Geweld en misbruik ondervonden door kinderen en jongeren in families met alcoholproblemen
Resultaten van een Europese studie Richard Velleman Danielle Reuber Professor Dr Michael Klein, Katholieke Universiteit voor Toegepaste Wetenschappen NordrheinWestfalen, Duitsland is de Hoofdonderzoeker voor het project dat beschreven wordt in dit document : ‘ALC-VIOL –Geweld, Ongevallen en Letsels ondervonden door Kinderen en Jongeren in Families met Alcoholproblemen. Professor Klein speelde de belangrijkste rol door de vraag van het onderzoek te identificeren, de toepassing te schrijven, de onderzoeksstrategie te ontwikkelen (samen met projectpartners en –personeel) en door te zorgen voor de supervisie over het personeel van het project met betrekking tot onderzoek en organisatie.
Contactgegevens van de auteurs: Professor Dr Richard Velleman is Professor voor Onderzoek van de Mentale Gezondheid aan de Universiteit van Bath, Verenigd Koninkrijk, en is de stichter-directeur van de Eenheid voor Onderzoek & Ontwikkeling van Mentale Gezondheid, een samenwerking tussen de Avon & Wiltshire Mental Health Partnership NHS Trust, en de Universiteit van Bath (School voor Gezondheid en Afdeling Psychologie) (www.bath.ac.uk/mhrdu/). Professor Velleman’s webpage is: www.bath.ac.uk/pip/directory/showperson.jsp?employeenumber=376 Zijn e-mail adres is:
[email protected] Danielle Reuber is psychologe, onderzoekster en docente aan het “Centre of Excellence on Applied Addictions Research”, Katholieke Universiteit voor Toegepaste Wetenschappen Nordrhein-Westfalen, Keulen, Duitsland. Zij was onderzoekster en coördinator voor het internationale ALC-VIOL project.
Bijkomende vragen over het project kunnen gericht worden aan Professor Klein (zie beneden):
[email protected] Professor Dr Michael Klein, “Centre of Excellence on Applied Addictions Research”, Katholieke Universiteit voor Toegepaste Wetenschappen Nordrhein-Westfalen, Keulen, Duitsland (www.addiction.de) was de hoofdonderzoeker voor het project dat in dit rapport beschreven wordt: ‘ALC-VIOL – Geweld, Ongevallen en Letsels ondervonden door Kinderen en Jongeren in Families met Alcoholproblemen”. Professor Klein speelde de hoofdrol in de identificatie van het te onderzoeken thema, hij schreef de toepassing, ontwikkelde de onderzoeksstrategie (met projectpartners en –personeel) en zorgde voor supervisie voor het personeel tijdens het onderzoek en de organisatie van het project. Het project ‘ALC-VIOL - Geweld, Ongevallen en Letsels ondervonden door Kinderen en Jongeren in Families met Alcoholproblemen’ maakt deel uit van een groter Europees Netwerk voor Kinderen die te lijden hebben onder een Risicovolle Omgeving binnen de familie (ENCARE), zie ? www.encare.info voor meer informatie en links naar nationale ENCARE websites. Dankwoord: Wij bedanken ons voor de hulp en steun gegeven door de projectpartners (opgesomd in Aanhang 1), zoals de hoofdrol gespeeld door Professor Dr Michael Klein, de hoofdonderzoeker. Bijzondere dank gaat uit naar de partners die gevraagd werden om commentaar te geven bij vroegere ontwerpen van dit rapport (Antti Järventaus [A-Clinic Foundation], Michael Klein [zie boven], Alexandra Puhm en Ulrike Kobrna [LudwigBoltzmann Instituut voor Onderzoek naar Verslaving, Oostenrijk], Lorna Templeton [Universiteit van Bath]): het rapport is veel beter dankzij hun commentaar, eventuele fouten blijven echter de verantwoordelijkheid van de auteurs! Onze dank gaat ook uit naar het Daphe II Programma van de Europese Unie, dat het project financierde. Bijzondere dank aan de diensten en organisaties die het project hielpen bij het rekruteren van jongeren voor de studie, en vooral aan de jongeren zelf die ons zoveel en met zoveel details over hun ervaringen vertelden. Vertaling door: Frank Melchior Copyright van foto op het dekblad: © iStockphoto.com/Eva Serrabassa Financiële steun: Het ALC-VIOL project en dit rapport werden gefinancierd door het Daphne II Programma van de Europese Unie (Project nr. 2004-1/059/YC). Dit rapport drukt niet noodzakelijkerwijs de gezichtspunten van de Europese Commissie uit en de Europese Commissie is niet verantwoordelijk voor het verdere gebruik van de inhoud van dit rapport.
Bath/Keulen, augustus 2007 2
Inhoud 1
Samenvatting .......................................................................................... 5
1.1
Het probleem en hoe het werd aangepakt ........................................................................................... 5
1.2
Bestaande beleidsantwoorden binnen Europa..................................................................................... 6
1.3
Problemen bij de uitvoering van het project ......................................................................................... 7
1.4
Gevolgen voor beleid en praktijk .......................................................................................................... 7
1.5
Conclusies .......................................................................................................................................... 10
2
Het ALC-VIOL Project en de ENCARE Groep ................................................... 12
2.1
De doelstellingen van dit project......................................................................................................... 12
2.2
ENCARE ............................................................................................................................................. 12
3
Ouders met alcoholproblemen, geweld door ouders, en kinderen ....................... 14
3.1
Verslaving in de familie....................................................................................................................... 14
3.2
Geweld in de familie ........................................................................................................................... 15
3.3
Leven met geweld en misbruik van verslavende middelen in de familie............................................ 16
3.4
Risico- en beschermende factoren..................................................................................................... 16
3.4.1
Risicofactoren ..................................................................................................................................... 16
3.4.2
Beschermende factoren ..................................................................................................................... 17
3.4.3
Flexibiliteit ........................................................................................................................................... 17
3.5
De behoeften van kinderen ................................................................................................................ 18
4
De ALC-VIOL studie – Geweld en misbruik ondervonden door kinderen en jongeren in families met alcoholproblemen.................................................................. 19
4.1
De deelnemende EU landen .............................................................................................................. 19
4.2
Methoden............................................................................................................................................ 19
4.2.1
Rekrutering ......................................................................................................................................... 19
4.2.2
Vragen van het onderzoek en criteria voor deelname........................................................................ 22
4.2.3
Interviews............................................................................................................................................ 22
4.2.4
Ethische en andere goedkeuringen.................................................................................................... 25
4.3
Deelnemende landen en kinderen...................................................................................................... 25
4.3.1
Cijfers.................................................................................................................................................. 25
4.3.2
Leeftijd en geslacht............................................................................................................................. 26
4.3.3
Alcohol- en mentale gezondheidsproblemen van ouders .................................................................. 26
4.3.4
De evaluatie van kinderen en jongeren van de ervaring van het interview........................................ 27
5
Resultaten van de ALC-VIOL studie ............................................................. 28
5.1
Stresserende ervaringen .................................................................................................................... 28
5.2
Stresserende ervaringen in verband met agressie en geweld ........................................................... 31
5.3
Belasting: effecten en ’symptomen’.................................................................................................... 38
5.3.1
Alcohol ................................................................................................................................................ 39
5.3.2
Drugs .................................................................................................................................................. 40
5.4
Ermee omgaan ................................................................................................................................... 40 3
5.5
Steun .................................................................................................................................................. 45
5.5.1
Steun in het algemeen........................................................................................................................ 45
5.5.2
Steun met betrekking tot alcohol- en geweldproblemen .................................................................... 45
5.5.3
Wat heeft in het verleden geholpen.................................................................................................... 46
5.5.4
Wat zou in het verleden geholpen hebben ......................................................................................... 47
5.5.5
Hulp in het heden................................................................................................................................ 48
5.6
Flexibiliteit ........................................................................................................................................... 48
5.7
Algemeen overzicht ............................................................................................................................ 48
6
Bestaande beleidsreacties in Europa ........................................................... 50
7
Bespreking en conclusies ......................................................................... 53
7.1
Wat is er geleerd van kinderen die leven zowel met alcoholproblemen als geweld in de familie? .... 53
7.2
Wat is er geleerd over het onderzoek van deze kinderen in Europa? ............................................... 54
7.2.1
Resultaten van de verkregen informatie............................................................................................. 59
7.3
Wat zijn de gevolgen voor beleid en praktijk in Europa?.................................................................... 61
8
Referenties .......................................................................................... 66
Afbeeldingen en tabellen
Tabel 1:
Aantal jongeren van elk deelnemend land................................................................................. 26
Tabel 2:
Leeftijd in jaren en geslacht ....................................................................................................... 26
Tabel 3:
Aantal jongeren met moeders, vaders of beide ouders met alcoholproblemen in overeenstemming met de van toepassing zijnde criteria........................................................... 27
Tabel 4:
De 29 punten van de gewijzigde CAST gebruikt in ALVI-T (alleen voor vaders (n=30) en moeders (n=19) met een CAST score van 5+).......................................................................... 29
Tabel 5:
De CTS2-CA: Agressie en geweld tussen mijn ouders in het laatste jaar (hoofdmonster versus vergelijkingsgroep) ..................................................................................................................... 33
Tabel 6:
De CTS2-CA: Agressie en geweld tussen mijn ouders in het voorbije jaar (vergelijking van vaders en moeders met en zonder alcoholproblemen) ............................................................. 34
Tabel 7:
De CTSPC-CA: Agressie en geweld tussen mijn ouders en mij in het voorbije jaar (hoofdvoorbeeld versus vergelijkingsgroep) .............................................................................. 36
Tabel 8:
De CTSPC-CA: Agressie en geweld tussen mijn ouders en mij in het voorbije jaar (vergelijking van vaders en moeders met en zonder alcoholproblemen) ...................................................... 36
Tabel 9:
Resultaten van het Achenbach Jongerenrapport: problemen waarmee kinderen en jongeren worstelen die in families leven met ouders met problemen met alcohol en geweld (N=45)...... 39
Tabel 10:
De 15 verklaringen en daaruit resulterend de 10 strategieën gebruikt in KIDCOPE, met rangschikking van ‘Gebruiksfrequentie’ en ‘Geschatte doeltreffendheid indien de strategie gebruikt werd’ van de strategieën gebruikt door deze kinderen en jongeren in hun relatie met het alcoholprobleem van hun ouders......................................................................................... 42
Tabel 11:
Ethische en andere goedkeuringen nodig in verschillende (anonieme) deelnemende landen . 56 4
Geweld en misbruik ondervonden door kinderen en jongeren in families met alcoholproblemen: resultaten van een Europese studie 1
Samenvatting
1.1
Het probleem en hoe het werd aangepakt
1.1.1
Kinderen en jongeren die in families leven waar ouders aanzienlijke problemen met alcohol hebben
lijden hier dikwijls erg onder. Zij hebben een aantal negatieve ervaringen, en ontwikkelen hierdoor dikwijls problemen en psychologische en/of fysieke symptomen.
1.1.2
Op gelijkaardige wijze lijden kinderen en jongeren die opgroeien in families met aanzienlijke
problemen met geweld of agressie: zij zijn ook dikwijls het slachtoffer van stresserende incidenten, en ontwikkelen hierdoor ook dikwijls problemen.
1.1.3
Het is alom gekend dat de omvang van geweld en agressie binnen de familie veel groter is in
families waar er ook alcoholproblemen zijn; maar er is zeer weinig onderzoek gedaan naar de impact van deze twee familieproblemen op kinderen en jongeren.
1.1.4
Hoewel veel kinderen en jongeren problemen ontwikkelen tengevolge van deze
familieomstandigheden, is dit niet het geval voor een belangrijke minderheid. Zij schijnen flexibel te zijn.
1.1.5
Dit project zocht naar kinderen en jongeren in heel Europa om te ontdekken welke impacts ouders
met deze twee problemen op kinderen hadden, en om manieren voor te stellen om de praktijk en het beleid te verbeteren, zowel in de landen zelf als op Europees niveau, om deze kinderen te helpen.
1.1.6
Experts in thema’s verbonden met verslaving of geweld binnen de familie van elf instellingen in tien
lidstaten van de EU namen deel aan de planning en de organisatie van dit project: Duitsland, waar deskundigen ook het project coördineerden, en Oostenrijk, Engeland, Finland, Hongarije, Ierland, Malta, Nederland en Spanje.
1.1.7
57 kinderen en jongeren in leeftijden tussen 12 en 18 jaar werden voor dit project gerekruteerd en
geïnterviewd, afkomstig uit Duitsland (27), Engeland (8), Malta (3), Polen (13) en Spanje (6). Nog eens 13 kinderen en jongeren werden in Duitsland gerekruteerd als vergelijkende gevallen. De gegevens werden verzameld door middel van een zeer gedetailleerd interview waarin gebruik gemaakt werd van standaard kwantitatieve maatregelen met open, kwalitatief hoogstaande vragen. De gegevens van deze 57 kinderen en jongeren werden zeer zorgvuldig onderzocht, en 12 van hen werden uit de kwantitatieve analyses uitgesloten (6 van Duitsland, 3 van Engeland, 3 van Polen) omwille van het feit dat er in deze gevallen de voorbije 12 maanden geen sprake was van een alcoholprobleem. De definitieve gegevens bestaan uit 45
5
kinderen en jongeren met ouders met ernstige alcoholproblemen. Het project besloot om een nieuwe term te gebruiken om deze kinderen te omschrijven: : “Children Affected by Parental Alcohol Problems” (ChAPAPs) – Kinderen die Lijden onder de Alcoholproblemen van Ouders 1.1.8
Deze kinderen en jongeren vertellen dat zij veel te lang onder aanzienlijke stress geleefd hebben,
aangezien zij opgroeiden in families en met ouders met ernstig alcoholmisbruik, en ernstig geweld binnen de familie. Zij vertelden ook over symptomen van aanzienlijke stress: een zeer groot aantal (36% van het voorbeeld) bereikten de limiet van Klinische niveaus van problemen op de Jongerenschaal, en veel kinderen en jongeren (29%) stonden ook in contact met Mentale Gezondheidsdiensten, hetzij op het ogenblik van het interview, hetzij in het verleden. Zij spraken over een groot aantal strategieën en tactieken om het hoofd boven water te houden, en gebruikten dikwijls de meest effectieve strategieën hiervoor zoals het zoeken naar sociale steun, proberen om zo goed mogelijk met het probleem te leven, zich te ontspannen en proberen om hun gevoelens onder controle te houden. Er werden eveneens sommige minder doeltreffende strategieën toegepast, vooral wishful thinking. In het algemeen vonden de jongeren het echter verschrikkelijk moeilijk om met dit probleem om te gaan, en zij voelden zich dikwijls extreem angstig, gefrustreerd en zeer triest. Er was een groot aantal mensen waarvan deze jongeren steun ondervonden, voornamelijk familie en vrienden. De meeste jongeren waren echter in staat om ons te vertellen over hoe zij in het verleden meer steun hadden kunnen krijgen, en hoe dat extreem nuttig geweest zou zijn om een beetje beter met deze problemen te kunnen omgaan. Het is ook duidelijk dat, hoewel veel kinderen het slachtoffer waren en zijn van aanzienlijke stress, andere in staat geweest zijn om flexibel te worden of te blijven. Het is vitaal dat een beter begrip verkregen wordt van de processen die dit toegelaten hebben.
1.2
Bestaande beleidsantwoorden binnen Europa
1.2.1
De bestaande beleidsantwoorden in de verschillende landen van de EU, en in de EU in het
algemeen, op de problemen waaronder deze kinderen, jongeren en families lijden in situaties waar er een sprake is van zowel een alcohol- als een geweldprobleem binnen de familie zijn gering. Een van de belangrijkste resultaten van het huidige project was het feit dat toen elk van de tien partnerlanden gevraagd werd om te proberen om beleidsvormen (hoewel de term ‘beleid’ gedefinieerd werd) te zoeken (en indien mogelijk er voorbeelden van te geven) met betrekking tot het alcohol- en geweldprobleem binnen de familie, dit een problematische oefening bleek te zijn. Het resultaat van deze 'willekeurige snapshot' is het feit dat in alle partnerlanden, en op veel niveaus, deze twee problemen (alcohol en geweld) nog altijd afzonderlijk behandeld worden. Verder wordt het duidelijk dat in veel van de partnerlanden de aparte beleidsvormen met betrekking tot alcohol en geweld niet voldoende de nadruk leggen op de familie en de effecten van de problemen (alcohol, geweld) op de familie in zijn geheel en op zijn individuele leden.
1.2.2
Een van de problemen in Europa is het gebrek aan samenwerking tussen de verschillende
betrokken organisaties. In veel landen bestaat er (of zal dit binnenkort het geval zijn) een nationaal alcoholbeleid, maar in dit beleid worden geen politieke verklaringen afgelegd over het samenzijn van alcoholmisbruik en geweld binnen de familie. In andere landen is er sprake van beleidsvormen en wetten
6
met betrekking tot geweld in de familie (en wordt er dikwijls ook over geweld in de familie gesproken), maar wordt er helemaal niet of nauwelijks over alcohol- en geweldproblemen in de familie gesproken. 1.2.3
Van tijd tot tijd waren er goede richtlijnen voor het werken met ‘slachtoffers en/of daders van geweld
in de familie die ook alcohol en drugs gebruiken’, waar de richtlijnen het thema van geweld in de familie behandelen en uitleggen hoe het beste gewerkt kan worden met slachtoffers en/of daders die ook drugs en alcohol gebruiken. Deze hulp is bestemd voor iedereen die zich met de thema’s van geweld in de familie en gebruik van alcohol en drugs bezig houdt, om informatie te verstrekken en de praktijk te verbeteren; maar dergelijke richtlijnen zijn geen beleidsverklaringen als dusdanig, en leggen geen doelen vast die geëvalueerd moeten worden, en schrijven evenmin actieplannen voor. 1.2.4
Wegens het gebrek aan een coherent alcoholbeleid in de lidstaten van de EU waaruit partners aan
het project deelnamen, is het niet verrassend dat er evenmin tekens van een coherent beleid binnen de EU zelf bestaat, door misbruik van alcohol en geweld binnen de familie met elkaar te verbinden.
1.3
Problemen bij de uitvoering van het project
1.3.1
Dit was een extreem moeilijk project, en dit omwille van een aantal redenen, voornamelijk te wijten
aan het feit dat deze kinderen 'verborgen' zijn (omwille van de schaamte en de angst verbonden zowel met alcohol- als van geweldproblemen van de ouders). Daarom is het zeer moeilijk hen met empirische onderzoeksmethoden te bereiken. Terwijl het alom bekend is dat dit voorbeeld onvermijdelijk bevooroordeeld is, bieden de verkregen gegevens niettemin een onschatbaar inzicht in de levens van deze jongeren. Verder was de ervaring van het onderzoek onschatbaar om andere, gelijkaardige onderzoeken te kunnen uitvoeren, met inbegrip van de evaluatie van jongeren op andere manieren, vooral daar waar een ouder op dit ogenblik geen hulp vraagt voor zijn of haar alcoholprobleem, en in het bijzonder daar waar jongeren misschien in staat zijn om ondervraagd te worden over hun ervaring met geweld of misbruik door hun ouders.
1.3.2
Een zeer belangrijk punt waar problemen ontstonden was de ethische goedkeuring, aangezien hier
gebleken is dat er zeer verschillende stelsels in de verschillende Europese landen bestaan. De verduidelijking en standaardisering van deze procedures in heel Europa zou een zeer grote hulp zijn voor toekomstige onderzoeken van dit type.
1.4
Gevolgen voor beleid en praktijk
1.4.1
De kinderen en jongeren vertelden ons dat zij zelden hulp aangeboden kregen om het hoofd te
kunnen bieden aan de alcohol- en geweldproblemen van hun ouders. 1.4.2
Het is duidelijk dat een groot aantal oplossingen en verbeteringen nodig zijn. Maar wiens taak is dit?
Volgens ons is dit de taak van allen van onze:
7
Regering (via beleidsrichtlijnen, commissies en toewijzing van middelen)
Professionelen/service providers (alle gezondheidsdiensten, sociale dienst, juridische instanties en andere front-line professionelen moeten zich identificeren en tussenkomen)
Professionele opleiding
Gemeenten/publiek
Dit zijn aanzienlijke uitdagingen, zowel voor de politiek, de professionelen als voor de dienstenverleners. 1.4.3
Op het vlak van beleid waren er veel punten:
Op internationaal niveau is er geen gecoördineerde aanpak om de interrelaties tussen alcoholmisbruik en geweld van ouders te bestrijden.
De voorschriften en wetten met betrekking tot (bijvoorbeeld) de ethische aanpak, of de toestemming van de ouders om onderzoek te doen bij jongeren, zijn zeer verschillend in de verschillende landen van de EU. Een groter niveau van samenwerking en standaardisatie van deze procedures in heel Europa zou een grote hulp zou voor toekomstige onderzoeken van dit type.
Op nationaal niveau bestaan er in alle 10 landen van de EU die aan dit project hebben deelgenomen nog altijd verschillende beleidsbasissen voor misbruik van alcohol en/of drugs en geweld in de familie, en in sommige landen bestaat er een even grote scheiding tussen het beleid met betrekking tot alcoholen drugsproblemen. Er is zeer weinig kennis van de overlappingen tussen deze thema's. De familie neemt dikwijls niet deel aan deze beleidsstappen.
De nationale beleidsrichtlijnen duiden commissarissen aan om deze verschillende diensten afzonderlijk te leiden (die onderling zeer goed verbonden zouden moeten zijn): bijgevolg zijn er weinig links tussen diensten belast met alcohol- of drugsproblemen en geweld in de familie, of tussen diensten voor kinderen en voor volwassenen; en de familie (in tegenstelling tot individuen die alcohol drinken of drugs gebruiken of geweld plegen) neemt dikwijls helemaal niet aan deze diensten deel.
In dit verband brengt de structurele scheiding van diensten voor volwassenen en kinderen een gebrek aan luisteren naar de behoeften en wensen van families met zich mee, wat ook geldt voor eventuele samenwerkingen.
Op niveau van agentschappen zijn er opnieuw zeer weinig procedures; bovendien, indien ze al bestaan, worden ze niet gevolgd. Er is eveneens een gebrek aan controle om een basis te scheppen waarop diensten ontwikkeld kunnen worden.
1.4.4
Er zijn eveneens veel uitdagingen op professioneel en dienstenvlak. Sommige van de belangrijkste
oplossingen zijn:
De ChAPAPs hebben een grotere aandacht en steun van publiek en professionelen nodig.
De huidige kennis (bijvoorbeeld met betrekking tot risico- en beschermingsfactoren) moet toegepast worden, en dit al in een vroeg stadium.
Er moet veel meer onderzoek verricht worden naar deze met elkaar verbonden thema’s.
De preventie en behandeling tot op heden ontwikkeld moeten geëvalueerd worden. In geval van goede resultaten moeten ze in alle 25 landen van de EU ingevoerd worden.
Er moet een solide en betrouwbare basis zijn voor het financieren van preventie en interventie met ChAPAPs.
8
De interventies moeten snel gebeuren, op een begrijpelijke en gecoördineerde manier, moeten op de familie georiënteerd zijn, en moeten zowel verslavingsspecifieke als niet specifieke elementen bevatten.
Algemene deskundigen (GPs, leraars, diensten voor de bescherming van het kind) moeten geïnformeerd en opgeleid worden voor de speciale situatie en behoeften van ChAPAPs.
De middelen van gemeenten voor steun en hulp moeten onderzocht worden.
Nieuwe tussenkomsten op gemeenschapsbasis ontwikkelen.
De gemeenten moeten geactiveerd worden om aandacht te schenken aan deze problemen van alcoholmisbruik en geweld in de familie, en om te reageren.
Kinderen zeggen ook dat spreken met anderen die dezelfde of gelijkaardige ervaringen of problemen in hun familie hebben of gehad hebben nuttig is. Zij schijnen het nuttig te vinden zich te realiseren dat zij niet alleen zijn. Er zijn hier duidelijke implicaties met betrekking tot de verbetering van de toegang tot bestaande en toekomstige groepen die opgericht worden voor ChAPAPs, en met betrekking tot het ondersteunen maken van deze groepen, en hun bekendheid te geven.
De ontwikkeling en productie van uitvoerige richtlijnen met indicatie van een goed gecoördineerde, op bewijsstukken gebaseerde hulp en steun voor ChAPAPs.
De ontwikkeling van een fundamentele aanpakken (eenvoudig toe te passen, bijvoorbeeld voor peuter/kleuterscholen, scholen, promotie van de capaciteiten van ouders, etc.)
Betere en duidelijkere regels voor het financieren van werk met ChAPAPs
Het bewustzijn van het publiek en de constante opleiding van deskundigen (algemeen en specifiek) versterken.
De vroegtijdige tussenkomst verbreden door midden van betere samenwerkingen met instellingen, en de manieren voor een vroegtijdige detectie versterken (met inbegrip van gesprekken met ouders om hun motivatie te versterken)
1.4.5
Wij stellen voor dat er in de toekomst een belangrijke beweging op het vlak van het beleid
plaatsvindt:
Internationaal niveau – er is een dringende behoefte voor de Europese Commissie en WHO Europa om internationale richtlijnen te ontwikkelen en uit te vaardigen met betrekking tot het thema van het samenspel van alcoholproblemen en geweld in de familie, en hoe deze problemen het beste aangepakt worden.
Nationaal niveau – op dit niveau moet er sprake zijn van een erkenning in het beleid van de overlapping in alle documenten, met inbegrip van documenten betreffende kinderen, gebruik van verslavende middelen en geweld in de familie, erkenning van de impact, en de noodzaak om te reageren.
Niveau van de agentschappen – controle van en toezicht op beide thema’s en hun samenspel; beleid en procedures om personeel en dienstengebruikers te ondersteunen
1.4.6
Met betrekking tot diensten is het volgende nodig in de toekomst …
Diensten moeten meer holistisch reageren – een enkele aandacht richt zich niet tot complexe behoeften
Diensten moeten samenwerken om een enkele service te bieden of om formele en actieve samenwerkingsverbanden met elkaar op alle niveaus van de organisaties te ontwikkelen, bijvoorbeeld management en personeel dat in het veld actief is
9
Het schijnt duidelijk te zijn dat systemen die onderscheid maken tussen diensten voor volwassenen en diensten voor kinderen de families niet helpen – er is behoefte om deze structuren te veranderen, of om samenwerkingsverbanden aan te duiden die met gedeelde doelstellingen werken.
Samenwerking tussen agentschappen die zich bezig houden met misbruik van verslavende middelen en met geweld in de familie is vitaal. In deze samenwerkingen zijn de volgende punten levensnoodzakelijk: –
Aandacht op gelijkaardige punten van werkmodellen en hoe deze barrières moeten overwonnen worden
–
Van elkaars prioriteiten leren en ze respecteren; een manier vastleggen om samen te werken
–
Informatie van deskundigen delen en opleidingsuitwisselingen organiseren om het leren en het vertrouwen in het werken met de ‘andere’ thema’s te ondersteunen
–
Samenwerken – vertrouwelijke rapporten delen; verantwoordelijkheden vastleggen om de continuïteit te verzekeren indien personeelsleden weggaan, constante communicatie tussen de verschillende agentschappen en onderlinge steun om vertrouwen en respect te versterken
Praktische richtlijnen zijn eveneens essentieel – duidelijke praktische richtlijnen over hoe andere thema’s beoordeeld moeten worden, met een duidelijke bespreking over de eventuele reacties (met inbegrip van impact op kinderen), wanneer en hoe ernaar te verwijzen, aan wie raad te vragen, etc.
Er is ook nood aan duidelijkheid met betrekking tot het samenspel tussen geweld in de familie en ouders met alcoholproblemen aangezien dit deel uitmaakt van een goed uitgevoerd werk: het is niet altijd het werk van iemand anders!
Om dit alles mogelijk te maken, hebben managers en supervisors opleiding nodig met betrekking tot al deze thema’s en met betrekking tot het bewustzijn van de impact op het personeel; en zij moeten hun leiderschap opnemen met betrekking tot het beleid en de ontwikkeling in de praktijk.
1.4.7
…. En de gemeenschap
De gemeenschap en het algemene publiek moeten de verantwoordelijkheid delen voor tussenkomsten wanneer misbruik van alcohol en geweld in de familie geobserveerd wordt.
De middelen van gemeenten als hulpbronnen moeten onderzocht en gemobiliseerd worden.
Nieuwe tussenkomsten op gemeenschapsniveau moeten ontwikkeld worden.
Gemeenten moeten geactiveerd worden om aandacht te schenken aan deze problemen van alcoholmisbruik en geweld in de familie, en om te reageren.
1.5
Conclusies
De resultaten van dit twee jaar durende project van onderzoek en praktijk tonen hoen belangrijk het is om richtlijnen te ontwikkelen om de praktijk van tussenkomst op het vlak van alcohol- en geweldproblemen binnen de familie aan te pakken. Het is ook vitaal dat alle politieke beslissingen, vooral op het vlak van gezondheid, sociale en veiligheidsthema’s, genomen moeten worden rekening houdend met het perspectief van het kind voor ogen. Hier zijn enkele voorstellen met betrekking tot mogelijke richtlijnen op dit gebied:
Behandelinginstellingen voor alcohol-, drugs- en geweldproblemen moeten verplicht worden om uit te vinden of hun klanten kinderen hebben, waar de kinderen op dat ogenblik verblijven met de ouder die in behandeling is en in welke omvang er sprake geweest is van geweld in het verleden. 10
In geval van noodzaak moeten de bevoegde instanties in staat zijn om steun aan de familie te geven of om tenminste informatie hierover te verstrekken en specifieke programma’s voor ouders aan te bieden.
Zelfs indien de professionelen het verslavingsprobleem van de ouders niet op doeltreffende wijze kunnen aanpakken, dan moeten er voldoende mogelijkheden zijn om steun en hulp aan te bieden.
Er moet een passend bewustzijn ontwikkeld worden door een groot aantal professionelen: hulp- en steunstrategieën zijn beter dan onwetendheid en verwaarlozing.
De betrokken instellingen moeten beter samenwerken en, met de toestemming van de families, moet de invoering van hulp- en steunprogramma’s ontwikkeld en gecoördineerd worden. Er moet informatie uitgewisseld worden door rapporten te delen, en door samenwerkingsmethodes binnen elk Europees land overeen te komen.
De vier hoofdpunten met betrekking tot de hulp van professionelen aan families om het risico te verminderen, beschermende factoren te ontwikkelen en flexibiliteit bij jongeren te aanmoedigen zijn:
Het is relatief duidelijk hoe professionelen kunnen helpen om de impact van misbruik van verslavende middelen van ouders op kinderen te wijzigen: zij moeten hen helpen het risico te verminderen, beschermende factoren te ontwikkelen en flexibiliteit te aanmoedigen
Professionelen KUNNEN tussenkomen, en de focus hoeft niet op het misbruik van verslavende middelen te liggen, maar wel op de noodzaak van factoren die het leven van kinderen vergemakkelijken
Professionelen mogen zich niet laten afleiden door aandacht te schenken aan de problemen van de ouders: de aandacht moet op de behoeften van het kind liggen en hoe deze behoeften vervuld worden.
Het probleem is dat er onvoldoende professionelen zijn dit die daadwerkelijk DOEN! Er is meer werk nodig om professionelen te motiveren en op te leiden om gebruik te maken van deze kennis om op een meer geconcentreerd en geïntegreerde wijze te werken, en het geheel van de behoeften van een kind in een bredere context te bekijken.
Hopelijk is het werk in het ENCARE project een manier om professionelen te motiveren om dit te doen, en om meer verantwoordelijkheid op zich te nemen met betrekking tot het bevorderen van flexibiliteit.
11
2
Het ALC-VIOL Project en de ENCARE Groep
2.1
De doelstellingen van dit project
Het ALC-VIOL (Geweld, Ongevallen en Letsels ondervonden door Kinderen en Jongeren in Families met Alcoholproblemen) researchproject had betrekking op geweld en misbruik ondervonden door kinderen en jongeren in families met alcoholproblemen. Het project had drie hoofddoelen. In de eerste plaats wordt een zelden en nuttige gelegenheid geschonken om met kinderen en jongeren te praten (in de leeftijdsgroepen tussen 12 en 18 jaar), en dit in verschillende Europese landen, over hun ervaringen van het leven met alcoholmisbruik van en geweld door ouders. Wij wilden van jongeren te weten komen hoe het voor hen was om in een omgeving te leven waar deze twee problemen bij hun ouders aanwezig waren. In de tweede plaats streefde ALC-VIOL ernaar de verkregen informatie uit deze gesprekken met kinderen en jongeren te gebruiken om hulp te bieden bij de ontwikkeling van tussenkomst- en preventiestrategieën om deze jongeren te helpen. In de derde plaats wilden wij de beleidsstappen in de verschillende landen onderzoeken met betrekking tot de bestaande alcohol- en geweldproblemen binnen de familie. Tot slot, aangezien deze thema’s geen prioriteit zijn in Europa, wilde ALC-VIOL een belangrijke bijdrage doen tot de ontwikkeling en versterking van Nationale Netwerken van deskundigen op deze gebieden (alcoholmisbruik, geweld) om het bewustzijn met betrekking tot alcoholmisbruik en geweld door ouders te versterken, evenals de behoeften van kinderen die in dergelijke omstandigheden leven.
2.2
ENCARE
Het ALC-VIOL project maakt deel uit van een grotere groep van projecten, onder de overkoepelende ENCARE groep (het Europese Netwerk voor Kinderen met Risico’s binnen de familie). In 2002 werkten 13 landen van de EU samen in het eerste ENCARE project, opgericht voor een duur van twee jaar door het Directoraat voor Openbare Gezondheid van de EU, en gecoördineerd door de Katholieke Universiteit voor Toegepaste Wetenschappen Nordrhein-Westfalen, onder leiding van Professor Dr Michael Klein. ENCARE werd opgericht om professionelen te helpen bij het bestrijden van problemen van kinderen die in risicovolle families leven. Het eerste project legde het ENCARE netwerk vast in Europa, startte de ontwikkeling van nationale netwerken van professionelen die zich bezig hielden met kinderen van dergelijke risicovolle families, en ontwikkelde een website (www.encare.info) waar informatie en tools geplaatst werden als hulp voor professionelen die in contact stonden of werkten met kinderen in families waar een ouder een alcoholprobleem had. Het project kon enkel een website in een taal (Engels) maken, en dus werd besloten om de site te gebruiken voor nuttig materiaal voor professionelen: op de site werd vermeld dat kinderen en families ook nuttige informatie konden vinden, maar we stelden voor dat zij ook contact konden opnemen met organisaties in hun eigen land, waar er materiaal in hun eigen taal beschikbaar zou zijn. Het project ontwikkelde ook een nieuwe terminologie voor de kinderen in deze omgeving. Deze kinderen worden dikwijls omschreven als kinderen van alcoholisten (COAs). Er werd echter besloten dat het gebruik van deze term stigmatiserend was, en enkele partnerorganisaties waren niet gelukkig met de term COA, aangezien zij van oordeel waren dat hierdoor veel kinderen uitgesloten zouden kunnen worden die negatieve effecten ondervonden van het drinkgedrag van hun ouders en die niet aan de strikte criteria voldeden, dus hebben 12
wij de term ChAPAPs (Children Affected by Parental Alcohol Problems) ontwikkeld, bedoeld als een alternatieve (en meer bruikbare) term. Het is de term die wij in dit rapport gebruiken. Het eerste ENCARE project eindigde in 2004. Sinds dat ogenblik werd het Europese netwerk verder gezet en verder ontwikkeld, en zijn er andere projecten in de Europese Unie geweest: het door Daphne i
ii
gefinancierde ALC-VIOL project, zijnde het onderwerp van dit rapport, en andere projecten zoals TAVIM en iii
iv
CHALVI , gefinancierd door het Daphne programma , evenals een nieuw project, ChAPAPs ., gefinancierd door het Directoraat-Generaal voor Gezondheid en Bescherming van de Consument van de EU (2006 Openbaar Gezondheidsprogramma). Het doel van al deze projecten, binnen het bredere ENCARE werkprogramma, bestaat in de ontwikkeling en versterking van de gevoeligheid en het bewustzijn van professionelen die actief zijn in verslavings- of welzijnsdiensten voor jongeren, met betrekking tot deze verborgen of verwaarloosde problemen van kinderen en jongeren in families met alcohol- en verslavingsproblemen. In heel Europa is de huidige cultuur een cultuur van gebrek aan bewustzijn of negeren van deze thema’s; het doel van het ALC-VIOL project bestaat erin professionelen aan te moedigen om meer diepgaand naar de behoeften van kinderen te kijken met ouders met deze problemen, en te verzekeren dat elke professioneel zijn verantwoordelijkheid opneemt voor het welzijn van kinderen, zelfs indien de professioneel in kwestie voornamelijk actief is in het misbruik van middelen door volwassenen.
13
3
Ouders met alcoholproblemen, geweld door ouders, en kinderen
Nu volgt een bondige samenvatting van de voornaamste literatuur, om een context te verschaffen die het begrip mogelijk maakt van de aard en de omvang van de problemen voor kinderen in familie waar ouders problemen hebben zowel met alcohol als met geweld. Er bestaat inderdaad een aanzienlijk onderzoek (zowel in Europa als de rest van de wereld) op het vlak van
de effecten op kinderen die met een of meer ouders leven die ernstige verslavingsproblemen hebben (bijvoorbeeld Christensen, 1995, 2000; Cleaver, H., Nicholson, D., Tarr, S. & Cleaver, 2006; Cleaver, Unell & Aldgate, 1999; Forrester & Harwin, 2006; Gorin, 2004; Hinze & Jost, 2006; Kemmner, Klein & Zemlin, 2004; Klein, 2005; Klein, Ferrari & Kürschner, 2003; Klein & Zobel, 2001; Lieb, Merikangas, Hoefler et al, 2002; Templeton, Zohhadi, Galvani & Velleman, 2006; Velleman, 2004; Velleman & Orford, 1999; Velleman & Templeton, 2007),
en ook de effecten op kinderen indien zij in een huishouden leven met aanzienlijk geweld (bijvoorbeeld Cleaver et al, 1999, 2006; Coleman, Jannson, Kaiza & Reed, 2007; Fergusson & Horwood, 1998; Gorin, 2004; Hester, Pearson & Harwin, 2000; Kindler, 2002; Klein & Zobel, 2001; Mullender, Hague, Imam et al, 2002).
Er bestaat ook onderzoek naar de bijkomende risico’s indien kinderen gelijktijdig met deze problemen leven (bijvoorbeeld Cleaver et al, 1999, 2006; Fergusson & Horwood, 1998; Galvani, 2004, 2006, 2007a, b; Gorin, 2004; Hester et al, 2000; Irons & Schneider, 1997; Kemmner, Klein & Zemlin, 2004; Kindler, 2002; Mullender et al , 2002; Templeton, Zohhadi, Galvani & Velleman, 2006; Velleman & Orford, 1999).
Er bestaat eveneens een meer gedetailleerd onderzoek van de risico's en beschermende factoren, en flexibiliteit (Rutter, 2006; Schoon, 2006; Velleman & Orford, 1999; Velleman & Templeton, 2006, 2007).
Dit deel van het rapport geeft een bondig overzicht van de voornaamste effecten van deze twee risicofactoren, enerzijds separaat, en anderzijds tezamen. Daarna worden de risico's en beschermende factoren onderzocht, evenals flexibiliteit, vooraleer te onderzoeken wat deze gegevens ons over de behoeften van kinderen vertellen. Referenties die betrekking hebben op deze verklaringen worden hierboven opgesomd en op het einde van dit rapport beschreven.
3.1
Verslaving in de familie
Verslavingsproblemen hebben normaliter een groot aantal effecten op de familie en op de werking van de familie. Sommige van de voornaamste effecten van het leven in een familie waar iemand misbruik maakt van alcohol of drugs zijn als volgt:
Familieleden ondervinden dikwijls negatieve ervaringen, met inbegrip van geweld, armoede, en sociale isolatie.
Familieleden, evenals de verslaafde persoon, zullen dikwijls problemen ontwikkelen als resultaat van deze en andere ervaringen.
Sommige zullen individuele problemen zijn (zoals angst en depressie). 14
Andere zijn dan familiale problemen (zoals gebroken families en systemen zoals rituelen, rollen, routines, communicatiestructuren, sociaal leven en financiën).
Kinderen hebben dikwijls speciale problemen, en tonen wanneer ze nog klein zijn een grotere neiging tot antisociaal gedrag, emotionele problemen, en problemen op school, en tijdens de adolescentie tonen zij hebben zij dikwijls problemen met vriendschap, moeilijkheden bij het verschil tussen het leven thuis en relaties met vrienden, waardoor ze psychoactieve geneesmiddelen voorgeschreven krijgen; andere symptomen zijn een vroegtijdig gebruik van alcohol of drugs, het ouderlijk huis in een vroeg stadium verlaten, vroeg trouwen en integratie in een 'semi-afwijkende' subcultuur.
De aantallen kinderen die waarschijnlijk te lijden zullen hebben aan deze problemen zijn enorm. Alleen al betreffende alcoholproblemen, in termen van kinderen en jongeren onder 18 jaar, is er een studie in Spanje die schat dat “kinderen van alcoholisten” 11% van de totale bevolking uitmaken; er wordt geschat dat in het Verenigd Koninkrijk er tussen 780.000 en 1,3 miljoen kinderen zijn die te lijden hebben aan ouders met alcoholproblemen; en in Duitsland zijn er ongeveer 2,65 miljoen kinderen van ouders met misbruik en verslaving van alcohol. In de EU werd eind van de jaren 90 geschat dat er tussen 4,5 en 7,7 miljoen kinderen waren onder 15 jaar in de 15 landen van de EU plus Noorwegen (met andere woorden tussen 6,8 11,7% van de totale bevolking van rond 60 miljoen kinderen in deze landen onder 15 jaar); en dat er tussen 10 en 12 miljoen ChAPAPs zijn in de EU van 25 lidstaten.
3.2
Geweld in de familie
Sommige van de voornaamste resultaten van het onderzoek naar de impact van het leven in een familie met geweld tonen aan dat de impact van geweld in de familie grote gelijkenis vertoont met de problemen verbonden met verslaving; het gaat in de regel om effecten op
Capaciteiten van ouders,
de perceptie van de ouders van zichzelf en van de buitenwereld,
hun verhouding tot hun kinderen en vice versa,
de controle over hun emoties,
en hun aandacht voor of verwaarlozing van hun eigen fysieke behoeften, evenals die van hun kinderen.
Er is ook een gelijkaardige reeks sociale gevolgen: er is dikwijls sprake van
effecten op de levensstandaard van de familie,
verlies van contact met vrienden en familie,
en een onderbreking van familierelaties.
De aantallen in kwestie zijn weer zeer groot. Men zegt dat in het Verenigde Koningrijk bijna 2 vrouwen per week door een partner of ex-partner vermoord worden, en dat vrouwen met kinderen meer risico lopen dan vrouwen zonder kinderen. Het is bewezen dat er duidelijke links bestaan tussen geweld in de familie en misbruik van kinderen, en dat veel kinderen getuige zijn van extreem geweld en dit extreem geweld dikwijls aan de lijve ondervinden. Onderzoek toont inderdaad aan dat 90% van kinderen zich in dezelfde kamer of in de kamer ernaast bevinden op het ogenblik van het geweld of misbruik, en dat meer dan 50% van de kinderen de directe slachtoffers van geweld en misbruik in de familie zijn.
15
3.3
Leven met geweld en misbruik van verslavende middelen in de familie
De effecten op kinderen en families waar alcoholproblemen en geweld als separate thema’s beschouwd worden zijn zeer groot. Helaas is er dikwijls sprake van beide problemen in families. Alcohol- en/of drugsproblemen komen dikwijls voor in families waar er sprake is van geweld, en wanneer zij beide voorkomen hebben wij ontdekt dat alcohol- en/of drugsmisbruik de frequentie van geweld in de familie verhoogt, en dat het alcohol- en drugsmisbruik hand in hand gaat met een verhoogde ernst van eventuele letsels veroorzaakt door geweld. In studies van mannen in behandeling voor hun alcohol- of drugsmisbruik, bekende ongeveer 50% dat er de laatste 6-12 maand sprake geweest was van geweld in de familie. Het is zeer duidelijk dat, als separate thema’s, alcoholproblemen van ouders en geweld in de familie zeer dikwijls negatieve impact op de capaciteiten van de ouders hadden, en op de gezondheid en het welzijn van de kinderen. Kinderen in families met een van deze twee problemen lopen een veel hoger risico voor eender welke vorm van misbruik, en zij voelen zich ook dikwijls angstig, schuldig, sociaal geïsoleerd, met emotionele en gedragsproblemen, en zij worden gedwongen om rollen te aanvaarden die niet geschikt zijn voor hun leeftijd (zoals bijvoorbeeld zorg dragen voor een onder invloed van drugs staande of gewonde ouder). Het is ook zeer duidelijk dat een kind dat met beide problemen van alcoholmisbruik en geweld door ouders leeft dubbel zoveel pijn en leed ondervind. Daarom toont het onderzoek dat misbruik van alcohol en/of drugs en geweld in de familie zeer nadelige effecten kan hebben, zowel op ouders als op kinderen en dat, in combinatie, de effecten nóg erger zijn.
3.4
Risico- en beschermende factoren
Er zijn ook enkele punten die dienen om de risico’s en de waarschijnlijkheid van negatieve effecten op kinderen te verhogen, en anderen die dienen om de kinderen te beschermen en flexibel te maken. 3.4.1
Risicofactoren
De factoren die risico’s met zich dragen wanneer een van beide ouders problemen met alcohol- en/of drugsmisbruik en geweld in de familie heeft (zoals hierboven uitgelegd – zowel geweld als blootstelling aan huwelijks- en familieconflicten), scheiding en verlies van ouders, ambivalente ouders, beide ouders met alcohol- en/of drugsproblemen, drankproblemen of andere problemen binnen de familie, en hoge niveaus van problemen binnen de familie.
Het onderzoek naar de impact van geweld in de familie op kinderen en families hebben aangetoond dat de impact meer dan waarschijnlijk een negatieve invloed op de kinderen heeft wanneer zijzelf het slachtoffer van ouderlijk agressie (of afwijzing) zijn; wanneer zij getuige zijn van het geweld tussen hun ouders; wanneer zij in de geweldspiraal meegesleept worden (bijvoorbeeld door te proberen een ouder tegen de andere te beschermen); wanneer zij samenspannen om het geweld te verbergen; of wanneer het geweld in de familie gecombineerd wordt met misbruik van alcohol en/of drugs (nog eens zoals hierboven uitgelegd).
16
3.4.2
Beschermende factoren
De beschermde factoren bevatten stabiliteit, tijd en aandacht van minstens een ouder, de aanwezigheid van een cohesieve ouderrelatie met veel aandacht door de ouders, het behoud van een cohesieve set van familierelaties, met inbegrip van gedeelde activiteiten en aandacht door en binnen de familie, de capaciteit van het/de kind(eren) om zich aan de negatieve effecten op hun familieleven te onttrekken, en de aanwezigheid van aanzienlijke externe hulpsystemen die de stabiliteit verschaffen die misschien in hun normale familieleven ontbreekt. Er is opnieuw sprake van een gelijkaardig aantal beschermende factoren in de literatuur over geweld in de familie die voor het project geraadpleegd werd: negatieve effecten op kinderen zijn minder waarschijnlijk wanneer de problemen van de ouders niet verbonden zijn met tweedracht en slechte organisatie van de familie; wanneer de andere ouder of een ander familielid antwoord kan bieden op de behoeften van het kind voor geborgenheid en liefde. Deze beschermende factoren worden versterkt door zekeren, stabiele en lieve relaties en ervaringen van succes en verwezenlijking. Er zijn eveneens ‘interne’ beschermende factoren die kinderen kunnen tonen, met betrekking tot hun interne middelen zoals een positief gevoel van zelfachting en zelfvertrouwen, een gevoel van alles onder controle te hebben en in staat te zijn om om te gaan met verandering, en de ontwikkeling van een groot aantal aanpakken om problemen op te lossen. Al deze beschermende factoren helpen het kind. 3.4.3
Flexibiliteit
Er is toenemende interesse in de wereld voor ‘flexibiliteit’, zowel in het algemeen als met betrekking tot alcohol- en/of drugmisbruik van ouders. Nog niet lang geleden werd ervan uitgegaan dat misbruik door ouders enkel een negatief effect op kinderen zou hebben, zowel op korte als op lange termijn. Men geloofde dat beschermende factoren de ondervonden pijn konden verminderen, maar dat er altijd sprake zou zijn van negatieve gevolgen. Er zijn echter bewijsstukken gevonden dat een eerder verschillende patroon van impact van deze problemen aantonen: het schijnt dat sommige kinderen flexibel zijn en geen belangrijke problemen ontwikkelen, of geen problemen ontwikkelen die verschillen van de problemen ondervonden door kinderen in families waar er geen sprake is van misbruik door ouders, hetzij op jonge leeftijd, het zij wanneer zij volwassen worden, en misschien zelf een familie hebben. Dit suggereert dat alle kinderen geen hulp of steun meer nodig hebben; en dit impliceert dat de nood aan ontwikkeling van betere manieren om deze kinderen te onderzoeken die problemen ontwikkeld hebben of ontwikkelen nog toeneemt, zodat er op tijd steun en hulp gegeven worden aan de kinderen die dit daadwerkelijk nodig hebben. Flexibiliteit kan beschouwd worden in termen van een aantal geïdentificeerde beschermende factoren en processen, die op dit ogenblik kunnen dienen om het kind of jongere te helpen. Sommige van deze beschermende factoren werden in het vorige deel beschreven, en zij bevatten een hoge zelfachting en zelfvertrouwen, de capaciteit om met verandering om te gaan, een groot aantal methodes en manieren om problemen op te lossen, en vroegere ervaringen van succes en verwezenlijking, evenals het opgroeien in een kleine familie, grotere leeftijdsverschillen tussen verwanten, een lage scheiding van de voornaamste
17
zorgverlener tijdens het eerste levensjaar, een nauwe positieve band met tenminste een volwassene in een verzorgende rol (met inbegrip van ouders, verwanten en grootouders), een goed ondersteunend netwerk, en deelname aan een groot aantal activiteiten. Beschermende factoren bevatten alle verminderingen van de impact van het risico (door het risico te veranderen of de blootstelling aan het risico te wijzigen), vermindering van negatieve kettingreacties, ontwikkeling en behoud van zelfachting en zelfvertrouwen, en de aanwezigheid van gelegenheden, evenals individueel temperament, capaciteiten en warden die leiden tot een meer doeltreffend gebruik van de persoonlijke capaciteiten van het kind, de eigenschappen en de verzorgingsstijl van de ouders van het kind, en positieve kansen tijdens overgangsfasen in het leven. Dit is vooral het geval met kinderen die blootgesteld staan aan meerdere risico’s binnen hun familie, zoals alcoholen/of drugsmisbruik én geweld.
3.5
De behoeften van kinderen
Kinderen en jongeren in families met alcohol- of drugsproblemen hebben de neiging om op aanzienlijke wijze blootgesteld te worden aan de meeste risicofactoren die hierboven beschreven zijn, en worden dikwijls niet blootgesteld aan veel beschermende factoren. Zij zijn in het bijzonder een grote risicogroep voor alle soorten geweld, zoals in vele internationale onderzoeken aangetoond. Dit omvat fysiek, emotioneel en verbal misbruik, en eventueel op hen gericht geweld, of kan ertoe leiden dat kinderen getuige worden van dat geweld tussen hun ouders of andere familieleden. In individuele rangschikkingen van Europese landen bedraagt dergelijk misbruik gericht op kinderen en jongeren door de onder invloed van alcohol staande vader of moeder meer dan 50%.
Deze kinderen hebben een groot aantal behoeften maar ondanks de grote aantallen kinderen die in deze risico familieomstandigheden in Europa wonen zijn er zeer weinig pogingen ondernomen om direct met jongeren te praten over hun ervaringen, hun behoeften en hoe deze behoeften vervuld kunnen worden. Er is nog veel dat gedaan kan worden om deze kinderen en hun families te helpen, ongeacht het feit of de ouder(s) hulp zoeken voor hun alcohol-, drugs- en/of geweldprobleem. Daarom is het absoluut nodig dat deze kinderen zo snel mogelijk geïdentificeerd worden en dat zo snel mogelijk hulp geboden wordt, en dat deze hulp zo lang als nodig duurt. (Dit betekent natuurlijk niet dat alle ChAPAPs therapie nodig hebben, maar dat zij beide ‘het risico lopen’ en dat het normaliter om verborgen risico’s gaat; en daarom zou een vroegtijdige identificatie een evaluatie mogelijk maken van hun daadwerkelijke behoeften). In heel Europa is er echter weinig steun te vinden voor deze kinderen, hun families en het groot aantal groepen professionelen die met kinderen met ouders met alcohol-, drugs- en/of geweldproblemen werken of ermee in contact komen. Daarom kreeg het ALC-VIOL project de taak om informatie te vergaren van kinderen en jongeren uit heel Europa om gegevens te verzamelen om een hoger niveau van interesse en betrokkenheid te verkrijgen van de professionelen in Europa die met kinderen met ouders met alcohol-, drugs- en/of geweldproblemen werken of ermee in contact komen, zodat de geplande steun voor deze kinderen en hun families verhoogd kan worden.
18
4
De ALC-VIOL studie – Geweld en misbruik ondervonden door kinderen en jongeren in families met alcoholproblemen
4.1
De deelnemende EU landen
Deskundigen van elf instellingen (zie de opsomming in Aanhang 1) binnen tien landen van de EU namen deel aan het door Daphne gefinancierde, twee jaar durende ALC-VIOL project. De vertegenwoordigde landen waren Duitsland (projectleider en coördinator), Oostenrijk, Engeland, Finland, Hongarije, Ierland, Malta, Nederland, Polen en Spanje. Al deze aan het project deelnemende landen waren deskundigen met betrekking tot thema’s verbonden met verslaving of geweld binnen de familie en hun samenwerking was zeer productief en constructief.
4.2
Methoden
4.2.1
Rekrutering
Aangezien de betrokken kinderen normaliter in extreme isolatie leven en de mensen in hun onmiddellijke omgeving niet op de hoogte zijn van hun situatie, is het zeer moeilijk om hen te bereiken met empirische sociale onderzoeksmethoden, en zijn er veel uitdagingen inherent aan het onderzoek op dit gebied. Meer specifiek is er een onbegrijpelijke behoedzaamheid van diensten, en van ouders die niet wensen dat kinderen praten over wat thuis gebeurt en verdere betrokkenheid van of vergelding van sociale of welzijnsdiensten voor kinderen vrezen.
Daarom werd besloten om te praten met kinderen en jongeren waar het alcoholprobleem van een ouder al bekend was. Dit gebeurde voornamelijk via een ouder die actief onder behandeling stond voor zijn of haar alcoholprobleem, hoewel e rook gevallen waren waar een kind in contact stond met een gespecialiseerde dienst, waar onderzoek zou kunnen aantonen dat er voor het kind in kwestie sprake was van een alcoholprobleem van een ouder. Een groot aantal andere methodes werden ook geprobeerd (zoals via opvangplaatsen voor vrouwen en kinderen die aan geweld in de familie willen ontsnappen, waar gedacht werd dat veel gevallen betrekking hadden op alcoholmisbruik), hoewel geen enkel kind uit deze bronnen met succes gerekruteerd werd. Het rekruteren uit de bronnen die we wél gebruikten betekende dat de ouders aan wie toestemming gevraagd werd al actief naar een of andere oplossing gezocht hadden. Wij hoopten dat dit de zorgen zou verminderen die de ouders zouden hebben over het feit dat de door hun kinderen verstrekte informatie nieuwe en bijkomende zorgen over de bescherming van de kinderen zouden veroorzaken. Omdat we kinderen rekruteerden in families waar het alcoholprobleem en/of het geweld in de familie al gekend was en er bijgevolg iets aan gedaan werd, betekende deze beslissing ook dat het project zeer weinig kinderen zou rekruteren voor wie de problemen zo ernstig waren als voor de behandeling. De onderzochte groep was niet representatief voor de complete groep van ChAPAPs. Dit punt wordt verder behandeld op het einde van dit rapport.
19
Projectpartners in alle betrokken landen zochten naar een ethische goedkeuring voor het onderzoek (zie deel 4.2.3 beneden) en zochten toenadering tot alcoholbehandelings- en andere diensten in hun regio's of landen. Omwille van de perceptie door behandelingsdiensten en ethische comités die jongeren tussen 12-18 jaar ondervroegen over de drankproblemen van hun ouders en geweld in de familie en die van oordeel waren dat deze vragen zeer gevoelig zouden liggen, weigerden veel diensten om samen te werken of, indien zij al akkoord gingen, dan vonden zij dat zij niet veel ouders konden rekruteren (via dewelke toegang tot de kinderen verkregen moest worden), of waren zij van oordeel dat zij nog veel kinderen konden rekruteren die aan de criteria voldeden (of die het voorbije jaar met hun ouders geleefd hadden of wiens ouder(s) een problematisch drankprobleem het voorbije jaar gehad hadden, zie 4.2.2, beneden). Een ander obstakel voor diensten die wilden helpen bij het rekruteren voor dit project was een probleem van werklast: omdat zij dikwijls niet over de relevante informatie in hun dossiers beschikten (bijvoorbeeld of de persoon met het drinkprobleem met hun kinderen woonde, hoewel kinderen zij hadden, hoe oud zij waren, of zij in contact stonden met hun kinderen, etc.) nam het verzamelen van deze informatie veel tijd in beslag. Een ander probleem was het feit dat, wanneer geprobeerd werd om toegang te verkrijgen tot kinderen via ouders in behandeling voor hun drankprobleem, veel artsen bezorgd waren dat deze ouders zich in een moeilijke fase van hun behandeling bevonden en niet wilden dat de behandeling eventueel onderbroken zou worden door vragen over hun kinderen te stellen en door het thema van de impact op hun gedrag op deze kinderen te bespreken. In deel 4.3 beneden vindt u het aantal jongeren die gerekruteerd en ondervraagd weden van elk land.
Wanneer de goedkeuringen verkregen waren probeerde elke dienst die toegestemd had om aan het project deel te nemen om personen voor het project te rekruteren. In diensten waar de rekrutering via de ouders ondernomen werd, werden de ouders die in contact met de dienst waren (of geweest waren), en die kinderen tussen 12-18 jaar hadden aangesproken; de ouders die ermee akkoord gingen om meer over het project te weten te komen kregen uitleg over het project; de ouders die aan de gestelde criteria voldeden (zie de vorige paragraaf) en die ermee akkoord gingen om het project te helpen werden dan ondervraagd om te weten of hun kin(deren) mochten deelnemen; en de kinderen die een potentiële interesse toonden kregen dan een eigen uitnodiging met kindvriendelijke informatie over het project en wat het interview zou bevatten. In geval van kinderen die aangesproken werden omdat zij zelf onder behandeling stonden, werden de ouders van deze kinderen benaderd en over het project geïnformeerd; en hetzelfde proces als hierboven uitgelegd werd doorlopen. Kinderen die instemden om aan het project deel te nemen werden dan gecontacteerd door een onderzoeker van de deelnemende partnerorganisatie. In elke fase werd er bij de personen en/of diensten die ouders rekruteerden (en daarna de kinderen) de nadruk gelegd op het feit dat men absoluut flexibel moest zijn, dat het onderzoek om de problemen van de ouders aan te pakken op verschillende manieren en plaatsen kon plaatsvinden, en dat het project onafhankelijk was van de behandeling of andere plaatsen waar de ouders en/of de kinderen gerekruteerd werden. Er was echter een groot aantal uitstappers in elke fase van deze procedure. Er werd eveneens een vergelijkende groep gerekruteerd om in staat te zijn om enkele van de voornaamste resultaten van het onderzoek met resultaten van kinderen die niet onder deze ervaringen leden te
20
vergelijken. Omdat we wisten dat onze voornaamste interesse in de ChAPAPs groep lag, besloten wij enkel een kleine vergelijkende groep te rekruteren. De plaatsen voor de rekrutering van alle deelnemende landen waren als volgt: Engeland: een samenwerking met het agentschap voor de behandeling van alcoholproblemen van de Nationale Gezondheidsdienst in de buurt van de universiteit van de projectpartner. Bijkomende fondsen werden ingezameld in Engeland om de tijd van deze dienst te vergoeden voor het rekruteren van de hulp. Twee van de interviews vonden plaats bij deze dienst; de anderen bij de deelnemer(s) thuis. Duitsland: Rekrutering bij klinieken gespecialiseerd in de behandeling van alcoholproblemen in heel Duitsland (waar zich het grootste deel van de met succes gerekruteerde gevallen bevonden), externe adviesdiensten voor patiënten met alcohol-/verslavingsproblemen, en zelfhulpgroepen voor ChAPAPs. De interviews vonden plaats in elke plaats van rekrutering. Duitsland Vergelijkende groep: Van scholen in Keulen (jongeren die deelgenomen hadden aan een representatieve epidemiologische studie over misbruik van verslavende middelen); de interviews vonden thuis plaats of in de instelling van de projectcoördinator. Malta: De jongeren werden gerekruteerd van een private kliniek gespecialiseerd in de behandeling van alcoholproblemen waar hun ouders behandeld werden, de interviews vonden plaats op de plaats van rekrutering. Spanje: Jongeren werden gerekruteerd via ouders uit de alcoholafdeling van een plaatselijk ziekenhuis. Aangezien het programma voor externe patiënten twee jaar duurt, en rekening houdend met de criteria van 6 maanden actieve drankproblemen tijdens de voorbije 12 maanden, werd het aantal deelnemers verminderd. Interviews vonden plaats in de plaats van rekrutering. Polen: Rekrutering van een therapeutisch dagcentrum voor kinderen (met het grootst aantal met succes gerekruteerde kinderen), een crisisinterventiecentrum, een centrum voor alcoholverslaving en een ziekenhuis. Interviews werden in elke plaats van rekrutering gedaan. Twee andere landen hoopten te kunnen deelnemen, maar slaagden er uiteindelijk niet in: Hongeren: Probeerde (na een zeer lange periode) om de ethische goedkeuring te verkrijgen, probeerde daarna deelnemers te rekruteren, maar slaagde niet in het interview. Er vond een pilootinterview plaats (gerekruteerd via een gemeentelijke dienst voor alcoholproblemen) en er werden nog eens 3 andere families benaderd (van een nieuw project, een samenwerking tussen de sociale dienst en een dienst voor de bescherming van kinderen), maar slaagden er niet in voor het einde van het project interviews te doen. Finland: Probeerde eveneens te rekruteren, met behulp van twee instellingen in Finland, maar konden geen interviews afnemen. De drie andere landen van het project (Oostenrijk, Ierland, Nederland) besloten dat zij niet in staat zouden zijn om ouders uit behandelingsdiensten, en via de houders jongeren te rekruteren (omwille van verschillende redenen, met inbegrip van de partner die een preventieagentschap was en geen behandelings- of gewoon een onderzoeksinstelling; en omwille van de bezwaren gerezen door behandelende agentschappen of ethische comités). Sommige van de bezwaren en problemen terzake worden verder in Hoofdstuk 7.2 behandeld. Alle landen die geen jongeren rekruteerden namen wel deel aan de andere aspecten van het project (ontwikkeling van hulp, onderzoek van het beleid, ontwikkeling van nationale netwerken) en aan de algemene sturing van dit component.
21
4.2.2
Vragen van het onderzoek en criteria voor deelname
Er waren vijf hoofdvragen tijdens het onderzoek: 1. Wat is de aard van familieconflicten, geweld in de familie en letsels en ongevallen ondervonden door jongeren in families waar ouder(s) alcoholproblemen hebben? 2. In families met ouders met een alcoholprobleem, betekent (rechtstreeks of onrechtstreeks) het fysieke geweld van de ouders tegen jongeren een verhoogd risico voor psychologische en gedragsproblemen? 3. Hoe gaan jongeren om met het samenzijn van geweld in de familie en alcoholproblemen van ouders? 4. In families met fysiek geweld en alcoholproblemen van de ouders, voelen kinderen en jongeren dat hun behoeften aan steun en hulp vervuld worden? Welke types van sociale hulp zijn er? Vertonen kinderen en jongeren flexibiliteit?
Er waren vijf criteria voor deelname: A. Tenminste een ouder (of ouderfiguur, zoals een stiefouder, etc.) heeft een aanzienlijk bekend alcoholprobleem (voor de rekrutering moesten we vertrouwen op informatie van de samenwerkende instelling voor alcoholproblemen van ouders, maar dit werd ook tijdens het interview gecontroleerd). Bijgevolg kan de ouder op het ogenblik van het project onder behandeling staan voor een alcoholprobleem, hoewel dit niet noodzakelijk is; indien zij op het ogenblik van het project niet in behandeling zijn, dan wordt het alcoholprobleem van de ouder(s) meer gedetailleerd onderzocht tijdens het interview. B. De betrokken ouder heeft geen ernstige mentale ziekte, zoals bijvoorbeeld schizofrenie met incomplete remissie of ernstige humeur-/gedragsproblemen. De betrokken ouder kan andere mentale gezondheidsproblemen hebben (bijvoorbeeld persoonlijkheidsproblemen of angst); de doorslaggevende factor is het feit dat het mentale probleem niet het voornaamste probleem is: het voornaamste probleem is het alcoholgebruik. C. De betrokken ouder heeft een kind tussen 12-18 jaar (stiefkind, aangenomen kind, kind van samenlevende ouder eveneens inbegrepen). D. Dit kind heeft in hetzelfde huishouden met de betrokken houder geleefd, en dit minstens 6 maanden van de voorbije 12 maanden. E. De jongere is in staat om aan het interview deel te nemen, er is bijvoorbeeld geen gebrek aan taalkennis of problemen met spreken en taal, waardoor de jongere niet aan het interview kan deelnemen, er is geen leerprobleem of 'mentale achterstand', het kind is de voorbije 12 maanden niet opgenomen voor een psychiatrische behandeling.
4.2.3
Interviews
Er werd besloten om kinderen en jongeren tussen 12 en 18 jaar oud te ondervragen. Een diepgaande, semigestructureerd interview werd met kinderen en jongeren gedaan wiens ouders hun toestemming gegeven hadden, of voor wie de persoon met de verantwoordelijkheid als ouder zijn toestemming gegeven had. Deze interviews werden gedaan door opgeleide interviewers - klinische psychologen, opvoeders, of ervaren kindonderzoekers. Het schema voor het interview (Alcohol Geweld – Teenager versus [ALVI-T]) werd 22
specifiek voor dit project ontwikkeld, om ingevoerd te worden in verschillende talen en verschillende landen. Versies werden ontwikkeld in het Duitsland, Engels, Spaans, Pools, Hongaars en Fins (en wanneer er een standaard versie van de gebruikte schalen [zie beneden] beschikbaar was in de taal van een deelnemend land, en werd deze versie gebruikt). De Duitse en de Engelse versies, samen met het internationale projectdocument waarin de bronnen vermeld werden om het interview te maken, kunnen als PDF documenten gedownload worden op de ENCARE website (www.encare.info). Samengevat kan gesteld worden dat het schema van het interview een mix van kwantitatieve en kwalitatieve elementen was, met enkele vragenlijsten met zelfstandig rapport, sommige door de interviewer gecodeerde vragenlijsten, sommige gesloten vragen te stellen door de interviewers met specifieke antwoordcategorieën, en enkele meer open vragen, sommige voor ad hoc of post hoc codering, en anderen om de basis te vormen voor een meer kwalitatief rapport dat elk land moest leveren. Het definitieve schema van het interview bestaat uit de volgende delen:
een ‘tijdlijn’, om een framework van de laatste 12 maanden op te maken tijdens dewelke de jongere samen met de ouder(s) geleefd heeft en om een positieve atmosfeer te ontwikkelen waarin een vertrouwelijk gesprek kan plaatsvinden;
socio-demografische en familie-informatie
gezondheidsproblemen van de ouder(s), met aandacht voor relevante fysieke en mentale gezondheidsproblemen en behandelingen van de ouder(s)
de CAST (Onderzoekstest voor Kinderen van aan alcoholverslaafde ouders, gewijzigde versie (Pilat en Jones, 1985; Clair en Genest, 1992), plus andere ‘gefilterde’ vragen over de niveaus van drank- en aanverwante problemen van ouders
bijkomende vragen over de alcoholproblemen van de ouder(s) (indien ouders voldoen aan fundamentele probleem-alcohol-gebruik criteria en indien er sprake was van een drankprobleem in de voorbije 12 maanden)
bij wie de jongere steun vindt
de Achenbach jongerenschaal (YSR 11-18) (Achenbach & Rescorla, 2001), waar de 101 probleemgevallen in 8 schalen onderverdeeld worden: isolatie/depressie, somatische klachten, angst/depressie, sociale problemen, geheugenproblemen, aandachtproblemen, een tegen de voorschriften ingaan gedrag, agressief gedrag, en 3 groepen: intern gedrag, extern gedrag, gemengd gedrag.
de beoordeling van de jongeren van zijn eigen gezondheid en zijn gebruik van middelen
letsels en ongevallen tijdens de voorbije 12 maanden. Letsels werden gedefinieerd als: "Alle letsels zijn inbegrepen, ongeacht hun oorzaak: bijvoorbeeld onvrijwillige letsels en letsels aangebracht door derden. Niet inbegrepen zijn: complicaties te wijten aan medische of chirurgische procedures, ongewenste neveneffecten van medicatie of effecten van letsels op lange termijn ”, en werden gecodeerd met behulp van WHO rangschikkingen, in overeenstemming met de Internationale Rangschikking van Externe Oorzaken voor Letsels (ICECI, 2004; http://www.rivm.nl/who-fic/ICECIeng.htm (31/07/2007)); in dit project werden de volgende ICEI categorieën voor de codering gebruikt: intentie, mechanische van letsel, plaats van toebrenging van het letsel, alcoholgebruik, psychoactief gebruik van drugs of andere middelen. De vragen en de categorieën werden ook aan een aantal andere studies en vragenlijsten aangepast.
23
Familieconflicten, vooral met behulp van de Conflict Tactiek Schalen (Straus, Hamby & Warren, 2003) waar versies van de kinderen gebruikt worden met betrekking tot het onderzoek naar conflicten tussen ouders (CTS2-CA), en naar conflicten tussen ouder-kind (CTSPC-CA). Daarnaast werd een beschrijving van een typische situatie verkregen wanneer een (fysieke) ruzie in de familie plaatsvindt, evenals andere conflictrelevante informatie (zoals de betrokkenheid van derden, intoxicatie van ouders, emoties, frequentie, gevolgen, etc. )
Met het probleem omgaan, vooral met behulp van KIDCOPE (Spirito, Stark & Williams, 1988), een klinische checklijst om te onderzoeken hoe kinderen en jongeren met de problemen omgaan. Er is sprake van verschillende vormen om met het probleem om te gaan: afleiding, sociale isolatie, zelfkritiek, anderen de schuld geven, het probleem oplossen, emotionele regeling, wishful thinking, sociale steun en berusting. KIDCOPE
werd twee keer in elk interview gebruikt: een keer met betrekking tot het omgaan met ‘alcoholproblemen in de familie’, en een keer met betrekking tot het omgaan met ‘conflicten en fysieke ruzies in de familie’. Er werden opnieuw bijkomende, meer algemene vragen gesteld aan familieleden, vrienden/bekenden, professionelen, over hoe met deze problemen omgegaan wordt, en over de ervaringen van het spreken met anderen over deze problemen. Daarnaast werden vragen gesteld over de behoeften van de jongere aan steun, de kennis van bestaande diensten, vroegere verkregen hulp, de actuele behoeften aan hulp, en wensen voor de toekomst voor de jongere zelf, moeder en vader.
Tot slot werd feedback verkregen over het interview.
Het originele doel bestond erin een standaard interview te ontwikkelen en in te voeren om de 10 landen hulp te bieden bij het verzamelen van rechtstreekse informatie over jongeren (zoals vermeld in punt 2.1 waren er andere elementen voor dit project zoals het onderzoek naar de beleidsposities in de verschillende landen met betrekking tot het samenzijn van alcoholproblemen en geweld in de familie. De ontwikkeling van het schema voor het interview was echter een werk van lange adem omwille van nationale verschillen in de aanpak van het onderzoek, ethische el wettelijke voorschriften, verschillende talen, etc. Uiteindelijk slaagden er slechts 5 van de 10 landen in om jongeren te interviewen. Dit resultaat zal meer gedetailleerd besproken worden in dit rapport. Het schema van het interview werd getest voordat het beëindigd en goedgekeurd werd: voorafgaande testen werden gedaan door psychologen/therapeuten in Duitsland, er vonden 3 pilootinterviews in Duitsland plaats, en een pilootinterview in Hongarije. Het ging om een lang interview: de tijd voor interview bedroeg globaal gezien 1 uur 45 minuten, met een gemiddelde van tussen 1:05 en 2:45. Het interview met de vergelijkende groep bedroegen echter slechts 1:05, tussen 0:45-1:30. De duur van het interview was nodig om een op vertrouwen gebaseerde relatie te ontwikkelen zodat informatie verstrekt kon worden, en om te verzekeren dat standaard gegevens vergaard konden worden en dat meer open kwalificatieve gegevens verkregen kon worden. Een techniek toegepast om te verzekeren dat de jongere zich meer op zijn gemak voelde en bijgevolg meer informatie zou verstrekken bestond erin om componenten in het interview te betrekken die voor de jongere waarschijnlijk minder stresserend zouden zijn; maar dit verhoogde ook de duur. De grote meerderheid van de kinderen en jongeren die ondervraagd werden zeiden dat het volgens hen nuttig was om de gelegenheid te hebben om over hun ervaringen te spreken, een gelegenheid die velen van hen nog nooit gehad hadden. Dit onderstreept het gebrek aan professionele aandacht voor deze kinderen en jongeren (en het ging om
24
jongeren wiens ouders al in behandeling waren!) en versterkt de nood aan meer diepgaande diensten voor deze verborgen bevolking.
4.2.4
Ethische en andere goedkeuringen
Elke aan het project deelnemende partner in elk land moest verschillende goedkeuringen verkrijgen voordat dit project in het land in kwestie kon plaatsvinden. Een belangrijk resultaat van deze studie was het feit dat de verschillende Europese landen tamelijk verschillende manieren hebben om het thema van het welzijn van het kind te onderzoeken. Terwijl in sommige landen een voorgaande historiek van bedreigingen voor het welzijn van het kind dat op dit ogenblik niet langer bestaat niet aan de welzijnsdiensten voor jongeren gerapporteerd hoeven te worden, zeggen de voorschriften in andere landen dat eender welk soort bedreiging voor het welzijn van het kind, zelfs in het verleden, door de betrokken onderzoeker aan de bevoegde instanties moet meegedeeld worden. Op dit gebied zijn empirische studies zeer moeilijk omdat, ondanks het anonieme en het vertrouwelijke karakter dat door het onderzoeksproject verzekerd wordt, in die landen waar deze voorschriften bestaan, ouders vrezen dat deze feiten aan de bevoegde instanties meegedeeld worden, zelfs indien er niet langer sprake is van geweld.
Een ander probleem was dat de ethische procedures in sommige landen veel te veel vertraging opliepen (wat in sommige gevallen betekende dat het land niet deelnam), of de weigering om het onderzoek te laten plaatsvinden. Dit thema wordt meer gedetailleerd behandeld in de Bespreking (Hoofdstuk 7).
4.3
Deelnemende landen en kinderen
4.3.1
Cijfers
57 kinderen en jongeren met ouders met ernstige alcoholproblemen in de leeftijdsgroep van 12 tot 18 jaar, werden voor dit project gerekruteerd en ondervraagd, uit Duitsland (27), Engeland (8), Malta (3), Polen (13) en Spanje (6). Nog eens 13 kinderen en jongeren werden in Duitsland als vergelijkende groep gerekruteerd. De gegevens van deze 57 kinderen en jongeren werden zeer nauwgezet onderzocht, en 12 van hen werden daarna uit de kwantitatieve analyses uitgesloten (6 van Duitsland, 3 van Engeland, 3 van Polen), omdat men vreesde dat er de voorbije 12 maanden geen alcoholprobleem geweest was en/of dat het kind misschien niet met de ouder(s) geleefd had (en bijgevolg niet direct aan het alcoholprobleem had blootgestaan). Er werd voornamelijk besloten om zeer conservatief te zijn, om te verzekeren dat we er absoluut zeker van konden zijn dat de gegevens die we gebruikten van kinderen kwamen die daadwerkelijk een ouder met een ernstig alcoholprobleem hadden en die op aanzienlijke wijze aan dat probleem blootgesteld waren. De definitieve gegevens die hier beneden vermeld staat (Tabel 1) bestaan uit 45 kinderen en jongeren met ernstige alcoholproblemen. In een klein aantal gevallen werd meer dan een verwante van dezelfde familie ondervraagd.
25
Tabel 1:
Aantal jongeren van elk deelnemend land
Land
Aantal
Percentage
Duitsland
21
46.7
Polen
10
22.2
Spanje
6
13.3
Engeland
5
11.1
Malta
3
6.7
Totaal
45
100.0
4.3.2
Leeftijd en geslacht
Tabel 2 toont de leeftijd en het geslacht van de jongeren. Tabel 2:
Leeftijd in jaren en geslacht
Leeftijd
Frequentie
Procent
Geslacht
Frequentie
Procent
12
6
13.3
Mannelijk
16
35.6
13
4
8.9
Vrouwelijk
29
64.4
14
10
22.2
15
8
17.8
16
6
13.3
17
8
17.8
18
3
6.7
Totaal
45
100.0
Totaal
45
100.0
Gemiddelde leeftijd SD
14.89 1.81
Gemiddelde leeftijd
4.3.3
15.00
Alcohol- en mentale gezondheidsproblemen van ouders 1
2
Tabel 3 toont de aantallen jongeren met moeders , vaders of beide ouders met alcoholproblemen in overeenstemming met de van toepassing zijnde criteria. Belangrijk is dat het hoge percentage van moeders met alcoholproblemen in de voorbeelden van Engeland, Spanje en Duitsland niet representatief is voor de
1 2
‘Moeder’ bevat eveneens een moederfiguur. ‘Vader’ bevat eveneens een vaderfiguur.
overheersende cijfers in deze landen; dit geldt eveneens voor de cijfers van mannen en vrouwen in behandelingsdiensten in die landen en globaal gezien in de EU. Tabel 3:
Aantal jongeren met moeders, vaders of beide ouders met alcoholproblemen in overeenstemming met de van toepassing zijnde criteria
Land
Aantal vaders
% van de
Aantal
% van de
Aantal met
met alcohol-
jongeren in
moeders met
jongeren in
zowel
problemen
dat land met
alcohol-
dat land met
moeders en
vaders met
problemen
moeders met
vaders met
alcohol-
alcohol-
alcohol-
problemen
problemen
problemen
Duitsland
14
66.7
10
47.6
3
Polen
10
100.0
0
00.0
0
Spanje
3
50.0
3
50.0
0
Engeland
1
20.0
4
80.0
0
Malta
2
66.7
1
33.3
0
Totaal
30
18
3
15 van de 45 jongeren hadden eveneens een moeder, en 4 een vader met een mentaal gezondheidsprobleem in het voorbije jaar (zoals meegedeeld door de jongere in kwestie). 13 van 15 moeders, en alle vier de vaders, kregen hulp voor deze mentale gezondheidsproblemen (zoals een arts opzoeken, met een psycholoog of psychotherapeut praten, naar het ziekenhuis gaan, medicatie nemen, etc.), voorzover de jongere dit wist. 4.3.4
De evaluatie van kinderen en jongeren van de ervaring van het interview
De evaluatie van de kinderen en jongeren van hun ervaring van het interview was in het algemeen zeer positief. Op het einde van het interview werd hen gevraagd hun ervaring te beoordelen op een schaal van 110 (1= zeer negatief, 10 = zeer positief): het gemiddelde van 45 interviews bedroeg 7,96 (SD 2,18, gemiddelde = 9). De meisjes hadden de neiging om de interviews positiever te beoordelen dan de jongens (gemiddelde van de meisjes = 8,38, SD 1,9; gemiddelde van de jongens = 7,19, SD 2,5).
Een verklaring vat samen wat veel van de jongeren over het interview dachten: “Niemand heeft mij ooit gevraagd hoe ik hierover denk! Bedankt!”.
27
5
Resultaten van de ALC-VIOL studie
Het Stress-Omgaan-Steun model (Velleman & Templeton, 2003) is een nuttig element in het onderzoek van de verzamelde gegevens, hier beneden weergegeven. Dit model stelt voor dat leven in omgevingen waar een ouder of een ander familielid misbruik maakt van alcohol of drugs zeer stresserend is; deze stress veroorzaakt belasting van de jongere (wat dikwijls tot uiting komt door fysieke of psychologische symptomen); en de graad van stress wordt gemeten door de gebruikte mechanismen om hiertegen het hoofd te bieden, en het niveau en de kwaliteit van de beschikbare sociale steun.
De hoofdaandacht voor dit rapport ligt op de kinderen wiens ouders ernstige alcoholproblemen hadden. De vergelijkende groep wordt enkel gebruikt (zoals geweld en agressie door ouders) waar het nuttig is om deze vergelijkende groep te onderzoeken om een breder perspectief te krijgen.
5.1
Stresserende ervaringen 3
Van de 30 kinderen en jongeren wiens vader een alcoholprobleem had zegden de jongeren dat het drankgedrag van hun vader voor hen een probleem was sinds hun gemiddelde leeftijd van 7,96 (SD 4,24). 18 van 30 kinderen zegden dat het drankgedrag van hun vader een probleem geweest was voor hen sinds de leeftijd van 10 of jonger (twee vanaf de geboorte; telkens vanaf de leeftijd van 1, 2, 3, 4, 5, 7 en 10 jaar; telkens vier vanaf de leeftijden van 6 en 8 jaar, twee vanaf de leeftijd van 9). Zij vertelden dat zij gedurende 1 tot 14 jaar aan het alcoholprobleem van hun vaders blootgesteld werden (het gemiddelde bedroeg 6,63 jaar, [SD 4,46]). Voor de 18 kinderen en jongeren wiens moeder een alcoholprobleem had zegden de jongeren dat het drankgedrag van hun moeder voor hen een probleem was sinds hun gemiddelde leeftijd van 10,18 (SD 3,88). 8 van 18 kinderen zegden dat het drankgedrag van hun moeder een probleem geweest was voor hen sinds de leeftijd van 10 jaar of jonger (telkens een vanaf de leeftijden van 3, 4, 5, 7, 8 en 10 jaar; twee vanaf de leeftijd van 9). Zoals dit ook het geval is voor het drankgedrag van de vader, zegden de jongeren dat zij gedurende 1 tot 14 jaar aan het alcoholprobleem van hun moeders blootgesteld werden (hoewel het gemiddelde lichtjes lager lag: 5,35 jaar, (SD 3,77). De kinderen en de jongeren kregen een aantal vragen over hun ervaringen in de voorbije 12 maanden. 39 van de 45 kinderen en jongeren zegden (op een schaal van 5 van ‘nooit’ tot '(bijna) altijd)’, dat er bij hun thuis sprake was van een ernstig alcoholprobleem van hun vader of moeder – de vaders: 1 x soms; 9 x dikwijls; 11 x (bijna) altijd; moeders: 1 x soms; 5 x dikwijls; 12 x (bijna) altijd.
3
Zoals hierboven beschreven hadden alle kinderen en jongeren minstens een ouder (of ouderfiguur, zoals een stiefvader, etc.) meteen
ernstig bekend alcoholprobleem. Voor de recrutering begonnen wij met de informatie van de samenwerkende instelling gespecialiseerd in ouders met alcoholproblemen, maar dit werd ook tijdens het intervieuw gecontroleerd, en werd beoordeeld met een score van 5+ op de Onderzoekstest van kinderen van ouders met alcoholverslaving (CAST) en dat zij de voorbije 12 maanden actief gedronken hadden.
28
23 van de 45 kinderen en jongeren zegden (met behulp van dezelfde schaal van 5) dat hun moeder of vader, of beide, al dronken naar huis kwamen - vaders: 3 x soms; 8 x dikwijls; 6 x (bijna) altijd; moeders: 1 x soms; 2 x dikwijls; 3 x (bijna) altijd. 35 van de 45 kinderen en jongeren zegden (opnieuw met behulp van dezelfde schaal van 5) dat hun moeder of vader, of beide zeer dronken naar huis kwam (bijvoorbeeld moeilijkheden bij het spreken, problemen tijdens het gaan of omvallen) - vaders: 4 x soms; 7 x dikwijls; 9 x (bijna) altijd; moeders: 5 x soms; 5 x dikwijls; 5 x (bijna) altijd.
Zoals uitgelegd in deel 4.2.3, werd een gewijzigde versie van de CAST (Onderzoekstest van kinderen van ouders met alcoholverslaving) in deze studie gebruikt. 30 van de vaders van deze kinderen en jongeren 4
haalden een score van meer dan 5 op deze schaal. Van deze 30 vaders, bedroeg hun gemiddelde score 5
voor 29 thema's van de CAST 16,80 (SD 5,21, van 7-27). 19 van de moeders van deze kinderen en jongeren haalden een score van meer dan 5 op deze schaal. Van deze 19 moeders bedroeg de gemiddelde score voor 29 punten van de 20,42 (SD 6,40, van 12-29).
De vragen geven een nuttige bevestiging van het feit dat de ouders in deze studie een ernstig alcoholprobleem hadden, en staan toe om een beter inzicht te krijgen in de huidige ervaringen van deze jongeren, zoals getoond in Tabel 4. Tabel 4:
De 29 punten van de gewijzigde CAST gebruikt in ALVI-T (alleen voor vaders (n=30) en moeders (n=19) met een CAST score van 5+)
Heb je ooit gewenst dat een ouder zou stoppen met drinken?
Aantal uit 30 (en %) dat 'ja' zegt voor het punt voor ’Vader’ 28 (93%)
No. out of 19 (en %) dat 'ja' zegt voor het punt voor ’Moeder’ 19 (100%)
Heb je ooit gedacht dat een van de ouders een drankprobleem had?
26 (87%)
17 (90%)
Heb je ooit gehoord dat je ouders vochten wanneer een van hen dronken was?
26 (87%)
16 (84%)
Heb je je ooit alleen, angstig, zenuwachtig, kwaad of gefrustreerd gevoeld omdat een ouder niet in staat was om met drinken te stoppen?
26 (87%)
15 (79%)
Heb je ooit gedacht dat een ouder een alcoholist was?
26 (87%)
15 (79%)
Heb je ooit gewenst dat je thuis zoals dat van je vrienden was die geen ouder met een drankprobleem hebben?
25 (83%)
18 (95%)
Heb je je ooit zorgen gemaakt over de gezondheid van een ouder omwille van zijn of haar alcoholgebruik?
24 (80%)
18 (95%)
Heb je ooit een ouder zijn of haar drankgedrag kwalijk genomen?
24 (80%)
17 (90%)
4
Het gemiddelde in de originele, 30 punten bevattende schaal was 6. Wij gebruikten een gewijzigde schaal van 29 punten, met een gemiddelde van 5. Onze gewijzigde versie beoordeelde dus elke ouder afzonderlijk. 5 Hoewel 19 kinderen boven het gemidddelde scoorden, voldeed een van hen niet aan het andere criterium van actief drinken tijdens de voorbije 12 maanden.
29
Aantal uit 30 (en %) dat 'ja' zegt voor het punt voor ’Vader’ 22 (73%)
No. out of 19 (en %) dat 'ja' zegt voor het punt voor ’Moeder’ 17 (90%)
Denk je dikwijls aan het probleem van het drankgedrag van een ouder of aan de moeilijkheden die door zijn of haar drankzucht ontstaan?
21 (70%)
17 (90%)
Heb je ooit een van je ouders aangemoedigd om met drinken te stoppen?
20 (67%)
18 (95%)
Heeft een ouder ooit tegen je of tegen een ander familielid geschreeuwd of jou of een ander familielid geslagen wanneer hij of zij dronk?
20 (67%)
13 (68%)
Heb je ooit gevreesd dat je ouders zouden scheiden of uit elkaar zouden gaan omwille van het alcoholmisbruik van je vader of je moeder? (Of, indien de ouders gescheiden of uit elkaar zijn, denk je dat deze scheiding te wijten is aan de alcoholproblemen van je ouders).
20 (67%)
13 (68%)
Heb je ooit gewenst dat je met iemand zou kunnen spreken die de met alcohol verbonden problemen in je familie begrijpt en je zou kunnen helpen?
19 (63%)
15 (79%)
Heb je ooit ruzie gemaakt of gevochten met een ouder wanneer hij of zij aan het drinken was?
18 (60%)
18 (95%)
Heb je ooit je slaap gelaten omwille van de drankproblemen van een ouder?
17 (57%)
12 (63%)
Heeft een ouder je ooit beloftes gedaan die hij of zij niet kon nakomen omwille van het drinken?
16 (53%)
12 (63%)
Ben je ooit betrokken geweest als toeschouwer in een ruzie of een gevecht tussen je drinkende vader of je drinkende moeder en je andere ouder?
16 (53%)
10 (53%)
Heb je ooit een ander familielid beschermd tegen een ouder die aan het drinken was?
15 (50%)
12 (63%)
Heb je je ooit ziek gevoeld, gehuild, of een “knoop” in je maag omdat je je zorgen maakte over het drinkgedrag van een ouder?
14 (47%)
16 (84%)
Heb je je ooit teruggetrokken uit of activiteiten en vrienden vermeden omdat je beschaamd was over het drankprobleem van een ouder?
14 (47%)
10 (53%)
Ben je ooit niet naar huis gegaan om de drinkende ouder of de reactie op het drinken van de andere ouder te vermijden?
13 (43%)
11 (58%)
Heb je ooit gevoeld dat een ouder met een drankprobleem niet van je hield?
13 (43%)
9 (47%)
Heb je ooit gedreigd om van huis weg te lopen omwille van het drankgedrag van een ouder?
9 (30%)
11 (58%)
Heb je je ooit verantwoordelijk en schuldig gevoeld voor het drankgedrag van een ouder?
8 (27%)
12 (63%)
Heb je ooit de taken uitgevoerd bij je thuis die normaliter gedaan werden door een ouder voordat hij of zij het drankprobleem ontwikkelde?
8 (27%)
19 (53%)
Heb je je ooit zelf de schuld gegeven voor het drankgedrag van een ouder?
6 (20%)
9 (47%)
Heb je ooit de drang gevoeld om een fles alcohol van een ouder te verbergen of leeg te maken?
30
Aantal uit 30 (en %) dat 'ja' zegt voor het punt voor ’Vader’ 5 (17%)
No. out of 19 (en %) dat 'ja' zegt voor het punt voor ’Moeder’ 7 (37%)
Heb je ooit met je broers of zussen gevochten omwille van het drankgedrag van een ouder?
5 (17%)
1 (5%)
Gemiddelde aangevinkte punten
16.80 Vader
20.42 Moeder
Heb je ooit gevoeld dat hij een ouder ertoe aangezet hebt om te drinken?
Het is duidelijk dat de jongeren die wij ondervraagd hebben een groot aantal negatieve ervaringen opgedaan hebben, en dat zij ook een groter aantal negatieve ervaringen zouden opgedaan hebben indien zij een moeder met een drankprobleem gehad zouden hebben in plaats van een vader met een drankprobleem. Verder vinkte voor alle, behalve vier van deze punten in Tabel 4, een groter percentage van deze jongeren elke ervaring aan indien hun moeder het probleem gehad zou hebben in plaats van hun vader.
5.2
Stresserende ervaringen in verband met agressie en geweld
Het is duidelijk dat een aantal punten in Tabel 4 betrekking hebben op agressie en geweld. ‘Heb je ooit ruzie gemaakt of gevochten met een ouder wanneer hij of zij aan het drinken was?’, ‘Heeft een ouder ooit tegen jou of tegen andere familieleden geschreeuwd of geslagen wanneer hij of zij aan het drinken was? , ‘Heb je ooit met je broers of zussen gevochten omwille van het drankgedrag van een ouder? ‘, ‘Heb je ooit je ouders horen vechten wanneer een van hen dronken was?’, ‘Heb je ooit een ander familielid beschermd tegen een ouder die aan het drinken was?’ en ‘Ben je ooit betrokken geweest als toeschouwer in een ruzie of een gevecht tussen je drinkende vader of je drinkende moeder en je andere ouder?’. Zoals blijkt uit Tabel 4, met praktisch al deze punten, vinkte een groot aantal en percentage van de jongeren deze punten aan.
Bovendien zegden 17 van de 45 (39.5%) kinderen dat zij bang geweest waren van hun vader omwille van zijn drankgedrag, en 6 van de 45 (14%) kinderen dat zij bang geweest waren van hun moeder omwille van haar drankgedrag. De enige jongeren die zegden dat zij bang geweest waren van hun ouder omwille van zijn of haar drinkgedrag waren de kinderen en jongeren wiens ouders een drankprobleem hadden: dit betekent dat 17 van de 30 (57%) met een vader met een alcoholprobleem zegden dat zij schrik gehad hadden van hun vader omwille van zijn drankgedrag, en dat 6 van de 19 jongeren (32%) met een moeder met een alcoholprobleem zegden dat zij schrik gehad hadden van hun moeder omwille van haar drankgedrag.
Zoals uitgelegd in deel 4.2.3 gebruikten we ook de Conflict Tactiek Schalen (CTS2-CA en CTSPC-CA) om agressie en geweld tussen ouders te onderzoeken, en tussen elke ouder en de betreffende jongere, en dit tijdens het voorbije jaar. De Conflict Tactiek Schalen verdelen agressie en geweld in verschillende categorieën (voor elke categorie wordt een of meer voorbeelden gegeven): psychologische agressie (beledigd of uitgescholden; vernietigd bezit van de ontvanger; bedreigd met slagen of andere gewelddaden), kleinere fysieke agressie (een oorveeg; een omgedraaide arm of aan het haar getrokken), ernstig fysiek geweld (een mes, pistool of wapen gebruikt; met een hard voorwerp geslagen; in elkaar geslagen), kleine
31
letsels (verstuiking, blauwe plek of kleine snede door de vechtpartij; lichaamspijn de volgende dag omwille van het gevecht), ernstig letsel (gebroken botten, een arts moeten opzoeken; bewustzijn verloren na een slag op het hoofd tijdens een gevecht). Deze categorieën worden gebruikt zowel voor geweld in de relatie van ouder-tot-ouder als voor geweld in de relatie ouder-tot-kind, behalve dat in geval van geweld van oudertot-kind de categorie ‘letsels' niet gebruikt wordt; in plaats daarvan is er een categorie extreme fysieke agressie door een ouder (rond de nek grijpen en door elkaar schudden, in elkaar slaan, zo hard mogelijk op de grond gooien, bedreiging met een wapen, opzettelijk verbranden). 6
Tabel 5 en 6 tonen het aantal en het percentage van gevallen waar jongeren agressie of geweld tussen of door hun ouders ondervonden. Tabel 5 toont de ervaringen tussen ouders, zonder dat er hier onderscheid gemaakt wordt of de ouder al dan niet een alcoholprobleem had), en in vergelijking met de resultaten van de vergelijkende groep show (het aantal gevallen was kleiner dan het totaal aantal in beide gevallen omdat enkel kinderen die samen met twee ouders geleefd hadden deze vragenlijst mochten invullen). Tabel 6 maakt een onderverdeling van deze resultaten op basis van het feit of de vader of de moeder die de agressie of het geweld veroorzaakte een alcoholprobleem had. Tabel 7 en 8 herhalen deze analyses, maar voor de relatie tussen elke ouder en het kind of de jongere.
Tabel 5 (beneden) toont dat zeer hoge percentages van de onderzochte groep met ouders met alcoholproblemen geweld rapporteerde tussen hun ouders, waardoor letsels veroorzaakt werden, of ernstige fysieke agressie tussen hun ouders, of ernstige psychologische agressie tussen hun ouders. De graad van geweld tussen ouders was soms extreem. Kinderen en jongeren rapporteerden geweld tussen hun ouders met ernstige letsels voor deze ouders, met inbegrip van ouders die het bewustzijn verloren omdat ze tijdens een gevecht met de andere ouder op hun hoofd geslagen werden, ouders die een arts moesten opzoeken omwille van een gevecht met de andere ouder, en ouders met gebroken botten door een gevecht met een andere ouder. Deze kinderen en jongeren rapporteerden ook andere ernstige fysieke vechtpartijen tussen hun ouders, met inbegrip van het feit dat hun ouder een mes of wapen gebruikte tegen de andere ouder, dat de ouder de andere ouder sloeg met een voorwerp dat hem of haar zou kunnen verwonden, dat de ouder de andere ouder duwde of tegen een muur gooide, of de andere ouder opzettelijk verbrandde. In veel andere gevallen rapporteerden de kinderen en jongeren eveneens aanzienlijke hoeveelheden minder ernstige fysieke bedreigingen en psychologische agressie tussen de twee ouders. Het is duidelijk dat geweld en agressie geen zelden gebeurtenis in deze families is.
Tabel 5 toont, in verbinding met de vergelijkende groep en voor alle categorieën, dat de relaties van de ouders waarin een ouder een alcoholprobleem had aanzienlijk hogere niveaus van alle vormen van agressie en geweld vertoonden. In de vergelijkende groep (hoewel de aantallen zeer klein zijn) zijn er weinig verschillen tussen agressies van vaders tegen moeders versus moeders tegen vaders. Het loont de moeite te benadrukken dat dit te wijten is aan het feit dat er meer vaders met alcoholproblemen in de vergelijkende groep zijn dan moeders met alcoholproblemen.
6
Omdat deze CTS tabellen verwarrend kunnen zijn bij het lezen, hebben wij een voorbeeld aan de onderkant van elke Tabel.
32
Inderdaad, uit Tabel 6, die deze resultaten meer gedetailleerd onderzoekt, blijkt dat het beeld complexer is, door in het algemeen een interactie te tonen tussen geslacht en alcoholproblemen. Mannen zonder alcoholprobleem, maar in relaties met vrouwen met alcoholproblemen schijnen inderdaad agressiever of gewelddadiger te zijn ten opzichte van hun echtgenotes dan vrouwen zonder alcoholproblemen in relaties met mannen met alcoholproblemen; maar mannen met alcoholproblemen schijnen niet agressiever of gewelddadiger te zijn ten opzichte van hun echtgenotes dan vrouwen met alcoholproblemen. Er is waarschijnlijk sprake van een geslachtsspecifieke relatie met betrekking tot geweld, en van een alcoholspecifieke relatie (Galvani, 2004, 2007a). Tabel 5:
De CTS2-CA: Agressie en geweld tussen mijn ouders in het laatste jaar (hoofdmonster versus vergelijkingsgroep)
De jongere ondervond tenminste
Monster met ouders met
een vorm van … tijdens de
alcoholproblemen (N=41)
Vergelijkend monster (N-9)
laatste 12 maanden: Schaal
Vader tegen
Moeder tegen
Vader tegen
Moeder tegen
moeder: aantal
vader: aantal
moeder: aantal
vader: aantal
(en %)
(en %)
(en %)
(en %)
Psychologische
Laag
37 (90%)
34 (83%)
5 (56%)
5 (56%)
agressie
Ernstig
20 (49%)
13 (32%)
2 (22%)
1 (11%)
Lichamelijk
Laag
22 (54%)
14 (34%)
1 (11%)
1 (11%)
geweld
Ernstig
15 (37%)
9 (22%)
0 (0%)
1 (11%)
13 (32%)
8 (20%)
0 (0%)
0 (0%)
Letsels
Voorbeeld: 54% van de ChAPAP zeggen dat zij tenminste een vorm van lage fysieke agressie door hun vader tegen hun moeder ondervonden hebben, tijdens de voorbije 12 maanden. Dit is een totaal van 22 ChAPAPS van 41 waarvan wij gegevens op deze schaal hebben.
33
Tabel 6:
De CTS2-CA: Agressie en geweld tussen mijn ouders in het voorbije jaar (vergelijking van vaders en moeders met en zonder alcoholproblemen)
De jongere ondervond tenminste
Voorbeeld met ouders met alcoholproblemen (N=41)
een vorm van … tijdens de laatste 12 maanden:: Schaal
Vader tegen moeder
Moeder tegen vader
Vader met
Vader zonder
Moeder met
Moeder zonder
alcohol-
alcohol-
alcohol-
alcohol-
probleem:
probleem:
probleem:
probleem:
aantal (en %)
aantal (en %)
aantal (en %)
aantal (en %)
(n=28)
(n=13)
(n=28)
(n=13)
Psychologische
Laag
26 (93%)
11 (85%)
15 (94%)
19 (76%)
agressie
Ernstig
16 (57%)
4 (31%)
7 (44%)
6 (24%)
Lichamelijk
Laag
14 (50%)
8 (62%)
9 (56%)
5 (20%)
geweld
Ernstig
11 (40%)
4 (31%)
5 (31%)
4 (16%)
7 (25%)
6 (46%)
6 (38%)
2 (8%)
Injuries
Voorbeeld: 56% van de ChAPAPs wiens moeder een alcoholprobleem heeft zeggen dat zij tenminste een vorm van lage fysieke agressie door hun moeder tegen hun vader ondervonden hebben, tijdens de voorbije 12 maanden. Dit is een totaal van 9 ChAPAPS van 16 die moeders met alcoholproblemen hebben. In termen van gewelddadige en agressieve incidenten die het meeste door kinderen over hun ouders op de CTS2-CA gemeld worden, waren de 10 meest frequente incidenten tussen vaders en moeders (met vaders als daders) als volgt (de rangschikking is gebaseerd op de som van de frequentie van elk indicatie voor n=41 gevallen; het percentage is gebaseerd op hoeveel kinderen dit een keer in de laatste 12 maanden ondervonden hebben):
Vader beledigde of vloekte tegen moeder. (score 1; 78%)
Vader schreeuwde tegen moeder. (score 2; 78%)
Vader liep uit de kamer of uit het huis tijdens een twist met moeder. (score 3; 63%)
Vader duwde moeder. (score 4; 46%) dezelfde score als:
Vader deed iets om moeder kwaad te berokkenen. (score 4; 40%)
Vader greep moede vast. (score 5; 44%)
Vader dreigde of moeder te slaan of iets naar moeder te gooien (score. (Rank 6; 32%)
Vader draaide moeders arm of haar om. (score 7; 24%) dezelfde score als:
Vader noemde moeder vet of lelijk. (score 7; 27%)
Moeder had een verstuiking, blauwe vlek of kleine snede wegens een gevecht met vader. (score 8; 29%)
De 10 meest frequente incidenten tussen vaders en moeders (met moeders als daders) waren de volgende: (de rangschikking is opnieuw gebaseerd op de som van de frequentie van elk incident voor n=41 gevallen; het percentage is gebaseerd op hoeveel kinderen dit tenminste een keer in de voorbije 12 maanden ondervonden):
Moeder schreeuwde tegen vader. (score 1; 71%)
Moeder beledigde of vloekte tegen vader. (score 2; 65%)
Moeder vluchtte uit de kamer of uit het huis tijdens een twist met vader. (score 3; 56%)
Moeder deed iets om vader te kwaad te berokkenen. (score 4; 35%)
Moeder duwde vader weg. (score 5; 28%)
Moeder dreigde om vader te slaan of om iets naar hem te gooien. (score 6; 22%)
Moeder gooide iets naar vader dat hem zou kunnen verwonden. (score 7; 25%)
Moeder draaide vaders arm om of trok aan zijn haar. (score 8; 13%) dezelfde score als:
Vader had een verstuiking, een blauwe plek of kleine sneden omwille van een gevecht met moeder. (score 8; 17%) dezelfde score als:
Moeder greep vader vast. (score 8; 17%)
Met Tabel 7 en 8 is het duidelijk dat de niveaus van geweld en ernstige agressie van ouders tegen kinderen veel lager waren dat tussen de ouders, hoewel de niveaus van psychologische agressie (zoals beledigd of uitgescholden worden, vernielde voorwerpen, bedreigd worden) nog altijd zeer hoog waren. Hoewel de niveaus van geweld lager waren, lagen ze wanneer ze gebeurden nog altijd tamelijk hoog. Sommige kinderen rapporteerden extreem fysiek geweld door hun ouders, met één geval dat zegde dat 'Vader mij rond de nek gegrepen en hard kneep’ een keer het voorbije jaar, en ook dat zijn/haar ‘Vader mij in elkaar geslagen had door zo hard mogelijk op mij in te slaan’ twee keer het voorbije jaar. Een ander geval rapporteerde dat zijn/haar ‘ Vader mij met een wapen, bijvoorbeeld een mes, een fles, een stoel bedreigd had’ 3-5 keer het voorbije jaar. Nog een ander geval rapporteerde dat zijn/haar ‘Vader mij opzettelijk verbrand had’. Andere verklaringen waren ‘Vader (of moeder) sloeg mij met een vuist of sloeg hard op mij in’ of ‘Vader (of Moeder) sloeg mij op een deel van mijn lichaam met zoiets als een riem, haarborstel, stok of een hard voorwerp’ of ‘Vader (of moeder) gooide of sloeg mij op de grond'. Veel kinderen rapporteerden kleine fysieke agressie door hun ouders, met inbegrip van ‘Moeder (of vader) schudde mij door elkaar’, ‘Moeder (of vader) sloeg mij in mijn gezicht of hoofd of oren’, ‘Moeder (of vader) kneep mij’ of ‘Moeder (of vader) sloeg mij op mijn gezicht of hoofd of oren’. Er was ook aanzienlijke psychologische agressie door hun ouders, met inbegrip van ‘Vader (of moeder) schreeuwde tegen mij’, ‘Vader (of moeder) vloekte of schold mij uit’, ‘Vader (of moeder) zei dat zij of hij mij uit het huis zou gooien), 'Vader (of moeder) dreigde om mij te slaan, maar deed het niet), en 'Vader (of moeder) noemde mij stom of lui of schold mij op een andere manier uit’.
Uit Tabel 7 blijkt opnieuw, in verband met de vergelijkende groep en voor alle categorieën, dat de ouderrelatie waarin een ouder een alcoholprobleem had aanzienlijk hogere niveaus van alle vormen van agressie en geweld tegen het kind vertoonde. Zoals dit ook het geval is met het ouder-ouder geweld, en met het ouder tegen kind geweld en agressie – in de vergelijkende groep (hoewel de aantallen zeer klein zijn) zijn er weinig verschillen tussen agressie van vaders tot moeders versus moeders tot vaders. In het voorbeeld met ouders met drankproblemen schijnt het echter alsof er meer geweld is (hoewel niet meer psychologische agressie) van vaders tot minderen in tegenstelling tot moeders tot kinderen .
35
Tabel 7:
De CTSPC-CA: Agressie en geweld tussen mijn ouders en mij in het voorbije jaar (hoofdvoorbeeld versus vergelijkingsgroep)
De jongere ondervond
Voorbeeld met ouders met
tenminste een vorm van …
alcoholproblemen
Vergelijkingsvoorbeeld
tijdens de laatste 12 maanden: Schaal
Vader tegen
Moeder tegen
Vader tegen
Moeder tegen
kind: aantal (en
kind: aantal (en
kind: aantal (en
kind: aantal (en
%) (n=42)
%) (n=43)
%) (n=9)
%) (n=12)
Psychologische agressie
31 (74%)
31 (72%)
5 (56%)
7 (58%)
Lichamelijk
Laag
20 (48%)
15 (35%)
3 (33%)
3 (25%)
geweld
Ernstig
9 (21%)
6 (14%)
0 (0%)
0 (0%)
Extreem
5 (12%)
4 (9%)
0 (0%)
0 (0%)
Voorbeeld: 21% van ChAPAPs zeggen dat zij tenminste een vorm van ernstig lichamelijk geweld ondervonden hebben door hun vader tegen henzelf, in de voorbije 12 maanden. Dit is een totaal van of 9 ChAPAPS van de 42 waarvoor wij gegevens hebben met betrekking tot hun vaders. Tabel 8:
De CTSPC-CA: Agressie en geweld tussen mijn ouders en mij in het voorbije jaar (vergelijking van vaders en moeders met en zonder alcoholproblemen)
De jongere ondervond
Voorbeeld met ouders met alcoholproblemen
tenminste een vorm van … tijdens de laatste 12 maanden: Schaal
Vader tegen kind (n=42)
Moeder tegen kind (n=43)
Vader met
Moeder met
Vader zonder
Moeder zonder
alcoholprobleem alcoholprobleem alcoholprobleem alcoholprobleem (n=29)
(n=13)
(n=18)
(n=25)
Psychologische agressie
23 (79%)
8 (62%)
15 (83%)
16 (64%)
Lichamelijk
Minor
16 (55%)
4 (31%)
7 (39%)
8 (32%)
geweld
Severe
6 (21%)
3 (23%)
6 (33%)
0 (0%)
Extreem
4 (14%)
1 (8%)
3 (17%)
1 (4%)
Voorbeeld: 33% van teef ChAPAPs wiens moeder een alcoholprobleem heeft zeggen dat zij tenminste een vorm van ernstig lichamelijk geweld door hun moeder tegen henzelf ondervonden hebben, tijdens de voorbije 12 maanden. Dit is een totaal van 6 ChAPAPS van de 18 met moeders met alcoholproblemen. Deze relaties veranderen opnieuw wanneer ze meer gedetailleerd onderzocht worden in Tabel 8. In het algemeen vertonen vaders zonder alcoholprobleem maar in relaties met moeders mét alcoholproblemen gelijkaardige niveaus van agressie en kleine gewelddaden tegen hun kinderen dan moeders met alcoholproblemen in relaties met vaders met alcoholproblemen, maar deze vaders vertonen ernstigere en meer extreme gewelddaden tegen hun kinderen dan moeders (hoewel de aantallen zeer klein zijn). Vaders met alcoholproblemen schijnen niet meer neiging te vertonen om agressief of gewelddadig tegen hun kinderen te zijn dan moeders met alcoholproblemen.
Wij hebben opnieuw de meest frequent gerapporteerde geweld- en agressiviteitincidenten van ouders tegen de kinderen, zoals getoond door de CTSPC-CA. De 7 meest frequente incidenten tussen vaders en kinderen
waren als volgt (de rangschikking is gebaseerd op de som van de frequentie van elk incident voor n=42 gevallen; het percentage is gebaseerd op hoeveel kinderen dit probleem in de voorbije 12 maanden ondervonden):
Vader schreeuwde tegen mij. (score 1; 71%)
Vader noemde mij dom of lui of iets gelijkaardigs. (score 2; 52%)
Vader schold me uit. (score 3; 48%)
Vader schudde mij door elkaar. (score 4; 33%)
Vader dreigde mij buiten te gooien, maar deed het niet. (score 5; 32%)
Vader sloeg mij op de hand, arm of been. (score 6; 24%) dezelfde score als:
Vader sloeg mij op mijn gezicht, hoofd of oren. (score 6; 21%)
De 5 meest frequente incidenten tussen moeders en kinderen waren als volgt: (de rangschikking is opnieuw gebaseerd op de frequentie van elk incident voor n=43 gevallen; het percentage is gebaseerd op hoeveel kinderen dit probleem in de voorbije 12 maanden ondervonden):
Moeder schreeuwde tegen mij. (score 1; 61%)
Moeder noemde mij dom of lui of iets gelijkaardigs. (score 2; 49 %)
Moeder schold me uit. (score 3; 35%)
Moeder dreigde mij weg te sturen of buiten te gooien. (score 4; 23%)
Moeder sloeg mij op de hand, arm of been. (score 5; 19%)
Hoewel extreem fysiek geweld tegen kinderen niet courant was (12% van de vaders, 9% van de moeders), dan hadden deze daden wanneer ze gebeurden belangrijke effecten. Bijgevolg vertelden twee kinderen ons dat zij gewond waren geraakt tijdens gevechten met hun ouders waardoor zij niet in staat waren normale activiteiten uit te voeren, of waardoor ze door een arts behandeld moesten worden, en voor een van deze kinderen gebeurde dit 3 tot 5 keer in de voorbije 12 maanden. Tien kinderen vertelden ons dat zij vorig jaar betrokken waren in fysieke gevechten met hun ouders met zo'n intensiteit dat ze de volgende dag nog altijd pijn hadden. Voor drie van deze kinderen gebeurde dit een keer het voorbije jaar, maar anderen rapporteerden dit veel regelmatiger - vier van hen zegden dat dit 3-5 keer in het voorbije jaar gebeurde, en twee anderen dat dit veel frequenter was. Drie kinderen zegden dat zij vorig jaar in bed tenminste een halve dag in bed moesten blijven omwille van de letsels die zij tijdens een fysiek gevecht met een ouder hadden opgelopen ; zeven kinderen misten tenminste een dag op school voor dezelfde reden (voor twee kinderen gebeurde dit 3-4 5 keren in het voorbije jaar); en negen kinderen zegden ons dat zij tenminste een dag met andere activiteiten zoals sport of hobby's moesten missen omwille van de effecten van een fysiek gevecht met een ouder. Er waren ook zeer hoge percentages van kinderen die lichte (48% van de vaders, 35% van de moeders), en ernstige (respectievelijk 21% en 14%) fysieke aanrandingen rapporteerden.
Het is dus duidelijk dat aanzienlijke agressie en tamelijk aanzienlijk geweld gerapporteerd werden in de families van deze kinderen en jongeren; zowel tussen ouders onderling als door een van de twee ouders tegen de kinderen.
37
5.3
Belasting: effecten en ’symptomen’
De resultaten in de twee subgroepen hierboven tonen aan dat deze kinderen en jongeren zeer veel negatieve ervaringen met betrekking tot het drankgedrag van hun ouders hadden opgedaan: gemiddeld gezien was het drinken van de ouders gedurende lange tijd een probleem, werd er aanzienlijk gedronken in de familie en kwamen de ouders al in dronken staat thuis, en wanneer dronken de ouders negatieve tekens van dit dronkenschap vertoonden (lallende tong, moeilijkheden tussen het gaan, vallen, etc.). Zij tonen ook dat er een aanzienlijke mate van agressie en geweld was binnen de families van deze kinderen was, waarvan sommige gevallen tamelijk ernstig. Welke effecten had deze opgroeiende kinderen?
Dit werd op verschillende manieren onderzocht. In de eerste plaats werd het Achenbach Jongerenrapport (YSR 11-18; Achenbach & Rescorla, 2001) gebruikt. Hier worden 101 probleemgevallen in 8 schalen onderverdeeld worden: isolatie/depressie, somatische klachten, angst/depressie, sociale problemen, geheugenproblemen [de Duitse versie noemt deze subschaal ‘schizofrene en compulsieve symptomen’] en aandachtproblemen, en ook 2 algemene groepen: intern gedrag, extern gedrag; en een totaal. Al deze schalen en subschalen hebben normen (verschillend van land tot land) met scores die een normaal gedrag of klinische limiet- of klinische probleemniveaus vertonen. Er werden verschillende passende normen gebruikt (indien zij bestonden) voor elk van de landen waar wij gegevens verzamelden. Zoals getoond in Tabel 9 ontdekten wij dat 6 van deze kinderen en jongeren totale scores hadden die hen binnen het ‘Klinische Limiet’ situeerden, en nog eens 10 vielen binnen het ‘Klinische probleemniveau’: in al deze gevallen bereikten 16 van 45 kinderen, zijnde 36%, ‘Klinische limiet’ of ‘Klinische niveaus. (Zoals we zullen zien op basis van Tabel 9 bereikten kinderen in sommige gevallen 'Klinische limiet’ op zeer individuele subschalen, maar wanneer deze opgeteld werden om de algemene schalen te vormen, dan vielen deze kinderen binnen het 'Klinische niveau). Tabel 9 toont ook dat ongeveer gelijkaardige percentages jongens en meisjes het klinische niveau zowel voor subschalen als voor de totale problemen bereikten, maar dat een hoger percentage meisjes dan jongens de klinische limieten bereikten.
38
Tabel 9:
Resultaten van het Achenbach Jongerenrapport: problemen waarmee kinderen en jongeren worstelen die in families leven met ouders met problemen met alcohol en geweld (N=45)
Aantallen (in %) van kinderen binnen de ’Klinische limiet’, en binnen het ’Klinische niveau’, voor elke subschaal, voor de interne en externe gedragsschalen, en voor Totale Problemen, en per geslacht Klinische limiet
Klinisch niveau
Jongens
Meisjes
Totaal
Jongens
Meisjes
Totaal
(n=16)
(n=29)
(N=45)
(n=16)
(n=29)
(N=45)
INTERN GEDRAG
0
5 (17%)
5 (11%)
4 (25%)
6 (21%)
10 (22%)
Angstig/depressief
2 (13%)
4 (14%)
6 (13%)
0
1 (3%)
1 (2%)
Sociale uitsluiting
2 (13%)
4 (14%)
6 (13%)
1 (6%)
2 (7%)
3 (7%)
Somatische klachten
0
5 (17%)
5 (11%)
3 (19%)
0
3 (7%)
EXTERN GEDRAG
2 (13%)
6 (21%)
8 (18%)
3 (19%)
4 (14%)
7 (16%)
Regelbrekend gedrag
0
3 (10%)
3 (7%)
1 (6%)
2 (7%)
3 (7%)
0
2 (7%)
2 (4%)
3 (19%)
0
3 (7%)
Sociale problemen
0
1 (3%)
1 (2%)
1 (6%)
2 (7%)
3 (7%)
Geheugenproblemen
0
3 (10%)
3 (7%)
1 (6%)
2 (7%)
3 (7%)
Problemen met aandacht
2 (13%)
4 (14%)
6 (13%)
1 (6%)
2 (7%)
3 (7%)
TOTAAL
1 (6%)
5 (17%)
6 (13%)
4 (25%)
6 (21%)
10 (22%)
Agressief gedrag ANDERE SUBSCHALEN
1
1
Drie verdere subschalen worden niet in de twee schalen geïntegreerd (intern gedrag, extern gedrag) hoewel zij wel opgenomen zijn in de Totale Score. Wij gebruikten het Jongerenrapport (YSR 11-18) én we stelden een aantal bijkomende vragen. 13 van de 45 kinderen en jongeren (29%) antwoordden dat zij contact gehad hadden met Mentale Gezondheidsdiensten (bijvoorbeeld dat zij een psycholoog, een psychotherapeut, een psychiater of een raadgever opgezocht hadden, of dat zij medicatie genomen hadden wegens een mentaal gezondheidsprobleem). 7 van hen had iemand in het verleden opgezocht; 6 stonden nog altijd onder behandeling. Het is duidelijk dat ongeveer een derde van deze kinderen en jongeren aanzienlijke problemen hadden, zoals blijkt uit het Jongerenrapport en uit hun contact met mentale gezondheidsdiensten. Wij vroegen hen ook naar hun actueel alcohol- en drugsgebruik, én misbruik. 5.3.1
Alcohol
27 van 45 (60%) had de voorbije 6 maanden alcohol gedronken (50% van de jongens en 66% van de meisjes). Deze groep bevatte een van de zes kinderen van 12 jaar (17%); maar het ging voornamelijk om kinderen van 14 jaar en ouder (0% 13-jarigen, 60% 14-jarigen, 75% 15-jarigen, 83% 16-jarigen, 75% 17jarigen en 100% 18-jarigen. Van deze 27 jongeren die alcohol drinken verklaarde niemand dat hij of zij elke dag dronk, en slechts eentje zei dat zij verschillende keren per week dronk - alle anderen (26 van 27) zegden dat zij dronken met een
frequentie gelegen tussen wekelijks en maandelijks. Bijgevolg kwam dronkenschap zelden voor: deze jongeren vertelden ons dat zij zeer dronken werden (lallende tong, moeilijkheden bij het lopen, overgeven) gemiddeld 1,27 keer in de voorbije 6 maanden (gemiddelde 0,0, SD 2,26). 14 van de 27 kinderen en jongeren zegden dat zij de voorbije 6 maanden nooit gedronken hadden, en 6 van de 27 dat dit een keer gebeurd was. Nog eens 6 jongeren verklaarden dat zij de voorbije 6 maanden 2 tot 10 keer dronken geweest waren. Deze 27 jongeren vertelden dat ze begonnen te drinken op een gemiddelde leeftijd van 13,75 jaar (gemiddelde 14, SD 2,11) en hoewel een jongere zei dat hij begon te drinken op de leeftijd van 7 en een andere op de leeftijd van 10 jaar, begonnen alle anderen op de leeftijd van 13 jaar of ouder (3 op de leeftijd van 13, 7 op de leeftijd van 14, 4 op de leeftijd van 15, 6 op de leeftijd van 16).
5.3.2
Drugs
4 van de 45 jongeren (leeftijd 14, 16, en 17) had de voorbije 6 maanden cannabis/hasj/marihuana gebruikt. Iedereen gebruikte deze drug minder dan een keer per week, en twee minder dan een keer per maand. Twee van hen starten cannabis te gebruiken op de leeftijd van 13 jaar, en twee andere op de leeftijd van 16 jaar. Slechts een jongere had een niet-legale drug gebruikt die geen cannabis was.
5.4
Ermee omgaan
We onderzochten hoe kinderen met deze stress en belastingen omgingen, door middel van KIDCOPE, een checklijst voor zelfrapporten (Spirito et al., 1988; Pretzlik & Sylva, 1999; Rathner & Zangerle, 1996) die het kind verplicht om na te denken over zijn of haar specifieke situatie en om te beoordelen hoe zij met deze situatie zijn omgegaan. De 15 verklaringen op de checklijst genereren 10 strategieën. De verklaringen en strategieën worden getoond in Tabel 10. Het kind beoordeelt zowel het gebruik, als de ondervonden doeltreffendheid (indien gebruikt) van elke strategie.
Onze deelnemingscriteria betekenden dat alle kinderen en jongeren die we ondervroegen de ervaring hadden van een ouder met een alcoholprobleem, en al deze kinderen en jongeren vulden KIDCOPE in. Zoals hierboven vermeld, hadden bijna alle kinderen de ervaring gehad van een aanzienlijke agressie binnen hun familie. Wij bepaalden uit hun antwoorden op onze vragen dat in 23 van deze 45 gevallen de agressie een drempel voor geweld binnen de familie bereikte, en voor deze 23 gevallen vroegen we aan de kinderen om KIDCOPE een tweede keer in te vullen in verband met de manier hoe zij met geweld in de familie omgingen.
Bijna al deze punten en strategieën werden door deze kinderen en jongeren goed toegepast. Tabel 10 geeft ook de scores van de 10 strategieën (in verband met alcoholproblemen van kinderen) en toont de score van de doeltreffendheid voor de strategieën die elk kind toepaste.
Het is interessant (en zeer positief) dat de meerderheid van de meest gebruikte strategieën ook de meest doeltreffende strategieën waren (Sociale steun, probleem oplossen, emotionele regeling en afleiding; en de minst frequent toegepaste strategieën werden in het algemeen als de minst doeltreffende beoordeeld (zelfkritiek, berusting en anderen de schuld geven). Wishful thinking (‘rangschikking van de doeltreffendheid’ 40
in cursief in Tabel 10) was de enige strategie met een hoge frequentie, maar die als relatief ondoeltreffend beschouwd werd.
41
Tabel 10: De 15 verklaringen en daaruit resulterend de 10 strategieën gebruikt in KIDCOPE, met rangschikking van ‘Gebruiksfrequentie’ en ‘Geschatte doeltreffendheid indien de strategie gebruikt werd’ van de strategieën gebruikt door deze kinderen en jongeren in hun relatie met het alcoholprobleem van hun ouders Verklaringen
Strategieën
Frequentie
Doeltreffendheid indien gebruikt
ik probeer mij beter te voelen door tijd te
Sociale steun
Plaats 1
Plaats 1
Wishful thinking
Plaats 2
Plaats 6
ik probeer om het probleem op te lossen
Probleem
Plaats 3
Plaats 2
door over antwoorden na te denken
oplossen
Plaats 4
Plaats 4
verbrengen met anderen zoals familieleden, bekenden of vrienden ik wou dat het probleem nooit gebeurd was ik wou dat de dingen anders konden zijn
ik probeer het probleem op te lossen door er iets aan te doen of door er met anderen over te spreken ik schreeuw, word kwaad
Emotionele
ik probeer kalm te worden
regeling
ik probeer het te vergeten
Afleiding
Plaats 5
Plaats 3
Sociale uitsluiting
Plaats 6
Plaats 7
ik probeer de goede kant van de dingen te
Cognitieve
Plaats 7
Plaats 5
zien
reconstructie
ik geef iemand de schuld voor het
Anderen de
Plaats 8
Plaats 8
probleem
schuld geven
ik doe niets omdat het probleem niet
Berusting
Plaats 9
Plaats 10
Zelfkritiek
Plaats 10
Plaats 9
ik doe iets zoals naar tv kijken of een spelletje spelen om het te vergeten ik blijf op mijn eigen ik blijf rustig met het probleem
opgelost kan worden ik geef mijzelf de schuld voor het probleem
Toen KIDCOPE een tweede keer gebruikt werd om te onderzoeken hoe men met het geweld in de familie kan omgaan waren de resultaten extreem gelijkaardig, hoewel deze keer wishful thinking (beide thema’s) de meest frequente tactiek was, met sociale steun als de derde meest gebruikte strategie. Hoewel anderen de schuld geven niet dikwijls gebruikt werd, werd dit meer gebruikt als een strategie met betrekking tot agressie binnen de familie dan voor alcoholproblemen, en cognitieve reconstructie (proberen de goede kant van dingen te zien) was de strategie die het minste gebruikt werd wanneer het om geweld in de familie ging. Samenvattend werd een aantal strategieën toegepast door deze kinderen en jongeren om met hun ervaring van alcoholproblemen en hiermee verbonden agressie en geweld binnen de familie in het reine te komen. 42
Een van de meest gebruikte strategieën voor beide ervaringen was de sociale steun (“Ik probeer mij beter te voelen door tijd te verbrengen met anderen zoals familie, leeftijdsgenoten of vrienden”) en dit werd ook door de jongeren als een van de meest doeltreffende strategieën beschouwd. Een ander zeer courante strategie was wishful thinking ( “Ik wou dat het probleem nooit gebeurd was” of “Ik wou dat ik de dingen zou kunnen veranderen”), maar de jongeren rapporteerden ook dat deze strategie niet veel succes had. Andere, meer succesvolle strategieën die ook tamelijk dikwijls gebruikt werden om problemen op te lossen (vooral “Ik probeer de zaken op te lossen door iets te doen of door met iemand anders erover te praten”), ontspanning (voor “I kijk bijvoorbeeld naar tv of speel een spelletje om het te vergeten“), proberen de gevoelens onder controle te houden (“Ik probeer me te kalmeren“) en proberen “de goede kant van de zaken te zien “. We gebruikten de KIDCOPE vragenlijst en gelijktijdig spraken we in het algemeen met deze kinderen en jongeren over hoe ze met de situatie omgingen. Uit deze commentaren wordt het duidelijk dat deze kinderen en jongeren zelden slechts een strategie gebruiken om met de problemen in het reine te komen – zij spraken dikwijls over een aantal verschillende strategieën die zij gebruikten. Sommige zaken die zij ons vertelden waren:
”Ik ga normaliter gewoon naar mijn kamer en blijf daar alleen, zelfs wanneer het gevecht en de ruzie gedaan zijn. Ik speel met mijn kat tot het tijd is om te eten. Dan zal papa wel in slaap zijn en kan ik TV kijken met mama. Soms huil ik mezelf in slaap en komt mama om me wakker te maken. Dit gebeurt dikwijls - ongeveer om de twee weken in de winter, maar minder in de zomer wanneer vader niet thuis is omwille van zijn werk.”
“Ik zet mijn leven gewoon verder, ik voel mij nooit heel goed en ik draag de problemen met me mee, maar ik ben dit leven gewoon …. Ik heb geleerd ermee om te gaan en ik ben veranderd, ben in staat om ermee te leven.”
“Ik ontspan naar mijn kamer, ik probeer op mijn computer te spelen of mijn huiswerk te doen (hoewel mijn concentratie verschrikkelijk is), ik ben triest, ik maak mij zorgen over mijn moeder en verwacht altijd ‘iets ergers’, ik kan de slaap niet vatten – en de volgende dag heb ik moeilijkheden om wakker te worden en naar school te gaan.”
“Ik ben triest, ik zit in mijn kamer, doe niets, ik val moeilijk in slaap, en wanneer ik slaap dan ben ik zee onrustig, met nachtmerries. Soms hoor ik stemmen die mij zeggen dat ik moet 'ontsnappen'. Ik voel me dikwijls zeer zenuwachtig en ik ben zeer kwaad en agressief op school.”
“Ik voel mij beschaamd en vernederd omwille van mijn vader, en ik maak mij zorgen om mijn broer - hij wordt zeer agressief wanneer hij betrokken wordt in de ruzies van onze ouders.”
“Normaliter verlaat ik het huis; maar toen ik jonger was speelde ik en stelde mij voor dat er niets aan de hand was.”
”Ik blijf in de mate van het mogelijke uit de weg. Wanneer zij naar mij schreeuwt schreeuw ik soms terug en scheld haar uit, zoals zij dit met mij doet, maar dit gebeurt niet al te dikwijls - alleen van tijd tot tijd.”
“Ik ween, ik bedreig mijn vader, ik probeer mijn moeder te beschermen … en dan ga ik weg, omdat al deze inspanningen geen enkel nut hebben!”
“Ik word kwaad, ik schreeuw, ik ga naar mijn kamer en ik ben triest, soms trek ik mij in mezelf terug om ruzie te vermijden. Wanneer ik mij ervan bewust wordt dat er een ruzie gaat gebeuren dan probeer ik
43
hen te stoppen; maar indien iedereen begint mij uit te schelden, dan ga ik naar mijn kamer en probeer mij te ontspannen door naar muziek te luisteren.”
“Ik kom soms tussen, door te schreeuwen, mijn moeder te beschermen, te huilen; het gebeurt meer dat ik naar een andere kamer ga, hoewel ik in dat geval altijd alert ben en luister.”
“Ik vernietig iets: ik gooi iets tegen een muur of een huis of een boom. Hierdoor voel ik mij vrij en bevrijd. Soms ga ik een wandeling maken: dan kan ik denken en proberen in het reine te komen met wat ik ervaren heb. Soms huil ik bij mijn vriendin thuis.”
“Ik voel mij beschaamd om met mensen te praten – vrienden, politie, eender wie.”
“Mijn vrienden kennen de basis van het probleem maar ik wil ze er niet teveel in betrekken - zij voelen zich niet op hun gemak en ik wil niet dat ze zich slechter voelen ... Ik ben sowieso een zeer gesloten persoon.”
”Ik vind het nuttig om met papa en mijn zus te praten, omdat zij dezelfde ervaringen gehad hebben en hij (mijn vader) mij gewoon wil helpen. Ik kan mij dus heel eenvoudig tot mijn vriend wenden. Mijn vriendinnen voelen zich echter niet op hun gemak, zij willen helpen maar slagen er niet int.”
”Wanneer ik kwaad ben probeert mijn vriend mij te kalmeren en controleert hij of ik ok ben. Wij spelen graag dezelfde spelletjes zoals ’x-box’ – hij helpt mij beter te voelen, vooral wanneer ik kwaad ben.”
”Ik praat met mijn tante, die luistert en mij kalmeert.”
”Mijn vriend vrolijkt mij op. En ik ken iemand die dezelfde ervaring opgedaan heeft, en dat is nuttig. En mijn leraar is opgeleid om mij te helpen - hij luistert en geeft raad, wat fantastisch is.”
”Ik heb toenadering tot mijn leraar gezocht, maar hij weet niet wat hij moet zeggen. Dat geldt ook voor mijn vriend - hij zegt dat hij het begrijpt maar weet niet echt hoe ik mij voel - hij heeft deze ervaring nooit opgedaan..”
”Mijn vriend ‘zorgt voor mij’, helpt mij met de zaken op school, etc. hij denkt eerst aan mij en probeert mij te kalmeren wanneer ik ruzie heb met mijn vader .” ”Ik maak een boksbal van een kussen en ik gebruik dit om mijn woede en frustratie af te rekenen.”
“Ik heb hulp gekregen van mijn raadgever op school, die goede voorstellen deed, zoals met mijn moeder of mijn verwanten praten of mijn vriend erin betrekken. Ik voel dat mijn consulent mij begrijpt.”
”Mij gewoon zeggen de kamer te verlaten helpt niet: ik wil dat zij mij begrijpen – en niet gewoon zeggen dat alles wel weer in rode zal komen. Ik weet dat dit nooit waar is - zelfs indien mijn mama zou stoppen met drinken. Ik ben altijd bezorgd. Het is nuttiger indien mijn vrienden niet proberen de zaken voor mij op punt te stellen.”
”Hoe meer over de zaak gesproken wordt, des te eenvoudiger wordt het - het is goed om alles eens van zich af te zetten.”
”Soms wens dat mijn mama terug naar de gevangenis zou gaan, omdat zij enkele weken niet meer dronk toen zij uit de gevangenis kwam..”
In het algemeen waren de meest frequente manieren van deze jongeren om met de zaak om te gaan de volgende: de kamer verlaten wanneer er een ruzie plaatsvindt (of soms het huis/het appartement verlaten), naar hun kamer gaan om naar muziek te luisteren, vrienden bezoeken, zichzelf in hun kamer opsluiten, uit woede huilen, of hun woede en frustratie botvieren door op iets te slaan.
44
Veel jongeren vertelden ons dat zij ermee in het reine kwamen door met anderen te praten, maar dat deze anderen zorgvuldig geselecteerd moesten worden. Voor velen ging het om een familielid of een vriend, en sommigen zegden hoe nuttig het was om met iemand te kunnen praten die dezelfde ervaring had. Het nut van deze methodes is afhankelijk van het feit of de jongeren anderen hadden die hen sociale steun gaven, zoals beneden besproken.
5.5
Steun
5.5.1
Steun in het algemeen
De kinderen en de jongeren werden in het algemeen gevraagd of zij iemand hadden tot wie zij zich konden wenden voor steun of comfort wanneer ze problemen hadden (bijvoorbeeld op school of in hun familie). Allen behalve een jongen zegden dat zij minstens één persoon hadden tot wie zij zich konden wenden, en 22 van hen hadden 3 of meer mensen tot wie zij zich konden wenden (gemiddeld aantal ‘supporters’ = 2,84). Bij deze mensen waren ouders of stiefouders, verwanten, grootouders, of andere familieleden (omen en tantes) en vrienden. Voor hen met meer dan een persoon werd gevraagd om de persoon te selecteren van wie zij het meest steun kregen. Hoewel alle types personen door tenminste een persoon gekozen werden als de personen die het meeste steun geve, werden de grootste groepen gevormd door de moeders (n=17) en vrienden (n=8). Hier was er sprake van grote verschillen qua geslacht: 56% van de jongeren kozen hun moeder als hun voornaamste persoon, in vergelijking met 28% van de meisjes die hun moeder kozen. Deze jongeren zagen in het algemeen behulpzame persoon elke dag (69%) of meerdere keren per week (11%), of tenminste een keer per week (9%). De jongeren kregen ook een list met dingen die sommige mensen geruststellend vinden (een speciaal voorwerp zoals een talisman, een geluksbrenger, een mooi spelletje, een huisdier, een dagboek; sommige verbeelding en dromen; en God/religie/bidden), en er werd hen gevraagd of een van deze hen comfort en steun gaf wanneer zij een probleem hadden of zich droevig voelden. 26 (58%) zegden dat een huisdier zeer of tamelijk belangrijk was, 19 (42%) zegden dat de fantasie zeer of tamelijk belangrijk was, volgens 16 (36%) was God/religie zeer of tamelijk belangrijk, voor 13 (29%) was dit een bijzonder voorwerp, en voor 4 (9%) was een dagboek zeer of tamelijk belangrijk.
5.5.2
Steun met betrekking tot alcohol- en geweldproblemen
Bijna alle kinderen en jongeren (42 van de 45) hadden met iemand over het alcoholprobleem van hun ouders gesproken, en zij spraken normaliter met meer dan een persoon (het gemiddelde aantal mensen waarmee over het alcoholprobleem gesproken was bedroeg 3,1 (SD 1,65), gaande van 1-7 mensen). Bij deze mensen waren de moeder van de jongere (in 19 gevallen), hun vader (in 13 gevallen), de stiefvader (2 gevallen), een zus (7), een broer (8), een grootouder (5), een vriend (26 gevallen), en verschillende professionelen (een leraar (4), een sportcoach (1), een huisarts (3)). De jongeren zegden dat het bijna altijd nuttig was om met elk van deze mensen te praten.
45
De meeste jongeren (17 van 23) die te lijden hadden onder geweld in de familie spraken met mensen over hun probleem. Bij deze mensen hoorden opnieuw hun moeder (10), vader (3), stiefvader (1), zus (4), broer (3), grootouder (4), vriend (7), af en toe een professioneel (een leraar (1) en een huisarts (1)). De jongeren spraken opnieuw met meerdere mensen over het geweld in de familie (tussen 1 en 7 mensen, met een gemiddelde van 2,8, SD 1,75), en de jongeren zegden opnieuw dat het in het algemeen nuttig was om met deze mensen over de problemen te spreken. Dit zijn enkele van de zaken die jongeren ons vertelden over dit probleem: ”Met een persoon waarmee ik praat – wat mij hieraan bevalt is het feit dat zij begrip toont, dat zij de twee kanten van de situatie kan zien en dat het eerlijk is wat zij zegt.” Veel mensen zegden positieve dingen over hun moeders of vaders (indien zij geen alcoholprobleem zouden hebben, met inbegrip van ”Zij zegt me niet alleen dat ik 'ermee moet door gaan', maar zij helpt op een praktische wijze. Zij geeft ook geld ... per slot van rekening is het gewoon een moeder!” ”Indien ik een probleem heb komt mijn moeder en praat met mij; indien ik met iemand ruzie gemaakt hebt, dan luistert mijn moeder naar mij. Mijn moeder zegt dat zij er voor mij is en dat ik met haar kan praten.” ”Mijn vader houdt van mij …. Hij stelt mij op mijn gemak en zegt dat het niet mijn schuld is …. we hebben plezier. We spreken over alles en nog wat. Wij praten over het alcoholprobleem van mijn moeder, en hij montert mij op wanneer er een probleem is of een ruzie met mijn moeder” ”Hij (vader) luistert naar alles wat ik te zeggen heb en is bezorgd om mij. Hij vroeg mij verder te gaan en bij hem te wonen omdat hij bezorgd was om mijn veiligheid. Hij maakt mij gelukkig.”
5.5.3
Wat heeft in het verleden geholpen
21 van de 45 (47%) kinderen en jongeren vertelden ons over dingen die het in het verleden geholpen hadden, en ook over de mensen die hierboven beschreven zijn. Veel kinderen en jongeren zegden dat zij ’van hun ervaring geleerd hadden’: ”Ik leerde uit ervaring – door kleine ruzies, ik heb geleerd dat ik mij boven deze zaken kan zetten. De consulent was niet zeer nuttig. Maar nu zit ik bij mijn familie en zet de dingen op een rij.” Ik praat met mijn oudere broer & zus – en ik kan bij hen blijven indien ik dit wens.” ”Ik sprak met mijn zus – we hadden hetzelfde gezichtspunt, we wisselende meningen uit en kwamen tot de conclusie dat het de schuld van alcohol was en niet de onze .” Ik schrijf in mijn dagboek.” ”Ik ga gewoon verder met mijn leven: er zijn ergere zaken in de wereld!”
Het was tamelijk courant jongeren te horen zeggen dat het nuttig was om met mensen met gelijkaardige problemen te praten: ”Door erover te praten, vooral met mensen die gelijkaardige ervaringen met hun families/ouders gehad hebben.” Soms spraken de jongeren over professionele hulp: ”Steun van welzijnsdiensten voor jongeren, advies met bettrekking tot de preventie van verslavingen, psychologen, school, sociale hulpverleners”. Anderen vermijden de situatie, letterlijk en figuurlijk ”Ik stap uit de situatie.” ”Ik vertrek bij mijn moeder en ga bij mijn stiefvader wonen: dit verbeterde de relatie en regelmatige telefoongesprekken zorgden niet voor
46
hetzelfde conflict en last als toen ik nog bij mijn moeder woonde..” ”Mijn vakantie – ik liet alles 3 weken in de steek en ging met mijn vader. Het was fantastisch”. ”naar muziek luisteren.” Met mijn kat spelen, luide muziek spelen, in mijn kamer dansen, gedichten schrijven, bidden, uitgaan tot ik gekalmeerd ben””.“Naar mijn grootouders gaan en voetbal spelen: omdat ik goed speel en omdat wanneer ik speel ik aan niets anders denk. Daarna voel ik mij tamelijk gelukkig, tenminste een tijdje.” Soms is het vermijden op zich beschadigend: ”Door mezelf te snijden. Het nam de stress weg, liet de stress wegvallen. Ik voelde mij toen goed.”
26 van de 45 kinderen en jongeren (58%) zegden dat zij minstens een persoon of een plaats kenden waar ze naartoe konden gaan, om hulp en advies te krijgen voor problemen in hun familie, of waar ze met iemand konden praten. Veel kinderen konden echter niet een persoon of plaats noemen, en de meeste konden er niet veel noemen - normaliter groepen voor 'kinderen van alcoholisten', soms een schoolconsulent of een arts of andere vrienden en familie. Sommigen zegden dat zij een telefonische hulplijn kenden, maar dat ze er geen gebruik van maakten. De kinderen zegden soms dat zij ook met de therapeut / consulent / arts van hun ouders konden praten. Zeer weinig kinderen, slechts van een of twee landen, vermelden gespecialiseerde professionele diensten voor de kinderen van probleemdrinkers.
5.5.4
Wat zou in het verleden geholpen hebben
De jongeren vertelden ons ook over de types van hulp die zij in het verleden graag gekregen zouden hebben om met het probleem te kunnen omgaan; en de types van hulp die zij nu graag zouden krijgen.
Veel jongeren zegden dat zij in het verleden graag met iemand gesproken hadden van buiten de familie: om te praten met ”iemand die het probleem echt begrijpt en niet doet alsof alles het normaal is.” Veel jongeren zegden ook dat zij graag met iemand gepraat hadden zodat zij ”beter konden begrijpen waarom mama drinkt en zo droevig is.” Een variante hierop was de wens dat ”Moeder misschien gereageerd/er sneller iets aan gedaan zou hebben” of ”Dat mijn moeder meer met mij gesproken zou hebben en het probleem niet genegeerd zou hebben.” Nog een andere variante was: ”Het zou goed geweest zijn indien mijn familie mij en moeder gesteund zouden hebben en vader aangeraden zouden hebben om in behandeling te gaan. In de plaats daarvan zetten zij hem aan te drinken door hem bier aan te bieden telkens wanneer zij hem zagen.” Anderen zegden dat zij graag praktische hulp gekregen hadden: ”Hulp door om moeder te zorgen – vooral toen ik jonger was, bijvoorbeeld toen ik mama uit de pub naar huis moest brengen. Ik had ook graag vroeger steun gekregen - ik ging een keer naar een AA zomerkamp toen ik jonger was en dat was echt nuttig – ’met andere kinderen praten die het probleem begrijpen’.” Een ander meisje zei ”Misschien een soort van huishulp/supervisie zodat ik niet zoveel tijd alleen met mijn moeder had moeten verbrengen”. Een andere variante was ”In staat zijn om langere tijd thuis weg te blijven”.
47
5.5.5
Hulp in het heden
Met betrekking tot de hulp die nu gewenst werd waren er minder reacties (misschien omdat alle ouders van deze jongeren op dat ogenblik onder behandeling waren, zodat de grootste stress tenminste tijdelijk weggevallen was). Sommigen wensen hadden meer te doen met het drankprobleem van hun ouders dan met hun eigen problemen en behoeften: eentje zei dat zijn vader op dit ogenblik onder behandeling was, maar dat ”na de therapie zou ik graag hebben dat mijn vader naar een zelfhulpgroep zou gaan”. Anderen hadden wel wensen voor zichzelf: sommigen stelen steun voor van een consulent / therapeut – “Het zou mooi zijn om steun te krijgen voor de ‘woede’.” Volgens mij zou het goed zijn om steun op school te krijgen – misschien een consulent op school – van zodra het woord ‘alcohol valt, geven ze het probleem door – zij kunnen niet te zeer betrokken geraken, zij weten niet hoe te helpen.” Vele anderen wensten ook ”Iemand om mee te spreken die dezelfde ervaringen heeft.”
5.6
Flexibiliteit
Hoewel het waar is dat de meeste van deze kinderen en jongeren zeer veel moeite hadden om om te gaan met deze dikwijls zeer negatieve ervaringen van alcoholmisbruik en geweld door ouders, en dat ongeveer een derde van hen aanzienlijke problemen ontwikkelden als resultaat van hun leven, is het ook waar dat de meerderheid van hen dergelijke problemen niet ontwikkelden, en dat velen van hen de mening toegedaan waren dat ze in staat waren om ermee om te gaan, vooral door gebruik te maken van enkele van de steunmechanismen en mensen waarop zij volgens hen beroep moesten doen.
Het schijnt duidelijk te zijn dat dit project, evenals het aantonen van de pijn die aan deze kinderen en jongeren berokkend is die in deze omgevingen opgroeien, ook de flexibiliteit van enkele van deze kinderen aantoont, zoals getoond wordt door hun positieve manier om met de problemen om te gaan, het feit dat zij geen problemen ontwikkelen, en dat er bij hen geen hoge niveaus van alcohol- en drugsmisbruik te zien is. Verdere analyse van de gegevens van deze interviews zal ons in staat stellen een groter begrip te ontwikkelen voor de kinderen en jongeren die in dergelijke problematische omstandigheden moeten opgroeien, en hun capaciteit om flexibel te worden of te zijn.
5.7
Algemeen overzicht
Deze kinderen en jongeren rapporteren dat zij dikwijls gedurende lange periodes onder aanzienlijke stress geleefd hebben, omdat zij moesten omgaan met familie en ouders met aanzienlijk alcoholmisbruik, en ernstig misbruik, dat dikwijls overging tot geweld in de familie. Zij rapporteerden ook tekens van aanzienlijke belasting: tamelijk belangrijke aantallen (36% van de groep) bereikten de ‘Klinische Limiet’ of de ‘Klinische’ niveaus van problemen op de Jongerenschaal (YSR 11-18), en veel kinderen en jongeren (29%) hadden ook contact met Medische Gezondheidsdiensten, hetzij op het ogenblik van het interview, hetzij in het verleden. Zij zegden dat zij een groot aantal strategieën en tactieken gebruikten om met het probleem om te gaan, en dat zij dikwijls strategieën gebruiken die het meest doeltreffend zijn, zoals zoeken naar sociale steun, proberen om het probleem zo goed mogelijk op te lossen, zich te ontspannen en proberen om hun gevoelens onder controle te krijgen en te houden. Sommige minder doeltreffende strategieën werden eveneens toegepast, vooral wishful thinking. In het algemeen vonden jongeren het verschrikkelijk moeilijk
48
om op zeer behulpzame wijze ermee om te gaan, en voelden zich dikwijls extreem angstig, gefrustreerd en zeer triest. Er was een groot aantal personen van wie deze jongeren steun kregen, vooral ouders en vrienden. De meeste jongeren waren echter in staat om ons manieren mee te delen waarop zij in het verleden meer steun hadden kunnen geven, en hoe dat extreem behulpzaam geweest zou zijn om een beetje beter met deze problemen te kunnen omgaan. Het is eveneens duidelijk dat, hoewel veel kinderen aanzienlijk onder stress stonden en staan, andere in staat geweest zijn om flexibel te worden of te blijven. Het is vitaal dat een beter begrip verkregen wordt van de processen die dit toestaan.
49
6
Bestaande beleidsreacties in Europa
Wanneer we de bevindingen nemen die hierboven uitgelegd zijn, wat zijn dan de bestaande beleidsreacties in de verschillende landen van de EU, en globaal gezien in de hele EU, op de problemen waarmee kinderen, jongeren en families te doen hebben in situaties waar er sprake is van een samenspel tussen alcoholmisbruik en geweld thuis? Het is belangrijk vast te stellen dat er een aanzienlijke verwarring bestaat met betrekking tot het woord 7
‘beleid’, een verwarring die ook duidelijk te merken was binnen de groep van de projectpartners . Dit is voornamelijk te wijten aan het feit dat het woord ‘beleid’ op zich in een aantal niet-Engelse talen niet bestaat (zoals in het Duits bijvoorbeeld), en zelfs het gebied dat binnen het 'beleid' valt begrepen wordt, er nog altijd veel verwarring en vragen zijn: definities en begrip van ’beleid’ verschillen in veel landen; er is dikwijls geen duidelijke vertaling voor het Engelse woord; het is niet duidelijk hoe globaal of specifiek een ’beleid’ wel moet zijn (organisatorisch, regionaal, nationaal, op EU-vlak); wat is het verschil tussen een beleid en een strategie? Een van de projectpartners, Dr Alfred Uhl, heeft een dozijn verschillende definities van ‘beleid’ in een intern document voor onderhavig project opgesomd (Uhl, 2006); en met behulp van deze opsomming legt hij enkele dimensies vast met betrekking tot dewelke beleid kan verschillen, met inbegrip van principes versus doelstellingen, wijd geformuleerd versus specifiek, expliciet versus impliciet, intentieverklaringen versus voorschrifteninstanties, en strategische overzichten versus gedetailleerde actieplannen.
Het belangrijkste resultaat van dit component van het huidige project is echter het feit dat wanner elk van de tien partnerlanden gevraagd werd om te proberen beleidstappen te zoeken (en er voorbeelden van de geven) (ondanks het feit dat de term ‘beleid’ gedefinieerd was met betrekking tot de aanpak van alcoholmisbruik en geweld in de familie, dit een problematische oefening bleek te zijn. Er werden veel methodes gebruikt door de verschillende partnerorganisaties om een beleid te vinden dat zich bezig hield met het samenspel tussen alcoholmisbruik en geweld binnen de familie. De gebruikte methodes bevatten zoeken in het internet, in bibliotheken, vragen via nationale en regionale netwerken, gesprekken met collega's van nationale research- of andere centra, met inbegrip van mensen die aan het hoofd staan van het nationale werk betreffende de preventie van problemen voor kinderen met ouders met een psychiatrische ziekte, of een alcohol- of drugsprobleem, en mensen van nationale sociale ontwikkelingsorganisaties.
Uit dit relatief ‘willekeurig snapshot' bleek dat in alle partnerlanden, en op veel niveaus, deze twee problemen (alcoholmisbruik, geweld in de familie) nog steeds separaat behandeld worden. Tijdens gesprekken tussen de groep van deskundigen, waren alle deskundigen het er inderdaad unaniem over eens dat deze twee problemen nog altijd als separate problemen beschouwd worden. Het is niet zo dat organisaties in de partnerlanden zich niet bewust zijn van de links tussen alcoholproblemen en geweld. Er is veel documentatie (zowel op nationaal als op regionaal vlak) die deze twee thema's van alcoholmisbruik en 7
Delen van het materiaal in de twee volgende paragrafen zijn gebaseerd op een analyse uitgevoerd door Dr Alfred Uhl (Oostenrijk) en Mr Christoph Lagemann (Oostenrijk), over de verzamelde beleidsvoorbeelden door de projectpartners verstrekt.
50
geweld in de familie behandelen. Voorbeelden van dergelijke documentatie is een documentatie over de preventie van geweld in de familie tot over de limieten van een regio, een andere over welzijnsdiensten voor kinderen en volwassenen, een andere over het werken met families met verschillende problemen, een andere voor politieagenten met betrekking tot risico-evaluaties. In veel of in de meeste van deze documenten is er sprake van een duidelijke herkenning van de relatie tussen alcohol en agressie/geweld in de familie, maar geen enkel document bevat beleidsverklaringen (noch de ruime principes die individuen of organisaties moeten vormen bij de behandeling van deze gecombineerde problemen, en evenmin specifieke doelstellingen of gedetailleerde actieplannen. Dit geldt ook voor de door de projectpartners gedane interviews met belangrijke individuen, hoewel er opnieuw sprake was van een volledige erkenning van de relatie tussen alcohol en geweld, kon niemand actieplannen, voorschriften, specifieke wetten, etc. vermelden.
Het is duidelijk dat een van de problemen het gebrek aan samenwerking tussen de verschillende betrokken organisaties bleek te zijn (bijvoorbeeld tussen de politiediensten en de instellingen voor verslaving). Zij werken naar verschillende doelstellingen toe en hebben verschillende verantwoordelijkheden. Hoewel de verschillende betrokken organisaties wel op bepaalde manieren samenwerken, blijkt dat in geen enkel van de in dit project vertegenwoordigde partnerlanden dit gemeenschappelijke werk geleid heeft tot duidelijke beleidsverklaringen met betrekking tot het samenspel tussen alcoholmisbruik en geweld in de familie. In veel landen (bijvoorbeeld Engeland, Malta) zijn er (of zal dit binnenkort het geval zijn) nationale alcoholbeleiden, maar deze leggen geen beleidsverklaringen af over het samenspel tussen alcoholmisbruik en geweld binnen de familie. In andere laden (bijvoorbeeld Hongarije) bestaan er beleid en wetten over geweld in de familie (en vindt men dikwijls ook andere verwijzingen naar geweld), maar deze vermelden geen alcoholproblemen of misbruik in het algemeen; en het voorstel in Hongarije om een alcoholbeleid te ontwikkelen vermeldt nauwelijks agressie en geweld binnen de familie. Van tijd tot tijd zijn er goede praktische richtlijnen om te werken met ‘slachtoffers en/of daders van geweld binnen de familie met alcohol- en drugsmisbruik’ (Engeland verstrekte een voorbeeld van dergelijke richtlijnen van een regionaal gebied in Engeland), waar de richtlijnen gericht zijn op geweld binnen de familie en hoe het beste met de slachtoffers en/of daders gewerkt wordt die eveneens drugs- of alcoholgebruikers zijn. Het doel van dergelijke hulp is gericht op de mensen die werken met de thema’s van geweld in de familie en alcohol- en drugsmisbruik en bestaat er in informatie te verstrekken en de praktijk te verbeteren; maar dergelijke richtlijnen zijn geen beleidsverklaringen op zich, en leggen geen doelstellingen vast die geëvalueerd kunnen worden of die actieplannen voorschrijven. Het Nationale Behandelingsagentschap voor Alcohol- en Drugsmisbruik in Engeland heeft een document uitgegeven waarin het ‘Model van Hulp voor Alcoholmisbruik’ uitgelegd worden, en dat gevolgd zou moeten worden door de behandelende agentschappen die mensen met alcoholproblemen helpen. Hoewel de impact op kinderen en families, en de overlapping met geweld in de familie niet centraal in dit document staat, wordt er meerdere keren de noodzaak erkend om de impact van alcoholmisbruik op kinderen (en andere familieleden) te evalueren. Verder wordt bevestigd dat geweld binnen de familie een complex thema is dat geëvalueerd en aangepakt
51
moet worden. Er wordt echter opnieuw geen framework vastgelegd binnen dewelke dit werk moet uitgevoerd worden. Sommige regeringen hebben grote stappen gezet naar de ontwikkeling van een meer uitvoerig beleid. De Finse Regering heeft een Alcoholprogramma (2004–2007) vastgelegd met drie gedeeltelijke doelstellingen voor de preventie en vermindering van de negatieve effecten van alcohol. Een van de doelstellingen was om de door alcohol veroorzaakte negatieve effecten op het welzin van kinderen en families te verminderen; en de versterking van de preventieve acties tegen geweld binnen de familie werd vermeld als een van de maatregelen gericht op de vermindering van deze negatieve effecten op kinderen en families. De Finse Regering heeft eveneens een Nationaal Geweldpreventieprogramma ontwikkeld waarin een aantal maatregelen opgesomd worden die erop gericht zijn om de gevolgen van geweld in Finland te voorkomen. Het programma bevat een aantal maatregelen tegen geweld, met inbegrip van onder andere de vermindering van met alcohol verbonden geweld en geweld gepleegd/geleden door kinderen en jongeren. Voor deze laatste zegt het programma: "De situaties van families met een algemeen risico voor geweld, alsook situaties van kinderen en families met een hoog risico voor geweld en overmatig alcoholgebruik, worden aanzienlijk behandeld met noodzakelijke steunmaatregelen." Op gelijkaardige wijze kwam het Federale Ministerie voor Gezondheid en Sociale Zekerheid in Duitsland overeen om tien richtlijnen te ontwikkelen en in te voeren voor de verbetering van de situatie van kinderen die lijden onder verslavingsproblemen van hun ouders (met inbegrip van met alcohol verbonden geweld). Hoewel het hier zeker en vast om belangrijke stappen in de juiste richting gaat, is het niet duidelijk dat hierdoor beleidsverklaringen gevormd worden, dat zij doelstellingen scheppen die geëvalueerd kunnen worden, noch dat voorgeschreven actieplannen vastgelegd worden. Omwille van het gebrek, in eender welke lidstaat van de EU waar partners aan het project deelnamen, aan een coherent alcoholbeleid die de effecten van alcohol op de familie en de impact van met alcohol verbonden geweld op de familie behandelt, is het niet verrassend dat er evenmin een teken is van een coherent beleid in de EU op zich, door alcoholmisbruik en geweld in de familie met elkaar te verbinden.
Hoewel de EU in oktober 2006 een ‘Communicatie’ uitgaf van de Commissie naar de Raad, het Europese Parlement, het Europese Economische en Sociale Comité en het Comité van de Regio's, met als titel “Een EU strategie om de Lidstaten te helpen bij de vermindering van met alcohol verbonden problemen ” http://eur-lex.europa.eu/LexUriServ/site/en/com/2006/com2006_0625en01.pdf, en hoewel hier als voornaamste prioriteit de ’ Bescherming van jongeren, kinderen en het ongeboren kind’ genoemd wordt, is er in dit document geen belangrijke beleidsverklaring te vinden en worden er geen doelstellingen vastgelegd die geëvalueerd kunnen worden. Voorgeschreven actieplannen zijn er evenmin.
52
7
Bespreking en conclusies
7.1
Wat is er geleerd van kinderen die leven zowel met alcoholproblemen als geweld in de familie?
Deze kinderen en jongeren rapporteren dat zij lange periodes onder aanzienlijke stress geleefd hebben, dat zij leefden in families en ouders met ernstige problemen van alcohol en misbruik, wat dikwijls tot geweld in de familie leidde. De kinderen en jongeren ondervonden een gelijkaardig aantal negatieve ervaringen in verband met het drankprobleem van hun ouders, zoals dikwijls vermeld in de vorige literatuur, en dit gedurende meerdere jaren (Christensen, 2000; Cleaver et al, 1999; Gorin, 2004; Klein, 2005; Klein & Zobel, 2001; Velleman, 2004; Velleman & Orford, 1999; Velleman & Templeton, 2007). Het is ook duidelijk dat deze kinderen een zeer groot aantal negatieve ervaringen rapporteerden (zoals gemeten door de herwerkte Onderzoekstest voor Kinderen van Alcoholisten) in verband met alcoholproblemen, zowel van de vader als van de moeder. Uit de resultaten van de Conflict Tactiek Schalen en andere hierboven vermelde gegevens dat kinderen aanzienlijke niveaus van geweld en agressie ondervonden, vooral tussen hun ouders, hoewel zijzelf ook soms betrokken werden. In veel van de gevallen waar ook de kinderen betrokken waren bij het geweld, ging het om aanzienlijk veel geweld. In veel andere gevallen was er sprake van grote psychologische (in plaats van of evenals fysieke) agressie. Het is belangrijk te benadrukken dat vorig onderzoek getoond heeft dat een langdurige psychologische agressie aanzienlijke schade aan kinderen en jongeren kan veroorzaken; psychologische agressie kan dezelfde schadelijke effecten hebben als fysiek geweld. Onderhavig onderzoek heeft getoond dat veel agressie en geweld door deze kinderen gerapporteerd werd in hun families en naarmate zij opgroeiden. Dit feit wordt opnieuw door vroegere informatie bevestigd (bijvoorbeeld Klein & Zobel, 2001; Velleman & Orford, 1999). De kinderen en jongeren rapporteerden ook tekens van aanzienlijke belasting: tamelijk grote aantallen (36M van de groep) bereikten de Klinische Limieten of echte Klinische Niveaus in het Jongerenrapport (YSR 1118), en veel kinderen en jongeren (29%) stonden ook in contact met Mentale Gezondheidsdiensten, hetzij op het ogenblik van het project, hetzij in het verleden. Zij vertelden dat zij een groot aantal strategieën en tactieken gebruiken om met het probleem om te gaan, en dikwijls strategieën gebruiken die de meest doeltreffende zijn, zoals het zoeken naar sociale steun, proberen om het probleem zo goed mogelijk op te lossen, zich te ontspannen en proberen hun gevoelens onder controle te krijgen en te houden. In het algemeen was het voor de jongeren echter verschrikkelijk moeilijk om met de problemen om te gaan, en zij voelden zich dikwijls extreem kwaad, gefrustreerd, en zeer droevig. Er was een groot aantal mensen van wie deze jongeren steun kregen, voornamelijk familie en vrienden. De meest jongeren konden ons echter vertellen over de manieren waarop zij in het verleden meer steun gekregen zouden kunnen hebben, en hoe deze methodes extreem nuttig geweest zouden kunnen zijn om een beetje beter met deze problemen te kunnen omgaan. Het is ook duidelijk dat hoewel veel kinderen het slachtoffer waren of zijn van aanzienlijke belasting, anderen in staat geweest zijn om flexibel te zijn of te worden. 53
Wat eveneens duidelijk is er verrassend weinig hulp en steun beschikbaar is om deze kinderen en jongeren te helpen. De resultaten van dit project tonen hoe belangrijk het is om richtlijnen te ontwikkelen om de preventie en de interventie op het vlak van alcoholproblemen en geweld binnen de familie te bevorderen. Het is ook vitaal dat alle politieke beslissingen, vooral op het vlak van gezondheids-, sociale en veiligheidsthema’s, genomen moeten worden rekening houdend met het perspectief van het kind.
7.2
Wat is er geleerd over het onderzoek van deze kinderen in Europa?
Dit was een extreem moeilijk project, en dit omwille van een aantal redenen. 7.2.1
Rekrutering
In de eerste plaats zijn deze kinderen ‘verborgen’. Omwille van de schaamte en de angst verbonden met alcoholproblemen en geweld binnen de familie van en door ouders, houden de betrokken kinderen normaliter het bestaan van deze problemen geheim, en daarom leven zij normaliter in sociaal gezien zeer geïsoleerde situaties. Zelfs indien zij naar het publiek toe een beetje of tamelijk veel sociaal contact hebben, dan zijn zij psychologisch nog altijd geïsoleerd, omdat zij het probleem geheim willen houden. Mensen binnen hun directe omgeving weten normaliter niets van hun situatie.
Daarom is het zeer moeilijk om hen met empirische onderzoeksmethodes te bereiken. Rekrutering is zeer problematisch. Er bestaan weinig diensten voor deze kinderen, en bijgevolg is de rekrutering door diensten voor kinderen problematisch. Zelfs wanneer zij beroep doen op diensten voor kinderen (omwille van een ander probleem zoals hun slecht gedrag of hun psychologische moeilijkheden), weet de service normaliter niets over hun problemen met hun ouders en hun familie. Het rekruteren van deze kinderen via een of andere vorm van openbare reclame is eveneens problematisch: de meeste landen van de EU vereisen de toestemming van de ouders voordat de ethische toestemming voor onderzoek gegeven kan worden, en voor kinderen in deze situaties is het bijna onmogelijk om hun ouders openlijk om een schriftelijke toestemming te vragen om ondervraagd te worden over alcoholmisbruik en geweld binnen de familie door van en door dezelfde ouders! Rekrutering opnieuw door ouders die al zelf onder behandeling staan voor hun alcohol- en geweldproblemen betekent dat er sprake zal zijn van een zeer bevooroordeelde groep slechts een zeer klein deel van ouders met alcoholmisbruik en geweld binnen de familie gaan ooit in behandeling. Zelfs met deze groep van ouders, zijn er grote problemen. Behandelingsagentschappen, die altijd de aandacht leggen op de volwassene met het alcoholprobleem en nooit op de rest van de familie, hebben dikwijls zeer weinig zin om aan ouders te vragen om aan dit soort onderzoek deel te nemen, omdat zij vrezen dat de gestelde vragen de ouders zullen doel hervallen; en ouders hebben evenmin veel zin omdat zij niet wensen dat kinderen praten over wat er thuis gebeurt, en omdat zij een verdere betrokkenheid of afwijzing door de sociale en welzijnsdiensten voor kinderen vrezen. En de kinderen zelf kunnen zeer veel moeite hebben om over deze thema's te praten, vooral omdat zij jarenlang geleerd hebben dergelijke thema's niet buiten de familie te bespreken, dikwijls omdat zij een grote straf van hun gewelddadige ouder vrezen. Er zijn ook problemen bij het rekruteren via ouders onder behandeling, in verband met de extra werklast voor het personeel: omdat zij dikwijls niet over de relevante informatie in hun dossiers beschikken
54
(zoals of de drinker met zijn kinderen leefde, hoeveel kinderen zij hadden, hoe oud zij waren, en of zij in contact stonden met hun kinderen, etc.), nam het verzamelen van deze informatie zeer veel tijd in beslag. Uiteindelijk, rekening houdend met al deze problemen, werd besloten toegang te krijgen tot de kinderen en de jongeren via een ouder die actief onder behandeling stond voor zijn of haar alcoholprobleem, of via een kind dat onder behandeling stond of dat betrokken was bij een adviesdienst. De hierboven beschreven problemen, en andere problemen met betrekking tot elke fase van de rekruteringspogingen van kinderen en jongeren voor dit project zijn opgesomd in deel 4.2.1. Omwille van alle opgesomde redenen was de onderzochte groep niet representatief voor de complete groep van kinderen uit families met alcohol- en verslavingsproblemen. De projectpartners in deze studie probeerden zeer hard om uit een groot aantal bronnen te rekruteren, maar voor velen van hen bleek dit onmogelijk te zijn, en werd er meestal hoofdzakelijk of alleen gerekruteerd vanuit behandelingsdiensten voor volwassenen en kinderen. Rekening houdend met de middelen die het project had en de tijd en het geld waarover de projectpartners beschikten, was dit het beste compromis; maar toekomstig onderzoek moet proberen een betere rekrutering tot stand te brengen dan in ons geval, ondanks onze grote inspanningen.
Terwijl bevestigd wordt dat deze groep onvermijdelijk bevooroordeeld is, boden de verzamelde gegevens een onschatbaar inzicht in de levens van deze groep van jongeren. De ervaring van het onderzoek is van onschatbare waarde voor andere, gelijkaardige onderzoeken, met inbegrip van het benaderen van jongeren op andere manieren, vooral daar waar een ouder op dit ogenblik geen help zoekt voor het alcoholproblemen, en vooral daar waar jongeren niet benaderd kunnen worden omwille van hun ervaringen met geweld en misbruik door hun ouder(s). Verder hielp het project de andere projectpartners in aanzienlijke wijze die in landen werkten waar onderzoek met kinderen over thema's zoals deze zeer zelden voorkomt: dit zorgde voor een groter bewustzijn van opleiding voor de onderzoekers, wat volgens hen in de toekomst zeer behulpzaam zal zijn bij andere projecten. Tot slot is de aanmaak van het standaard projectschema, in een groot aantal talen vertaald, ook een grote bron voor toekomstig onderzoek op dit gebied.
7.2.2
Ethische en andere goedkeuringen en verplichte rapportering
De problemen lagen niet alleen in de rekrutering van de kinderen en de jongeren. Er waren ook voor organisatorische barrières door het groeiende gewicht van ethische voorschriften en eisen voor verplichte rapportering.
Elke deelnemende projectpartner in elk land moest verschillende goedkeuringen verkrijgen voordat dit project in het land in kwestie kon gestart worden. Een belangrijk bevinding van dit project is het feit dat de verschillende Europese landen tamelijk verschillende manieren hebben om het thema van het welzijn van het kind te onderzoeken, of met betrekking tot onderzoek met kinderen in het algemeen. Bijvoorbeeld was in sommige landen het feit op zich dat minderjarigen geïnterviewd werden al problematisch. Een ander voorbeeld, terwijl in sommige landen een vroeger dossier van behandelingen voor het welzijn van een kind, die op dit ogenblik niet langer bestaan, niet aan de welzijnsdiensten van het land in kwestie gerapporteerd hoeven te worden, zeggen de voorschriften in andere landen dat eender welk type van behandeling voor
55
het welzijn van een kind, zelfs in het verleren, door de betrokken onderzoeker aan de bevoegde instantie moet meegedeeld worden. Hierdoor worden empirische studies zeer moeilijk omdat, ondanks het anonieme en vertrouwelijke karakter dat door het onderzoeksproject verzekerd wordt, in de landen waar deze voorschriften bestaan, ouders hiervoor schrik hebben, zelfs indien er geen sprake meer is van geweld, en onderzoekers voelen dikwijls dat zij zich in een hachelijke positie bevinden. .
Verder leidden de ethische procedures in sommige landen tot zeer lange vertragingen (wat in sommige landen betekende dat zij niet aan het project konden deelnemen), of tot de weigering om het onderzoek te laten plaatsvinden, ondanks het feit dat dit project door de EU gefinancierd werd en dat het om een onderzoek in heel Europa ging. De situatie met betrekking tot Ethische Goedkeuringen die van toepassing waren in de zeven landen (allen anoniem) waar interviews plaatsvonden of gepland waren hoewel zij uiteindelijk niet plaatsvonden, is opgesomd in Tabel 11. Tabel 11: Ethische en andere goedkeuringen nodig in verschillende (anonieme) deelnemende landen 1 Geen A. Was een aanvraag ethische nodig; indien goedja, werd dit keuring gericht aan nodig. een comité extern intern comité? B. Had uw Ja aanvraag onmiddellijk succes? C. Wat werd er gevraagd?
2 Geen ethische goedkeuring nodig.
3 Goedkeuring nodig. Intern comité.
Anoniem land 4 5 Goedkeuring Goedkeuring nodig. Intern nodig. Intern comité. comité.
6 Goedkeuring nodig. Intern comité.
7 Goedkeuring nodig. Intern comité.
Ja
Ja
Ja
Nee
Nee
Nee
Meer details in het rapport.
Een groot aantal verduidelijkingen, schriftelijk. In twee opeenvolgende gevallen moest men zich opnieuw tot het Ethische Comité richten, omwille van wijzigingen in de studiemethodologie die een bijkomende goedkeuring vereisten.
Een groot aantal belangrijke veranderingen, met inbegrip van de verhoging van de laagste leeftijdsgrens tot 14, de wijziging van de geïnformeerde vorm van toestemming, de wijziging van de politiek betreffende de bescherming van de privacy, etc.
56
1 D. Wat waren de voornaamste kritiek of de voornaamste suggesties?
E. Heeft uw instelling vroeger al eens een goedkeuring aangevraagd? F.Hoelang duurde het aanvraagproces? Wat was het uiteindelijke resultaat?
2
3 Geen kritiek vanuit het comité, maar een partner maakte zich zorgen over het niveau van de steun na het interview voor de kinderen, en anderen waren bezorgd of de ouders toestemming zouden geven om het kinderen te laten ondervragen, en over de impact die het interview op de onder behandeling staande ouder zou kunnen hebben. Deze zorgen leidden uiteindelijk tot de terugtrekking van de partner uit de samenwerking, en andere partners vroegen geen ouders wiens staat volgens hen de toegang tot hun kinderen zou kunnen bemoeilijken. Ja. Bij dozijnen: allemaal behandeld als interne zaken.
2 maanden (het comité komt slechts om de drie maanden samen).
Anoniem land 4 5 Hoewel Het ethische toestemming comité is meer gegeven gewoon aan werd, maakte experimenteel het comité onderzoek en zich zorgen begreep dit over het feit type van dat r slechts onderzoek niet. een ouder De was die zijn overeengekotoestemming men gegeven had documentatie om zijn kind in het hele te project moest interviewen. aan hun Hoewel voorschriften normaliter aangepast een worden. Zij handtekening hadden enkele nodig is van vragen over de een ouder, methodes, verklaarde vooral met het ethische betrekking tot comité dat dit de omvang van hier de groep. Het verschillend rapport moest was omdat ook aangepast het om de worden om hele familie verschillende ging. Zij methologische vroegen de aspecten beter goedkeuring te van beide verduidelijken. ouders; maar zij aanvaardden de handtekening van slechts een ouder indien de andere ouder niet protesteerde’.
6 Wij moesten bevestigen dat kinderen separaat geïnterviewd zouden worden, moesten verschillende documenten veranderen (zoals informatiebladen) zodat zij veel explicieter waren over de inhoud en over welke soorten vragen gesteld zouden worden, en we moesten procedures verduidelijken die wij ingevoerd hadden voor het geval van moeilijkheden of negatieve effecten.
7 Omdat wij elk misbruik (of verwaarlozing) van kinderen moeten rapporteren, mochten wij alleen de families contacteren die al door de instanties voor het welzijn van kinderen bekend waren; we moesten de ouder(s) hierover informeren (dit betekent bijvoorbeeld dat in dit geval de bescherming van de privacy onmogelijk was). Het betekende dat het onderzoeksontwerp veranderd moest worden (waar en hoe contact leggen) evenals de inhoud van de documentatie en de goedkeuringen (voor ouders en voor kinderen).
Ja, 5 keer
Ja, zeer dikwijls
Ja, zeer dikwijls; meer dan 50 keer in meer dan 10 jaar.
Ja, een keer.
1,5 maanden
4-5 maanden
3 maanden
1,5 jaar. Totaal werden 4 separate aanvragen gedaan, aan verschillende comités (eerst bij een lokaal comité, en de andere keren aan het nationale comité, binnen de
57
1
2
3
4
Anoniem land 5
6
7 Gezondheidsafdeling), uiteindelijk met succes.
Een zeer belangrijk punt als deel van de ethische aanvraag in sommige landen was de verplichte rapportering: wat moest gerapporteerd worden aan diensten voor het welzijn en de bescherming van kinderen in verschillende landen. Omdat het onderzoek vragen over geweld en agressie ging stellen, zouden kinderen en jongeren of er een verplicht systeem bestond voor rapportering aan specifieke instanties. Dit project stelde opnieuw vast dat de situatie in heel de EU verschillend is. Zo is er bijvoorbeeld in een van de deelnemende landen geen verplichte rapportering van misbruik van kinderen, noch voor professionelen (bijvoorbeeld sociale werkers of psychologen), noch voor de burgers in het algemeen. Het tegendeel kan echter ook waar zijn: het publiek maken van informatie die met een professioneel besproken werd (bijvoorbeeld tussen een arts of een psycholoog en een cliënt) kan betekenen dat de persoon die ‘inbreuk pleegt tegen de geheimhouding ’ eventueel vervolgd kan worden. In andere deelnemende landen zijn alle professionele (artsen, psychologen, etc.) verplicht om de instanties bevoegd voor de bescherming van kinderen in te lichten wanneer informatie ontdekt wordt waarin gesuggereerd wordt dat er sprake is van misbruik van een kind, onafhankelijk van de omstandigheden waarin deze informatie ontdekt is. Indien het kind of de jongeren bevoegd geacht wordt om een volwassen besluit te nemen, dan is de rapportering niet verplicht tegen de wensen van het kind in. Er wordt beslist om te rapporteren, en indien de informatie van een jongere komt, dan moet een goede professioneel proberen te verzekeren dat het kind akkoord gaat met de te rapporteren informatie. In nog een ander land is het verplichting dat alle gevallen van misbruik van kinderen die door een kind meegedeeld worden, en die nog niet gekend zijn, aan de politie gerapporteerd moeten worden, en dat aan de ouders moet meegedeeld worden dat dit gebeurd is.
Een ander punt is of professionelen die betrokken zijn bij het werken met kinderen en jongeren al dan niet door de politie gecontroleerd moeten worden, om te zien of zij een strafblad hebben met betrekking tot misdrijven met kinderen. In tenminste twee van onze deelnemende laden moet het strafblad van elke professioneel die verbonden is met gezondheids- of sociale werken met jongeren onder 18 jaar onderzocht worden om te verzekeren dat niemand met antecedenten qua misbruik en belediging van kinderen toegang tot kinderen kan krijgen. In andere landen was dit niet nodig, en werd dit als een inbreuk op de privacy beschouwd. Een derde punt in verband met verschillende ethische en andere eisen met betrekking dit project, was de ouderlijke toestemming. Er waren opnieuw aanzienlijke verschillen in de verschillende partnerlanden in de EU. In het ene land is de schriftelijke toestemming van beide personen die het kind verzorgings- en hoederecht over het kind hebben noodzakelijk opdat een minderjarige aan een interview of een studie kan deelnemen; in de praktijk is dit normaliter niet doenbaar en daarom niet ingevoerd. Indien slechts één handtekening voorgelegd werd dan wordt ervan uitgegaan dat beide personen die het verzorgings- en hoederecht over het kind hebben de zaak onderling besproken en goedgekeurd hebben. In een ander land is de toestemming om een kind te interviewen van slechts één ouder nodig, zolang zij de ouderlijke verantwoordelijkheid hebben. In nog een ander land zei tenminste een Europees Comité dat in situaties 58
waar een kind jonger dan 14 jaar ondervraagd of onderzocht moet worden, de ouder(s) aanwezig moet(en) zijn. (het schijnt echter dat deze praktijk niet altijd gevolgd wordt, in geval van verschillende medische situaties waar de ouders niet aanwezig zijn omdat zij niet wensen aanwezig te zijn). In nog een ander land biedt de nationale grondwet constitutionele bescherming aan families, wat de rechten van families en het belang van de ouderlijke toestemming plechtig vastlegt. Er werden wijzigingen voorgesteld die meer specifiek over de rechten van het kind spreken, maar het gaat hier louter om voorstellen. De volledige ouderlijke toestemming moet verkregen worden voordat een onderzoek gedaan wordt met een teenager, en het kan moeilijk zijn de toestemming voor dergelijk onderzoek te verkrijgen van ouders en van agentschappen zoals behandelingscentra.
7.2.3
Resultaten van de verkregen informatie
De delen hierboven hebben sommige van de voornaamste problemen voor dit project beschreven. Het feit dat het moeilijk was om dit onderzoek uit te voeren betekent echter niet dat het niet gedaan moet worden! De meest problematische gebieden zijn dikwijls de gebieden waarvoor het meeste onderzoek nodig is, en dit is in dit project zeker en vast het geval. De verborgen groep van kinderen en jongeren loopt een groot risico, en het is vitaal dat we beter weten en begrijpen hoe deze kinderen het beste geholpen kunnen worden, en ook hoe sommige van hen flexibel schijnen te zijn. Indien we flexibiliteit beter zouden kunnen begrijpen dan zouden we in staat zijn de kinderen te helpen die niet ‘van nature uit’ flexibel zijn, en zouden we veel betere preventie- en interventietools kunnen ontwikkelen voor dat werk. Verder is het belangrijk te benadrukken dat, hoewel de interview lang waren en veel moeilijke thema's behandelden, de afloop goed was, veel extreem belangrijke informatie verzameld werd, en de kinderen en jongeren ons allemaal vertelden dat het een kostbare ervaring voor hen geweest was. Dit laatste is zeer belangrijk. Binnen ethische comités en ook in projectbesprekingen werd gevraagd of het ondervragen van deze kinderen en jongeren over dergelijke problematische thema's potentieel zeer negatief en zelfs traumatisering voor de kinderen kon zijn. Dit was duidelijk niet het geval. Dit kan te danken zijn aan het feit dat het interviewschema zo zorgvuldig opgesteld was, of omdat de geselecteerde interviewers zo goed waren en zo goed opgeleid waren, maar ongeacht de reden spraken de jongeren zeer positief over hun ervaring, en schatten de interview positief in (zoals meegedeeld in 4.3.4), en waren dankbaar dat eindelijk mensen waren die interesse toonden in hen en in hun ervaringen. Uit dit project kunnen enkele conclusies en ideeën over ethische, wettelijke en legale thema's getrokken worden:
hoewel het duidelijk is dat de situatie extreem verschillend is in de verschillende landen van de EU is in sommige landen het verkrijgen van de ethische goedkeuring om onderzoek te doen naar gevoelige thema’s en met een potentieel kwetsbare groep zowel tijdrovend als potentieel zeer problematisch;
het was duidelijk dat in de huidige partnerlanden en deelnemende organisaties de uitvoering van hetzelfde project voor sommigen betekende dat geen ethische toestemming nodig was, en voor anderen wel, en dat dit intern kon gebeuren; en voor nog anderen dat een extern comité benaderd zou moeten worden;
59
het is duidelijk dat voor sommige projectpartners de deelname aan het onderzoek betekende dat zij separate ethische goedkeuringen nodig hadden van elk agentschap waar het onderzoek uitgevoerd moest worden;
nog voor anderen, die al op voorhand over een comité beschikten voor dergelijke goedkeuringen, ontstond een situatie waar zij de goedkeuring konden gebruiken om te bewijzen dat het project onder ethisch toezicht stond en dat bijgevolg geen separate goedkeuringen van alle deelnemende organisatie of agentschap nodig waren;
het is duidelijk dat de voorbereiding van een ethische aanvraag zowel tijdrovend als problematisch kan zijn voor partnerorganisaties die dit nog nooit gedaan hebben, of dit zeer zelden doen;
sommige partnerorganisaties moesten advies inwinnen bij verschillende deskundigen: bij de deskundigen waren onder meer: een psycholoog voor kinderen, de directeur van een regionale psychologische dienst voor kinderen, een advocaat gespecialiseerd in bescherming van de privacy, een arts die met families met alcohol- en drugsproblemen werd met betrekking tot de behandeling van gevallen van misbruik van kinderen, een sociale werker over praktische details, een bioethische deskundige, een professor in rechten.
Hoewel het proces voor het ontwikkelen van een ethische aanvraag tijdrovend is en veel bureaucratie met zich brengt, is het dikwijls zeer nuttig om het proces te doorlopen: door een gedetailleerde uitleg van wat het proces inhoudt kan een onderzoeksteam dikwijls alle punten van de studie in kwestie compleet onderzoeken.
Veel suggesties van ethische comités kunnen zeer nuttig zijn, en helpen het onderzoeksteam om bepaalde aspecten van de studie te verduidelijken.
Veel ethische comités zijn niet gewoon aan de in dit project gebruikte methodes - gedetailleerde kwalificatie interviews, werken met kinderen en jongeren, vragen over potentieel ongemakkelijke thema's, etc. Door deze uitleg te geven heeft het project het bewustzijn van deze comités van deskundigen over alcoholproblemen en geweld in de familie vergroot.
Hoewel sommige deelnemende projectpartners zich vanaf het begin van dit project bewust waren van het feit dat de ethische toestemming voor het onderzoek noodzakelijk, tijdrovend en middelenintensief zou zijn, was het duidelijk dat verschillende van de partnerlanden zich niet bewust waren van het feit dat dergelijke toestemming nodig zouden zijn, noch van de tijd die nodig zou zijn om dit proces op te volgen (omdat zij niet gewoon waren aan dit soort onderzoek, of omdat hun organisaties of hun laden dergelijke goedkeuringen niet eisen). Daarom is het project op dit vlak leerrijk geweest voor toekomstige projecten van dit soort.
De verschillen me betrekking tot onderzoek en ethisch geleid in de lidstaten van de EU met betrekking tot het onderzoek naar alcoholproblemen en geweld in de familie kunnen ook aangeven dat er op dit gebied en voor deze problematiek verschillende culturele en morele aanpakmethodes in de verschillende lidstaten bestaan. Een zeer belangrijke aanbeveling van dit project is dat de verduidelijking en de standaardisering van deze procedures in heel Europa een zeer grote hulp voor toekomstig onderzoek van dit type zou zijn.
60
7.3
Wat zijn de gevolgen voor beleid en praktijk in Europa? 8
De kinderen en jongeren zegden ons dat zij zelden hulp aangeboden hadden gekregen voor de alcoholproblemen en het geweld in de familie van en door hun ouders.
Het is duidelijk dat een groot aantal oplossingen en verbeteringen nodig zijn. Maar wie is hiervoor verantwoordelijk? Volgens ons is dit de verantwoordelijkheid van al onze:
Regering (via beleidsrichtlijnen, commissies en toewijzing van middelen)
Professionelen/service providers (alle gezondheidsdiensten, sociale dienst, juridische instanties en andere front-line professionelen moeten zich identificeren en tussenkomen)
Professionele opleiding
Gemeenten/publiek
Dit zijn aanzienlijke uitdagingen, zowel voor de politiek, de professionelen als voor de dienstenverleners.
Op internationaal niveau is er geen gecoördineerde aanpak om de interrelaties tussen alcoholmisbruik en geweld van ouders te bestrijden.
De voorschriften en wetten met betrekking tot (bijvoorbeeld) de ethische aanpak, of de toestemming van de ouders om onderzoek te doen bij jongeren, zijn zeer verschillend in de verschillende landen van de EU. Een groter niveau van samenwerking en standaardisatie van deze procedures in heel Europa zou een grote hulp zou voor toekomstige onderzoeken van dit type.
Op nationaal niveau bestaan er in alle 10 landen van de EU die aan dit project hebben deelgenomen nog altijd verschillende beleidsbasissen voor misbruik van alcohol en/of drugs en geweld in de familie, en in sommige landen bestaat er een even grote scheiding tussen het beleid met betrekking tot alcoholen drugsproblemen. Er is zeer weinig kennis van de overlappingen tussen deze thema's. De familie neemt dikwijls niet deel aan deze beleidsstappen.
De nationale beleidsrichtlijnen duiden commissarissen aan om deze verschillende diensten afzonderlijk te leiden (die onderling zeer goed verbonden zouden moeten zijn): bijgevolg zijn er weinig links tussen diensten belast met alcohol- of drugsproblemen en geweld in de familie, of tussen diensten voor kinderen en voor volwassenen; en de familie (in tegenstelling tot individuen die alcohol drinken of drugs gebruiken of geweld plegen) neemt dikwijls helemaal niet aan deze diensten deel.
In dit verband brengt de structurele scheiding van diensten voor volwassenen en kinderen een gebrek aan luisteren naar de behoeften en wensen van families met zich mee, wat ook geldt voor eventuele samenwerkingen.
Op niveau van agentschappen zijn er opnieuw zeer weinig procedures; bovendien, indien ze al bestaan, worden ze niet gevolgd. Er is eveneens een gebrek aan controle om een basis te scheppen waarop diensten ontwikkeld kunnen worden.
Op professioneel en diensten niveau zijn de uitdagingen als volgt:
De nadruk ligt te veel op een enkel thema binnen diensten, zoals bijvoorbeeld alcohol of drugs of geweld binnen de familie
8
Dit afsluitende commentaar is gebaseerd op de presentaties tijdens het tweede ENCARE Symposium in Bad Honnef in april 2007 door Professor Dr Michael Klein, Dr Sarah Galvani, en Professor Dr Richard Velleman, evenals hun eigen ideeën.
61
Er ligt te veel nadruk op een volwassene tegen kind focus, in plaats van beide.
Er is een gebrek aan samenwerking/werking van meerdere agentschappen ondanks de beleidseisen om dit te doen
Potentiële praktijkpartners…
–gebruiken verschillende werkmodellen, bijvoorbeeld sociale vs. medische modellen van
alcoholgebruik
–hebben verschillende prioriteiten en doelstellingen
Professionelen en diensten hebben een beperkte kennis en vertrouwen om met elk thema om te gaan (alcoholproblemen; geweld binnen de familie), laat staan een combinatie van beide.
Verder is er een gebrek aan praktische leiding – er zijn dus geen middelen om de goede praktijk te ondersteunen of aan te moedingen wanneer thema’s geïdentificeerd worden.
Er is gebrek aan geïnformeerde en herkenbare supervisie.
Wanneer er sprake is van gezamenlijk werk, dan omvatten uitdagingen het delen van informatie, uitwisseling van personeel, onderling vertrouwen en respect.
Op het vlak van de gemeenten en het publiek is het vitaal te erkennen dat:
Een grotere bron van steun voor kinderen in families met alcoholmisbruik en geweld zin stabiele, gesloten volwassenen buiten de familiekern
Kinderen wilden dikwijls hulp van buiten de familie krijgen, zoals opnieuw aangetoond wordt door de kinderen in dit onderzoek
Veel kinderen en jongeren slagen er wel degelijk in om hulp van deze stabiele, gesloten volwassenen buiten de familiekern te krijgen, zoals opnieuw aangetoond wordt door de kinderen in dit onderzoek
En tot slot zijn dergelijke stabiele, gesloten volwassenen buiten de familiekern, indien zij bestaan voor deze kinderen en jongeren, meer toegankelijk dan andere diensten.
Er zijn veel implicaties van dit werk en van de hierboven voorgestelde resultaten en ideeën. Sommige van de voornaamste oplossingen zijn:
De ChAPAPs hebben een grotere aandacht en steun van publiek en professionelen nodig.
De huidige kennis (bijvoorbeeld met betrekking tot risico- en beschermingsfactoren) moet toegepast worden, en dit al in een vroeg stadium.
Er moet veel meer onderzoek verricht worden naar deze met elkaar verbonden thema’s.
De preventie en behandeling tot op heden ontwikkeld moeten geëvalueerd worden. In geval van goede resultaten moeten ze in alle 25 landen van de EU ingevoerd worden.
Er moet een solide en betrouwbare basis zijn voor het financieren van preventie en interventie met ChAPAPs.
De interventies moeten snel gebeuren, op een begrijpelijke en gecoördineerde manier, moeten op de familie georiënteerd zijn, en moeten zowel verslavingsspecifieke als niet specifieke elementen bevatten.
Algemene deskundigen (GPs, leraars, diensten voor de bescherming van het kind) moeten geïnformeerd en opgeleid worden voor de speciale situatie en behoeften van ChAPAPs.
De middelen van gemeenten voor steun en hulp moeten onderzocht worden.
Nieuwe tussenkomsten op gemeenschapsbasis ontwikkelen.
62
Gemeenten moeten geactiveerd worden om aandacht te schenken aan deze problemen van alcoholmisbruik en geweld binnen de familie, en te reageren.
Kinderen zeggen ook dat spreken met andere die dezelfde of gelijkaardige ervaringen of problemen in hun families gehad hebben of hebben nuttig is. Blijkbaar vinden zij het nuttig dat zij zich realiseren dat zij niet alleen zijn. Er zijn duidelijke implicaties met betrekking tot het verbeteren van de toegang tot bestaande of toekomstige groepen die gecreëerd worden voor ChAPAPs, en met betrekking tot steun aan deze groepen en hen beter bekend te maken?.
Verdere aanbevelingen:
De ontwikkeling en productie van verstaanbare richtlijnen met indicatie van duidelijke, op de praktijk gebaseerde hulp en steun voor ChAPAPs.
De ontwikkeling van de basisaanpak (eenvoudig toe te passen, bijvoorbeeld voor peuter-/kleurerscholen, scholen, aanmoediging van capaciteiten van ouders, etc.)
Betere en duidelijkere regelingen voor het financieren van werk met ChAPAPs
Versterking van het openbare bewustzijn en constante opleiding van deskundigen (algemeen en specifiek)
Uitbreiding van de vroege tussenkomst door betere netwerken van instellingen, en verbetering van de manieren voor detectie in een vroeg stadium (met inbegrip van motiverende gesprekken met ouders)
Wij stellen voor dat de toekomst moet bevatten: Beleid
Internationaal niveau – er is een dringende nood voor de Europese Commissie en WHO Europa om internationale richtlijnen te ontwikkelen en uit te geven met betrekking tot het thema van het samenzijn van alcohol- en geweldproblemen in de familie, en hoe het beste met deze problemen omgegaan wordt.
Nationaal niveau – op dit niveau moet er een beleid van erkenning van de ?overlap in alle documenten zijn, met inbegrip van documenten met betrekking tot kinderen, alcoholmisbruik en geweld in de familie, herkenning van de impact, en de nood om hierop een antwoord te geven.
Agentschapniveau – controle van beide thema’s en het samenzijn: beleid en procedure als steun voor personeel en gebruikers van diensten
De toekomst moet ook beschouwen Diensten …
Diensten moeten meer holistisch zijn – een enkele aanpak richt zich niet op complexe behoeften.
Diensten moeten samenwerken om zo een enkele dienst te bieden of formele en actieve samenwerkingen met elkaar op alle niveaus van de organisaties te ontwikkelen, zoals bijvoorbeeld management en front-line personeel
Het is duidelijk dat systemen die een scheiding maken tussen diensten voor volwassenen en kinderen niet nuttig zijn voor families – deze structuren moeten veranderd worden, of er moeten samenwerkingen opgericht worden die met gedeelde doelstellingen werken.
Samenwerking tussen agentschappen gespecialiseerd in alcohol- en/of drugsmisbruik en geweld binnen de familie is vitaal. In deze samenwerkingen zijn de volgende punten absoluut nodig: o
Aandacht besteden aan gelijkaardige punten van werkmodellen en hoe barrières te overwinnen
o
Van elkaars prioriteiten leren, en ze respecteren; een methode uitwerken die hierin slaagt
63
o
Gespecialiseerde informatie delen en uitwisselingen invoeren om het leren en het vertrouwen in het werken met de ‘andere’ thema’s te ondersteunen
o
Samenwerken – vertrouwelijkheidrapporten overeenkomen; duidelijke verantwoordelijkheden vastleggen om de continuïteit te verzekeren wanneer personeel de organisatie verlaat, een permanente agentschapoverschrijdende communicatie en onderlinge steun om het vertrouwen en het respect te verhogen
Praktische hulp is eveneens essentieel – duidelijke hulp bij het evalueren van andere thema’s, met een duidelijke bespreking van de mogelijke reacties (met inbegrip van impact op kinderen), wanneer en hoe verwijzen, hoe te archiveren, aan wie advies te vragen, etc.
Er is eveneens nood aan duidelijkheid over het feit dat de behandeling van het geweld in de familie samen met alcoholproblemen van ouders deel uitmaken van een goed werk: het is niet altijd iemand anders schuld!
Om dit alles mogelijk te maken, hebben managers en supervisors opleiding nodig voor alle thema’s en een bewustzijn van de impact op het personeel; en zij moeten hun leiderschap opnemen in het beleid en de praktische ontwikkeling.
…. En de gemeenten
De gemeenten en het algemene publiek moeten de verantwoordelijkheid delen om tussen te komen wanneer alcoholmisbruik en geweld in de familie geobserveerd worden.
De middelen van gemeenten als bronnen voor steun moeten onderzocht en gemobiliseerd worden.
Nieuwe op gemeenten gebaseerde interventies moeten ontwikkeld worden.
Gemeenten moeten geactiveerd worden om aandacht te schenken aan deze problemen van alcoholmisbruik en geweld binnen de familie, en om te reageren.
Conclusies De resultaten van dit twee jaar durende project van onderzoek en praktijk tonen hoen belangrijk het is om richtlijnen te ontwikkelen om de praktijk van tussenkomst op het vlak van alcohol- en geweldproblemen binnen de familie aan te pakken. Het is ook vitaal dat alle politieke beslissingen, vooral op het vlak van gezondheid, sociale en veiligheidsthema’s, genomen moeten worden rekening houdend met het perspectief van het kind voor ogen. Hier zijn enkele voorstellen met betrekking tot mogelijke richtlijnen op dit gebied:
Behandelinginstellingen voor alcohol-, drugs- en geweldproblemen moeten verplicht worden om uit te vinden of hun klanten kinderen hebben, waar de kinderen op dat ogenblik verblijven met de ouder die in behandeling is en in welke omvang er sprake geweest is van geweld in het verleden.
In geval van noodzaak moeten de bevoegde instanties in staat zijn om steun aan de familie te geven of om tenminste informatie hierover te verstrekken en specifieke programma’s voor ouders aan te bieden.
Zelfs indien de professionelen het verslavingsprobleem van de ouders niet op doeltreffende wijze kunnen aanpakken, dan moeten er voldoende mogelijkheden zijn om steun en hulp aan te bieden.
Er moet een passend bewustzijn ontwikkeld worden door een groot aantal professionelen: hulp- en steunstrategieën zijn beter dan onwetendheid en verwaarlozing.
De betrokken instellingen moeten beter samenwerken en, met de toestemming van de families, moet de invoering van hulp- en steunprogramma’s ontwikkeld en gecoördineerd worden. Er moet informatie
64
uitgewisseld worden door rapporten te delen, en door samenwerkingsmethodes binnen elk Europees land overeen te komen. Het is relatief duidelijk hoe professionelen families kunnen helpen bij het verminderen van het risico, bij het ontwikkelen van beschermende factoren en het aanmoedigen van flexibiliteit bij jongeren.
De vier voornaamste punten zijn:
Het is relatief duidelijk hoe professionelen kunnen helpen om de impact van misbruik van de ouders op kinderen te veranderen: zij moeten hen helpen het risico te verminderen, beschermende factoren te ontwikkelen en flexibiliteit te aanmoedigen
Professionelen KUNNEN tussenkomen, en de focus hoeft niet op het misbruik van middelen te liggen, maar wel op het verschaffen van de noodzakelijke positieve factoren in het leven van de kinderen
Professionelen mogen zich niet laten afleiden door de nadruk te leggen op de problemen van de ouders: de nadruk moet liggen op de behoeften van het kind en hoe hiermee om te gaan
Het probleem is dat onvoldoende professionelen dit in de praktijk DOEN! Er is meer werk nodig om professionelen te motiveren en op te leiden om deze kennis te gebruiken om op een meer nadrukkelijke en geïntegreerde wijze te werken, door naar het geheel van de behoeften van een kind binnen een bredere context te kijken.
Wij hopen dat het werk binnen het ENCARE project een manier is om de professionelen ertoe aan te zetten dit te doen, en om meer verantwoordelijkheid te nemen om de flexibiliteit te aanmoedigen.
65
8
Referenties
Achenbach, T. M. & Rescorla, L. A. (2001). Manual for the ASEBA School-Age Forms & Profiles. Burlington (USA): University of Vermont, Research Center for Children, Youth, & Families. Christensen, E. (1995). My Parent is an Alcoholic: A Study of 32 children and their parents. Danish National Institute of Social Research. Christensen, E. (2000). Born i familier med alkoholmisbrug – med focus pa behandlerens rolle. Psykologisk Paedagogisk Radgivning, 37, 281-291. Clair, D. J. & Genest, M. (1992). The children of alcoholics screening test: Reliability and relationship to family environment, adjustment, and alcohol-related stressors of adolescent offspring of alcoholics. Journal of Clinical Psychology, 48, 414-420. Cleaver, H., Nicholson, D., Tarr, S. & Cleaver, D. (2006). The response of child protection practices and procedures to children exposed to domestic violence or parental substance misuse. Executive summary. Available online at: http://www.dfes.gov.uk/research/data/uploadfiles/RW89%20r.pdf (accessed 13/2/07) Cleaver, H., Unell, I. & Aldgate, J. (1999). Children’s Needs – Parenting Capacity: the impact of parental mental illness, problem alcohol and drug use, and domestic violence on children’s development. London: HMSO. Coleman, K., Jannson, K., Kaiza, P. & Reed, E. (2007). Homicides, Firearm Offences and Intimate Violence 2005/2006. (Supplementary Volume 1 to Crime in England and Wales 2005/2006). London: Home Office. Fergusson, D. & Horwood, L. (1998). Exposure to interparental violence in childhood and psychosocial adjustment in young adulthood. Child Abuse and Neglect, 22, 339–357. Forrester, D. & Harwin, J. (2006). Parental substance misuse and child care social work: findings from the first stage of a study of 100 families. Child and Family Social Work, 11, 325-335. Galvani, S. (2004). Responsible disinhibition: alcohol, men and violence to women. Addiction Research and Theory, 12, 357-371. Galvani, S. (2006). Safeguarding children: working with parental alcohol problems and domestic abuse. London: Alcohol Concern. Galvani, S. (2007a). Safety in numbers? Tackling domestic abuse in couples and network therapies. Drug and Alcohol Review, 26, 175-181. Galvani, S. (2007b.) Safeguarding children: the challenge of responding to the links between alcohol problems and domestic abuse. Paper presented to 2nd ENCARE Symposium, Bad Honnef, Germany, 19th April 2007. Available online at: http://www.encare.de/content/documents/sympo/ENCARE_Presentation_GALVANI.pdf (accessed 16/8/2007). Gorin, S. (2004). Understanding what children say: children's experiences of domestic violence, parental substance misuse and parental health problems. London: National Children's Bureau/Joseph Rowntree Foundation. Hester, M., Pearson, C. & Harwin, N. (2000). Making an impact: children and domestic violence – a reader. London: Jessica Kingsley. 66
Hinze, K. & Jost, A. (2006). Kindeswohl in alkoholbelasteten Familien als Aufgabe der Jugendhilfe [Child well-being in alcohol-affected families as task of the juvenile welfare service] Freiburg: Lambertus. International Classification of External Causes of Injuries (ICECI). Version 1.2. (July, 2004). Published for the ICECI Coordination and Development Group by the Consumer Safety Institute, Amsterdam, The Netherlands & AIHW National Injury Surveillance Unit, Flinders University, Adelaide, Australia. Irons, R. & Schneider, J.P. (1997). When is Domestic Violence a Hidden Face of Addiction? Journal of Psychoactive Drugs, 29 (4), 337-344 Kemmner, C., Klein, M. & Zemlin, U. (2004). Gewalterfahrungen bei Patientinnen und Patienten einer Fachklinik für Alkoholabhängige: Ergebnisse einer Prävalenzerhebung und Konsequenzen für das Behandlungsprogramm [Experience of Violence in Patients of a Specialised Hospital for Alcohol Dependent Patients of a Prevalence Study and Consequences for Treatment]. Suchttherapie, 3 (5), 124-131. Kindler, H. (2002). Partnerschaftsgewalt und Kindeswohl. München: Deutsches Jugendinstitut. [Metaanalytic study and discussion of effects of partner violence on development of children.] Klein, M. (2005). Kinder und Jugendliche aus alkoholbelasteten Familien. Stand der Forschung, Situationsund Merkmalsanalyse, Konsequenzen. In M. Klein, T. Hoff & A. Pauly (Eds.), Schriftenreihe Angewandte Suchtforschung (Band 1). Regensburg: Roderer. [Children and adolescents from families with alcohol problems. State of research, analysis of the situation and of symptoms, consequences]. Klein, M. Ferrari, T. & Kürschner, K. (2003). Kinder unbehandelter suchtkranker Eltern - Eine Situationsanalyse und mögliche Hilfen. Unveröffentlichter Forschungsbericht im Auftrag des Bundesministeriums für Gesundheit und Soziale Sicherung. Köln. [Children of untreated addicted parents - a situation analysis and possible assistance. Unpublished research report on behalf the Federal Ministry for health and social safety device. Cologne.] Klein, M. & Zobel, M. (2001). Prävention und Frühintervention bei Kindern aus suchtbelasteten Familien Ergebnisse einer Modellstudie [Prevention and early intervention with children from alcohol addicted families]. In M. Zobel (Ed.). Wenn Eltern zu viel trinken. Risiken und Chancen für die Kinder (90104). Bonn: Psychiatrie-Verlag. Lieb, R., Merikangas, K., Hoefler, M., Pfister, H, Isensee, B. & Wittchen, H. (2002). Parental alcohol use disorders and alcohol use and disorders in offspring: a community study. Psychological Medicine, 32, 63-78. Mullender, A., Hague, G., Imam, U., Kelly, L., Malos, E. & Regan, L. (2002). Children’s Perspectives on Domestic Violence. London: Sage. Pilat, J. & Jones, J. (1985). Identification of children of alcoholics: two empirical studies. Alcohol Health and Research World, 9, 26-33. Pretzlik, U. & Sylva, K. (1999). Paediatric patients’ distress and coping during medical treatment: a self report measure. Archives of Diseases in Childhood, 81, 525-527. Rathner, G. & Zangerle, M. (1996.) Coping strategies of children and adolescents with diabetes mellitus: the German language version of KIDCOPE. Z Klin Psychol Psychiatr Psychother, 44, 49-74. Rutter, M. (2006). Implications of Resilience Concepts for Scientific Understanding. Annals of the New York Academy of Sciences, 1094, 1-12.
67
Schoon, I. (2006). Risk and Resilience: Adaptations in Changing Times. Cambridge: Cambridge University Press. Spirito, A., Stark, L. J., & Williams, C. (1988). Development of a brief coping checklist for use with pediatric populations. Journal of Pediatric Psychology, 13, 555–574. Straus, M. A., Hamby, S. L. & Warren, W. L. (2003). The Conflict Tactics Scales Handbook. California (USA): Western Psychological Services. Templeton, L., Zohhadi, S., Galvani, S. & Velleman, R. (2006) Looking beyond risk. Parental substance misuse: scoping study. Final report for the Scottish Executive Drug Misuse Research Programme. Uhl, A. (2006). What is an ‘Alcohol Policy’? Personal communication. Velleman, R. (2004). Alcohol and drug problems: an overview of the impact on children and the implications for practice. In Gopfert, M., Webster, J. & Seeman, M. (Eds.) Seriously Disturbed and Mentally Ill nd
Parents and their Children, 2 Edition. Cambridge; Cambridge University Press, Chapter 13, 185202. Velleman, R. & Orford, J. (1999). Risk & Resilience: Adults who were the Children of Problem Drinkers. London: Harwood. Velleman, R. & Templeton, L. (2003). Alcohol, Drugs and the Family: results from a long running research programme within the UK. European Addiction Research, 9, 103-112. Velleman. R. & Templeton, L. (2006). Reaching Out – Promoting Resilience in the children substance misusers. In Harbin, F. & Murphy, M. (Eds.) Secret Lives: growing with substance. Working with children and young people affected by familial substance misuse. Chapter 2, 12-28. Lyme Regis: Russell House. Velleman, R. & Templeton, L. (2007). Understanding and modifying the impact of parental substance misuse on children. Advances in Psychiatric Treatment, 13, 79-89.
68
Appendix: Project Partners Land
DUITSLAND (hoofd en coördinator van
OOSTENRIJK
het project) Naam
Prof Dr Michael Klein / Danielle Reuber /
Christoph Lagemann
Emily Semmann (04/06-03/07) Instituut
Kompetenzplattform Suchtforschung,
Institut Suchtprävention
Katholische Fachhochschule NordrheinWestfalen, Keulen Positie
Hoofdonderzoeker, Projectleider, Hoofd van
Directeur
het “Centrum voor Toegepast Onderzoek naar Verslavingen / Projectcoördinator, Onderzoeker / Onderzoeker Adres
Wörthstr. 10
Hirschgasse 44
50668 Keulen
A - 4020 Linz
Duitsland
Oostenrijk
Website
www.addiction.de
www.praevention.at
Land
OOSTENRIJK
FINLAND
Naam
Dr Alfred Uhl
Teuvo Peltoniemi / Antti Järventaus
Instituut
Ludwig-Boltzmann-Institut für
A-Clinic Foundation
Suchtforschung Positie
Senior Wetenschapper
Hoofd van de Informatieafdeling / Projectcoördinator
Adres
Mackgasse 7-11
Paasivuorenkatu 2a
A - 1237 Wenen
FI - 00530 Helsinki
Oostenrijk
Finland
Website
www.api.or.at/lbi
www.a-klinikka.fi
Land
HONGARIJE
IERLAND
Naam
Dr Jozsef Racz
Chris Murphy
Instituut
Blue Point Drug Counselling and Outpatient
Drugs Awareness Programme Crosscare
Centre (Kék Pont)
(DAP Crosscare)
Positie
Directeur
Directeur
Adres
Gat utca 25
The Red House
Boedapest - 1095
Clonliffe College
Hongarije
Dublin 3 Ierland
Website
www.kekpont.hu
www.dap.ie
69
Land
NEDERLAND
MALTA
Naam
Heleen Riper / Barbara Conijn
Joan Camilleri
Instituut
Trimbos-instituut
Nationaal Focus Punt voor Drugs en Verslaving (NFP), Nationale Commissie voor Misbruik van Drugs, Alcohol en andere Verslavende Middelen, Ministerie voor Familie en Sociale Solidariteit
Positie
Afdelingshoofd Tussenkomst en Preventie /
Lid van de Nationale Commissie
Onderzoekster Adres
Postbus 725
Palazzo Ferreria
3500 AS Utrecht
Republic Street
Nederland
Valletta, Malta
Website
www.trimbos.nl
www.msp.gov.mt
Land
POLEN
SPANJE
Naam
Dr Maria Zaluska
Lidia Segura
Instituut
Instytut Psychiatrii i Neurologii,
Programma betreffende het Misbruik van
IV Klinika Psychiatryczna
Middelen Afdeling Gezondheid Autonome Regering van Catalonië
Positie
Afdelingshoofd
Alcoholconsulente
Adres
Sobieskiego 9
Travessera de les Corts 131-159
Warzsawa
Barcelona 08028
Polen
Spanje
Website
www.gencat.net/salut
Land
VERENIGD KONINKRIJK
Naam
Prof Dr Richard Velleman / Lorna Templeton
Instituut
Mentale Gezondheid R&D Unit (MHRDU), Universiteit van Bath en Avon & Wiltshire Mentale Gezondheid NHS Trust
Positie
Professor, Onderzoek naar Mentale Gezondheid en Directeur, MHRDU / Senior Onderzoeker, Directeur van het Alcohol-, Drugs- en Familieonderzoeksprogramma
Adres
Wessex House Level 7 University of Bath Bath, BA2 7AY Engeland
Website
www.bath.ac.uk/mhrdu 70
i
El Daphne Programma is een multijaarlijks programma van de gemeenschap met betrekking tot preventieve
maatregelen ter bestrijding van geweld tegen kinderen, jongeren en vrouwen. Het programma is het resultaat van het Daphne Initiatief, dat van 1997 tot 1999 elk jaar plaatsvond en dat ontstond als deel van het antwoord van de Europese Gemeenschap op de groeiende zorg over geweld gericht tegen kinderen, jongeren en vrouwen in Europa. ii
TAVIM staat voor “Treatment of Alcohol-related Violence In Men” – “Behandeling van met Alcohol
verbonden Geweld bij Mannen”. Het gaat om een multinationaal project met als doel de ontwikkeling, controle en invoering van de manual voor het TAVIM-programma van cognitief gedrag voor de behandeling van agressie en geweld in families door mannen met alcoholproblemen. Het handboek is ontworpen voor een groepstherapie. Het project loopt tot maart 2008 en wordt geleid door de Katholieke Universiteit voor Toegepaste Wetenschappen Nordrhein-Westfalen, Keulen, met als Hoofdonderzoeker Prof. Dr Michael Klein. iii
CHALV staat voor “CHildren dealing with ALcohol and VIolence within their family" - Kinderen die omgaan
met Alcohol en Geweld binnen hun familie - de complete titel is "Geweld en verslaving binnen de familie met speciale aandacht voor het perspectief van het kind". Het project combineert 10 expert organisaties uit 8 landen van de EU, met als doen de preventie en vermindering van geweld op kinderen door geweld, misbruik en verwaarlozing van kinderen. De visie van het project bestaat erin een belangrijk deel van professionelen te bereiken die met kinderen in de lidstaten werken, om hun bewustzijn te vergroten en om kinderen die het slachtoffer zijn van geweld in hun familie meer kansen te geven. Het project loopt tot februari 2008 en wordt geleid door by A-Clinic Foundation, Helsinki, Finland, met als voornaamste onderzoekers: de heer Teuvo Peltoniemi en de heer Antti Järventaus. iv
ChAPAPs staat voor “Vermindering van het lijden van en opbouwen van capaciteiten voor kinderen die
lijden onder ouders met alcoholproblemen in Europa (ChAPAPs)”. Het globale doel van dit project bestaat erin om problemen te voorkomen die veroorzaakt worden door gezondheidsproblemen wegens/verbonden met alcoholgebruik van ouders onder kinderen en jongeren. Nieuwe en vergelijkbare gegevens worden verkregen over gezondheidsproblemen van kinderen en jongeren uit 17 verschillende Europese landen. Deze gegevens vormen de basis voor de ontwikkeling van de handboeken en aanbevelingen die het werk van professionelen met kinderen die lijden onder ouders met alcoholproblemen te vereenvoudigen (ChAPAPs). Het project gaat tot september 2010 en wordt geleid door de Katholieke Universiteit voor Toegepaste Wetenschappen Nordrhein-Westfalen, Duitsland, met als hoofdonderzoeker Prof. Dr Michael Klein.
71