maart 2007 / vijfendertigste jaargang / no. 137 / pp. 3251-3274
Gewichten en Maten Verzamelaars Vereniging
Opgericht 12 januari 1973 Handelsregister K.v.K. Amsterdam nr. 40634060.
Bestuur Voorzitter: A.J.M.M. van den Acker, Hupsel 14, 5406 AS Uden, tel. 0413–85 06 62, e-mail
[email protected] Secretaris: H.J. Boersma, Van Pallandtlaan 13, 2172 JH Sassenheim, tel. 0252–21 44 85, e-mail
[email protected] Penningmeester: P.F. Drenth, A.E. Kokplantsoen 33, 1063 PV Amsterdam, tel. 020–614 85 90, e-mail
[email protected]
Lid: A. van Diest, Rinnegommerlaan 13, 1934 PE Egmond aan de Hoef, tel. 072–506 11 32 Veilingbeheerder W.C.M. Snieders, Listdreef 34, B–2900 Schoten, België, tel. 0032–3–645 21 03; e-mail
[email protected]
ISSN: 0920-2420
Administrateur J.A. van Diest, Dorpsstraat 90, 1531 HN Wormer, tel. 075–642 08 12, e-mail
[email protected]
Contributie Per kalenderjaar F 23; buitenland F 28 (incl. gratis toezending orgaan Meten & Wegen).
Lidmaatschap Opzegging van het lidmaatschap vóór 1 december bij de penningmeester. Bibliotheek Gratis uitleen op de bijeenkomsten. Bibliothecaris: A.H. Damman, tel. 010–423 24 10, e-mail
[email protected]
Redactie-adres R.J. Holtman, Boomgaardweg 56, 3984 KK Odijk, tel. 030–657 02 46, e-mail
[email protected] Redactiecommissie A.H. Damman en J.P. Kwestro.
V
Veilingcommissie A.H. Damman, H.A. de Jong, W.C.M. Snieders. Inleveren kopij Uiterlijk 1 febr., 1 mei, 1 aug., 1 nov. Verzorging Druk: Haver & Co. BV, Arnhem. Verschijnt 4x per jaar.
Advertenties a. ‘Wigtjes naer Maet’. Voor leden gratis. Niet-leden F 23. b. œ p. voor gehele jaar F 46. Vooruit te voldoen aan de penningmeester, onder vermelding ‘betaling advertentie’. Bankrekeningen Postbank: 34.31.165. Rabobank: 14.25.56.386. IBAN: NL76 RABO 0142 5563 86, BIC (SWIFT): RABONL2U ten name van: Gewichten en Maten Verz. Ver., Dorpsstraat 90, 1531 HN Wormer, Nederland. Voor betalingen uit het buitenland dient de opdrachtgever de kosten te dragen. Internet Home: www.gmvv.org E-mail:
[email protected]
© Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, mikrofilm of op welke andere wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de redaktie.
Meten & Wegen / maart 2007 / No. 137
Een muntgewichtdoos van Jan van Coppenol in Amerika Gary Batz
Omstreeks 1684 arriveerde Cornelius Tyson met een muntgewichtdoos vanuit Europa in Pennsylvania (nu onderdeel van de Verenigde Staten). Deze doos was op dat moment al bijna 60 jaar oud, getuige het handgeschreven opschrift in het deksel (afb. 1a/b, 2–6): Jan van Coppenol maect dese / Goutgewichten / Tot Haerlem 1625 De doos werd generaties lang door de familie Tyson doorgegeven en uiteindelijk in 1912 verkocht door I. Markley Tyson aan de gouverneur van Pennsylvania: Samuel W. Pennypacker. Historische achtergronden Het Gemenebest van Pennsylvania werd gesticht in 1680, toen koning Charles II aan William Penn een stuk land schonk. William Penn senior (1621–1670) was een Britse admiraal aan wie de koning het een en ander verschuldigd was. In plaats van geld gaf hij aan Penn’s zoon een grondgebied dat Pennsylvania werd genoemd, een naam die afgeleid was van Penn’s Woods. De jonge William Penn, geboren in 1640, was een Quaker, die zendingsreizen maakte naar Holland en de Duitse staten om daar de Quakers
te helpen, zoals hij eerder had gedaan in Engeland en Ierland. Godsdiensttwisten in Engeland brachten William Penn naar Amerika. Op het Europese continent vonden ook dergelijke twisten plaats tussen protestantse religies, met als resultaat dat de groepen gelovigen van hot naar her werden verdreven. Bij de volgelingen van Menno Simons hadden zich ook Quakers aangesloten en zij vormden ‘Mennistenkerken’ in Krefeld (Duitsland) en Haarlem. In 1682 verkocht Penn twee keer 5000 acre (elk ongeveer 2000 hektare) aan twee leden van een groep mensen. De eerste dertien families van Nederlandse Afb. 1a/b Muntgewichtdoos van Jan Willemsz. van Coppenol uit 1625. Van hem zijn nog twee dozen bekend (ca. 1620) in het Frans Halsmuseum te Haarlem en in het Geldmuseum te Utrecht.
3258
Meten & Wegen / maart 2007 / No. 137
Afb. 2 De middelste sluithaak op de bovenzijde van het deksel.
en Duitse afkomst, die in totaal uit 33 personen bestonden, arriveerden op 6 oktober 1683 uit Krefeld in Philadelphia. Het land werd opgedeeld en de nieuwkomers brachten daar hun eerste winter door in zelfgegraven holen langs de Delaware rivier; hier werd Germantown gesticht. Reiner of Reynier Tyson, geboren in 1659, was een van de eerste nieuwkomers [1]. Zijn broer Cornelius, die in 1652 in Krefeld was geboren, volgde hem vermoedelijk in 1684. Cornelius en zijn vrouw Margaret kregen zes kinderen die allen in zijn wilsbeschikking werden genoemd. Zij waren nog in leven toen hij in 1716 zijn testament liet opmaken: Matthias, Barbara, Aeltje, Williamtje, Jannicke en Peter. Op zoek naar Tyson Cornelius Tyson stierf op 9 mei 1716 en zijn testament werd geopend in Philadelphia County op 27 juli 1716. Aan de weduwe werd gevraagd een inventaris mee te brengen van de eigendommen van de overledene. Dankzij een vriend van mij, wijlen Eugene P. ‘Gene’ Mahoney te Berkeley Springs, West Virginia, ontving ik een kopie van het testament, dat bewaard wordt in de State Archives te Harrisburg, hoofdstad van Pennsylvania. Gene kon helaas geen kopie van de inventaris vinden; we hadden gehoopt hierin de vermelding te vinden van een kistje met weegschaal en gewichten. Op 21 september 1999 bezocht ik de Germantown Historical Society en bestudeerde daar vele documenten betreffende Tyson. Mij werd duidelijk dat hij een wever was geweest en begraven is op Ax’s Cemetery, ook bekend als Upper Germantown Burying-Ground. De volgende ochtend ging ik zijn graf bezoeken, nam foto’s van de begraafplaats (afb. 7a) en zijn grafsteen (afb. 7b) en plaatste daar een grote pot chrysanten die door de beheerder zou worden geplant. De grafsteen van Tyson is de alleroudste op Ax’s Cemetery en vermeldt de volgende tekst: OBIJT.MEIJ 9 1716 / CORNELIS TIESON / OUT 63 JAER / SALIG SIJN DE DOON / DIE IN DE HEERE STERVE / THEILRIG IS HAER KROON / TGLORIRIC HAER ERVE
De tekst is een samensmelting van diverse bronnen, waaronder Openbaringen 14 : 13: Zalig de doden, die in de Here sterven [2]. De laatste twee regels kunnen misschien door onze lezers worden getraceerd. Hulp tijdens het onderzoek Gene had plezier in het onderzoek en wilde er niet voor betaald worden. Tweemaal heb ik zijn onkosten betaald omdat het onderzoek hem van huis hield en hij ook kosten moest maken. Via Links Genealogy kocht ik een onderzoek naar de verzamelde gegevens over de familie Tyson en andere nieuwkomers. In de maanden voorafgaand aan mijn bezoek aan Germantown en Schwenksville deed ik uitgebreid onderzoek in de Robarts Library van de University of Toronto naar de familie van Cornelius Tyson. Mijn bron was voornamelijk het tijdschrift The Pennsylvania Magazine of History and Biography (PMHB), waarin ik ook heel wat gegevens vond over gouverneur Pennypacker en de tijd waarin hij leefde. Uit dit tijdschrift heb ik honderden pagina’s geschreven materiaal gekopieerd over beide personen en hun voorouders. Het bewaren van de Nederlandse geschiedenis Samuel Whitaker Pennypacker werd geboren in 1843; zijn vader was professor aan het Jefferson College en zijn moeder de dochter van een rijke ijzerfabrikant. Omdat Samuel van Nederlandse afkomst was (vroeger Pannebakker geheten) Afb. 3 De Keulse trompetbalans. Dit type evenaar werd minder dan een eeuw lang gemaakt, vanaf ca. 1580.
3259
Meten & Wegen / maart 2007 / No. 137
Afb. 4 Geschreven opschrift in het deksel: ‘Jan van Coppenol maect dese / Goutgewichten / Tot Haerlem 1625’.
was hij een fervent verzamelaar van alles wat maar Nederlands was. Hij stamde af van meerdere vroege immigranten zoals Tyson, Kuster, Conrad, Sellen, Umstat en vermoedelijk ook Rittenhouse, zoals hij in 1899 in een artikel beschreef, toen hij Senior Vice-President van The Historical Society of Pennsylvania was. Daarvan was hij lid geworden op 29-jarige leeftijd en voorzitter vanaf 1900 tot aan zijn dood in 1916. Op 20-jarige leeftijd vocht hij in de Burgeroorlog in de veldslag van Gettysburg. In 1866 werd hij als jurist toegelaten in Philadelphia en hij werd rechter in 1889. In de jaren 1903–1907 was hij gouverneur van het Gemenebest van (de staat) Pennsylvania en hield kantoor in de hoofdplaats Harrisburg. Zijn prestaties en onderscheidingen zijn te veel om hier op te noemen: ze vulden 125 pagina’s in het PMHB van 1917 [3]. Op 22 september 1999 ging ik ook naar de boerderij en het huis aan Pennypacker Mills te Schwenksville, niet ver van Germantown (en nu onderdeel van Philadelphia). Hier woonde voorzitter en rechter Pennypacker, doctor in de rechten, zowel voor als na zijn termijn als gouverneur. In dit herenhuis werd ik hartelijk ontvangen door de conservators en zij vonden het een genoegen dat ik zoveel over Pennypacker wist. Ik had een handgeschreven notitie van hem meegenomen waarin hij bevestigt dat hij in 1912 de muntgewichtdoos had gekocht van I. Markley Tyson te Sumneytown (afb. 8). Een van de conservators bevestigde dat dit het handschrift van Pennypacker was. De zoon van Pennypacker hield in 1920 een veiling via het veilinghuis Samuel T. Freeman & Co te Philadelphia. Hier in Schwenksville ontving ik een notitie van de veilingmeester dat een doos met weegschaal $ 11,50 had opgebracht. Gelukkig was de notitie uit 1912 samen met de muntgewichtdoos overgegaan naar de nieuwe eigenaren, anders zou mijn verhaal niet hebben bestaan. Het notitieblaadje is nogal bros geworden en heeft wat gaatjes opgelopen. Ik kreeg het op karton geplakt in een plastic mapje, samen met nog een getypte notitie. Pennypacker noemde Markley Tyson een Hollander en had daarin helemaal gelijk. Ik had nog plannen om de afstammelingen van I. Markley Tyson op te sporen maar kon de naam niet vinden in Sumneytown, niet ver van Schwenksville [4, 5]. Het Governor’s Mansion te Schwenksville is een museum dat door vrijwilligers wordt gerund en het is eigendom van de provincie Montgomery. Het tweemaandelijkse tijdschrift Pennypacker Express houdt me sindsdien op de hoogte van de educatieve evenementen en historische opvoeringen in het herenhuis. De zilvergewichten van Philadelphia en hoe ik er tegenaan liep In januari 1989 was ik in Florida op een muntenbeurs en daar bood een echtpaar uit Philadelphia mij een 17e eeuwse Keulse muntgewichtdoos aan. Ik controleerde de doos op volledigheid, kocht en betaalde deze en was al bijna vertrokken toen de verkoper me een grijs linnen zakje overhandigde, ter grootte van een kleine vuist. Hij zei me dat de gewichten in dat zakje bij de koop hoorden. Ik keek eens in het zakje en heb vermoedelijk vol ongeloof mijn hoofd geschud omdat er nog 21 gewichten extra in zaten waarvan sommige veel groter en heel anders waren dan de normale muntgewichten. Ik vertrok met mijn aankoop en ging op andere tafeltjes kijken. Ons onderzoek naar de Philadelphia zilvergewichten In 1984 ontmoette ik Gene Mahoney tijdens mijn eerste ISASC bijeenkomst te Chicago [6]. We konden het direkt goed met elkaar vinden omdat we beiden muntgewichten verzamelden. We hernieuwden onze vriendschap tijdens de bijeenkomsten in 5 De vijfpuntige ster, het merk van Washington (1986) en Boston (1988). Gene wist ondertussen al veel Afb. Van Coppenol, zoals dat is afgeslagen op meer over die vreemde gewichten. Spoedig daarna onderzocht ik in de driehoekige pan van de weegschaal.
3260
Meten & Wegen / maart 2007 / No. 137
Afb. 6 Het bovenste deel van het schrijnwerkersmerk, van een onbekende maker. Dit is een van de vroegste dozen die in Amsterdam werd gemaakt, naar het voorbeeld van Keulse dozen.
augustus 1989 een grote muntgewichtdoos in het Henry Ford Museum and Greenfield Village te Dearborn, Michigan. Tot mijn grote verrassing had Henry Ford, die eens gezegd had: geschiedenis is geklets, via goed ingelichte tussenpersonen in heel Amerika een verzameling Amerikaanse voorwerpen aangelegd. En daar waren opnieuw ‘zulke gewichten’ en een weegschaal met schaaltjes van 73 mm doorsnede, bedoeld voor het wegen van zilveren (geen gouden) munten. Vijftien gewichten en wat kleine fracties. Ze waren gestempeld met PS in een rechthoek. Gene had ook wat van die gewichten met andere makersmerken en begon onderzoek te doen naar de makers ervan. Alles wees op Philadelphia als de bron. Dat werd bevestigd door de muntgewichtdoos van Henry Ford en mijn eigen aankoop. Gene vond zijn gewichten op vlooienmarkten in Philadelphia en omgeving. In het Brass Book [7] werd zo’n gewicht gerangschikt onder vroege Amerikaanse metaalproduktie. Gene vond nog twee stuks in het Winterthur Museum and Gardens van E.I. DuPont te Winterthur (Delaware) [8]; op een van deze gewichten was PLUMLY gestempeld, naast een merk met GP; het andere gewicht was gestempeld PS. Hiermee kwam een einde aan de twijfel want nu hadden we de naam gevonden van een van de makers. Gene kende bovendien een man in New Jersey die een aantal gewichten had, gestempeld met GP. Gene en ik wisselden gegevens uit over onze bevindingen en tijdens mijn onderzoek te Toronto klonken de namen van vele Amerikaanse zilversmeden ons vertrouwd in de oren. We gingen namelijk in deze richting zoeken omdat zowel het Ford- als het Winterthur museum de gewichten, gestempeld met PS, toeschreven aan vader en zoon Philip Syng, bekende zilversmeden te Philadelphia. Zilversmeden leken de meest geschikte personen te zijn die het vakmanschap en de nauwkeurigheid bezaten om precisiegewichten te maken. The Office of Sealer: het ambt van ijkmeester Maar spoedig moesten we vaststellen dat de initialen niet van zilversmeden waren, maar van prominente handwerkslieden te Philadelphia en van personen die als ijkmeesters van gewichten in deze stad fungeerden. De vroegste, Thomas Pascall, werd als ijkmeester aangesteld in 1699. Hij merkte de gewichten met TP in een ruit [9]. Hij was raadslid van de Pennsylvania Assembly, het bestuursorgaan van de kolonie. George Plumly of Plumley was een tingieter; hij werd tot ijkmeester benoemd in 1717 en merkte de gewichten met GP in een hartje. In 1741 werd Isaac Taylor (merk: IT in een hartje) tot ijkmeester benoemd voor Chester County, direkt ten westen aan Philadelphia grenzend. Eén van de gewichten is gemerkt door Daniel Syng (1713–1745, merk: DS), vermoedelijk familie van de zilversmid Philip Syng. Weer andere gewichten zijn gemerkt WT in een schild, voorlopig door ons toegewezen aan William Till. PS en GP gevonden! De doorbraak kwam in 1991 toen Gene de wetten (Statutes at Large) vond van Pennsylvania, hoofdstuk CLXVI, sectie II, gepasseerd op 30 april 1709: …there shall be sets of weights of all sorts necessary, exactly proportioned … from one halfpenny worth of silver to any sum that shall be thought fit, which weights shall be prepared and sold by Peter Stretch and George Plumly of Philadelphia, who shall stamp their respective marks thereon and be accountable for their exactness; and for seven such weights between one halfpenny in value and sixpence inclusive, they shall receive two pence for each weight; and for seven convenient weights between eight pence and twenty shillings inclusive, they shall receive four shillings and one penny, or five shillings and three pence for all the said fourteen weights and no more. Omdat Gene en ik samen de meeste van zulke gewichten in bezit hadden noemden we ze Philadelphia Afb. 7a/b Ax’s Cemetery op 21 sepzilvergewichten. De beschreven tember 1999 en de grafsteen van gewichten waren zonder twijfel Tyson. onze gewichten, het waren niet langer meer ‘vreemden’.
3261
Meten & Wegen / maart 2007 / No. 137
Peter Stretch, geboren in 1670, was een klokkenmaker in Philadelphia. Hij arriveerde daar in 1702 op 32-jarige leeftijd. Hij was ook koperslager en kon de onderdelen voor zijn klokken zelf maken. Hij had daarvoor de vereiste vaardigheid en nauwkeurigheid. Er bestaat nog een rekening van hem uit 1733 waaruit blijkt dat hij voor 15 shillings aan William Penn, de ‘Eigenaar van Pennsylvania’ een doos met weegschaal en gewichten had verkocht voor het wegen van goud en zilver. In 1753 maakte hij de klok voor het State House (toen zetel van de regering) en in 1759 werd hem 494 pond en 5 shillings betaald voor de reparatie ervan en het onderhoud voor de Afb. 8 ‘This exquisite bit of work in wood, brass and steel was made by Jan van komende zes jaar. Zijn werkCoppenol at Haarlem in 1625. It is believed to have been brought to Pennsylvania about plaats was gevestigd in 1700 by Cornelius Tyson, a Hollander. It came down in the Tyson family and I bought it from I. Markley Tyson of Sumneytown in 1912. (ondertekend) Sam’l W. Pennypacker’. Second Street. Ongedateerde notitie (vóór 1916), gemaakt door Samuel W. Pennypacker over de in George Plumly / 1912 van I. Markley Tyson aangekochte Van Coppenol muntgewichtdoos. Tyson was geboren in 1680, Plumley, familie van Cornelius Tyson die deze doos meebracht naar Amerika. De tekst is later op was de zevende en jongste een typemachine uitgewerkt. zoon van de houtbewerker Charles Plumley en zijn vrouw Margery. Zijn ouders waren leden van de Society of Friends (Quakers), een religieuze groepering die niet langer welkom was in Engeland. George wordt afwisselend genoemd als tingieter, koopman en in zijn testament uit 1734 noemt hij zichzelf sikkelmaker. Hij werd in 1717 aangesteld tot ijkmeester. Als sikkelmaker maakte hij sikkels waarvoor hij adverteerde in de Pennsylvania Gazette; wij vonden zijn advertentie uit 1738. Tientallen jaren lang was hij lid van de kerkeraad te Christ Church. Gene vond zijn testament van 1734, het codicil dat hij in 1754 voor zijn dood liet opmaken en de inventaris van zijn nalatenschap, in hetzelfde jaar opgemaakt. Hij stierf als een bemiddeld man en liet onder andere tafelzilver na ter waarde van 48 pond, 16 shillings en 6 pence. In die dagen, zonder banken, werd rijkdom opgeslagen in zilveren voorwerpen zoals een ‘grote kroes’, papkommetjes, presenteerbladen, zoutvaatjes, melkpotten en lepels. In zijn werkplaats aan Third Street stond bijna 106 dozijn sikkels met een waarde van ruim 56 pond, samen met allerlei gereedschap en grondstoffen voor de produktie ervan. Zijn nalatenschap was op 14 shillings na 300 pond waard en omvatte ook een ‘neger York en een negerin Ruth’ ter waarde van resp. 40 en 35 pond. Maar ook ‘een neger genaamd Looce, oud en lam, die onderhouden moet worden’. Verder messing gewichten ter waarde van 12 pence per dozijn en ‘een doos met weegschaal en gewichten’ ter waarde van 15 shillings, hetzelfde bedrag als vermeld stond op de rekening van Peter Stretch aan William Penn. De veertien gewichten die in de verordening van 30 april 1709 vermeld werden, vergen enige toelichting. Het getal op de gewichten vermeld is uitgedrukt in pence en mag niet worden verward met de gewichtseenheid pennyweight. Daarom heb ik ze shillingsworth en penceworth gewichten gedoopt. Het gaat om: 20 shillingsworth (afgekort s), 10, 6, 3, 2 en 1 s (afb. 9a–c, 10). Verder 8 penceworth (afgekort p), 6, 5, 4, 3, 2, 1 en å p (afb. 11a/b). De Spaanse dollar had een waarde van 6 shillings. Er is geen gewicht van 5 shillingsworth omdat de Real van Acht (Spaanse dollar) gehalveerd werd (dus 3 s), in vieren (1 shilling sixpence) en in achten verdeeld (zijnde 9 pence). De vormgeving van de gewichten is uniek en nergens anders gebruikt. Het zijn afgeknotte, getrapte piramides omdat hun grondvlak groter is dan hun bovenvlak en hun zijkant twee verschillende hellingshoeken kent (afb. 12). Het etiket van George Plumly George Plumly adverteerde niet alleen met zijn sikkels, maar liet Philadelphia ook weten dat hij gewichten verkocht. De doos met 13 Plumly gewichten, door Gene gekocht, heeft een papieren etiket dat
3262
Meten & Wegen / maart 2007 / No. 137
aan de binnenzijde van het deksel is geplakt: Advertisement. The Original Standard of Penny=Weights and Grains are kept by George Plumly in the Third Street, Philadelphia; who is authorized by Law, to make and seal Weights to weigh Silver and Gold, &c. Where you may be supply’d with most Sorts of Scales and Weights at reasonable Rates. Daarna volgt A Table of the Weight for Gold met 24 berekende waardes van het metaal, van 1 grain tot 24 troy ounce. Gene vond in de verzameling van het Baltimore Museum een gewicht dat op twee tegenoverliggende zijden de merken TP en GP draagt. Hieruit blijkt dat George Plumly, nadat hij in 1717 tot ijkmeester benoemd was, een gewicht herijkt had dat door Thomas Pascall was geijkt. In Gene’s muntgewichtdoos bevond zich ook één gewicht dat slechts met TP gemerkt was. Toevoeging aan mijn verzameling Gene vond meer gewichten te Adamstown, de beste vindplaats voor antiek, ten Afb. 9a/b/c Voor- en keerzijde van de shillingsworth muntgewichten.
3263
Meten & Wegen / maart 2007 / No. 137
noordwesten van Philadelphia. De handelaars konden niets over deze gewichten vertellen zodat het voor hen gewoon handel was waarvoor een goede prijs behaald moest worden. Tegen de zomer van 1998 hadden Gene en ik voldoende onderzoek in dit onderwerp gestoken. Diezelfde zomer was de Van Coppenol muntgewichtdoos vanuit Amerika in Nederland terechtgekomen en toen mij de inhoud ervan werd beschreven wist ik gelijk waarover het ging. Voor verzamelaars in Nederland waren dergelijke gewichten waardeloos; ze zouden uit de doos worden gehaald en goedkoop worden doorverkocht. Ik kwam dit plan te weten en met dit in gedachten besloot ik, dat ik de gehele doos met inhoud wilde hebben. Mijn bod was hoog genoeg en ik werd de nieuwe eigenaar. Gene overleed plotseling in mei 2001 en ik kreeg de kans om uit zijn nalatenschap alle Philadelphia zilvergewichten en Amerikaanse muntgewichtdozen te kopen. Muntgewichtdozen die tijdens de vroege koloniale periode van Amerika werden gebruikt, waren een welkom onderzoeksgebied, omdat nog niemand anders zich op dit gebied had gestort. Deze uitdaging heb ik met plezier opgepakt en ik blijf er nog steeds Afb. 10 Het merk GP van George Plumly op het gewicht van 10 tijd en geld in steken. Bij mijn tweede bezoek shillingsworth. aan A. George Mallis, Amerikaans numismaat en ook lid van ISASC, zag ik een gewicht gestempeld WT. Hij vertelde mij dat hij dit gewicht zou nalaten aan een andere bekende Amerikaanse numismaat. Slechts enkele weken later, in december 1999, stierf Mallis onverwacht. Op dezelfde muntenbeurs in Florida waar ik eerder mijn eerste Philadelphia zilvergewichten had gekocht, werd nog een muntgewichtdoos aangeboden. Ik maakte notities maar voordat ik kon beslissen of ik $ 1600 zou uitgeven voor een koloniale muntgewichtdoos met slechts drie gewichten, kocht een verzamelaar uit Ohio de doos. De makersmerken waren PS, IT en DS waarbij we de laatste toeschreven aan Daniel Syng, een familielid van de zilversmid Philip Syng.
Merk
Persoon
Periode
Beroep
Plaats
TP in ruit
Thomas Pascall
1699–
ijkmeester (sinds 1699) / raadslid
Philadelphia
PS in rechthoek
Peter Stretch
–1709–
klokkenmaker / koperslager
Philadelphia
George Plumly
–1709–1717–
ijkmeester (sinds 1717) / tingieter / koopman / sikkelmaker
Philadelphia
DS zonder omlijsting
Daniel Syng ?
1713–1745
zilversmid
Lancaster, PA
IT in hart
Isaac Taylor
1741–
ijkmeester (sinds 1741)
Chester County
WT in schild / WT zonder omlijsting
William Till ?
1726–1766
diverse hoge functies
PLUMLY /
GP in hart
Tabel 1 Merken die voorkomen op de Philadelphia zilvergewichten.
3264
Meten & Wegen / maart 2007 / No. 137
Afb. 11a/b Voorzijde van de penceworth muntgewichten (de keerzijdes zijn blanco) en twee toegevoegde loden plaatjes.
De reden voor het maken van de Philadelphia zilvergewichten In de 18e eeuw werd in Amerika voornamelijk ruilhandel bedreven; harde valuta was moeilijk verkrijgbaar. Na 1682, toen aanmunting in Massachusetts werd verboden, was er geen munthuis meer in Amerika. Vele immigranten hadden kleine hoeveelheden gouden en zilveren munten meegebracht uit hun land van herkomst. Gouden en zilveren munten waren schaars maar zij gingen van de hand tegen een koers die in kranten en jaarboekjes werd afgedrukt, een koers bepaald door groepen van handelaars die bepaalden hoeveel zij in betaling wilden geven voor zo’n munt. In die tijd was te Philadelphia de Spaanse Real van Achten of Spaanse dollar in gebruik; deze woog 420 grains of 17 pennyweights 12 grains, en werd gewaardeerd op 6 shillings (afb. 13). In Londen was deze munt echter maar 4 shillings 6 pence Sterling waard, geschreven als 4/6. In Amerika was de nominale waarde van een munt 33% hoger dan in Engeland. Terwijl in Engeland sinds 1601 de shilling 92,75 grains woog en gemaakt was uit ‘sterling’ zilver (gehalte: 925 duizendste), maakten de kolonisten sinds 1652 shillings van ongeveer 70 grains, waarbij ze gebruik maakten van zogenaamd muntzilver [10]. 75% van 92,75 grains is ongeveer 70 grains. Zowel de Engelse als de Amerikaanse maatregelen hadden de bedoeling om koloniaal geld buiten Engeland en binnen de koloniën te houden [11]. De proclamatie van Queen Anne Deze verhouding van 3 : 4 (1 : 1,33) werd officieel erkend door de proclamatie van koningin Anne van 18 juni 1704. Toen de bewoording hiervan ‘onze verscheidene koloniën en Plantations in Amerika’ had bereikt, liet plaatsvervangend gouverneur Evans van Pennsylvania op 13 februari 1705 weten aan de Raad van Handel en Koloniën (Council of Trade and Plantations) te Londen (die verantwoordelijk was voor de handel in en met de koloniën) dat zijn provincie de proclamatie zou weigeren vanwege het feit dat elke kolonie een reeds vastgestelde muntstandaard had die afweek van de andere koloniën. Maar dit verschil was juist de reden dat Londen één standaard eiste voor alle koloniën. Omdat er in Engeland twijfels rezen over de juridische gevolgen van het regeren per proclamatie, werd de proclamatie in maart 1708 omgevormd tot wet. Maar handhaving hiervan was wel iets anders. Traditioneel werd in Amerika de boekhouding gedaan in de rekeneenheden pond, shilling en pence, maar de vereffening van schulden vond plaats in ‘Proclamatiegeld’ of ‘wettig geld’ en er werd betaald met geld dat maar voorhanden was of geëist werd door beide partijen in schriftelijke overeenkomsten. De proclamatie en later wet van koningin Anne ging over gouden munten maar niet over de waarde van zilveren munten. En zilver was echt iets anders. Omdat er een vaste verhouding bestond tussen de waarde van goud en zilver, konden gouden munten daarom aan de hand van hun massa worden gewaardeerd in zilveren munten. De Spaanse zilveren Dollar of Real van Acht werd aangemunt in de Spaanse koloniën in Amerika sinds het midden van de 16e eeuw; het werd de belangrijkste handelsmunt. Hoewel de proclamatie van 1704 voor alle koloniën bedoeld was, had de handel in Amerika zichzelf langs verschillende lijnen gegroepeerd. Er waren belanghebbenden met als zwaartepunt de belangrijkste havensteden: Boston, New York, Philadelphia en Charleston. Elke groep waardeerde geld op een andere manier, zodat als je reisde van Philadelphia naar New York de guinea in je portemonnee (waarde 1 pond 14 shillings) 2 shillings meer waard was als je terechtkwam in de financiële wereld van New York. Maar dit was een bedrieglijke waardestijging omdat al het geld daar een hogere waarde had en de prijzen er ook hoger waren. Dit brengt ons terug bij de Philadelphia zilvergewichten in de muntgewichtdoos van Van Coppenol. In die dagen werden munten, zoals we weten, niet per stuk maar naar hun intrinsieke waarde verhandeld en daarom moesten ze worden gewogen. Door de Spaanse Dollar op 6 shillings te stellen krijgen we de volgende tabel:
3265
Meten & Wegen / maart 2007 / No. 137
Massaaanduiding in dwt/gr †) 58 8 29 G 4 17 G 12 8 G 18 P8 5 G 20 (groot lood) P4 oo oo (= P 4) 2 22 (klein lood) P2 o (= P 1)
Vereiste massa in grains 1400 700 420 210 192 140 105* 96 96 70 52å* 48 24
Muntaanduiding in shilling S 20 S 10 S6 S3 S2 (S 1å)
S1 (S ¬)
Waarde in shilling/pence Lawful Money 20/0 10/0 6/0 3/0 2/9 2/0 1/6 1/4å 1/4å 1/0 0/9 0/8∫ 0/4
Waarde in Spaanse Dollar 3˙ 1˚ 1 å ca. å ˙ ∫ ca. ∫ ca. ∫ 1⁄6 ç ca. ç ca. ∂
Merk GP GP GP GP GP
GP GP
Massa in gram 90,785 45,373 27,220 13,528 12,552 9,069 7,054 6,266 6,178 4,513 3,550 3,131 1,547
Tabel 2 Philadelphia zilvergewichten, onder andere van George Plumly, aanwezig in een muntgewichtdoos van Van Coppenol. * = vermoedelijk beoogde massa. Alle gewichten wijken minder dan 1% af van de aangeduide massa. †) G = grain (afgekort gr); P = pennyweight (afgekort dwt). 24 gr = 1 dwt = 1,555 gram. 1 gr = 64,8 milligram.
Het waarom van het dubbele opschrift op elk gewicht De vraag rijst waarom op deze gewichten zowel de massa (in pennyweight en grain) en de waarde (shillingsworth en penceworth) wordt aangegeven. Wanneer inflatie de prijzen opdreef zouden deze gewichten immers in korte tijd waardeloos zijn geworden. Maar een constante factor in die tijd was het idee van proclamatiegeld of Lawful Money, vaak afgekort in documenten tot L.M. Deze term was langere tijd relevant in Amerika, zoals te zien is in A Table of the Weight and Value of Coins as they pass in New England, in Freebetter’s New England Almanack voor het jaar 1776. De dollar is dan nog steeds gewaardeerd op 4/6 Sterling (het tarief van Londen) en 6 shillings L.M. Tegen die tijd was de inflatie gestegen tot 650% boven ‘Lawful Money’ en werd de dollar op 45 shillings gewaardeerd. Maar omdat de verhoging ten opzichte van ‘Legal Money’ algemeen bekend was, konden de gewichten nog steeds voor alle berekeningen worden gebruikt. Geld werd nog tot in het midden van de 19e eeuw gewogen, zodat de zijde van het gewicht met de massa-aanduiding relevant bleef. In de boekhouding van een aantal commerciële ondernemingen in de eerste kwart van de 19e eeuw werden shilling en pence nog steeds als rekeneenheid gebruikt. Schuldvereffening in vreemde valuta werd, wegens een gebrek aan Amerikaanse munten, in vreemde valuta gedaan die ook wettig betaalmiddel bleef, totdat deze in 1857 uiteindelijk werd
Afb. 12 De afgeknotte, getrapte piramidevorm van de shillingsworth gewichten. De zijkant heeft twee verschillende hellingshoeken.
3266
Meten & Wegen / maart 2007 / No. 137
Afb. 13 Zes shilling in Pennsylvania komt overeen met 1 Spaanse dollar, ‘Pillars and Waves’ dollar genoemd en gemaakt in 1687 te Potosi, Bolivia, voorheen in het onderkoninkrijk van Peru, waarschijnlijk door muntmeester V.R. Pedro de Villar.
afgeschaft. Uiteindelijk lukte het om de vreemde valuta uit te bannen rond het begin van de Amerikaanse burgeroorlog in 1861. Wat gebeurde er met de Van Coppenol muntgewichten? Er is geen twijfel mogelijk dat de Van Coppenol muntgewichtdoos nog vol gewichtjes zat, toen Cornelius Tyson ermee arriveerde in 1684. De opschriften boven de vakjes zijn nog steeds leesbaar maar het vraagt ervaring om ze te ontcijferen. Vele opschriften zijn wegens ruimtegebrek afgekort: Gou leeuw, 1/2 Gou leeuw v Vlandr, Goutgulden, E Hertogen, Crusaat, Grote Crusaat, Sitter, Statecroon en Zon Croon. Ze vertegenwoordigen de munten die in 1625 in de Verenigde Nederlandse provincies in gebruik waren. De hele en halve Leeuw van Vlaanderen, de Duitse Goldgulden, de Souverein van de aartshertogen Albert & Isabella, de Cruzado van Portugal en de ‘Portugalöser’ van 10 dukaten, de halve Sovereign van Henry VIII, de Nederlandse Statenkroon en de Franse Zonnekroon. De rest van de 38 namen zijn onleesbaar of verdwenen, omdat 17 vakjes werden uitgehold om plaats te maken voor de Philadelphia zilvergewichten. Ondertussen heb ik de doos opnieuw gevuld met muntgewichten van Van Coppenol, maar ik mis er nog een stuk of wat. Gelukkig is de kostbare Keulse trompetbalans nog steeds in de doos aanwezig. Op de driehoekige schaal is het merk van Van Coppenol te vinden dat hij ook gebruikte op zijn muntgewichten: een vijfpuntige ster. Maar wat gebeurde er met de originele gewichten? In de Nieuwe Wereld werd alles opnieuw gebruikt waarvoor geen plaatselijk alternatief voorhanden was. Messing is bijna onverwoestbaar en roest niet zo snel weg als bijvoorbeeld ijzer. Het is dus heel goed mogelijk dat de originele gewichten van Van Coppenol nu een tweede leven leiden als Philadelphia zilvergewichten. Epiloog Veel dank ben ik verschuldigd aan drie leden van ISASC en GMVV, die de culturele waarde van deze muntgewichtdoos herkenden, vanaf het moment dat de doos werd gekocht in een boedelopruiming in Maryland, via twee transatlantische trips naar de plek in Canada waar deze doos zich nu bevindt. Deze leden wensen ongenoemd te blijven. V Dit artikel is opgedragen aan Eugene P. ‘Gene’ Mahoney, 1925–2001, ervaren onderzoeker van de vergeten geschiedenis van de maten en gewichten van de Verenigde Staten. Een Engelse versie van dit artikel is verschenen in Equilibrium, nr. 1 van 2007, het kwartaalblad van ISASC. Over de auteur: Gary Batz ontdekte in 1981 een muntgewicht, tijdens een vakantie in South Carolina (VS). Een muntenhandelaar daagde hem uit om meer gegevens te vinden over een onbekend voorwerpje dat voor $ 5 te koop werd aangeboden. Gary’s interesse in geschiedenis, aanleg voor rekenen en vasthoudendheid als het gaat om het oplossen van problemen, leidden hem spoedig tot de ontdekking dat hij een Engels muntgewicht had gekocht van een halve Moidor (2 Cruzado van Portugal, aangemunt 1677–1727). In de daarop volgende jaren vergrootte hij zijn kennis op alle gebieden van de muntgewichten, in verschillende talen en vele landen. Toevallige ontdekkingen van koloniale Amerikaanse zilvergewichten uit New Amsterdam (New York) en de hier gepubliceerde van Philadelphia hebben zijn onderzoeksgebied verlegd. Zo zocht hij de geschiedenis uit van het eind van de 17e tot en met het begin van de 18e eeuw van deze steden en hun aanstelling van money adjusters, wier taak onder meer was het maken van gewichten voor het wegen van gemunt zilver. Dit is het eerste artikel over dit fascinerende onderwerp dat samen met wijlen Eugene ‘Gene’ Mahoney tot stand kwam. Naast deze hobby doet Gary al 55 jaar de aangifte inkomstenbelasting voor zijn Canadese en Amerikaanse klanten. Noten: [1] De familienaam komt in vele varianten voor omdat er geen spellingsregels waren en vele mogelijkheden bestonden om buitenlandse namen te verengelsen. Enkele voorbeelden zijn: Thyson, Tisen, Tiesen, Tissen, Tysen. Tegenwoordig is de familienaam Tyson. Tyson is een spreekwoordelijke naam in Amerika geworden: Tyson Foods Inc. is ’s werelds grootste verwerker van kip, rund- en varkensvlees.
3267
Meten & Wegen / maart 2007 / No. 137
[2] Met dank aan mijn vrienden Ronny en Jaap Visser voor hun hulp bij de vertaling. [3] OMHB Volume XLI (1917), nr. 1. [4] Een petitie uit 1725 van de Nederlandse inwoners draagt onder andere de handtekeningen van Jacob Merckley, George Merckle, Matthias Teissen en Henry Pannebecker. Dit toont de verhoudingen tussen de Markleys en de Tysons. [5] Germantown, nu een onderdeel van Philadelphia, ligt ongeveer 9 km van het centrum van Philadelphia verwijderd. Schwenksville en Sumneytown liggen weer noordelijk daarvan, ongeveer 45 en 50 km respectievelijk. [6] ISASC = International Society of Antique Scale Collectors, opgericht in 1976, een zusterorganisatie van GMVV. [7] Peter, Nancy en Herbert Schiffer, The Brass Book. Exton, PA (1971). [8] Toegang nr. 58.1592. [9] Een sealer/ijkmeester is een persoon die de juistheid van maten en gewichten controleert. In Engeland en Amerika wordt deze persoon officieel in het ambt aangesteld. [10] Ik vraag me nog steeds af wat wordt bedoeld met ‘muntzilver’, omdat vermoedelijk munten met verschillende zilvergehaltes in dezelfde smeltkroes werden omgesmolten. [11] De Fransen kenden dezelfde 1 : 1,33 verhouding voor hun Amerikaanse koloniën. Bronnen: (1) G.M.M. Houben. Jan Willemsz van Coppenol. In: 'METEN & WEGEN', december 1996, p. 2281. (2) The Pennsylvania Magazine of History and Biography (PMHB), een maandblad dat nog steeds verschijnt. (3) The Pennypacker Express, The Official Newsletter of Historic Pennypacker Mills, een tweemaandelijks tijdschrift dat nog steeds verschijnt. Uitgegeven door Montgomery County, Pennsylvania. (4) Krefeld Immigrants and Their Descendants, Links Genealogy Publications, Sacramento, CA, z.d. (5) Peter D. Keyser. History of the Upper Germantown Burying-Ground. In: PMHB Vol. 8 (1884). (6) Peter D. Keyser. Inscriptions in the Upper Germantown Burying Ground. In: PMHB Vol. 9 (1885). (7) Samuel W. Pennypacker, The Settlement of Germantown in Pennsylvania. In: PMHB Vol. 23 (1899). (8) John W. Jordan. Colonial Families of Philadelphia, New York and Chicago (1911). (9) Samuel T. Tyson (redactie). A Contribution to the History and Genealogy of the Tyson and Fitzwater Families. Los Angeles, 1922. (10) Hampton L. Carson. The Life and Services of Samuel Whitaker Pennypacker. In: PMHB Vol. 39 (1917). (11) J. Smith Futhey, Gilbert Cope. History of Chester County, Pennsylvania, Philadelphia (1881).
Een metrieke faience inhoudsmaat uit 1805 G. De Vleeschouwer
Inleiding Onlangs vond ik bij een verzamelaar een gebroken faience inhoudsmaat (afb. 1) die, ondanks zijn gebreken, meteen mijn belangstelling opwekte. Het gaat namelijk om een zeer oud exemplaar dat bovendien voorzien is van een zeldzaam ijkmerk en een vroege jaarletter. De maat komt uit Brussel, heeft een inhoud van 1 liter en is aan de achterkant gemerkt VB (afb. 2). Dit merk was van de fabrikant Van Bellinghen, die werkzaam was van 1802 tot 1820 [1]. Op stilistische gronden kan deze faience maat dateren tussen ca. 1804 en 1815: de decoratie is te omschrijven als Empire-stijl terwijl ook de cilindrische vorm zonder schenkrand in die periode gebruikelijk was. Voor de verzamelaars die niet zo vertrouwd zijn met faience inhoudsmaten wil ik graag het volgende verduidelijken: op een gewicht kun je vele ijkmerken aantreffen, zoals het merk van de ijkmeester, departementsnummer, kantoormerk en vaak vele jaarletters. Dit is bij de faience inhoudsmaten niet zo. Faience maten werden vrijwel uitsluitend gefabriceerd in de Zuidelijke Nederlanden en werden maar één keer geijkt. Deze ijk bestond meestal maar uit twee tekens, namelijk Afb. 1 Faience inhoudsmaat van 1 liter.
3268