Gereformeerd Kerkelijk Centrum ‘De Bron’ – IJsselmuiden
‘De handen geopend naar het Licht’
EERSTE PAASDAG 5 april 2015
Ds. Nelleke Beimers, voorganger Gertine Junte, lector Marcel Blekkenhorst, orgel Henk de Wilde, trompet Cantorij o.l.v. Gyöngyi Kovács
Ter overweging Maria haar handen willen vasthouden wat niet vast te houden is. Geopende handen vertellen over het geheim van leven. God, uw licht breekt onstuitbaar door.
Bij de bloemen Vandaag vieren we Pasen: het geheim van het leven dwars door de dood heen. Met open handen mogen we dat geheim vieren. Tussen de handen zien we een schaal vol witte bloemen. Ze vertellen over de gave van het Licht, dat volop stroomt. Onze handen mogen dat Licht doorgeven. Rondom zien we doorzichtige kralen als de tranen van Maria – dwars door de tranen van verdriet en gemis heen, breekt de hoop door.
Zingen voor de dienst Lied 216 – ‘Dit is een morgen als ooit de eerste’ 1 Dit is een morgen als ooit de eerste, zingende vogels geven hem door. – Dank voor het zingen, dank voor de morgen, beide ontspringen nieuw aan het woord. 2
2 Dauw op de aarde, zonlicht van boven, vochtige gaarde, geurig als toen. Dank voor gewassen, grassen en bomen, al wie hier wandelt, ziet: het is goed. 3 Dag van mijn leven, licht voor mijn ogen, licht dat ooit speelde waar Eden lag. Dank elke morgen Gods nieuwe schepping, dank opgetogen Gods nieuwe dag. Lied 212: 1, 2 en 3 – ‘Laten wij zingend deze dag beginnen’
3
2 Hij, die het leven / aan ons heeft gegeven, ons deze nacht omgaf met goede zorgen, roept ons nu vrolijk naar een nieuwe morgen. Zing Halleluja! 3 Het is zijn zegen / dat wij ons bewegen, dat hart en ziel van vreugde kunnen springen, met lijf en leden wij hem dank toezingen. Zing Halleluja! Lied 624: 1A, 2M en 3V – ‘Christus, onze Heer, verrees’ 1 Christus, onze Heer, verrees, halleluja! Heil’ge dag na angst en vrees, halleluja! Die verhoogd werd aan het kruis, halleluja, bracht ons in Gods vrijheid thuis, halleluja! 2 Prijs nu Christus in ons lied, halleluja, die in heerlijkheid gebiedt, halleluja, die aanvaardde kruis en graf, halleluja, dat Hij zondaars ’t leven gaf, halleluja! 3 Maar zijn lijden en zijn strijd, halleluja, heeft verzoening ons bereid, halleluja! Nu is Hij der hemelen Heer, halleluja! Eng’len jub’len Hem ter eer, halleluja! Welkom en mededelingen 4
Klokgelui en verstilling De Paaskaars wordt binnengebracht Voorganger: “De Heer is waarlijk opgestaan” Allen: “O vlam van Pasen vuur ons aan” Lied 637 – ‘O vlam van Pasen, steek ons aan’ 1 O vlam van Pasen, steek ons aan, 2 De Vader laat niet in het graf de Heer is waarlijk opgestaan! zijn kind dat zoveel vreugde gaf, De Zoon, voor wie het duister zwicht, Hij tilt het uit de kille grond – de Zoon is als de zon, zo licht! het loopt als vuur de wereld rond. 3 De oude nacht voorgoed gedood, de toekomst kleurt de morgen rood; ziehier hoe God vergevend is en hoe zijn liefde levend is.
4 Ziehier het licht van lange duur, ziehier de Zoon, de zon, het vuur; o vlam van Pasen, steek ons aan – de Heer is waarlijk opgestaan!
Gebed om Gods ontferming. Na de woorden: zo bidden wij samen, zingen wij het refrein van lied 296 – ‘Die de morgen ontbood’: cantorij voorzang, gemeente herhaalt
Glorialied 634 – ‘U zij de glorie’ 1 U zij de glorie, opgestane Heer, U zij de victorie, U zij alle eer! Alle mens’lijk lijden hebt Gij ondergaan om ons te bevrijden tot een nieuw bestaan: U zij de glorie, opgestane Heer, U zij de victorie, U zij alle eer! 5
2 Licht moge stralen in de duisternis, nieuwe vrede dalen waar geen hoop meer is. Geef ons dan te leven in het nieuwe licht, wil het woord ons geven dat hier vrede sticht: U zij de glorie, opgestane Heer, U zij de victorie, U zij alle eer! Moment met de kinderen Bij het bloemstuk Kinderkring Als de kinderen de kerk verlaten, zingen wij Lied 290 – ‘Licht van Pasen’ (2x) Licht van Pasen, zondagslicht, levensgloed op ons gezicht, ga ons voor en vuur ons aan om verlicht op weg te gaan. Schriftlezing uit de Bijbel in Gewone Taal: Johannes 20: 1-10 1 Na de sabbat, op zondagochtend, ging Maria uit Magdala naar het graf. Het was heel vroeg in de ochtend, het was nog donker. Toen ze bij het graf kwam, zag ze dat de steen voor het graf weggehaald was. 2 Maria rende weg, naar Simon Petrus en de leerling van wie Jezus veel hield. Ze zei tegen hen: ‘De Heer is weggehaald uit het graf! En ik weet niet waar hij naartoe gebracht is.’ 3 Meteen gingen Petrus en de andere leerling op weg naar het graf, 4 ze renden erheen. De andere leerling liep sneller dan Petrus, en was het eerst bij het graf. 5 Hij keek naar binnen en zag de doeken liggen. Maar hij ging het graf niet in. 6 Kort daarna kwam ook Simon Petrus bij het graf. Hij ging wel naar binnen. Hij zag de doeken liggen, 7 ook de doek die om het hoofd van Jezus gezeten had. Die lag niet bij de andere doeken, maar apart, netjes opgerold. 8 De andere leerling ging nu ook het graf in. Toen hij de doeken daar zo zag liggen, geloofde hij dat Jezus was opgestaan. 9 In de heilige boeken stond al dat Jezus moest opstaan uit de dood. Maar dat hadden de leerlingen nog niet begrepen. 10 Toen gingen Petrus en de andere leerling terug naar huis. Cantorij: ‘Laudate Dominum’
6
Schriftlezing Johannes 20: 11-18 11 Maria bleef huilend bij het graf staan. En terwijl ze huilde, keek ze naar binnen in het graf. 12 Daar zag ze twee engelen in witte kleren. De engelen zaten op de plaats waar het lichaam van Jezus gelegen had. De één zat aan het hoofdeind, de ander aan het voeteneind. 13 De engelen vroegen haar: ‘Waarom huil je?’ Maria zei: ‘Mijn Heer is weggehaald uit het graf. En ik weet niet waar hij naartoe gebracht is.’ 14 Toen ze dat gezegd had, draaide ze zich om. Ze zag iemand staan. Het was Jezus, maar Maria wist niet dat hij het was. 15 Jezus vroeg aan haar: ‘Waarom huil je? Wie zoek je?’ Maria dacht dat het de tuinman was, en zei: ‘Meneer, hebt u soms mijn Heer uit het graf weggehaald? Vertel me dan waar u hem naartoe gebracht hebt! Dan kan ik hem meenemen.’ 16 Jezus zei tegen haar: ‘Maria.’ Maria ging naar hem toe en zei: ‘Rabboeni!’ Dat is Hebreeuws en het betekent: meester. 17 Maar Jezus zei tegen haar: ‘Houd me niet vast, want ik moet omhooggaan naar de Vader. En jij moet aan mijn vrienden gaan vertellen dat ik gezegd heb: ‘Ik ga omhoog naar mijn Vader, die ook jullie Vader is. Ik ga naar mijn God, die ook jullie God is.’ 18 Toen ging Maria uit Magdala naar de leerlingen. Ze zei tegen hen: ‘Ik heb de Heer gezien!’ En ze vertelde alles wat Jezus tegen haar gezegd had. Lied 626: 1C, 2A, 3A, 4A, 5C, 6A en 7A – ‘Ik zoek mijn Heer, het graf is leeg’ 1 Ik zoek mijn Heer, het graf is leeg, de lente bloeit maar antwoordt niet. Er is geen troost voor mijn verdriet: de Heer is weg!
7
3 Daar komt een man. De hovenier! – mijn ogen zijn van tranen blind – ‘Wijs mij de plaats, waar ik Hem vind. Hij is niet hier.’ 4 ‘Maria!’ zegt Hij, en terstond, ik zag Hem niet, maar aan zijn stem, dezelfde steeds, herkend’ ik Hem, toen Hij mij vond. 5 Nu weet ik het, ik zie Hem staan en nader Hem. Ik heb Hem weer! Hij antwoordt mij, in zacht verweer: ‘Raak Mij niet aan! 6 Ik ben er niet voor u alleen, mijn and’re broeders zijn er nog, reeds vaar ik op tot God omhoog. Ga! Zeg het hun!’ 7 Getroost, gehoorzaam, ging ik heen en bracht de boodschap rond met spoed: Hij zocht en kende mij voorgoed, en iedereen! Overdenking ‘Dank U Jezus’ – 1C, 2A, 3C en 4A 1 Dank U Jezus, voor uw leven, voor uw licht, dat naar ons wenkt, voor uw strijd en overwinning, voor de vrede die U brengt.
8
3 Laat oprecht ons loflied klinken, laat ons hart nu dankbaar zijn, laat ons steeds uw Woord beminnen, laat ons uw getuigen zijn. 4 Dank o Vader, voor dit wonder, dank o Zoon, die overwon, dank o Geest, o God drieenig, voor een leven in uw zon! Dankgebed, voorbeden en gezongen ‘Onze Vader’ Onze Vader in de hemel, maak alles nieuw. Geef uw naam aan deze wereld, maak alles nieuw. Breng uw koninkrijk tot leven, maak alles nieuw. Wees de hemel, wees de aarde, maak alles nieuw. Geef het brood in onze dagen, maak alles nieuw. En vergeef ons onze schulden, maak alles nieuw. Laat ook ons elkaar vergeven, maak alles nieuw. God verlos ons van het kwade, maak alles nieuw. Collecte De kleinsten worden uit de oppas gehaald 9
Slotlied 608 – ‘De steppe zal bloeien’ 1 De steppe zal bloeien de steppe zal lachen en juichen. De rotsen die staan vanaf de dagen der schepping staan vol water, maar dicht de rotsen gaan open. Het water zal stromen het water zal tintelen, stralen, dorstigen komen en drinken. De steppe zal drinken, de steppe zal bloeien, de steppe zal lachen en juichen. 2 De ballingen keren zij keren met blinkende schoven. Die gingen in rouw tot aan de einden der aarde één voor één, en voorgoed, die keren in stoeten. Als beken vol water als beken vol toesnellend water schietend omlaag van de bergen. Met lachen en juichen – die zaaiden in tranen die keren met lachen en juichen. 3 De dode zal leven. De dode zal horen: nu leven. Ten einde gegaan en onder stenen bedolven dode, dode, sta op, het licht van de morgen. Een hand zal ons wenken een stem zal ons roepen: Ik open hemel en aarde en afgrond. En wij zullen horen en wij zullen opstaan en lachen en juichen en leven. 10
Zegen Lied 630: 4 – ‘Sta op! – Een morgen ongedacht’ 4 Sta op! – Hij gaat al voor ons uit, de schoot van ’t graf ontkomen. De morgen is vol nieuw geluid, – werp af uw boze dromen. Waar Hij, ons hoofd, is voorgegaan, is voor het lichaam nu vrij baan naar een bestaan volkomen.
11