1ste bach Taal en Letterkunde
Geschiedenis van de Nederlandse Letterkunde Deel 2 Meeus
Q T05
uickprinter Koningstraat 13 2000 Antwerpen www.quickprinter.be
5.00 EUR
Nieuw!!! Online samenvattingen kopen via www.quickprintershop.be
Geschiedenis van de Nederlandse letterkunde 1: Renaissance
Het einde van de middeleeuwen valt volgens bepaalde academici samen met de val van Constantinopel in 1453. Dit is weliswaar een belangrijke gebeurtenis, maar wereldveranderend is ze niet. Ook de ontdekking van Amerika betekent voor sommigen het begin van een nieuw tijdperk. Een kanttekening hierbij is dat mensen op het vasteland hier pas veel later van op de hoogte waren. Hieruit blijkt dat het moeilijk is om een historische periode af te bakenen. Wanneer eindigt de middeleeuwen en begint de Renaissance? Wel kunnen we bepaalde ontwikkelingen van die periode aanduiden die het uitzicht van de wereld voorgoed hebben veranderd. In casu gaat het om de verinieuwing van de boekdrukkunst en de opkomst van het humanisme.
1. Boekdrukkunst 1.1 Technische vernieuwingen Vroeger werden boeken handmatig gekopieerd, een traag en duur proces. Weinig mensen konden het zich permitteren om boeken te kopen, wat ook het analfabetisme in stand hield. De technische vernieuwingen in de boekdrukkunst ontketenen een ware revolutie. Er is sprake van innovatie op twee gebieden: •
In de twaalfde eeuw werd de Oosterse techniek om papier te maken geïntroduceerd in Europa. Het materiaal dat hiervoor werd gebruikt waren vodden, vanaf de vijftiende eeuw schakelt men dan over op hout.
•
Halverwege de vijftiende eeuw wordt het drukken met losse letters uitgevonden.
1.2 Blokboeken De druktechniek vindt zijn oorsprong in het Verre Oosten, in de zevende eeuw in China en Korea. De techniek die hierbij werd gebruikt is het blokdrukproces, men kende dus nog geen drukpers. xylografische boeken / blokboeken De kruisvaarders introduceerden deze techniek aan het einde van de veertiende eeuw in Europa. Al snel werd het blokdrukproces gebruikt om devotieprentjes, speelkaarten en leesmateriaal voor het volk en de lagere clerici te vervaardigen. Een voorbeeld van een blokboek is de Biblia Pauperum, een prentenboek voor arme mensen.
1
1.3 Johannes Gensfleisch zum Gutenberg (Mainz, ca. 1397 - aldaar, 3 februari 1468) Gutenberg vond midden 15e eeuw een mogelijkheid om met een beperkt aantal hebruikbare losse letters te drukken. Hiervoor combineerde hij de kennis van metaalgieten voor goud- en wapensmeden (loden letters) met die van de wijn- en papierpersen. eerst gebruikte hij zand om de letters te maken, dan matrijzen Hij drukte eerst de 42-regelige en dan de 38-regelige Latijnse Bijbel. Zijn boeken lijken op handschriften: de werken zijn voorzien van decoratie en met zwarte inkt gedrukt. het Plantin-Moretusmuseum bezit een exemplaar van de als 36regelige Gutenbergbijbel De drukker werd financieel en praktisch ondersteund door Johann Fust. Gutenberg gaat echter failliet omdat het publiek sceptisch staat tegenover machines. Zijn weldoener neemt hierna samen met zijn stiefzoon Peter Schöffer de drukkerij over.
1.4 Laurens Jansz Coster (Haarlem, ca. 1370 - 1440) Coornhert beweert dat deze man de uitvinder van de boekdrukkunst was. ‘Costeriana’, boeken uit de jaren 1460 werden aan hem toegeschreven. Bij nader inzien werden deze boeken toch niet door Coster gedrukt en waren ze vervaardigd met behulp van de blokdruktechniek.
1.5 Introductie van de drukkunst in de Nederlanden
Rond de jaren 1470 begint men in Nederland te drukken. Het eerste boek verschijnt in 1473. Dit gebeurt in Utrecht door Nicolaus Ketelaer (financier) en Gerardus de Leempt (drukker). In datzelfde jaar drukken Dirk Martens en Johannes van Westfalen een boek in Aalst: de Speculum conversionis peccatorum. Impressum Alosti in Flandria 1473 (colofon). Dit religieus boek houdt het publiek een spiegel voor om de zondaars te bekeren. Het bevindt zich nu in de Ruusbroec-bibliotheek. De drukkers verhuizen vervolgens naar Leuven, waar ze hun activiteiten beter kunnen voortzetten.
2
1.6 Verspreiding van de drukkunst in de Nederlanden Er zijn in de Nederlanden vier regio’s waar boeken worden gedrukt. Dit gebeurt overigens in twee chronologische golven; Jaren 1470 •
Utrecht, Delft, Gouda, Deventer, Zwolle (N)
kloosterscholen in het oosten in het westelijke dorp Schoonhoven was er genoeg geld •
Aalst, Leuven, Brugge, Brussel (Z)
handelssteden / universiteiten Vroege jaren 1480 •
Haarlem, Leiden (N)
•
’s Hertogenbosch, Antwerpen, Gent (Z)
1.7 Een jonge industrie In het begin wordt de functie van drukker, uitgever en boekhandelaar gecombineerd door één bedrijf. Vaak waren de bedrijven afhankelijk van financiële steun van vorsten of universiteiten. De drukker koos zelf de teksten, auteurs hadden hierbij geen of weinig zeggenschap. Ook voor de internationale markt werden er boeken gedrukt. economisch inzicht is een vereiste DAN: in 1485 heerst er algemene crisis in het boekenbedrijf. Er zijn twee tendensen: •
Als drukkers hun financiers kwijtspelen, verdwijnen ze.
•
Drukkers verhuizen naar steden als Antwerpen.
1.8 De productie in de Nederland Boeken van voor 1500 noemt met incunabelen ( Lat. in incunablis , in de wieg) of wiegdrukken. In deze werken is enkel de zwarte tekst gedrukt, die initialen niet (kleine letter). Voor illustraties maakt men gebruik van houtdruk. Postincunabelen zijn boeken die tussen 1500 en 1540 zijn gedrukt. Na 1540 spreekt men gewoon van boeken. 3
Het totaal aantal incunabelen wordt geschat op 40.00, hiervan zijn er ongeveer 30.00 bewaard gebleven. De boeken werden gedrukt in: •
Italië: 37%
•
Duitse gebieden: 33%
•
Frankrijk: 17%
•
Nederlanden: 7% of 2000 titels grootste aantal titels per capita
1.9 De eerste drukkers De eerste drukkers waren van zeer divers pluimage. Hieronder bevinden zich Duitsers, intellectuelen uit universiteiten en telgen uit burgemeesterfamilies. Ook kopiisten beginnen boeken te drukken, bijvoorbeeld Colard Mansion, (?, voor 1440 - ?, na mei 1484). Hij was in de 15de eeuw te Brugge een drukker en uitgever van hoofdzakelijk Franse teksten. Mansion werkte samen met William Caxton, een Engelse koopman. In kloosterordes werden er ook boeken gedrukt; dit waren vooral schoolboeken. Bijvoorbeeld De Broeders des Gemeenen Levens.
1.9.1 Dirk Martens
De eerste drukker in de Zuidelijke Nederlanden was Dirk Martens. In samenwerking met Johannes van Westfalen begint hij in 1473 in Aalst boeken te drukken. Hij verhuist dan naar Antwerpen, om vervolgens zich als universiteitsdrukker in Leuven te vestigen. vb. Utopia, Thomas More in 1516: eerste druk dus in de Nederlanden!!
1.9.2 Matthias Janszoon van der Goes
Van der Goes was actief als drukker in Delft of Haarlem. Daarna verhuisde hij naar Antwerpen, waar hij in 1487 samen met vrouw Katlyne van der Meer ’t Vogelhuys in de Steenhouwersvest kocht. In 1481 drukte hij het eerste boek in Antwerpen; Boexken van der officien ofte dienst der missen, Simon van Venlo. Het zag er uit als een handschrift: •
Zwarte letters, versiering & afkortingen (zoals kopiisten deden)
•
Colofon: Voleyndt tantwerpen. by my Mathiam van der goes. Anno M.cccc.lxxxi den viii dach van Iunio
4
Gerard Leeu had dit Boexken al in Gouda gedrukt. Van der Goes’ drukkersmark was een beeld van Antwerpen. De man was lid van de Sint-Lukasgilde, hij drukte 92 titels in elf jaar. Van der Goes stierf voor 1492, wanneer zijn weduwe een huwelijkscontract tekende met Govaert Back.
1.10
Repercussies op cultuur
Het nieuwe medium van de boekdruk heeft grote repercussies op het culturele leven. •
Bevordering alfabetisme: meer en goedkope boeken
•
Bevordering van het vergroten van kennis: bewaren en verspreiden
•
Bevordering kritische ingesteldheid lezer: verschillende visies
•
Controversiële teksten werden verspreid
1.11
Boeken in de Nederlanden
Er worden vooral religieuze boeken in het gedrukt, waarvan de helft in het Latijn verschijnt: Heiligenlevens, jezuslevens, preken, moraliserende werken (ars moriendi zoals Elckerlyc), imitatio christi, verhandelingen over de duivel, mystieke teksten De andere helft van de boekenproductie in de Lage Landen omvat vooral schoolboeken. In mindere mate worden volgende genres gedrukt: Werk van humanisten, volkstalige literatuur, geschiedenisboeken, juridische werken, reisverhalen, astronomische en astrologische werken, medische werken, … ook: kookboeken enz.
1.12
Paradox van de Nederlandse literatuur
Van 1500 – 1540 worden er geen nieuwe literaire werken gedrukt. Een eerste oorzaak is dat schrijvers, voornamelijk rederijkers, dit niet willen. Het zou arrogant zijn om je eigen teksten te verspreiden. Drukkers willen op hun beurt ook geen nieuwe teksten drukken. In plaats daarvan houden ze het bij bekende en populaire teksten omdat ze problemen hadden met het inschatten van de markt.
5
Cf. Const van rhetoriken, Jan Cauweel: voorwoord M. de Castelein Et es een ghemeen opinie, Eerzame ende Goedwillighe Lezer, onder den meerderen deel van den Poëten, ofte Rhetoriciennen van hedensdaeghs, angaende alle waercken van Rhetoriken, hoe goed, schoone ende elegant die wezen moghen, dat zy die blaméren, zo wanneer de zelue in prente ghecommen zijn. Dat meer es, zij verachten ooc, ende versmaden alzulken Poëet, die zine waercken in prente laett commen, specialicken, binnen zinenleuenden tide, taxérende hem van Ambitien ende glorysoukene. In de welke zaken … zij ons dijncken grootelicken verdoolt ende buten weghe zijnde
= verlenging van het uitsterven van de middeleeuwse literatuur De teksten mogen wel worden gedrukt als de auteurs ervan dood zijn. vb. Antonis de Roovere: 80 jaar na overlijden
Zelfs in het begin van de zeventiende eeuw bleef de mentaliteit onveranderd. Van den Plasse was aanwezig bij een toneelstuk en vond dat de tekst verspreid moest worden. Hij hoopt dat de publicatie ervan schrijvers aanzat om ook hun werk uit te geven. Dit zou het Nederlands bevorderen, een taal die evenveel waard is als het Latijn. Deze overtuiging sluit aan bij 16e-eeuwse ideeën over de volkstaal. (cf. Gropius Becanus Adam en Eva spraken Nederlands). In 1615 schrijft Cornelisz Lodewijckszoon van der Plassen voor de uitgave van Costers Thijs; VVant alsoo ick selve een van de aenschouwers gheweest hadde, ende my grootelijcx daer door gesticht, oock niet min verlustight vondt, so docht my, dat het gheensins en behoorde binnen de besondere mueren van een Kamer alleen daer 't ghespeelt was, of ten schoonsten ghenomen, binnen de enge palen van de ooren ende herten der ghene die 't ghespeelt ende ghehoort hadden, besloten te blyven, maer de alghemeyne locht in volkomene vryheyt te ghenieten, de Hollandsche ende meer andere Steden te doorwandelen, ende met alle leer-gierige verstanden gemeynsaemlijck te verkeeren, op dat een yeghelijck tot syner verbeteringe sodanigen vrucht ende vreucht daer uyt rapen mochte, als wy hem van gantscher herten wenschen. Moghelijck sullen oock andere edele ende Vaderlands-lievende geesten hier door opgheweckt worden om de heerlijcke ende leerlicke rymen, die sy noch in hare Comptoiren verborghen houden, oft onvolmaeckt hebben laten liggen, voor den dagh te brengen ende te voltoyen. VVaer door dan onse Nederduytsche sprake so langs so meer sal verrijckt worden, ende in der daet doen blijcken 't ghene veel onervarene meenen dat sy nu maer heeft in den praet, namelijck datse noch in overvloedt, noch in cierlyckheyt, ende in kracht ende duydelijcke eyghenschap van woorden, gheene van alle de Talen des aerdrijcx en behoeft te wijcken.
6
1.13
Een nieuw soort uitgever: van der Noot
(1536/1537 of 1539 - 1595) Van der Noot stamde uit aanzienlijke familie en was in 1562 en 1565 schepen. Hij werd hervormd en vluchtte na het geuzenoproer van maart 1567 naar Londen. Van der Noot begint als uitgever dan maar zelf boeken te schrijven: •
Sceep vol wonders: praktische kennis die de drukker heeft overgenomen uit andere boeken
•
Religieus werk dat de mens zondig verklaart; enkel Christus biedt redding
•
Spiegel der deugd = schone historiën en exempels over vrouwen
•
De ure van der Doot, Jan van den Dale: religieus gedicht dus publicatie is veroorloofd
1.14
Ontwikkeling van de drukkunst in de zeventiende eeuw
De ontwikkeling van de boekdrukkunst in Antwerpen begint ten volle in zeventiende eeuw. Rond deze tijd groeit Antwerpen uit tot een wereldstad. Op die manier is er een markt voor internationale boeken. Ook beginnen de drukkers af te wijken van handschriftachtige boeken; de drukkers gaan minder esthetiserend te werk. Daarnaast wordt de drukkunst gebruikt om nieuwe ideeën, met name die van het protestantisme, te verspreiden. De illustratietechnieken maken ook een evolutie door. Waar er eerste enkel houtsneden (hoogdruk) werden gebruikt, gaat met nu kopergravures (diepdruk) maken. Voor dit procedé worden er koperplaten gebruikt waarin figuren zijn gegraveerd. Op die manier bekomt men fijne tekeningen en als gevolg daarvan groeien de illustratiemogelijkheden. Andreas Vesalius zou nooit zo vernieuwend zijn geweest zonder deze kopergravuretechniek. Om de anatomie van het lichaam weer te geven was er immers een gedetailleerde illustratievorm nodig. Dit maakt dus de verspreiding van geneeskundige geschriften mogelijk. hetzelfde geldt voor Dodoens (plantkundige) en Ortelius (cartograaf) Vb. Nova Reperta (nieuwe ontdekkingen) is een prentenreeks van twintig stuks gemaakt door de Bruggeling Joannes Stradanus rond 1590 in Florence. De prentenreeks toont de verschillende nieuwe ontdekkingen die volgens Stradanus deel uitmaken van de renaissancecultuur die de vernieuwing ten opzichte van de antieke oudheid demonstreert.
7
Christoffel Plantijn
De bekendste drukker van Antwerpen was Christoffel Plantijn (Tours, ca. 1520 – Antwerpen, 1 juli 1589). Hij was van Franse afkomst en vestigde zich in 1549 te Antwerpen. Het drukkersmerk van Platijn was een hand en een passer, en de spreuk die erbij hoorde luidde ‘Labore et constantia’ (vert. Latijn: door inspanning en volharding)
In 1550 werd hij burger en drukker in de Sint-Lukasgilde. Hier hield Plantijn zich bezig met louche praktijken: hij drukte boeken voor Hendrik Nicolaes. Die laatste was een koopman en sekteleider van ‘Het huis der liefde’. Deze sekste was gestoeld op de overtuiging dat enkel de Bijbel ertoe doet, en het verder niet uitmaakt of je katholiek of protestant bent. Nadat Nicolaes Plantijn financierde om zijn boeken te drukken, fingeerde de drukker een faillissement. Vervolgens keert hij terug naar Parijs, om zich een tijd later weer in Antwerpen te vestigen. Plantijn wordt drukker van Filips II. Die laatste financiert de polyglotbijbel tussen 1568 en 1572. De Biblia Polyglotta of Biblia Regia (vert. Latijn koningsbijbel) bestaat uit acht delen. Het bevat een synoptische weergave van de oudst bekende versies van de katholieke Bijbel. De Biblia Polyglotta geeft de tekst in vijf talen weer: het Grieks, Latijn, Aramees, Syrisch en Hebreeuws. Om die reden moesten de drukkers en zetter erg geleerd zijn. De symbolen moesten hiervoor nog worden gemaakt. Daarnaast bevat de Bijbel een grammatica en een atlas van Palestina. Maar, Filips II had ruzie met de paus, die de Biblia Regia weigerde te erkennen. Potanus werd naar Rome gestuurd om de paus op andere gedachten te brengen. Gelukkig was de paus tegen die tijd al overleden en kon Platijn zijn Bijbel alsnog drukken. Van het werk bestonden 1100 exemplaren. Ook wijdt Plantijn zich aan nieuwe genres: •
De eerste atlas: Abraham Ortelius’ Theatrum Orbis Terrarum.
•
Geschiedschrijving over de Nederlanden: Ludovico Guicciardini’s Descrittione di tutti i Paesi Bassi, altrimenti detti Germania inferiore
•
Etymologisch woordenboek: Cornelis Kiliaans Dictionarium Teutonico-Latinum, sive Etymologicum teutonicae linguae “eerste woordenboek”: Nederlandse woorden via Latijn verklaard
•
Emblemata (zinnebeeld): een kleine afbeelding met daarbij een korte kernachtige spreuk
8
Platijns bedrijf wordt voortgezet door zijn schoonzoon, van Rafelinge. Hij zet een bijhuis in Leiden op. Zijn andere schoonzoon, Jan Moretus (1543 – 1610), neemt het roer van de drukkerij te Antwerpen over. Het bedrijf blijft bestaan tot de achttiende eeuw. later worden er nog enkel kerkboeken gedrukt. De nakomelingen van Moretus willen tot de adel worden verheven. Wanneer dit gebeurt, mogen ze niet meer werken in de drukkerij, enkel het bestuur nemen ze voor hun rekening. Bijgevolg worden er geen vernieuwende technieken geïntroduceerd. Hierdoor is het authentieke drukmateriaal bewaard gebleven.
1.15 De zeventiende eeuw In de zeventiende eeuw is het drukproces gemeengoed geworden. In het Noorden drukte men boeken die in andere landen verboden waren. Tussen 1570 en 1630 emigreerden 253 drukkers, uitgevers enz. dan ook naar Nederland. vb. Descartes, Discours de la méthode (1637, Leiden) Ook begint men nu kranten te drukken. Het nieuws verscheen vrij laat. Abraham Verhoeven (Antwerpen, 1575 - 1652) was de eerste krantenuitgever van de Zuidelijke Nederlanden. Vanaf 1620 vormde hij zijn onregelmatig uitgegeven pamfletten om tot een regelmatig verschijnende reeks teksten. Zo gaf hij de eerste krant uit die in de Zuidelijke Nederlanden verscheen. Het werd meermaals per week uitgebracht. Hoewel er geen vaste titel was, is de krant nu bekend als Nieuwe Tijdinghen. vb. dood Filips II Aan het einde van de zeventiende eeuw verschijnen er wetenschappelijke tijdschriften.
9
2. Humanisme De renaissance begint met de technische vernieuwingen in de boekdrukkunst en de nieuwe ideeën van het humanisme. In Italië begint die periode in de 14e eeuw, in België en Nederland is het nog wachten tot de 16e- 17e eeuw voor de humanistische ideeën hun intrede doen.
2.1 In Italië In de periode van de 16e – 17e eeuw is Italië een lappendeken van vorstendommetjes. Als gevolg daarvan wilt men terug naar het glorieuze verleden van een eenheidsrijk: de Oudheid. De Italianen gaan terug naar de bronnen, ad fontes. Om terug te kunnen keren naar de Oudheid, bestudeert men onder andere de klassieke architectuur en literatuur. Petrarca (14e eeuw) reist zo door Europa, in één van de kloosters die hij bezoekt vindt hij Ceasars De Bello Galllico. Boccaccio (14e eeuw) schrijft dan weer een werk over mythologie. Het ideaal van de humanitas wordt ontleend aan de Oudheid, in die periode nam de mens een centrale positie in. Deze visie neemt men in de renaissance over, God staat niet meer in het middelpunt zoals dat in de middeleeuwen het geval was. De mens wordt de maat aller dingen. De ideale mens in de renaissance was de homo universalis. Deze superman is thuis in alle wetenschappen: literatuur, wiskunde, natuurwetenschappen, … hij weet deze disciplines tevens harmonieus te combineren. Dat een dergelijk ideaal een illusie is, spreekt voor zich. Toch weet Leonardo da Vinci het droombeeld dicht te benaderen. vb. verhoudingen van de door god geschapen mens zijn perfect neemt men over in de architectuur Ook ontstaat in de renaissance de filologie. Omdat er meerdere versies van eenzelfde tekst bestonden, moest men onderzoeken welke de originele versie was. Zo konden de wetenschappers de juiste betekenis van de tekst achterhalen. Hier wordt m.a.w. de basis gelegd voor een wetenschappelijke benadering van literatuur.
2.2 Republiek der letteren De Italianen schreven in het Latijn. Dit werd voor de humanisten de universele taal bij uitstek; later nemen ook universiteiten deze trend over. Omdat vrouwen geen Latijn mochten leren, konden ze bijgevolg geen universitaire opleiding genieten.
10
Een universele taal had als gevolg dat er een briefwisseling ontstond tussen alle humanisten. Dit is de Republiek der Letteren. Een tweede gevolg is dat de internationale mobiliteit wordt bevorderd. Studenten kunnen aan buitenlandse universiteiten les volgen en professoren kunnen overal lesgeven. Men schrijft grammatica’s, maar ook de retorica wordt belangrijk. Met deze methode kunnen er zowel politieke, religieuze als wetenschappelijke ideeën worden overgebracht. vb. Cicero en Quintilianus i.
Translatio: vertalen (school)
ii.
Imitatio: nadoen
iii.
Aemulatio: overtreffen, bijvoorbeeld door de heidense inslag van teksten te vervangen door christelijke ideeën
Omdat de literatuur in het Latijn wordt geschreven, zijn de teksten voorbehouden voor een kleine elite. De hechte kring van internationale humanisten onderhoudt contact door te reizen. Op die manier leren ze ook andere culturen kennen.
2.3 In de Nederlanden In België en Nederland komt het Bijbels humanisme op. In de 15e eeuw wordt Bijbelstudie erg belangrijk in kloosters. De Moderne Devotie is bijvoorbeeld een groepering die teruggrijpt naar de bronnen van de Bijbel, in plaats van de Vulgaatbijbel van Hiëronymus te gebruiken. Erasmus (Rotterdam, 1466, ‘67 of ‘69 – Bazel, 1536) studeerde aan de school van De Broeders des Gemenen Levens. Deze school vormt met zijn curriculum de basis voor het moderne onderwijs: 6 jaar basis- en 6 jaar middelbaar onderwijs in het Latijn. De Jezuïeten nemen deze onderwijsmethode over in de 16e eeuw, later volgen de Augustijnen. De nadruk ligt op de retorica. Taal wordt onderwezen met behulp van literatuur volgens de Latijnse spreuk ‘utile dulci’. Dit betekent 'het nuttige met het aangename' en is afkomstig uit de zin 'Omne tulit punctum qui miscuit utile dulci' van Horatius. De centra van het humanisme zijn de universiteiten. •
•
Leuven (1425) o
Collegium Trilingue
o
Justus Lipsius
Leiden (1575) o
Justus Lipsius
o
Scaliger, Heinsius 11
2.1.1
Desiderius Erasmus
(1467-1536) De grote Humanist uit Rotterdam. Hij was te Deventer op de school van de Broeders des Gemenen Levens; daarna werd hij tegen zijn zin opgenomen in het klooster Steyn bij Gouda. In 1492 werd hij priester. Een tijd lang was hij secretaris van de bisschop van Kamerijk, maar eindelijk verkreeg hij zijn wens: hij studeerde te Parijs. Daarna leefde hij een leven van reizen en trekken, in de Nederlanden, in Engeland, langs de Rijn, in Italië, altijd onder de mensen, wereldburger en niet de burger van één land. Korte tijd vertoefde hij te Kortgene bij Anna van Borselen; daarna was hij te Parijs, in Engeland en te Rome. Hij was de vriend van More en Wolsey
In de Leuvense universiteit stichtte hij het Collegium Trilingue. Er werd gefocust op Latijn, Grieks en Hebreeuws, de talen die men nodig had om de oorspronkelijke Bijbelteksten te bestuderen. Erasmus had immers kritiek op de Katholieke Kerk, die zou ontaard zijn er ever van het woord van de Bijbel staan. Om die reden wilde hij terugkeren naar de oudste bronnen, net zoals Luther. Met die laatste had Erasmus nog zaken gemeen: vertalen Nieuw Testament, tegen heiligverklaren, bestuderen kerkvaders. Toch kregen Luther en hij ruzie over de vraag of de mens over een vrije wil beschikt. Volgens de protestant is dit niet het geval. Erasmus keert zich daarom tegen de Duitse protestant. Ook vindt hij een Bijbelvertaling in de volkstaal een slecht idee: gewone mensen kunnen de bedoeling van de Bijbel niet begrijpen. Het gevolg hiervan is dan ook dat Erasmus minder invloed heeft op het gewone volk: hij schreef in het Latijn. Werken: Erasmus vertaalde het Nieuwe Testament en schreef verschillende boeken over het geloof (op de index), maar ook over de maatschappij. •
Lof der Zotheid (Moriae Encomion of Laus Stultitiae; 1511)
Dit boek is een satirische kritiek op de wantoestanden in de samenleving. In het werk voert hij het personage van de zotheid op die spot met de waarden en normen. Geschreven in Engeland. •
Colloquia (1522)
Dit zijn dialogen over verschillende onderwerpen; maatschappelijke problemen, opvoeding, oorlog, huwelijk. Door de dialoogvorm te gebruiken, kon hij verschillende soorten argumentaties uitwerken.
12
•
Adagia (1533)
In de zestiende eeuw denkt men dat spreekwoorden gedistilleerde kennis uit voorbije eeuwen of universele wijsheid bevatten. Erasmus brengt er zo’n 800 samen en becommentarieert die. Later worden dat er nog meer. vb. Breugels schilderij: spreekwoorden De man heeft ook contact met Thomas Morus, die Utopia heeft geschreven. Het boek werd gedrukt in Leuven via via Erasmus.
2.3.2 Janus Secundus
pseud. Johannes Everaerts (Den Haag 1511 – Doornik 1536) Deze juristenzoon werd secretaris van Karel V. Aan diens hof schreef hij Basia (1539, Lyon), vertaald uit het Latijn als ‘kusjes’. Deze erotische gedichten gaan over een Spaanse Courtisane, Naera. De poëzie heeft veel invloed uitgeoefend op de dichters van de Pléiade, met name Louis Labé.
2.3.3 Georgius Macropedius
pseud. Van Lanckvelt (Gemert 1486 – ‘s-Hertogenbosch 1558) De man was rector van de scholen in ’s-Hertogenbosch, Luik en Utrecht. Om de leerlingen Latijn te leren, liet hij ze toneelstukken opvoeren. Eerst gebruikte hij hiervoor komedies uit de Oudheid. Terentius’ en Plautus’ teksten waren echter erg aangebrand en Macropedius ging dan maar zelf schooltheater schrijven: 7 drama’s en 5 blijspelen. o
Rebelles (1535): scholieren op het slechte pad comica fabularum
o
Asotus (1537, lett. losbol): verloren zoon
Zijn leerlingen zullen achteraf ook stukken beginnen schrijven.
2.3.4 Abraham Ortelius
(Antwerpen 1527 – ibid. 1598) Ortelius had een wetenschappelijke aanleg. Zijn faam heeft hi te danken aan zijn werk als cartograaf en afzetter. Hij stelde de eerste atlas samen: Teatrum Orbis Terrarum. o
Kaarten van over de hele wereld 13
o
Commentaar over land reisgids voor de geest
Zelf heeft de man veel reizen ondernomen. Op deze manier kreeg hij een verzameling rare souvenirs en parafernalia bijeen. Hij behoord ook tot de kring van Plantijn.
2.3.5. Justus Lipsius
(Overijse 1547 – Leuven 1600) Lipsius was eerst secretaris van kardinaal Granvelle, de rechterhand van Filips II. Dan vertrekt hij naar de universiteit Leuven, waar hij een relatie heeft met zijn kotmadam. Om die reden vlucht hij naar Keulen en de vrouw komt hem achterna. Vervolgens wordt hij professor aan de Lutherse universiteit van Jena. Hij is echter niet zo begaan met religie. Zijn interesse gaat uit naar de filologie en de geschiedenis: hij bestudeert vooral teksten uit de Klassieke Oudheid. Door middel van brieven verspreidt hij zijn wetenschappelijke ideeën hierover. Dan trekt Lipsius weer naar de calvinistische universiteit van Leiden en wordt er professor. Deze nieuwe universiteit wil bekende mensen aantrekken om zo het prestige te verhogen. Hier kreeg hij echter ruzie met Coornhert, ‘het geweten van de staat’. Die laatste was een voorstander van de tolerantie. Lipsius schrijft echter in een boek dat de koning ketters mag uitroeien (referentie Filips II). Na de problemen in Leiden gaat de man weer naar Antwerpen. Hij woont er bij Moretus, die natuurlijk blij is met een schrijver in huis. Lipsius doet een aanvraag om hoogleraar te worden in Leuven. Eerst doet de instelling moeilijk: hij is immers al bij een calvanistische en een lutherse universiteit geweest. Justus besluit moeite te doen en schrijft twee boeken over Onze Lieve Vrouw om zijn katholieke ingesteldheid te tonen. Uiteindelijk wordt hij prof. Lipsius schrijft meestal in dialoogvorm. Hij bestudeert de Oudheid: vooral Seneca en Tacitus. Van de werken van deze twee auteurs maakt hij edities. Hij is ook erg geïnteresseerd in het Romeinse leger. Maurits gaat om die reden bij hem in de leer. vb. Poliorceticon sive de machinis tormenlis, Justus Lipsius. Office Plantiniana, 1596 Ook schrijft hij De Constantia, Twee boecken vande standvasticheyt (1584). Dat het boek op dit moment bij Plantijn verscheen was geen toeval: belegering van Farnese in Antwerpen was begonnen. De centrale vraag in het werk was dan ook hoe men kan overleven in precaire situaties. volgens stoïcijnse filosofie van Seneca gevolg: problemen met de kerk
14
De opvolger van Lipsius in de Leuvense universiteit was Erycius Puteanus; hij bevorderde de literatuur in het Nederlands. Lipsius zelf was ook een voorstander van literatuur in de volkstaal, maar schreef zelf in het Latijn. Zijn enige Nederlandse teksten zijn troostbrieven aan weduwen die enkel het Nederlands machtig waren.
2.3.6 Daniël Heinsius
(Gent 1580 – Leiden 1655) Bijgenaamd `De Gentsche nachtegaal'. Na hun vlucht uit Gent in 1583 en omzwervingen door Engeland, Holland en Zeeland, vestigden Heinsius' ouders zich tenslotte in Vlissingen, waar Heinsius de Latijnse school doorliep. Daarna liet zijn vader hem in Franeker rechten studeren, maar Heinsius voelde zich het meest aangetrokken tot de studie der klassieke letteren en Neolatijnse dichtkunst. Sedert 1602 gaf Heinsius aan de Leidse universiteit college, in 1603 werd hij buitengewoon hoogleraar poëtica, in 1605 Grieks en na Scaligers dood (1609) gewoon hoogleraar. •
Quaris quid sit amor (1601)
Quaris quid sit amor is een embleemboek over de liefde. De titel van het boek betekent: ‘Wil je weten wat de liefde is’. Hoewel de titel in het Latijn is, is de rest in het Nederlands geschreven.
•
Auriacus, sive liberta saucia (1602)
Dit nationalistisch toneelstuuk gaat over Willem van Oranje; Lett. Oranje of de gekwetste vrijheid. Er zitten intertekstuele verwijzinen naar Seneca’s gruweltragedies in. Deze tragedies bewerkt hij dan volgens het principe van de aemulatio. Het stuk is geschreven in barok Latijn. De nadruk ligt dan ook op het taalgebruik, de plot is minder spectaculair.
•
Hymnus of lofsanck van Bacchus (1614)
•
Lofsanck van Jesus Christus (1616)
Commentaar van P. Scriverius bij zijn moeilijke teksten en een pleidooi voor literatuur in de volkstaal •
Nederduytsche poemata (1616):
De inleiding van P. Scriverius heeft een grote invloed: ook anderen beginnen in het Nederlands te schrijven. Daarnaast verdedigt hij de dichterlijke vrijheid.
15
•
De tragoediae consitutione (1611):
Theoretisch werk over toneel gebaseerd op de Poëtica van Aristoteles. Hoewel Aristoteles gewoon de theaterpraktijk in Griekenland beschrijft, interpreteert Heinsius het als een boek met regels.
2.3.7 Hugo Grotius
Delft 1583 – Rostock 1645 Grotius’ activiteiten en publikaties (in het Grieks, Neolatijn en Nederlands) bestrijken een breed terrein en vormen de reflectie van een levenslange brede belangstellingssfeer. Deze is niet slechts de vrucht van zijn rijke en veelzijdige talenten, maar evenzeer van de humanisten-paideusis, die een brede ontwikkeling beoogde en daarbij sterk literair was gericht. Grotius' specifieke talenten sloten zeer wel aan bij deze benadering. Als literator en wetenschapsmens past hij in het beeld van zijn tijd: bij polyhistoren als J.J. Scaliger en G.J. Vossius, die uitzonderlijke eruditie paarden aan grote werkkracht en een zeer getraind geheugen aan rijke belezenheid. Hun manier van werken richtte zich echter eerder op inventarisatie, systematisering en analyse van het vele ongeordende, dan op het ontsluiten van nieuwe terreinen. Hugo de Groot was jurist en schreef bijgevolg boeken over internationaal recht. Mare liberum ( lett. De vrije zee; 1604) werd geschreven naar aanleiding van de Nederlandse ontdekkingsreizen. In het boek houdt hij een pleidooi voor de vrijheid om over de zee te varen. Dit kwam de Nederlanders goed uit, aangezien ze eerst niet bij India mochten komen. •
De iure belli ac pacis ( lett. Over het recht van oorlog en vrede; 1625)
Het boek gaat over de vraag of rechtvaardige oorlog mogelijk is. Het boek is eeuwen als richtlijn aangehouden voor het oorlogsrecht. Als eerbetoon aan Grotius werd het Vredespaleis in De Haag gebouwd, dat tevens als internationaal gerechtshof dienst doet. Ook zet de Groot zijn eerste stappen in de literatuur, zijn toneelstukken zijn in het Latijn geschreven: Adamus Exul (1601): later door Vondel bewerkt Christus Patiens (1608): over het lijden van Christus Sophompaneas (1635): over Jozef in Egypte = tragedie met een blij einde (↔ Heinsius) De jurist is ook politiek actief. Hij is een aanhanger van Johan van Oldenbarnevelt, van de remonstranten. Om die reden komt hij in de problemen bij Maurits, de stadhouder. Wanneer van Oldenbarnevelt wordt terechtgesteld, laat men Grotius leven. Ze sluiten hem op in het slot Loevestein. 16
De veritate religionis Christianae (lett. “Bewys van den waren godsdienst”; 1627): in dit oecumenisch boek zegt Hugo de Groot dat het Nieuwe Testament primeert. Het gaat in het geloof om de kernboodschap, niet om de details. Het geschrift doet dienst voor wereldreizigers die hun religie aan anderen moeten uitleggen. Hij mocht wel blijven studeren, waarvoor hij regelmatig een kist boeken kreeg. Soldaten haalden die op bij een familie in Gorinchem; later werd de kist terugbezorgd. Dat bracht Maria na anderhalf jaar op een idee. Zij zei: "Kruip in die kist en zorg dat je er twee uur in kunt blijven zitten zonder geluid te maken". Ze liet hem avonden lang oefenen. De tijd begon te dringen, omdat het Twaalfjarig Bestand met Spanje binnenkort afliep, waarna mogelijk de vluchtroutes minder veilig zouden zijn. Op 22 maart 1621 ontsnapte Hugo uit Loevestein. Op deze dag was het jaarmarkt in Gorinchem, en de gevangenisbaas was weg. Maria legde met Elselina de boeken in het bed, zodat het net leek of Hugo ziek was. Met alleen zijn ondergoed en zijden kousen aan kroop hij in de kist. Elselina ging met de soldaten mee naar Gorinchem om de kist in de gaten te houden. Eenmaal bij de familie aangekomen stapte Hugo eruit om in metselaarskleren naar Antwerpen te vluchten. Dan vertrok hij naar Parijs. episode in krant
2.3.8 Anna Maria van Schurman
Keulen 1607 – Wieuwerd 1678 Vrouwen nemen meestal niet aan de humanistische cultuur deel omdat ze geen Latijn kennen. Schurman is hierop een uitzondering. Haar vader besloot dat ze een geleerde vrouw moest worden en huurde een privéleraar in. Nu het thuisonderwijs ging ze aan de universiteit van Utrecht studeren. Verder blonk zij uit in de studie van vreemde talen; zij leerde Frans, Duits, Engels, en bovendien Latijn, Grieks, Hebreeuws, Chaldeeuws (Oerartees), Aramees, Ethiopisch, Arabisch en Syrisch. Met enig recht kan men haar een polyglot noemen. Om die reden was ze wereldberoemd.
De vrouw schreef religieuze gedichten, was graveerster en schilderes. Haar bekendste boek is de Dissertatio (lett. Verhandelig over de geschiktheid van de vrouwelijke geest tot de beoefening van wetenschap en studie; Utrecht, 1641). Om dit werk wordt ze wel eens omschreven als één van de eerste feministen. Helaas had het weinig effect.
17