geschiedenis voor het examen
ISBN 978 90 345 8181 5
De Verenigde Staten en hun federale overheid (1865-1965)
9 789034 581815
549737
549737_OM.indd 2-3
basiskatern centraal examen
HAVO | VWO
21-06-12 14:18
Inhoud
Voorwoord Intro
3 De Verenigde Staten en hun federale overheid 1865-1965
4
Hoofdstuk 1
Macht in evenwicht
6
Hoofdstuk 2
Gescheiden maar niet gelijk (1865-1918)
14
Hoofdstuk 2
26
Groei, crisis en oorlog (1918-1945)
28
Hoofdstuk 3
38
Een economische en politieke supermacht ( 1945-1965)
40
Examentrainer
Hoofdstuk 4
52
Examentrainer
Algemeen
54
Examentrainer Hoofdstuk 3 Examentrainer Hoofdstuk 4
Samenvatting
55
Begrippen
62
Jaartallen
67
Vormgeving en lithografie: Weijmans Media Groep, Helmond Beeldresearch: Daliz Research, Den Haag Bronvermelding beeld: Cover: Bettmann/Corbis/Hillcreek Pictures, Den Haag Binnenwerk: North Wind Picture Archives/Alamy, Londen: pag 6, Vintage Images/Alamy, Londen: pag 8, Shutterstock, New York: pag 10, AKG/Painting by Edward Savage 1796, Berlijn: pag 11, Picture Desk/The Art Archive/Culver Pictures, Parijs: pag 12, Adam Zyglis/The Buffalo News, New York: pag 13, Harpers Weekly/Broolyn Museum, Brooklyn: pag 14, Tennessee State Library and Archives, Tennesee: pag 16, Nebraska History Museum, Nebraska: pag 17(l), Associated Press/Reporters, Haarlem: pag 17(r). Pictorial Press Ltd/Alamy, Londen: pag 18, Andrew J. Russell/Collection of Oakland Museum, Oakland: pag 19, Library of Congress Prints and Photographs Division, Washington D.C: pag 21, 5 (o), United State Food Administration, New York Times: pag 22, GMT Games, LLC: pag 23, Harpers Weekly/New York Times 1888: pag 26. Saturday Globe, Oneida County Historical Society, New York: pag 27(l). Bettmann/ Corbis/Hillcreek Pictures, Den Haag: pag 27(r), 29, 31, 32, 33, 34(o), 40, 44, 48, 49, 52(lb), Robert Minor/The Saint Louis Dispatch, 1908: pag 27(o), The American heritage history of the 20’s & 30’s, 1970, New York: pag 28, Pacific National Bank Photograph Collection, Los Angelos Public Library, Los Angeles: pag 30(b), Wayne F Cooper/University Press, New England: pag 34(b), Walker Evans Archive, The Metropolitan Museum of Art, New York: pag 35(b), Imperial War Museum 1919/AKG Images, Berlijn: pag 35(o), Archive Photos/Getty Images, Londen: pag 36. Jacksonville Metro, Florida: pag 38(l), NAACP/Crisis/ Albert Smith: pag 38(b). Nigel Cattlin/Alamy, Londen: pag 38(o), aZo Vintage Stock Photos /Images.com/Corbis/Hillcreek Pictures, Den Haag: pag 39, Willcounts collection/Indiana university, Indiana: pag 41(m), Arnie Sachs/CNP/Corbis/Hillcreek Pictures, Den Haag: pag 43. AFP/ANP Foto, Rijswijk: pag 45(b), Wisconsin Historical Society, Winconsin: pag 45(o). David J. and Janice L. Frent Collection/Corbis/Hillcreek Pictures, En Haag: pag 46. fineart America/ Granger Collection: pag 52(rb), Mandeville Special Collections Library, University of California, San Diego: pag 53(b), 53(o), The New York Times Company and HarpWeek /The Ohio State University Billy Ireland Cartoon Library & Museum: pag 53(lo). The Dallas Morning News,Dallas: pag 53(m), Perlin, Bernard/ UNT Digital Library, North Texas: pag 54
Codenummer 549737 ISBN 978 90 345 8181 5 Eerste druk, eerste oplage
© Malmberg ’s-Hertogenbosch, 2012 Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16b Auteurswet 1912 j° het Besluit van 20 juni 1974, St.b. 351, zoals gewijzigd bij het Besluit van 23 augustus 1985, St.b. 471, en artikel 17 Auteurswet 1912, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan de Stichting Reprorecht (Postbus 3051, 2130 KB Hoofddorp). Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16 Auteurswet 1912) dient men zich tot de uitgever te wenden.
2
Voorwoord De bundel MeMo CE heeft als titel De Verenigde Staten en hun federale overheid 1865 – 1965. Het thema heeft in formele zin betrekking op domein C van het examenprogramma en beslaat vooral de tijdvakken 8, 9 en 10 van de oriëntatiekennis (domein B). Het thema beschrijft de ontwikkeling van de Verenigde Staten in deze periode op verschillende terreinen en vanuit meerdere invalshoeken. De hoofdlijnen van het thema zijn: - de staatsinrichting met nadruk op de rol van de federale overheid tegenover de afzonderlijke deelstaten, - de industrialisatie met haar politieke en maatschappelijke gevolgen, - de ontwikkeling van de burgerrechten van de zwarte bevolking, - het buitenlandse beleid met nadruk op het uitgroeien tot supermacht. De tekst begint met een kort algemeen en sterk thematisch hoofdstuk over de voorgeschiedenis en de staatsinrichting. Daarna is de indeling meer chronologisch-thematisch, beginnend bij 1865 en eindigend rond 1965. MeMo CE bestaat uit een basiskatern, een werkboek en een methodesite (www.memoce.nl). In het basiskatern staat de overzichtstekst, geïllustreerd met bronnen. Hierin bevinden zich de hoofdlijnen van het thema. In elk hoofdstuk staan verschillende verhaallijnen; de hoofdstukken samen vormen de behandeling van het thema. Vanwege de overgangsfase tussen het oude en het nieuwe examen is er meer dan voorheen aandacht voor vaardigheden en benaderingswijzen (volgens domein A). Dat laat MeMo CE zien door de Examentrainers bij hoofdstuk 2, 3 en 4 in het basiskatern en de uitgebreide werkboekopdrachten. Na de Intro, bedoeld om het onderwerp te verkennen, begint het basiskatern. Er zijn vier hoofdstukken, die ieder zijn verdeeld in verschillende paragrafen en na ieder hoofdstuk volgt een Examentrainer. Niet alleen in dit basiskatern, maar ook in het werkboek bevinden zich onderdelen van
de Examentrainers om de vaardigheden te oefenen. Aan de hand van de bronnen die in het basiskatern staan, beantwoord je vragen. Achter in dit basiskatern en in het werkboek staat een Examentrainer – Algemeen, een handig hulpmiddel waardoor je vertrouwd raakt met de vraagstelling én de manier van antwoorden op het examen geschiedenis. De belangrijkste historische namen en begrippen voor het centraal examen, zijn in de tekst van het basiskatern in rood en in hoofdlettrs gedrukt. In de begrippenlijst achter in dit basiskatern staat de uitleg van die namen en begrippen. In dit basiskatern staan tevens een handige samenvatting en een overzicht met jaartallen die gebaseerd zijn op de stofomschrijving. In het werkboek staan vragen en opdrachten over de overzichtstekst en ook de Examentrainer krijgt een vervolg in het werkboek. Er is een apart werkboek voor havo en vwo. Verder kun je gebruikmaken van de methodesite van MeMo CE via www.memoce.nl. Op de site staan onder andere oefentoetsen en een eindtoets. Kortom, de site is een praktische aanvulling op het basiskatern en het werkboek. Als je het basiskatern, het werkboek en de site hebt doorgewerkt, ben je goed voorbereid op het examen. Het gaat daarbij om kennen en kunnen. ‘Kennen’ betekent dat je de overzichtstekst en de begrippen goed kent. Dit kun je nog eens controleren met behulp van de methodesite. ‘Kunnen’ houdt in dat je de vaardigheden beheerst die je oefent in het werkboek, met de Examentrainers en op de site. Door de bestudering van dit basiskatern krijg je de geschiedenis van dit zo belangrijke land in onze wereldgeschiedenis scherp in beeld. Vergeet vooral niet de onderdelen achter in dit basiskatern: de Samenvatting, de Begrippenlijst en de Jaartallen. Handig voor de hoofdlijnen, zeker in de dagen vlak voor het examen. We wensen je heel veel succes met de voorbereiding op en het maken van het examen geschiedenis. De samenstellers
3
Intro: De Verenigde Staten en hun federale overheid 1865-1965 Mocht je van plan zijn na jouw eindexamen een schooljaar in de Verenigde Staten door te brengen, bereid je dan voor op twee dagelijkse rituelen waar je raar van op zult kijken. Aan het begin van iedere schooldag wordt op heel veel scholen plechtig de Amerikaanse vlag gehesen en zweren
de leerlingen trouw aan die vlag. Stel je voor dat onze regering zou voorstellen dat hier ook te gaan doen. Dagenlang zou het in de media nergens anders meer over gaan en waarschijnlijk zou een meerderheid van de Nederlanders het voorstel resoluut afwijzen.
Ik zweer trouw aan de Vlag van de Verenigde Staten van Amerika, en aan de Republiek waarvoor hij staat: één Natie onder God, ondeelbaar, met Vrijheid en Rechtvaardigheid voor iedereen. ( Belofte van Trouw aan de Vlag )
Dat dit in Amerika doodgewoon is, zegt veel over de Amerikanen. Ze zijn vaak nogal trots op hun geschiedenis en hun cultuur. Een belangrijk deel van die geschiedenis wordt in dit katern verteld en toegelicht. Dat zal begrip opleveren, maar de kans bestaat dat je zo nu en dan ook zult denken: toch rare types, die Amerikanen. Veel Europeanen, en zeker Nederlanders, koesteren 4
INTRO
Verenigde Staten nu Oorspronkelijke 13 staten
tweeslachtige gevoelens over Amerika. Ze willen beslist niet Amerikaans lijken, maar dragen wel jeans, drinken Starbucks, eten hamburgers en kijken elke avond naar Amerikaanse series. Ze gruwen van de arrogante manier waarop Amerika de wereld de wet lijkt voor te schrijven, maar ze voelen zich er ook veiliger door. Want altijd knaagt dat gevoel: wat zou er van ons land geworden zijn als Amerikaanse soldaten in 1945 Hitler niet hadden verslagen? Amerika en de Amerikanen worden bewonderd en verguisd. Dat is het lot van een wereldmacht. Hoge bomen vangen nu eenmaal veel wind. Hoe de Verenigde Staten zich tot wereldmacht hebben weten op te werken, dat is het onderwerp van dit MeMo CE-katern. Het beschrijft de geschiedenis van de VS van 1865 tot 1965, waarbij steeds drie aandachtsgebieden centraal staan: de ontwikkeling van de burgerrechten, de groei van de VS als economische wereldmacht en de verhouding tot het buitenland. Belangrijk aandachtspunt is daarbij steeds de verhouding tussen de federale overheid en de deelstaten. Omdat – merkwaardig genoeg – in de stofomschrijving voor het examen niets staat over het lot van de indianen, de oorspronkelijke bewoners van het continent, vind je daarover ook nauwelijks iets in dit katern. Het lot van de zwarte bevolking komt wel uitgebreid aan bod, en die geschiedenis is al zwart genoeg.
explosief in het eerste decennium en valt ver terug na de beurscrash van 1929. De crisis van de jaren ’30 geeft de president de kans om veel macht naar zich toe te trekken. Ook deze keer laat Amerika zich door de omstandigheden de Tweede Wereldoorlog in trekken, waarmee voorgoed een einde komt aan isolationistische politiek. Voor de zwarte bevolking verandert er in deze periode weinig. Nog altijd hebben zij geen volledige burgerrechten en hebben zij zwaar te lijden onder blank geweld.
De grootste wereldmacht In hoofdstuk 4 staat de buitenlandse politiek van de VS centraal. In deze periode ontwikkelt Amerika zich tot een politieke wereldmacht. Dat leidt in de eerste plaats tot een ideologische strijd en een wapenwedloop met de SovjetUnie tijdens de Koude Oorlog. Amerika maakt bewust de keuze zich te mengen in allerlei internationale conflicten die met deze ideologische strijd samenhangen. Op economisch gebied beleeft Amerika twee decennia van enorme groei, maar in de jaren ’60 stagneert de economie en groeit de armoede. De zwarten krijgen in de jaren ’60 hun burgerrechten, maar verzet hiertegen in het Zuiden leidt tot veel geweld.
Voorgeschiedenis en staatsinrichting Hoofdstuk 1 geeft in vogelvlucht de geschiedenis van de VS vanaf de Onafhankelijkheidsverklaring van 1776 tot 1865. Er wordt aandacht besteed aan spanningen tussen de noordelijke en zuidelijke staten. Die leidden in 1861 tot de Amerikaanse Burgeroorlog en hebben tot ver in de 20e eeuw de Amerikaanse politiek en economische ontwikkeling beïnvloed. Dit hoofdstuk behandelt verder de staatsinrichting van de VS en de geschiedenis van de twee grote politieke partijen: de Democraten en de Republikeinen.
American Dream? Hoofdstuk 2 besteedt veel aandacht aan het lot van de zwarte bevolking vanaf de afschaffing van de slavernij. In veel zuidelijke staten bestond tot ver in de 20e eeuw een wettelijk geregelde scheiding tussen blank en zwart. Apartheid dus. Zwarten hadden geen of slechts beperkte burgerrechten en ze hadden weinig kansen om zich te ontwikkelen. Dit hoofdstuk behandelt verder de snelle industriële ontwikkeling vanaf 1865 en de sociale gevolgen daarvan. Tot slot wordt verteld hoe de Verenigde Staten vanaf ongeveer 1900 hun blik richten op de wereld en zelfs gaat deelnemen aan de Eerste Wereldoorlog.
Groei en crisis Hoofdstuk 3 gaat over de economische ontwikkeling in de periode na de Eerste Wereldoorlog. De economie groeit
Amerikaanse presidenten 1789 – 1797
George Washington
1801 – 1809
Thomas Jefferson
1817 - 1825
James Monroe
1861 – 1865 1865 – 1869
Abraham Lincoln (Rep.) Andrew Johnson (Rep.)
1897 – 1901 1901 – 1909 1909 – 1913 1913 – 1921 1921 – 1923 1923 – 1929 1929 – 1933 1933 – 1945 1945 – 1953 1953 – 1961 1961 – 1963 1963 – 1969
William McKinley (Rep.) Theodore Roosevelt (Rep.) William Taft (Rep.) Woodrow Wilson (Dem.) Warren Harding (Rep.) Calvin Coolidge (Rep.) Herbert Hoover (Rep.) Franklin D. Roosevelt (Dem.) Harry S. Truman (Dem.) Dwight D. Eisenhower (Rep.) John F. Kennedy (Dem.) Lyndon B. Johnson (Dem.)
INTRO
5
Hoofdstuk 1
Macht in evenwicht
bron 1
Het duel tussen Alexander Hamilton en Aaron Burr.
Casus
Duel bij dageraad
In de vroege ochtend van 12 juli 1804 voeren twee boten van Manhattan over de Hudson naar Heights of Newhaken, een plek waar geregeld duels plaatsvonden. De ene boot had Alexander Hamilton aan boord, de andere zijn aartsvijand Aaron Burr. Allebei hadden ze gevochten in de Amerikaanse Onafhankelijkheidsoorlog; Hamilton als generaal en Burr (slechts) als luitenant. Allebei waren ze jurist en hadden hoge politieke functies bekleed, waarbij ze steeds lijnrecht tegenover elkaar hadden gestaan. In 1800 had Hamilton zijn nog grotere politieke tegenstander Thomas Jefferson aan het presidentschap geholpen, uitsluitend om zo te voorkomen dat Aaron Burr president zou worden. In 1804 haalde hij dat trucje nogmaals uit toen Burr gouverneur van New York wilde worden. Wat deed je in die tijd met zo’n persoonlijke en politieke vijand? Je nam je pistool en daagde hem uit voor een duel. Dit keer won Burr. Hamilton raakte dodelijk gewond en stierf twee dagen later. Jouw politieke tegenstander vermoorden gaat erg ver. Maar ‘karaktermoord’ kan ook een effectief middel zijn. Haal een geheime liefde naar boven of een bedenkelijke zakelijke transactie en de kans is groot dat je tegenstander het aflegt. Amerikaanse presidentskandidaten zijn gewend frontaal in de aanval te gaan. Dat was toen al zo en dat is nog steeds zo.
6
HOOFDSTUK 1
MACHT IN EVENWICHT
1.1 Staat in ontwikkeling (1783-1865) Noord-Amerika is in 1783 de eerste kolonie die zich met succes van het Europese moederland losmaakt. Opmerkelijk is dat het niet de oorspronkelijke bewoners zijn die zich vrijvechten, maar de kolonisten. Een bevolking dus die haar wortels heeft in de ‘oude wereld’, maar die zich beknot voelt in het exploreren van de mogelijkheden die de nieuwe wereld biedt. De Onafhankelijkheidsverklaring van THOMAS JEFFERSON uit 1776 geeft een goed inzicht in de opvattingen en de mentaliteit van die Amerikanen. Het zijn verbeten idealisten met een groot wantrouwen tegen iedereen die hun rechten wil inperken of hun wil voorschrijven hoe ze moeten leven. In 1783 zijn de Amerikanen met 3 miljoen en ze wonen in dertien staten langs de oostkust, verenigd in een unie. Ze zijn blank en, vooral in het zuiden, ook zwart. De blanken zijn vrije mensen, ooit de oceaan overgestoken vanuit landen als Engeland, Frankrijk, Ierland, Duitsland en Nederland. 95 procent is boer. De zwarten zijn voor het merendeel slaven, vanuit Afrika verscheept naar de andere kant van de oceaan. Verreweg het grootste deel
Dit is de vertaling van de tekst van de tweede alinea van de Amerikaanse Onafhankelijkheidsverklaring die Thomas Jefferson in 1776 opstelde: ‘Wij beschouwen deze waarheden als vanzelfsprekend: dat alle mensen als gelijken worden geschapen, dat zij van hun schepper zekere onvervreemdbare rechten hebben gekregen, zoals het recht op leven, vrijheid en het nastreven van geluk. Dat, om deze rechten te garanderen, regeringen in het leven zijn geroepen, die hun macht van de toestemming van de geregeerde mensen afleiden. Dat steeds wanneer een regeringsvorm deze grondrechten met voeten treedt, het volk het recht heeft de regeringsvorm te veranderen of aan de kant te schuiven en een nieuwe regering te vormen, waarvan het fundament op zulke principes rust en waarvan de macht zo georganiseerd is, dat zij een maximum aan veiligheid en geluk garandeert.’ bron 2
van het nieuwe werelddeel is nog onbekend terrein en wordt bevolkt door indianen, die er sinds mensenheugenis hebben gewoond. Een kleine eeuw later, in 1865, zijn de Amerikanen met 35 miljoen, en wonen ze in 37 staten en territories (gebieden met zelfbestuur die nog niet tot de unie zijn toegelaten). Een grote stroom immigranten heeft in het land van de onbegrensde mogelijkheden een vaak nog schamel geluk gevonden. Pioniers hebben de FRONTIER – het grensgebied tussen de bewoonde wereld en de wildernis – steeds verder naar het Westen opgeschoven. Ze hebben veel indianen
Verenigde Staten in 1783
vermoord of in reservaten gestopt en hun gebied in bezit genomen. De indianen moesten ‘beschaven of uitsterven’, aldus een Amerikaanse politicus uit die tijd. De pioniers hebben de nieuwe gebieden ontgonnen en voor akkerbouw geschikt gemaakt, steenkool en goud uit de grond gehaald en spoorlijnen aangelegd. Nog steeds is het overgrote deel van de bevolking boer, maar in de noordelijke staten is ook de industrie sterk in opkomst. De SLAVERNIJ werd inzet van een conflict tussen de noordelijke en zuidelijke staten: de AMERIKAANSE BURGEROORLOG (1861-1865) die het Noorden heeft gewonnen.
Verenigde Staten in 1865 11 zuidelijke staten scheidden zich tijdens de Burgeroorlog af van de unie
bron 3
De Verenigde Staten in 1783 en in 1865.
HOOFDSTUK 1
MACHT IN EVENWICHT
7
Noord en Zuid In Amerika wordt de mythe levend gehouden dat in 1776 de toenmalige kolonies zich ‘als één man’ tegen Engeland keerden. Het is waar dat ze alle dertien de Onafhankelijkheidsverklaring ondertekenden, samen hun vrijheid bevochten en daarna met elkaar een unie vormden onder één grondwet. Toch bestonden er grote verschillen tussen de staten en waren er veel spanningen. De Burgeroorlog kwam in 1861 bepaald niet uit de lucht vallen. Steeds stonden Noord en Zuid tegenover elkaar. Met Noord en Zuid bedoelen wij de noordoostelijke en zuidoostelijke staten die min of meer grensden aan de oceaan en als eerste waren gekoloniseerd. Het land ten westen van deze strook speelde in de eerste eeuw na de onafhankelijkheid in politieke kwesties nog nauwelijks een rol. De tegenstellingen waren terug te voeren op enkele fundamentele verschillen.
bron 4
1 Geografische. De Engelse koning Jacobus I deelde in 1606 de 2000 kilometer lange gekoloniseerde kustlijn uit praktische overwegingen in tweeën. Beide delen – noord en zuid – ontwikkelden zich los van elkaar en trokken verschillende groepen kolonisten aan. 2 Economische. De zuidelijke staten waren lang voor de onafhankelijkheid al rijk geworden door grootschalige teelt van katoen, tabak, rijst en indigo. De noordelijke staten waren minder vruchtbaar en door het klimaat minder geschikt voor landbouw. Zij legden zich meer toe op visserij en handel en later op industrie. In het Noorden verrezen grote steden. Die brachten een mentaliteitsverandering teweeg van traditioneel en behoudend naar ‘open’ en gericht op verandering. In het Zuiden gebeurde dit niet omdat daar de landbouw nog lang het belangrijkste bleef. Verder waren de noordelijke staten meestal
voor protectie van de handel om zo de eigen industrie te beschermen. De zuidelijke staten waren meestal juist voor vrijhandel, vanwege hun bloeiende export van onder meer katoen. 3 Religieuze. De kolonisten die in Amerika landden, waren afkomstig uit verschillende religieuze groeperingen. In het zuidelijke Virginia vestigden zich anglicanen van het meer verdraagzame soort, in het noordelijke New-England kwamen vooral puriteinen (strenge protestanten) wonen. In de 17e eeuw verdiepten de verschillen zich doordat Engeland verscheurd raakte door godsdiensttwisten, zodat bij machtswisselingen daar de ene keer de puriteinen en de andere keer de anglicanen het land moesten ontvluchten. Vanuit de ‘moederkolonies’ ontstonden langs religieuze lijnen nieuwe koloniale staten. 4 Slavernij. Tot de afschaffing in 1863 bestond er slavernij in heel Amerika,
Nieuwe immigrantenfamilies trokken vaak in een karavaan van huifkarren naar de frontier om te gaan ‘pionieren’. Zij leden ontberingen en moesten soms over nauwelijks begaanbare wegen en hoge passen door ‘het wilde Westen’ trekken. Ze bouwden hun primitieve woningen zelf en leefden een sober en geïsoleerd bestaan.
8
HOOFDSTUK 1
MACHT IN EVENWICHT
maar er was sprake van een ongelijke spreiding. Dat had te maken met de economische verschillen tussen het Noorden en het Zuiden. Slaven werden vooral ingezet op de grote katoenplantages in het Zuiden. In het Noorden leefden nauwelijks slaven.
Verschuivende invloed In de periode die in deze paragraaf in vogelvlucht wordt besproken – 1783 tot 1865 – heeft in feite een ‘machtswisseling’ tussen het Noorden en het Zuiden plaatsgevonden. Het waren de rijke zuidelijke staten die erop gebrand waren om onafhankelijk te worden en die een sterke stempel drukten op de totstandkoming van de unie en de grondwet. De eerste presidenten waren mannen uit het Zuiden. Maar na de Burgeroorlog was de politieke rol van de zuidelijke staten voor lange tijd uitgespeeld. Pas in 1963 was er voor het eerst weer een zuidelijke president, Lyndon Johnson. De neergang van het Zuiden in de 19e eeuw had vooral te maken met het feit dat zich daar weinig industrie ontwikkelde, terwijl het Noorden op dat gebied juist enorm expandeerde. De zuidelijke staten klampten zich vast aan wat hun ooit rijkdom had gebracht: de landbouw. Vanwege het ontbreken van industriële hulpmiddelen bleven zij zich ook sterk verzetten tegen de afschaffing van de slavernij. Het Zuiden had sinds 1793 weliswaar de beroemde cotton gin, de machine die katoenzaden uit katoenbollen kon plukken, maar de katoenteelt bleef een arbeidsintensieve vorm van landbouw. Van de weeromstuit verloren de zuidelijke staten hun geloof in de kracht van de unie. Ze benadrukten steeds meer hun autonomie als DEELSTATEN en meer dan eens verklaarden zij dat zij zich niet langer aan de grondwet gebonden voelden. De slavernij was dus niet de enige inzet van de Burgeroorlog die in 1861 losbarstte. Het ging om het voortbestaan van de Verenigde Staten.
1.2 De heilige grondwet In 1787 schreven de FOUNDING
FATHERS in Philadelphia de Amerikaan-
se CONSTITUTION, de grondwet waarop de Amerikanen nog altijd buitensporig trots zijn. Onder leiding van George Washington bedachten afgevaardigden uit de toenmalige dertien staten in drie weken tijd hoe de democratische staatsinrichting van de nieuwe republiek eruit moest zien. Knap werk, want er bestond nog weinig waarop zij konden voortborduren. Tijdens de Franse verlichting waren al wel allerlei ideeën over burgerrechten en een evenwichtig bestuur geformuleerd, maar daar was nog niets van in praktijk gebracht. En Engeland, waar de meeste afgevaardigden hun wortels hadden, had weliswaar al een parlementaire traditie, maar een democratie kon je dat nog niet noemen. De grondwetschrijvers hadden twee problemen op te lossen. Het eerste was de vraag van de macht. Ze hadden de monarchie afgezworen en wilden voorkomen dat één persoon weer alle macht in handen kon krijgen. Maar er moest natuurlijk wel een regering komen die de zaken goed kon regelen. Het tweede probleem was de verhouding tussen een centrale regering, de FEDERALE OVERHEID, en de regeringen van de deelstaten. Er was nog een derde belangrijk punt: de grondwet moest zo’n stevig geheel worden dat er nooit meer iets veranderd hoefde te worden. Want als je dat toestond, zou er toch weer machtswillekeur kunnen ontstaan. In Amerika is de grondwet dan ook een ‘heilig’ verklaard document. Veranderingen zijn niet mogelijk, alleen toevoegingen in de vorm van AMENDEMENTEN zijn toegestaan. Er zijn tot nu toe 27 amendementen toegevoegd. Daaronder waren belangrijke zoals de afschaffing van de slavernij, het verbod op discriminatie vanwege huidskleur, geloof of sekse en de invoering van het algemeen kiesrecht.
Scheiding en deling van de macht De Franse verlichtingsfilosoof Charles de Montesquieu werd de grote inspi-
rator voor het regelen van de machtskwestie. De Montesquieu had in 1748 zijn boek De l’esprit des lois gepubliceerd, waarin hij drie machten onderscheidde: de wetgevende macht, de uitvoerende macht en de rechterlijke macht, de zogenoemde TRIAS POLITICA. In absolute monarchieën waren de drie machten in één persoon verenigd, in een moderne maatschappij moesten de machten volgens De Montesquieu verdeeld worden om een ‘scheiding der machten’ te verkrijgen. Amerikanen noemden dit later de ‘balance of power’. In bron 5 zie je hoe in de Amerikaanse grondwet de drie machten zijn verdeeld en welke taken en rechten aan elk van die machten zijn toegekend. Het volk kiest de wetgevende macht – het HUIS VAN AFGEVAARDIGDEN en de SENAAT – direct. In de Senaat heeft elke deelstaat evenveel politieke macht, in het Huis van Afgevaardigden is dat juist gekoppeld aan het aantal inwoners per staat. Via een ingewikkeld systeem van kiesmannen kiest het volk ook de PRESIDENT, die de uitvoerende macht heeft. De president benoemt de rechters van het HOOGGERECHTSHOF. Ook kiest de president zelf zijn ministers. Maar het CONGRES (Senaat en Huis samen) moet al die benoemingen goedkeuren. Op die manier wordt de macht van de president in toom gehouden. De rechters controleren op hun beurt ook, want zij moeten van alle wetten beoordelen of zij in overeenstemming zijn met de grondwet. De president kan een negatief oordeel van het Hooggerechtshof via een VETO ongedaan maken en de wet toch doorzetten. Dan is het woord opnieuw aan het Congres, dat op zijn beurt het veto van de president weer ongedaan kan maken. Een president bezit dus veel macht, maar hij kán naar huis gestuurd worden door het Congres via een IMPEACHMENT PROCEDURE. Dat lot dreigde bijvoorbeeld voor Richard Nixon in 1974, maar voordat het zover kwam, trad hij zelf af. Via dit systeem van checks and balances (in toom en in evenwicht houHOOFDSTUK 1
MACHT IN EVENWICHT
9
Staatsinrichting Verenigde Staten Wetgevende macht
Uitvoerende macht
Rechterlijke macht
Senaat
President
Hooggerechtshof
100 leden, twee per staat, gekozen voor 6 jaar
Samen met de vicepresident voor vier jaar
Negen leden ‘voor het leven’ benoemd door de president
Huis van Afgevaardigden
Vicepresident, kabinet van ministers
435 leden, aantal per staat op basis van aantal inwoners gekozen voor twee jaar Senaat en Huis vormen samen het Congres
TAKEN/RECHTEN CONGRES
TAKEN/RECHTEN PRESIDENT
goedkeuring wetten en begroting
benoeming/ontslag ministers, rechters, ambassadeurs enz.
indienen wetsvoorstellen goedkeuring verdragen goedkeuring benoemingen door de president opheffen presidentieel veto (bij 2/3 meerderheid) afzetten president (impeachment)
indienen wetsvoorstellen vetorecht t.a.v. wetten uitvoering wetten sluiten van verdragen opperbevelhebber van leger en vloot
TAKEN/RECHTEN HOOGGERECHTSHOF toetsen van wetten aan grondwet toetsen van bestuursbesluiten aan grondwet Als het Hooggerechtshof een wet of bestuursbesluit in strijd vindt met de grondwet, dan is de wet of het besluit ongeldig Behalve het Hooggerechtshof zijn er nog tal van andere rechterlijke instanties die onafhankelijk rechtspreken
Niemand mag tegelijkertijd deel uitmaken van twee of drie van deze machten. Een senator kan wel benoemd worden tot lid van het Hooggerechtshof, maar dan moet hij de Senaat verlaten.
bron 5
Schema van de staatsinrichting van de Verenigde Staten.
den) zijn de drie machten met elkaar verknoopt en kunnen zij nooit los van de ander te veel macht uitoefenen. Toch is de macht van de president in de praktijk groot. Dit blijkt bijvoorbeeld in oorlogskwesties. Alleen het Congres kan een ander land de oorlog verklaren, maar de president kan dit omzeilen door de militaire inzet anders te omschrijven. Zo is de lange en bloedige Vietnamoorlog (1957-1975) altijd omschreven in termen van ‘het geven van militaire steun’ of ‘het sturen van militaire adviseurs’. Een oorlogsverklaring is er nooit geweest. Ook kan een president gedurende 90 dagen een militaire actie in het buitenland uitvoeren zonder toestemming van het Congres. Dat is meermalen gebeurd. In 1973 publiceerde de historicus Paul Schlesinger een boek waarin hij liet zien dat Franklin D. Roosevelt (presi10
HOOFDSTUK 1
MACHT IN EVENWICHT
dent van 1933 tot 1945) een machtiger president was geweest dan alle anderen voor hem. Dat had met name twee oorzaken: Roosevelt’s grote rol in de internationale politiek (vooral tijdens de grote depressie en de Tweede Wereldoorlog) en de propagandistische manier waarop hij gebruikmaakte van het nieuwe medium radio. Via vaderlijke ‘radiopraatjes bij de haard’ legde hij het Amerikaanse volk zijn beleid uit en riep hij de kiezers op om hem te steunen in de strijd voor een betere maatschappij. Roosevelt was bovendien de eerste die een staf van invloedrijke adviseurs om zich heen verzamelde. Latere presidenten ruimden daarvoor zelfs een aparte vleugel van het Witte Huis in, de zogeheten West Wing. De invloed van het Congres raakte hierdoor verzwakt, aldus Schlesinger. De presidenten na Roosevelt, vooral
degenen die zich mengden in internationale conflicten of die zelf een oorlog begonnen, bleven macht naar zich toe trekken. In de volgende hoofdstukken zullen we zien hoe zij via de buitenlandse politiek hun binnenlandse positie wisten te versterken. Schlesinger bedacht er een term voor: IMPERIAL PRESIDENCY. Ook recente boeken over de macht van de president tonen aan dat met name president George W. Bush (2001-2009) er steeds in slaagde het Congres op belangrijke momenten buitenspel te zetten. Bush kon dit doen omdat hij oorlog voerde in Afghanistan en Irak.
Macht van de federale overheid Tussen de Founding Fathers bestond al grote onenigheid over de centrale vraag hoe machtig de centrale overheid moet zijn. Ze hadden gekozen voor de constructie van een federatie, een bondsstaat. Een groep onder aanvoering van ALEXANDER HAMILTON (1757-1804) bepleitte een sterk federaal gezag, waarbij de afzonderlijke staten ondergeschikt zouden zijn aan de centrale overheid. Zij redeneerden dat de Onafhankelijkheidsoorlog nooit gewonnen had kunnen geworden als de staten niet onder één noemer hadden samengewerkt. Deze FEDERALISTEN kwamen vooral uit de noordelijke staten. Hamilton was bang voor anarchie als de zaken niet stevig centraal geregeld zouden worden. Hij geloofde dat Amerika ongekende kansen had als industriële macht, maar dan moest het een sterk en eensgezind land zijn. Hij vond ook dat er een centrale bank moest komen en dat de overheid de eigen industrie moest kunnen steunen door hoge invoerheffingen op te leggen. Hamilton werd later de eerste minister van Financiën onder GEORGE WASHINGTON. Hamilton’s grote tegenstander was Thomas Jefferson (1743-1826). Hij en zijn geestverwanten hadden vooral oog voor het agrarische karakter van de Verenigde Staten. Zonder de zelfstandige boer, met zijn doordachte oordeel
bron 6
De eerste president George Washington en zijn gezin. Helemaal rechts staat een negerslaaf. Washington was eigenaar van een tabaksplantage in Virginia, waar slaven werkten.
en uitgesproken individualisme, kon een democratische samenleving niet functioneren. De ‘kleine man’ moest dan ook beschermd worden tegen een al te machtige overheid. De groep rond Jefferson was bang voor tirannie en wilde de macht van de overheid beperken ten gunste van die van de kleine gemeenschappen binnen de afzonder-
lijke staten. Deze ANTI-FEDERALISTEN kwamen vooral uit het Zuiden. De grondwet werd een compromis tussen beide opvattingen. De federale overheid kreeg de taak zorg te dragen voor de financiën, de buitenlandse betrekkingen, defensie en het economische verkeer tussen de staten. Allemaal kwesties die op dat moment nog
niet zoveel voorstelden. De deelstaten mochten hun eigen zaken regelen op het gebied van onderwijs, veiligheid, verkeer en rechtspraak. Wel was de afspraak dat federale wetten boven deelstaatwetten gaan. De grondwet zweeg over kwesties als religie en slavernij, want daarover zouden de Founding Fathers het nooit eens hebben kunnen worden. De bekrachtiging van de grondwet door de deelstaten kreeg ook niet van de ene op de andere dag haar beslag. De zuidelijke staten accepteerden de grondwet pas na de toevoeging van tien amendementen (de zogenoemde Bill of Rights) waarin specifieke rechten voor individuen zijn geregeld, zoals het recht op vrije meningsuiting, godsdienst en wapenbezit. De tegenstelling tussen Federalisten en anti-Federalisten was met deze compromissen niet voorbij. Die bleef telkens opspelen en werd zelfs aanleiding voor een Burgeroorlog (18611865). Ook in de 20e eeuw bleef deze tegenstelling onderhuids aanwezig, vooral als het ging om de burgerrechten voor de zwarte bevolking, maar ook op economisch terrein.
Democratie in de VS en Nederland De Verenigde Staten en Nederland zijn allebei democratische rechtsstaten. Maar er zijn grote verschillen. – Amerikanen kiezen niet alleen hun volksvertegenwoordigers, maar ook hun president. In Nederland kiezen we de minister-president niet en de koning(in) al helemaal niet. – Heel veel macht ligt in de VS bij één persoon, de president. Dit komt onder andere door zijn vetorecht en omdat hij opperbevelhebber van het leger is. De Nederlandse regering is veel sterker afhankelijk van toestemming van het parlement. – Amerikaanse kiezers hebben meestal de keuze uit slechts twee partijen, in Nederland kun je meestal uit zo’n vijftien partijen kiezen.
– De twee grote partijen – de Democraten en de Republikeinen – zijn moeilijk vergelijkbaar met partijen in Nederland. Hierover verderop meer. – Amerikaanse kiezers kiezen ook de gouverneur en de volksvertegenwoordiging in hun deelstaat. In Nederland zijn er ook verkiezingen voor de provincies, maar de Amerikaanse deelstaten zijn veel autonomer dan de provincies in ons land. – Amerikaanse burgers kiezen ook hun rechters en officieren van justitie, in Nederland worden die benoemd. – De rechters van het Amerikaanse Hooggerechtshof kunnen wetten tegenhouden door ze ongrondwettelijk te verklaren, de Nederlandse Hoge Raad kan dit niet.
– In Nederland kun je vanaf jouw 18e verjaardag zonder meer jouw stemrecht in praktijk brengen. Bij landelijke verkiezingen ligt de opkomst meestal rond de 75 procent. In Amerika moet je je eerst als kiesgerechtigde laten registreren. In de praktijk blijkt dit een hoge drempel, vooral voor de lagere sociale groepen. Meestal gaat rond de 50 procent van de Amerikaanse kiesgerechtigden naar de stembus. – De Amerikaanse politiek draait meer dan in Nederland om personen en minder om partijen en ideeën.
HOOFDSTUK 1
MACHT IN EVENWICHT
11
1.3 Democraten en Republikeinen Sinds de onafhankelijkheid domineren twee politieke groeperingen de Amerikaanse politiek: de Republikeinen en de Democraten. Maar met recht kun je hierbij de vraag stellen: what’s in a name? Thomas Jefferson zei in zijn tijd al: ‘Bijna alle Amerikanen zijn zowel Republikein als Democraat.’ Tegenwoordig gaat dat ook nog op. Deelstaatpolitiek gaat vaak over totaal andere dingen dan federale politiek. Bovendien zijn in de Amerikaanse politiek personen vaak belangrijker dan hun opvattingen. Het kan dus gebeuren dat kiezers landelijk op de Democraten stemmen en in hun deelstaat op de Republikeinen. En de volgende keer andersom. Als je naar de politieke ideeën kijkt, hebben Democraten en Republikeinen in de loop van de geschiedenis zelfs stuivertje gewisseld. Ooit stonden Republikeinen voor een sterke federale staat, voor grote infrastructurele projecten (waarvoor veel belastinggeld nodig is), voor protectionisme (bescherming door de overheid van de binnenlandse economie) en voor rassengelijkheid. Nu zijn dit veel meer Democratische issues. Omgekeerd geloven Republikeinen nu meer in de deelstaatrechten (elke staat zijn eigen wetgeving) en hebben zij weerzin tegen veel overheidsbemoeienis en hoge belastingen. De Republikeinse partij kwam voort uit de noordelijke antislavernijbeweging. Vooral vooruitstrevende Federalisten werden er lid van. ABRAHAM LINCOLN werd in 1861 de eerste Republikeinse president. Tijdens zijn presidentschap brak de Burgeroorlog uit. Toch slaagde hij erin twee belangrijke Republikeinse wensen te verwezenlijken: de afschaffing van de slavernij en het behoud van de eenheid van de unie onder federaal gezag. bron 7
‘Long Abraham Lincoln a Little Longer’, schreef de cartoonist Frank Bellew in 1864 onder zijn tekening van Lincoln, nadat deze was herkozen tot president.
12
HOOFDSTUK 1
MACHT IN EVENWICHT
De Democratische partij ontstond uit de zuidelijke anti-Federalistische partij. Democraten waren tegen afschaffing
van de slavernij. In het beste geval stonden zij onverschillig tegenover het lot van de zwarten. Na de Burgeroorlog waren zij soms vóór wettelijk geregelde rassenscheiding (segregatie). Verder vonden ze dat de federale overheid zich maar liever niet te veel met het bestuur van de deelstaten en het leven van de SELF-MADE MAN moest bemoeien. Hun aanhang hadden ze onder de blanke bevolking in het Zuiden, de pioniers in het westen en de immigranten in de steden. Politieke tekenaars hebben ervoor gezorgd dat beide partijen als symbool een dier hebben gekregen, de Republikeinen een olifant en de Democraten een ezel. Handig om te weten als je cartoons bekijkt.
Conservatieven en liberalen Je kunt het politieke landschap in de Verenigde Staten ook los zien van de namen van de partijen en kijken naar de politieke stromingen. Dan zijn er vanaf de onafhankelijkheid twee hoofdstromingen te herkennen: de traditionele of conservatieve stroming, en de liberale of progressieve stroming. Deze stromingen kennen verschillende richtingen, maar zij zijn beide te herkennen aan een aantal specifieke kenmerken. De traditionele of conservatieve stroming hecht belang aan een hiërarchische samenleving, aan behoud van traditionele waarden en normen, is nationalistisch en soms zeer patriottistisch. De stroming kent extreme groeperingen zoals fundamentalistische christenen en vreemdelingenhaters, maar ook meer gematigde groepen. De liberale of progressieve stroming hecht meer aan sociale gelijkheid in de samenleving en is gericht op hervorming en vooruitgang. Ook binnen deze stroming zijn er gematigde en fanatieke groepen.
De ommekeer Opmerkelijk is dat aanhangers van de conservatieve stroming zich in eerste instantie het meest thuis voelden bij de Democraten en in de loop van de 20e
eeuw juist steeds meer bij de Republikeinen. Liberalen vonden elkaar eerst in de Republikeinse partij, nu stemmen zij meestal op de Democraten. De ommekeer heeft niet op één moment plaatsgevonden en is ook niet op één oorzaak terug te voeren. Een rol speelde de transformatie van de Verenigde Staten van een voornamelijk agrarisch naar een overwegend industrieel land, en de heimweeachtige reactie daarop van de oorspronkelijk agrarische deelstaten. Jefferson bleef daarbij steeds een grote inspiratiebron. Daarnaast kreeg Amerika te maken met ingrijpende nationale en internationale problemen: de grote economische crisis en twee wereldoorlogen. De interventies hierin van krachtige presidenten als Woodrow Wilson en Franklin D. Roosevelt kregen niet alleen bijval maar riepen ook veel weerstand op. Een ander belangrijk issue was de kwestie van de burgerrechten voor de zwarte bevolking. Wilson en Roosevelt waren Democraten. Zij wonnen de verkiezingen door de steun van conservatieve blanken uit het Zuiden. Zij stonden tamelijk
onverschillig tegenover de situatie van de zwarten en deden niet veel aan de discriminerende rassenwetten die sinds 1890 bestonden. Maar ze geloofden wel in een krachtige overheid, vooral op economisch gebied, en ze handelden daar ook naar. Democraten na hen kregen ook meer oog voor zwakke groepen in de samenleving en geloofden dat de overheid hierin een taak had. De eerste Democratische president die stevig en effectief opkwam voor BURGERRECHTEN voor de zwarte Amerikanen, was Lyndon Johnson (1963-1969). Conservatieven in Amerika konden zich slecht vinden in de internationale bemoeienis van Amerika in de Eerste en de Tweede Wereldoorlog. Ze verzetten zich traditiegetrouw ook tegen sterk overheidsingrijpen, vooral als daar veel belastinggeld voor nodig was. Dat heet in Amerika BIG GOVERNMENT. De afschaffing van de rassenwetten in 1964 dreef veel Democratische kiezers weg van de partij. Zij vonden een nieuwe thuishaven bij de Republikeinse partij, die zich ontfermde over de conservatieve items. De conservatieve draai
werd afgerond door Ronald Reagan (1981-1989) die de ‘Reaganomics’ introduceerde, een economisch beleid dat gebaseerd was op vier principes: bezuinigen op de overheidsuitgaven, verlaging van de inkomens- en vermogensbelastingen, zo min mogelijk overheidsingrijpen en controle op de geldstroom. Maatregelen die de economie vooruitgeholpen hebben, maar die tegelijk een grotere sociale en economische ongelijkheid hebben veroorzaakt.
Slot De volgende hoofdstukken vertellen in min of meer chronologisch volgorde het verhaal van drie hoofdlijnen uit de geschiedenis van de Verenigde Staten tussen 1865 en 1965: (a) de industrialisering en de politieke en maatschappelijk invloed daarvan, (b) de ontwikkeling van de burgerrechten, en (c) de buitenlandse politiek.
bron 8
‘We the People’ zijn de eerste woorden van de Amerikaanse grondwet. De cartoon kreeg als titel mee ‘The Teaparty’s Constitution’. De Tea Party is de naam van een populistische groepering in de VS die op dit moment nogal wat aanhang heeft. HOOFDSTUK 1
MACHT IN EVENWICHT
13
Examentrainer – Hoofdstuk 2
Het levensverhaal van de in Schotland geboren Andrew Carnegie (1835-1919) is het klassieke verhaal van de ‘American Dream’. Andrew wordt op 25 november 1835 geboren in het plaatsje Dunfermline. Zijn vader werkt als handwever en zijn moeder komt uit een familie van schoenmakers. De werkomstandigheden voor zijn vader worden steeds slechter door de toenemende industrialisatie. Daarom verhuist de familie Carnegie naar Pittsburgh in de Verenigde Staten als Andrew 13 jaar is. Andrew begint zijn carrière in de Verenigde Staten als een ‘bobbin boy’ in een textielmolen, waarmee hij $ 1,20 per week verdient. Maar al snel weet hij zich op te werken tot telegrafist bij een spoorwegmaatschappij, waar hij later een leidinggevende functie weet te verwerven. Hoewel Carnegie vrijwel geen opleiding heeft genoten is hij toch zeer belezen vanwege zijn grote liefde voor boeken. Deze voorliefde was ontstaan doordat een dorpsgenoot van Carnegie zijn privébibliotheek opengesteld had voor de kinderen uit de buurt. Later zou Andrew hetzelfde doen op veel grotere schaal. Door handige investeringen in de spoorwegen en de oliewinning verdient hij een vermogen. In 1873 start hij zijn eigen staalbedrijf. Het wordt een groot succes en hij breidt zijn staalimperium steeds verder uit. Later produceert hij treinrails en voertuigen en belegt hij zijn winsten in olie. Zo profiteerde hij eerst van de ontwikkeling van de trein en later van de overgang van kolen als brandstof naar olie. Op 65-jarige leeftijd besluit Carnegie zich terug te trekken uit zijn bedrijven. In 1901 verkoopt hij zijn Carnegie Steel Company voor $ 480 miljoen aan de bankier J.P. Morgan. Morgan besluit de deal met de woorden: ‘Ik wil je feliciteren met het feit dat je de rijkste man ter wereld bent!’ Carnegie houdt zich voortaan bezig met een ‘oneindig veel moeilijker en serieuzere’ taak dan het vergaren van geld, namelijk ‘het verstandig uitgeven’ ervan. Zijn overtuiging is namelijk: ‘Een man die rijk sterft, sterft in schande.’ Carnegie besluit zijn vermogen te investeren in ongeveer 2811 openbare bibliotheken (dat kostte toen al zo’n $ 60 miljoen). ‘Ik kies voor openbare bibliotheken als de beste instellingen om de mensen te helpen, omdat ze alleen die mensen helpen die zichzelf willen ontwikkelen. Ze verpauperen nooit en een voorliefde voor lezen verdrijft een slechte smaak.’ Ook richt hij ongeveer 22 Carnegiefondsen en trustinstellingen op. Omdat hij een groot voorstander is van het bevorderen van de wereldwijde vrede besluit hij $ 1,5 miljoen te investeren in de bouw van een Vredespaleis in Den Haag, waar nog steeds het Internationaal Gerechtshof zetelt. Zeer bekend is ook Carnegie Hall in New York, een concertzaal voor bijna 3000 toehoorders. In 1919 sterft Carnegie. Het totale bedrag dat hij weggeschonken heeft wordt geschat op bijna $ 350 miljoen. bron 1
Een beknopt overzicht van het leven van Andrew Carnegie (1835-1919).
‘Van de donkere kelder waar ik een stoommachine bediende, bevuild met kolenstof, werd ik opgetild naar het paradijs, ja, de hemel, zo voelde het voor mij, met kranten, pennen, potloden, en zonneschijn om me heen – ik had het gevoel dat ik mijn voet op een ladder had gezet en dat ik niets anders kon dan klimmen.’ bron 2
Citaat uit de in 1920 uitgegeven autobiografie van Andrew Carnegie. Het is afkomstig uit hoofdstuk 3 ‘Pittsburgh and work’, waarin hij beschrijft hoe hij in 1850 aan de slag gaat als telegrafist.
26
EXAMENTRAINER
HOOFDSTUK 2
bron 3
Cartoon ‘A Trustworthy Beast’ van William A. Rogers in Harper’s Weekly van 20 oktober 1888, naar aanleiding van een citaat van Andrew Carnegie in een interview in The New York Times elf dagen eerder. De titel van de cartoon is een inventieve woordspeling: trustworthy betekent vertrouwenwekkend. Op de hoorns van het beest staat: sugar trust, coal trust, oil trust, steel trust, enz.
bron 4
Cartoon van 9 juli 1892 uit The Saturday Globe. Het onderschrift luidt: ‘Forty-Millionaire Carnegie in his great double role. As the tight-fisted employee he reduces wages that he may play philanthropist and give away libraries, etc.’
‘Dit is de test van mijn leven (de hand van de dood daargelaten). Wat een achterlijke stap – zo in strijd met mijn idealen, weerzinwekkend voor alles in mijn natuur. Ons bedrijf heeft alles gegeven wat het kon geven, zelfs genereuze termijnen. Onze andere mannen hadden dit dankbaar geaccepteerd. Zij gingen zover als ik hoopte dat ze konden gaan, maar de valse stap werd gemaakt in de poging Homestead Works met nieuwe mannen te laten draaien. Dat is een test waaraan arbeiders niet onderworpen moeten worden. Daarmee verwacht je te veel van arme mannen, om werkeloos toe te zien hoe anderen hun werk overnemen. (…) de pijn die ik lijd groeit dagelijks. De Works [de fabriek] is geen enkele druppel bloed waard, ik had gewild dat ze was vergaan.’
bron 6 Op 16 juli 1892 verscheen in Harper’s Weekly een tekening van de Homestead Riot bij Carnegie’s ‘Homestead Steel Works’. In 1892 vond er een reeks stakingen plaats door heel de Verenigde Staten. De stakingen bij de staalfabriek van Carnegie braken uit doordat de prijzen van staal ernstig waren gedaald. Daarom besloot Carnegie de lonen te verlagen en te breken met de vakbond voor ijzer- en staalarbeiders, een van de sterkste bonden in het land. Carnegie geloofde er heilig in dat de arbeiders in zijn fabriek de vakbond de rug zouden toekeren om hun baan te kunnen behouden. Rellen braken uit, terwijl Carnegie in Schotland was. In totaal kwamen er negen arbeiders om en raakten er elf arbeiders gewond.
bron 7
‘Down with the rich!’ van Robert Minor in The Saint Louis Dispatch (1908). Van links naar rechts: J.P. Morgan (bankier), E.H. Harriman (spoorwegmagnaat), John D. Rockefeller (oliemagnaat).
bron 5 Carnegie in een brief aan de Britse staatsman William E. Gladstone over de staking bij Homestead Steel Works. Zes jaar na deze gebeurtenis kwam Carnegie terug naar Homestead om een gebouw neer te zetten, waarin onder andere een bibliotheek, een zwembad, een bowlingbaan, een concertzaal en een fitnessruimte werden gevestigd.
‘Het probleem van onze tijd is het goed beheren van de rijkdom, zodat de banden van broederschap arm en rijk nog steeds in een harmonieuze relatie bijeenhouden. De omstandigheden van het menselijk bestaan zijn niet alleen veranderd, maar hebben in de afgelopen honderd jaar een revolutionaire omwenteling ondergaan. In het verleden was er weinig verschil tussen de verblijfplaats, kleding, voeding en omgeving van de leider en zijn volgelingen. (…) Het contrast tussen het paleis van de miljonair en het hutje van de arbeider toont vandaag de dag de verandering die de beschaving heeft gebracht. Deze verandering, daarentegen, moet niet betreurd, maar verwelkomd worden als zeer heilzaam. Het is goed, sterker nog, essentieel voor de vooruitgang van het ras, dat de huizen van sommigen het huis voor allen zijn, de beste literatuur en kunst bezit, en zorgt voor alle verfijning van de samenleving, dan dat geen enkel huis dat heeft. Liever deze grote onregelmatigheid dan universele achteruitgang. Zonder rijkdom kan er geen mecenas* zijn.’ * Beschermer van wetenschap en kunst (naar de Romein Gaius Clinius Maecenas, adviseur van keizer Augustus, 70-8 voor Chr.)
bron 8
Citaat uit het artikel ‘Wealth’ van Andrew Carnegie zoals verschenen in The North American Review (no. CCCXCI) in juni 1889.
EXAMENTRAINER
HOOFDSTUK 2
27
Examentrainer – Algemeen
Zo scoor je punten Het examen geschiedenis dat je gaat maken wordt beoordeeld door jouw eigen docent en een tweede corrector. Als leidraad voor wat goed en fout gerekend moet worden, krijgen alle docenten van het eindexamen een correctiemodel. Zo’n correctiemodel schrijft heel nauwkeurig voor wat goed en wat fout gerekend dient te worden. Het is dus slim om ook correctiemodellen te bestuderen, zodat je weet
wat voor soort antwoorden op het eindexamen worden verwacht. In deze algemene examentrainer krijg je tips en trucs om je examen straks zo goed mogelijk te kunnen maken. Extra aandacht is er voor kijkvragen, kennisvragen, in-hoeverre-vragen en licht-toe-vragen. De oefeningen staan in het werkboek.
Vragen naar kenmerkende aspecten In het examen zullen sommige vragen niet direct over de geleerde stof gaan. Er kan in de vraagstelling verband gelegd worden met de ‘kenmerkende aspecten’ van de tijdvakken waarin het thema speelt. Dat zijn in dit geval: ‘Tijd van burgers en stoommachines’ (1800-1900), ‘Tijd van wereldoorlogen’ (1900-1950) en ‘Tijd van televisie en computers’ (1950-2000). Zoek de kenmerkende aspecten die bij deze drie tijdvakken horen op (bijvoorbeeld op internet) of vraag ze aan de docent. Het zijn er in totaal 19, maar niet alle kenmerkende aspecten houden direct verband met het onderwerp ‘Verenigde Staten en hun federale overheid 1865-1965’.
bron 1
Poster gemaakt door Bernard Perlin in opdracht van de Office of War Administration (opgericht in 1942 om de samenleving te informeren over en enthousiast te maken voor de oorlog). Tussen 1775 en 1783 voerden de Amerikanen hun Onafhankelijkheidsoorlog. Het onderschrift luidt:‘AMERIKANEN zullen altijd vechten voor vrijheid’. Zie http://digital.library.unt.edu/ark:/67531/metadc425.
54
EXAMENTRAINER
ALGEMEEN
Samenvatting De samenvatting is gebaseerd op de officiële stofomschrijving van dit examenthema. Het katern dat je bestudeerd hebt, is vanuit deze richtlijnen samengesteld. De vragen op het examen zullen dus ook binnen deze stofafbakening vallen.
1 MACHT IN EVENWICHT Na het uitroepen van de onafhankelijkheid in 1776 zochten de dertien voormalige Britse kolonies aan de oostkust van Noord-Amerika naar een geschikt politiek systeem. In 1787 werden de Founding Fathers het eens over een nieuwe grondwet, die in 1789 in werking trad. De grondwet is gebaseerd op de leer van de ‘trias politica’ van de Franse filosoof Charles de Montesquieu en creëert een federalistisch bestel waarin de afzonderlijke staten een grote mate van autonomie houden. Terwijl de federale overheid vooral de buitenlandse politiek, defensie, financiën en het economische verkeer tussen de deelstaten verzorgt, hebben de deelstaten een grote mate van vrijheid in de organisatie van hun eigen onderwijs, politie en rechtspraak. In het federale bestuur heeft de uitvoerende macht onder leiding van de president grote bevoegdheden. De wetgevende macht ligt bij het Congres. De hoogste rechterlijke macht ligt bij het Hooggerechtshof. Om de rol van een president niet te groot te laten worden, gaven de auteurs van de grondwet controlerende bevoegdheden aan de andere twee instanties op federaal niveau en verdeelden zij de macht tussen de drie. De president, die voor vier jaar wordt gekozen, is naast staatshoofd en regeringsleider tevens opperbevelhebber van de strijdkrachten. Hij benoemt, met goedkeuring van de Senaat, niet alleen de ministers en belangrijke ambtenaren, maar ook de leden van het Hooggerechtshof. Het Congres moet wetten, de begroting en belangrijke benoemingen goedkeuren. Bovendien kan het Congres met een ‘impeachment procedure’ een president uit zijn ambt zetten. Het Hooggerechtshof heeft de bevoegdheid wetten aan de grondwet te toetsen. Op zijn beurt kan de president zijn veto uitspreken over wetten die in het Congres worden aangenomen; het Congres kan dit weer met een twee derde meerderheid in beide kamers opheffen. Door de groeiende rol van de Verenigde Staten bij internationale aangelegenheden groeide de president uit tot de spil van de Amerikaanse politiek. Ten koste van de andere instanties in het bestel is zijn invloed zodanig toegenomen dat er sprake is van een ‘imperial presidency’. De grondwet kan worden gewijzigd en aangevuld door amendementen. Federale wetgeving staat boven deelstaatwetgeving. Deelstaten kunnen met behulp van eigen,
nieuwe wetgeving proberen de reikwijdte van amendementen en federale wetten in te perken. De Amerikaanse politiek wordt sinds 1854 gedomineerd door twee politieke partijen, de Republikeinen en de Democraten, beide met behoudende en vooruitstrevende vleugels. De Republikeinen stonden in de Burgeroorlog uiteindelijk voor afschaffing van de slavernij. Zij waren voorstanders van ‘free labor’ en kwamen ook na de Burgeroorlog op voor de zwarte bevolking. Zij waren voor een krachtige overheid, die de industrie beschermde door invoerrechten te heffen. De Democraten waren tegen een regulerende federale overheid en kwamen op voor de rechten van de afzonderlijke staten. Hun aanhang was vooral te vinden onder de blanke bevolking van het Zuiden, pioniers in het Westen en immigranten in de steden. Aan het einde van 19e en het begin van de 20e eeuw veranderden de partijen van karakter en van rol. De Republikeinen werden conservatiever en werden de vertegenwoordigers van de bourgeoisie en het bedrijfsleven; zij keerden zich tegen de instroom van immigranten vanaf de jaren ’80 van de 19e eeuw. Zij wezen federaal overheidsingrijpen in de economie af, maar vonden regels op ‘moreel’ terrein wel belangrijk. De Democraten gingen zich nu het lot aantrekken van sociaal zwakke groepen en omarmden het idee van een activistische overheid op economisch en sociaal gebied. In de loop van de 20e eeuw werden de Democraten steeds meer geassocieerd met de verzorgingsstaat en ‘big government’.
2 GESCHEIDEN MAAR NIET GELIJK (1865-1918) De industrialisatie en haar politieke en maatschappelijke invloed Factoren die een rol spelen bij de industrialisatie. Reacties op politiek en maatschappelijk gebied. Democratische en Republikeinse presidenten zetten de eerste stappen naar een regulerende federale overheid. Hoewel in het noordoosten al vanaf 1820 sprake was van industrialisatie, hadden de Verenigde Staten in 1865, toen de Burgeroorlog eindigde, nog een overwegend agrarisch karakter. Na de Burgeroorlog versnelde het industrialisatieproces. Hiervoor waren de voorwaarden aanwezig, zoals de beschikbaarheid van natuurlijke grondstoffen, voldoende goedkope werkkrachten door de toestroom van immigranten en de activiteiten van succesvolle ondernemers. Het ontstaan van een geïntegreerde nationale economie werd mede bevorderd door een zich snel uitbreidend spoorwegnet en nieuwe communicatiemiddelen. Bij haar economische beleid ging de federale overheid uit van de principes SAMENVATTING
55
Begrippen en Personen De begrippen helpen je bij de bestudering van het examenonderwerp. Zij zijn betekenisvol en verhelderend voor het thema en dragen bij tot de beantwoording van de vraagstelling. De begrippen worden verklaard in relatie met het CE-onderwerp. In de lees- en leertekst van het basiskatern zijn deze begrippen cursief en in hoofdletters weergegeven. Voor een lijst met belangrijkste presidenten: zie Intro, p.5.
Begrippen hoofdstuk 1 en hoofdstuk 2 AMENDEMENT
Herziening van of aanvulling op een wet. In de VS wordt de term gebruikt voor een aanvulling op de grondwet. Veranderingen in de grondwet zijn namelijk niet toegestaan. AMENDEMENT 13
Aanvulling op de grondwet in 1865, die de slavernij in de gehele unie verbiedt. AMENDEMENT 14
Aanvulling op de grondwet in 1867, die zwarten het recht geeft op inkomen en bezit en hun de zekerheid geeft van gelijke behandeling.
ANTI-FEDERALISTEN
Tegenstanders van een sterke federale (= centrale) regering, die de autonomie van de deelstaten beperkt. AntiFederalisten zijn voor veel macht en autonomie voor de deelstaten. Na de Burgeroorlog waren vooral de Democraten uit de zuidelijke staten anti-Federalisten. BIG GOVERNMENT
Term die in trek is bij tegenstanders van een sterke centrale overheid, tegenwoordig vooral Republikeinen en liberalen. Er wordt een bureaucratisch en inefficiënt functionerende overheid mee bedoeld, die zich te veel bemoeit met de burgers en te veel geld besteedt. BURGERRECHTEN
Rechten van burgers zoals beschreven in de ‘Bill of Rights’, de eerste tien amendementen bij de Amerikaanse grondwet. De belangrijkste burgerrechten zijn: vrijheid van meningsuiting, vrijheid van godsdienst, recht op een eerlijk proces, kiesrecht en recht op gelijke behandeling. De burgerrechten bestaan in Amerika sinds 1789, maar waren lange tijd slechts van toepassing op een deel van de bevolking. Indianen en zwarten kregen in de praktijk pas burgerrechten in de jaren ’60 van de vorige eeuw.
AMENDEMENT 15
CONGRES
Aanvulling op de grondwet in 1870, die zwarten kiesrecht geeft.
Huis van Afgevaardigden en Senaat samen. Het Congres vormt de wetgevende macht in de VS.
AMERICAN DREAM
CONSTITUTION
De gemeenschappelijke hoop, de verwachting zelfs, dat in Amerika alle wensen in vervulling kunnen gaan. Deze droom bracht honderdduizenden Europeanen ertoe naar Amerika te emigreren. In Amerika zelf wordt de droom nog altijd levend gehouden. Er bestaat een heilig geloof dat als je maar hard werkt en gelooft in jezelf dat je dan alles kunt bereiken wat je wilt.
Amerikaanse grondwet, opgesteld in 1787. De grondwet telt zeven artikelen, die niet veranderd mogen worden. Sinds 1791 zijn 27 amendementen toegevoegd. De eerste tien staan bekend onder de naam ‘Bill of Rights’.
AMERICAN FEDERATION OF LABOR ( AFL)
Federatie van vakbonden, opgericht in 1886 door Samuel Gomperts, die probeerde op te komen voor de slechte omstandigheden van fabrieksarbeiders in de 19e eeuw.
CONSUMPTIEMAATSCHAPPIJ
Samenleving waarin het bedrijfsleven zich sterk richt op het produceren van goederen die niet tot de eerste levensbehoeften behoren en waarin mensen veel van hun vrije tijd besteden aan het kopen en gebruiken van deze goederen. DEELSTAAT
AMERIKAANSE BURGEROORLOG
Oorlog van 1861 tot 1865 tussen de noordelijke en zuidelijke staten van de VS. Directe aanleiding was het feit dat zeven zuidelijke staten zich afsplitsten van de unie. Het conflict tussen Noord en Zuid draaide o.a. om de slavernij en de macht van de afzonderlijke staten ten opzichte van de federale overheid.
62
BEGRIPPEN
Een gedeeltelijk autonoom lid van een politieke federatie. De VS bestaan uit 50 deelstaten die elk een gouverneur, een parlement en een rechterlijke macht hebben. Elke staat heeft bovendien eigen wetten en regelingen. De deelstaatwetten mogen niet in strijd zijn met de federale (landelijke) wetten.
DUBOIS, WILLIAM E.B.
Strijder voor rechten van zwarten. Medeoprichter NAACP. FEDERALE OVERHEID
De overkoepelende overheid van een federatie. In de VS wordt de federale overheid gevormd door de president en zijn ministers, het Congres en het Hooggerechtshof. FEDERALISTEN
Voorstanders van een sterke federale (= centrale) regering, die de deelstaten weinig autonomie gunt. Na de burgeroorlog waren vooral de Republikeinen (meestal noorderlingen) federalisten. FORD, HENRY
Ondernemer en uitvinder van de lopende band. Beroemd om zijn autoproductie (T-Ford). FOUNDING FATHERS
De 55 afgevaardigden die in 1787 in Philadelphia onder leiding van George Washington de Amerikaanse grondwet schreven. FREEDMEN
De naam waarmee na de afschaffing van de slavernij vrijgelaten slaven werden aangeduid. FREEDMEN’S BUREAU
Federale instelling voor hulp aan zwarten na de Burgeroorlog en de afschaffing van de slavernij. Het bureau werd in 1865 opgericht. Het bureau was actief op het gebied van huisvesting, voedselhulp, vinden van werk en later vooral ook onderwijs. FRONTIER
Letterlijk: de grens. De frontier is de steeds verder naar het Westen opschuivende grens van het grondgebied van de unie op het Noord-Amerikaanse continent. HAMILTON, ALEXANDER
Politicus die voorstander was van sterk centraal gezag (Federalisten). HOOGGERECHTSHOF
Rechtbank van negen door de president benoemde rechters. Zij worden voor het leven gekozen. Zij onderzoeken of nieuwe wetten in overeenstemming zijn met de grondwet en kunnen op die grond wetten tegenhouden. Het Hooggerechtshof vormt de rechterlijke macht.
HUIS VAN AFGEVAARDIGDEN
Volksvertegenwoordiging die rechtstreeks door de Amerikaanse bevolking wordt gekozen. Het aantal leden is 435, het aantal per staat is minimaal 1 en hangt verder af van het aantal inwoners in die staat. De leden worden voor twee jaar gekozen. Het Huis kan wetten indienen en aannemen en controleert de uitvoerende macht. IMPEACHMENT PROCEDURE
Speciale, uitgebreid vastgelegde procedure waarmee het Congres de president of andere hoge functionarissen kan afzetten. De procedure kan alleen in gang gezet worden als er sprake is van ongeoorloofde handelingen. IMPERIAL PRESIDENCY
Letterlijk: keizerlijk presidentschap. De term wordt gebruikt voor presidenten die in de praktijk meer macht naar zich toe trekken dan zij volgens de grondwet formeel bezitten. Zij kunnen dit doen door zich te beroepen op een noodsituatie (oorlog) of door te simuleren dat er geen tijd zou zijn voor de gebruikelijke beslissingsprocedures. JEFFERSON, THOMAS
President van de VS en tegenstander van Hamilton en het Federalisme. JIM CROW WETTEN
Reeks van wetten in de zuidelijke staten na de Reconstructie die de segregatie van blank en zwart legaal maakten. KU KLUX KLAN
Geheim en verboden genootschap (opgericht in 1866) in het zuiden waarvan de leden geloofden in de blanke suprematie en via terreur ervoor zorgden dat zwarten hun burgerrechten niet in praktijk konden brengen. LINCOLN, ABRAHAM
President van de VS ten tijde van de Burgeroorlog en de afschaffing van de slavernij. LUSITANIA
Naam van een Engels passagiersschip dat in 1915 door de Duitsers werd getorpedeerd, waarbij 128 Amerikanen omkwamen. De gebeurtenis vormde een van de aanleidingen waardoor Amerika uiteindelijk ging deelnemen aan de Eerste Wereldoorlog.
BEGRIPPEN
63
MARSHALLPLAN
TONKIN-RESOLUTIE
Economisch hulpplan van de Verenigde Staten om Europa na de Tweede Wereldoorlog economisch weer op de been te krijgen.
Blanco volmacht uit 1964 van het Congres voor de Amerikaanse president naar aanleiding van het Tonkin-incident, om op grote schaal troepen naar Vietnam te sturen en het land te bombarderen.
McCARTHYISME
Heksenjacht op communisten en kritische lieden in de jaren vijftig onder leiding van senator Joseph McCarthy. NEW CAPITALISM
Aanduiding voor de verbeterde productiemethoden, verkeerde werkomstandigheden en opbrengst in de fabrieken in vergelijking met die van de vroegere (zware) industrie. Meestal gekoppeld aan de jaren ’20 in de VS. NEW DEAL
Pakket maatregelen van president Roosevelt om de economische crisis in de jaren ’30 aan te pakken.
TRUMAN DOCTRINE
Door president Truman in 1947 uitgesproken uitgangspunt waarin hij verkondigde wanneer en hoe er tegen de uitbreiding van het communisme, buiten de bestaande communistische invloedssfeer, opgetreden diende te worden. VEERTIEN PUNTEN
Principe-programma van de Amerikaanse president Wilson voor de inrichting van de wereld na de Eerste Wereldoorlog. Waarin o.a. zelfbeschikkingsrecht van volken en oprichting van een Volkenbond. VERENIGDE NATIES (VN)
NEW ERA
Door de economische expansie en de materiële overvloed in de jaren ’20, meenden de Amerikanen dat er een nieuw tijdperk aangebroken was waarin armoede en gebrek spoedig zouden verdwijnen.
Internationale organisatie, opgericht in 1945 met als doel vrede en veiligheid in de wereld te handhaven. VOLKENBOND
Internationale organisatie opgericht in 1919 om via onderhandelingen oorlogsdreiging tussen landen weg te nemen.
NEW FRONTIER
Belofte van Kennedy om het onder Eisenhower verslofte Amerika politiek weer in beweging te zetten zowel op binnenlands als buitenlands gebied. PROTECTIONISME
VREDESVERDRAG VAN VERSAILLES
Handelspolitiek waarbij o.a. de eigen producten door hoge invoertarieven beschermd worden tegen de import van producten uit het buitenland.
Vredesverdrag opgesteld in 1919 in Versailles (bij Parijs) dat een einde maakte aan de Eerste Wereldoorlog en grote gevolgen had voor de tijd erna.
RED SCARE
ZELFBESCHIKKINGSRECHT
Overdreven Amerikaanse angst rond 1919-1920 voor de communistische ondermijning van de VS (aangejaagd door de gebeurtenissen in Europa) die door de verkilde relatie met de Sovjet-Unie, na WO II opnieuw de kop op steekt.
Het onder andere door president Wilson in zijn veertien punten geformuleerde recht van een volk om over zijn eigen toekomst te beschikken.
ROOSEVELT, FRANKLIN D.
President van de VS ten tijde van de crisis en Tweede Wereldoorlog.
66
VOTING RIGHTS ACT
Wet uit 1965 die ervoor zorgde dat de zwarte bevolking zonder belemmeringen haar stemrecht kon uitoefenen.
BEGRIPPEN
Jaartallen 1776
1865 – 1877
Thomas Jefferson schrijft de Onafhankelijkheidsverklaring.
Reconstructie.
1783
1865
Geboortejaar van de Amerikaanse Republiek der Verenigde
Oprichting Ku Klux Klan.
Staten.
1869 1787
De eerste transcontinentale spoorlijn is een feit als bij Promon-
De Founding Fathers schrijven de grondwet.
tory Point twee spoorlijnen met elkaar verbonden worden.
1789
1877
George Washington wordt de eerste president van de Verenigde
Jim Crow wetten beperken de rechten van zwarten.
Staten.
1879 1791
Oprichting van de Standard Oil Company.
De ‘Bill of Rights’ wordt aan de grondwet toegevoegd.
1886 1801
Oprichting American Federation of Labor.
Thomas Jefferson wordt de derde president van de Verenigde Staten.
1823 Monroe Doctrine.
1845 Manifest Destiny.
1891 Oprichting People’s Party.
1896 Hooggerechtshof doet uitspraak in de zaak Plessy vs. Ferguson.
1898 Oorlog tegen Spanje op Cuba en op de Filippijnen.
1861 Abraham Lincoln wordt de zesde president van de Verenigde Staten.
1863 Afschaffing van de slavernij.
1900 Begin Progressive Movement.
1901 Theodore Roosevelt wordt de zesentwintigste president van de Verenigde Staten.
1861 – 1865 Amerikaanse Burgeroorlog.
1909 Oprichting van de NAACP.
1865 President Lincoln wordt vermoord en opgevolgd door Andrew Johnson.
1913 Woodrow Wilson wordt de achtentwintigste president van de Verenigde Staten.
1865 – 1871
Oprichting van een nationale bank door de Federal Reserve Act.
De amendementen 13, 14 en 15 worden aan de grondwet toegevoegd.
JAARTALLEN
67