2de bach Taal en Letterkunde
Geschiedenis van de Nederlandse Letterkunde 2 Prof Humbeeck
Q T18
uickprinter Koningstraat 13 2000 Antwerpen www.quickprinter.be
6.00 EUR
Nieuw!!! Online samenvattingen kopen via www.quickprintershop.be
GNL 2: van de Franse Revolutie tot de Grote Oorlog College 12/02/2014
Henri-Julien Félix Rousseau - Les Pêcheurs à la ligne [1908 - 1909]
De lange negentiende eeuw, gedefinieerd door Eric Hobsbawm, begint met de Franse Revoultie en en eindigt aan de vooravond van Wereldoorlog: van 1789 tot 1914. Tijdens deze periode is er sprake van grote culturele continuïteit, vooral op gebied van modernisering. De negentiende eeuw wordt gezien als overgang van een traditionele naar een moderne cultuur. Analogie met Fernand Braudel's "long 16th century" (c. 1450-1640). Toch deelt Hobsbawm de eeuw op: •
The Age of Revolution: Europe, 1789–1848;
•
The Age of Capital: 1848–1875;
•
The Age of Empire: 1875–1914.
= momenten van crisis 1848: grondwetaanpassing in liberale zin, ondernemerschap van de burger wordt beloond vb. Nederland met Bekker
Ook de Nederlandstalige literatuur in deze eeuw kan opgedeeld worden in twee perioden met eigen paradigma’s. Deze laatsten weerspiegelen de relatie of wisselwerking tussen de literatuur en de buitenliteraire werkelijkheid.
1
Retorisch paradigma van de teksten De noordelijke Nederlanden
Vooral predikantenpoëzie is in deze periode populair. Deze lyriek is geschreven volgens het retorisch paradigma van de teksten. •
Vorm: rijmschema; eentonigheid; retoriek
•
Doel: communicatie met publiek, overtuigen van publiek
De boodschap van de schrijver is niet iets wat vanuit zijn binnenste komt, maar wel wat hem ingefluisterd wordt door allerlei instituties als de kerk, de politiek (nationale gevoelens versterken) en de bugermoraal (publieksopvoeding). Vb. Begrafenis Beets: oranje vlag op kist
Nicolaas Beets, De moerbeitoppen 'De moerbeitoppen ruischten;' God ging voorbij; Neen, niet voorbij, hij toefde; Hij wist wat ik behoefde, En sprak tot mij; Sprak tot mij in de stille, De stille nacht; Gedachten, die mij kwelden, Vervolgden en onstelden, Verdreef hij zacht. Hij liet zijn vrede dalen Op ziel en zin; 'k Voelde in zijn' vaderarmen Mij koestren en beschermen, En sluimerde in. De morgen, die mij wekte Begroette ik blij. Ik had zo zacht geslapen, En Gij, mijn Schild en Wapen, Waart nog nabij
2
Over het algemeen schreef Beets vrij onleesbare predikantenpoëzie, maar dit technisch pareltje zit ook tussen zijn oeuvre.
Hildebrand, Camera Obscura (1839 – 1870) Onder dit pseudoniem schreef Hildebrand een boek dat later zou uitgroeien tot de literaire bijbel van de Nederlanders. Humor krijgt in het boek een prominente plaats. In het essay Varen en Rijden, echter, blijft Beets serieus. Humor wordt opzijgeschoven met het doel het onderwerp, de modernisering in Nederland, te exploreren.
Ook: P.A. de Génestet, De avondzon (1850) Ja in God is mijn kracht, Sprak hij innig en zacht, Maar ik voel dat mijn leven zal renten; Meer dan zilver en goud Hebt ge uw dienstknecht vertrouwd, O genadige Heer der talenten! 'k Heb naar kennis gedorst, Zij verscheurde mijn borst; Trouwe liefde genas mijne wonden;
Laatste regels Lidewyde
'k Heb den prijs en - de ellend Onzer kennis gekend, Maar den weg en de waarheid gevonden.
Retorisch paradigma van de teksten De zuidelijke Nederlanden
Hendrik Conscience, De leeuw van Vlaanderen (1838) Deze historische roman over de veertiende eeuw dient ook het retorisch paradigma, Conscience wil het volksgevoel van de Vlaming versterken en wil het ras verheffen. Willem Frederik Helmers, De Hollandsche Natie (1812) Hendrik Tollens, De overwintering der Hollanders op Nova Zembla (1820) ook in Nederland vinden we nationalistische retoriek
3
Esthetisch paradigma van teksten De noordelijke Nederlanden In de jaren tachtig komt er een reactie tegen dit retorisch paradigma uit avant-gardistische hoek. Bij de Tachtigers draait alles om snelheid en intense werkelijkheidsbeleving. Herman Gorter, Verzen Wij zilvren wezens, nevellichten, gewassen neven elkaar, onzeker, wilden het licht: In misten van donker, onze groote vragen vreemdelinge in scheemre mist om licht Teeder beginnen en glimlachend blinken, lichtkens verrijzen, weigren te versterven, zekerlijk lachen en lichtblijde blinken, wenken en vlieden, vliedend omziend, wimprend, wilgen van licht, linten van licht, wit zilvren wateren licht, fleemlicht, zichten rillicht, scheden en bajonnetten licht, - lichtarmee. Ons vleesch bloeiend van licht, licht slempend, onz' harten zwellend van licht, licht brekend, oogen licht donzend, kristallen lichtkronen.
Willem Kloos, V (1894) Ik ben een God in 't diepst van mijn gedachten, En zit in 't binnenst van mijn ziel ten troon Over mij zelf en 't al, naar rijksgeboôn Van eigen strijd en zege, uit eigen krachten. En als een heir van donkerwilde machten Joelt aan mij op en valt terug, gevloôn Voor 't heffen van mijn hand en heldere kroon: Ik ben een God in 't diepst van mijn gedachten. -- En tóch, zo eindloos smacht ik soms om rond Úw overdierb're leên den arm te slaan, En, luid uitsnikkende, met al mijn gloed En trots en kalme glorie te vergaan Op úwe lippen in een wilden vloed Van kussen, waar 'k niet langer woorden vond.
4
Jacques Perk, Deinè Theos (CVI) Met weekblauwe oogen zag de oneindigheid Des hemels naar den donzen rozenglans, Waar Zij in daagde: een breed-gewiekte krans Van zielen had zich ónder haar gereid. Een geur van zomer-bloesems begeleidt Den zang der zonnen - duiven - die heur trans Doorgloren in eerbiedgen ronde-dans Om Haar, wier glimlach sferen groept en scheidt; "Schoonheid, o, Gij, Wier naam geheiligd zij,
Paradigma van de schoonheid
Uw wil geschiede; kóme Uw heerschappij; Naast U aanbidde de aard geen andren god ! Wie éenmaal U aanschouwt, leefde genoeg: Zoo hem de dood in dezen stond versloeg.... Wat nood? Hij heeft genoten 't hoogst genot!"
Om een eigen plek in het literaire veld te garanderen, schrijft de nieuwe garde programmatische tekst waarin met het oude paradigma wordt afgerekend. Lodewijk van Deyssel, De Nieuwe Gids, bespreking van Hilda Ram en Eug. van Oye (1891) ‘Ik ben de vriend der Vlamingen, periode 1830-1885, niet. Ju, ju, wat een grof volkje. Het is ongelooflijk, welk een hoeveelheid riemen papier die lieden hebben vol geschreven om te laten zien, dat zij, letterkundig, bij Holland hooren. Muren van boekdeelen hebben zij uitgegeven, zij hebben een vesting van papier gebouwd om hun nationaliteit tegen Waalschen en Franschen invloed te beveiligen. Er is eenvoudig niet door te komen. Wie in deze vesting een mensch wil zoeken, raakt beklemd en stikt bij het doorworstelen van de vier, vijf meter dikke papperige papieren muren. Het is abominabel onheusch om menschen, die zoo veel avances doen, niet een beetje vriendelijk te ontvangen. Maar 't kan niet, 't is gods-onmogelijk. Er is geen beginnen aan. De hoofdzaak is die volkomen afwezigheid van eenige fijnheid, hoe en waarin ook. Dit maakt het ook ondoenlijk hun te beduiden wat hun ontbreekt. Je kon net zoo goed aan een boom gaan uitleggen hoe hij een buiging moet maken. Die menschen zijn allemaal goed, rein, lief, braaf, trouwhartig, edelaardig, geest-driftig (nou!) gemoedelijk, minzaam, licht-geroerd, medelijdend, verliefd en arbeidzaam. Maar ze zijn in alles even grof, en er is geen gesprek met hen te voeren.
In deze tekst blijkt een minachtende houding tegenover de toenmalige Vlaamsche letteren - voor Pol de Mont maakte Kloos reeds in 1887 een kleine uitzondering - bij de redacteurs van de Nieuwe Gids. De literatuur na 1885 kan wel de goedkeuring van Lodewijk van Deyssel wegdragen. 5
Het esthetisch paradigma De zuidelijke Nederlanden Het alledaagse leven verandert in een schrikbarend tempo, tegelijk verandert ook het literaire paradigma. In Vlaanderen gebeurt dit later dan in Nederland. = Van Nu en Straks Toch bestaat er een verschil tussen de twee discours. In Nederland draait het literaire paradigma enkel om de vernieuwing, in Vlaanderen blijft er toch een zekere continuïteit: Conscience geldt als startpunt, zijn discours wordt verdergezet. •
Gespletenheid: modern & traditioneel
6
College 19/02/2014 De literatuur van de lange negentiende eeuw, een contextgerichte benadering: → literair-institutionele context → breed-culturele en politiek-maatschappelijke context
Sleutelwoord ‘modernisering’: Met het oog op de brede context heeft de modernisering vooral te maken met de industrialisering •
massale productie van gebruiksgoederen;
•
transport- en communicatienetwerken; vb. spoorwegen, telegraaf, telefoon
•
verstedelijking; cf. spanningsveld platteland -stad
De modernisering van de literaire ruimte komt er vanaf 1789 en bereikt een climax met de Beweging van Tachtig in Nederland; Van Nu en Straks in Vlaanderen. = paradigmawissel … VAN Retorisch paradigma: schrijvers beschouwen hun teksten als medium om een boodschap over te brengen bij het publiek, de relevantie van die boodschap is lokaal beperkt. NAAR … Esthetisch paradigma: de literatuur wordt losgemaakt van tijd- en plaatsgebonden boodschappen e staat nu ten dienste van een universele waarheid. Maar wel verschillen tussen Noord en Zuid Beweging van Tachtig vs. Van nu en straks •
Nederland: breuk van een zelfbewuste, experimentele avant-garde met de vroegere literatuur, deze wordt afgeschreven als oubollig
•
Vlaanderen: de modernisering verloopt stapvoets, er is een continuïteit (voortbouwen op Conscience, Rodenbach) uitz.: Guido Gezelle
Het Nederlandse naturalisme vs. Het Vlaamse naturalisme: Couperus/Emants vs. Buysse De context en het onderwerp van de twee naturalismes verschillen duidelijk: •
Vlaanderen: tegenstelling stad (verfijnd) – platteland (beestachtig)
•
Nederland: niet
7
Lodewijk van Deyssel over de Vlaamse literatuur vóór Van Nu en Straks: Ik ben de vriend der Vlamingen, periode 1830-1885, niet. Ju, ju, wat een grof volkje. = polemische toonzetting, dit is nieuw. Daarvoor was er een sfeer van amicaliteit tussen de noordelijke en zuidelijke literatoren. Nicolaas Beets/Hildebrand vs. Hendrik Conscience, ‘onze’ twee grote nationale schrijvers •
Hildebrand: humoristische schets van de eigen tijd
•
Conscience: geschiedenisromans en zedenschetsen
Dus, naast paralellen zijn er ook structurele verschillen. Kunnen we, mits we dit weten, nog spreken van één Nederlandse literatuur? Nee? Wanneer kunnen we hier wel over spreken? •
… als de literaire ruimte (het systeem; het veld) correspondeert met een staatkundige eenheid;
•
… als er sprake is van een gemeenschappelijke culturele beleving en dito referentiekaders;
•
… als de literatuur concreet geproduceerd wordt in één en dezelfde taal.
Zijn deze criteria van toepassing op de Nederlandse literatuur?
1. Staatkundige eenheid In de ten volle moderne zin van het woord: het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden ▪ één koning: Willem I ▪ één officiële taal: het Nederlands, de taal van de macht in de republiek ▪ twee bestuurlijke hoofdsteden (Den Haag / Brussel: symbolisch) ► moderne natiestaat: 1815-1830 In de negentiende eeuw wordt de natiestaat belangrijk in de economie. Om iedereen bij de economische activiteit te kunnen betrekken, wordt er een nationale identiteit gecreëerd. Toch is er ook al vroegere sprake van natievorming: de Bourgondische Nederlanden De inwoners identificeren zich echter meer met de hertogdommen dan met de Bourgondische Nederlanden als geheel. Er wordt eenheid door verdeeldheid bereikt: klassen tegenover elkaar. 8
▪ Filips de Goede (regeert van 1419 tot 1467): politieke structuren, Staten Generaal ▪ Filips de Schone (regeert van 1478 tot 1506) ▪ de Spaanse Habsburgers: Karel V en Filips II ► proto-nationale identiteit: 1815-1585
2. Natievorming en collectieve identiteit: → in het kader van de moderne natiestaat ▪ relatieve sociale cohesie binnen de natie (ondanks klassenverschillen en –spanningen ▪ relatieve culturele homogeniteit binnen de natie (nationale identiteit) → premoderniteit/vroege moderniteit ▪ parallelle sociale werelden (men vergelijke de middeleeuwse standenmaatschappij) ▪ grote culturele diversiteit [lokaal en regionaal] vs. het verbindende christelijke geloof Een Bourgondisch natiegevoel ‘onder constructie’: culturele homogenisering voor de geprivilegieerde klasse(n), eenheid door verdeeldheid tussen klassen (Cf. de Groot-Nederlandse gedachten van Louis Tobback: refereren naar deze periode)
MAAR: 1585 als breuk in het culturele homogeniseringsproces in de Nederlanden De scheiding van Noord en Zuid wordt echter niet als definitief ervaren: denk bijvoorbeeld aan het project van de Statenbijbel Nog een tegenargument is dat het volk één blijft in de strijd tegen de Spaanse bezetter. Wel is er het religieuze verschil. Maar, hoe belangrijk ook als referentiekader, godsdienst is slechts één element in de constructie van een vroegmoderne culturele identiteit. Toch worden er naderhand op de religieuze verschillen andere verschillen geënt, ziehier de ‘wisselwerking tussen godsdienst en mentaliteit’: •
Nederland: Het protestantisme fungeert als ideale basis voor het vroegkapitalistisch vernuft en de handelsgeest (Weber)
•
de Zuidelijke Nederlanden / ‘Vlaanderen’: - traditionele agrarische economie (grootgrondbezit), huisnijverheid - een neo-feodale mentaliteit (het dorp, de provinciestad)
9
DAN vanaf 1800: een doorgedreven industrialisering, aangestuurd door nieuwe liberale elites zuidelijke Nederlanden nemen het voortouw in moderniseringsprocessen t.o.v. noordelijke Nederlands christelijk fundamentalisme is tegen de modernisering
Feitelijke historische verschillen: •
Kolonisatie t.o.v. Industrialisatie in Vlaanderen
•
1870 : Frans-Pruisische oorlog Noorden is nauwelijks betrokken, Zuiden juist wel
•
1871: opstand in Parijs idem
•
1914: de Grote Oorlog hot issue in Vlaanderen, dit leeft ook nu nog en speelt een rol bij de manier waarop we onze identiteit opbouwen
Dus: Vlaanderen en Nederland zijn goede buren maar de gedachte van een eenvormige cultuur is volstrekt waanzinnig.
10
College 26/02/2014 3. Taal Zijn er twee soorten Nederlands? Nee, we hebben één taal met regionale varianten, in het zuiden en in het noorden. •
Nederland vandaag: vanzelfsprekende, ingeburgerde norm; informeel én formeel
•
Vlaanderen gisteren: ‘schoon-Vlaams’ of ‘ABN’ vs. dialect/regiolect; formeel vs. Informeel
•
Vlaanderen vandaag: ‘tussentaal’ als toekomstige Vlaamse norm? Invloed van de media: VRT-Nederlands
2030 vs. 1830: ook geen genormeerd Nederlands in België anno 1830, wat een effect had op de perceptie van de Nederlanders Het Zuid-Nederlands vanuit Noord-Nederlands perspectief in de lange 19de eeuw: ► een in de ontwikkeling van het Nederlands achtergebleven gebied met een gebrek aan normering ► ook een cultureel achtergebleven gebied: “ Ju, ju, wat een grof volkje!” ► dat heerlijk sappige ‘Vlaams’ (neerbuigende overcompensatie) Het ‘Zuid-Nederlands’ in 1830 vanuit wetenschappelijk perspectief: ► erg grote regionale/provinciale verschillen [↔ 2030] ► het Frans als voor de hand liggende ‘Belgische’ standaardtaal [vs. de volkstaal] Dus, het Nederlands in de Zuidelijke Nederlanden is in se dezelfde taal als het Nederlands in de Noordelijke Nederlanden, maar heeft een andere, problematische status
= minder genormeerd; een verbrokkelde ‘boerentaal’; lastige relatie met het Frans Deze status is het resultaat van een eeuwenlange ontwikkeling: De Spaanse periode (1585 – 1713) [eind] zestiende eeuw; Albrecht van Oostenrijk en Isabella van Spanje (1595-1633) Het algemene discours dat over deze periode heerst, is dat van een ‘Arm Vlaanderen’, dat na de brain drain naar de Noordelijke Nederlanden verpauperd achterblijft. Er is echter wel : •
Economische wederopbloei
•
Een bescheiden Gouden Eeuw
•
De hof- en stadsschilder P.P. Rubens.
De Zuid-Nederlandse literatuur in de volkstaal: Jonker Jan van der Noot [poëtische nadagen], Filips van Marnix van Sint-Aldegonde
11
Vgl. Nederland: Karel van Mander (uitgeweken Zuid-Nederlander) Zeventiende eeuw 1648: de Vrede van Münster → Spanje en de Verenigde Provinciën de Spaanse Nederlanden in de tang: de Negenjarige Oorlog (1688-1697): alliantie Republiek – Engeland/Schotland (zelf)destructieve imperialisme van Lodewijk XIV → bombardement van Brussel, 1695 In deze periode is Europa verwikkeld in een grote machtsstrijd, de Zuidelijke Nederlanden fungeren als slagveld. Het bombardement in Brussel (1695) luidt de culturele devaluatie van het zuiden in. De Zuid-Nederlandse literatuur in de volkstaal: Justus de Harduwijn (Goddelijcke Wenschen, 1629) Adriaan Poirters (Het masker van de wereldt afgetrocken, 1646) Michiel de Swaen (De gecroonde leerse, 1688) Vgl. Nederland: Joost van den Vondel Gerbrand Adriaensz. Bredero Pieter Corneliszoon Hooft Constantijn Huygens
De Oostenrijkse Nederlanden (1713 – 1745) oftewel Belgium Austriacum Het nieuwe bewind brengt een andere dynamiek op gang, het Frans is de voertaal en de eerste grote verfransingsgolf is een feit: - de taal van de macht, c.q. het ancien régime - dé Europese cultuurtaal - de taal van de Verlichting / modernisering: er wordt in Frankrijk getornd aan de principes van het ancien régime Zuid-Nederlandse literatuur in de volkstaal: ???
12
Vgl. Noord-Nederland: Justus van Effen (Hollandsche Spectator) + netwerk van mensen die binnen de literatuur experimenteren met principes Verlichting Decalage tussen het verlichte Noorden en het arme Zuiden Een Frans intermezzo (1745 – 1748) Literatuur in het Noorden Belle van Zuylen: ideeënliteratuur, vrouwenemancipatie avant la .. Le Noble - Conte moral (1762), Lettres neuchâteloises (1784), Trois Femmes (1795) Betje Wolff & Aagje Deken CB, Politique Afleider (1798): periodiek met verlicte ideëen tegengehouden door regime Balthasar Bekker: verlichte ideeën, tegen bijgeloof De betoverde weereld (1691)
► Intussen in het Zuiden? Pieter Joost de Borchgrave, de Vlaamse vertegenwoordiger van de Verlichting niemand kent hem
De tweede Oostenrijkse periode (1745 – 1789) Maria Theresia (1740-1780) & Jozef II (1780-1789) hebben als doel de Zuidelijke Nederland weer op te bouwen, vooral op economisch vlak. Jozef II heeft verlicht ideeën en streeft volksemancipatie na. De volkstaal wordt echter niet in eer hersteld, het Frans blijft de voertaal. Verfransing aristocratie, hoge clerus, theater De totale verfransing lijkt een feit te worden, totdat er verzet tegen komt. Hieruit blijkt dat er ton al een proto-natiegevoel aanwezig was. De verbondenheid tussen burgers vloeit weliswaar vooral voort uit een gevoel van ‘klem zitten’ tussen Frankrijk en Nederland. Jan Baptist Verloy, Verhandeling op d’onacht der moederlyke tael (1788), een pleidooi voor het gebruik van het Nederlands Maer de Nederduytsche tael is hier wel anders mishandelt by ons, en voor al in Brussel: zy is in deze stad niet alleen veronachtzaemt, maer ook veracht: men spreekt- er schier niet als de straettael: nouwelyks eenen geleerden die-ze middelmatig weet : ’t gemyn meynt dat-ze gebrekkig is en veracht-ze zonder kennen: geenen Brusseler oft hy zal beleyden , dat hy nooit sermoon kan schoon vinden in ’t vlaems, maer dat dit moet in ’t Frans en van eenen Fransman zyn; daer zyn-er die vemeyd zyn vlaems te spreken in gezelschap oft op de straet:
13
andere, die ’t alwillens kwalyk spreken om in ’t fans te schynen opgebragt te zyn: die g’in d’herbergen en kaffehuyzen hertnekkig zult hooren frans hakkelen, zonder eens in hunne belemmernis naer ’t vlaems te willen keeren. Onze joeffrouwen zal-men nooit met eenen vlaemschen kerkboek zien: en gebeurde dit, het schaemrood zou haest daer zijn. De Romynen ten tyde van Juvenalis waren in de zelve belachelykheyd ten aenzien van ’t grieks, gelyk wy ten aenzien van ons frans […]
Het volk wordt door de Franstalige elites onderdrukt, dit vindt Verloy een pervers mechanisme. Ook de verplichting Frans te spreken bij sociaal onderdrukte Nederlandstaligen is zijns inziens verkeerd. Vb. huishoudpersoneel analfabeten met Franse kerkboeken Het Nederduits fungeert voor Verloy dus als een instrument om het gewone volk te ontvoogden en emanciperen (cf. verlichte idealen). Meer dan over de taal zelf gaat het hier over politiek.
Ontluikend taalbewustzijn & proto-natievorming Het Zuid-Nederlands is verdrukt en verbrokkeld, maar in deze periode ontstaat dan het bewustzijn van een culturele en territoriale eenheid in het Zuiden. Brabantse omwenteling met twee anti-Franse strekkingen •
“Vonckisten”, een beweging die ontstaat uit het verlangen naar democratisering
•
Vertegenwoordigers van het ancien régime (Van der Noot)
revolutie tegen het Oostenrijks leger
Verenigde Belgische Staten / États-Belgiques-Unis (1790) De natie werd opgericht om zich te onttrekken aan Oostenrijk en tegelijkertijd te vermijden om in Franse handen te vallen. = geboorte van België Er is langzamerhand sprake van culturele homogeniteit en nationale identificatie, een ‘Belgisch gevoel’ wordt gedeeld door verschillende klassen. Het ideaal is om een eigen gemeenschap te vormen. Hoewel er dus een zekere mate van sociale cohesie ontluikt, ontbreekt het aan een gemeenschappelijk maatschappelijk project om België te laten slagen. Politiek-ideologische verschillen! Gevolg: Oostenrijk valt terug binnen en verslaat de reactionairen? Taalproblematiek: J.B. Verlooy wil het volk emanciperen door het Frans te introduceren als taal van de Verlichting. 14
Franse periode (1794 – 1815) 1794: annexatie bij Frankrijk als wingewest, moeizame modernisering en centralisering van de macht vb. uitbreiding van de haven van Antwerpen 1799: Napoleon grijpt de macht 1804: Napoleon wordt keizer, doorgedreven modernisering vb. aanleg van snelweg Amsterdam – Antwerpen Economisch gezien doen de zuidelijke Nederlanden het dus beter, maar op talig vlak is het Franse regime geen goed nieuws. Nederlands/Nederduitsch wordt gereduceerd tot ‘boerentaal’ TOCH: De ‘literaire’ conservatie van het Nederlands → aloude rederijkerskamers die een gemeenschappelijke beleving van een oubollig Nederlands nog voorzetten
Vgl. Noordelijke Nederlanden, waar er sleet komt op het politieke systeem vanaf medio 18de eeuw. Een nieuwe, liberale elite zorgt voor politieke onrust. 1785-1787: open conflict erfelijke stadhouder vs. Verlichte patriotten 1793-1795: Oorlogsverklaring van Franrijk, waarna Frankrijk militair overwicht haalt. De stadhouder vlucht en de Bataafse Republiek wordt opgricht. De Nederlanders, die al een ‘eigen identiteit hebben, willen niet dat hun land een Franse vazalstaat wordt. Uit literaire hoek klinkt als snel protest. ballingschap Bilderdijk 1796-1798: staatkundige modernisering terugkeer Wolff & Deken 1798-1804: een meer gematigd regime, de modernisering staat ‘on hold’ 1804: raadspensionaris Schimmelpenninck, het centraal aanspreekpunt van Napoleon. De koning maakt van Nederland een marionettenrepubliek. 1806: Koninkrijk Holland met Koning Lodewijk Napoleon + Terugkeer Bilderdijk, die de koning Nederlands mag leren.
15
1810: annexatie Holland bij Frankrijk, Rijksmuseum wordt opgericht Op die manier wordt het mogelijk om onder Napoleon toch een Nederlandse identiteit te construeren. Nederland kan niet drastisch verfranst worden. Jan Frederik Helmers, De Hollandsche natie (1812) Barst los, bezielt u, heilge snaren! De lofzang ruisch' dees bosschen rond: 't Gevoel stroome uit uw hart, gewijde priestrenscharen! Heft aan, ô Wodans harpenaren! 't Geldt de eer van d' ouderlijken grond.
Dit vaderlandslievende gedicht is een lofzang op de Nederlandse identiteit en een pleidooi voor de soevereiniteit van het Nederlandse volk. Nederland voelt zich dus bezet, in tegenstelling tot Vlaanderen, waar gewoon een zoveelste vreemd bestuur zijn wetten komt opleggen. 1813: val van Napoleon
Verenigd Koninkrijk der Nederlanden (1815 – 1830) Koning Willem I Nederlands als officiële taal Aanvankelijk is de reactie vanuit het Zuiden op deze nieuwe staat positief, Willem beseft dat het Koninkrijk twee volkeren omvat die elk hun eigen identiteit hebben en moeten behouden. Hij neemt enkele pragmatische beslissingen die hiermee in verband staan: Twee hoofdsteden: Brussel en Den Haag Economische integratie: wereldhandel
Afschuiven van staatsschuld
Moderniseren van onderwijs
Instellen van één officiële taal
↔ liberalen
↔ aristocratie: volk moet niet
↔ clerus: volk mag geen
↔ aristocratie: grootgrondbezit
kunnen lezen
zeggenschap hebben
↔ clerus: protestantse ideeën
↔ aristocratie: “ “ “ ↔ liberale elites: tijdverlies
Maar, er komen al snel problemen
16
Schrijvers, daarentegen, vinden de invoering van het Nederlands wel een goede zaak. Deze figuren maken gebruik van de taal om een natie-gevoel te cultiveren. Vb. Jan Frans Willems, Ode op de herstelling der Nederduytsche tael door Willem I (1814) Triomf! – onz’ Nederduitsche taal Is van het Fransche juk ontheven, En zal, hoezeer den nijd ook smaal’, Haar ouden luister doen herleven. ’t Is Frankrijks dwingland niet gelukt Om ooit haar glorie te verduistren. Dus kan men deugd, hoezeer verdrukt, Nooit van haar heldren glans ontluisteren. […] Reeds zijn, op Vorst Oranje’s wenk, De wetenschappen aan ’t herleven. Hoe dierbaar, Willem! is ’t geschenk, Dat ge aan uw vaderland komt geven.
We merken in dit gedicht dat Willems een fanatieke oranjeklant is, maar toch heeft hij wel voeling met bepaalde culturele eigenheden of literaturen die de Vlamingen van de Nederlanders onderscheiden. Na een tijdje merkt Willems echter dat de Noord-Nederlanders neerkijken op het Zuiden, waardoor hij zich fel tegen oranje keert.
17