Gerry Dietvorst met emeritaat: de jaren geteld Op 16 oktober jl. was het zover: Gerry Dietvorst, hoogleraar toekomstvoorzieningen aan Tilburg University, ging met emeritaat en hield ter gelegenheid daarvan zijn afscheidsrede. Onder zijn toehoorders een keur aan pensioenspecialisten, onder wie menig auteur van dit tijdschrift. De afscheidsrede werd voorafgegaan door een minisymposium onder de titel ‘Ondernemend met pensioen’, met het accent op de fiscale aspecten van ons pensioenstelsel. Dat er wat moet veranderen is duidelijk. Maar hoe precies, dat ligt met het ‘work in progress’ van de Nationale Pensioendialoog nog voor een belangrijk deel in de schoot der toekomst verborgen.
De inleidingen op het minisymposium worden verzorgd door twee doctors die nog niet zo lang geleden onder Gerry Dietvorst zijn gepromoveerd: Bastiaan Starink (april jl.) en Gerard Staats (januari 2014). Eerstgenoemde neemt het pensioen van de werknemer onder de loep, de ander dat van de ondernemer. Dit alles onder het bezielende dagvoorzitterschap van Michael Visser, een andere coryfee uit de stal van Dietvorst.
■ PENSIOENPLAGEN Starink begint zijn betoog met een korte schets van ons pensioenstelsel. Dat staat als een huis, als je de internationale statistieken mag geloven. In een recent onderzoek van Allianz gaat Nederland aan kop, en in de Global Pension Index van Mercer hoeft ons land alleen Denemarken boven zich te dulden. Dus waar zouden we ons druk om maken, vraagt Starink zich af. Welnu, is meteen zijn antwoord, vanwege drie pensioenplagen: de sterk gedaalde rente, de volatiliteit van de beleggingen en, last but not least, de almaar toenemende levensverwachting. Daar wordt een pensioenfonds niet blij van. En het gaat niet om klein bier; de pensioenpremies vormen met 35 miljard euro per jaar een van de grootste fiscale grondslagversmallers. De totale pensioenverplichting in Nederland – inclusief AOW en lijfrenten – bedraagt maar liefst 2500 miljard euro, vier keer ons bruto binnenlands product. Zoveel geld schreeuwt om regelgeving die de vele risico’s die deze reuzenpot omringen, moeten indammen. Vooral de laatste jaren geven een onstuitbare dadendrang van de wetgever te zien, zegt Starink, die ter illustratie daarvan een waaier van recente en voorgenomen wet- en regelgeving toont. Maar hoe de wetgever zijn best ook doet, keiharde pensioengaranties zijn volgens Starink onbetaalbaar; de gegarandeerde uitkeringsovereenkomst is de facto allang dood.
Verslag: Ton Kamminga foto: berly.photography
En dat brengt hem bij plaag vier: het systeem van de doorsneepremie. Dat systeem begint hoe langer hoe meer te knellen, met name als gevolg van het toenemende aantal zzp’ers en flexwerkers. Ook in de Nationale Pensioendialoog wordt geopperd om dat systeem te vervangen. Dat kan op twee manieren: een degressieve opbouw of een progressieve premie. De voorkeur van het kabinet gaat uit naar de eerste methode: bij een gelijkblijvende premie wordt in de beginjaren meer en in latere jaren allengs minder pensioen opgebouwd. Dat leidt noodzakelijkerwijs tot
Keiharde pensioengaranties zijn volgens Starink onbetaalbaar; de gegarandeerde uitkeringsovereenkomst is de facto allang dood een nieuw fiscaal kader. Maar ook zonder afschaffing van de systematiek van de doorsneepremie is het Witteveenkader nodig aan herziening toe, meent Starink. Want het huidige dateert uit de vorige eeuw en is overduidelijk afgestemd op de DB-norm. Dat is volgens hem ook de reden waarom DC al zo lang in het verdomhoekje zit. Terwijl op de keper beschouwd een premieovereenkomst zich qua uitkomsten best kan meten met een uitkeringsovereenkomst. Dat gezegd hebbende pleit Starink voor aanpassing van het Witteveenkader, met de volgende uitgangspunten: – behoud van de omkeerregel, zonder aftopping; – fiscaal gelijke behandeling van DB en DC; – de kostprijs fiscaal reguleren, en niet de uitkomst; – keuren aan de voordeur, dus weg met de 100%-toets, niet meer uitgaan van ‘loonvervanging’ en geen eventtoetsen meer, zoals in de huidige 3%-staffel; – eenvoud en deregulering.
Pensioen Magazine november 2015 33
15Rubriek_ART de jaren geteld
■ WAT TE DOEN MET HET DGA-PENSIOEN? Bij het pensioen van de ondernemer is er dezer dagen natuurlijk veel aandacht voor het pensioen in eigen beheer. Dat hangt menig dga als een molensteen om de nek, vooral als gevolg van het enorme verschil tussen de fiscale en de commerciële waarde van de pensioenvoorziening. Veel van wat Staats hierover te vertellen heeft, doet hij elders in dit nummer zelf al uitvoerig uit de doeken. Op deze plaats houden we het daarom kort. Aardig zijn enkele uitkomsten van een enquête onder een aantal dga’s. Bijna twee op de drie zouden bijvoorbeeld nog steeds voor eigen beheer kiezen als ze nu dga werden. En als eigen beheer niet meer mag, zouden vier op de vijf op een andere manier voor hun oudedag zorgen, met sparen in privé en de eigen woning als aantrekkelijkste opties. Intussen is bijna de helft gestopt met de verdere opbouw, grotendeels als gevolg van de grote onzekerheid over wat de overheid van plan is met het pensioen in eigen beheer. De meesten daarvan hebben ook niet voor een alternatief gekozen.
Volgens Wiebes zou de dga geen behoefte meer hebben aan pensioen in eigen beheer, maar volgens Staats komt dat vooral door het handelen van de overheid Met zijn brief van 1 juli jl. heeft staatssecretaris Wiebes van Financiën een volgende zwengel aan de flipperkast van ‘oplossingsrichtingen’ gegeven. Een van de eerdere favorieten – de oudedagsbestemmingsreserve, een soort FOR voor de dga – is gezien het recente overleg in de Kamercommissie voor Financien reeds zo goed als dood verklaard. Terecht, want daar zit niemand op te wachten. Uitgangspunten voor een oplossing moeten volgens de staatssecretaris zijn: – het moet eenvoudiger en begrijpelijker; – het kapitaal moet beschikbaar blijven voor de onderneming; – het moet mogelijk zijn om een nabestaandenvoorziening te regelen; – de hele operatie moet budgettair neutraal zijn. Gedacht wordt daarom nu aan het oudedagssparen, in de vorm van een fiscale faciliteit in de loonbelasting. Er is dan geen verschil meer tussen fiscaal en commercieel. Verder blijven hierbij ook alle externe mogelijkheden beschikbaar. In dezelfde brief begint Wiebes echter ook al voorzichtig over compleet afschaffen van eigen beheer. Met als belangrijkste argument dat de dga, gezien het feit dat velen van hen ermee zijn gestopt, daar toch geen behoefte meer aan zou hebben. Staats noemt dat unfair; het is vooral door het handelen van de overheid dat de dga ermee is gestopt. Om de dga voor afschaffing te winnen, zou
34 november 2015 Pensioen Magazine
Wiebes eventueel een belastingkorting willen geven, zo heeft hij zich tijdens eerdergenoemd Kameroverleg laten ontvallen. Lichtelijk geërgerd stelt Staats vast dat de focus bij het eigen beheer voortdurend op de financiering van de onderneming ligt. Terwijl het in feite hoort te gaan over de oudedagsvoorziening van de ondernemer. We moeten af van die spagaat; het een valt gewoonweg niet met het ander te combineren, luidt zijn boodschap. Eigen beheer kan, maar dan zal het kapitaal wel moeten worden geoormerkt. Staats vraagt zich verder af of er wellicht een verplichte regeling tot een bepaald inkomensniveau moet komen. Temeer omdat naast de dga steeds meer mensen in het arbeidsproces niet onder een verplichte pensioenregeling vallen; denk aan zzp’ers en IB-ondernemers. Ook ziet hij kansen voor een PPI voor de ondernemer. Kom in elk geval met een visie, roept hij ten slotte de staatssecretaris toe.
■ PANELDISCUSSIE Geen symposium zonder een goede paneldiscussie. Die vindt plaats met mr. dr. Anouk Bollen (Maastricht University), mr. Helga van Bijnen (Tilburg University), mr. Theo Gommer (Akkermans & Partners), mr. Alfred Lagendijk (PwC) en prof. dr. Arie Rijkers (Tilburg University, emeritus). Ze mogen zich uitleven op drie vragen die achtereenvolgens door dagvoorzitter Visser op het scherm worden getoverd en waarover ook de zaal zich met behulp van stemkaarten kan uitspreken. Hierna volgt slechts een greep uit de vele opmerkingen. De eerste vraag luidt: moeten we de omkeerregel behouden of dumpen? Met een overweldigende meerderheid wordt voor behoud gekozen. Bollen is voorstander vanuit de inkomensuitstelgedachte: inkomen wordt pas als zodanig ervaren als het daadwerkelijk ter beschikking komt. Bovendien zou afschaffen van de omkeerregel unfair zijn jegens degenen die de eindstreep niet halen: die hebben dan belasting betaald over iets dat ze nooit zullen krijgen. Maar uit de zaal komt toch ook de opmerking dat de omkeerregel de zaken onnodig ingewikkeld maakt en uitnodigt tot fiscale arbitrage. Rijkers betoogt dat vanuit de theorie de omkeerregel om meer dan één reden de enig juiste methode kan zijn. Vervolgens gaat de discussie over wel of niet aftoppen: niet, want gevaar voor de verplichtstelling (Bollen); wel, want waarom zou je vermogensvorming faciliteren (Gommer); niet, want in strijd met gelijkheidsbeginsel (Rijkers). Partnerpensioen Met wel of geen partnerpensioen wordt hier de koppeling aan het ouderdomspensioen bedoeld. De vraag is dus of we daar wellicht vanaf moeten. Van Bijnen voert in dat verband de klusjesmannen bij haar huis ten tonele. Gevraagd naar wat die voor hun partner hebben geregeld als ze een doodsmak maken, halen ze stuk voor stuk de schouders op: niets dus. En zelfs wie denkt het te hebben geregeld, kan van een koude kermis thuiskomen, bleek onlangs
Bastiaan Starink (l) en Michael Visser (r) hebben Gerry Dietvorst zojuist de ‘Dietvorstbundel’ Ondernemend met pensioen overhandigd
De vraag wordt opgeworpen of de werkgever zich überhaupt wel moet bekommeren om de partner van zijn werknemer nog in het tv-programma Radar. Van Bijnen ziet de oplossing in een opgepimpte Anw. Gommer daarentegen pleit voor een systeem waarbij iemand met een partner default een nabestaandenpensioen verzekerd krijgt. Lagendijk vindt de huidige nabestaandenregelingen echt iets uit de oude doos: ze zijn zelden of nooit op maat gesneden. De meningen over het partnerpensioen zijn verdeeld, blijkt ook uit de stemming. Zelfs wordt de vraag opgeworpen of de werkgever zich überhaupt wel moet bekommeren om de partner van zijn werknemer. Een individuele overlijdensrisicoverzekering valt immers prima te regelen buiten de verplichtstelling om. Daar-
bij dreigt dan echter weer het risico van verjubelen van de uitkering. Eigen beheer Bij de derde vraag keren we ten slotte nog maar een keer terug naar het pensioen in eigen beheer: afschaffen of niet? Ja, zegt Rijkers, onder verwijzing naar de commissie-Van Weeghel die dat ook al heeft geadviseerd. Bij eigen beheer blijft het geld in de onderneming en dat levert veel te veel risico op voor waarvoor het is bedoeld, te weten de oudedagsvoorziening. Dat is ook een maatschappelijk belang. Lagendijk komt echter met een rekenvoorbeeld waaruit samengevat blijkt dat van de 1200 miljard belegd pensioenvermogen slechts 1 miljard in het Nederlandse bedrijfsleven wordt geïnvesteerd, terwijl alle dga’s tezamen er zo’n 60% van hun 50 miljard aan opgebouwd pensioenvermogen in steken. Afschaffing van eigen beheer zou dus desastreuze gevolgen hebben. Veel bijval krijgt hij niet; zowel Bollen als Rijkers blijft hameren op een scheiding tussen financiering en oudedagsvoorziening. Gommer houdt de kerk in het midden door te pleiten voor een afstortingsplicht
Pensioen Magazine november 2015 35
de jaren geteld 15Rubriek_ART
tegen de tijd dat de pensioendatum nadert. En Schuurman – van het Centraal Aanspreekpunt Pensioenen van de Belastingdienst, maar hier op persoonlijke titel – doet de suggestie om dga en zzp’er te verplichten jaarlijks bijvoorbeeld duizend euro te reserveren en die bedragen onder de Pensioenwet te brengen. Daarna zou dit langzaam kunnen worden opgevoerd.
■ EN DAN NU: DE JAREN GETELD Waar het op deze dag natuurlijk vooral om gaat, is dat Gerry Dietvorst afscheid neemt als hoogleraar fiscale en civielrechtelijke aspecten van toekomstvoorzieningen. In zijn afscheidsrede blikt hij nog even terug op de voorbije jaren. Zo schetste hij bij zijn aantreden als hoogleraar de contouren van het pensioenstelsel in de 21e eeuw. Het valt hem niet tegen wat er van zijn voorspellingen terecht is gekomen; hij geeft zichzelf een dikke voldoende. Wat hij echter niet kon bevroeden, was dat er een speciaal regime zou komen voor nettopensioen en nettolijfrente. Maar wie had dat wel gekund? En passant somt Dietvorst enkele resultaten uit zijn hoogleraarschap op. Zo zijn er onder zijn leiding twee promovendi afgeleverd, is er een aantal rapporten en brochures geproduceerd en is een aanzet gegeven voor de ontwikkeling van het welbekende pensioenregister. Dat laatste is volgens hem vooral de verdienste van Michael Visser. Ook Dietvorst vindt het fiscale pensioenkader sterk verouderd. Hij signaleert maar liefst negen regelingen die alle hetzelfde doel hebben, namelijk een faciliteit bieden ten behoeve van de oude dag, maar daarbij toch op onderdelen verschillen. Daarmee is de fiscaliteit verworden tot een soort nanotechnologie. Dat is niet goed, want pensioen moet voor iedereen te begrijpen zijn. Helaas is het nog steeds zo, zegt Dietvorst, dat ‘veel mensen met Kerstmis nog liever bij hun schoonmoeder gaan eten dan dat ze zich in hun pensioen verdiepen’. Het moet dus anders, onder meer omdat de arbeidsmarkt structureel is veranderd. Een leven lang in dienst bij dezelfde werkgever is iets van vroeger en voor velen is zelfs een dienstverband er niet eens meer bij. En weliswaar zijn de fiscale regels voor pensioen en lijfrente de afgelopen jaren iets naar elkaar toegegroeid, er blijven verschillen. Dat zou niet moeten, vindt Dietvorst, die nog maar eens zijn stokpaardje van de ‘compensating layers’ aanhaalt: alleen wie onvoldoende opbouwt in de tweede pijler, kan dat aanvullen in de derde pijler. Hij noemt dit een uniek systeem, dat het verdient om te worden gekoesterd. De toekomst Aan de hand van een aantal ankerpunten schetst Dietvorst de toekomst van ons pensioenstelsel. Het is natuurlijk een inkomensvoorziening – en dat moet het dus ook blijven – die in overeenstemming met de inkomensbeleving moet zijn – dus met toepassing van de omkeerregel. Andere kernbegrippen zijn: adequaat, flexibel, gewaarborgd, uitvoerbaar, gelijk-
36 november 2015 Pensioen Magazine
heid, toegankelijke en begrijpelijke wetgeving, heldere communicatie en inzicht. Wat Dietvorst betreft zijn we al een stuk verder als we alleen al het laaghangend fruit plukken. Hij behandelt er enkele. Ten eerste is dat de stakingslijfrente. Die stamt volgens Dietvorst nog uit de tijd dat niemand een rekenmachine had. Onrealistische aftrekbedragen, risicovolle mogelijkheid om de lijfrente bij de bedrijfsopvolger te bedingen: wat als de lijfrentegenieter 100 jaar
De stakingslijfrente stamt volgens Dietvorst nog uit de tijd dat niemand een rekenmachine had wordt? En ten tweede kan Dietvorst er niet over uit dat er nog steeds geen oplossing is voor de lijfrentepolis van iemand die naar het buitenland is geëmigreerd. Kort gezegd komt het erop neer dat De Nederlandsche Bank vindt dat er bij expiratie van de polis een nieuw contract voor de uitkeringsperiode wordt afgesloten, en daarom wil een Nederlandse verzekeraar niet meewerken aan het sluiten van direct ingaande lijfrenten. Als enige blijft dan afkoop over, met als gevolg 52% progressieve belastingheffing en een revisierente van 20%. En volgens Dietvorst gaat dit alle beschikbarepremieregelingen infecteren. Onbegrijpelijk dat deze patstelling maar voortsuddert. Ergerniswekkend is voorts de situatie rond internationale waardeoverdracht, met name waar het de voorwaarden betreft voor waardeoverdracht naar het buitenland, vergeleken met die naar Nederland. Voor overdracht naar het buitenland geldt onder meer de eis dat de afkoopmogelijkheden daar niet ruimer dan in Nederland zijn. Maar laten die nu altijd ruimer zijn, schampert Dietvorst! Omgekeerd legt Nederland een waardeoverdracht vanuit het buitenland geen strobreed in de weg. Een paar thema’s Stokpaardjes heeft Dietvorst natuurlijk ook altijd gehad. In zijn voordracht noemt hij er vier: echtscheiding, partnerpensioen, het pensioen van de zzp’er en dat van de dga. Over de pensioenperikelen bij echtscheiding heeft hij al zoveel gezegd dat hij hier alleen kwijt wil het schandelijk te vinden dat er niets, maar dan ook niets is gedaan met de aanbevelingen uit een evaluatie van tien jaar Wet VPS, ook al heeft de staatssecretaris dat de Tweede Kamer destijds wel toegezegd. Hij roept de politiek op de aanbevelingen alsnog uit te voeren. En zijn tweede oproep geldt het partnerpensioen. Dietvorst constateert op dat gebied een ratjetoe aan regelingen, waardoor de pensioenconsument soms fatale beoordelingsfouten maakt. Dat geldt met name voor het partnerpensioen van ongehuwd samenwonenden. Regel dit uniform en waarborg daarbij de rechtszekerheid, luidt zijn dringende advies.
Schandelijk dat er niets, maar dan ook niets is gedaan met de aanbevelingen uit een evaluatie van tien jaar Wet VPS Waar de ondernemer met een bv – de dga dus – vaak pensioen in diezelfde bv opbouwt of heeft opgebouwd, is het bij de zzp’er op dat gebied doorgaans kommer en kwel. Ze vinden het te duur, hebben er het geld niet voor of denken er überhaupt niet aan. Volgens Dietvorst ontkomen we niet aan een of andere vorm van verplicht of semi-verplicht pensioen voor de zzp’er, wellicht in de vorm van een kapitaalgedekt AOW-plus. Tja, en voor wat betreft het pensioen van de dga: daar lijkt nu wel even genoeg over gezegd.
■ TE TEN N SL SLOT OTTE TE Ongetwijfeld is dit niet het laatste dat we van Dietvorst hebben gehoord. Maar dit is in elk geval wat hij voor oor de (nabije) toekomst wil il meegeven: meege en: – voeg alle bestaande fiscale regelingen voor oudedagsvoorzieningen samen en uniformeer ze; – laat voor alle werkenden dezelfde fiscale voorwaarden gelden: één arbeidsvormneutraal pensioenkader (ANP); – houd het systeem van de compensating layer intact; – zorg voor een gelijk speelveld van alle soorten pensioenregelingen; – schaf FOR en eigen beheer af. De voordelen zijn evident: minder maatschappelijke verspilling, betere toegankelijkheid en begrijpelijkheid, en meer gelijkheid en eenvoud. En dit alles past ook nog eens in de pensioenwaarden uit de hoofdlijnennotitie van het kabinet.
Ondernemend met pensioen Dietvorstbundel, onder redactie van: mr. dr. B. Starink en mr. drs. M.R. Visser In deze bundel brengt een groot aantal collega’s een eerbetoon aan prof. dr. Gerry Dietvorst vanwege zijn wetenschappelijke carrière van ruim 20 jaar aan Tilburg University. Zijn pensionering heeft de auteurs geïnspireerd tot prikkelende actuele bijdragen. De oudedagsvoorziening staat hierin centraal. De unieke mix van onderwerpen maakt deze bundel lezenswaardig voor een brede groep pensioengeïnteresseerden. Kluwer, Deventer 2015 Omvang: 204 pag.’s Prij r ijs € €49,95 (incl. btw) ISBN 9789013133622