarzaam gebruiken als keukenkruid. Kan wel tijdens bevalling. Bernagie (Komkommerkruid) - Borago officinalis: heeft baarmoederstimulerende werking. Beredruif - Arctostaphylos uva-ursi: is sterk urinedrijvend, werkt op de nieren. Ook vermijden tijdens borstvoeding. Betonie - Stachys officinalis: hoge doseringen vermijden omwille van baarmoederstimulerende werking. Kleine hoeveelheden voor culinair gebruik zijn toegestaan, net zoals gebruik tijdens de laatste weken en de bevalling. Blaaswier - Fucus vesiculosus: best volledig vermijden wegens hoog jodiumgehalte en daaruit eventueel voortvloeiende schildklierstimulerende werking. Cascara - Rhamnus purshianus: bevat anthrachinonen en alkaloïden, is baarmoederprikkelend en menstruatiebevorderend. Cayennepeper - Capsicum annuum: de etherische oliën hebben een baarmoederstimulerende werking. Kan een branderig gevoel in de slokdarm veroorzaken. Mag beperkt als keukenkruid toegepast worden, maar tijdens borstvoeding het best vermijden. Chicorei -Chicorium intybus: heeft menstruatiebevorderende werking. Distel, gezegende - Cnicus benedictus: heeft menstruatiebevorderende werking. Mag eventueel wel tijdens laatste weken van zwangerschap. Duizendblad, Gewoon - Achillea millefolium: hoge dosering is baarmoederstimulerend en menstruatiebevorderend door etherische oliën en bitterstoffen, bevat thujon. Culinair gebruik is wel toegestaan en ook toepassing in de laatste weken van de zwangerschap en bij de bevalling (bij voorkeur op professioneel advies). Engelwortel, Grote - Angelica archangelica: is rijk aan etherische oliën en cumarinen, is baarmoederprikkelend. Mijden in hogere dosering, culinaire toepassing mag. Engelwortel, Chinese - Angelica sinensis: heeft een sterk hormonaal effect, bevat cumarinen, heeft baarmoederstimulerende en menstruatiebevorderende werking. Kan zinvol zijn na de bevalling. Fenegriek - Trigonella foenum-graecum: heeft baarmoederstimulerende en fyto-oestrogene eigenschappen, te mijden in hogere dosering. Mag culinair in kleine hoeveelheden. Framboos(blad) - Rubus idaeus: zeker gedurende eerste zwangerschapstrimester mijden omwille van baarmoederstimulerende eigenschappen. In de laatste zes tot acht weken wordt het wel interessant. Geelwortel (Kurkuma) - Curcuma xanthorrhiza/longa: in bescheiden hoeveelheid als keukenkruid toegestaan. Geelwortel, Canadese - Hydrastis canadensis: is sterk baarmoederstimulerend door bitterstoffen en alkaloïden (waaronder berberine), kan tot premature contracties leiden. Vermijden, ook tijdens borstvoeding. Tijdens bevalling is gebruik eventueel toegestaan. Ginseng (Aziatische, Amerikaanse) - Panax ginseng, P. Quinguefolius: hoogstens kortdurend gebruiken, anders bestaat het risico dat vrouwelijke baby‟s teveel mannelijke kenmerken vertonen (androgyn). Goudsbloem - Calendula officinalis: inwendig gebruik is afgeraden omwille van baarmoederstimulerende en fyto-oestrogene werking en aanwezigheid van alkaloïden. Uitwendig gebruik is verantwoord en kan na de bevalling nuttig zijn bij de verzorging van hechtingen en tepelkloven. Hartgespan - Leonurus cardiaca: heeft menstruatiebevorderende en zwak baarmoederstimulerende werking. Kan eventueel wel vanaf de laatste zwangerschapsweken en tijdens de bevalling toegepast. Heermoes - Equisetum arvense: bevat voor de foetus een te hoog gehalte silicium. Kortdurend gebruik onder medische begeleiding is toegestaan. Herderstasje - Capsella bursa-pastoris: heeft baarmoederstimulerende werking, kan tot premature contracties leiden, best helemaal vermijden. Kan wel tijdens en na de bevalling gebruikt worden. Hop - Humulus lupulus: heeft te hoog gehalte aan fyto-oestrogenen. Jeroen van Rooij
p.33
Hyssop - Hyssopus officinalis: bevat etherische olie, werkt baarmoederstimulerend bij hoge dosering. Spaarzaam keukengebruik is toegestaan. IJzerhard - Verbena officinalis: werkt baarmoederstimulerend en menstruatiebevorderend bij hoge dosis. Kan wel tijdens de laatste weken, bij de bevalling en het zogen. Jeneverbes - Juniperus communis: werkt baarmoederstimulerend door etherische oliën en bitterstoffen (thujon), heeft sterke werking op de nieren. Onder elke vorm te vermijden, kan wel toegepast tijdens de bevalling. Kalmoes - Acorus calamus: werkt baarmoederstimulerend in hoge dosering door etherische oliën en bitterstoffen. Culinair gebruik is spaarzaam toegestaan. Kaneel - Cinamonum verum: is baarmoederstimulerend bij hoge dosering. Culinair gebruik en tijdens bevalling is toegestaan. Karwij - Carum carvi: is baarmoederstimulerend bij hoge dosering. Kan spaarzaam als keukenkruid. Katoenstruik - Gossypium herbaceum: heeft baarmoederstimulerende en menstruatiebevorderende werking. Katsklauw - Uncaria tomentosa: werkt baarmoederstimulerend en menstruatiebevorderend, geheel te vermijden. Kers, Zure - Prunus cerasus: werkt baarmoederstimulerend door de bitterstoffen. Kinabast - Cinchona officinalis: geheel te vermijden wegens alkaloïden en baarmoederstimulerende werking. Er bestaat het vermoeden dat een aantal inhoudstoffen potentieel toxisch zijn voor de foetus. Knoflook - Allium sativum: matig gedoseerd als keukenkruid is toegestaan. Bevat prikkelende zwavelverbindingen; hoge dosis vermijden, ook als knoflookolie of knoflooksupplement. Vermijden tijdens borstvoeding. Gefermenteerd knoflookpreparaat met niet-prikkelende zwavelverbindingen is wel toegestaan. Koffie - Coffea sp.: wegens alkaloïden zoveel mogelijk te vermijden tijdens de zwangerschap. Kruidnagel - Eugenia aromatica: heeft baarmoederstimulerende werking. Te vermijden, tenzij eventueel tijdens de laatste zwangerschapsweken en de bevalling. Lavas (Maggikruid) - Levisticum officinale: bevat etherische oliën, is baarmoederstimulerend bij hoge dosering. Spaarzaam keukengebruik is toegestaan. Kan nuttig zijn bij een moeizame en traag verlopende bevalling. Lavendel, Echte - Lavandula angustifolia: inname wordt afgeraden wegens etherische olie en bitterstoffen. Spaarzaam culinair gebruik is toegestaan. Lijnzaad, Vlas - Linum ussitatissimum: heeft fyto-oestrogene en baarmoederstimulerende werking. Bescheiden gebruik in muesli e.d. mag wel. Maagdenpalm, Kleine - Vinca minor: hoge dosis is baarmoederstimulerend en menstruatiebevorderend. Maretak (Mistel) - Viscum album: is baarmoederstimulerend en menstruatiebevorderend, sommige toxische bestanddelen passeren wellicht de placenta. Bij voorkeur volledig vermijden. Mariadistel - Silybum marianum: heeft menstruatiebevorderende werking. Marjolein, Echte - Origanum majorana: is baarmoederstimulerend, spaarzaam te gebruiken keukenkruid. Marjolein, Wilde, - Origanum vulgare: is baarmoederstimulerend in hoge dosering. Spaarzaam te doseren als keukenkruid. Mierikswortel - Armoriaca rusticana: de verse wortel is niet verantwoord tijdens het eerste trimester (mosterdolie), de gedroogde wortel mag zeer spaarzaam gebruikt worden. Mirre (Myrrhe) - Commiphora molmol: hoge doseringen te vermijden wegens baarmoederstimulerende en menstruatiebevorderende eigenschappen. Lage doseringen is eventueel toegestaan, gebruik tijdens bevalling is toegestaan. Moederkruid - Tanacetum parthenium: de antrachinonen kunnen baarmoederstimulerend werken en premature contracties veroorzaken, volledig te vermijden. Jeroen van Rooij
p.34
Nootmuskaat - Myristica fragrans: stimuleert de prostaglandinesynthese en daarmee de bloedstolling, de etherische olie bevat hallucinogenen die invloed kunnen hebben op de foetus. Te vermijden, tenzij in minimale hoeveelheden en enkel gedurende de laatste weken van zwangerschap. Oregano - Origanum compactum: werkt baarmoederstimulerend in hoge dosering, spaarzaam te doseren als keukenkruid. Paardekastanje - Aesculus hippocastanum: bevat hepatotoxische hydrolyseerbare looistoffen, inwendig gebruik te vermijden, uitwendige toepassing kan. Passiebloem - Passiflora incarnata: werkt wegens antrachinonen en etherische olie baarmoederstimulerend en menstruatiebevorderend, best volledig vermijden. Peterselie - Petroselinum crispum: wegens apiol in de etherische olie is hoge dosering baarmoederstimulerend, aborterend. Spaarzaam keukengebruik is toegestaan, gebruik van zaad en wortel moet vermeden worden. Polei (Poleimunt) - Mentha pulegium: bevat thujon, absoluut te vermijden omwille van sterk baarmoederstimulerende tot abortieve werking, ook vermijden tijdens borstvoeding. Polei, Amerkikaanse (Hedeoma) - Hedeoma pulegioides: werkt sterk baarmoederstimulerend. Volledig vermijden, ook tijdens borstvoeding. Rabarber, Chinese/Russische - Rheum palmatum: werkt wegens antrachinonen en alkaloïden baarmoederprikkelend, menstruatiebevorderend en laxerend. Rozemarijn - Rosmarinus officinalis: werkt baarmoederstimulerend in hoge doses. Culinair gebruik is toegestaan. Saffraan - Crocus sativus: werkt baarmoederstimulerend. Hoge dosis vermijden, culinair gebruik in kleine hoeveelheid toegestaan, maar algemeen afgeraden. Salie - Salvia officinalis: hoge dosis vermijden wegens fyto-oestrogene en baarmoederstimulerende werking, en wegens gehalte aan bitterstoffen. Kleine hoeveelheden voor culinair gebruikt mag. Gebruik tijdens bevalling mag, maar valt opnieuw te vermijden tijdens borstvoeding. Selder - Apium graveolens: etherische olie bevat apiol en is in hoge dosering baarmoederstimulerend. Culinair gebruik in kleine hoeveelheid is toegestaan, maar zaad en seldersapvalt te vermijden. Senna - Senna alexandrina: bevat baarmoederprikkelende antrachinonen, is menstruatiebevorderend en laxerend. Ook vermijden tijdens het zogen (krampjes bij de baby). Sinaasappel, bittere - Citrus aurantium: bevat prikkelende bitterstoffen en etherische olie. Sporkehout (Vuilboom) - Frangula alnus: bevat baarmoederprikkelende antrachinonen. Mag volgens bepaalde auteurs wel kortdurend in bescheiden hoeveelheden gebruikt worden. Stinkende Gouwe - Chelidonium maius: wegens alkaloïden (vooral berberine) en bitterstoffen sterk baarmoederstimulerend, kan zelfs premature contracties veroorzaken, best volledig te vermijden. Tijm, Echte/ Wilde - Thymus vulgaris, Thymus serpyllum: wegens etherische olie waarschijnlijk in hoge dosis baarmoederstimulerend en menstruatiebevorderend. Spaarzaam culinair gebruik toegestaan. Thee, Groene - Camellia sinensis: maximaal twee kopjes per dag; bevat alkaloïden, kan leiden tot hartkloppingen en versneld hartritme. Valeriaan - Valeriana officinalis: werkt sterk baarmoederprikkelend en menstruatiebevorderend, best geheel te vermijden. Venkel - Foeniculum vulgare: de zaden hebben bij hoge dosering baarmoederstimulerende werking vanwege etherische olie. Spaarzaam culinair gebruik is toegestaan. Vlier - Sambucus nigra: gebruik van schors en blad te vermijden, de bes is veilig Waterkers - Nasturtium officinale: heeft menstruatiebevorderende werking. Spaarzaam keukengebruik is toegestaan. Wegedoorn - Rhamnus catharticus: te vermijden wegens aanwezigheid baarmoederprikkelende antrachinonen, laxerend. Jeroen van Rooij
p.35
Wierook - Boswelia carterii: heeft baarmoederstimulerende en menstruatiebevorderende werking. Wilde Yam - Dioscorea villosa: heeft fyto-oestrogene en baarmoederstimulerende werking, best volledig vermijden tenzij op voorschrift arts. Mag eventueel wel gedurende bevalling gebruikt worden. Zilverkaars - Cimifuga racemosa: heeft fyto-oestrogene, oxytocische en baarmoederstimulerende werking. Mag gebruikt worden in laatste zes weken van zwangerschap en tijdens bevalling. Zoethout - Glycyrrhizza glabra: afgeraden wegens menstruatiebevorderende, fyto-oestrogene en baarmoederstimulerende eigenschappen, werkt vochtvasthoudend en bloeddrukverhogend ( tenzij gedeglycyrrhiniseerd) preparaat. Matig keukengebruik is toegestaan; Zuring (Veldzuring, Spinaziezuring) - Rumex acetosa, Rumex patienta: bevat baarmoederprikkelende antrachinonen. Bron: KONINKLIJK BESLUIT van 29 AUGUSTUS 1997, betreffende de fabricage van en de handel in voedingsmiddelen die uit planten of uit plantenbereidingen samengesteld zijn of deze bevatten (Stbl. 21.XI.1997)
In het boek “De kracht van kruiden” van Anne McIntyre worden heermoes (Equisetum arvense) en passiebloem (Passiflora incarnata) niet verboden of sterk afgeraden tijdens zwangerschap. In Groot Brittannië denkt men hier dus blijkbaar anders over. Als gezondheidsbegeleider neem ik het zekere voor het onzekere en zal ik deze kruiden niet gebruiken tijdens een zwangerschap. Volgens diverse auteurs worden ook de onderstaande kruiden (medicinaal) het beste vermeden gedurende zwangerschap, maar de betreffende kruiden staan niet vermeld in het KB 29 augustus 1997. Het betreft, voor zover bekend, in ieder geval: Amerikaanse sneeuwbal - Viburnum prunifolium: wegens gebrek aan studies, uitsluitend te gebruiken op voorschrift van een arts bij misselijkheid en dreigende abortus (3). Bijvoet - Artemisia vulgaris: bevat thujon, weliswaar minder dan Absintalsem, maar voorzichtigheid is geboden wegens baarmoederstimulerende werking; ook tijdens borstvoeding vermijden (3). Boerenpioen (Pioenroos) - Paeonia officinalis: bevindt zich veel in Chinese kruidenmengsels voorgeschreven bij vrouwenklachten. Heeft fyto-oestrogene eigenschappen, bevat alkaloïden (7). Bonekruid - Satureja hortensis: heeft menstruatiebevorderende werking, af en toe culinair gebruik is verantwoord (3). Braam - Rubus fruticosus: heeft adstringerende werking, beperkt culinair gebruik is verantwoord (3). Citroenkruid - Artemisia abrotanum: heeft adstringerende werking (1). Duivelsklauw - Harpagophytum procumbens: wegens baarmoederstimulerende en oxytocische werking, best helemaal vermijden (3). Duizendguldenkruid, Echt - Centaurium erythraea Rafn.: kan baarmoederspieren prikkelen (1). Gelderse roos - Viburnum opulus: wegens gebrek aan studies, uitsluitend te gebruiken op voorschrift van een arts ter krampstilling en bevordering van de bevalling (3). Gotu Kola - Centella asiatica: afgeraden wegens mogelijke baarmoederstimulerende werking (3). Holwortel - Corydalis cava: is baarmoederontspanner met hoog alkaloïdengehalte (7). Kamille, Echte - Chamomilla recutita: etherische olie wordt afgeraden, af en toe culinair gebruik (thee) is verantwoord (3). Kamille, Roomse - Chamaemelum nobile: etherische olie wordt afgeraden, af en toe culinair gebruik (thee) is verantwoord (3). Karmozijnbes - Phytolacca decandra: heeft weeënopwekkende, baarmoederstimulerende en menstruatiebevorderende werking (2). Klaver, Indiaanse - Trillium erectum: afgeraden wegens fyto-oestrogenen (7). Jeroen van Rooij
p.36
Malrove - Marrubium vulgare: afgeraden wegens etherische olie die baarmoederstimulerende werking heeft (3). Parelhoenkruid (Anamu) - Petiveria alliacea: afgeraden wegens aborterende werking (6) . Pijpbloem - Aristolochia clematitis: afgeraden wegens alkaloïden, is sterk stimulerend voor de baarmoeder (7). Rozenwortel - Rhodiola Rosea: wordt afgeraden voor zwangere en zogende vrouwen wegens gebrek aan studies in relatie tot de veiligheid (3). Scharlei - Salvia sclarea.: afgeraden wegens fyto-oestrogenen en menstruatiebevorderende werking (3). Vingerhelmbloem - Corydalis solida: is een baarmoederontspanner met hoog alkaloïdenhalte (7). Vrouwenmantel, Spitslobbige - Alchemilla vulgaris: door baarmoederstimulerende en menstruatiebevorderende werking best volledig vermijden. Mag wel tijdens bevalling; vooral heel interessant na bevalling (3).
De kennis over de hier vernoemde kruiden is, wederom, vaak beperkt. Auteurs spreken elkaar soms ook tegen en nuanceren elkaars uitspraken regelmatig. Ik heb daarom al deze kruiden gecontroleerd aan de hand van de boeken van dokter Geert Verhelst en, gezien de zeer goede reputatie van zijn boeken, zijn opinie meestal als richtlijn genomen. Dokter Verhelst neemt in geval van onvoldoende onderzoeksmateriaal of bij twijfel namelijk altijd het zekere voor het onzekere. 3.2.3
Courante kruiden die verboden zijn (in België)
De kruiden op de alfabetische lijst hieronder - vermeld op lijst 1 van het KB kruiden, 29 augustus 1997 - mogen bij wet niet in voorgedoseerde vorm verkocht worden vanwege diverse risicovolle (neven)werkingen of giftigheid. Voor wat betreft de mogelijke nevenwerkingen valt met name te denken aan aborterende, baarmoederstimulerende, laxerende, samentrekkende en bloedstelpende werkingen. Desalniettemin komen ze soms nog voor in gemengde kruidenthees of andere gemengde kruidenpreparaten. Tijdens zwangerschap wordt gebruik ervan zeer sterk afgeraden. Verboden courante kruiden: Alsem (Absintalsem, Citroenalsem) - Artemisia absinthum, Artemisia abrotanum Bloedwortel - Sanguinaria canadensis Boerenwormkruid - Tanacetum vulgare Brem (Bezembrem) - Cytisus scoparius Caulophyllum thalictroides Citroenalsem - Artemisia abrotanum Glidkruid - Scutellaria galericulata Groot Hoefblad - Petasites officinalis Herfsttijloos - Colchicum autumnale Karmozijnbes - Phytolacca spp. Klein Hoefblad - Tussilago farfara Lobelia - Lobelia inflata Mannetjesvaren - Dryopteris filix-mas Sassafras(hout) – Sassafras officinalis Smeerwortel - Symphytum officinalis (uitwendig gebruik toegestaan) Voetblad - Podophyllum peltatum Westerse levensboom - Thuya occidentalis Jeroen van Rooij
p.37
Wildemanskruid - Pulsatilla vulgaris Wijnruit - Ruta graveolens Wonderboom - Ricinus communis Zeedruif - Ephedra sinica Zeeajuin - Urginaria maritima Zuurbes - Berberis vulgaris Bron: KONINKLIJK BESLUIT van 29 AUGUSTUS 1997, betreffende de fabricage van en de handel in voedingsmiddelen die uit planten of uit plantenbereidingen samengesteld zijn of deze bevatten (Stbl. 21.XI.1997) Bron: 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7
Jeroen van Rooij
p.38
4
Hoofdstuk 4: Populairste kruiden tijdens zwangerschap
Zoals u inmiddels begrepen heeft, kunnen diverse kleine zwangerschapsklachten verminderen of zelfs verholpen worden middels kruiden. Ook kan men de zwangerschap, de bevalling en de periode daarna beter laten verlopen middels bepaalde kruiden. Mits met mate en op het juiste moment gebruikt, kunnen de hieronder vermelde kruiden zonder gevaar tijdens de zwangerschap worden gebruikt bij de beschreven kwalen. Desalnietemin wordt het streng aangeraden om tijdens het eerste trimester, als de organen van de foetus worden gevormd, zo min mogelijk kruidenremedies in te nemen. Enkel bescheiden culinair gebruik is dan verantwoord. Tijdens de laatste twee trimesters is er minder gevaar. Men dient het medicinaal inzetten van kruiden, nogmaals, altijd te doen onder begeleiding van een ervaren gezondheidsbegeleider of een andere specialist op dit vlak. In het volgende hoofdstuk zal hier per kwaal uitgebreid op ingegaan worden. We weten nu, vanuit de vorige hoofdstukken, in ieder geval al wat (streng) afgeraden of zelfs verboden wordt. Vanaf dit hoofdstuk mogen de teugels dus wat losser. 4.1 4.1.1
Opgelet! Verwerkingsvormen
Kruiden kennen vele verwerkingsvormen, hierbij valt met name te denken aan infusie, afkooksel, tinctuur, vloeibaar extract, droogextract, poeder, sap, siroop, pap, etherische olie, zalf, crème en balsem. In het kader van dit eindwerk gaat het te ver om per kwaal en remedie consequent en exact te beschrijven welke verwerkingsvorm gebruikt dient te worden. Ook hiervoor verwijs ik meestal naar de gespecialiseerde literatuur (zie literatuurlijst). Over het algemeen zal er bij inwendig gebruik sprake zijn van kruiden als voeding, infusie, tinctuur en dergelijke. Echter, tinctuur heeft bij zwangerschap niet de voorkeur gezien de hoeveelheid alcohol die daarin verwerkt zit. Bij uitwendig gebruik zal meestal sprake zijn van tinctuur, zalf, crème, olie, balsem en dergelijke. Er moet altijd sprake zijn van maatwerk, rekening houdend met de persoon, de situatie en de specifieke verschijningvorm van de kwaal.
4.1.2
Doseringen
Om vergelijkbare redenen zullen in de volgende hoofdstukken ook de doseringen van de kruiden niet aangegeven worden, net zo min als dat bij voeding en voedingssupplementen gedaan wordt. De meningen over doseringen zijn in de literatuur vaak verdeeld en doseringen zijn bovendien ook erg afhankelijk van de concentratie van een middel, de oogst, het merk en het soort middel wat men koopt of maakt. Voor doseringen en gebruik verwijs ik daarom naar gespecialiseerde literatuur (zie literatuurlijst) en de bijsluiters van de producten. Tot slot expliceer ik hierbij dat met de genoemde kruiden, in principe, niet de etherische oliën worden bedoeld, tenzij expliciet zo vermeld. Deze zijn namelijk zodanig geconcentreerd en krachtig dat het gebruik tijdens zwangerschap enkel thuishoort in handen van een specialist. Vooral inwendig gebruik van de geconcentreerde olie kan ernstige misselijkheid en andere problemen veroorzaken en moet te allen tijde voorkomen worden (!). Gelieve hier goed rekening mee te houden bij het lezen van de rest van dit eindwerk! Jeroen van Rooij
p.39
4.2 Veilige kruiden vanaf het derde zwangerschapstrimester Onderstaande populaire kruiden moeten, zoals we reeds eerder beschreven, in het begin van de zwangerschap worden vermeden, maar ze kunnen vanaf het laatste trimester en rond de bevalling, best op voorschrift van een arts of deskundig therapeut, zeer goede diensten bewijzen: Chinese Engelwortel, Dong Quai, Vrouwen ginseng - Angelica sinensis: tijdens de bevalling ingenomen zorgt het voor regelmatige en gecoördineerde contracties. Na de bevalling zorgt het voor sneller herstel van de baarmoeder en helpt het om postnatale depressie te voorkomen. Fenegriek - Trigonella foenum-graecum: indien men het tijdens de laatste zes weken van de zwangerschap inneemt, dan bevordert het de tonus en de elasticiteit van de baarmoeder Framboos(blad) - Rubus idaeus: is wellicht het meest populaire kruid in deze rij en dat is niet voor niets. Tijdens het laatste trimester versterkt thee van frambozenbladeren de baarmoeder en de bekkenbodemspieren. Het voorkomt zo premature contracties en het bereid de baarmoeder voor op de bevalling. Framboosblad werkt ontspannend en rustgevend, vermindert beenkrampen en bevat veel bruikbare nutriënten. Tijdens de bevalling zorgt het voor meer efficiënte contracties met minder pijn, versnelt en vergemakkelijkt daardoor de bevalling. Door de baarmoederversterkende werking kan het kruid na de bevalling bloedverlies verminderen, herstel van de baarmoeder en vagina na de geboorte bevorderen en zorgen voor het herstel van een normale spanning in de baarmoeder. Handig om te weten is dat men vanaf het tweede trimester met framboosbladthee ook kan spoelen en gorgelen om verkoudheid en/ of keelpijn te bestrijden.
Hartgespan - Leonurus cardiaca: in de laatste weken van de zwangerschap en tijdens de bevalling kan het zorgen voor regelmatige en krachtige weeën; het voorkomt ineffectieve, te krampachtige of pijnlijke weeën. Daarnaast zorgt het voor een ontspannen rustig gevoel; het helpt daarmee tegen angsten en spanningen rond de bevalling en het aanstaande moederschap. Helonias - Chamaelirium luteum (enkel onder toezicht van een arts/ specialist): kan helpen om miskramen te voorkomen en vermindert zwangerschapsmisselijkheid. Kruidnagel - Eugenia aromatica (enkel onder toezicht van een arts/ specialist): tijdens de laatste week van de zwangerschap ingenomen werkt het versterkend en krampwerend op de baarmoederspier.
Sneeuwbal, Amerikaanse - Viburnum prunifolium (enkel onder toezicht van een arts/ specialist): op het einde van de zwangerschap en tijdens de bevalling zorgt het voor regelmatige normale weeën en het kan ook ingezet worden bij een dreigende abortus. Het mag, uitsluitend op voorschrift van een arts, ook in het eerste trimester gegeven worden bij misselijkheid.
Jeroen van Rooij
p.40
Vrouwenmantel, Spitslobbige - Alchemilla vulgaris: indien men het tijdens de bevalling inneemt, werkt het weeënbevorderend. Toegediend na de bevalling zorgt het voor herstel van de baarmoeder, terugkeer ervan naar het normale volume en het voorkomt baarmoederverzakking ( prolaps). Wilde Yam - Dioscorea (enkel onder toezicht van een arts/ specialist): werkt algemeen krampwerend en vermindert ochtendziekte (komt weinig voor na het eerste trimester). Werkt ontkrampend op de baarmoeder en is interessant voor vrouwen die geregeld premature contracties hebben of al meerdere miskramen hebben gehad. Zilverkaars - Cimifuga racemosa: kan worden gebruikt tijdens de bevalling en zal dan door een oxytocine-achtige werking de weeën bevorderen. De weeën worden effectiever, regelmatiger en minder pijnlijk. Indien men het toedient gedurende de laatste vijf à zes weken dan werkt het baarmoederstimulerend. Bron: 1, 2, 3
Jeroen van Rooij
p.41
5
Hoofdstuk 5: Medicijngebruik tijdens zwangerschap
In dit deel worden de belangrijkste medicijnen bij zwangerschap besproken. Voor maatwerk en volledigheid wordt u, echter, doorverwezen naar uw huisarts of specialist. 5.1 Basisregel voor medicijngebruik Normaal gesproken slikt men enkel medicijnen wanneer het echt nodig is, en dan wel op voorschrift van de arts. In de praktijk gebeurt dat maar al te vaak niet en neemt men iets mee van een apotheek of drogist waarvan men amper weet wat het eigenlijk is. Meestal merkt men er niets van, maar geneesmiddelen hebben vaak ook bijwerkingen en blijven soms lang in het lichaam aanwezig. Een baby in de baarmoeder of aan de borst krijgt ze dan ook binnen. De Softenon- en DES-affaires, waarbij allerlei serieuze geboorteafwijkingen ontstonden door het gebruik van bepaalde medicijnen, hebben er toe geleid dat het vandaag de dag de basisregel is dat elk medicijngebruik bij zwangerschap, zwanger worden en borstvoeding vermeden moet worden. Echter, de soep wordt niet zo heet gegeten als hij wordt opgeschept, want sommige medicijnen kan men gebruiken, zonder dramatische gevolgen. In dit hoofdstuk wordt beknopt beschreven wat wel en niet mogelijk is.
5.2 Medicijngebruik in de praktijk De theoretische basisregel is simpel en duidelijk, maar zo simpel ligt het in de praktijk echter niet. Veel vrouwen kunnen namelijk niet zonder bepaalde geneesmiddelen. Er dient dan de nodige voorzichtigheid in acht genomen te worden. De meeste medicijnen worden voorgeschreven om de moeder te behandelen. In de eerste weken na de bevruchting kunnen medicijnen het embryo bereiken via onder andere de dooierzak. Als de placenta aangelegd is, kunnen medicijnen de foetus bereiken via de bloedvaten die in de placenta lopen. Bij de vrouw worden de schadelijke stoffen weliswaar zo snel mogelijk weer door de lever afgebroken en door de nieren uitgescheiden, maar bij een ongeboren kind kan dat niet of onvoldoende. Hierdoor kunnen ze langer en in grotere hoeveelheden in het kind en in het vruchtwater blijven. Medicijnen hebben in principe dezelfde werking op de baby als op de moeder, maar omdat de Jeroen van Rooij
p.42
foetus gevoeliger kan zijn voor de werking of bijwerking van de inhoudsstof kunnen er extra risico's zijn. Zo kan een relatief onschuldig middel voor de moeder minder onschuldig uitpakken voor het kind. Het eerste trimester (vooral de eerste weken) is de foetus het meest kwetsbaar, maar men weet in het begin vaak helemaal niet dat men zwanger is. Dus dient men eigenlijk al vóór de zwangerschap alert te zijn op het gebruik van genees- en genotsmiddelen en moet men risicogedrag vermijden. Dat geldt ook voor de toekomstige vader. We bespraken dit al eerder in deel 1, hoofdstuk 1. In geval van een chronische aandoening is het beter om tijdig aan de behandelende arts en de apotheker te vertellen dat men zwanger is of wenst te worden, zodat zij kunnen nagaan wat de ziekte en de behandeling daarvan voor consequenties heeft voor een (eventuele) zwangerschap. Daarnaast kunnen ze nagaan of het medicijn in relatie tot de zwangerschap wel goed gekozen is. Deze bewaking wordt na de bevalling en tijdens een eventuele periode van borstvoeding voortgezet. Men informeert zich verder het best of er doorgegaan kan worden met de gebruikte medicijnen, of er een minder schadelijk alternatief is en of men eventueel kan minderen of stoppen. Als dat niet kan en de baby loopt ernstig gevaar, mag men toch nooit op eigen initiatief stoppen in verband met risico‟s voor de eigen gezondheid. Daar veel zwangerschappen ongepland zijn, wordt er vaak pas na het eerste trimester gekeken naar eventuele risico's (beter laat dan nooit). Van roken, bijvoorbeeld, is bekend dat het op ieder moment nog zin heeft om te stoppen, omdat een rookstop altijd een positief effect op de baby heeft. Zo is het ook altijd nog zinvol om medicijngebruik tijdens zwangerschap te evalueren en eventueel bij te stellen, ook als men er wat laat achterkomt dat men zwanger is. 5.2.1
Meest voorkomende negatieve effecten
Een groeiachterstand, zowel de lengtegroei als het gewicht, is een van de schadelijke effecten die het meest voorkomt. Veel gevolgen van medicijngebruik (of drugsgebruik) zijn echter niet direct waarneembaar en komen pas later aan het licht. Te denken valt aan verminderde intelligentie, grotere gevoeligheid voor ziekten of het ontstaan van kanker op latere leeftijd. Uit onderzoek is gebleken dat gebruik van bepaalde medicijnen invloed kan hebben op gedrag en persoonlijkheid, zowel in negatieve als positieve zin. Kinderen waarvan de moeders tijdens de zwangerschap waren behandeld met oestrogenen bleken, bijvoorbeeld, een beter sociaal gedrag te vertonen bij een vergelijkbaar intelligentiequotiënt. Negatieve gevolgen kunnen ook enkel potentieel aanwezig zijn en zich pas bij een volgende generatie openbaren. Chromosomale afwijkingen lijken verantwoordelijk te zijn voor ongeveer 6 procent van alle ernstige aangeboren afwijkingen en combinaties van erfelijke factoren nemen ongeveer 30 procent voor hun rekening. De schattingen over de invloed van externe factoren lopen uiteen van 8 tot 40 procent. Dit is een zeer brede marge en illustreert dus goed de verdeeldheid binnen de medische wereld. Veel wetenschappers verklaren de aangeboren afwijkingen door een combinatie van bovengenoemde factoren. Men denkt dat ze het resultaat zijn van mogelijk een afwijkend gen in combinatie met de blootstelling aan een of meerdere toxische substanties. Dit alles maakt het uiterst moeilijk om de oorzaken voor een bepaalde aangeboren afwijking precies te achterhalen. Naast de gevolgen van medicijnen voor de baby, zijn er ook effecten vooral rond de bevalling. De meeste pijnstillers worden daarom afgeraden vanaf de laatste maand, in verband met bloedingsgevaar en een mogelijk effect op de wijze waarop de baby zich aanpast aan de buitenwereld. Denk hierbij vooral aan het sluiten van de, zogenaamde, „ductus Botalli‟. Jeroen van Rooij
p.43
Schema 5.1 “De ductus van Botalli (ook wel de ductus arteriosus genoemd) is een bloedvat dat voorkomt bij alle pasgeboren kinderen. Het zorgt ervoor dat het bloed dat uit het rechter hart naar de longen gepompt wordt, afgeleid wordt naar de grote lichaamsslagader. De longen hebben immers voor de geboorte slechts een kleine hoeveelheid bloed nodig aangezien het kind dan nog niet ademt. Kort na de geboorte (uren tot dagen) is deze ductus geprogrammeerd om te sluiten. De longen gaan immers volledig openstaan bij de eerste schreeuw en vullen zich met lucht. Ze zijn nu klaar om hun functie op te nemen en het lichaam te voorzien van de nodige zuurstof.
de open ductus van Botalli Wanneer de ductus sluit loopt het bloed van de rechter kamer naar de longen en niet langer naar de lichaamsslagader of aorta. Indien dit systeem faalt, spreekt men van een 'open ductus van Botalli”. Bron: Universitair ziekenhuis Leuven, www.uzleuven.be.
Na de geboorte heeft de moeder de keuze voor borst- of flesvoeding. Borstvoeding heeft ook bij medicijngebruik veel voordelen voor moeder en kind. Er zijn maar een paar situaties waarbij borstvoeding geven niet mogelijk is. De meeste medicijnen komen maar in minimale dosis in de borstvoeding terecht, zijn daarmee voor de baby onschadelijk en het is daarom slechts zelden nodig om aan de fles te gaan. Daarnaast zijn er voor de meeste medicijnen „borstvoedingsvriendelijke‟ alternatieven. Gezien het kader van dit eindwerk ga ik hier niet dieper op in. 5.2.2
Tegenstrijdige informatie
Er is veel tegenstrijdige informatie over medicijngebruik tijdens zwangerschap. De reden hiervoor ligt in het feit dat goed onderzoek naar de eventuele risico's van medicijnen voor ongeboren of pasgeboren baby‟s onethisch is. Men kan nu eenmaal niet gaan experimenteren en daarom is er zelden een helder antwoord te geven op de vraag of een middel al dan niet veilig is. Wel heeft men verdachte gebeurtenissen verzameld en gepubliceerd en de huidige kennis is dan ook voor een groot deel daarop gebaseerd. In zekere zin is geen enkele lichaamsvreemde substantie veilig gedurende een zwangerschap, ook al is van vele medicijnen nooit een schadelijk effect vastgesteld. Het ontbreekt eenvoudigweg aan zowel positieve als negatieve bewijzen. Normaal gesproken worden middelen voorgeschreven die al vele jaren in gebruik zijn en waarvan gebleken is dat ze gedurende zwangerschap redelijk veilig zijn. Een middel dat pas op de markt is gebracht is dan ook altijd riskant. De uiteindelijke beslissing om bepaalde medicijnen te gebruiken is altijd een persoonlijke afweging. Men moet echter wel weten wat de voor- en nadelen zijn. Overleg met de arts is dan Jeroen van Rooij
p.44
uiteraard het eerste waaraan gedacht moet worden. Het interpreteren en afwegen van voor- en nadelen verschilt per persoon en daardoor bestaan er veel tegenstrijdige ideeën over het gebruik van geneesmiddelen en de mogelijke schade voor de baby. 5.2.3
Meest gebruikte medicatie tijdens zwangerschap
Hieronder volgt een overzicht van veel voorkomende algemene klachten en hetgeen er momenteel bekend is over de bijbehorende medicatie in relatie tot zwangerschap. De genoemde kwalen zijn dus niet noodzakelijk de typische zwangerschapskwalen. Het uitgangspunt in dit hoofdstuk is nu eenmaal iets anders. Het overzicht is een summiere weergave van een zeer complexe materie en daar komt nog bij dat er veel verschillen van inzicht bestaan binnen de medische wereld zelf. De tabel is incompleet en bevat slechts de Belgisch-Nederlandse top 20 der meest gebruikte reguliere medicijnen en middelen tijdens zwangerschap of de periode daarvoor, waarin men zwanger wenst te worden. De nummers tussen haakjes verwijzen naar de subbronnen onderaan de tabel. De namen zijn van inhoudsstoffen, omdat er meerdere handelsmerken kunnen zijn waaronder het middel geleverd wordt. Bij typische zwangerschapskwalen (*) verwijs ik u voor meer informatie naar deel 3, hoofdstuk 1. Tabel 5.2 Kwaal
Aambeien* Acné
Zwanger worden/ zijn
Vette zalf met een beetje lidocaïne is veilig (1,3). Tretoïne is NIET veilig (niet de tabletten, noch de crème). Benzoylperoxide kan wel (3).
Allergieën / hooikoorts
Cromoglicinezuur is veilig (1,2). Bij hooikoorts is dat Natriumcromoglicaat neus- en oogdruppels of spray
Anticonceptie en Morning After Pil (MAP)
Er zijn geen aanwijzingen voor een verhoogde kans op afwijkingen. (1). Sympaticomimetica zijn veilig (1). Cromoglicinezuur is veilig (1). Corticosteroïden kunnen effect op de vrucht hebben, maar de relevantie voor de mens is niet duidelijk (1) (en waarschijnlijk dosisafhankelijk).
Astma en hoest
Bij hoesten zijn noscapine, althaea/ tijmstroop en honing het meest aangewezen. Jeroen van Rooij
Bijzonderheden
Zie deel 3, hoofdstuk 1. De meeste crèmes worden in normale dosering zo weinig in het bloed opgenomen dat er zeer weinig tot niets in de moedermelk komt(5). De andere middelen geven mogelijk sufheid bij de vrucht of de pasgeborene. Geïnhaleerde preparaten komen slechts in beperkte mate bij het kind (5). De pil vermindert bij veel vrouwen de borstvoeding Een zwaarwegend argument vóór borstvoeding is dat het voor baby's met een belaste familiegeschiedenis voor astma en allergieën juist heel belangrijk is om minimaal 6 maanden borstvoeding te krijgen. De frequentie en dosering van de medicatie zijn belangrijk.
p.45
Borstontsteking / antibioticagebruik
Depressie
Epilepsie
Huidaandoeningen waarvoor corticosteroïden voorgeschreven worden Maagzuur*
Migraine
Jeroen van Rooij
Nitrofurantöine wordt veel gebruikt. Men neemt aan dat er geen schadelijke effecten zijn (1), maar bij voorkeur niet gebruiken in het derde trimester. Eerste keus: amoxicilline (3). Amitriptylline wordt veel gebruikt en lijkt veilig (3). Niet beschadigend voor de vrucht, maar wel kans op ontrekkingsverschijnsel bij de baby (1). De FDA heeft gemeld dat paroxetine schadelijk kan zijn voor de foetus, gedurende de eerste 3 maanden van de zwangerschap. Hierdoor zijn alle selectieve serotonine heropnameremmers (SSRI's) verdacht geworden. De volgende middelen zijn dus af te raden in de eerste 3 maanden van de zwangerschap: citalopram, escitalopram, fluoxetine, fluvoxamine, paroxetine en sertraline. Over het effect van St Janskruid op de vrucht is weinig bekend (2,6). Lithium: niet doen. Bekend als vruchtbeschadigend (1). De schade van een epileptische aanval voor moeder en kind is groter dan de schade van de medicatie. Bovendien is er vaak geen keuze (2,4). Anti-epileptica met carbamazepine worden als veilig beschouwd. Lokale therapie (crème of zalf) op kleine plekjes geeft bijna nooit problemen (2). Calcium- en magnesium bevattende maagzuurbinders hebben de voorkeur.
Bij borstontsteking gewoon doorgaan met voeden. Dit bevordert de genezing en is onschadelijk voor het kind.
Er is veel tegenstrijdige literatuur over het gebruik van antidepressiva tijdens zwangerschap en borstvoeding. Het is onbekend welke invloed een niet behandelde depressie op de vrucht en het kind heeft. Het positieve effect van borstvoeding op de depressie moet ook in overweging genomen worden. Bij voorkeur niet abrupt stoppen met de medicatie, maar in overleg met de arts. Mogelijk helpen de sporen van medicatie in de borstvoeding de ontwenningsverschijnselen bij zuigelingen verminderen (2).
Een eventuele kinderwens bij voorkeur eerst bespreken met de behandelende arts.
Aluminiumhoudende middelen worden afgeraden tijdens de zwangerschap en lactatie. Magnesiumoxide kan laxerend werken. Zie deel 3, hoofdstuk 1.
Eerste keus: paracetamol. Ergotamine is niet geschikt voor gebruik tijdens de zwangerschap (1). De risico's van sumatriptan zijn onduidelijk, maar het middel lijkt p.46
Misselijkheid en overgeven* Obstipatie / verstopping*
Ontstolling (bijv. bij trombose)
Pijn, algemeen*
Reisziekte (wagenziekte, luchtziekte, etc.)
Schildklieraandoeningen
Schimmelinfecties / spruw*
Slapeloosheid, nervositeit, kalmeringsmiddelen*
Vaccinaties etc. voor verre reizen
veilig (1). Meclozine lijkt een veilige keus. Lactulosestroop is veilig (3).
Zie deel 3, hoofdstuk 1. Algemeen advies: zemelen gebruiken en veel drinken. Zie deel 3, hoofdstuk 1.
Heparine is veilig bij zwangerschap en zwanger worden (1), maar risicovol rond de bevalling. Paracetamol zonder coffeïne of codeïne heeft de voorkeur (3), maximaal 6 per dag van 500 mg. Liever geen andere pijnstillers.
Gebruik geen aspirine (salicylzuur) rond de bevalling! Dus niet in de laatste maand (3), in verband met risico op bloedingen tijdens de weeën. Zie deel 3, hoofdstuk 1. Van cinnarizine en meclozine is Bij incidenteel gebruik van onvoldoende bekend, maar er middelen tegen reisziekte is er zijn tot nu toe geen stoornissen nauwelijks risico. waargenomen (4,3,1). Gemberpoeder is een natuurlijk alternatief (zie betreffende hoofdstuk/ paragraaf). Er is geen keus voor de moeder. De geneesmiddelen moeten de Levothyroxine komt niet in de hoeveelheid schildklierhormoon placenta of in de moedermelk in het bloed juist normaal (5). maken, zoals bij anderen (5). Een eventuele kinderwens bij voorkeur eerst bespreken met de behandelende arts. Miconazol is veilig bij gebruik De crème komt waarschijnlijk van zalf en crème (1). Liever slechts zeer beperkt in het bloed geen oraal gebruik (pillen of en in de melk (5). gel). Zie deel 3, hoofdstuk 1. Zo mogelijk afbouwen Moeders die borstvoeding geven, vertonen minder stress, bezorgdheid, vermoeidheid en schuldgevoel, o.a. door de oxytocine (ook wel het 'knuffelhormoon' genoemd) (2). Medicatie is daardoor vaak niet nodig. Zie deel 3, hoofdstuk 1. In het algemeen geldt dat er geen De voor- en nadelen voor de levend vaccin gegeven mag moeder en de vrucht moeten per worden. Er zijn erg weinig geval worden afgewogen gegevens bekend over de risico's.
Bron: 1, subbronnen: (1) Farmacotherapeutisch Kompas 1999, Zweedse classificatie; (2) Pharmaceutisch Weekblad, special borstvoeding (5 mei 2000, jaargang 135, nummer 18); (3) informatie van de KNMP; (4) Stichting DGV FTO module (= nascholingsmodule voor huisartsen en apothekers); (5) http://neonatal.ttuhsc.edu/lact; (6) Groot handboek geneeskrachtige planten – Dr. G Verhelst.
Jeroen van Rooij
p.47
Naast de bovenstaande afgeraden inhoudsstoffen kan men, bijvoorbeeld, ook nog denken aan: - cytostatica (celdelingsremmende middelen die bij de behandeling van kanker gebruikt worden en ook gevaarlijk zijn voor de zaadproductie); - immunosuppressiva (middelen die onder andere gebruikt worden om afstoting van donororganen te voorkomen); - anticoagulantia (bloedverdunnende middelen) uit de cumarinegroep; - ergotamine bevattende middelen (baarmoeder samentrekkende middelen en bloedvatvernauwende middelen ingezet bij migraine); - radioactieve isotopen (een interval van 12 uur wordt als voldoende veilig beschouwd); - radioactief jodium (voor diagnostiek en de behandeling van schildklieraandoeningen); - cholesterolverlagers (met name de statines); - bepaalde antibiotica (o.a. tetracyclinen en sulfonamiden); - chlooramfenicol (bacteriostatisch antibioticum dat de synthese van eiwitten in bacteriën remt); - anabole steroïden, diverse hormonen en antihormonen (kunnen de productie van zaadcellen verminderen); - middelen die gewenning en afhankelijkheid veroorzaken; - middelen waarbij de effecten onbekend of onvoldoende zijn onderzocht. Binnen het kader van dit eindwerk gaat het iets te ver om hier dieper op in te gaan. Bron: 1, 2, 3
Jeroen van Rooij
p.48
Deel 3 Zwangerschapskwalen, -risico’s en bevalling
Jeroen van Rooij
p.49
1
Hoofdstuk 1: Meest voorkomende zwangerschapskwalen
In dit deel worden de belangrijkste voedingsmiddelen, voedingssupplementen, kruiden, kruidenpreparaten en medicijnen of andere reguliere methoden bij zwangerschapskwalen besproken. Voor maatwerk en volledigheid wordt u, echter, doorverwezen naar een gezondheidsbegeleider bij u in de buurt of uw huisarts/ specialist. 1.1 Algemeen Hoewel (gewenst) zwanger zijn een prachtige gebeurtenis is, zijn er vaak ook minder prettige kanten aan. Er is nogal vaak sprake van typische zwangerschapskwalen, zoals misselijkheid, brandend maagzuur, obstipatie, spataderen, aambeien, beenkrampen, bloedarmoede etcetera. De ene vrouw heeft er meer last van dan de andere. Als je het goed nagaat is het niet zo vreemd dat er allerlei kwalen en klachten op kunnen treden, want gedurende een zwangerschap groeit er één enkel celletje uit tot een nieuw leven en daarnaast gebeurt en verandert er heel veel in het vrouwenlichaam. De groei van de foetus vraagt een grote aanpassing van de stofwisseling; deze veranderingen zijn afhankelijk van het ontwikkelingsstadium van de foetus. Ook treden er veranderingen op in het hormonale systeem, de bloedcirculatie, de emotionele gesteldheid, de smaakgewaarwording en de eetbehoefte. Hieronder wordt een groot aantal veel voorkomende zwangerschapskwalen beschreven, direct gevolgd door de drie meest voorkomende zwangerschapsrisico‟s. De kwalen hebben vooral effect op de moeder en de risico‟s hebben vooral effect op de foetus. In beide hoofdstukken worden uiteraard tips gegeven om de kwalen of risico‟s voor moeder en baby te verminderen of te voorkomen met voeding, kruiden, supplementen, vitamines en soms ook andere natuurlijke middelen. De benadering is hier dus, in vergelijking met de vorige hoofdstukken, omgekeerd: er wordt hier gestart vanuit de kwaal en niet meer vanuit de algemene kennis over voeding, kruiden of medicijnen. 1.2 Zwangerschapsmisselijkheid Misselijkheid, ochtendziekte en braakneigingen komen in het algemeen vaak voor tijdens het eerste zwangerschapstrimester en er is, vooral ‟s ochtends, moeilijk aan te ontkomen. Hoewel er meestal gesproken wordt over ochtendmisselijkheid is dit een verwarrende term. Heel veel vrouwen zijn immers de hele dag, bij vlagen, misselijk. Sommigen zelfs zo erg dat ze de hele dag geen hap kunnen eten. Daarentegen zijn er ook genoeg vrouwen die nergens last van hebben. Ongeveer 70 tot 85 procent van de zwangeren heeft in het eerste trimester last van misselijkheid en soms (vooral ‟s morgens) braken. Men weet nog niet precies waarom de één continu misselijk is, terwijl de ander nergens last van heeft. De mogelijke specifieke oorzaken zijn hieronder opgesomd. 1.2.1
Hormonen
Onderzoek (Goodon 2003) leert ons dat vrouwen met een hoog gehalte aan het zwangerschapshormoon hCG een hoger risico hebben om misselijk te worden. Echter, in ditzelfde onderzoek waren ook vrouwen met een hoog hCG-gehalte die nergens last van hadden. De ergste misselijkheid gaat vaak samen met de sterkste stijging van het hCG-gehalte. Rond de 6 weken stijgt het hCG-gehalte ineens sterk tot en met week 9. Daarna neemt het langzaam af om Jeroen van Rooij
p.50
rond week 16 ongeveer gelijk te blijven. Bij veel vrouwen is er dan ook een piek in misselijkheid tussen week 6 en de weken 10 tot en met 12. Daarna neemt het af. Naast hCG stijgt ook het oestrogeengehalte in het begin van de zwangerschap snel. Het oestrogeen wordt zowel door de vrouw als door de placenta aangemaakt. Men vermoedt dat de oestrogenenstijging mede een oorzaak is van de misselijkheid. 1.2.2
Veranderingen in de spijsvertering
Tijdens zwangerschap verandert de spijsvertering. De sluitspier van de maag (cardiacale sphincter) werkt minder goed; een reden waarom men (later) in de zwangerschap sneller last heeft van brandend maagzuur. Daarnaast zijn maag en darmen minder actief tijdens zwangerschap: bij een zwangere vrouw duurt het veel langer voordat het voedsel verteerd is. De combinatie van een slechter werkende sluitspier en een tragere werking van de maag zouden mede een oorzaak zijn van de misselijkheid. Later in de zwangerschap kan misselijkheid worden veroorzaakt doordat de maag in de knel geraakt. De baarmoeder en de baby nemen immers een steeds grotere ruimte in de buikholte in. Alle andere organen moeten daardoor opschuiven. 1.2.3
Geuren
Zwangeren zijn extra gevoelig voor geuren, zelfs op grote afstand. Velen kennen het verschijnsel dat ze ineens misselijk worden van bijvoorbeeld de geur van vlees, terwijl ze het voor de zwangerschap lekker vonden. De overgevoeligheid voor geuren wordt waarschijnlijk veroorzaakt door de snelle stijging van oestrogeen. 1.2.4
Overige oorzaken
Verder zijn stress, slechte voeding en een te lage bloedsuikerspiegel mogelijke algemene oorzaken voor misselijkheid. De foetus merkt er (voor zover dat te beoordelen valt) meestal weinig van dat de moeder zich niet goed voelt en groeit vrolijk door, maar als men vaak en veel moet braken kan men beter de verloskundige of arts raadplegen. Het is namelijk belangrijk om braken zoveel mogelijk te voorkomen, omdat het tot tekorten van voedingsstoffen kan leiden. Behandeling is zelden nodig; tegen de tijd dat men voor het eerst naar de verloskundige gaat zijn de klachten vaak al weg. Sommige vrouwen hebben, echter, wel last van extreme misselijkheid. Men noemt dat dan „hyperemesis gravidarium‟ (0,05 tot 1 procent van de gevallen). Dit dient men te melden aan de arts of verloskundige, want in dergelijke gevallen moet men zoveel braken dat men gewicht verliest en zich echt heel ziek voelt. Zelfs water drinken en binnenhouden is dan moeilijk of onmogelijk, waardoor uitdroging kan ontstaan. Hyperemesis gravidarium is een heel lastige kwaal. Behandeling ervan betekent meestal een ziekenhuisopname. In extreme gevallen moet men maandenlang liggen, omdat rechtop staan of zitten misselijk maakt. Ook alle geurtjes maken misselijk, waardoor men zich veel moet isoleren van de buitenwereld. Gezien het kleine percentage vrouwen dat hier last van heeft ga ik er hier niet dieper op in en verwijs ik voor kennis der oorzaken en andere details naar de gespecialiseerde literatuur. 1.2.5
Gevolgen voor moeder en kind
Veel vrouwen maken zich zorgen of de baby wel genoeg voedingstoffen opneemt als ze zelf amper iets binnenkrijgen. De baby is echter nog erg klein en heeft dus bijna geen calorieën Jeroen van Rooij
p.51
nodig. Uit reserves kan een baby in de eerste weken voldoende stoffen halen om zich goed te kunnen ontwikkelen. Het gaat hierbij wel om normale misselijkheid. Doordat men eigenlijk te weinig voedsel binnenkrijgt zal men waarschijnlijk niet aankomen in deze periode. Sommige vrouwen vallen zelfs iets af. Hetgeen helemaal niet erg is, omdat men de schade meestal later in de zwangerschap wel weer inhaalt. Als de misselijkheid langer duurt, kan het zinvol zijn om een multivitaminen-preparaat voor zwangere vrouwen te gaan gebruiken. 1.2.6
Meer kans op misselijkheid.
De volgende situaties geven een verhoogd risico op misselijkheid in de zwangerschap. Vrouwen zwanger van een tweeling hebben vaker last van erge misselijkheid. Dit wordt waarschijnlijk veroorzaakt door het hogere hCG-gehalte. Dit wil niet zeggen dat men een tweeling krijgt als men extreem misselijk is en ook andersom niet. Er zijn ook vrouwen die een tweeling dragen en helemaal niet misselijk zijn. Als moeder of zus(jes) erg misselijk waren in de zwangerschap heeft de zwangere vrouw een verhoogde kans dat ook te zullen zijn. Het blijkt deels toch genetisch gepaald. Als men in een vorige zwangerschap erg misselijk was is de kans op misselijkheid bij een nieuwe zwangerschap ook zeer aannemelijk. Dat geldt ook als men tijdens pilgebruik vaker dan normaal misselijk was of voor de zwangerschap last van migraine had. Ook in de laatste maanden van de zwangerschap kunnen vrouwen meer last hebben van misselijkheid. Dat komt vooral doordat de baarmoeder tegen de maag drukt. Men kan daarom beter zes keer per dag een kleine maaltijd eten in plaats van drie keer een vol bord. 1.2.7
Zwangerschapsmisselijkheid versus miskraam
Regelmatig valt te lezen dat vrouwen die niet misselijk zijn een hoger risico zouden hebben op een miskraam. Men weet dat er een lagere concentratie van de hormonen hCG en oestrogeen is als de placenta of het vruchtje zich niet goed ontwikkelen. Het lijkt dus logisch dat deze lagere concentraties ervoor zorgen dat men niet misselijk is. Het klopt dus inderdaad dat vrouwen die een miskraam krijgen vaak minder last hebben van misselijkheid, maar de bewering dat men een miskraam krijgt als men niet misselijk is, is volstrekt onzin. Er zijn genoeg vrouwen (20 tot 25 procent) die helemaal niet misselijk zijn en toch een prima zwangerschap doormaken. Zie ook hoofdstuk 2.3. Bron: 10, 12
1.2.8
Wat men kan doen tegen misselijkheid vanuit voeding en voedingssupplementen
Bij gewone ochtendmisselijkheid kan een licht ontbijtje op bed helpen, zoals een kopje thee en een droog beschuitje. Een cracker eten terwijl men nog in bed ligt is aangeraden, om dan vervolgens ongeveer een half uur te wachten met opstaan. Bij nachtelijk ontwaken kan eveneens een cracker verlichtend helpen en het doorslapen mogelijk maken. Indien men de hele dag door misselijk is, eet men het beste verspreid over de dag kleine licht verteerbare porties, zodat de maag niet echt leeg geraakt. Een lege maag zorgt er namelijk voor dat men misselijker wordt. Onderzoeken en andere bronnen spreken elkaar tegen welk soort voeding het beste helpt tegen misselijkheid. De ene keer komt het erop neer dat eiwitrijke voeding waarschijnlijk het beste helpt en de ander keer meldt men dat er juist koolhydraatrijk gegeten (muesli, graanproducten, banaan, rijstwafels, tofu) moet worden om de misselijkheid te doen afnemen. De ervaring van veel vrouwen is dat koolhydraatrijke maaltijden lijken te helpen. Zoeken naar alternatieven voor voeding die misselijk maakt is vanzelfsprekend. Goede Jeroen van Rooij
p.52
tussendoortjes zijn fruit, yoghurt en kwark. Kwaliteitsvleeswaar of vleesvervangers zijn vaak een goed alternatief voor gebraden vlees. Vers vruchtensap is gezond, maar tevens nogal zuur en kan dan ook misselijk maken. Een verse fruitmilkshake kan een passend alternatief zijn. Vet, sterk gekruid, zwaar op de maag liggend of gefrituurde voeding dient men te vermijden, omdat de maag dan veel harder moet werken om te verteren en dat verhoogd het risico om misselijk te worden. Ook zuur vermijdt men het beste. Voedsel met luchtjes waar men misselijk van wordt vermijdt men uiteraard zoveel mogelijk. Men laat desnoods een ander koken. Voldoende drinken is essentieel, waarbij regelmatige kleine hoeveelheden de norm is. Door in één keer veel te drinken raakt de maag overvol wat er weer toe leidt dat men geen zin heeft om te eten. Drinken tijdens de maaltijd wordt altijd afgeraden, omdat het de verteringssappen verdund. Koffie en alcohol drinken werd reeds eerder afgeraden en hoewel koolzuurhoudend water niet direct gezond te noemen is, kan het na de maaltijd wel de vertering en de transit door de maag bevorderen. Het opborrelen van lucht uit de maag kan ook heerlijk verlichtend werken. 1.2.9
Multivitaminen
Indien er multivitaminen gebruikt worden kunnen die het beste tijdens of vlak na de maaltijd ingenomen worden; in ieder geval niet op een nuchtere maag. Het preparaat moet een laag gehalte aan ijzer bevatten, omdat ijzer bij veel vrouwen zwaar op de maag ligt en misselijkheid kan verergeren. Verder dient men te denken aan onderstaande nutriënten, als die al niet opgenomen zijn in het preparaat. 1.2.9.1 Vitamine B6
Vele geraadpleegde bronnen melden dat een tekort aan vitamine B6 (pyridoxine) een oorzaak zou zijn van de misselijkheid. Dit is, echter, nooit voldoende bewezen; onderzoeken spreken elkaar tegen. Toch lijkt suppletie van vitamine B6 bij veel vrouwen te helpen, men weet alleen niet precies waarom dat zo is. Vitamine B6 lijkt de symptomen van misselijkheid en braken bij zwangerschap te verminderen of soms zelfs geheel te doen verdwijnen. Tweemaal daags 50 milligram vitamine B6 innemen zou volstaan. Vitamine B in de vorm van biergist werd eerder al afgeraden wegens gebrek aan wetenschappelijke studies. De voorkeur gaat uit naar bijvoorbeeld: vette vis, vlees, gevogelte, gefermenteerde melkproducten, volkorenproducten, banaan, aardappel, noten, zaden en pitten. Vitamine B6 doet echter wel de opname van zink iets verminderen; men dient dus voldoende zinkrijke voeding tot zich te nemen om dit effect te compenseren. Zink treft men veel aan in pompoenpitten, tarwekiemen, noten, zaden, (lams)vlees, zalm en tonijn. 1.2.9.2 Vitamine K
Vitamine K (phylloquinone, menoquinone, menadion) helpt, in dit verband, onder andere de leverfunctie en zit veel in groene (blad)groenten, boter, kaas en eieren, fruit en gefermenteerde melkproducten. 1.2.9.3 Magnesium
Magnesium is een kritisch element in meer dan 325 biochemische reacties en heeft daarmee effect op bijvoorbeeld het zenuwstelsel (antistress, antidepressivum), de spijsvertering, bloeddruk en spiercontracties. Magnesium treft men veel aan in cacao (pure chocolade in Jeroen van Rooij
p.53
gematigde hoeveelheden (!), donker groene groenten, rammenas, amandelen, soja, tarwekiemen, noten, zaden en pitten, appels, pompoen en quinoa. 1.2.10
Wat men kan doen tegen misselijkheid vanuit fytotherapie
Afhankelijk van de oorzaak van de misselijkheid kan men vooral kiezen uit de volgende kruiden. Citroenmelisse (Melissa officinalis, blad) is in een lage (medicinale) dosering wel verantwoord tijdens het eerste trimester; men moet dan denken aan een kruidenthee. Framboos (Rubus idaeus, blad) is, zoals we eerder lazen, alleen in het derde trimester verantwoord. Gember (Zingiber officinale, wortel) geeft bij spaarzaam culinair gebruik of als thee/ aftreksel feitelijk geen bijwerkingen, hooguit wat zuurbranden bij daarvoor gevoelige personen. Langdurig gebruik wordt tijdens zwangerschap wel afgeraden. De veiligheid van gemberwortel tijdens zwangerschap zorgt nog immer voor verdeelde meningen. Zie paragraaf 1.2.9.1. voor meer uitleg. Kamille (Matricaria recutita, bloem), kruizemunt (Menta spicata, blad) en pepermunt (Mentha piperita, blad) kunnen in beperkte hoeveelheden worden genuttigd als thee, eventueel onderling te combineren, zoals gember in kamillethee. Etherische oliën dient men nooit in te nemen, maar het matig verstuiven/ verdampen van lavendelolie (Lavandula angustifolia, bloem), kamille, gember, sandelhout (Santalum album) of rozenolie (Rosa centifolia/ damascena, bloemblad) kan een weldadig effect hebben. Ook kan men enkele druppels etherische olie van pepermunt op een zakdoek aanbrengen en regelmatig inhaleren of masseren met een mengsel van basilicum (Ocimum basilicum, blad) en dragon (Artemisia dranunculus, bloeiende toppen) in een basisolie. Let op: met etherische olie van lavendel, rozemarijn (Rosmarinus officinalis, bloeiende toppen), kamille, venkel (Foeniculum vulgare, zaden), tijm (Thymus vulgaris, kruid) en marjolein (Origanum majorana, kruid) dient men voorzichtig te zijn, ook in het badwater, want ze staan in de lijst van af te raden kruiden. Enkel spaarzaam gebruik is verantwoord; bij twijfel kan men er beter afblijven. Voor de aanbevolen doseringen verwijs ik naar de gespecialiseerde literatuur. Bovenstaande kruiden hebben een kalmerend, krampopheffend effect op de spijsvertering. Ze werken op het zenuwstelsel, gaan zo het gevoel van misselijkheid tegen en geven een fris gevoel. Met name de etherische oliën hebben dit effect. De apotheek verkoopt kruiden als framboosblad, gember etcetera ook in capsulevorm, lees altijd goed de bijsluiter. 1.2.10.1. Kruiden tegen misselijkheid die ter discussie staan Er zijn ook kruiden waarvan het gebruik tijdens zwangerschap ter discussie staat. Hieronder bespreek ik er drie die ik in de literatuur regelmatig tegenkwam. 1.2.10.1.1
Pepermunt
Pepermunt wordt door bepaalde bronnen tijdens de laatste twee trimesters afgeraden, omdat het een negatieve invloed zou kunnen hebben op de melkafscheiding. Ik volg hierbij liever de mening van Dr. Geert Verhelst, die kleine hoeveelheden pepermuntthee toestaat. De reacties op kruiden hebben tenslotte een individuele variëteit en een populair kruid als pepermunt zou ik dan, in eerste instantie, liever niet volledig verbannen.
Jeroen van Rooij
p.54
1.2.10.1.2
Gewone zuurbes
Gewone zuurbes (Berberis vulgaris) wordt door bepaalde bronnen aangeraden, omdat het helpt om overgeven te voortkomen. Dit kruid staat, echter, vermeld op de lijst 1 van het KB kruiden, 29 augustus 1997, omdat het sterke alkaloïden bevat, waaronder berberine. Bron: 3, 7
1.2.10.1.3
Gember
Gember is volgens de meeste geraadpleegde literatuur een populair klassiek tonicum voor onder andere de spijsvertering, zowel in het Westen als in het „land van de rijzende zon‟. Het stimuleert de spijsvertering en houdt de spieren rond de ingewanden op spanning, waardoor de doorvoer van voedingsmiddelen wordt gestimuleerd. Het is nog niet precies duidelijk hoe gember misselijkheid te lijf gaat, wellicht werkt het direct op het spijsverteringskanaal, op het centrale zenuwstelsel of een combinatie daarvan. De gedroogde stam bevat ongeveer 1 tot 4 procent etherische oliën; dit zijn de actieve bestanddelen van gember en zorgen ook voor de geur en smaak. Hiertoe behoren zingibereen en bisaboleen, gingerolen en shogaolen. De laatste twee zouden het braken en de misselijkheid tegengaan.
Gember wordt momenteel als een veilig en doeltreffend middel tegen misselijkheid beschouwd. Dat blijkt uit uitvoerige studies die daarover zijn verricht. “In 1999 erkende de Wereld Gezondheidsorganisatie dat het traditionele gebruik van de gemberwortel wel degelijk helpt om misselijkheid en braken tijdens zwangerschap te voorkomen. De veiligheid ervan werd echter pas bewezen na een literatuuronderzoek, opgesteld door een team Italiaanse onderzoekers. Uit dit onderzoek bleek dat gember doeltreffender is dan een placebo om ochtendbraken en misselijkheid tijdens het eerste trimester van de zwangerschap tegen te gaan. Bovendien bleek gember in vergelijking met vitamine B6 even doeltreffend en zonder bijwerkingen. Geen enkele test kon een schadelijk effect aantonen van gember. Het gebruik ervan bleek dan ook geen risico's in te houden bij zwangere vrouwen. Zwangere vrouwen wordt, aan de hand van deze studie, aanbevolen om gedroogde gember te nemen, met een maximum van 2 gram per dag. Toch Jeroen van Rooij
p.55
mogen ze ook verse gember gebruiken: een reep om te kauwen of op te zuigen of thee van geraspte gember. In dat geval moet de dosis wel aangepast worden, want 1 à 2 gram gedroogde gember komt overeen met ongeveer 10 g verse gember (gelijk een stuk wortel van ongeveer 6 millimeter doorsnede en 7 millimeter dik) (8).” Tot slot is het handig om te weten dat men gember, in matige dosis, ook kan inzetten om verkoudheid en/ of keelpijn te bestrijden tijdens de zwangerschap. Bron: 1, 2, 3, 4, 5, 6, 8
1.2.11
Wat men kan doen tegen misselijkheid met reguliere geneesmiddelen
Reguliere artsen sluiten graag aan bij de meeste natuurlijke remedies tegen misselijkheid. Bij veelvuldig braken zijn er medicijnen op voorschrift te verkrijgen. Deze middelen worden alleen ingezet als er sprake is van echt overmatig overgeven. De meeste geneesmiddelen tegen misselijkheid zijn net als alle geneesmiddelen af te raden, omdat ze bijwerkingen kunnen veroorzaken. Hierbij valt met name te denken aan aangeboren misvormingen, bovendien werken ze in op de hersenen en het binnenoor en dus niet alleen op de maag. Er bestaan wel relatief veilige allopathische middelen, door een arts voor te schrijven, evenals het hierboven reeds genoemde pyridoxine (vitamine B6 supplement). Ook zetpillen zijn mogelijk. In extreme gevallen, als men geen vocht binnenhoudt, wordt een infuus aangelegd met vocht, zouten, suikers en bepaalde vitaminen. Men probeert het beste niet alles tegelijk uit. Voor vitamine B6 en de homeopathische middelen geldt dat men minimaal twee weken moet volhouden om het effect te zien. Gemberthee kan daarentegen gelijk verlichting geven. Tot slot wordt aanbevolen om zwaar verteerbare voeding te mijden, evenals bovenmatige concentratie, grote intellectuele en lichamelijke inspanningen, piekeren en zich zorgen maken. Bron: 10, 11
1.3 Brandend maagzuur Zoals in het vorige hoofdstuk reeds aan de orde gekomen is, veroorzaken hormonen onder andere verslapping van de sluitspier van de maag (cardiacale sphincter), waardoor het maagzuur of het gedeeltelijk verteerd voedsel makkelijker vanuit de maag omhoog komt in de slokdarm. Dit geeft een branderig gevoel achter het borstbeen. Ook komt de maag met inhoud meer in de verdrukking als de baby groeit, waardoor de inhoud in de slokdarm gedrukt wordt. Het resultaat is een vervelend branderig gevoel diep in de keel. 1.3.1
Wat men kan doen tegen maagzuur vanuit voeding en de lichaamshouding
De beste remedie is het eten van meerdere kleine porties, goed over de dag verdeeld, zodat de maag niet te vol raakt. Daarbij is het belangrijk om goed te kauwen en rustig te eten. Men eet het beste natuurlijk (liefst biologisch) voedsel, zoals verse groenten, fruit, volkoren producten, mager vlees, vis, kip, ei, noten. Cafeïne, scherpe kruiden, zure vruchtensappen, koolsoorten, alcohol, sigaretten en pijnstillers dient men zoveel mogelijk te vermijden. Deze middelen prikkelen namelijk de maag tot de aanmaak van extra zuur. Vettig eten wordt afgeraden, omdat het lang in de maag blijft, en koolzuurhoudende dranken en kauwgom vullen de maag met extra lucht, wat ook niet bevorderlijk is. Vlak voor de maaltijd drinkt men het beste niets en tijdens de maaltijd weinig; het aanwezige maagsap wordt zo niet verdund en kan optimaal ingezet worden waar het voor dient: de vertering. Jeroen van Rooij
p.56
Ook is het aan te raden om steeds goed rechtop te zitten, niet te bukken en geen strakke riemen te dragen en niet meteen te gaan liggen na het eten. Indien men toch gaat liggen is het verstandig om een extra kussen onder het hoofdeinde van het matras te leggen, want het helpt als het hoofd iets hoger ligt en het zuur niet in de slokdarm geraakt. Zittend rusten na een maaltijd wordt aanbevolen. Circa drie uur voor het slapengaan eet men het beste niet meer, omdat voedsel slecht verteert door gebrek aan beweging en het maagzuur dan meestal ook gaat opspelen. Indien, ondanks deze tips, toch sprake is van brandend maagzuur, kan men het beste een glas lauwe melk, een eetlepel yoghurt of droog brood nuttigen. Eventueel kan men een beetje appelazijn in warm water drinken. Daarmee wordt het zuur geneutraliseerd. 1.3.2
Wat men kan doen tegen maagzuur vanuit fytotherapie.
Kamille (Matricaria recutita, bloemen), pepermunt (Mentha piperita, blad), citroenmelisse (Melissa officinalis, blad), moerasspiraea (Filipendula ulmaria, bloem) en eventueel, heel spaarzaam, venkel (Foeniculum vulgare, zaad), in de vorm van thee/ aftreksel/ afkooksel, hebben een verzachtende werking op de maag door neutralisering van het zuur. Ze mogen echter maar in matige doses en niet te langdurig gebruikt worden. Echte heemst (Althaea officinalis, wortel) heeft een verzachtende werking op het maagslijmvlies door het tegengaan van irritatie en ontstekingen. Hetzelfde geldt voor de Noord-Amerikaanse iep (Ulmus fulva, binnenkant schors), een tablet of poeder opgelost in heet water kan gedronken worden. Gember (Zingiber officinale, wortel) is behulpzaam, zoals uit het vorige hoofdstuk reeds bleek, maar is enkel in zeer lage dosis toegestaan als ontstekingsweerder en ter preventie van een maagzweer. Een aftreksel van shatavari (Asparagus racemosus, wortel) kan ook ingezet worden als gevolg van de verzachtende werking op de slijmvliezen in het gehele lichaam; het verzacht en geneest bij brandend maagzuur. Het bevordert, daarnaast, ook de moedermelkproductie. Het is opvallend dat bij brandend maagzuur pepermunt en koolzuurhoudende dranken niet aangeraden worden, terwijl dat bij misselijkheid wel het geval was. Als men van deze beide kwalen last heeft dient men hier op te letten en het niet te gebruiken. Er zijn genoeg alternatieven. 1.3.3
Wat men kan doen tegen maagzuur met reguliere geneesmiddelen.
Als bovenstaande tips niet helpen dan mogen, op advies van arts of verloskundige, zuurbindende medicijnen (antacida) gebruikt worden. Ook magnesium(per)oxide kan ingezet worden. Dit is een mengsel van 75 procent magnesiumoxide en 25 procent magnesiumperoxide. Het heeft een sterk en snel zuurneutraliserend, maar daarnaast ook laxerend vermogen. Bron: 1, 2, 5, 12, 13, 19
1.4 Bloedarmoede (anemie) Bloedarmoede komt vaak voor tijdens zwangerschap. De kans is groter dan normaal, omdat ongeveer één liter extra bloed aangemaakt wordt voor de placenta. Hiervoor is extra ijzer nodig en daarnaast gaat het ijzer naar de foetus voor de bloedaanmaak. De snelheid waarmee dit gebeurd is groter dan die waarmee rode bloedlichaampjes zich delen. Het hierdoor ontstane ijzertekort veroorzaakt de bloedarmoede (feriprieve anemie). Het zijn de rode bloedlichaampjes die hemoglobine bevatten, een combinatie van ijzer en samengestelde eiwitten, waardoor zuurstof vanuit de longen naar elke lichaamscel (van moeder en foetus) wordt getransporteerd. Jeroen van Rooij
p.57
Mogelijke symptomen van anemie zijn: bleek gelaat, snel moe, slaapzucht, duizeligheid, hoofdpijn, nergens meer energie voor hebben, spijsverteringsstoornissen, slecht humeur en een verhoogde vatbaarheid voor infecties. Daarnaast zijn zwangere vrouwen kwetsbaar voor megaloblastenanemie, meestal als gevolg van een tekort aan foliumzuur. Megaloblasten zijn de voorlopers van rode bloedcellen, die in het bloed kunnen worden gevonden bij ziektes waarbij een tekort aan vitamine B12 en/of foliumzuur bestaat. 1.4.1
Wat men kan doen tegen bloedarmoede vanuit voeding en voedingssupplementen
Het belangrijkste is om, als algemene basis, genoeg ijzerrijk voedsel te eten, voor en tijdens de zwangerschap, zoals: volkoren graanproducten, vlees, kip, ei, (groene) groenten, aardappelen, wortels, fruit, noten, zaden etcetera. Wortel(sap) verhoogt de productie van rode bloedcellen en vooral kwaliteitsvlees (liefst bio, tot 150 gram per dag) bevat veel ijzer dat snel in het bloed kan worden opgenomen. Indien men een vegetarisch eetpatroon heeft, is de kans op anemie groter. Het is belangrijk om veel ijzerrijk voedsel te eten vanaf het begin van de zwangerschap. Anemie verdwijnt namelijk niet zo makkelijk als je het eenmaal hebt. Zoals reeds vermeld helpt foliumzuur ook bij (het voorkomen van) anemie, maar heeft men ondanks het slikken ervan toch een te laag ijzergehalte dan kunnen eventueel ook, op voorschrift van arts of verloskundige, in beperkte dosis staalpillen of organische ijzersupplementen (ijzergluconaat) in veel gevallen uitkomst bieden. Het beste neemt men het ijzersupplement een half uur voor het ontbijt in met water of liever nog vers fruitsap. Dit bevat namelijk veel vitamine C, wat de opname van ijzer in het bloed bevordert. Men gebruikt hiervoor het beste geen melk, omdat melk de opname van ijzer in het bloed lijkt te bemoeilijken. IJzerpreparaten kunnen verstopping veroorzaken (zie paragraaf 1.5.). De arts of verloskundige kunnen eventueel ook een zinksupplement voorschrijven, omdat extra ijzer de zinkopname belemmert. 1.4.2
Wat men kan doen tegen bloedarmoede vanuit fytotherapie
Met name grote brandnetel (Urtica dioica, blad) en alfalfa/ luzerne (Medicago sativa, kruid) kunnen hiervoor effectief ingezet worden en zijn bovendien culinair verantwoord. Beide kruiden bevatten een rijkdom aan ijzer en, daarnaast, chlorofyl. Chlorofyl fungeert als basis voor hemoglobine. Ashwagandha (Withania somnifera, wortel) werkt ook bloedversterkend en is daarmee geschikt bij bloedarmoede. Het is goed voor zwangere vrouwen met een minder goede conditie door bloedarmoede, slaapgebrek etcetera. Tot slot kunnen, onder andere, paardebloem (Taraxacum officinale, blad), postelein (Portulaca oleracea, blad), echte salie (Salvia officinales, blad), bieslook (Allium schoenoprasum, stengel), vlier (Sambucus nigra, bes), rozenbottel (Rosa canina, hondsroos, vrucht) en koriander (Coriandrum sativum, blad) als aanvullende, ijzerhoudende kruiden aangenaam culinair ingezet worden. Ook het spaarzaam culinair gebruik van engelwortel (Angelica archangelica, wortel), duizendguldenkruid (Centaurium erythraea, kruid), rozemarijn (Rosmarinus officinalis, kruid), peterselie (Petroselinum crispum, kruid) en tijm (Thymus vulgaris, kruid) ondersteunt tijdens de zwangerschap op verantwoorde wijze de ijzeraanvoer en de aanmaak van rode bloedcellen. 1.4.3
Wat men kan doen tegen bloedarmoede met reguliere (genees)middelen.
Zie paragraaf 1.4.1. Bron: 1, 2, 5, 12, 19
Jeroen van Rooij
p.58
1.5 Obstipatie (constipatie, verstopping) Darmbewegingen variëren per persoon van drie keer per dag tot één keer per drie dagen. Een onregelmatige en harde stoelgang duidt op obstipatie. Men kan tijdens zwangerschap last hebben van verstopping in de darmen of harde ontlasting. Met name het hormoon progesteron zorgt ervoor dat de darmen minder goed werken en het lichaam meer vocht opneemt, waardoor de ontlasting minder smeuïg wordt. Progesteron ontspant de gladde spieren van het lichaam. De darmen kneden hierdoor de ontlasting moeilijker voort, met als gevolg dat ontlasting langer in de darmen blijft en gaat indikken. Men moet dan harder persen, met vaak darmklachten en aambeien (zie paragraaf 1.6.) als gevolg en soms ook blindedarmontsteking. Mogelijk gaan aambeien gepaard met bloed bij de ontlasting. Daarnaast spelen verminderde lichaamsbeweging, druk van inwendige organen, verslappen van de darmspieren en veranderde bloedsomloop een belangrijke rol bij het ontstaan van obstipatie. 1.5.1
Wat men kan doen tegen obstipatie vanuit voeding.
De typische hedendaagse westerse voeding bevat vaak minder vezels dan het lichaam nodig heeft om zich van afvalproducten te ontdoen. Het gebrek aan vezels werkt ook een verstoring van de darmflora in de hand. Een hoog percentage aan schadelijke rottingsbacteriën zal de darmtransit nog verder vertragen en, bovendien, de heropname van deze giftige stoffen bevorderen. Daarnaast zijn te veel zuivelproducten of vlees, te weinig vocht, voedselallergie en lang ophouden mogelijke oorzaken van obstipatie. Het eten van, allereerst, vezelrijke voedingsstoffen helpt de darmtransit en de darmflora bevorderen. “Bij obstipatie nuttigt men het beste minimaal 30 tot 40 gram vezels per dag. Om dit te behalen kan men, bijvoorbeeld, de volgende voeding nuttigen: - Appel (met schil), ongeveer 3 gram vezels per stuk; - Pompelmoes, ongeveer 2 gram vezels per stuk; - Banaan, ongeveer 3 gram vezels per stuk; - Vijg, ongeveer 4 gram vezels per stuk; - Aardappel, ongeveer 2 gram vezels per stuk; - Witte/bruine bonen, ongeveer 6 gram vezels per opscheplepel; - Groenten, ongeveer 1 gram vezels per stuk; - Volkorenbrood, ongeveer 10 gram vezels per 4 boterhammen; - Roggebrood, ongeveer 3 gram vezels per sneetje.” Bron: Voedingscentrum
Ook geweekte pruimen, gedroogde abrikozen, krenten, dadels, rozijnen, vers vruchtensap, sesamzaad, kokosnoot, honing, appelstroop, kandijsiroop, ontbijtkoek, zure melkproducten zoals yoghurt en karnemelk of een glas lauwwarm water kunnen helpen (eventueel met citroensap of honing, het beste op een nuchtere maag); ze hebben namelijk allemaal een laxerende werking. Witbrood, andere witmeelproducten en lang getrokken thee kunnen daarentegen de stoelgang vertragen en dient men dus te vermijden. Het ontbijt slaat men het beste niet over, want het brengt de darmen op gang. Regelmatige kleine maaltijden hebben de voorkeur in verband met een betere vertering. Men dient ook te allen tijde het voedsel goed te kauwen en tijd te nemen voor de maaltijd. Voldoende drinken is vooral bij obstipatie zeer essentieel. Minstens 1,5 tot liefst 2,5 liter per dag wordt in alle geraadpleegde bronnen geadviseerd; vooral water en kruidenthee, maar ook gefermenteerde (zure) melkproducten, groentesap en bouillon. Bron: 5, 12, 14
Jeroen van Rooij
p.59
1.5.2
Wat men kan doen tegen obstipatie vanuit fytotherapie.
Er is een groot assortiment aan kruiden ter beschikking tegen obstipatie, maar zonder overleg met de huisarts of verloskundige gebruikt men nooit laxerende middelen. Laxeermiddelen, zoals senna (Cassia senna/ angustifolia, peul), cascara (Rhamnus purshianus, bast) en echte aloi (Aloë vera, Aloë ferox, gefileerd blad), worden afgeraden vanwege de mogelijke bijwerkingen (zie ook Fytotherapie en zwangerschap) en het feit dat ze maar tijdelijk werken en daarna de darmen lui maken, waardoor het probleem verergert. Een goed substituut hiervoor is een vezelstof die laxerend werkt en buiten de normale voeding zonder risico kan worden ingenomen, mits men voldoende drinkt. Te denken valt met name aan psyllium/ ispaghula/ vlozaad (Plantago afra/ovata, zaad) of haver (Avena sativa, zemelen). Dit soort bulklaxativa vergroten de darminhoud en maken deze soepeler. Een tot drie eetlepels vezels per dag, bijvoorbeeld in voldoende water, yoghurt, biogarde of kefir, stimuleren de darmtransit. Daar vezels veel vocht opnemen in de darmen is het, wederom, belangrijk veel te drinken bij het gebruik ervan. Men dient vezels of zemelen niet constant te gebruiken, omdat ze op den duur de opname van nuttige nutriënten zouden kunnen belemmeren. Zemelen kunnen ook winderigheid en een opgeblazen gevoel veroorzaken, maar dat verdwijnt meestal binnen twee weken. Fenegriekzaden (Trigonella foenum-graecum, zaad) bevatten ook veel vezels, maar worden zeer spaarzaam culinair toegestaan (!). Het zaad heeft een breed toepassingsgebied, maar in dit kader beperkt het zich tot het spijsverteringsprobleem obstipatie. Steroïdale saponinen zijn verantwoordelijk voor veel van de (neven)effecten van fenegriek (onder andere de belemmering in de opslag en vorming van cholesterol), vandaar dat enkel spaarzaam culinair gebruik is toegestaan tijdens zwangerschap. Het gebruik van meer dan 100 gram fenegriek per dag kan leiden tot misselijkheid en spijsverteringsklachten. Lijnzaad (Linum ussitatissimum, zaad) is ook een mild laxeermiddel, wat een kalmerende massa in de darmen vormt. Lijnzaad heeft echter een fyto-oestrogene en baarmoederstimulerende werking, maar bescheiden gebruik ervan in muesli etcetera mag. Men kan ook middelen met sterculiagom gebruiken. Sterculiagom is het plantenslijm met oplosbare vezels van de plant sterculia (Sterculia foetida). Sterculiagom wordt al zeer lang gebruikt. Producten met gezuiverde en fijngemaakte sterculiagomkorrels zijn zonder recept verkrijgbaar. Een bijkomend voordeel van vezelrijke voeding is dat het ook helpt bij (zwangerschaps)diabetes (zie hoofdstuk 1.19.); de vezels doen het bloedsuikerniveau namelijk dalen. Een aftreksel van paardebloemblad of fijngehakte paardebloemwortel (Taraxacum officinale) is behulpzaam bij obstipatie door het stimuleren van de leverfunctie en de spijsvertering. In matige doses en kortdurend kan kamillethee (Matricaria recutita, bloemen) gebruikt worden om de spijsvertering te bevorderen en, daarnaast, is het spaarzaam culinair gebruik, bijvoorbeeld als thee, van kruiden als venkel (Foeniculum vulgare, zaad), pepermunt (Mentha X piperita, blad), grote klit (Arctium lappa, wortel) en gember (Zingiber officinale, wortelstok) op een verantwoorde wijze behulpzaam. Tot slot kunnen ontspannende kruidenbaden helpen voor nerveuze vrouwen. Angst en spanning kunnen zich namelijk uitten in de vorm van obstipatie. Om spieren en zenuwen te ontspannen kunnen vooral de volgende kruiden, als aftreksel of als etherische olie, gebruikt worden in badwater; te weten: citroenmelisse (Melissa officinalis, blad), kamille, geranium (Pelargonium graveolens, kruid), roos (Rosa centifolia/ damascena, bloemblad) en ylang ylang (Uona odorantissima, bloemen). Met lavendel (Lavendula vera, bloem), rozemarijn (Rosmarinus officinalis, blad), kamille, venkel en marjolein (Origanum majorana, kruid) dient men voorzichtig te zijn in badwater, want ze staan in de lijst van af te raden kruiden. Enkel spaarzaam Jeroen van Rooij
p.60
gebruik is verantwoord; bij twijfel kan men er beter afblijven. Voor de aanbevolen doseringen verwijs ik naar de gespecialiseerde literatuur. 1.5.3
Wat men kan doen tegen obstipatie met reguliere (genees)middelen.
Als men toch nog last heeft van obstipatie, dan wordt aanbevolen om ‟s avonds voor het naar bed gaan een sinaasappel en „s morgens, een half uur voor het ontbijt, een glas lauwwarm water te nuttigen. Daarnaast dient men te zorgen voor regelmatige lichaamsbeweging om buik- en rugspieren te versterken en de darmbewegingen te stimuleren, ook het nemen van tijd om uitgebreid naar het toilet te gaan bij elke minste aandrang is essentieel (!). Reguliere artsen adviseren ook het gebruik van zemelen of vezels met voldoende vocht, maar wanneer alle bovenstaande leefregels niet voldoende helpen, kan de verloskundige of huisarts ook een laxeerdrank of -stroop of magnesium(per)oxide (werkt laxerend en maagzuurneutraliserend) voorschrijven om de stoelgang te vergemakkelijken. Tot slot behoort ook een klysma tot de mogelijkheden. Deze middelen zijn uiteraard veilig gebleken tijdens zwangerschap. Bron: 1, 2 , 3, 5, 12, 15
1.6 Aambeien en spataderen Tijdens de zwangerschap kunnen spataderen (varices) en aambeien (hemorroïden) ontstaan door minder beweging en verminderde doorbloeding, druk van de baarmoeder op de organen en het verslappen van vaatwanden als gevolg van een hoge progesteronspiegel. Daarnaast kunnen zwaarlijvigheid en erfelijkheid een rol spelen in het ontstaan ervan. Spataderen zijn afwijkingen die veelvuldig voorkomen, meer bij vrouwen dan bij mannen. Onder spataderen wordt hier verstaan: iedere abnormale verwijding van een ader. Aambeien (hemorroïden of aarstulpen) zijn gezwollen aderen in of rond de anus en ze zijn vaak het gevolg van constipatie. Ze kunnen pijn doen, maar ze kunnen ook gaan branden en bloedverlies veroorzaken. Aambeien dient men niet te onderschatten, omdat dit probleem tijdens de zwangerschap en bij de bevalling sterk kan opspelen. Het bloed heeft in beide gevallen de neiging om het volume in de aders te vergroten, waardoor veneus bloed trager naar het hart terugstroomt, wat weer leidt tot verdere uitzetting en verhoogde druk op de aderkleppen die het bloed in beweging moeten houden. Als dat niet meer goed lukt dan zwelt de ader en wordt pijnlijk overvuld. 1.6.1
Wat men kan doen tegen aambeien en spataderen vanuit voeding.
Het gevarieerd eten van groenten, vezelrijke voeding (volkorenproducten etcetera) en veel drinken is erg belangrijk; vezels en vocht verbeteren namelijk de transit. Daarnaast zijn de volgende nutriënten heilzaam bij spataderen en aambeien, omdat ze de bloedvaatwanden versterken; te weten: vitaminen C en E, bioflavonoïden en zink. Vitamine C (ascorbinezuur) zit veel in acerolakers, rozenbottels, zwarte bessen, rode pepers en citrusvruchten. Vitamine E zit veel in ongeraffineerde plantaardige oliën, volle granen, tarwekiemen en groene groenten. Het is ook makkelijk voor handen in de vorm van een hiermee verrijkte voedende crème, die dagelijks op de aangedane plek(ken) gesmeerd kan worden. Zink zit veel in zalm, tonijn, lamsvlees, pompoenpitten, noten en peulvruchten en, tot slot, bioflavonoïden (vitamine P) treft men vooral aan in de schil van vruchten, zoals blauwe druiven. Ze zitten feitelijk in alle fruitsoorten, kruiden en groenten. Jeroen van Rooij
p.61
1.6.2
Wat men kan doen tegen aambeien en spataderen vanuit fytotherapie.
Gefermenteerde knoflook (Allium sativum, bol) verbetert de algemene bloedcirculatie, heeft een bloedzuiverende werking en is, bij beperkt culinair gebruik, veilig. Hetzelfde geldt, bijvoorbeeld, voor thee van brandnetel (Urtica dioica, kruid), pepermunt (Mentha X piperita, blad), paardebloem (Taraxacum officinale, wortel) en linde (Tilia cordata, bloesem). St. Janskruid (Hypericum perforatum, kruid) verwerkt in olie, zalf of kompressen kan men lokaal aanbrengen tegen pijn en ontsteking. Uitwendige kompressen of zalf met Amerikaanse toverhazelaar (Hamamelis virginana, blad/ schors) en/of witte paardekastanje (Aesculus hippocastanum, zaden) werken adstringerend. Daarnaast kan men lokaal eventueel een zalf (of kompres) toepassen op basis van smeerwortel (Symphytum officinale, wortel), goudsbloem (Calendula officinalis, bloem), witte paardekastanje, Amerikaanse toverhazelaar, duizendblad (Achillea millefolium, blad), zomereik (Quercus robur, schors) en/ of smalle weegbree (Plantago lanceolata, kruid/ blad). Zitbaden met een aftreksel van duizendblad, smeerwortel en met zeezout zijn ook aan te bevelen. Deze toepassing reinigt, herstelt en verstevigt de huid en weefsels, men dient ze uiteraard niet in te nemen. Een zitbad of hand- en voetbaden met enkele druppels etherische olie van cipres (Cupressus sempervirens, twijgen), kamille (Matricaria recutita, bloemen), pepermunt, citroenmelisse (Melissa officinalis, blad), citroen (Citrus limonum, schil), geranium (Pelargonium graveolens, kruid) of mirre (Commiphora myrrha, hars) heeft een vergelijkbaar effect. Met lavendel (Lavendula vera, bloem), rozemarijn (Rosmarinus officinalis, blad) en echte tijm (Thymus vulgaris, kruid) dient men voorzichtig te zijn in badwater, want ze staan in de lijst van af te raden kruiden. Enkel spaarzaam gebruik is verantwoord; bij twijfel kan men er beter afblijven. Voor de aanbevolen doseringen verwijs ik naar de gespecialiseerde literatuur. Het innemen van psyllium/ ispaghula/ vlozaad (Plantago afra/ovata, zaad) zorgt voor een betere en zachtere stoelgang. Het is mild laxerend, doordat het de massa van de stoelgang doet toenemen en door het vochtopnemend vermogen is de consistentie van de stoelgang ook zachter. Tot slot kan men ook hier weer middelen met sterculiagom (Sterculia foetida) gebruiken. Voor aambeien is ook speciale (fytotherapeutische) zalf van diverse merken verkrijgbaar bij de apotheek. 1.6.3
Wat men kan doen tegen aambeien met reguliere (genees)middelen.
Artsen schrijven, naast zemelen of vezels gecombineerd met voldoende drinken, regelmatig zetpillen voor die zinkoxide of zinksulfaat bevatten, al dan niet gecombineerd met lidocaïne. Deze pillen zijn uiteraard veilig gebleken. Tot slot is het, zowel bij aambeien als spataderen belangrijk dat men obstipatie voorkomt (zie paragraaf 1.5.), niet langdurig zit of staat en dat men voldoende (afwisselende) lichaamsbeweging heeft. In geval van ernstige spataderen kan men ook elastische steunkousen in overweging nemen. Bron: 1, 2, 15, 19
1.7 Diarree Diarree is dunne, waterige ontlasting die vaker komt dan men gewend is en gaat na één of twee dagen, normaal gesproken, vanzelf over. Het kan samengaan met misselijkheid en overgeven, soms ook met koorts. Meestal wordt het veroorzaakt door virussen of bacteriën; ze komen het Jeroen van Rooij
p.62
lichaam binnen door het inslikken van besmet water of voedsel. Men kan ook besmet raken door contact met iemand anders die diarree heeft. De virussen of bacteriën veroorzaken een ontsteking van de darmwand, waardoor die minder vocht kan opnemen en de ontlasting dun wordt. Diarree is vervelend, maar kan meestal geen kwaad, tenzij men teveel vocht verliest. Zeker als men daarnaast ook nog moet overgeven of koorts heeft kan het lichaam uitdrogen en dat is wel gevaarlijk, daarom moet men altijd extra drinken als men diarree heeft. Vooral baby‟s en ouderen kunnen snel uitdrogen. 1.7.1
Wat men kan doen tegen diarree vanuit voeding en hygiëne
Eigenlijk is er geen behandeling waarmee diarree sneller overgaat. Men dient vooral meer te drinken dan gewoonlijk om uitdroging te voorkomen en het lichaam te reinigen. Een groot glas water elke keer dat men waterige ontlasting heeft gehad volstaat meestal. Als men ook overgeeft, is drinken dus nog belangrijker, maar niet teveel tegelijk, want dat stimuleert juist het overgeven. Ook als men na het drinken weer overgeeft blijft altijd wat vocht binnen. Bij hevige diarree kan men een drankje maken met speciaal oplospoeder (ORS-poeder) om uitdroging tegen te gaan (zie verderop in tekst). Indien men geen zin heeft in eten is dat niet erg, men hoeft pas weer te gaan eten als het lichaam dat zelf aangeeft. Als de symptomen afnemen is het verstandig om geleidelijk over te stappen via rijstewater, magere bouillon en/ of kleine porties magere yoghurt (prebiotica) naar vaster voedsel. Denk hierbij aan gekookte worteltjes, bloemkool en aardappelpuree. Daarna hervat men het normale voedingspatroon weer. Bedrust is, in principe, ook niet nodig, maar bij koorts en zich ziek voelen zal rust goed doen. Verder is het van groot belang om de handen goed te wassen na een toiletbezoek en voordat men gaat eten of koken. Dat geldt uiteraard ook voor de handen en kleren van kinderen die diarree hebben of een schone luier hebben gekregen. Ook glazen, borden en bestek moet men na gebruik goed reinigen, omdat besmetting via speeksel kan plaatsvinden.
Jeroen van Rooij
p.63
1.7.2
Wat men kan doen tegen diarree vanuit fytotherapie
Tormentil (Potentilla erecta, wortel) en framboos (Rubus idaeus, blad) staan bekend om hun samentrekkende werking op het darmslijmvlies. Echter, framboosblad mag, zoals reeds eerder vermeld, enkel vanaf het tweede zwangerschapstrimester (!). Kamille (Matricaria recutita, bloemen), pepermunt (Mentha X piperita, blad) en citroenmelisse (Melissa officinalis, blad) mogen als „drie-eenheid‟ bij spijsverteringsproblemen in matige doses en kortdurend ingezet worden, bijvoorbeeld als thee. Ze zijn respectievelijk: ontstekingswerend, ontkrampend/ pijnstillend en kalmerend. Ze verhelpen bovendien ook eventuele winderigheid. Knoflook (Allium sativum, bol), matig gedoseerd als keukenkruid (twee teentjes per dag), kan helpen bij diarree veroorzaakt door een lichte infectie. Zo ook een thee/ aftreksel op basis van gewone agrimonie (Agrimonia eupatoria, blad) smalle weegbree (Plantago lanceolata, kruid/ blad) of geranium (Pelargonium graveolens, kruid), met een snufje kaneel (Cinnamomum verum, bast), gember (Zingiber officinale, wortelstok) of gemalen echte karwij (Carum carvi, zaad). Deze thee wordt dan bij voorkeur gecombineerd met het culinair gebruik van knoflook. De thee en de knoflook verhelpen ook eventuele winderigheid. Shatavari (Asparagus racemosus, wortel) kan ook ingezet worden als gevolg van de verzachtende werking op de slijmvliezen in het gehele lichaam; het verzacht en geneest bij brandend diarree. 1.7.3
Wat men kan doen tegen diarree met reguliere geneesmiddelen
Bij hevige diarree met kans op uitdroging kan men het reeds eerder vernoemde ORS-drankje maken om uitdroging te voorkomen. ORS is een afkorting voor „oral rehydration solution‟. Het bevat suikers en zouten die het lichaam nodig heeft om vocht op te nemen en vast te houden. Het is zonder recept verkrijgbaar onder verschillende merknamen. Daarnaast zijn er stoppende middelen, zoals „loperamide‟. Deze worden alleen in geval van nood en op voorschrift ingezet. Ze stoppen de diarree, maar niet de infectie. Men dient, zeker bij zwangerschap, altijd contact op te nemen met de huisarts als men: - suf of verward is of de neiging heeft tot flauwvallen; - voortdurend buikpijn heeft (ook tussen buikkrampen door); - diarree heeft en elk slokje water weer moet overgeven; - een dag niet meer heeft geplast; - er bloed of slijm bij de ontlasting zit; - drie dagen achtereen hoge koorts heeft (39 graden of meer); - de diarree na een week niet minder is geworden. De huisarts zal vervolgens per situatie bekijken welke geneesmiddelen verantwoord zijn tegen diarree bij zwangerschap. Bron: 1, 2, 5, 16, 17
1.8 Krampen en dikke enkels Been- en spierkrampen, vaak gecombineerd met rusteloze benen en dikke enkels, komen veel voor en kunnen veroorzaakt worden door verminderde doorbloeding in de benen. Krampen treden meestal ‟s nachts op in verband met verminderde beweging. De diepere oorzaak is nog niet helemaal helder, maar zou te maken kunnen hebben met een tekort aan de mineralen fosfor, calcium en/ of magnesium en de vitaminen B6, D en/ of E. Waarschijnlijk speelt een gebrek aan calcium de belangrijkste rol hierbij, vooral in het laatste trimester als de foetus meer calcium nodig heeft. De hoeveelheid calcium die opgenomen wordt is niet enkel afhankelijk van de Jeroen van Rooij
p.64
voeding, maar ook van de zoutzuurspiegel in de maag en de aanwezigheid van voldoende vitamine D en vetten; die allemaal belangrijk zijn voor de opname van calcium en de vastzetting ervan in botten en weefsels. Uiteraard kunnen spanningen en een slechte doorbloeding ook kramp in de hand werken. 1.8.1
Wat men kan doen tegen krampen en dikke enkels vanuit voeding en suppletie
Voedingssupplementen met calcium en magnesium, gecombineerd met vitamine B1/ B6 en vitamine E, kunnen bij krampen dan ook een positief effect hebben. Qua voeding treft men calcium veel aan in gefermenteerde melkproducten, ei, noten, haver, (sesam)zaden en pitten, groene bladgroenten, vis etcetera. Cacao, noten, peulvruchten, appels en quinoa zijn topbronnen van magnesium. Vitamine B1/ B6 zit met name in vette vis, vlees en gevogelte, melkproducten, volkorenproducten, banaan, appel, walnoten, zaden en pitten. Ook in biergist, maar dat wordt afgeraden bij zwangerschap, zoals u reeds eerder kon lezen. Vitamine D3 wordt aangemaakt ter hoogte van de huid onder invloed van zonlicht. Verder treft men vitamine D vooral aan in vette zeevis, boter, kaas en eieren, citrusvruchten en koolsoorten. Vitamine E treft men veel aan in ongeraffineerde plantaardige oliën, die rijk zijn aan meervoudig onverzadigde vetzuren, en in volle granen, tarwekiemen en groene groenten. Zou men een zoutloos dieet volgen, dan is het aan te bevelen om hier minder streng mee om te gaan en toch regelmatig wat kwaliteitszout (zeezout of Himalayazout) toe te voegen aan het voedsel. Dit heeft namelijk ook een positief effect op de spierwerking. Verder is het van belang om de spieren op te rekken (stretchen), voldoende te bewegen en te masseren, vooral voor het slapengaan. Voor wat betreft de dikke enkels: tijdens zwangerschap zijn de bloedvaten normaliter slapper, daardoor is het moeilijker om het bloed vanuit de benen weer omhoog terug te pompen naar het hart en dat veroorzaakt dan dikke enkels. Met de benen omhoog gaan liggen, de enkels masseren, een koude douche op de benen of steunkousen dragen kan allemaal helpen, maar het aller belangrijkste is dat men zoveel mogelijk in beweging blijft. 1.8.2
Wat men kan doen tegen krampen en dikke enkels vanuit fytotherapie
Grote brandnetel (Urtica dioica, blad), alfalfa, luzerne (Medicago sativa, kruid) en, bijvoorbeeld, ook ruwe dravik (Bromopsis ramosa, kruid) en moerasspirea (Filipendula ulmaria, bloemen) bevatten een grote rijkdom aan calcium en zijn dus aan te raden vanuit de kruidenwereld, bijvoorbeeld in de vorm van een thee/ aftreksel. Daarnaast kunnen eventueel Gelderse roos (Viburnum opulus, schors van stam) en Amerikaanse sneeuwballenboom (Viburnum prunifolium, bast van takken) onder deskundige begeleiding ingezet worden in de vorm van een thee of aftreksel; ze hebben een ontkrampend werking op de spieren. Eventueel kan massage van de benen met een basisolie (bijvoorbeeld zonnebloemolie) vermengd met, niet meer dan, twee druppels etherische olie van lavendel (Lavendula angustifolia, bloem) of wintergreen (Gaultheria fragans/ procumbens, blad) de pijn verzachten. 1.8.3
Wat men kan doen tegen krampen met reguliere (genees)middelen
Artsen adviseren meestal niet meer dan een pijnstiller met paracetamol en/ of (warmte)smeermiddelen. Bron: 1, 2, 5, 14, 18, 19
Jeroen van Rooij
p.65
1.9 Zwangerschapsstriemen (striae) Zwangerschapsstriemen ontstaan wanneer de huid onvoldoende meegroeit met de baby en komen vooral op de onderbuik, borsten, billen en bovenbenen voor in de periode dat de buik snel groeit. De huid rekt te veel en doet de opperhuid en het onderhuidse bindweefsel scheuren; dit jeukt en prikkelt vaak. De roodpaarse strepen verbleken na de bevalling, maar laten toch witte, onderhuidse littekens na. 1.9.1
Wat men kan doen tegen striae vanuit voeding en suppletie
Allereerst snoept of eet men beter niet te veel, zodat het totale lichaamsgewicht niet teveel toeneemt. Tijdens zwangerschap wordt met name het vaatstelsel zwaar belast. Voor de algehele conditie van het gehele vaatstelsel, de doorbloeding en het versterken en herstellen van het bindweefsel kunnen de vitaminen A, C en E, zink en zwavelhoudende aminozuren helpen. Deze (micro)nutriënten verzorgen het bindweefsel, zorgen voor sterke, soepele en elastische bloedvaten en verbeteren de conditie van armen, benen en het uithoudingsvermogen. Ze zijn vaak verkrijgbaar als multivitaminen/ mineralencomplex die alle essentiële bestanddelen bevatten en op zwangere en zogende vrouwen zijn afgestemd. Vitamine A (en bètacaroteen) treft men veel aan in donker groene, rode en gele groenten, oranje en gele vruchten en ongeraffineerde palmolie. Vitamine C kennen we al met name van acerolakers, rozenbottels, zwarte bessen, rode pepers en citrusvruchten. Bij vitamine E denken we, wederom, aan ongeraffineerde plantaardige oliën, volle granen, tarwekiemen en groene groenten. Het is ook makkelijk in de vorm van een hiermee verrijkte voedende crème, die dagelijks op de huid gesmeerd kan worden. Zink zit veel in zalm, tonijn, lamsvlees, pompoenpitten, noten en peulvruchten en de zwavelhoudende aminozuren (met name methionine) treft men veel aan in knoflook, ui, sesamzaad, soja, linzen en kwaliteitsvlees. 1.9.2
Wat men kan doen tegen striae vanuit fytotherapie
Men kan de huid bijvoorbeeld insmeren met een mengsel van (bij voorkeur gestabiliseerde) aloë vera-gel (Aloë vera/ ferox) of een halve kop gewone olijfolie (Olea Europaea), gemengd met een vierde kop aloë vera-gel, met daarin zes opengesneden capsules vitamine E. Zalf of crème op basis van smeerwortel (Symphytum officinale, wortel) of kokospalm (Cocos nucifera, nootolie, kokosvet) is ook altijd erg behulpzaam. Na het eerste trimester kan een mengsel van 20 milliliter tarwekiemolie (Triticum aestivum) en 100 milliliter zoete amandelolie (Prunus dulcis, noot) met 15 druppels etherische olie van lavendel (Lavandula angustifolia, bloem) en vijf druppels etherische olie van mandarijn (Citrus reticulata/ nobilis, schil) of oranjebloesem (Citrus aurantium var. amara, bloesem) ingezet worden. Tot slot is een mengsel van goudsbloemenolie (Calendula officinalis, bloem) met etherische olie van lavendel ook heel effectief om de huid mee in te smeren. Verder mag men ter consumptie denken aan een thee of aftreksel van heermoes (Equisetum arvense, steriele zomerstengel), bamboe (Bambusa arundinacea, stengel vrouwelijke plant) en grote brandnetel (Urtica dioica, kruid). Deze kruiden bevatten vooral veel silicium en/ of calcium ter opbouw en versterking van de weefsels, spieren, pezen en botten, zowel van de moeder als van de baby. Heermoes (paardenstaart) bevat, weliswaar, voor de foetus een te hoog gehalte aan silicium, maar kortdurend gebruik onder medische begeleiding is wel toegestaan. Heermoes is, overigens, een breed toepasbaar kruid met tal van voordelen bij matig gebruik (!) tijdens de Jeroen van Rooij
p.66
zwangerschap. Het is rijk aan diverse (micro)nutriënten en kan, naast bovenstaande werkingen, bijvoorbeeld ook bekkenbodeminstabiliteit en veel haaruitval, bij de moeder, na de bevalling voorkomen. Vanwege de aanwezige looistoffen voorkomt het ook hevig bloeden tijdens en na de bevalling. In het kader van dit eindwerk ga ik hier echter niet dieper op in. Bamboe is een gewas met een nog hoger gehalte aan silicium en is daarmee dus, in dit kader, vergelijkbaar met heermoes. Het staat, vreemd genoeg, niet vermeld op de lijst van de te vermijden kruiden tijdens zwangerschap, terwijl er eigenlijk nog voorzichtiger mee omgegaan zou moeten worden. Na overleg met Dr. G. Verhelst komen we tot de volgende conclusie: artsen zijn altijd zeer voorzichtig bij het adviseren van supplementen of kruiden tijdens de zwangerschap. Vooral daar waar de hormonale balans, de orgaanaanleg, baarmoederspieren en bloedingsneigingen kunnen beïnvloed worden. Gezondheidsbegeleiders dienen dezelfde voorzichtigheid in acht te nemen. In het „Groot handboek geneeskrachtige planten‟ staat alle informatie van de belangrijkste vooraanstaande kruidenboeken verwerkt en bij heermoes wordt daarin aangeraden om zich te houden aan de laagste werkzame doses, en om aftreksels niet te sterk te maken. Het feit dat bij bamboe niet dezelfde waarschuwing staat vermeldt, komt doordat het in de westerse fytotherapie niet zo bekend is. Het wordt in de meeste standaardwerken niet beschreven, maar voor bamboe geldt inderdaad dezelfde contra-indicatie als voor heermoes (!). Tot slot kan ook grote brandnetel behulpzaam zijn tegen striae. Het is ook zeer rijk aan silicium en verder calcium, magnesium, koper, kalium en boron (helpt calciumgehalte van botten op peil houden) en de vitaminen A, B, C en K. Het is een belangrijk constitutiekruid en werkt urinedrijvend, zodat ook oedeem aan handen en voeten kan worden bestreden. 1.9.3
Wat men kan doen tegen striae met reguliere (genees)middelen
Het dagelijks masseren van de huid op de buik, borsten, dijen en heupen met een eenvoudige voedende crème of olie verrijkt met vitamine E, vanaf het begin van de zwangerschap, wordt sterk aanbevolen. Zo wordt/ blijft de huid soepel en rekbaar, want als de striemen er eenmaal zijn kunnen ze niet meer door massage verdwijnen. Een goed steunende beha, elastische steunkousen of een buikband in periodes van snelle groei geven de noodzakelijke ondersteuning aan de huid. Indien de huid gevoelig is of jeukt kan deze het best met mentholpoeder ingewreven worden. Bron: 1, 2, 3, 5, 19, 20
1.10 Vermoeidheid Veel vrouwen zijn de eerste weken van de zwangerschap zwaar vermoeid, maar hebben na 14 of 16 weken het gevoel dat ze de wereld weer aan kunnen. Toegeven aan de vermoeidheid en veel rusten is hierbij het eerste advies, want tijdens het slapen worden bloed en sappen geregenereerd. Er gebeurt veel in het lichaam en het moet zich aanpassen, ook kost het groeien van de baby erg veel energie voor het eigen lichaam. Als de moeheid na de 16e week niet afneemt en er geen bloedarmoede geconstateerd is, dan zijn extra vitaminen in een preparaat voor zwangere vrouwen aangewezen. Het dalen van het ijzergehalte wordt vaak als oorzaak van de vermoeidheid genoemd, maar dit is normaal tijdens een zwangerschap, zoals we reeds eerder zagen. Er zijn echter ook vrouwen die de hele zwangerschap moe blijven, ondanks dat het bloed goed is en ze al extra vitamines gebruiken. De exacte reden hiervoor is onbekend, maar soms spelen hormonen een rol. Het zwangerschapshormoon kan lusteloos en zelfs depressief maken. Ook na de bevalling is vermoeidheid tot zelfs een depressief gevoel normaal. De vrouw en haar gezin zullen zich met geduld en het nodige relativeringsvermogen moeten aanpassen. Jeroen van Rooij
p.67
In deze tijd ziet men ook veel vrouwen die zwanger zijn en een fulltime baan hebben, wat op zich al een hele belasting is. Als daar ook nog het huishouden, eten koken en andere zaken bij komen... Tijdens zwangerschap is het heel normaal dat men meer moet rusten en met fulltime werkt lukt dat vaak niet. 1.10.1
Wat men kan doen tegen vermoeidheid vanuit voeding en suppletie
Bloedverrijkende voeding, met voldoende ijzer, foliumzuur en vitamines B (met name B5, B6 en B12), ondersteunt bij vermoeidheid; het verbetert het transport van brandstoffen en afvalstoffen (zie ook betreffende hoofdstukken/ paragrafen over ijzer, foliumzuur en bloedarmoede). Hierbij valt, wederom, te denken aan een goede variatie aan volle graansoorten, noten, zaden, pitten, gedroogd fruit, peulvruchten, verse groenten en kwaliteitsvlees. Zoals reeds gezegd kan een goed voedingssupplement, geschikt voor zwangeren, hierbij ondersteunen. Koffie, thee, cacao en rode wijn dient men bij vermoeidheid te vermijden, want deze dehydrateren het bloed, daarnaast volgt na een energiepiek door cafeïne een energiedip. Om vergelijkbare redenen zijn veel groene thee en grote hoeveelheden scherpe specerijen ook af te raden. Naast bovenstaande zijn frisse lucht, rustige bewegingen en wandelen ook erg verkwikkend. 1.10.2
Wat men kan doen tegen vermoeidheid vanuit fytotherapie.
Spirulina (Spirulina platensis, alg) is topvoedsel voor de zwangere vrouw en de foetus. Het bevat alle essentiële aminozuren en is goed opneembaar. Grote brandnetel (Urtica dioica, kruid) is rijk aan calcium, ijzer, zwavel, kalium etcetera en vitaminenrijk (A,C,E,K). Het bevat het ontgiftende chlorofyl en is urinedrijvend. Paardebloem (Taraxacum officinale, kruid) werkt urinedrijvend, leverstimulerend en spijsverteringsbevorderend. Het is ook rijk aan bovengenoemde mineralen. Tot slot, is alfalfa, luzerne (Medicago sativa, kruid) rijk aan mineralen, vitaminen en aminozuren. 1.10.3
Wat men kan doen tegen vermoeidheid met reguliere (genees)middelen
Zie hiervoor paragraaf 1.10.1. Bron: 1, 2, 12, 14, 21, 22
1.11 Duizeligheid Naast vermoeid kan men tijdens een zwangerschap ook sneller duizelig worden. Hieronder worden de meest voorkomende oorzaken met bijbehorende adviezen (voeding, kruiden en algemeen) kort besproken. 1.11.1
Lage bloeddruk
Zwangere vrouwen kunnen plotse, maar onschuldige bloeddrukdalingen krijgen. Tijdens zwangerschap maakt het lichaam namelijk ruim 1,5 liter extra bloed aan; benodigd voor de groeiende baarmoeder, de aanmaak van de placenta en om de rest van het lichaam extra goed te voorzien van zuurstof en voeding. Bloed bestaat onder andere uit rode bloedcellen en plasma, maar het lichaam maakt sneller plasma aan dan rode bloedcellen. Bij 20 weken heeft het lichaam al veel extra plasma aangemaakt, terwijl de rode bloedcellen nog niet klaar zijn. Het bloed is dan, als het ware, minder compleet. Dit resulteert in een lagere bloeddruk dan normaal en kan duizeligheid als gevolg hebben. Als het lichaam weer genoeg rode bloedcellen heeft aangemaakt Jeroen van Rooij
p.68
zal de bloeddruk uiteraard stijgen en verdwijnt ook de duizeligheid. Deze vorm van lage bloeddruk kan geen kwaad. Beperkt culinair gebruik van rozemarijn (Rosmarinus officinalis, blad) is hier wel toegestaan en kan hier uitkomst bieden, zo ook het matig keukengebruik van zoethout (Glycyrrhizza glabra, wortel). Bij twijfel overlegt men het best met een arts of gezondheidsbegeleider. Als tussendoortje werkt een kop soep erg goed. Voor zout eten wordt veel gewaarschuwd, maar met een lage bloeddruk is er juist extra behoefte aan zout. Zoute drop past weliswaar niet binnen de kaders van gezonde voeding, maar is wel effectief indien andere opties niet snel voor handen zijn. 1.11.2
Bemoeilijkte doorstroming van het bloed
Door de baarmoederdruk op alle organen en benen kan het bloed moeilijker terugstromen. Indien men lang moet stilstaan kunnen regelmatige „loopbewegingen‟ de bloeddoorstroming bevorderen. Snelle positieveranderingen kunnen echter duizeligheid veroorzaken; er kan dan even een tekort aan bloed in de hersenen ontstaan. Normaal herstelt het lichaam daar snel van, maar tijdens zwangerschap is de reactie van de bloedvaten soms wat vertraagd. Naast duizeligheid kan men ook sterretjes gaan zien of tintelingen in het hoofd krijgen. Incidentele duizeligheid is normaal en er is weinig tegen te doen, maar bij verergering raadpleegt men het beste de arts of verloskundige. 1.11.3
Lage bloedsuikerspiegel
Zwangeren moeten regelmatiger en vaker eten om een te lage bloedsuikerspiegel te voorkomen. Als dit door misselijkheid bemoeilijkt wordt, dan zijn wederom kleine porties per keer aangeraden. Zoet fruit, zoals druiven, kan hierbij een uitkomst bieden. Suikerklontjes en dextro zijn, in geval van nood, altijd handig om bij de hand te hebben, maar behoren niet tot de categorie „gezonde voeding‟. 1.11.4
Bloedarmoede
Zie desbetreffende paragraaf 1.4. Een bloedcontrole bij de arts of verloskundige wordt hierbij aangeraden. Een paar andere dingen waarop men kan letten om duizeligheid te voorkomen of te beperken zijn: voldoende frisse buitenlucht en ventilatie van het huis (door warmte kan men nog duizeliger worden en zelfs flauwvallen), een goede ademhaling (laag in de buik), gezond en regelmatig eten. Bron: 10, 14, 21
1.12 Lage Rugpijn Lage rugpijn - ook wel 'spit' genoemd - komt vaak voor, ook als er geen sprake is van zwangerschap. De pijn zit in het gebied tussen de onderste ribben en de billen. Bewegen is vaak pijnlijk, men beweegt de rug zo min mogelijk en soms kan men deze niet eens bewegen. Lage rugpijn is, weliswaar, zeer lastig, maar wordt meestal niet veroorzaakt door iets ernstigs en gaat, normaal gesproken, in een paar dagen tot weken vanzelf over. Het ontstaat meestal door overbelasting van de rug. Te denken valt aan het te vlug of te zwaar tillen, het maken van een verkeerde beweging, een verkeerde houding naarmate de baby zwaarder wordt of stress. Jeroen van Rooij
p.69
Rugspieren langdurig spannen is ook een vorm van overbelasting en men doet dat vaak onbewust. Meerdere oorzaken kunnen tegelijk een rol spelen, bijvoorbeeld een slechte lichamelijke conditie, veel zitten, spanningen en, uiteraard, achterover leunen tijdens zwangerschap om in evenwicht te blijven. Bij dit achteroverbuigen worden de gewrichtsbanden van de wervels uitgerekt. Het hormoon progesteron vormt ook een belangrijke oorzaak van lage rugpijn tijdens zwangerschap, want het maakt de verbindingen tussen de gewrichten losser. De gewrichtsbanden worden elastischer, zodat het bekken tijdens de bevalling kan uitzetten. Normaal gesproken zit hier nauwelijks beweging in, maar tijdens zwangerschap en de bevalling wel een beetje, waardoor zenuwen bekneld kunnen raken. Als de pijn via de billen uitstraalt naar het bovenbeen en voelbaar is tot onder de knie, dan kan er sprake zijn van ischias. Men dient dan contact op te nemen met de huisarts, die eventueel kan doorverwijzen naar een fysiotherapeut. 1.12.1
Wat men kan doen tegen lage rugpijn vanuit voeding en suppletie
Over wat men kan doen tegen lage rugpijn vanuit de voeding en suppletie heb ik geen specifieke literatuur kunnen vinden. 1.12.2
Wat men kan doen tegen lage rugpijn vanuit fytotherapie
Bij (lage) rugpijn, lendepijn en spierpijn in het algemeen kunnen, tijdens zwangerschap, de volgende kruiden ingezet worden. De Gelderse roos (Viburnum opulus, schors van de stam) ontkrampt de spieren, maar mag enkel op voorschrift van een arts gebruikt worden. Moerasspirea (Filipendula ulmaria, bloemen) heeft een pijnstillende werking en, tot slot, zal ook massage met etherische olie van echte lavendel (Lavandula angustifolia, bloem) of kamille (Matricaria recutita, bloemen) op een basisolie zeer weldadig werken. Het valt hier op dat Dr. Verhelst hier minder streng de etherische olie van lavendel afraadt. Het is vooral belangrijk om etherische olie te beperken tot een minimum in het eerste trimester, is mijn conclusie hieruit. 1.12.3
Wat men kan doen tegen lage rugpijn met reguliere (genees)middelen
Gedurende een zwangerschap is het van extra belang dat men goed ondersteunende schoenen draagt. Hoge hakken dragen is onverantwoord en bij het kopen van nieuwe schoenen dient men er rekening mee te houden dat men vaak wat vocht gaat vasthouden in de voeten; één maatje groter mag dus. De houding waarin men zit, ligt of staat is, echter, het meest essentieel. Een natuurlijke houding is de enige juiste. Vooral als de buik zwaarder wordt hebben veel vrouwen de neiging om met de buik naar voren en een holle rug te lopen. Ook het tegenovergestelde, een bolle rug, is slecht. Om de rug te ontlasten is het beter om de buikspieren aan te spannen (de buik intrekken), hierdoor hangt de baarmoeder minder aan de banden die naar de rug lopen. Met name tijdens zwangerschap is het extra belangrijk om goed te tillen. Tillen doet men het beste vanuit de benen en niet vanuit de rug. Het draaien vanuit de onderrug kan men hierbij beter vermijden. Zitten doet men zoveel mogelijk rechtop, bij voorkeur in een stoel die de rug goed steunt. Het wisselen van houding is ook erg belangrijk om problemen te voorkomen. Voldoende en rustig bewegen, ondanks de pijn, zorgt ervoor dat men eerder van de klachten af is. Zwemmen, yoga, fietsen, wandelen en specifieke oefeningen (staand rekken, bekken kantelen Jeroen van Rooij
p.70
etcetera) zijn geschikte activiteiten om de conditie van de spieren op peil te houden. Bij een goede conditie hoort ook ontspanning. Stress zorgt namelijk voor een gespannen houding en dit vergroot de kans op pijn. Bedrust is zelden nodig en het is afgeraden om langer dan twee dagen in bed te liggen in verband met het verzwakken van de (rug)spieren. Warmte kan verzachtend werken; een warme douche of een warmtelamp bieden vaak uitkomst. Massage is echter een van de beste remedies tegen rugpijn. Men kan uiteraard de partner hiertoe uitnodigen, maar met name de gezondheidsbegeleider kan hiervoor ingeschakeld worden. Als de bovenstaande adviezen onvoldoende soelaas bieden dan kan een zwangerschappantybroekje ook veel steun bieden. Het blijft hierbij wel belangrijk om de buikspieren te oefenen, ter voorkoming van verslapte spieren. Pijnstillers zijn de allerlaatste „strohalm‟, maar ze kunnen weldegelijk van nut zijn. Ze zijn inzetbaar na overleg met de huisarts. Men neemt, in ieder geval, het beste contact op met de (huis)arts als men: - de pijn, ondanks bovenstaande tips, als ondraaglijk ervaart; - symptomen van ischias heeft; - een tintelend, branderig of doof gevoel in één van de voeten of benen heeft; - in één been minder kracht heeft; - na ongeveer een maand, mede afhankelijk van de pijn, geen verbetering ziet opgetreden; - zich zorgen maakt over andere verschijnselen. Bron: 1, 2, 5, 14, 17
1.13 Versterkte afscheiding en schimmel Vaginale afscheiding of 'witte vloed' is een natuurlijk verschijnsel, waarbij de wand van de vagina en de baarmoederhals vocht en slijm maken en af en toe komt er wat naar buiten. Normaal is de afscheiding vloeibaar en doorzichtig wit, het vergeelt als het opdroogt en ruikt vaak wat zuur. Sommige vrouwen hebben klachten over hun afscheiding: als er meer afscheiding is dan normaal, als ze brokkelig is, de kleur afwijkt of het een beetje bloederig is. De afscheiding kan irritatie of een branderig gevoel aan de vagina veroorzaken, wat plassen en vrijen pijnlijk maakt. Het verloop van de maandelijkse cyclus, de anticonceptiepil en de leeftijd beïnvloeden de hoeveelheid en de samenstelling van de afscheiding. Uiteraard zorgt seksuele opwinding meestal voor extra vocht, zo ook een zwangerschap. Het komt soms voor dat de afscheiding tijdens zwangerschap zo erg is dat men denkt dat er vruchtwater of urine verloren wordt. Vaginale afscheiding vormt, normaal, geen reden tot zorgen. Ook afscheiding die men niet gewend is doet zelden kwaad en gaat meestal in 1 tot 3 weken vanzelf over. Echt afwijkende afscheiding wordt vaak veroorzaakt door bacteriën of schimmels die normaal ook al in de vagina voorkomen. Hormoonveranderingen zijn meestal verantwoordelijk voor schimmelinfecties tijdens zwangerschap, omdat tijdens menstruaties normale oestrogeenspiegels in het bloed voor een juiste zuurtegraad in de vagina zorgen die de ontwikkeling van infecties moet voorkomen, maar tijdens een zwangerschap is het hormonaal evenwicht dermate veranderd dat ook de zuurtegraad verstoord is. Bovendien stijgt in deze periode het gehalte aan glycogeen in de cellen van het baarmoederslijmvlies en dat schept ideale condities voor schimmels, zoals bijvoorbeeld Candida albicans. Dat maakt dat diabetici kwetsbaarder zijn voor dit soort schimmels. Door het gebruik van gewone zeep of antibiotica (verminderde weerstand) kan het aantal schimmels en bacteriën toenemen en zo ontstaat een ontsteking. Klachten ontstaan eerder door te veel dan door te weinig hygiëne.
Jeroen van Rooij
p.71
1.13.1
Wat men kan doen tegen versterkte afscheiding en schimmel vanuit voeding en suppletie
Knoflook (Allium sativum, bol) is, matig gedoseerd, als keukenkruid toegestaan en is dan het beste schimmelbestrijdende natuurproduct. Een gefermenteerd knoflookpreparaat (nietprikkelende zwavelverbindingen) is nog beter. Knoflookolie of knoflooksupplementen dient men echter te mijden, ook tijdens borstvoeding. Koudgeperste en ongeraffineerde olijfolie (Olea Europaea) bevat veel oleïnezuur, dat de groei van gistinfecties afremt. Heel gezond en nog lekker ook. Dat geldt ook voor gefermenteerde melkproducten van biologische kwaliteit, zoals yoghurt, kefir en biogarde. Ook het insmeren van de vagina met olijfolie of, eventueel, yoghurt helpt, want het herstelt de zuurgraad. De algehele weerstand tegen schimmelinfecties verhoogt men het beste met de vitamines A, B en C en de mineralen zink, ijzer, calcium en magnesium. Vitamine A of bètacaroteen zit vooral in leverproducten (maximaal 15 tot 20 gram per dag), vette vis, boter, kaas en eieren en in donker groene, gele, rode en oranje groenten en fruit. De vitamine B-groep is erg breed en gaat van volle granen en tomatenpuree, via noten, zaden en pitten naar rood vlees en zeevoedsel. Biergist wordt afgeraden om redenen zoals reeds eerder vermeld. Vitamine C kennen we met name van acerolakers, rozenbottels, zwarte bessen, rode pepers en citrusvruchten. Zink zit veel in zalm, tonijn, lamsvlees, pompoenpitten, noten en peulvruchten. IJzer zit vooral in kwaliteitsvlees en -vis, volkorenbrood, granen, zeewier, groene groenten (broccoli), pompoen, peulvruchten, rode biet, rode vruchten en eieren. Calciumrijk zijn harde kaas en gefermenteerde zuivel, ei, noten, zaden, pitten en groene bladgroenten. Magnesium zit veel in cacao (pure chocolade in gematigde hoeveelheden (!), donker groene groenten, rammenas, amandelen, soja, tarwekiemen, noten, zaden en pitten, appels, pompoen en quinoa. In geval van serieuze tekorten kan suppletie overwogen worden. Dit vraagt, echter, maatwerk van de gezondheidsbegeleider. 1.13.2
Wat men kan doen tegen versterkte afscheiding en schimmel vanuit fytotherapie.
De vagina spoelen of kompressen met gelijke delen kamille (Maticaria recutita, bloemen), echte tijm (Thymus vulgaris, kruid) en venkel (Foeniculum vulgare, zaad) is vaak werkzaam, zo niet, dan wel verlichtend. Ook het spaarzaam culinair gebruik van deze ontsmettende en schimmelwerende kruiden is toegestaan. Het spoelen of kompressen leggen met de etherische olie (5 milliliter op een halve liter water) van tea tree (Melaleuca alternifolia, blad), tijm, kamille, lavendel (Lavendula angustifolia, bloem), oregano (Origanum vulgare, kruid), kaneel (Cinnamomum verum, bast) of hyssop (Hyssopus officinalis, kruid) weert de schimmels. Zoutwaterbaden kunnen ook verlichting geven. Om de algehele weerstand te verhogen tegen schimmels zijn rode zonnehoed (Echinacea purpurea, kruid/ wortel), kamille en spaarzaam gebruik van tijm aanbevolen. 1.13.3
Wat men kan doen tegen versterkte afscheiding en schimmel met reguliere (genees)middelen.
Het wassen van de vagina met zeep wordt afgeraden; met lauw water afspoelen en deppend afdrogen is voldoende. Ook vaginale spoelingen en deodorant kunnen de vagina irriteren. De vagina spoelen met een „melkzuuroplossing‟ wordt vaak gedaan, maar de werking ervan blijkt nooit bewezen. Dit lijkt dus loodrecht op de visie van de fytotherapie te staan, hetgeen te verklaren valt doordat men uitgaat van reguliere (niet natuurlijke) reinigingsproducten. Daar zit een essentieel verschil.
Jeroen van Rooij
p.72
Hoewel niet bewezen is dat inlegkruisjes en nylon slipjes de afscheiding erger maken, wordt toch vaak geadviseerd om enkel katoenen slipjes te dragen. Een klimaat, waarin schimmels en bacteriën zich thuisvoelen wordt zo voorkomen. Verder dient men altijd van voren naar achteren af te vegen, krabt men bij jeuk zo min mogelijk en gebruik men het best een glijmiddel bij het vrijen. Men neemt, in ieder geval, het beste contact op met de (huis)arts als: - de klachten erg hinderlijk zijn en steeds terugkomen of lang duren; - de afscheiding gepaard gaat met pijn in de onderbuik of bloederig is; - men denkt een seksueel overdraagbare aandoening te kunnen hebben; - er andere verschijnselen zijn waarover men zich zorgen maakt. Bron: 1, 2, 5, 14, 17
1.14 Slaapstoornissen en nervositeit Iedereen heeft zijn eigen slaapritme en bijna iedereen slaapt wel eens moeilijk in of wordt tussendoor of 's morgens te vroeg wakker. Uit onderzoek blijkt dat veel mensen die denken geen oog dicht te doen, toch een paar uur slapen. Medisch gezien spreekt men pas van een slaapprobleem als iemand langdurig slecht slaapt en zich overdag moe, prikkelbaar, nerveus of slaperig gaat voelen. Er zijn tientallen oorzaken van slaapproblemen. Variërend van lawaai, lichamelijke klachten of onregelmatige werktijden, via genotsmiddelen en „s avonds te laat eten, tot stress en emotionele gebeurtenissen. In dit kader spreken we uiteraard over meer zwangerschapsgerelateerde slaapstoornissen. Naast de genoemde voorbeelden van oorzaken spelen hierbij ook specifieke ongemakken mee, te denken valt aan een dikke buik die in de weg ligt, rugpijn, vaak moeten plassen, hormonale schommelingen, stress voor de bevalling, onzekerheid over het aankomende moederschap etcetera. 1.14.1
Wat men kan doen tegen slaapstoornissen en nervositeit vanuit voeding en suppletie
Af en toe wakker liggen kan weliswaar geen kwaad, maar is wel vervelend. Er is echter een probleem als slaapgebrek ervoor zorgt dat men overdag disfunctioneert. De vitamine B-groep, gecombineerd met voldoende calcium en kalium vanuit voeding of vanuit suppletie zullen een slaapbevorderend effect hebben. Calciumrijk zijn vooral gefermenteerde zuivelproducten, ei, noten, zaden en pitten en groene bladgroenten. Kalium treft men veel aan in fruit, groene bladgroenten, aardappelen, volkorenproducten en kwaliteitsvlees. De vitamine B-groep is erg breed en gaat van volle granen en tomatenpuree, via noten, zaden en pitten naar rood vlees en zeevoedsel. Biergist is, zoals altijd, afgeraden om redenen zoals reeds eerder vermeld. Dat geldt uiteraard ook voor stimulerende middelen als chocolade, koffie en zwarte thee. 1.14.2
Wat men kan doen tegen slaapstoornissen en nervositeit vanuit fytotherapie
Kamille (Matricaria recutita, bloemen), lavendel (Lavandula angustifolia, bloem), linde ((Tilia cordata, bloesem), gulden sleutelbloem (Primula veris, wortel) en citroenmelisse (Melissa officinalis, blad) in matige doses als thee hebben een ontspannende en slaapverwekkende werking. Zo ook een aftreksel van meidoorn (Crataegus monogyna/laevigata, bloeiende toppen) of een bad met een lage dosis etherische olie van lavendel en/ of kamille of citroen (Citrus limonum, schil). De laatste drie kruiden met een concentratie van maximaal 5 procent in een dragerolie voor massage is ook een werkzaam alternatief. Jeroen van Rooij
p.73
Nervositeit, rusteloosheid en zenuwachtigheid kan men aanpakken middels matig gedoseerde thee van kamille en citroenmelisse. Thee of aftreksel van ijzerhard (Verbena officinalis, kruid) of hartgespan (Leonurus cardiaca, kruid zonder stengel), enkel gedurende de laatste weken van de zwangerschap, helpen tegen de angst en spanning rond de aankomende bevalling en moederschap. Wederom kan een bad met etherische olie van lavendel goede diensten bewijzen. Zaagbladpalm (Serenoa serrulata, bessen) heeft een zenuwstillende werking en kan ingezet worden als remedie tegen spanning en angst. Ashwagandha (Withania somnifera, wortel) werkt rustgevend en is daarmee geschikt bij slapeloosheid. Het is goed voor zwangere vrouwen met een minder goede conditie door slaapgebrek, bloedarmoede etcetera. Tot slot heeft haver (Avena sativa, onrijpe vrucht), verwerkt in bijvoorbeeld koek, een rustgevend effect. 1.14.3
Wat men kan doen tegen slaapstoornissen en nervositeit met reguliere (genees)middelen
Onderzoek wijst uit dat men de beste resultaten mag verwachten als onderstaande adviezen een aantal weken in acht genomen worden. Zwangere vrouwen luisteren het beste naar hun lichaam en hoeven niet overdag wakker te blijven als ze dreigen in te dutten. Te lang slapen overdag kan echter wel het slaapritme verder verstoren. Men dient hier dus bewust mee om te gaan. Als men 's avonds laat eet is de spijsvertering vaak nog actief als men wil gaan slapen. De laatste drie uur voor het slapen eet men dan ook het beste niets meer. Koffie drinken zwangere vrouwen het beste helemaal niet, zoals reeds eerder beschreven is, zeker niet in de avond. Hetzelfde geldt uiteraard voor alcohol en andere stimulerende middelen. Ontspanning in de laatste uurtjes is essentieel. Televisie kijken valt hier echter niet onder, want dat activeert. Een wandelingetje of een warm bad zijn betere alternatieven. Ook vrijen kan ontspannend zijn en het inslapen vergemakkelijken. Een vast tijdstip om naar bed te gaan en op te staan kan soms helpen. Als men op tijd naar bed gaat hoeft men niet bezorgd te zijn dat de uren niet gemaakt worden. Men neemt, in ieder geval, het beste contact op met de (huis)arts als: - de slaapproblemen komen door serieuze lichamelijke (zwangerschaps)klachten; - men al wekenlang slecht slaapt en de adviezen niet helpen; - het slechte slapen het functioneren overdag serieus en langdurig verstoort. Slaapmiddelen worden afgeraden, zeker voor zwangeren. Ze hebben weinig voordelen en veel nadelen: ze verlengen de slaap maar weinig, het lichaam gewent eraan en het bedoelde effect verdwijnt binnen een paar weken, ze kunnen verslavend werken en een bijwerking ervan is sufheid overdag. Bron: 1, 2, 5, 17, 18, 19
1.15 Incontinentie (en veel plassen) Incontinentie en veel plassen komt tijdens zwangerschap en na de bevalling regelmatig voor. Het wordt veroorzaakt door een verslapte sluitspier als gevolg van het hormoon progesteron en, later in de zwangerschap, doordat op de blaas wordt gedrukt door de groeiende baarmoeder. Ook een verzakking van de baarmoeder kan de oorzaak zijn. Rond de uitgang van de blaas zit een kringspier die de blaas afsluit. Als men plast, ontspant deze kringspier. De blaas wordt op zijn plaats gehouden door de bekkenbodemspieren. Bij incontinentie, echter, werken de kringspier, de bekkenbodemspieren of de blaas niet goed.
Jeroen van Rooij
p.74
Er bestaan vijf soorten incontinentie: stress incontinentie, urge incontinentie, overloop incontinentie, echte incontinentie en fecale incontinentie. Tijdens een zwangerschap is er, onder normale omstandigheden, meestal sprake van stress incontinentie of eventueel urge incontinentie. De andere drie vormen zijn meer gerelateerd aan een langdurige baring, een mechanische ingreep tijdens de bevalling (tangverlossing etcetera), een zeer langdurige uitdrijving (zeldzaam) of een reguliere bevalling (waarbij zichtbaar geen schade is veroorzaakt aan de kringspier). In het kader van dit eindwerk ga ik hier niet dieper op in, maar de eerste twee soorten leg ik hieronder wel kort even uit. Stressincontinentie ontstaat wanneer de druk op de blaas groter is dan de tegendruk van de bekkenbodemspieren. In rust hebben de meeste vrouwen geen last van urineverlies, maar wanneer men gaat bewegen en de buikdruk toeneemt kunnen er problemen ontstaan. De buikdruk neemt toe bij zware lichamelijke arbeid, maar ook bij hoesten, niezen, lachen en bukken kan urineverlies ontstaan. Men kan bijvoorbeeld beter niet voorover bukken om iets van de grond te pakken, want daardoor raakt de blaas in de knel. Door de knieën buigen als men iets optilt is altijd het beste. Tijdens dit soort activiteiten moet ook preventief de bekkenbodem worden aangespannen en goed worden doorgeademd. Urge incontinentie ontstaat als de plas niet opgehouden kan worden bij aandrang. Er is hierbij geen sprake van een verhoogde druk door hoesten of lachen. Men voelt aandrang, maar voordat het toilet bereikt is plast men al. Het wordt veroorzaakt door een overprikkelde blaaswand, door een te gespannen bekkenbodem of door veelvuldig persen tijdens het plassen. Incontinentie kan geen kwaad, maar is natuurlijk wel erg vervelend. Schaamtegevoelens en angst dat anderen het ruiken spelen vaak mee. Sommigen drinken minder in de hoop geen urine te verliezen, maar dat is beslist geen goede oplossing. 1.15.1
Wat men kan doen tegen incontinentie vanuit voeding en fytotherapie.
Zaagbladpalm (Serenoa serrulata, bessen) heeft een affiniteit met het urogenitaal stelsel en kan wegens de zenuwstillende en ontsmettende werking ingezet worden als remedie tegen incontinentie en urineweginfecties. Verder is er niets specifieks wat men, ter bestrijding van incontinentie, kan nuttigen. 1.15.2
Wat men kan doen tegen incontinentie met reguliere (genees)middelen
Het is van belang de bekkenbodemspieren goed in conditie te houden om urineverlies te beperken. Er zijn oefeningen om de blaas of bekkenbodemspieren te trainen, waardoor men beter kan ophouden. Stress-, urge- en fecale incontinentie zijn vaak te verhelpen door bekkenbodemtherapie. Men kan zich eventueel door een huisarts laten doorverwijzen naar een bekkenbodemtherapeut die hierbij de eerst aangewezen specialist is. Regelmatig plassen, ook al voelt men nog geen aandrang, is aangewezen. Het best probeert men op het toilet de plas nog even op te houden om zo de sluitspier te versterken. Daarna plast men het beste in één keer, zonder korte pauzes, de blaas leeg om urineweginfecties te voorkomen. Sommige vrouwen voorkomen urineverlies tijdens het sporten door een tampon in te brengen. De tampon vangt de urine weliswaar niet op, maar kan helpen om de blaas beter af te sluiten. Als niets lijkt te helpen zijn er hulpmiddelen om urine op te vangen en in uitzonderlijke gevallen kunnen medicijnen wellicht een tijdelijke uitkomst bieden. Bron: 5, 14, 17
Jeroen van Rooij
p.75
1.16 Oedeem Licht oedeem, het vasthouden van vocht, is normaal tijdens zwangerschap, vooral bij warm weer of als men veel zit. Gemiddeld houdt men ongeveer 2 tot 3 liter extra vast, maar tot 6 liter is niet abnormaal. Meestal wordt zwangerschapsoedeem veroorzaakt door een verlaagde eiwitspiegel in het bloed. Eiwitten houden door osmose water vast binnen de bloedvaten. De eiwitten worden echter door de bloedtoename als gevolg van de zwangerschap verdund, waardoor vocht uit de bloedvaten sijpelt en omliggend weefsel doet zwellen. Vooral in de laatste maand is dit te merken aan bijvoorbeeld opgezwollen handen, voeten en een 'vollemaansgezicht'. Zolang de bloeddruk normaal is kan het geen kwaad, maar het is vervelend en soms zelfs pijnlijk. Desalniettemin kan oedeem een teken zijn van een onderliggende pathologie; bij hoge bloeddruk of pre-eclampsie (zie hoofdstuk 2) is oedeem een alarmerend verschijnsel. Vocht vasthouden zou volgens het Nederlands Voedingscentrum niets te maken hebben met voeding en drank. Minder drinken helpt inderdaad niet, mits we hierbij spreken over het drinken van zuiver water of kruidenthee. Veel water drinken is goed, want hierdoor kan het lichaam het extra vocht beter afvoeren. De visie van het Voedingscentrum zou ik hier nog verder willen nuanceren en aanvullen, gezien het feit dat slijmvormende voedingsmiddelen en dranken met suiker en/ of zout weldegelijk vocht langer vasthouden en daarnaast op andere manieren het lichaam belasten. Denk hierbij onder andere aan de nieren en milt; als deze verzwakken dan worden lichaamssappen moeilijker omgezet en afgevoerd en hopen zich op in de vorm van oedeem. 1.16.1
Wat men kan doen tegen oedeem vanuit voeding en suppletie
Bij oedeem kunnen met name de volgende voedingsmiddelen, ter afwatering, aanbevolen worden: verse prei, ui, venkel, zoete aardappel, pompoen, wortel, asperge, gestoofde taugé, vers fruit, volle granen, noten en peulvruchten, kleine hoeveelheden pittige specerijen, kleine hoeveelheden kwaliteitsvlees en -vis. Een gebrek aan vitamine B6 wordt ook in verband gebracht met oedeem. Het eten van B6-rijke voeding, zoals vette vis, vlees en gevogelte, gefermenteerde zuivelproducten, volkorenproducten, banaan, appel, walnoten, zaden en pitten wordt daarom aanbevolen. Aangezien zout (natrium) het vasthouden van vocht bevordert, wordt het gebruik ervan het beste gematigd. 1.16.2
Wat men kan doen tegen oedeem vanuit fytotherapie
Bij oedeem en zwelling van handen en voeten, raadpleegt men allereerst een huisarts ter diagnosestelling en voor het achterhalen van de (onderliggende) oorzaak. Vanuit het kruidenrijk kunnen met name de volgende planten ingezet worden. Thee of aftreksel van moerasspirea (Filipendula ulmaria, bloem) heeft een urinedrijvende en ontgiftende werking. Paardebloem (Taraxacum officinale, vooral het kruid) werkt hierbij urinedrijvend, grote brandnetel (Urtica dioica, blad), grote klit (Arctium lappa, wortel), maïs (Zea mays, stempel) of eventueel grote weegbree (Plantage major, kruid) drijven vocht af en ontgiften. Als oedeem samengaat met eiwit in de urine, dan is een lauw afkooksel van helonias lutea/ dioica (Chamaelirium luteum, wortel) een passende remedie. De plant is echter, zowel gedroogd als vers, moeilijk te vinden. Een preparaat ervan is wel vrij gemakkelijk verkrijgbaar. Ook paardebloem en grote weegbree kunnen hier behulpzaam zijn. Heermoes (Equisetum arvense, steriele zomerstengel) kan eventueel ingezet worden onder toezicht van een specialist. Dankzij Jeroen van Rooij
p.76
de flavonoïden en saponinen is het mild urinedrijvend en kan het dus ook ingezet worden bij gezwollen handen en voeten tijdens de zwangerschap. 1.16.3
Wat men kan doen tegen oedeem met reguliere (genees)middelen
Men kan het voeteneinde van het matras hoger zetten, waardoor de terugstroom van het vocht naar de vaten bevorderd wordt. Zo kan men het ook beter uitplassen. Het gebruik van vochtafdrijvende medicijnen (allopathisch, homeopathisch of fytotherapeutisch) wordt door artsen afgeraden, want er is beschreven dat door de plotselinge afname van vocht er problemen kunnen ontstaan met de juiste werking van de placenta. Dit advies is nogal ongenuanceerd en staat lijnrecht tegenover dat van de fytotherapie, maar ook dat van de Chinese voedingsleer waarin vochtafdrijvende specerijen voor culinair gebruik worden aanbevolen. Denk hierbij aan: steranijs (Illicium verum, vruchtjes), kruidnagel (Eugenia aromatica, ongeopende bloemknop), zwarte peper (Piper nigrum, onrijpe vrucht), komijn (Cuminum cyminum, vrucht), gember (Zingiber officinalis, wortel), nootmuskaat (Myristica fragrans, zaad) en kaneel (Cinnamomum verum, bast). Ik verkies een duidelijke diagnose van de arts, waar vervolgens naar maatwerk op afgestemd wordt. In geval van speciale gevoeligheden moet inderdaad niet gewerkt worden met vochtafdrijvende middelen, maar om ze nu klakkeloos te verbannen lijkt me te ver gaan. Bij plotselinge toename van vocht is het altijd aangewezen om contact op te nemen met de arts of verloskundige. Het kan namelijk zijn dat de bloeddruk toch gestegen is. Vooral als men ook andere klachten heeft, zoals hoofdpijn of misselijkheid, moet de bloeddruk gecontroleerd worden. Bron: 1, 2, 3, 5, 11, 12, 14, 21, 22
1.17 Diabetes Soms krijgen vrouwen tijdens de zwangerschap diabetes. Als de buik groter is dan normaal kan er sprake van zijn en dient erop getest te worden. Vrouwen met diabetes die daarna zwanger worden komen direct onder behandeling van een gynaecoloog. Bij zwangerschapsdiabetes is er een verstoring in de koolhydraatstofwisseling. Het is vaak miskend en treedt bij 1 tot 2 procent van alle zwangere vrouwen op, meestal in de tweede helft van de zwangerschap. Diabetes verloopt meestal zonder enig symptoom, maar kan zonder behandeling ernstige gevolgen hebben voor de foetus. Elke zwangere vrouw zou het beste tussen de 24e en 28e week worden onderzocht. Dit geldt vooral voor corpulente vrouwen en zij die naaste verwanten met diabetes hebben. Om de groei van de baarmoeder, borsten, reservevet en de ontwikkeling van het kind en de placenta te verzekeren, treden tijdens een zwangerschap belangrijke wijzigingen op in de stofwisseling. Enerzijds gaat er meer glucose naar de vrucht en anderzijds gebruikt de moeder meer vetten als voornaamste energiebron. De moeder spaart eigenlijk haar glucose voor het kind; met als gevolg dat de nuchtere bloedsuikerspiegel (glycemie) bij een gezonde zwangere vrouw lager ligt dan buiten de zwangerschap. Ondanks de lagere nuchtere glycemie stijgt tijdens de zwangerschap de bloedsuikerspiegel na een glucosebelasting tot hogere waarden en daalt ze trager dan bij niet-zwangere vrouwen. Dit verschijnsel noemt men het „diabetesverwekkend effect‟ van de zwangerschap en wordt veroorzaakt door een vorm van insulineresistentie of -weerstand, uitgaande van de placenta. De placenta maakt een aantal hormonen aan die de normale insulinewerking tegengaan en de pancreas is daardoor verplicht steeds meer insuline (wellicht 2 tot 3 keer zoveel) te produceren, zodat de bloedsuikerspiegel niet te hoog oploopt. Jeroen van Rooij
p.77
Er is dus eigenlijk een fysiologische stresstoestand voor de bètacellen van de pancreas die de insuline produceren. In hoeverre de suikerstofwisseling tijdens de zwangerschap normaal zal blijven is afhankelijk van de aanwezigheid van voldoende bètacelreserve bij de moeder. Hoe kleiner de reserve, hoe groter de kans op zwangerschapsdiabetes. Meestal verdwijnt insulineresistentie, en de daaraan gerelateerde diabetes, enkele dagen na de bevalling; samenvallend met het verwijderen van de placenta. Echter, de moeder loopt een grote kans om opnieuw diabetes te ontwikkelen bij een volgende zwangerschap. Bovendien verhoogt het risico dat ze later een niet-insuline afhankelijke diabetes zal ontwikkelen met 50 procent. De hogere bloedsuikerspiegels van de moeder, die door de placenta naar de foetus gaan, stimuleren daar een verhoogde insulineafscheiding door de eigen pancreas. Die verhoogde insulinespiegels veroorzaken een te sterke groei van de foetus (macrosomie), een grotere vetopstapeling, een grotere placenta en meer vruchtwater. De kans op complicaties rond de geboorte, zoals vroeggeboorte, hypoglycemie, trauma‟s bij de bevalling etcetera is voor een dergelijke baby groter dan normaal. De baby is meestal ook zwaarder en ziet er ogenschijnlijk gezonder uit dan in werkelijkheid het geval is. Bovendien loopt een dergelijk kind zelf een verhoogde kans op het ontwikkelen van diabetes op latere leeftijd. 1.17.1
Wat men kan doen tegen diabetes vanuit voeding en suppletie
Omdat de meeste vrouwen met zwangerschapsdiabetes zwaarlijvig zijn, ligt een beperking van de voedselinname als eerste maatregel voor de hand. Klassieke diëtisten zullen naargelang de mate van obesiteit de energie-inname laten beperken tot 1.500 à 1.800 calorieën per dag; een gezonde zwangere zal echter, zeker in de tweede helft, minstens 2.000 calorieën krijgen. Als de zwangere met diabetes niet corpulent is mag zij ook gerust 2000 calorieën gebruiken. Het doel van de energiebeperking is niet zozeer gewichtsverlies, hetgeen onwenselijk is tijdens een zwangerschap, dan wel een beperking van de gewichtstoename tot maximaal 7 kilogram. Een te sterke energiebeperking verhoogt namelijk enerzijds de kans op hypoglycemie en anderzijds ketonevorming. Ketonen zijn afbraakproducten van de vrije vetzuren die de vrouw nodig heeft voor zichzelf. Ze kunnen via de placenta de foetus bereiken en kunnen nadelig zijn voor diens hersenontwikkeling. Naast de energiebeperking zullen diëtisten ook adviseren om het vetgebruik te beperken. Minstens de helft van de energie moet afkomstig zijn van ongeraffineerde, traag opgenomen koolhydraten (volkorenbrood, appels, groenten etcetera). Geraffineerde 'snelle' suikers (snoep, chocolade, frisdranken etcetera) en witmeelproducten (wit brood, koek, gebak etcetera) worden streng afgeraden. Regelmatig is het hierbij zinvol om, naast drie hoofdmaaltijden, ook een licht tussendoortje te nemen voor het slapengaan; zo kan nachtelijke hypoglycemie vermeden worden. Andere vrouwen hebben meer baat bij frequente kleinere maaltijden over de dag verspreid. Meestal wordt aangeraden om het ontbijt niet te uitgebreid te maken, maar eerder in de voormiddag nog een tussendoortje te eten. Behalve wat de energie- en koolhydraatinname betreft, verschilt de voeding bij zwangerschapsdiabetes niet van die van een normale zwangere op het gebied van eiwitten, ijzer, kalk, magnesium, foliumzuur en andere mineralen en vitamines. Als gezondheidsbegeleider ga ik ver mee in de bovenstaande gedachtengang van de klassieke diëtist, maar calorieën zijn voor mij geen item. De gezondheidsbegeleider zal vooral kijken naar de kwaliteit van de voeding en minder naar de kwantiteit. Vetinname hoeft geen probleem te zijn, zolang het gezonde vetten betreft. Ik denk hierbij aan meervoudig onverzadigd vet (visvet, walnootolie etcetera), maar enkelvoudig onverzadigd vet (bijvoorbeeld olijfolie) is ook prima, Jeroen van Rooij
p.78
vooral om in te bakken. Verzadigde vetten mogen in beperkte mate en dan bij voorkeur in de vorm van palm- of kokosolie. Transvetten (meestal op verpakkingen vermeld als „geharde plantaardige vetten‟) dienen uiteraard volledig vermeden te worden, omdat ze onnatuurlijk zijn en daarmee slecht verteren en zich veelal opstapelen in het lichaam. Als het gaat om koolhydraten zou ik vooral letten op de glycemische index van de koolhydraten, oftewel de mate en snelheid waarmee het de bloedsuikerspiegel doet stijgen. Voor de glycemische index der voedingsstoffen verwijs ik naar de gespecialiseerde literatuur (zie literatuurlijst) en, puur ter illustratie, naar tabel 1 in bijlage 1. 1.17.2
Wat men kan doen tegen diabetes met reguliere (genees)middelen
Ongeveer 30 procent van de vrouwen met deze kwaal kan geen behoorlijke bloedsuikercontrole realiseren middels een dieet alleen. In dergelijke gevallen zal men insuline-injecties geven. Meestal volstaan twee dagelijkse injecties van een middellang werkende insuline. Soms moet daaraan wat snelwerkende insuline worden toegevoegd en heel zelden moeten drie of vier insulinespuiten per dag gegeven worden. Tijdens zwangerschap worden nooit antidiabetestabletten toegediend, omdat die door de placenta naar de foetus gaan en daar een overproductie veroorzaken van insuline, met wederom macrosomie tot gevolg. Bij een tijdige opsporing en behandeling kan zwangerschapsdiabetes bijna perfect onder controle worden gehouden. Bijna altijd vindt de bevalling dan plaats op het normale tijdstip (na 40 weken zwangerschap). Zelden wordt de bevalling een week eerder ingeleid; hetgeen soms gebeurt als het geschatte geboortegewicht van het kind boven het normale gemiddelde ligt. De kans op een keizersnede ligt iets hoger dan normaal en gezien het algemeen grotere risico op complicaties, dient een dergelijke bevalling altijd in een ziekenhuis plaats te vinden. Ook na de bevalling zullen moeder en kind verder worden opgevolgd. Het streven naar het oorspronkelijk lichaamsgewicht tijdens de eerste maanden na de bevalling is erg belangrijk om de kans op zwangerschapsdiabetes bij een volgende zwangerschap te verkleinen. 1.17.3
Wat men kan doen tegen diabetes vanuit fytotherapie
De drie meest bekende kruiden om diabetes type II aan te pakken zijn kaneel (Cinnamomum verum, bast), stevia (Stevia rebaudiana, blad) en gymnema (Gymnema sylvestre, kruid). Deze kruiden hebben een hypoglycemiërende (bloedsuikerspiegelverlagende) werking. Kaneel vermindert de insulineresistentie waardoor de opname van glucose verbeterd, stevia en gymnema stimuleren vooral de insulinesecretie van de bètacellen in de pancreas. Echter, bij zwangerschapsdiabetes ligt dit verhaal anders. Kaneel en kaneelolie worden namelijk medicinaal (streng) afgeraden tijdens zwangerschap, omdat er een risico op macrosomie bestaat zoals hierboven beschreven bij de anti-diabetestabletten. Enkel culinair gebruik is toegestaan. Gymnema mag wegens gebrek aan studies die de onschadelijkheid bewijzen niet aan zwangere vrouwen gegeven worden. Stevia heeft daarentegen bewezen geheel geen nadelige effecten te hebben op de zwangerschap en kan dus, in principe, wel aanbevolen worden; ware het niet dat het in België helaas nog verboden is om het te verhandelen. Bron: 1, 2, 5, 9
Jeroen van Rooij
p.79
1.18 Praktijk Zoals ik in het voorwoord en de inleiding al aangaf heb ik drie zwangerschappen begeleid bij twee vrouwen. Twee zwangerschappen eindigden met een miskraam (zie volgende hoofdstuk). Ik werd tijdens de begeleiding geconfronteerd met de volgende zwangerschapskwalen: misselijkheid, vermoeidheid, lage rugpijn, spierpijn in benen en enkels (zwaar gevoel), slaapstoornissen, nervositeit, veelvuldig plassen, diarree en spataderen. Ik heb voor de aanpak van deze kwalen primair de adviezen gegeven, zoals die hierboven beschreven staan, maar ik heb het uiteraard meer praktisch gehouden met persoonlijk maatwerk als uitgangspunt. Daarnaast was er ook nog sprake van bandenpijn, gebrek aan eetlust, migraine, spierpijnen in nek en schouders, verminderde weerstand (eczeem rond de ogen en verkoudheid), bruinverlies en zenuwpijnen (rechter bovenbeen). Deze kwalen werden niet besproken in dit eindwerk, omdat er te weinig literatuur over te vinden was in relatie tot de probleemstelling of omdat het geen specifieke zwangerschapskwalen betrof.
Jeroen van Rooij
p.80
2
Hoofdstuk 2: Drie veel voorkomende zwangerschapsrisico’s
In dit deel worden de belangrijkste voedingsmiddelen, voedingssupplementen, kruiden, kruidenpreparaten en medicijnen of andere reguliere methoden bij zwangerschapsrisico‟s besproken. Voor maatwerk en volledigheid wordt u, primair, doorverwezen naar uw huisarts of specialist. 2.1 Zwangerschapshypertensie („zwangerschapsvergiftiging‟) Een veel voorkomende kwaal is hoge bloeddruk; ongeveer 15 procent van de zwangere vrouwen krijgt er last van. Vroeger sprak men wel van „zwangerschapsvergiftiging‟, maar die term wordt niet meer gebruikt. Er is sprake van zwangerschapshypertensie als bij een vrouw die van tevoren een normale bloeddruk had in de tweede helft van de zwangerschap hypertensie optreedt. Meestal is niet duidelijk waardoor het optreedt. Waarschijnlijk spelen de aanleg en de ontwikkeling van de placenta in de eerste helft van de zwangerschap een rol of een overmaat aan zware metalen en koper in het lichaam. Bij een aantal ziekten is de kans hierop verhoogd, bijvoorbeeld: suikerziekte (diabetes mellitus), vaat- en nierziekten, sommige autoimmuunziekten of al eerder bestaande hoge bloeddruk. Ook een meerlingzwangerschap verhoogt de kans. Vermoedelijk spelen ook erfelijke factoren een rol; als men een moeder of zus heeft die een ernstige vorm van zwangerschapshypertensie doormaakte, loopt men zelf ongeveer 5 maal zoveel kans het ook te krijgen. Veel vrouwen met lichte zwangerschapshypertensie hebben geen klachten. Bij de ernstigere vormen komen meestal wel klachten voor, zoals hoofdpijn. Soms treden hierbij gezichtsstoornissen op. Andere mogelijke klachten zijn tintelingen in de vingers, pijn of een knellend gevoel boven in de buik, misselijkheid en braken. Ook kan het lichaam in korte tijd veel vocht vasthouden waardoor oedeem kan ontstaan (zie vorige hoofdstuk). 2.1.1
(Pre-)eclampsie
Een ernstigere vorm van zwangerschapshypertensie wordt pre-eclampsie genoemd. Hierbij is er ook oedeem en eiwitverlies in de urine. Andere symptomen die voor kunnen komen zijn: anemie, verstoorde bloedstolling, verstoorde lever- en nierfuncties etcetera. Dit kan een dramatische wending geven aan de zwangerschap en soms levensbedreigend zijn voor de zwangere vrouw. Hoge bloeddruk in de eerste maanden van de zwangerschap kan soms een voorbode van preeclampsie zijn. Hoge bloeddruk die al vóór de zwangerschap bestaat, wordt chronische of preexistente hypertensie genoemd. Waarschijnlijk heeft ongeveer een derde van de zwangeren met hoge bloeddruk deze vorm. Als de bloeddrukverhoging al vóór de zwangerschap bestaat adviseert de huisarts of de verloskundige over het algemeen controle van de zwangerschap door de gynaecoloog. De adviezen bij een chronische hypertensie worden, in het kader van dit eindwerk, niet besproken. Bij een zeer ernstige vorm van zwangerschapshypertensie, eclampsie genoemd, ontstaan stuipen en een speciale vorm ervan is het HELLP-syndroom. Deze ernstige vormen worden - in het kader van dit eindwerk - ook niet verder besproken, omdat ze gelukkig maar weinig voorkomen: bij minder dan 2 procent van de vrouwen die voor de eerste keer zwanger zijn. In een volgende zwangerschap zijn ernstige vormen nog zeldzamer. De naturopaat of gezondheidsbegeleider heeft ook praktisch geen rol bij deze ernstige vormen.
Jeroen van Rooij
p.81
2.1.2
Risico‟s
Het risico bij zwangerschapshypertensie zit vooral in het feit dat er complicaties kunnen optreden bij moeder en kind. De nieren en lever kunnen tijdelijk slechter gaan werken en er kunnen afwijkingen in de bloedstolling ontstaan. De bloedtoevoer naar de placenta kan afnemen, waardoor het kind in groei achterblijft of dat de conditie ervan achteruitgaat. De kans op deze complicaties is, over het algemeen, niet vergroot bij een lichte verhoging van de bloeddruk (onderdruk tot 90 mmHg), maar zij neemt toe naarmate de bloeddruk hoger wordt (vanaf een bloeddruk van 90-95 mmHg). Als er aanwijzingen zijn van mogelijke complicaties of als de onderdruk 95 of hoger wordt is er een reden voor overleg met de gynaecoloog. Ook is het moment dat hypertensie optreedt van belang: tegen het einde van de zwangerschap is de kans op complicaties meestal veel kleiner dan vroeg in de zwangerschap. 2.1.3
Wat men kan doen tegen hypertensie vanuit voeding en suppletie
Een volwaardige en gevarieerde voeding met voldoende groenten, fruit, volkoren- en haverproducten, vis en kip zou moeten volstaan om hoge bloeddruk te voorkomen. Vroeger werd vaak een zoutbeperkt dieet voorgeschreven, maar zoals uit bovenstaande valt op te maken zijn er andere oorzaken van hoge bloeddruk tijdens de zwangerschap. Daarnaast is ongezout eten vaak niet smakelijk, waardoor veel vrouwen minder of slechter gaan eten en dat kan natuurlijk ook niet de bedoeling zijn. Het streng beperken of liefst mijden van alcohol, tabak, cafeïne, drop en zoethout wordt wel nog altijd aanbevolen, daar dit wel een bloeddrukverhogend effect heeft (zie ook deel 2, hoofdstuk 2). De inname van extra vezelrijke voeding en de volgende supplementen helpt meer gericht bij het verminderen (curatief) van een hoge bloeddruk: calcium, magnesium, zink en omega 3 vetzuren. Qua voeding treft men calcium veel aan in gefermenteerde zuivelproducten, ei, noten, zaden en pitten, groene bladgroenten en vis. Cacao, noten, peulvruchten, appels en quinoa zijn topbronnen van magnesium. Zink zit veel in zalm, tonijn, lamsvlees, pompoenpitten, noten en peulvruchten. Topbronnen van omega 3 zijn vette vis, postelein, peterselie, koudgeperste lijnzaad- en koolzaadolie, walnoten etcetera. De extra inname van calcium, zink, vitamine B6 (vette vis, vlees, melk- en volkorenproducten, appel en walnoten) en vitamine E (ongeraffineerde plantaardige oliën, volle granen, tarwekiemen en groene groenten) lijkt bij de preventie van eclampsie erg effectief te zijn. Tot slot kan ook natuurzuivere honing helpen omdat het een kalmerend effect heeft. 2.1.4
Wat men kan doen tegen hypertensie vanuit fytotherapie
Hoge bloeddruk wordt altijd begeleid door een arts. De arts kan beslissen om fytotherapie in te zetten en heeft dan met name de onderstaande kruiden tot zijn beschikking. Meidoorn (Crataegus monogyna/laevigata, bloeiende toppen) ondersteunt het hart en ontkrampt de bloedvaten. Gefermenteerde knoflook (Allium sativum, bol) ondersteunt de bloedcirculatie en paardebloem (Taraxacum officinale, kruid) helpt door de vochtafdrijvende werking. Daarnaast kunnen ook andere vochtafdrijvende kruiden ingezet worden, omdat hoge bloeddruk en oedeem vaak samengaan. Het betreft de moerasspirea (Filipendula ulmaria, bloem), grote brandnetel (Urtica dioica, blad) en grote klit (Arctium lappa, wortel); ze werken bovendien ook ontgiftend op de lever (leverondersteunend). Dat laatste kan met name bij (pre-)eclampsie van nut zijn, zoals we hierboven al even aangehaald hebben. Zie ook in deel 3, hoofdstuk 1 de kruiden die ingezet worden tegen oedeem. Tot slot kunnen thee of een aftreksel van linde (Tilia cordata, bloesem), citroemelisse (Melissa officinalis, blad) en, onder toezicht, Gelderse roos (Viburnum opulus, schors van stam) ingezet worden tegen gespannen slagaders en kramp. Bron: 1, 2, 3, 4
Jeroen van Rooij
p.82
2.1.5
Wat men kan doen tegen hypertensie met reguliere (genees)middelen
Aan hoge bloeddruk kunnen zwangere vrouwen zelf dus vrij weinig doen. Een verloskundige of gynaecoloog begeleidt vrouwen die er tijdens de zwangerschap last van krijgen en kan medicijnen voorschrijven om te proberen complicaties te voorkomen. Meestal begint men met tabletten en bij ernstige vormen worden medicijnen via een infuus toegediend. Bloeddrukverlagende middelen zijn gebruikelijk, bijvoorbeeld met alfamethyldopa, labetolol, nifedipine en ketanserine. De belangrijkste bijwerkingen van deze stoffen zijn hoofdpijn, slaperigheid, duizeligheid, hartkloppingen, misselijkheid en braken. Medicijnen die stuipen voorkomen en stoppen zijn ook regulier in de vorm van een infuus met magnesiumsulfaat of diazepam. Magnesiumsulfaat kan aan het begin van de behandeling even een sterk warmtegevoel, misselijkheid, braken en een raar gevoel in de keel en op de tong veroorzaken. Ook een brandend gevoel in de arm waarin het infuus zit komt vaak voor. Diazepam veroorzaakt vaak slaperigheid. Als er een kans is dat de baby voor week 33 of 34 geboren wordt, geeft men vaak corticosteroïden (bijnierschorshormonen) om de longen van de baby sneller te laten rijpen. De verdere behandeling varieert sterk, afhankelijk van ernst en situatie. In het kader van dit eindwerk ga ik hier niet dieper op in. 2.2 Neuraal buisdefect (NBD, open ruggetje, spina bifida) De neurale buis is de basis van het zenuwstelsel en ontwikkelt zich al heel vroeg in de zwangerschap, vanaf de eerste dag na de bevruchting. Later ontstaan hieruit hersenen en ruggenmerg. Normaal sluit de neurale buis tussen de 22e en 28e dag van de zwangerschap. De kans dat de aanleg van de neurale buis niet goed verloopt is klein. Een bekend voorbeeld van een NBD is het open ruggetje, maar ook kunnen delen van de hersenen ontbreken. De baby sterft hierdoor vrijwel direct na de geboorte (anencefalie). Onderzoek heeft aangetoond dat foliumzuur de kans op een kind met een NBD nog kleiner maakt (zie ook deel 2, hoofdstuk 1). De oorzaak van NBD is niet precies bekend, maar het lijkt veroorzaakt door genetische en omgevingsfactoren (schadelijke stoffen, bepaalde medicijnen tegen epilepsie etcetera) die de opname van foliumzuur mogelijk negatief beïnvloeden. Het gebruik van extra foliumzuur verkleint de kans concreet met 50 tot 70 procent op deze aandoening bij kinderen van, een relatief kleine groep, vrouwen die daar aanleg voor hebben. Daar vrouwen met dit verhoogd risico niet kunnen worden opgespoord, geldt dit advies voor alle vrouwen die zwanger zijn of proberen te worden. 2.2.1
Wat men kan doen tegen NBD vanuit voeding en suppletie
Foliumzuur (vitamine B9 of vitamine B11) speelt dus wederom een zeer belangrijke rol bij de vorming van het zenuwstelsel en het voorkomen van NBD. Het wordt, zoals reeds eerder vermeld, met name aangeraden in de maanden voorafgaand aan zwangerschap en tijdens de eerste twee tot drie maanden van de zwangerschap. De rol die vitamine B12 en zink kunnen spelen bij het voorkomen van NBD is echter minder bekend. Een laag B12 en/ of zinkgehalte bij de moeder lijkt namelijk het risico aanzienlijk te vergroten. Extra inname van de genoemde drie (micro)nutriënten is dus belangrijk bij een verhoogd risico op NBD. Als de gezondheidsbegeleider een cliënt begeleidt die eerder een kind met NBD kreeg en opnieuw zwanger willen worden, dan zal hij adviseren om in de betreffende periode, onder Jeroen van Rooij
p.83
begeleiding van een arts, dagelijks een supplement met 0,4 tot 0,5 milligram te gebruiken. Ook wanneer NBD in de familie voorkomt zal de gezondheidsbegeleider aanraden om ook met de huisarts te gaan praten. Voedingsbronnen van foliumzuur zijn vooral verse bladgroenten, zoals spinazie, broccoli, alfalfa, tomaten in blik, sinaasappel, kiwi, zuivel en volkoren producten en noten. Zink zit veel in zalm, tonijn, lamsvlees, pompoenpitten, noten en peulvruchten. Vitamine B12 treft men vooral aan in (rood) kwaliteitsvlees, gevogelte, zeevoedsel en ook in boter, kaas en eieren. Bron: 1, 2, 3, 5, 12
2.2.2
Wat men kan doen tegen NBD vanuit fytotherapie en reguliere (genees)middelen
Ik heb geen specifieke informatie gevonden over wat men kan doen tegen NBD met reguliere (genees)middelen en de fytotherapie. Hetgeen beschreven staat in paragraaf 2.2.1. is momenteel het enige wat men preventief kan doen. 2.3 Miskraam Een miskraam is, gedefinieerd door de Wereld Gezondheidsorganisatie, “een spontane afbreking van een zwangerschap tot 20 weken.” In België en Nederland wordt gesproken van een miskraam tot 16 weken. De medische term is 'spontane abortus'; niet te verwarren met een abortus provocatus, een opzettelijke zwangerschapsafbreking. Men spreekt van een late miskraam of doodgeboorte als de zwangerschap verkeerd afloopt na de vierde maand maar vóór de levensvatbare periode. Naar schatting eindigt 15 procent van de vastgestelde zwangerschappen in een miskraam. Van alle bevruchte eicellen sterft ongeveer de helft een vroegtijdige dood, vaak al voor de vrouw beseft zwanger te zijn, omdat een normale menstruatie volgt of deze slechts een of twee dagen later komt. Miskramen komen daarmee vaker voor dan men denkt: ongeveer een kwart van de vrouwen krijgt er in hun leven mee te maken en als er vanaf het moment van bevruchting wordt gerekend, dan sterft vermoedelijk tot 90 procent van alle bevruchte eicellen voortijdig. De leeftijd van de moeder is de belangrijkste risicofactor. Het is te zeggen dat de kans op een miskraam ongeveer 9 procent is voor vrouwen tussen de 20 en 24 jaar. Vrouwen van 42 lopen meer dan 50 procent kans. Boven de 45 kan dit oplopen tot 75 procent. De genoemde cijfers variëren per geraadpleegde bron; globaal gezien komen de cijfers wel overeen. Het verloop van een miskraam is nogal verschillend. Vaak weet de vrouw nog niet dat de foetus is overleden en komt ze er achter bij de eerste echo (vanaf 2007 tussen de achtste en elfde week). Het hartje van de foetus klopt dan niet meer en soms is de foetus niet eens waar te nemen en ziet men enkel een lege vruchtzak. Vaak is in deze gevallen de foetus al een aantal weken dood en spreekt men van een „missed abortion‟. Er zijn dan drie mogelijkheden waarop een miskraam kan verlopen: - afwachten tot de miskraam op natuurlijke wijze op gang komt; - met behulp van medicijnen de uitstoting van de overleden foetus opwekken; - een curettage laten plegen door de gynaecoloog. Alle drie de keuzes hebben hun voor- en nadelen en zijn ook een kwestie van persoonlijke voorkeur. Men dient zich hieromtrent goed te laten adviseren door de gynaecoloog. In het kader van dit eindwerk ga ik hier niet dieper op in. Soms komt een miskraam spontaan op gang met als mogelijke eerste tekenen: het afnemen van normale zwangerschapsverschijnselen, bloedverlies of menstruatieachtige krampen. Men spreekt dan van een dreigende abortus (abortus imminens). Enkel bloedverlies hoeft geen voorbode te Jeroen van Rooij
p.84
zijn van een spontane abortus, want in 50 procent van de gevallen wordt de zwangerschap toch succesvol uitgedragen. Echter, als de baarmoederhals zich opent en/of de foetus bij de echografie reeds overleden blijkt, spreekt men van een onvermijdelijke abortus (abortus incipiens). Bloedverlies en krampen zullen aanhouden tot de foetus uit de baarmoeder is verdreven. Tot 13 weken verlaat de vrucht meestal tegelijkertijd met de vliezen en de placenta de baarmoeder. Na het eerste trimester van de zwangerschap is er eigenlijk sprake van een „bevalling‟, mits de foetus ook zolang heeft geleefd. Er kunnen voorweeën optreden, de vliezen breken en de vrouw krijgt vervolgens hevige weeën. De foetus en de placenta verlaten meestal na elkaar de baarmoeder. Als de foetus dan nog leeft overlijdt die meestal tijdens de bevalling en als de placenta niet nakomt is alsnog een curettage nodig. Indien de foetus al overleden is en de miskraam niet spontaan op gang komt, dan moet de „bevalling‟ ingeleid worden. 2.3.1
Bloedverlies
Bloedverlies in het begin van de zwangerschap duidt dus niet altijd op een miskraam. Er kan een afwijking zijn aan de baarmoedermond (poliep, ontsteking etcetera), waardoor deze gemakkelijk bloedt (vooral na gemeenschap of harde ontlasting). Een veel minder vaak voorkomende oorzaak van bloedverlies is een buitenbaarmoederlijke zwangerschap (extra-uteriene graviditeit, EUG). De zwangerschap is dan niet in, maar buiten de baarmoeder ingenesteld, meestal in de eileider. Andere vrij zeldzame oorzaken van bloedverlies vroeg in de zwangerschap zijn het afsterven van de tweede foetus van een tweeling en een bloeding in de baarmoeder naast het vruchtzakje. Wanneer na onderzoek de oorzaak van het bloedverlies onduidelijk blijft, spreekt men van een innestelingsbloeding. Dit is een bloeding die ontstaat door ingroei van de zwangerschap in de wand van de baarmoeder. Gezien het kader van dit eindwerk ga ik op deze vormen van bloedverlies niet dieper in. 2.3.2
Oorzaken
Soms kan middels onderzoek worden vastgesteld wat de oorzaak was van de miskraam. Meestal wordt dat onderzoek pas gedaan als er sprake is van twee opeenvolgende miskramen, want dan wordt de kans op een volgende miskraam groter dan na een enkele miskraam. Men spreekt bij herhaalde miskramen van „habituele abortus‟. Hiervoor kunnen verschillende oorzaken zijn: - aanlegfout bij de foetus (embryonale factor). Dit is verreweg de belangrijkste oorzaak van miskramen en er ligt vaak een genetische afwijking aan ten grondslag. Het betreft, echter, slechts zelden een erfelijke DNA-fout en meestal is de fout ontstaan bij de bevruchting; - stollingsstoornis bij de moeder (met name bloedstolsels in slagaders, bloedvaten en placenta (antifosfolipiden syndroom); - hormonale afwijkingen bij de moeder (lage progesteronspiegel, diabetes mellitus, hyperhomocysteïnemie etcetera); - anatomische afwijkingen aan de baarmoeder (misvormde baarmoeder(hals), bindweefselgezwellen etcetera); - virale infecties (griep, herpes, cytomegalievirus (CMV) etcetera); - infecties in de baarmoeder zelf (zeer zeldzaam); - zwakte, chronische ziekte of voedseltekorten; - leefgewoonten (roken, overmatig koffie en/of alcohol gebruik, overgewicht etcetera). De twee zwangerschappen die ik begeleidde en die uitliepen op een miskraam vonden hun oorzaak hiertoe in een verstoorde bloedstollingsfactor en een opgelopen CMV-virus. Beide oorzaken zijn voor een eventuele volgende keer uitgeschakeld, omdat de bloedstollingsfactor Jeroen van Rooij
p.85
eenvoudig gecorrigeerd kan worden middels bepaalde medicijnen en het CMV-virus krijgt men maar één keer; daarna is men hier immuun voor. 2.3.3
Herstel
Na twee weken is de vrouw meestal, in fysiek opzicht, volledig hersteld van de miskraam. Tot die tijd bestaat vaak nog wat bloedverlies en bruinige afscheiding. Het is verstandig met geslachtsgemeenschap te wachten tot het bloedverlies voorbij is. Hierna is het lichaam voldoende hersteld om weer opnieuw zwanger te worden. Drie tot acht weken is een normale termijn waarbinnen de eerste menstruatie weer kan volgen en het is ook mogelijk dat een vrouw meteen weer zwanger wordt. Ook uit medisch oogpunt is het niet noodzakelijk een aantal maanden te wachten met opnieuw zwanger te worden. Een zwangerschapstest is op dat moment echter nog onbetrouwbaar, omdat er nog hCG-hormoon van de vorige zwangerschap in het bloed kan zitten. Hoewel men fysiek meestal snel herstelt van een miskraam, kan het psychische herstel lang op zich laten wachten. Dat kan sterk verschillen per vrouw. Tijd heelt alle wonden, maar het vergeten doen de meeste vrouwen nooit. Wat wel bij alle vrouwen hetzelfde blijkt, is dat ze een rouwverwerkingsproces doormaken. De rouw is meestal dieper naarmate men al meer op een baby gerekend had en daar al allerlei verwachtingen over had ontwikkeld. Hoe lang het kindje feitelijk heeft geleefd in de buik maakt voor het gevoel van verlies niets uit. Vanaf het moment dat men weet dat men zwanger is begint de opbouw van een emotionele (zelfs spirituele) band met het ongeboren kind. Wanneer blijkt dat de foetus niet levensvatbaar is worden dromen, fantasieën en toekomstplannen ruw verstoord (!). Bijna alle vrouwen vragen zich af of dingen die zij voor de miskraam gedaan hebben deze hebben opgeroepen of veroorzaakt. Denk hierbij aan een zware inspanning, een keer wat teveel gedronken etcetera. Hier valt niets zinnigs over te zeggen en het is belangrijk de betreffende vrouw(en) op dit punt gerust te stellen. Dat de zwangerschap vanaf het begin al niet in orde was en de miskraam dus een natuurlijke oplossing is, is voor sommigen een troost. Een miskraam is een logische oplossing voor iets wat fout ging rond de bevruchting en het is maar de vraag of een gezondere leefwijze of minder stress dit had kunnen voorkomen. De gedachte dat zwanger worden in elk geval mogelijk is gebleken, is soms een steun. Naast het gevoel van verlies speelt ook het onbegrip in de omgeving vaak een grote rol. Iemand die niet aan den lijve een miskraam heeft meegemaakt weet echt niet wat het is en hoe ingrijpend het is, met name hormonaal en emotioneel. Omstanders denken na een aantal weken of maanden dat de vrouw er wel overheen zal zijn en er wordt amper nog over gerept in een gesprek; vaak ook omdat het onderwerp te pijnlijk is. Dit kan voor de vrouw (en haar partner) een gevoel van isolement of frustratie geven. Daar komt nog bij dat de omgang met zwangere vrouwen en pasgeboren kinderen vaak pijnlijk confronterend is en dat bemoeilijkt vaak de omgang met vriendinnen, kennissen en familieleden. Kort na een miskraam willen sommige vrouwen soms helemaal niet de straat op, uit angst voor vragen en ontmoetingen met bekenden of zwangere vrouwen. Men kan na een miskraam een aantal dingen doen ter verwerking. Steun en begrip van de partner is hierbij onmisbaar. Te denken valt aan: het kindje een naam geven, foto's maken van het kindje, het kindje begraven, boeken lezen over het onderwerp, er over praten en lotgenotencontact opzoeken. Ook al is het vaak een natuurlijk verwerkingsproces, het kan soms erg lang duren. In dat soort situaties kan het helpen om met een counselor of een psychotherapeut te praten. Een gezondheidsbegeleider, getraind als counselor, zal uiteraard ook een goede optie zijn. Jeroen van Rooij
p.86
2.3.4
Wat men kan doen ter preventie van een miskraam vanuit voeding en suppletie
Als men (opnieuw) zwanger wil worden is het verstandig om, zoals reeds vaker beschreven in dit eindwerk, zo gezond mogelijk te leven. Dus gezond en gevarieerd eten, niet (overmatig) drinken, niet roken en geen medicijnen innemen zonder overleg met de arts. Het is echter niet mogelijk een miskraam met zekerheid te voorkomen, ook niet als men zich aan deze regels houdt. Voor elke vrouw die (opnieuw) zwanger wil worden luidt het advies, wederom, om dagelijks een tablet foliumzuur van 0,4 milligram te gebruiken. Foliumzuur vermindert weliswaar niet de kans op een miskraam, maar wel de kans op een kind met een open ruggetje of NBD (zie vorige paragraaf). Mocht men voorafgaand aan een miskraam geen foliumzuur gebruikt hebben, dan hoeft men zich daar dus niet schuldig over te voelen. Zink wordt in verband gebracht met het tegengaan van een dreigende miskraam, maar ook hier ontbreekt degelijk, uitgebreid en langdurig wetenschappelijk onderzoek. Hetzelfde geldt voor vitamine E. Om het zekere voor het onzekere te nemen adviseert de gezondheidsbegeleider zink- en vitamine E-rijke voeding, zoals zalm, tonijn, pompoenpitten, noten en zaden, volle granen, tarwekiemen, ongeraffineerde plantaardige oliën etcetera. Vanuit de Chinese voedingsleer zou een miskraam in de eerste drie maanden mogelijk te maken kunnen hebben met verzwakte nieren en een miskraam later dan drie maanden met een verzwakte milt. Door het, meer dan gemiddeld, eten van volle granen en bonen zouden nieren en milt versterken. In het kader van dit eindwerk ga ik hier echter niet dieper op in, maar het kan u aanmoedigen tot nader onderzoek. 2.3.5
Wat men kan doen ter preventie van een miskraam vanuit fytotherapie
Als de vooruitzichten op een nieuwe zwangerschap gunstig zijn kunnen kruidenremedies effectief zijn bij het voorkomen van een miskraam, maar als „moeder natuur‟ echt de bedoeling heeft om een zwangerschap te beëindigen, dan is er geen kruid tegenop gewassen. Enkel een gezonde foetus kan middels kruiden ondersteund worden tegen een miskraam. De gezondheidsbegeleider kan kruiden als rode zonnehoed (Echinacea purpurea, kruid/ wortel) en kokospalm (Cocos nucifera, noot) inzetten om de weerstand tegen virale infecties, zoals griep, herpes, en cytomegalievirus (CMV), te verhogen. Onder begeleiding van een arts met een gedegen kennis van de fytotherapie kunnen verder nog de onderstaande kruiden worden ingezet. De gezondheidsbegeleider houdt zich op dit niveau niet diepgaander bezig met de fytotherapie en verwijst dus het beste door. Gelderse roos (Viburnum opulus, schors van stam) en Amerikaanse sneeuwbal (Viburnum prunifolium, bast van takken) of een mengsel hiervan, in de vorm van een aftreksel, ontkrampen en ontspannen de baarmoeder. Vanaf het tweede trimester kan framboosthee (Rubus idaeus, blad) ingezet worden om de baarmoeder te ontspannen. Thee van wilde yam (Dioscorea villosa, wortelstok) en/ of grote brandnetel (Urtica dioica, blad) werkt ontkrampend en ontspannend onder andere door de rijkdom aan calcium. Helonias dioica/ lutea (Chamaelirium luteum of Veraticum luteum, wortel) bevat hormoonachtige saponinen en is daardoor een tonicum voor de baarmoeder. Als afkooksel kan het helpen om miskramen en bloedingen te voorkomen. Het kan vermengd worden met gelijke delen Gelderse roos. Bron: 2, 3, 4, 6, 7
Jeroen van Rooij
p.87
2.3.6
Na de miskraam
Men kan kruiden(preparaten) inzetten om de onfortuinlijke vrouw te ondersteunen en door de ongelukkige periode heen te helpen. Te denken valt aan kruiden die kunnen helpen om de hormoonbalans te herstellen, toniserende kruiden, kruiden ter ondersteuning van het zenuwstelsel, bloedstelpende en antiseptische kruiden etcetera. Het moge duidelijk zijn dat er in deze fase geen rekening gehouden hoeft te worden met de lijst van kruiden die afgeraden worden tijdens zwangerschap (zie deel 2, hoofdstuk 3). De keuze aan kruiden(preparaten) is dus veel ruimer. Ter voorbereiding op een nieuwe zwangerschap, na de miskraam, kan men eveneens dezelfde of vergelijkbare kruiden inzetten die het hormonale evenwicht positief beïnvloeden. Ook de toniserende kruiden ter stimulering van het voortplantingsstelsel zijn hierbij meestal gepast. Daarnaast zijn leverontgiftende, bloedcirculatiebevorderende en zenuwversterkende kruiden meestal aanbevelenswaardig. In het kader van dit eindwerk ga ik hier niet dieper op in. Ik verwijs u hiervoor naar de gespecialiseerde literatuur (zie bronvermelding/ literatuurlijst). 2.3.7
Wat men kan doen tegen een miskraam met reguliere (genees)middelen
Een behandeling ter voorkoming van een miskraam is er met de huidige stand van de medische wetenschap nog niet. Er zijn (en worden) vele verschillende behandelingen geprobeerd, waarvan uit het verleden de bekendste het gebruik van diëthylstilbestrol (DES) is. Dit synthetische hormoon werd tot eind jaren „70 in sommige landen op grote schaal voorgeschreven. Het werkte niet en verhoogde, tot overmaat van ramp, de kans op afwijkingen bij de foetussen of bij de tweede of derde generatie kinderen. Nog steeds wordt gezocht naar mogelijk behandelingen voor een miskraam. Hormonen als progesteron, schildklierhormonen etcetera worden soms voorgeschreven, maar tot op heden is geen van deze therapieën zinvol gebleken. 2.3.7.1
Na de miskraam
Soms adviseren artsen om na een miskraam anti-D-immunoglobuline toe te dienen aan vrouwen met een resusnegatieve bloedgroep. Op deze manier is het mogelijk het ontstaan van resusantistoffen te voorkomen. Deze antistoffen kunnen in een volgende zwangerschap problemen veroorzaken. Men bespreekt het beste met de gynaecoloog of het bepalen van uw resusfactor zinvol is en of anti-D toegediend moet worden. Tot slot is het belangrijk om in de volgende situaties de arts of verloskundige te raadplegen. Langdurig veel meer bloedverlies dan een forse menstruatie kan gevaarlijk zijn. Zeker bij klachten van sterretjes zien of flauwvallen moet men direct medische hulp inroepen. Wanneer na een spontane miskraam of curettage krampende pijn of erg veel bloedverlies blijft bestaan wijst dit op een incomplete miskraam. Er is dan nog een rest van de miskraam in de baarmoeder aanwezig. Een (nieuwe) curettage is dan meestal onvermijdelijk. Koorts met een temperatuur boven de 38 graden, tijdens of kort na een miskraam, wijst meestal op een ontsteking in de baarmoeder die behandeld moet worden. Ook als men ongerust is over het verloop van de miskraam neemt men het beste contact op met de verloskundige of eventueel de arts. Bron: 8, 9, 10, 11
Jeroen van Rooij
p.88
3
Hoofdstuk 3: De bevalling
In dit deel worden de belangrijkste voedingsmiddelen, voedingssupplementen, kruiden en kruidenpreparaten bij de bevalling besproken. Voor maatwerk en volledigheid wordt u, echter, doorverwezen naar uw arts, verloskundige of een gezondheidsbegeleider bij u in de buurt.
3.1 Algemeen Na gemiddeld 40 weken vindt de bevalling plaats. De bevalling of geboorte wordt gedefinieerd als “de gebeurtenis waarbij een foetus vanuit de uterus door het geboortekanaal naar buiten komt als baby (6). “ Hoewel het nog steeds de normaalste zaak van de wereld is dat men in het ziekenhuis bevalt, zien we de laatste jaren dat er steeds meer thuisbevallingen plaatsvinden, waarbij steeds weer nieuwe methodes toegepast worden (gebruik van speciale stoel, bevallen in water etcetera). De meeste bevallingen in België en Nederland vinden plaats met behulp van een verloskundige, in het ziekenhuis of thuis. Alleen in noodgevallen, op medische indicatie, vinden bevallingen onder toezicht van een gynaecoloog in het ziekenhuis plaats (bij keizersnede, risico op complicaties etcetera). Men dient zich goed op een bevalling voor te bereiden. In overleg met een verloskundige of gynaecoloog kunnen wensen besproken worden. Onder andere wensen met betrekking tot de wijze waarop men pijn van de weeën wenst op te vangen. Het verlichten van pijn middels verdovende medicijnen was tot eind vorige eeuw heel gebruikelijk, maar inmiddels is bekend dat deze middelen zowel de moeder als het kind schade kunnen berokkenen. De ruggeprik (epiduraal) is, met name in Nederland, sinds 2008 wel meer gebruikelijk aan het worden. Vandaag de dag kan de vrouw veelal zelf bepalen hoe ze zich op de bevalling wil voorbereiden en hoe ze de pijn wil verwerken. Ze kan, naast gedeeltelijke verdoving, kiezen voor bijvoorbeeld homeopathische en fytotherapeutische remedies, acupunctuur, massage, shiatsu, yoga, ontspannings- en ademhalingsoefeningen, (zelf)hypnose etcetera. In Nederland zijn de genoemde alternatieven echter nog wel veel gebruikelijker en toegankelijker dan in België, maar ook in België is de publieke opinie de laatste jaren ruimdenkender aan het worden. De meest natuurlijke en minst pijnlijke methode is waarschijnlijk bevallen in een zittende of staande houding. Natuurlijke bevallingen hebben als voordeel dat de vrouw, tussen de weeën door, zich volledig kan ontspannen en tegelijkertijd haar lichaam onder controle kan houden. Het oefenen van de spieren die voor een voorspoedige bevalling hard moeten werken kan vooraf gebeuren.
Jeroen van Rooij
p.89
Aangezien aan de gezondheidsbegeleider vlak voor, tijdens en direct na de bevalling geen enkele rol is toebedeeld, ga ik in dit eindwerk niet dieper in op de meer specifieke voorbereidingen erop, de bevalling zelf en de stadia daarin. Hiervoor verwijs ik u naar de talloze instellingen die zich bezighouden met het verstrekken van gedetailleerde informatie en het geven van allerhande cursussen voor aanstaande moeders. De mogelijkheden om zichzelf zowel geestelijk als lichamelijk voor te bereiden op de bevalling zijn groot. De hierboven genoemde methoden kunnen het vertrouwen in de natuurlijke wijsheid, benodigd bij de bevalling, versterken. Hierdoor kan de noodzaak voor medische ingrepen worden beperkt. 3.2 Voeding en bevalling. Wat in dit kader relevant is om te weten is dat de meeste vrouwen weinig zin hebben om te eten als de weeën eenmaal goed beginnen. Als de bevalling begint is het toch het beste een lichte maaltijd te gebruiken, want de maag kan door hevige weeën nogal onder druk komen, waardoor misselijkheid en braken het gevolg kunnen zijn. Een stevige maaltijd is dus niet verstandig, maar helemaal niets eten is ook niet goed, omdat het lichaam een grote inspanning moet leveren en het niet bekend is hoe lang de bevalling gaat duren. Het lichaam heeft vaak veel energie nodig bij een bevalling. Concreet kan men, bijvoorbeeld, denken aan beschuitjes of crackers met jam of honing, een schaaltje yoghurt met vruchtenmoes, een glaasje appelsap of andere vruchtensap, een plak ontbijtkoek of, eventueel, een kopje thee met suiker of druivensuikertabletjes. De laatste opties vallen weliswaar niet onder de categorie gezonde voeding, maar men moet nu eenmaal prioriteiten stellen in het leven. Na de bevalling is de moeder uiteraard direct een aantal kilo‟s kwijt en in de weken daarna verliest ze er vanzelf nog een aantal. Door het geven van borstvoeding krijgt ze sneller het oude gewicht terug. Bij het geven van borstvoeding is het onverstandig om te gaan lijnen, want ook in deze periode is de kans op een tekort aan voedingsstoffen groot. Lijnen kan pas als de moeder met borstvoeding stopt. Bron: 1, 2
3.3 Fytotherapie en bevalling. Er zijn, zoals reeds eerder besproken, kruiden die men gedurende de laatste weken voor de bevalling mag gebruiken ter lichamelijke voorbereiding. Sommige kruiden beïnvloeden de spieren van de baarmoeder en de weeën, waardoor ze de bevalling gemakkelijker en korter kunnen laten verlopen. Zo is framboos (Rubus idaeus, blad) een kruid dat de baarmoeder voorbereid op de bevalling en, het best, onder supervisie van een gynaecoloog of verloskundige gebruikt kan worden. Framboosblad wordt al eeuwen gebruikt als middel om de baarmoeder te versterken (zie ook deel 2, hoofdstuk 4). Als thee kan het, normaal gesproken, vanaf het derde trimester driemaal daags gedronken worden. Uit onderzoek is gebleken dat deze traditie werkelijk ergens op gestoeld is, maar tegelijkertijd spreken de onderzoeken elkaar enigszins tegen. Het ene onderzoek meldt dat het de baarmoeder stimuleert, andere onderzoeken melden dat het de baarmoeder juist ontspant en weer ander onderzoek wijst uit dat het de baarmoeder alleen ontspant tijdens de zwangerschap. Waarschijnlijk is het zo dat framboosblad normaliserend werkt op de baarmoedercontracties en ook de frequentie daarvan verminderd, het reguleert dus. Welke inhoudsstoffen de baarmoederspieren helpen zijn, tot op heden, niet exact vastgesteld. De stof fragarine staat inmiddels bekend als een algemeen tonicum voor de baarmoeder en deze stof zal ook de nabloeding verminderen na de bevalling vanwege het gehalte aan looistoffen. Jeroen van Rooij
p.90
Patrijsbes (Mitchella repens, gehele plant) helpt ernstige bloedingen voorkomen, toniseert en versterkt de spieren van de baarmoeder en het bekken en bereidt de contracties voor. Het is, samen met framboosblad, een van de beste middelen om de baarmoeder voor te bereiden op de bevalling. Het helpt om een veilige geboorte mogelijk te maken. Het heeft een licht stimulerende werking op de baarmoeder, maar deze werking ervan is nog grotendeels onbekend binnen de wetenschapswereld. De plant wordt echter al eeuwenlang veilig ingezet en bijwerkingen worden tot op heden niet gemeld. Een zalf van de plant kan ook helpen bij ontstoken tepels in de laatste maanden van de zwangerschap. Uitsluitend op voorschrift van een arts kan de Gelderse roos (Viburnum opulus, schors van stam) ingezet worden in geval van valse weeën of pseudoweeën. Een thee van Gelderse roos, patrijsbes, helonias lutea/ dioica (Chamaelirium luteum, wortel) en caulophyllum (Caulophyllum thalictroides, wortel/ wortelstok) is onder toezicht van een arts of specialist (bepaling van dosering) zeer geschikt als bekkentonicum in het laatste trimester. Het zorgt voor een veilige, gemakkelijke en kortdurende bevalling. Een thee van gelijke delen zilverkaars (Cimicifuga racemosa, wortel/ wortelstok) en caulophyllum geeft een vergelijkbaar effect. Een thee van frambozenbladeren, helonias, caulophyllum en hartgespan (Leonurus cardiaca, blad) zorgt ervoor dat de spieren in het bekken elastisch en ontspannen blijven en de spieren versterkt worden voor normale en effectieve weeën. Bovendien wordt het hart gestimuleerd, waardoor een goede bloedtoevoer naar de baarmoeder verzekerd is. Tot slot kunnen nu wel, afhankelijk van het beoogde doel, diverse etherische oliën ingezet worden ter voorbereiding op de bevalling. Etherische olie kan gebruikt worden in een basisolie voor massage, in het badwater of in een olielampje. Ter ontspanning en herstel van het geestelijk evenwicht kunnen, bijvoorbeeld, rozenolie (Rosa centifolia/ damascena, bloemblad) en lavendelolie (Lavendula angstifolia, bloem) gebruikt worden. Ter stimulering van de bloedcirculatie en als geestelijke opfrisser kan gedacht worden aan geraniumolie (Pelargonium graveolens, kruid). Massageolie met scharlei (Salvia sclarea, blad, kruid) ontspant de spieren van de baarmoeder en helpt zo bij de voorbereiding op de geboorte. Een massageolie met een mengsel van de etherische oliën van kruidnagel (Eugenia aromatica, ongeopende bloemknop), nootmuskaat (Myristica fragrans, zaad), kamille (Matricaria recutita, bloem), lavendel, roos en geranium is geschikt voor het zachter maken van de weefsels van de buik en het perineum om voorbereid te zijn op de weeën en uitrekkingen. Ook andere combinaties zijn mogelijk. Bron: 3, 4, 5
3.4 Medicijnen en bevalling. Hiervoor verwijs ik naar deel 2, hoofdstuk 5 en de gespecialiseerde literatuur. Het valt buiten het werkveld van de gezondheidsbegeleider.
Jeroen van Rooij
p.91
Besluit Het gebruik - in dit kader - van voeding, maar vooral voedingssupplementen, kruiden, kruidenpreparaten en medicijnen is niet zo gewoon als men vaak denkt. Er moet heel genuanceerd mee omgegaan worden, rekening houdend met de specifieke persoon, de situatie en de fase waarin de zwangerschap zich bevindt. Zelfs in de geraadpleegde literatuur verschillen de meningen omtrent de toepassingen van middelen en de bijbehorende doseringen veelvuldig. Met name kruiden, zoals lavendel, framboos, gember, heermoes en passiebloem zijn daar vijf willekeurige, doch zeer illustratieve, voorbeelden van. Tijdens de begeleiding van de drie zwangerschappen heb ik hier, als gezondheidsbegeleider, uiteraard expliciet rekening mee gehouden. Voor de foetus kunnen er gevaren zijn. De foetus of, in geval van borstvoeding, de baby krijgt dezelfde stoffen binnen als de moeder en bovendien kunnen de eventuele bijwerkingen ernstiger zijn. Men dient daarom altijd de huisarts, specialist, gezondheidsbegeleider of apotheker te vertellen dat men zwanger is of wenst te worden of dat men borstvoeding geeft. Zo kunnen deze deskundigen er rekening mee houden bij het uitschrijven van recepten of het adviseren van supplementen. Als men al iets gebruikt dan dient men, het beste samen met een deskundige, na te gaan of het medicijn of preparaat nog steeds nodig is. In geval van een chronische ziekte, waarvoor men elke dag medicijnen moet gebruiken, overlegt men altijd met een arts en stopt men nooit zomaar met het gebruik ervan. De ziekte, anderzijds, kan namelijk ook nadelen voor moeder en kind opleveren. Zwangere vrouwen mogen nooit op eigen initiatief huismiddeltjes, medicijnen, kruiden- en vitaminesupplementen gebruiken, ook niet als bekenden er goede resultaten mee behaalden. Er dient altijd overleg gepleegd te worden met één van de hierboven genoemde deskundigen. Enkel speciale zwangerschapssuppletie met foliumzuur, vitamine D en calcium wordt als voldoende veilig beschouwd en zelfs aangeraden om diverse zwangerschapskwalen en -risico‟s te verminderen of te vermijden. Men wordt ook geacht om te allen tijde de bijsluiters van medicijnen, supplementen etcetera te lezen, ook als er reeds overleg heeft plaatsgevonden met een deskundige. Men dient namelijk zelf ook kritisch te blijven meekijken, het gaat tenslotte om de eigen gezondheid en die van het eigen (toekomstige) kind. Die verantwoordelijkheid legt men nu eenmaal niet klakkeloos in andermans handen, onder het mom van „deskundigheid‟. Als een bijsluiter iets vermeldt wat men niet begrijpt dan praat men er het beste even over met arts, apotheker of gezondheidsbegeleider. Vier ogen zijn nu eenmaal alerter dan twee. Tot slot respecteert men het beste de in dit eindwerk beschreven richtlijnen voor gezonde voeding en (culinaire) kruiden, maakt men maaltijden bij voorkeur met liefde klaar en eet men in een rustige sfeer, waarin ruimte is voor goed ademhalen, goed kauwen en een natuurlijk ritme. Eet smakelijk en geniet, zoveel als kan, van uw zwangerschap!
Jeroen van Rooij
p.92
Bronvermelding Deel 1 Bronvermelding bij hoofdstuk 1 (1) www.voedingscentrum.nl; (2) STANWAY, Andrew, De natuur als dokter – praktische gids voor een natuurlijke genezing van uw kwaal, Abcoude, Uniepers bv, ISBN 90 252 0511 9, 1996. Bronvermelding bij hoofdstuk 2 (1) www.voedingscentrum.nl; (2) www.wikipedia.nl; (3) KIRCHMANN, L.L., Anatomie en fysiologie van de mens, Maarssen, Elsevier, ISBN 90 352 2431 0, 2003, pag. 19-61. Deel 2 Bronvermelding bij hoofdstuk 1 (1) GANTOIS, Koen, „Bio: beter of niet?‟ in: Bio Gezond, nummer 2, april 2008, pag. 4; (2) VERHELST, Geert, Studie der voedingsstoffen, Houthalen, De Levensschool vzw, 2006; (3) Vereniging voor prenatale opvoeding, Voeding tijdens de zwangerschap, Antwerpen, Vereniging voor prenatale opvoeding, s.d.; (4) Auteur onvermeld, „Hoe zit dat met...koemelk?‟ in: Bio Gezond, nummer 4, september 2008, pag. 24; (5) www.voedingscentrum.nl; (6) Sector werkstuk biologie - het ongeboren kind, www.scholieren.com; (7) VERHELST, Geert, Suiker en zoetstoffen, Wevelgem, BVBA Mannavita, ISBN 90-8077841-9, s.d.; (8) www.rug.nl; (9) D‟ADAMO, Peter J., Het bloedgroepdieet – de leefregels, Baarn, De Kern/ De Fontein, ISBN 90-325-0843-1, 2002, pag. 148 e.v. Bronvermelding bij hoofdstuk 2 (1) Rijksuniversiteit Groningen, www.rug.nl; (2) VERHELST, Geert, Studie der voedingsstoffen, Houthalen, De Levensschool vzw, 2006; (3) Vereniging voor prenatale opvoeding, Voeding tijdens de zwangerschap, Antwerpen, Vereniging voor prenatale opvoeding, s.d.; (4) www.e-gezondheid.be; (5) Stichting Alcoholpreventie, www.stap.nl; (6) www.voedingscentrum.nl; (7) www.kwfkankerbestrijding.nl; (8) www.rookvrijzwanger.nl; (9) www.wikipedia.org; (10) Auteur onvermeld, „Hoe zit dat met...koffie?‟ in: Bio Gezond, nummer 3, juni 2008, pag. 7; (11) Auteur onvermeld, „Cafeïne verhoogt risico op miskraam‟ in: Gazet van Antwerpen, 21 januari 2008; (12) Auteur onvermeld, „Gefermenteerde rode rijst‟ in: Bio Gezond, nummer 1, februari 2008, pag. 10; (13) Auteur onvermeld, „Biergist‟ in: Bio Gezond, nummer 1, februari 2006, pag. 22; Jeroen van Rooij
p.93
(14) Universiteit van Wageningen, www.food-info.net; (15) Nederlandse Vereniging voor Klinische Chemie en Laboratoriumgeneeskunde, www.nvkc.nl; (16) www.parasitologie.nl; (17) Hoge Gezondheidsraad, https://portal.health.fgov.be; (18) www.gezondheid.be; (19) www.dokterdokter.nl. Bronvermelding bij hoofdstuk 3 (1) VERMEULEN, Nico, Geïllustreerde Kruiden encyclopedie, Lisse, R&B, ISBN 9039602603, 1998; (2) MC INTYRE, Anne, De kracht van kruiden – gezondheidsboek voor vrouwen - natuurlijke voeding, geneeskracht, verzorging en welzijn met kruiden, Utrecht/ Antwerpen, Kosmos-Z&K uitgevers, ISBN 90 215 2780 4, 1996, pag. 114 e.v.; (3) VERHELST, Geert, Groot handboek geneeskrachtige planten (met bijlage bij 1e en 2e druk), Wevelgem, BVBA Mannavita, 2006/ 2008; (4) GODEFRIDI, Maurice, Fytologie en fytotherapie – deel I en II, Keerbergen, Vlaamse Herboristenopleiding „Dodonaeus‟, 2007,s.p.; (5) Vereniging voor Alcohol- en andere Drugproblemen vzw, www.vad.be; (6) WALLJASPER, Jay, „Goed voor de weerstand‟ in: Ode magazine 107, juni 2008, pag. 28; (7) www.herbasanitas.nl; (8) www.voedingscentrum.nl. Bronvermelding bij hoofdstuk 4 (1) MC INTYRE, Anne, De kracht van kruiden – gezondheidsboek voor vrouwen - natuurlijke voeding, geneeskracht, verzorging en welzijn met kruiden, Utrecht/ Antwerpen, Kosmos-Z&K uitgevers, ISBN 90 215 2780 4, 1996, pag. 114 e.v.; (2) VERHELST, Geert, Groot handboek geneeskrachtige planten (met bijlage bij 1e en 2e druk), Wevelgem, BVBA Mannavita, 2006/ 2008; (3) GODEFRIDI, Maurice, Fytologie en fytotherapie – deel I en II, Keerbergen, Vlaamse Herboristenopleiding „Dodonaeus‟, 2007, s.p. Bronvermelding bij hoofdstuk 5 (1) VAN EIJCK, Martine, Online brochure „Zelfzorg tijdens zwangerschap en borstvoeding; wat kan ik doen, wat mag ik slikken?‟, Wetenschapswinkel Geneesmiddelen van de universiteit van Groningen, www.rug.nl; (2) www.ouders.nl; (3) www.e-gezondheid.be. Deel 3 Bronvermelding bij hoofdstuk 1 (1) VERHELST, Geert, Groot handboek geneeskrachtige planten (met bijlage bij 1e en 2e druk), Wevelgem, BVBA Mannavita, 2006/ 2008; (2) GODEFRIDI, Maurice, Fytologie en fytotherapie – deel I en II, Keerbergen, Vlaamse Herboristenopleiding „Dodonaeus‟, 2007, s.p.; (3) www.herbasanitas.nl; (4) www.gezondheidsplein.nl; Jeroen van Rooij
p.94
(5) MC INTYRE, Anne, De kracht van kruiden – gezondheidsboek voor vrouwen - natuurlijke voeding, geneeskracht, verzorging en welzijn met kruiden, Utrecht/ Antwerpen, Kosmos-Z&K uitgevers, ISBN 90 215 2780 4, 1996, pag. 114 e.v.; (6) Auteur onvermeld, „Vitamine D en vitamine K2, eindelijk volledig naar waarde geschat‟ in: Bio Gezond, nummer 4, september 2008, pag. 13; (7) VERMEULEN, Nico, Geïllustreerde Kruiden encyclopedie, Lisse, R&B, ISBN 9039602603, 1998; (8) www.e-gezondheid.be; (9) www.gezondheid.be; (10) www.medicinfo.nl; (11) KAPPEN, Annemieke, „Zwangerschap en shiatsu‟ in: Beyond Medicine, nummer 4, augustus 2007, pag. 28; (12) www.voedingscentrum.nl; (13) College voor zorgverzekeringen, www.fk.cvz.nl; (14) www.dokter.nl; (15) www.efarma.nl; (16) Maag Lever Darm Stichting, www.mlds.nl; (17) www.artsennet.nl; (18) Vereniging voor prenatale opvoeding, Voeding tijdens de zwangerschap, Antwerpen, Vereniging voor prenatale opvoeding, s.d.; (19) VERHELST, Geert, Studie der voedingsstoffen, Houthalen, De Levensschool vzw, 2006; (20) www.kindengezin.be; (21) VERHELST, Geert, Toegepaste voedingsleer, Houthalen, De Levensschool vzw, 2007; (22) KAPPEN, Annemieke, „Zwangerschap en shiatsu‟ in: Beyond Medicine, nummer 4, augustus 2007, pag. 29. Bronvermelding bij hoofdstuk 2 (1) www.voedingscentrum.nl; (2) VERHELST, Geert, Groot handboek geneeskrachtige planten (met bijlage bij 1e en 2e druk), Wevelgem, BVBA Mannavita, 2006/ 2008; (3) GODEFRIDI, Maurice, Fytologie en fytotherapie – deel I en II, Keerbergen, Vlaamse Herboristenopleiding „Dodonaeus‟, 2007s.p.; (4) MC INTYRE, Anne, De kracht van kruiden – gezondheidsboek voor vrouwen - natuurlijke voeding, geneeskracht, verzorging en welzijn met kruiden, Utrecht/ Antwerpen, Kosmos-Z&K uitgevers, ISBN 90 215 2780 4, 1996, pag. 114 e.v.; (5) www.vrouwenarts.nl; (6) Vereniging voor prenatale opvoeding, Voeding tijdens de zwangerschap, Antwerpen, Vereniging voor prenatale opvoeding, s.d.; (7) KAPPEN, Annemieke, „Zwangerschap en shiatsu‟ in: Beyond Medicine, nummer 4, augustus 2007, pag. 28; (8) www.wikipedia.nl; (9) Leids Universitair Medisch Centrum, www.lumc.nl; (10) www.gezondheid.be; (11) www.artsennet.nl; (12) VERHELST, Geert, Studie der voedingsstoffen, Houthalen, De Levensschool vzw, 2006.
Jeroen van Rooij
p.95
Bronvermelding bij hoofdstuk 3 (1) STANWAY, Andrew, De natuur als dokter – praktische gids voor een natuurlijke genezing van uw kwaal, Abcoude, Uniepers bv, ISBN 90 252 0511 9, 1996; (2) www.voedingscentrum.nl; (3) MC INTYRE, Anne, De kracht van kruiden – gezondheidsboek voor vrouwen - natuurlijke voeding, geneeskracht, verzorging en welzijn met kruiden, Utrecht/ Antwerpen, Kosmos-Z&K uitgevers, ISBN 90 215 2780 4, 1996, pag. 114 e.v.; (4) VERHELST, Geert, Groot handboek geneeskrachtige planten (met bijlage bij 1e en 2e druk), Wevelgem, BVBA Mannavita, 2006/ 2008; (5) GODEFRIDI, Maurice, Fytologie en fytotherapie – deel I en II, Keerbergen, Vlaamse Herboristenopleiding „Dodonaeus‟, 2007, s.p.; (6) www.wikipedia.nl. Bronvermelding gebruikte foto’s - Alle foto‟s gebruikt in dit eindwerk zijn afkomstig uit: „Clip Art‟ van Microsoft Office Word 2003.
Jeroen van Rooij
p.96
Lijst van geraadpleegde bronnen Bibliografische referenties voor boeken zijn: - D‟ADAMO, Peter J., Het bloedgroepdieet – de leefregels, Baarn, De Kern/ De Fontein, ISBN 90-325-0843-1, 2002. - GRILLPARZER, Marion, Fit en slank met het glycemische-indexdieet – afvallen met een goed gevoel, s.l., Deltas, ISBN 90 447 0626 8, 2004. - KIRCHMANN, L.L., Anatomie en fysiologie van de mens, Maarssen, Elsevier, ISBN 90 352 2431 0, 2003. - MC INTYRE, Anne, De kracht van kruiden – gezondheidsboek voor vrouwen - natuurlijke voeding, geneeskracht, verzorging en welzijn met kruiden, Utrecht/ Antwerpen, Kosmos-Z&K uitgevers, ISBN 90 215 2780 4, 1996. - STANWAY, Andrew, De natuur als dokter – praktische gids voor een natuurlijke genezing van uw kwaal, Abcoude, Uniepers bv, ISBN 90 252 0511 9, 1996. - VERHELST, Geert, Groot handboek geneeskrachtige planten, Wevelgem, BVBA Mannavita, ISBN 90 807784 2 7, 2006. - VERHELST, Geert, Groot handboek geneeskrachtige planten – bijlage bij 1e en 2e druk, Wevelgem, BVBA Mannavita, ISBN 9789080778450 , 2008. - VERHELST, Geert, Suiker en zoetstoffen, Wevelgem, BVBA Mannavita, ISBN 90-807784-19, s.d. - VERMEULEN, Nico, Geïllustreerde Kruiden encyclopedie, Lisse, R&B, ISBN 9039602603, 1998. Bibliografische referenties voor studiemateriaal en niet gepubliceerde bronnen zijn: - GODEFRIDI, Maurice, Fytologie en fytotherapie – deel I en II, Keerbergen, Vlaamse Herboristenopleiding „Dodonaeus‟, 2007. - VAES, Rob, Natuurvoedingsleer, Houthalen, De Levensschool vzw, 2005. - VERHELST, Geert, Toegepaste voedingsleer, Houthalen, De Levensschool vzw, 2007. - VERHELST, Geert, Studie der voedingsstoffen, Houthalen, De Levensschool vzw, 2006. - VERHELST, Geert, Suikers en zoetstoffen, Houthalen, De Levensschool vzw, 2006. Bibliografische referenties voor tijdschriften en kranten zijn: - GANTOIS, Koen, „Bio: beter of niet?‟ in: Bio Gezond, nummer 2, april 2008, pag. 4. - KAPPEN, Annemieke, „Zwangerschap en shiatsu‟ in: Beyond Medicine, nummer 4, augustus 2007, pag. 28 en 29. - WALLJASPER, Jay, „Goed voor de weerstand‟ in: Ode magazine 107, juni 2008, pag. 28. - Auteur onvermeld, „Hoe zit dat met...koemelk?‟ in: Bio Gezond, nummer 4, september 2008, pag. 24. - Auteur onvermeld, „Hoe zit dat met...koffie?‟ in: Bio Gezond, nummer 3, juni 2008, pag. 7. - Auteur onvermeld, „Gefermenteerde rode rijst‟ in: Bio Gezond, nummer 1, februari 2008, pag. 10. - Auteur onvermeld, „Biergist‟ in: Bio Gezond, nummer 1, februari 2006, pag. 22. - Auteur onvermeld, „Vitamine D en vitamine K2, eindelijk volledig naar waarde geschat‟ in: Bio Gezond, nummer 4, september 2008, pag. 13. - Auteur onvermeld, „Cafeïne verhoogt risico op miskraam‟ in: Gazet van Antwerpen, 21 januari 2008. Jeroen van Rooij
p.97
Bibliografische referenties voor (online)brochures en internet zijn: - Vereniging voor prenatale opvoeding, Voeding tijdens de zwangerschap, Antwerpen, Vereniging voor prenatale opvoeding, s.d. - VAN EIJCK, Martine, Online brochure „Zelfzorg tijdens zwangerschap en borstvoeding; wat kan ik doen, wat mag ik slikken?‟, Wetenschapswinkel Geneesmiddelen van de Universiteit van Groningen, www.rug.nl. - www.voedingscentrum.nl. - www.wikipedia.nl. - Rijksuniversiteit Groningen, www.rug.nl. - www.e-gezondheid.be. - www.gezondheid.be. - Stichting Alcoholpreventie, www.stap.nl. - www.kwfkankerbestrijding.nl. - www.rookvrijzwanger.nl. - Universiteit van Wageningen, www.food-info.net. - Nederlandse Vereniging voor Klinische Chemie en Laboratoriumgeneeskunde, www.nvkc.nl. - www.parasitologie.nl. - Hoge Gezondheidsraad, https://portal.health.fgov.be. - Vereniging voor Alcohol- en andere Drugproblemen vzw, www.vad.be. - www.herbasanitas.nl. - www.ouders.nl. - www.gezondheidsplein.nl. - College voor zorgverzekeringen, www.fk.cvz.nl. - www.dokter.nl. - www.efarma.nl. - Maag Lever Darm Stichting, www.mlds.nl. - www.artsennet.nl. - www.kindengezin.be. - www.vrouwenarts.nl. - Leids Universitair Medisch Centrum, www.lumc.nl. - www.dokterdokter.nl. - Sector werkstuk biologie - het ongeboren kind, www.scholieren.com. Bibliografische referenties voor foto‟s zijn: - Alle foto‟s gebruikt in dit eindwerk zijn afkomstig uit: „Clip Art‟ van Microsoft Office Word 2003.
Jeroen van Rooij
p.98
Bijlage Tabel 1: Glycemische index van diverse populaire voedingsmiddelen GI
GI
Zoetmiddelen Glucose Sucrose Honing lactose fructose
100 70 70 45 20
Tussendoortjes Evergreen met krenten (Lu)) popcorn (zonder suiker) gebak chips chocoladereep (melk) chocoladereep (puur >70% cacao) pinda's
66 ± 12 65 60 55 45 22 15
Dranken bier cola drinks sinaasappelsap (ongezoet) grapefruitsap (ongezoet) appelsap (ongezoet) tomatensap
110 70 50 ± 10 48 40 40
Graanproducten gierst couscous (5 min. gekookt) rijst (bruin parboiled, 20 min. gekookt) rijst (basmati, 10 min. gekookt) boekweit rijst (wit, parboiled, gem. gekookt) bulghur spaghetti (wit, 10-15 min. gekookt) spaghetti (volkoren, gem. gekookt) quinoa stokbrood (wit) tarwebrood (wit) tarwebrood (volkoren) melkbrood (wit) roggebrood (volkoren) cornflakes melba toast cream cracker muesli
70 65 65 60 55 45 48 45 35 35 95 70 70 63 60 85 70 65 ± 11 55
Bindmiddelen maïzena arrowroot
70 63
Peulvruchten bruine bonen bruine linzen
40 30
kikkererwten groene linzen spliterwten aardappelen en groentes frieten aardappelen (gebakken) aardappelpuree aardappelen (gekookt) wortel gekookt tuinboon pompoen meiknolletjes bieten bataat doperwt (vers) wortel rauw sperziebonen bladgroente, alle soorten sla, kool, champignons, ui, tomaten, aubergine, paprika, broccoli fruit, vers en ongekookt watermeloen ananas abrikozen kiwi banaan mango druiven grapefruit sinasappel perzik appel peer aardbei pruimen kersen
30 22 22 95 85 85 60 85 80 75 70 65 50 40 35 30
10 of lager 75 59 ± 8 57 53 ± 6 52 ± 4 51 ± 5 45 45 42 ± 3 42 ± 14 40 40 ± 7 39 ± 15 20
Gedroogd fruit dadels rozijnen vijgen abrikozen appeltjes pruimen
103 ± 211 64 ± 11 61 31 29 29
jam ('klassiek')) fruitbeleg (jam zonder toegevoegde suiker)
65 30
Zuivel volle yoghurt magere yoghurt magere melk volle melk
35 35 30 27
Bron: www.mendosa.com/glycemic_index.pdf
Jeroen van Rooij
p.99