GEORG BASELITZ — EUGÈNE LEROY RELAAS EN CONDENSATIE
11 OKT. 2013 > 24 FEBR. 2014
Georg Baselitz, Meine gelbe Periode III [Mijn gele periode III], 1997, olie op doek, 200 x 162 cm, Würth Museum © Georg Baselitz, 2013 foto: DR
Eugène Leroy, Zelfportret, 1970, olie op doek, 73 x 54 cm, MUba Eugène Leroy, Tourcoing Schenking Eugène Jean en Jean-Jacques Leroy, 2009 © MUba Eugène Leroy, 2013 Foto: Florian Kleinefenn
PERSREIS I DONDERDAG 10 OKT. 2013 I 15 EN 16.30 UUR FEESTELIJKE OPENING I VRIJDAG 11 OKT. 2013 I 18.30 UUR CONTACT PERS NATIONALE & INTERNATIONALE PERS
REGIONALE PERS
Heymann, Renoult Associées www.heymann-renoult.com T. +33 (0)1 44 61 76 76
[email protected]
Quentin Réveillon MUba Eugène Leroy T. +33 (0)3 20 23 33 59
[email protected]
MUba Eugène Tourcoing
Leroy
I
2, rue Paul Doumer F-59200 Tourcoing T. +33 (0)3 20 28 91 60 F. +33 (0)3 20 76 61 57
[email protected] www.muba-tourcoing.fr
_INHOUDSOPGAVE
3 WOORD VOORAF Evelyne-Dorothée Allemand
5 PERSCOMMUNIQUÉ 6 WIR BESUCHEN DEN RHEIN Georg Baselitz
7 GEORG BASELITZ – EUGÈNE LEROY I ONTMOETING MET ALS ENIGE EFFECT, DE (PRACHTIGE) VERBREDING VAN HET GEZICHTSVELD - Fragmenten Rainer Michael Mason
10 EUGÈNE LEROY (EN GEORG BASELITZ) IN HET WILDE WEG – Fragmenten Georg Baselitz en conversation avec Rainer Michael Mason
11 ORGANISATIE VAN DE TENTOONSTELLING 12 BIOGRAFIES Georg Baselitz Eugène Leroy
15 LIJST VAN DE TENTOONGESTELDE WERKEN 18 CATALOGUS 19 OVER DE TENTOONSTELLING – EEN KIJK OP HET WOORD 21 BEELDMATERIAAL PERS Georg Baselitz Eugène Leroy
24 PRAKTISCHE INFORMATIE 25 PARTNERS VAN DE TENTOONSTELLING 26 LE MUba EUGÈNE LEROY 27 LA C’ART – UNLIMITED MUSEUMPASS
2
_ WOORD VOORAF
Evelyne-Dorothée Allemand Directeur en hoofdconservator MUba Eugène Leroy l Tourcoing
Georg Baselitz is — samen met Rembrandt van Rijn, maar ook Giorgione, Pieter Pauwel Rubens, Piet Mondriaan, ... — de kunstenaarsnaam die bij Eugène Leroy het vaakst voorkwam, in zijn gesprekken en in de teksten van de kunsthistorici over het leven en werk van deze Franse kunstenaar. Baselitz was — en is nog steeds — onder de indruk van Leroy, zoals Leroy dat ook van Baselitz was. Baselitz maakte voor het eerst kennis met de schilderkunst van Leroy tijdens een eenmanstentoonstelling van de kunstenaar in de beroemde galerie Claude Bernard, in Parijs in 1961. Tijdens zijn bezoek aan deze tentoonstelling leerde Baselitz de schilderkunst van Leroy kennen, en hij bracht zijn enthousiasme ook over op Michael Werner; beiden waren toen nog jonge studenten. Er ging als het ware een schok door Baselitz heen, want hij had iets anders gezien: "Ik heb Leroy gevonden omdat ik op zoek was, ik was op ontdekkingsreis. Ik wilde iets vinden waarvan ik voordien totaal geen idee had. En dus heb ik dat ook gevonden." Tegelijkertijd zijn Baselitz en Werner "ook onder de indruk van een groot zelfportret dat Pierre Langlois in zijn boetiek in de Passage SaintAndré-des-Arts had tentoongesteld, te midden van zijn primitievekunstvoorwerpen" (in "Biographie", Eugène Leroy:, Bernard Marcadé, Parijs, p. 183). Nu kunnen we stellen dat mede dankzij Georg Baselitz en Michael Werner, galeriehouder sinds 1963, het werk van Leroy in Duitsland en daarbuiten zo'n grote bekendheid heeft verworven, en ook nu nog dragen zij daartoe bij. De kennismaking met het werk en veel later — 1990 — met de mens, en ook de bewondering die beide kunstenaars voor elkaar hadden, waren voor ons elementen waar we dieper op in wilden gaan en die we in het kader van een tentoonstelling in Tourcoing in een perspectief wilden plaatsen. Drie jaar na Eugène Leroy - Eeuwfeesttentoonstelling, in 2010, kon het MUba Eugène Leroy in Tourcoing niet anders dan in dit museum in eerste instantie een tentoonstelling te wijden aan Georg Baselitz. Het MUba wordt immers gezien als het referentiecentrum voor de kunstenaar Eugène Leroy, een oord waar zijn werken tentoongesteld worden, en tot slot ook een wetenschappelijk, artistiek en historisch onderzoekscentrum dat geheel en al aan zijn oeuvre is gewijd. Naar aanleiding van dit snakken naar ontmoeting, samenkomst en engagement hebben wij, zodra de Schenking was aangekomen, een Eugène Leroy Laboratorium uitgedacht en gecreëerd. We wilden een ruimte waar zijn werk voortdurend wordt onderzocht vanuit de rechtstreekse confrontatie met de werken van tal van kunstenaars — oude of hedendaagse meesters, zoals Jan Brueghel de Oude, Rembrandt van Rijn, Jean Fautrier, Sol LeWitt, ... — een beschouwingsruimte die een blik, het bestaande kan omvormen, het symbolisch, fysiek en visueel (opnieuw) kan opbouwen. Het idee voor deze tentoonstelling groeide uit onze ontmoeting met Baselitz en Detlev Gretenkort, zijn secretaris. We dachten toen aan een eenmanstentoonstelling, maar dan was een perspectivering met de schilderkunst van Leroy ondenkbaar. Dankzij Rainer Michael Mason - die we samen als tentoonstellingscommissaris hebben gekozen, uit wetenschappelijke overwegingen en wegens onze jarenlange vriendschap - aanvaardde Baselitz deze tentoonstelling als een project waarin beide kunstenaars de dialoog aangaan. Maar hoe begin je aan een tentoonstelling met twee kunstenaars die blijkbaar niets gemeenschappelijks hebben? Deze "Baselitz, de meest Franse van alle Duitse schilders" en "Leroy, de meest noordelijke van alle Franse schilders" getuigt van durf, zoals Rainer Michael Mason beklemtoont (persconferentie, Parijs, 13 juli 2013). Deze zeer verschillende kunstenaars zijn toch onderling met elkaar verbonden, in hoofdzaak door de trouwe, uitgesproken, bevestigde toewijding van Baselitz voor Leroy, ook al uit hij wel eens kritiek op hem. Rainer Michael Mason concipieerde de tentoonstelling onder deze fraaie, veelzeggende titel: "Relaas en condensatie": "Georg Baselitz is al bijna vijftig jaar lang de Proteus van de Duitse schilderkunst. Hij blijft maar uitvinden, heropleven – en verrassen. Sommige werken, zoals Die große Nacht im Eimer (Grote nacht naar de haaien - 1962-1963), zouden kunnen choqueren, maar wat sinds 1969 onverdroten op de kunstscène als een roemrijke provocatie geldt, is de "omkering" van de beelden: de Duitse kunstenaar schildert, tekent en graveert zijn onderwerpen met hun hoofd naar beneden. 1996 betekende een ommekeer in zijn techniek: vóór die tijd werkte hij altijd met olie op doek, met een kleurenmaterie die werd aangebracht, of soms weggekrabd, met een zeer sterke materie. Na 1996 legt hij zijn doeken – meestal van zeer groot formaat — plat op de grond en werkt hij met soepele, natuurlijke schildering die aan lavis en zelfs aquarel doet denken en tegelijkertijd de 3
tekening op de voorgrond stelt. Een geheel van werken op basis van een fotoalbum van de familie belichaamt op voorbeeldige wijze deze nieuwe "schildermethode", die dat jaar ten dienste wordt gesteld van een onvermoede, illustratieve en verhalende inspiratie. De beeltenissen van vader, moeder, broers en zus weerspiegelen de zelfportretten van Georg Baselitz, als ze al niet allemaal verenigd zijn voor één groot gedenkwaardig schilderij (voor het gezin én voor de kunst), in Wir besuchen den Rhein (We bezoeken de Rijn - 1996). Het is verleidelijk om dit denken, dat bij Baselitz - die tussen haakjes een echt liefhebber is van Eugène Leroy - met veel voortvarendheid relaas, kleur en ragfijne schetsen mengt, te confronteren met de met strijd, dikte en verzadiging geladen schilderkunst waarin de figuur zich bij de meester van Tourcoing onderdompelt". De tentoonstelling schraagt met andere woorden dwarsdoorsneden van Georg Baselitz en Eugène Leroy, tussen relaas en condensatie, waarbij de ene in deze reeks van nooit eerder getoonde portretten van 1996 tot 1998 een duidelijke aanwezigheid van de figuur beklemtoont, terwijl de andere deze net meer en meer versluiert — met werken die in hoofdzaak afkomstig zijn van de Schenking Eugène Jean en Jean-Jacques Leroy. Wat deze tentoonstelling eveneens interessant maakt, is dat een catalogus wordt uitgegeven waarin met name het gesprek is opgenomen dat Rainer Michael Mason met Baselitz kon hebben en waarin de kunstenaar heel vrij en onstuimig spreekt, niet alleen over Leroy, maar ook over zijn eigen werk, zijn overpeinzingen aangaande de kunst en over een aantal kunstenaars die hem tot opzoekingswerk aanzetten. Fragment uit de catalogus Georg Baselitz – Eugène Leroy. Relaas en condensatie, woord vooraf door Evelyne-Dorothée Allemand, interview met Georg Baselitz, tekst van Rainer Michael Mason (Frans, Engels), Parijs, gezamenlijke uitgave Somogy en MUba Eugène Leroy, 2013, 144 pagina's.
4
_ PERSCOMMUNIQUÉ
Eerste dialectische ontmoeting tussen Georg Baselitz en Eugène Leroy, voor wie het schilderij het onderwerp is. Baselitz, vooraanstaand kunstenaar uit de geschiedenis van de hedendaagse kunst, schildert sinds 1969 zijn figuren met hun hoofd naar beneden. Op die manier ontdoet hij hen van hun inhoud en laat hij het schilderwerk het onderwerp zelf worden. Eugène Leroy daarentegen identificeert zichzelf met het schilderij. Zijn onderwerpen zijn slechts een voorwendsel om met het materiaal en de instrumenten die eigen zijn aan de schilderkunst, dat te verkennen wat hij het licht noemt. Allebei proberen ze "het geheim van het figuratieve en het non-figuratieve van het schilderij te doorgronden", na te gaan wat er "de sterke en zwakke punten" van zijn, dat wil zeggen het zichtbare. Rainer Michael Mason, commissaris van de tentoonstelling: "Georg Baselitz is al bijna vijftig jaar lang de Proteus van de Duitse schilderkunst. Hij blijft maar uitvinden, heropleven – en verrassen. Sommige werken, zoals Die große Nacht im Eimer (1962-1963), gaven ook wel aanstoot. Wat echter sinds 1969 onverdroten op de kunstscène weerklinkt als een illustere provocatie is de omkering van de beelden: de Duitse kunstenaar schildert, tekent en graveert zijn onderwerpen met hun hoofd naar beneden. 1996 betekende een ommekeer in zijn techniek: vóór die tijd werkte hij altijd met olie op doek, met een kleurenmaterie die werd aangebracht, of soms weggekrabd, met een zeer sterke materie. Sinds 1996 legt hij zijn doeken – meestal van zeer groot formaat — plat op de grond en werkt hij met soepele, naturlijke schildering die aan lavis en zelfs aquarel doet denken en tegelijkertijd de tekening op de voorgrond stelt. Een geheel van werken op basis van een fotoalbum van de familie belichaamt op voorbeeldige wijze deze nieuwe "schildermethode", die dat jaar ten dienste wordt gesteld van een illustratieve en verhalende inspiratie. De beeltenissen van vader, moeder, broers en zus weerspiegelen de zelfportretten van Georg Baselitz (geboren als Kern, in Deutschbaselitz, Saksen), als ze al niet allemaal verenigd zijn voor één groot gedenkwaardig schilderij (voor het gezin én voor de kunst), in Wir besuchen den Rhein (We bezoeken de Rijn - 1996). Het is verleidelijk om dit denken, dat met veel voortvarendheid bij Baselitz - die tussen haakjes een echt liefhebber is van Eugène Leroy - verhaal, kleur en ragfijne schetsen mengt, te confronteren met de met strijd, dikte en verzadiging geladen schilderkunst waarin de figuur zich bij de meester van Tourcoing onderdompelt. Baselitz, die de kunstenaar niet alleen bewondert, maar ook wel bekritiseert, meent op zijn minst een van de "ontdekkers" van Leroy te zijn, omdat hij er in het begin van de jaren tachtig toe heeft bijgedragen dat deze Europese bekendheid heeft verworven (tentoonstelling bij Michael Werner, in Keulen). In een uitgebreid gesprek, dat in de tentoonstellingscatalogus werd gepubliceerd, komt Georg Baselitz uitgebreid terug op zijn genegenheid voor deze fascinerende figuur, deze schepper van een vreemde schilderkunst die in feite zijn tegengestelde is. Eugène Leroy heeft zijn hele leven lang geprobeerd om het verband tussen vorm, kleur en gewaarwordingen - dat wil zeggen: het licht - aan te raken. Koppig heeft hij gepoogd om zich van dit onderwerp, van de gelijkenis, maar ook van de geloofwaardigheid te ontdoen. Hij heeft de figuren ook onvermoeibaar ondergedompeld in een allegaartje van kleur, maar alleen maar om ze beter terug te vinden. Zijn licht is een paradoxaal spel tussen de fysieke en kleurrijke sfeer en de sfeer die eigen is aan persoonlijke gewaarwordingen: "ik verwijt het mezelf vaak dat ik de schilderkunst naar me toe heb getrokken, in de zin van leven, geluk, al wat je maar wil, maar alles wat ik doe, lijkt – ik zou haast zeggen al vanaf de eerste dag – een beetje op wat je leest in hoofse romans: de man moet op avontuur, moet maar blijven ronddwalen, met zijn vrouw achterop, om het bovennatuurlijke te tonen en aan te raken. Wel, op een dag wil ik eens graag de schilderkunst aanraken. Alleen maar aanraken." Deze uitzonderlijke tentoonstelling is een eerste experiment, een rechtstreekse en exclusieve confrontatie van een kunstenaar met het werk van Georg Baselitz. Ze illustreert de dialoog tussen deze twee kunstenaars, met een veertigtal zeer grote doeken van Baselitz en een twintigtal schilderwerken van Eugène Leroy, afkomstig uit de Schenking Eugène Jean en Jean-Jacques Leroy. Commissaris : Rainer Michael Mason 5
_ “WIR BESUCHEN DEN RHEIN“ Georg BASELITZ
In de zomer van 1995 probeerde ik enkele zelfportretten te maken, door middel van rode en groene puntjes, en onbewust probeerde ik mezelf jonger voor te stellen dan ik nu ben, niet zomaar enkele jaren, maar enkele decennia jonger. In de herfst van dat jaar bracht ik een bezoek aan de leeszaal van de Stasi in Berlijn en vol verbazing las ik in een dossier over mezelf dat ik verdacht werd van spionage voor het Westen – ik was toen achttien. Toen kwamen erbarmelijke herinneringen in me op en werd ik vrij sentimenteel. Ik begon te schilderen op basis van oude foto's van mijn ouders en mijn broers en zus. Waarom? Hoe? Waarom ben ik aan die schilderijen begonnen? In een opwelling van sentimentaliteit herinner ik me de oorlogstijd en de periode vlak daarna. Ik hoefde de kleur maar uit te spreiden en de verschillende gezichten kregen als vanzelf vorm, in die lichte aquaraltechniek. Ze waren van verre gekomen, maar glimlachten, kalm, openlijk en vriendelijk. Het "waarom" houdt reeds het "hoe" in, want mijn sentimentaliteit was vrij theatraal, als een grootse, beschonken, luidruchtige en dreigende geste. Dat verklaart de grote formaten, waarop de gezichten duidelijk naar voren treden; dat verklaart ook de techniek: schilderkunst zo dun als water, zonder contouren, zoals dat ook hoort voor aquarellen, meer bepaald immens grote aquarellen, kunstmatige mechanismen zonder schaduw. Of een achtergrondtint, geel bijvoorbeeld, en de contour eroverheen getekend, zoals Picasso in 1923 deed mijn gele periode. Dat is nu net de plastische idee en het "om wat", met andere woorden wat ik als tijdgenoot te vertellen heb over de tijdsgeest of over de gemoederen. Toen ik de zes portretten op een doek schilderde - mijn broers Andreas en Günter, mijn zus Rosi, mijn moeder, mijn vader en mezelf, het hele gezin dus - waren het slechts hoofden zonder lichaam, zoals in het schilderij van de vrienden van Max Ernst in Keulen, alle lichamen zaten, maar zonder stoel. Toen ik mij mijn familie inbeeldde, moest ik aan Max Ernst denken, die ik tot dan toe niet echt waardeerde, maar plots stond zijn stugge of verstarde, bevroren plastische concept op mijn doek, terwijl zijn vrienden op een gletsjer zaten. Sommige van die vrienden zijn ook mijn vrienden. Breton wijst de weg naar het surrealisme. Wij bezoeken de Rijn, het Westen, daarin ligt ons heimwee. Onze vilten schoenen achter ons laten, uit het kleine berkenbos komen en vrolijk naar de Rijn stappen. Derneburg, 13 maart 1997 Naar Georg Baselitz, Manifeste und Texte zur Kunst 1966-2000, Gachnang & Springer, Bern 2001, pp. 80-81 (Franse vertaling RMM)
6
_"GEORG BASELITZ – EUGÈNE LEROY I ONTMOETING MET ALS ENIGE EFFECT, DE (PRACHTIGE) VERBREDING VAN HET GEZICHTSVELD" Rainer Michael Mason "Schilders mogen alleen mediteren met een penseel in de hand." Balzac, Le Chef-d’œuvre inconnu (1831)
Attractie van het compleet andere, kritische bewondering Kunst is volgens André Malraux in eerste instantie de kunst van voorheen. Het is ook die van hiernaast (dat wil zeggen, de kunst van de tijdgenoten in wie we vaders en zelfs gelijken herkennen. Het eerste voorstel mag dan al voor Baselitz én voor Leroy gelden, het tweede is wellicht meer van toepassing op Baselitz. Hij is immers blijven beklemtonen hoeveel de "ontdekkingen" bij de ontwerpers van zijn tijd voor hem hadden betekend. Misschien moeten we de eerste verklaringen van het gesprek dat in deze catalogus is opgenomen, nog eens lezen. Zoals altijd somt hij enkele kunstenaars op naar wie hij wel vaker verwijst, van Artaud tot Picabia, van Fautrier of Gruber tot Munch. Baselitz preciseert echter terecht dat hij "schilderijen heeft geschilderd, niet omdat hij van hen afhankelijk zijn, maar wel omdat hij verwant is met hen", wat wel bewezen lijkt te zijn door bijvoorbeeld een Munchiaanse fase, omstreeks 1983-1985. Hij sluit aan bij, maar hangt niet af van1. Wat ik hier eerder "attractie" zou willen noemen, zoals de Griekse en Latijnse grammatica het over modale attractie heeft, is een eerste reden voor een tentoonstelling Baselitz/Leroy (en deze reünie zou ooit tot een ruimere confrontatie kunnen leiden met alle kunstenaars die Baselitz vernoemt en verzamelt). Een epigoon is Baselitz nooit geworden, integendeel: over alle attracties die op hem werden uitgeoefend, wierp hij een eenmakend net van eigen handschrift; de andere kunstenaars hebben hem immers geen modellen aangeboden of opgelegd, ze hebben hem sterker gemaakt qua intuïtie en vervolgens ook qua overtuiging dat kunst – dus in de allereerste plaats zíjn kunst – totaal anders was2 . Dit wezenlijke en inaugurele anders-zijn (inaugureel in de zin van "er iets van maken3, iets op gang brengen waarmee je er weer bovenop kunt komen), lijkt Baselitz wel degelijk op te merken, in eerste instantie bij Leroy, voor wie hij een soort van duurzame kritische bewondering (kwestie van verbijzondering) voelde. "Sinds tal van jaren, al bijna dertig jaar, ben ik [almaar meer] enthousiast over uw schilderkunst," schrijft hij hem in juli 1989 4. Het voorbeeld van de Amerikaanse schilders die Baselitz in 1958 (in Berlijn) en in 1959 (in Kassel) bekijkt, en dat van Pollock oefenen op hem absoluut geen pregnant effect uit: integendeel, hij verwerpt de instructies ervan en, zo zou men kunnen stellen, hij kiest voor de Europese – figuratieve – traditie, die hij desnoods hervormt. Hoewel zijn temperament hem eerder tot "Besserwisserei" aanzet en hij anderen graag de loef afsteekt, stelt Baselitz, verbluft door de onbekende en marginale Leroy, vanaf 1961 vast dat "zijn schilderijen een totaal ander fenomeen vormen". Hij beklemtoont dit zelfs nog: "Wat bij Leroy opviel, was de aanblik van zijn schilderijen – die totaal anders was". Om het met de beeldspraak van Baselitz te zeggen: Leroy produceerde een "vaste pap", "duivendrek", "boomschors" – kortom, de materialen van een "grot" die vrij ver afligt van wat we doorgaans voor kunst aanzien. Baselitz ziet in Leroy en zijn schilderkunst de belichaming van Balzacs novelle Le chef-d'oeuvre inconnu, waarin 5 een wezen wordt beschreven dat zichzelf tijdens een onmogelijke queeste 1
Herlees bijvoorbeeld dit: "Zijn inbreng was zonder meer essentieel. Al deze ontdekkingen maken deel uit van mijn werk. Dus: de verhouding tot, de verwijzing naar Leroy of Munch of Michaux, of Artaud en Picabia en ...– dat ben ik altijd blijven rechtvaardigen. Ik heb altijd gezegd: zo zit dat. Zonder dat het kan, want dat geldt niet voor de schilderkunst, onmiddellijk details herkennen en zeggen: aha, het ligt in de manier, de bijdrage aan Leroy. Zoiets zal je bij mij niet vinden. Evenmin als de doorverwijzing naar de andere kunstenaars." 2 We kunnen niet uitsluiten dat deze met fenomenologie getinte, hedendaagse en in Duitsland wellicht meer dan elders verspreide idee onder meer haar oorsprong vindt in de gedachte van theoloog Rudolf Otto (1869-1937) over het numineuze. 3 De Duitse formulering, mit der er etwas anfangen kann, is nog veelzeggender. 4 Zie p. 59 in de tentoonstellingscatalogus. 5 We kunnen alleen maar vaststellen dat de "Balzac-gril" van 1831, waarnaar Baselitz in verband met Leroy meer dan eens verwijst, in zekere zin eindigt met de ontdekking van een voet: "Toen ze dichterbij kwamen, zagen ze in een hoek van het schilderij een stukje van een naakte voet, die uit de chaos van kleuren, tinten, onbestemde schakeringen kwam, uit een soort van vormeloze mist; maar het was een prachtige voet, een levende voet!". En dat Baselitz dat in 1963 nu net als onderwerp heeft gekozen voor zijn P.D. Füße (Zürich, Collectie Crex).
7
blootstelt en toch ook niet geeft. Leroy levert al met al geen model of antimodel: hij opent het perspectief van het ontbreken van een model – met een fascinatie, een aantrekking-afstoting (Haßliebe zouden we het niet noemen), die bij Baselitz voortaan goed verankerd is en die maakt dat hij het totaal andere nog beter aandurft. Deze vanzelfsprekendheid rechtvaardigt dan weer de rechtstreekse confrontatie die in Tourcoing tot stand kwam, tussen Baselitz en "een van de/zijn grote Heroes", kunstenaar die hij "in eerste instantie" aanhaalt als een van de dingen die [hem] geraakt, ontroerd, aangespoord hebben, die hij ontdekt heeft en die hem "de bevestiging van een/zijn eigen verleden" brengen, zonder dat ze evenwel een werk over de geschiedenis noodzakelijk maken. Een tentoonstelling van onherleidbare beelden Het project van Tourcoing wil aantonen – is dat tegenstrijdig? – dat, ook al ontplooit Leroy zijn bevrijdende effect op Baselitz, wat zeer zeker een band smeedt, beide schilders nooit elkaars hypostase zijn. Baselitz verblijft, net zo goed als Leroy, in een onherleidbaar verschil. En wellicht is er stricto sensu tussen hen geen dialoog (is er overigens ooit een dialoog?). De werken van de ene noch van de andere zijn hier uitgebalanceerd ten gunste van een thema of gelijklopende chronologische zone, zelfs niet van formaten die steek zouden houden. In feite gaat het om een tentoonstelling waarvoor Georg Baselitz de tekst en Eugène Leroy de scholiën zouden leveren. Voor Leroy komt vooral de periode van 1960 tot 2000 aan bod, met een onmiskenbare klemtoon op de onbeschrijflijke vastroesting, zijn basso continuo en zijn cantus firmus, daar waar van Baselitz vooral de gezinsfiguren van 1996 en 1997 vertegenwoordigd zijn. Feitelijk is de tentoonstelling nagenoeg polair samengesteld. De onderdompeling of ononderscheidbaarheid van de figuur bij Leroy – die we bestempeld hebben als "condensatie" – leidt zijn lotsbestemming, los van de "magere" en transparante schilderkunst bij Baselitz (in wiens oeuvre vooral "dikke" perioden opvallen), hier gezien als "relaas". We gaan hierna dieper in op de (niet te vergelijken) parameters. We zullen dan ook twee trajecten zien, die zelfs ruimtelijk met elkaar vermengd zijn door de manier van ophangen. Zoals altijd kunnen we beklemtonen dat deze willekeur van de (binaire of meervoudige) confrontatie zich met nog zo vele andere actoren zou kunnen afspelen. Wat het ijdele ervan verklaart. Zeer zeker. Maar deze "associatie" van Baselitz met Leroy put in casu uit wat we een "Leroy-effect" zouden kunnen noemen dat naar een datum in het verleden teruggrijpt – naar de op zijn minst verbale echo's. De blik is echter nooit "zuiver" (of vrij van "geruis", spoken, besmettingen, superpositie). Oog en geest vormen één paar. "In het beeld, en daarmee ook in het eigenlijke zien […] worden exegeet en lezing één en verenigen ze zich in éénzelfde proces", beklemtoont terecht Jeffrey F. Hamburger 6 als hij zich over de middeleeuwen buigt. Een schilderij is nooit een afgesloten wereld, temeer daar het ons betrekt bij wat de schilder ziet en vooral "suggereert dat het zicht de bovenhand heeft op wat we horen" 7 of kunnen lezen. Zien is een praktisch en spiritueel gezien "synesthesische" daad, een daad van ongebreidelde vindingrijkheid. In Rome zien we Corot. In de schildermaterie van Corot zien we het licht van Rome. Om nog maar te zwijgen van de reminescenties en projecties die vergroten of bezoedelen. Het fenomeen verrijking (of "distractie") dat ontstaat bij de overgang van het ene schilderij naar het andere, bij het bezoek aan een zuivere eenmanstentoonstelling (van Picasso naar Picasso), doet zich evengoed voor bij een collectieve of thematentoonstelling (van Picasso naar Matisse of van Braque naar Picasso en de kubisten). Door samenvoegingen en openingen biedt een tentoonstelling van twee schilders op zich, voor elkaar, altijd een reeks van parateksten, namelijk een geheel van begeleidende schriftelijke/visuele berichten of commentaren; één enkel schilderwerk herbergt op zich immers ook een hypertekstsysteem met "knopen" die via hyperlinken naar andere knopen (en/of relais) verwijzen. De overvloed aan mogelijkheden wordt hier nog uitvergroot door het feit dat het schilderij in zich zo veel paren verenigt, bijvoorbeeld: verzwijging/onthulling, opening/sluiting; tegenstelling/verbinding, contrast/onafhankelijkheid, juxtapositie/scheiding.
6. Jeffrey F. Hamburger, OUVERTURES | La double page dans les manuscrits enluminés du Moyen Âge, Dijon en Lyon, Les presses du réel/Presses universitaires de Lyon, 2010, p. 30. Ik heb aan deze lezing over dubbele beelden in de middeleeuwse codices heel stimulerende, zij het ietwat schuine perspectieven te danken. 7. Ibidem, p. 40
8
Deze dialectiek - verlichting of de uitbreiding daarvan door de andere - is niet nieuw: denk maar aan de dubbele panelen uit gebeeldhouwd ivoor van de consulaire tweeluiken, vanaf de 4e eeuw, of aan alle veelluiken uit de kunstgeschiedenis, waarvan de verdubbelingen, heropflakkeringen en ontsnappingen de reële én denkbeeldige ruimte uitdiepen. Het beeld wordt uitgebreid met zijn directe omgeving. We zien dat het beeld altijd minder buitensporig is dan de tekst, dan al wat we kunnen zeggen en schrijven. Kortom, de reünie van Baselitz en Leroy, die op het ogenblik dat deze tekst werd opgesteld, nog werkelijkheid moest worden tegen de muren van het museum van Tourcoing, is even ongefundeerd wat noodzaak betreft, als veelbelovend op het vlak van contingentie. Bovendien schept het "tweeluik" Baselitz/Leroy dat in Tourcoing wordt voorgesteld, heimelijk een evenwicht tussen twee geografisch georiënteerde manieren om de schilderkunst te beschouwen of te beoefenen – maar ongetwijfeld met omgekeerde polen. Kort samengevat zouden we kunnen stellen dat Baselitz de meest Franse is van alle Duitse schilders en dat Leroy op zijn minst een van de meest noordelijke (of Vlaamse) van alle Franse schilders is. Baselitz beklemtoonde meer dan wie ook het schilderen als daad (we zouden ook kunnen spreken van praktijk en zelfs van stijl, maar vooral van "methode ", zoals hij zelf zegt), wat zelfs zo ver gaat ook al gebruikt hij nooit de term - dat "schilderkunst-schilderkunst" (een uitdrukking van Eugeni d'Ors) wordt gekweekt. Vooraleer hij zijn aandacht op de inhoud en verwoording (Aussage in het Duits) toespitst, verkent Baselitz het medium dat de boodschap bepaalt8. De primaat voor hem is het "plastische feit". Is dat geen Franse dimensie (zeker omdat hij kon bevestigen dat sommige van zijn werken haast Franse schilderijen9 waren)? Deze Franse inspiratie schuilt wel degelijk in zijn manier van schilderen; denk maar aan Russische Frauenliebe (Russische vrouwenliefde) uit 1960, een werk uit zijn beginjaren, dat op een zekere manier voortspruit uit de schildertraditie van Manet. Het ontbreken van pathos of tremendum is eerder een trek uit de Franse schilderkunst (Baselitz had overigens eerst "van Gruber een Duitser gemaakt"10). Leroy daarentegen heeft op de keper beschouwd afstand genomen van het "formele" van de schilderkunst en van dat wat erdoor herkend kan worden. Hij dreef de afwijzing door tot "een soort van ontbreken, opdat de schilderkunst volledig zichzelf zou zijn"11, hij gaf de voorkeur aan de aan Vlaanderen ontleende smaak voor de niet-onaangename emotie die onder de sedimenten van de schilderkunst is bedolven, en hij droomt van Rembrandt en zijn inschietingen. Daardoor lijkt hij zich heel ver van de afgemeten gedachte en het ambacht "à la française" te hebben gevestigd. Fragment uit de catalogus Georg Baselitz – Eugène Leroy. Relaas en condensatie, woord vooraf door Evelyne-Dorothée Allemand, interview met Georg Baselitz, tekst van Rainer Michael Mason (Frans, Engels), Parijs, gezamenlijke uitgave Somogy en MUba Eugène Leroy, 2013, 144 pagina's.
8. Baselitz heeft zich bij mijn weten echter nooit op deze formule van McLuhan gebaseerd. 9. À l’auteur, in "Georg Baselitz parle de Gruber (et de la scène alentour)", in Francis Gruber · L’œil vif, tentoonstellingscatalogus onder leiding van Claire Stoullig, Nancy 2009, Musée des Beaux-Arts | Lyon, Fage éditions, 2009, p. 10. Ibidem, p.13 11. Eugène Leroy, entretien avec Irmeline Leeber, in Eugène Leroy: peinture, lentille du monde, Brussel, Editions Leeber Hossmann, 1979, p. 69
9
_“EUGÈNE LEROY (EN GEORG BASELITZ) IN HET WILDE WEG“ Georg Baselitz in gesprek met Rainer Michael Mason Buch am Ammersee, 23 mei 2013
De inleiding is eenvoudig. Wanneer hoorde Baselitz voor het eerst van Eugène Leroy? "Ik had nog nooit van hem gehoord toen ik hem ontmoette. Ik heb eerst zijn schilderijen gezien. Ik was in in Parijs voor onze verkenningsreis. Was het nu 1958 of '59, ik weet het niet meer, of misschien zelfs 1960, want ik was elk jaar in Parijs12. Kortom, tijdens een van mijn eerste reizen zag ik in de Galerie Claude Bernard13, rue des Beaux-Arts, een tentoonstelling van schilderwerken van Leroy14. Even ter herinnering: het was de tijd van het nouveau réalisme, maar ook van de Parijse school, met Manessier, Fautrier, enz. De nieuwe realisten waren al actief bij Iris Clert15. In dat opzicht was Leroy een marginaal16, want zijn schilderijen waren een totaal ander fenomeen dan wat ik net heb aangehaald. Ik heb Leroy gevonden omdat ik op zoek, op verkenningstocht was; ik wilde iets vinden waarvan ik voordien nooit enig idee had gehad. En dus heb ik al die dingen gevonden, en onder andere ook de oude werken van Fautrier en van Artaud, de werken van Michaux ook – stuk voor stuk Parijse ontdekkingen. De artistieke scène was toen heel levendig en er waren duizenden galerijen, die we allemaal te voet hebben bezocht. Als je dat vergelijkt met de erbarmelijke omstandigheden bij ons...17 ! Ook Picabia heb ik in die tijd ontdekt, wellicht in hetzelfde jaar, in galerij Furstenberg18, waar ik alles wilde kopen, maar ik had er het geld niet voor. Het was allemaal zo prachtig. Wat bij Leroy opviel, was de aanblik van zijn schilderijen – die totaal anders was. Hij schilderde heel, heel – buitenmatig – dik: zo dik dat ik de indruk had dat de doeken opgeslagen waren geweest op de vloer van een duiventil. Dat ze gewoonweg met vogeldrek waren beklad. Je kon wel een objectieve werkelijkheid vermoeden19, maar je zag ze niet echt. En tot op heden ben ik daar ook niet in geslaagd. Eerlijk gezegd zie je het figuratieve, een figuur misschien, vaag geschetst zonder dat ze echt in het duister staat, maar gewoonweg zonder contouren, zonder contrasten: een vaste pap! Het is een poging – Le chef-d’œuvre inconnu van Balzac komt onmiddellijk bij me op – om op een andere manier schilderijen te maken. (…)" (...) "De schilderijen van Leroy zijn negatieve reliëfs. Hoe dikker ze zijn, hoe meer ze aan plasticiteit moeten inboeten. Eigenaardig genoeg keren ze zich steeds weer meer naar het innerlijke. En wel zo dat, als je iets figuratiefs wil ontdekken, je scheel moet kijken, in zekere zin achter de schijn van de verfmassa, de opeenstapeling van verf, de klonters moet kijken. Je voelt ze beter aan vanuit het innerlijke, van binnen uit, om het zo te zeggen. In feite dring je een grot binnen als je in een van deze schilderijen kijkt. In de schilderkunst is dat een eerder zeldzaam fenomeen, dat misschien wel nooit positief kan zijn. Een doek moet immers de drager zijn van een idee, een verwezenlijking, een voorwerp of een uiting van een voorwerp. Iets wordt door aanbrengen uitgevoerd. Maar Leroy probeert zich op het gevoel af in iets te wringen." Leroy en Baselitz zullen in Tourcoing samen tentoongeteld worden. Op dat vlak komt Baselitz niet onmiddellijk ter zake. "Ik heb zijn werken ook verzameld ... Ik heb ook werken. Ik heb ze nog. Allemaal dingen die mij geraakt, bewogen, aangespoord hebben, die ik ontdekt heb en die ik later, toen ik het mij kon 12. Blijkbaar reisde Baselitz in juli 1961 voor het eerst naar Parijs. 13. Opgericht in 1957 op het huidige adres, Rue des Beaux-Arts 7-9, door zijn huidige directeur Claude Bernard. 14. Deze tentoonstelling vond plaats in 1961. 15. Iris Clert (1918-1986), avant-gardistische galerijhouder die van februari 1956 tot 1962 een galerij op haar naam uitbaatte in de Rue des Beaux-Arts 3 in Parijs. 16. Aussenseiter 17. GB maakt hier een woordspeling: im Verhältnis (in verhouding) / Verhältnisse (omstandigheden). 18. Blijkbaar bestaat er slechts sinds 1970 een galerije Furstenberg. Ging Baselitz naar een galerij op de Place Furstenburg, in het 6e arrondissement? Bijvoorbeeld bij Jean Chauvelin, die daar een adres had? 19. Gegenständlichkeit
10
veroorloven, heb geprobeerd te kopen. En dat heb ik ook gedaan. Daartoe behoorde in de eerste plaats Leroy, maar ook Fautrier, Picabia enzovoort. Dat bewijst volgens mij voldoende mijn belangstelling. Als ik nu door een kunstbeurs, een museum of andere oorden loop, ben ik bijzonder gelukkig als ik een werk van Leroy tegenkom. Dat ontroert mij enorm, dat vind ik fantastisch. Het houdt uiteraard ook de bevestiging van mijn eigen verleden in. Niet alles is wars van ijdelheid. Zo is dat." (...) "Ik word door twijfel verteerd. Dat sleept mij mee, mobiliseert mij, blijft me maar stimuleren om iets anders te beginnen of om uit te breiden ... dat houdt mij echt in de running. Ik kan nooit eens zeggen: "Dat is het, nu gaan we ervoor!". Dat zeg ik nu en morgen trek ik het weer in twijfel. Bij een Leroy is dat helemaal anders. Bij hem heb je die contemplatieve manier. Die ik niet heb. Die heb ik echt niet van hem overgenomen. Zou er iets bestaan tussen Leroy en de laatste schilderijen, de zwarte, van de winter 20122013, waar de vorm plots in iets nieuws verdwijnt? "Ja ... maar ook dat is niet juist. Op het eerste gezicht val je voor het uiterlijke voorkomen. Maar de schilderijen zijn zwart nu en ze bestaan uit structuren, texturen, dunne en dikke kleurenmassa's, glanzende en matte penseelstreken, enz. Ook dat komt bij Leroy niet voor. Leroy maakt boomschors. Je kunt ze echt voelen, erin krassen, ze losmaken. Zo heeft Leroy niet heel traag gewerkt, zoals in Le chef-d'oeuvre inconnu, maar relatief snel, zoals je gewoonlijk werkt, en opdat de verf sneller droogt en niet op de grond lekt, heeft hij altijd met de achterkant van het penseel kleine gaatjes aangebracht in deze hoopjes verf. Het lijkt wel of er een boomklever aan het werk is geweest, die langs de stammen naar beneden is gegaan, op zoek naar zijn wormen. De opeenstapelingen van verf zijn allemaal doorprikt met de achterkant van het penseel: prik, prik, prik, opdat ze drogen.'" Fragmenten uit de catalogus Georg Baselitz – Eugène Leroy. Relaas en condensatie, woord vooraf door Evelyne-Dorothée Allemand, interview met Georg Baselitz, tekst van Rainer Michael Mason (Frans, Engels), Parijs, gezamenlijke uitgave Somogy en MUba Eugène Leroy, 2013, 144 pagina's.
_ ORGANISATIE VAN DE TENTOONSTELLING
• • •
De volledige tentoonstelling neemt de twee grote zalen (blauw) in beslag - goed voor 1000 m2. De permanente collecties worden voor die gelegenheid ondergebracht in 5 zalen en ze worden dynamisch tentoongesteld (rood). Het Eugène Leroy Laboratorium I Ruimte van de Schenking (geel). 11
_ BIOGRAFIES GEORG BASELITZ 1982 Intensief bezig met beeldhouwkunst. 1983 Grote composities Nachtessen in Dresden [Avondeten in Desden] en Die Brückechor [Het koor van Die Brücke. Geeft les aan de Hocheschule der Künste van Berlijn (tot in 1988, later van 1992 tot 2003). Overzichtstentoonstellingen in Londen, Amsterdam en Basel. Neemt deel aan de tentoonstelling Expressions-New Art in Germany in het Saint Louis Art Museum (USA). 1985 In Parijs wijdt de Nationale Bibliotheek aan hem overzichtstentoonstelling van zijn gravures.
een
1988 In het Städel Museum van Frankfurt maakt de tentoonstelling Der Weg der Erfindung [De weg van de uitvinding] een vergelijking tussen de eerste werken van Baselitz en zijn recentere beeldhouwwerken. Vervolg van de Volkstanzbilder [Volksdanstaferelen] en de reeks Das Motiv [Het motief].
Georg Baselitz in zijn atelier – Foto: © Benjamin Katz
1938 Geboorte van Hans-Georg Bruno Kern op 23 januari in Deutschbaselitz (Saksen).
1990 Publicatie door Michael Werner van het kunstenaarsboek Malelade (gedichten en 41 etsen).
1956 Studies aan de kunstschool van Oost-Berlijn. In 1957, na twee semesters, wordt hij van school gestuurd wegens "gebrek aan sociaalpolitieke maturiteit"; hij zet zijn studies verder aan de kunstschool van West-Berlijn.
1991 Begin van de reeks van 39 Bildübereins [Schilderijen over elkaar]. 1993 Decor van Punch and July van Harrison Birtwhistle, voor de Opera van Amsterdam. Neemt deel aan de Biënnale van Venetië met het beeldhouwwerk Männlicher Torso, vergezeld van monumentale tekeningen.
1961 Hij verandert zijn naam in Baselitz, naar zijn geboortedorp. 1963 Eerste eenmanstentoonstelling in Berlijn, in galerij Werner & Katz. De werken Die grosse Nacht im Eimer [Grote nacht naar de haaien] en Der nackte Mann [De naakte man] choqueren en worden in beslag genomen. Het proces loopt af in 1965 en de doeken worden teruggegeven.
1995 Eerste grote overzichtstentoonstelling in het Guggenheim van New York, in het LACMA van Los Angeles, het Hirshhorn Museum in Washington en in de Nationalgalerie van Berlijn.
1964 In het kasteel van Wolfsburg (Nedersaksen) experimenteert hij met graveerkunst.
1996 Groot familieportret Wir besuchen den Rhein [We bezoeken de Rijn]. Uitgebreide overzichtstentoonstelling in het Musée d'art moderne de la Ville de Paris.
1966 Ontstaan van de "Frakturbilder", waarin de weergaveruimte in horizontale stroken wordt opgesplitst, zodat de eenheid van het motief wordt doorbroken.
1998 Creëert twee monumentale schilderijen voor de nieuwe Reichstag van Berlijn.
1969 Eerste omgekeerde schilderij Der Wald auf dem Kopf [Het woud op zijn kop]. De omkering van zijn onderwerpen kenmerkt voortaan zijn werk.
2001 Historische portretten op de wijze van Arcimboldo en portretten van Stalin.
1970 Eerste museumtentoonstelling in het Kupferstichkabinett van het Kunstmuseum van Basel. Tegelijkertijd loopt tijdens de beurs van Keulen een eerste tentoonstelling van omgekeerde motieven, bij Franz Dahlem.
2002 Cirkelvormige schilderwerken. Reeks monumentale gravures La Belle Haleine. 2003 Reeks van dubbele portretten op groot formaat.
1972 Deelname aan documenta 5, in Kassel. Met de vinger geschilderde werken.
2005 Begin van de reeks Remix.
1974 Eerste overzichtstentoonstelling van zijn gravures, in Leverkusen, en eerste beredeneerde catalogus.
2007 In het Venetiaanse paviljoen van de Biënnale van Venetië stelt Baselitz tentoon met Emilio Vedova.
1977 Eerste monumentale lino's. Hij haalt zijn schilderijen weg uit documenta 6 in Kassel, als protest tegen de aanwezigheid van de officiële schilders van de DDR.
2009 Reeks Mrs Lenin and the Nightingale [Mevrouw Lenin en de nachtegaal]. 2010 Hij illustreert de editie van de krant Die Welt van 1 oktober, ter gelegenheid van de 20e verjaardag van de hereniging van Duitsland.
1978 Veelluiken in groot formaat. 1980 Veelluik met achttien panelen Strassenbild [Straatbeeld]. Samen met Anselm Kiefer stelt hij in het Duitse paviljoen van de Biënnale van Venetië zijn eerste beeldhouwwerk voor: Modell für eine Skulptur, dat choqueert.
2011 Begin van de reeks Herfreud Grüssgott. Tentoonstelling in het Musée d'art moderne de la Ville de Paris.
1981 Reeks van de Orangenesser [Sinaasappeleters] en de Trinker [Drinkers]. Eerste tentoonstelling in New York.
Baselitz woont en werkt in de buurt van het Ammermeer (in Beieren) en in Imperia, aan de Italiaanse Riviera.
12
EUGÈNE LEROY 1957 Ontvangt de Emile-Othon Friesz-prijs. Neemt tot in 1968 deel aan het Salon de Mai, in Parijs. Tentoonstellingen in het Musée des Beaux-arts van Duinkerke en van Tourcoing. 1958 Vestigt zich in Wasquehal, in de buurt van Rijsel. Ontdekt op 48-jarige leeftijd Proust. 1959 Ontwerpt de glasramen voor de kerk Notre-Dame-des-Flots, in Duinkerke. 1960-63 Samenwerking met Galerie Claude Bernard, in Parijs. Ter gelegenheid van een tentoonstelling in 1961 ontdekken Georg Baselitz en Michael Werner de schilderkunst van Leroy. Eugène Leroy dans son atelier – Photo : ADAGP, Paris © Marina Bourdoncle
1910 Geboorte op 9 augustus in Tourcoing 1911 Zijn vader overlijdt als hij slechts één jaar oud is. 1927 Begint te schilderen. Eerste gesigneerde en gedateerde tekening, met de titel Le jeune homme à la vitre [Jongeman aan het raam]. 1929 Bij zijn terugkeer van een reis naar Rome krijgt hij een pleuritis, waar hij tot in 1932 last van heeft. 1931 Studeert aan de Ecole des Beaux-arts van Rijsel en Parijs. Verwaarloost geleidelijk aan de lessen. 1933 Huwelijk met Valentine. Ze vestigen zich gedurende twee jaar in de Belgische Ardennen. 1934 Geboorte van hun eerste zoon, Eugène Jean, die de bijnaam Géno krijgt. 1935 Vestigt zich in Croix, in de buurt van Roubaix, waar hij lesgeeft. 1936 Eerste van zijn vele reizen naar Vlaanderen en Nederland. Ziet voor het eerst Het Joodse Bruidjevan Rembrandt. Ziet de eerste werken van Malevitsj. 1937 Eerste tentoonstelling in de Galerie Monsallut, in Rijsel. 1943 Eenmanstentoonstelling in de Galerie Else Clausen, in Parijs. 1944 Geboorte van hun tweede zoon, Jean-Jacques. 1946-48 Creëert de muurschildering Crucifixion [Kruisiging] (27m2) voor de kapel van het Collège Notre-Dame-des-Victoires in Roubaix. 1951 Ontmoet in Parijs Pierre Loeb, die een tiental doeken van hem koopt. 1952 Reis naar Italië en Duitsland; tijdens een verblijf in Castelfranco, in Venetië, ontdekt hij De Maagd met het Kind van Giorgione. 1956 Reis naar Spanje en Italië. In de Uffizi in Firenze kijkt hij vol bewondering naar een doek van Van der Goes. Eerste eenmanstentoonstelling in het museum van Tourcoing, georganiseerd door Jacques Bornibus. Stelt tentoon met Eugène Dodeigne, in de Galerie Creuze, in Parijs.
1964 Maakt zijn eerste gravures. 1965 Stelt tentoon in Galerie Kaleidoscoop in Gent en aan de Harvard University, Cambridge, USA. 1968 Begin van een werk met acryl en aquarel op papier. 1970 Stelt tentoon in Galerie Veranneman, in Brussel, en in de Wiener Secession, in Wenen. 1971 Stelt tentoon in Galerie Nord, in Rijsel. 1972 Reis naar New York en Washington, waar hij onder de indruk is van het oeuvre van Rothko. Maakt tijdens deze reis kennis met Jan Hoet. 1974 Reis naar Leningrad en Moskou, waar hij verbluft was door het icoon van Aleks in de Tretjakovgalerij. 1977 Stelt tentoon in de Ecole des Beaux-arts in Rijsel. 1978 Stelt tentoon in Galerie Jean Leroy, in Parijs. 1979 Stelt tentoon op de FIAC, Galerie Jean Leroy. In december overlijdt Valentine. 1980 Stelt tentoon in Gallery K. in Washington, USA. 1981 Stelt tentoon in de Salle de la Poudrière, in L’Arsenal, IVe Biennale, Gravelines. 1982 Overzichtstentoonstelling georganiseerd door Jan Hoet, in het Museum van Hedendaagse Kunst, in Gent. 1983 Eerste tentoonstelling in de Galerie Michael Werner, Keulen. Stelt tentoon in Galerie Ascan Crone, in Hamburg, in Galerie Winter, in Wenen, en de Galerie Springer, in Berlijn. 1985 Stelt tentoon in New York, in de Thorpe Gallery. 1986 Leert Marina Bourdoncle kennen. 1987 Overzichtsmuseum in het Musée d'art moderne, in Villeneuve d’Ascq. 1988 Overzichtstentoonstellingen Eugène Leroy, in het Stedelijk van Abbemuseum, in Eindhoven, en in het Musée d'art moderne de la ville de Paris.
1989 Stelt tentoon in Galerie Michael Werner, in Keulen. 1990 Stelt tentoon in Galerie Rudolph Springer, in Berlijn. Overzichtstentoonstelling in het Musée Sainte-Croix van Poitiers. 1991 Neemt deel aan de 21e Biënnale van Sao Paulo. Stelt tentoon in Galerie France, in Parijs, bij Magnus Fine Arts, in Gent, en in Galerie Protée, in Parijs. 1992 Neemt deel aan documenta IX in Kassel. 1993 Overzichtstentoonstelling Eugène Leroy in het Musée d'art contemporain van Nice. Le Concert champêtre is te zien op de tentoonstelling Copier Créer in het Musée du Louvre, in Parijs. Stelt tentoon in Galerie Michael Werner, in Keulen, en in het Maison de la Culture, in Namen. 1994 Stelt tentoon in Galerie Protée, in Toulouse, in Pli selon Pli, in Plieux, en in Galerie Daniel Blau, in München. 1995 Uitgenodigd voor de Biënnale van Venetië Identité Alterité. 1996 Krijgt de Grand prix national de la peinture. Stelt tentoon in het Musée d'art moderne de la Ville de Paris, op het Domaine de Kerguéhennec, Bignan, en in het Centre d'art Espace Lumière, in Hénin-Beaumont, en in Galerie Michael Werner, in Keulen. 1997 Stelt tentoon in de Kunsthalle Basel, in Basel, en in het Centre Van Gogh, in Saint-Rémy-de-Provence. 1998 Stelt tentoon in Boukamel Contemporary Art, in Londen, in Galerie Michael Werner, in Keulen, en in Galerie de France, in Parijs. 1999 Stelt tentoon in Galleri Bo Bjerggaard, in Kopenhagen. Bezoekt de tentoonstelling gewijd aan de zelfportretten van Rembrandt, in Den Haag. 2000 Stelt tentoon in de Albright-Knox Art Gallery, in Buffalo (USA). Sterft op 10 mei in zijn huis in Wasquehal. Overzichtstentoonstelling in juli in het Kunstverein, in Düsseldorf. 2002 Tentoonstelling in Galerie Bruno Mory, in Besanceuil.
14
_ LIJST VAN DE TENTOONGESTELDE WERKEN. GEORG BASELITZ 1. Schwester Rosi I [Sœur Rosi I], 1995 Huile sur toile 290 x 205 cm Collection particulière
15. Elke 1965, 1996 Huile sur toile 400 x 300 cm Collection particulière
2. Schwester Rosi II [Sœur Rosi II], 1995 Huile sur toile 290 x 205 cm Collection particulière
16. Elke 1945, 1996 Huile sur toile 230 x 165 cm Collection particulière
3. Selbstporträt II [Autoportrait II], 1996 Huile sur toile 290 x 205 cm Collection particulière
18. Uccello Vogel [Uccello oiseau], 1996 Huile sur toile 400 x 300 cm Collection particulière
4. Bruder Günter I [Frère Günter I], 1996 Huile sur toile 290 x 205 cm Collection particulière
19. Wir daheim [Nous à la maison], 1996 Huile sur toile 300 x 400 cm Küppersmühle Museum, Duisburg, Allemagne
5. Bruder Günter II [Frère Günter II], 1995 Huile sur toile 290 x 205 cm Collection particulière
20. Wir besuchen den Rhein I [Nous visitons le Rhin I], 1996 Huile sur toile 300 x 415 cm Collection particulière
6. Vater Johannes [Père Johannes], 1996 Huile sur toile 290 x 205 cm Collection particulière
21. Wir besuchen den Rhein II [Nous visitons le Rhin II], 1997 Huile sur toile 300 x 450 cm Essl Museum, Klosterneuburg, Autriche
7. Vater Johannes [Père Johannes], 1996 Huile sur toile 290 x 205 cm Collection particulière
22. Meine gelbe Periode II [Ma période jaune II], 1997 Huile sur toile 200 x 162 cm Collection particulière
8. Vater Johannes wie Hermann Hesse [Père Johannes] comme Hermann Hesse], 1996 Huile sur toile 290 x 205 cm Collection particulière
23. Meine gelbe Periode III [Ma période jaune III], 1997 Huile sur toile 200 x 162 cm Würth Museum, Künzelsau, Allemagne
9. Mutter Lieselotte 1946 [Mère Lieselotte 1946], 1996 Huile sur toile 290 x 205 cm Collection particulière
24. No objektiv nee [Pas objectif non], 1997 Huile sur toile 400 x 293 cm Collection particulière
10. Selbstporträt mit blauem Fleck [Autoportrait à la tache bleue], 1996 Huile sur toile 290 x 205 cm Musée d’art moderne de la Ville de Paris
25. No objektiv nee nee [Pas objectif non non], 1997 Huile sur toile 400 x 300 cm Collection particulière
11. Bruder Günter III [Frère Günter III], 1996 Huile sur toile 290 x 205 cm Collection particulière
26. Frühes Selbstporträt [Autoportrait précoce], 1997 Huile sur toile 300 x 250 cm Collection particulière
12. Bruder Andreas im Kinderwagen, [Frère Andreas dans le landau], 1996 Huile sur toile 290 x 205 cm Küppersmühle Museum, Duisburg, Allemagne
27. Porträt Einwohner [Portrait habitant], 1997 Huile sur toile 250 x 200 cm Collection particulière 28. Pullover oben [Chandail en haut], 1997 Huile sur toile 250 x 200 cm Argenta, Munich, Allemagne
13. Mein Vater sieht einen Engel [Mon père voit un ange], 1996 Huile sur toile 400 x 300 cm Collection particulière
29. Portrait mit Untermieter [Portrait avec souslocataire], 1997 Huile sur toile 200 x 162 cm Collection particulière
14. Johann tanzt und meine Mutter [Johann danse et ma mère], 1996 Huile sur toile 400 x 300 cm Collection particulière
15
30. Porträt einer Vase [Portrait d’un vase], 1997 Huile sur toile 250 x 200 cm Collection particulière 31. Zweites Porträt einer Vase [Deuxième portrait d’un vase], 1997 Huile sur toile 250 x 200 cm Collection particulière 32. Selbstporträt Dummkopf [Autoportrait benêt], 1997 Huile sur toile 200 x 162 cm Collection particulière 33. Wir zu Pferd I [Nous à cheval I], 1997 Huile sur toile 400 x 300 cm Collection particulière 34. Wir zu Pferd II [Nous à cheval II], 1997 Huile sur toile 400 x 298 cm Collection particulière 35. Lieselotte, 1997 Huile sur toile 250 x 200 cm Collection particulière 36. Drittes Porträt einer Vase [Troisième portrait d’un vase], 1997 Huile sur toile 260 x 200 cm Collection particulière 37. Georgs Füße [Les pieds de Georg], 1997 Huile sur toile 146 x 114 cm Collection particulière 38. Tanz und Kreml [Danse et Kremlin], 1997 Huile sur toile 250 x 200 cm Collection particulière
16
EUGÈNE LEROY 39. Sans titre, 1960 Huile sur toile 350 x 175 cm Collection particulière
53. Homme d’hiver, 1990 Huile sur toile 130 x 96 cm MUba Eugène Leroy, Tourcoing
40. Autoportrait rouge, 1968 Huile sur toile 73 x 54 cm MUba Eugène Leroy, Tourcoing Donation Eugène Jean et Jean-Jacques Leroy, 2009
54. Homme au printemps rouge, 1990 Huile sur toile 116 x 89 cm MUba Eugène Leroy, Tourcoing 55. Douceur, 1995 Huile sur toile 195 x 97 cm MUba Eugène Leroy, Tourcoing Dépôt Fonds National d’Art Contemporain, Puteaux
41. Autoportrait, 1970 Huile sur toile 73 x 54 cm MUba Eugène Leroy, Tourcoing Donation Eugène Jean et Jean-Jacques Leroy, 2009 42. L'arbre, 1971-1976 Huile sur toile 195 x114 cm Collection particulière, Paris
56. La Grande blanche, 1995 Huile sur toile 195 x 114 cm MUba Eugène Leroy, Tourcoing Dépôt Fonds National d’Art Contemporain, Puteaux
43. La famille, 1977 Huile sur toile 146.2 x 114.50 cm Dépôt MUba Eugène Leroy, Tourcoing Musée national d’art moderne, Paris – Dation 2003
57. Deux Grands nus en automne, 1998 Huile sur toile 195 x 130 cm MUba Eugène Leroy, Tourcoing Dépôt Musée national d’art moderne, Paris - Dation, 2003
44. Avec l’espace, 1978 Huile sur toile 114 x 195 cm Collection Isabelle et Bruno Mory
58. L'Été, 1999 Huile sur toile 195 x 130 cm MUba Eugène Leroy, Tourcoing Dépôt Musée national d’art moderne, Paris - Dation, 2003
45. Portrait brun, 1979 Huile sur toile 73 x 54 cm Collection particulière, Paris
59. Nu d'automne, 1999 Huile sur toile 130 x 97 cm MUba Eugène Leroy, Tourcoing Dépôt Musée national d’art moderne, Paris - Dation, 2003
46. Le lion, 1970-1980 Huile sur toile 195 x 130 cm MUba Eugène Leroy, Tourcoing Donation Eugène Jean et Jean-Jacques Leroy, 2009
60. La famille (Contre-jour), 1935-2000 Huile sur toile 191,1 x 88,5 cm MUba Eugène Leroy, Tourcoing Donation Eugène Jean et Jean-Jacques Leroy, 2009
47. Maison rouge, 1968-1982 Huile sur toile 195 x 130 cm Collection particulière, Courtrai
61. Nu garance, 1999-2000 Huile sur toile 146 x 114 cm Collection Eugène Jean Leroy, Paris
48. Les cieux s’entrouvrirent, 1982 Huile sur toile 195 x 130 cm LaM, Villeneuve d’Ascq 49. Eugène et Valentine, 1935-1985 Huile sur toile 100 x 80 cm MUba Eugène Leroy, Tourcoing Donation Eugène Jean et Jean-Jacques Leroy, 2009 50. Le cavalier polonais, 1986, Huile sur toile 195 x 260 cm Collection Indivision Eugène Leroy, Paris 51. Têtes, 1987 Huile sur toile 92 x 65 cm MUba Eugène Leroy, Tourcoing Donation Eugène Jean et Jean-Jacques Leroy, 2009 52. Pour Maxime, 1987-1990 Huile sur toile 162 x 130 cm MUba Eugène Leroy, Tourcoing Dépôt Fonds National d’Art Contemporain, Puteaux
17
_CATALOGUS Georg Baselitz – Eugène Leroy. Relaas en condensatie Georg Baselitz is al bijna vijftig jaar lang de Proteus van de Duitse schilderkunst. Hij blijft maar uitvinden, heropleven – en verrassen. Sommige werken, zoals Die große Nacht im Eimer (1962-1963), gaven ook wel aanstoot. Wat sinds 1969 op de kunstscène echter onverdroten weerklinkt als een illustere provocatie, is zijn omkering van beelden: de Duitse kunstenaar schildert, tekent en graveert zijn onderwerpen met hun hoofd naar beneden. Een geheel van werken op basis van een fotoalbum van de familie belichaamt omstreeks 1996 een nieuwe, losse en soepele schildermethode. Die methode brengt tegelijkertijd de tekening naar de voorgrond, ten dienste gesteld van een onvermoede, illustratieve en verhalende inspiratie. Elk afzonderlijk of verenigd ten gunste van monumentale gedenkwaardige schilderijen (voor het gezin én voor de kunst), vormen de beeltenissen van vader, moeder, broers en zus een weerspiegeling van de zelfportretten van Georg Baselitz (in 1938 met de naam Kern geboren in Deutschbaselitz, in Saksen). Het was verleidelijk om dit denken, dat met veel voortvarendheid verhaal, kleur en ragfijne schetsen mengt, te confronteren met de met strijd, dikte en verzadiging geladen schilderkunst waarin de figuur zich bij een door blinde sensualiteit achtervolgde Eugène Leroy (1910-2000) onderdompelt". In een lang gesprek dat in deze catalogus is opgenomen, komt Georg Baselitz uitvoerig terug op zijn genegenheid voor deze fascinerende ontwerper, die al zijn ervaring condenseert in de mantel van een vreemde en onvergelijkelijk sterke schilderkunst, die als het ware verankerd is in de aardse zwaartekracht en die in feite zijn tegengestelde is. Toen hij deze schilderkunst omstreeks 1961 in Parijs ontdekte, versterkte bij hem nog de kracht van het afdwalen en de overtuiging van het totaal andere, als drijfveren voor de kunst. Dat is de enige duidelijke band tussen Leroy en Baselitz. Deze laatste, oprecht pleitbezorger, nu eens bewonderend, dan weer kritisch, gelooft echter een van de "ontdekkers" te zijn van de meester van Tourcoing. Hij heeft er in het begin van de jaren tachtig immers toe bijgedragen dat Leroy een Europese zichtbaarheid kreeg. Bovendien getuigt deze eerste dialectische ontmoeting tussen Georg Baselitz en Eugène Leroy dat voor beide het schilderij het onderwerp van het werk is. Beide kunstenaars ontdoen de weergave op hun manier van zijn inhoud en ze laten het schilderij zijn eigen onderwerp worden. Beiden verkennen en ervaren wat de sterke en zwakke punten ervan zijn, dat wil zeggen, het zichtbare, op een geweldige manier. [RMM] Georg Baselitz – Eugène Leroy. Relaas en condensatie Woord vooraf door Evelyne-Dorothée Allemand, interview met Georg Baselitz, tekst van Rainer Michael Mason (Frans, Engels) Parijs, gezamenlijke uitgave Somogy en MUba Eugène Leroy, 2013 144 pagina's 70 kleurenfoto's 23x30 cm Publieksprijs: 22 €
18
_RONDOM DE TENTOONSTELLING CULTUREEL PROGRAMMA – KIJK OP HET WOORD
> In het MUba Eugène Leroy l Tourcoing MUZIEK EERSTE PARTNERSHIP MET DE OPERA VAN RIJSEL: Dit eerste partnership wordt geconcretiseerd door een concert van het ensemble ICTUS — in residentie in de Opera — in het MUba en door een labeltoekenning van het MUba voor drie concerten van hedendaagse muziek, geprogrammeerd in het kader van de Concerts du Mercredi in de Opera, aan verlaagd tarief. CONCERT In coproductie met de OPERA VAN RIJSEL Wolfgang Rihm Musik für drei Streicher Voor strijktrio (viool, altviool, cello) Ensemble ICTUS NIEUW: Le Théâtre de Séraphin van Antonin Artaud, editie met gravures van Baselitz en een onuitgegeven partituur van Wolfgang Rihm, 2003, wordt bij die gelegenheid voorgesteld. Vrijdag 31 februari 2014 > 20 uur CONCERT In coproductie met L'ATELIER LYRIQUE Théodore Dubois en Francis Poulenc Liefdesmelodieën Marc Boucher: Bariton Olivier Godin: piano Vrijdag 14 februari 2014, 20 uur CONCERT In partnership met het TOURCOING JAZZ FESTIVAL 2013 12>19 oktober 2013 Edouard Ferlet Think Bach Zaterdag 19 oktober 2013 CONCERT In partnership met het Conservatoire à Rayonnement Départemental Tourcoing Electro-tangoconcert Zondag 19 januari 2014 Cyclus pianoconcerten Zondag 9 februari 2014 CONCERT In partnership met het CFMI, centre de formation des musiciens intervenants, Universiteit Lille3 Charles de Gaulle. In de zalen van het MUba Eugène Leroy, te midden van de werken van Georg Baselitz en d'Eugène Leroy laten de eerstejaarsstudenten van het CFMI u kennismaken met de tentoonstelling van de werken die van 17 tot 21 februari 2014 tijdens een workshop tentoongesteld waren. Vrijdag 21 februari 2014, 20 uur Vrije toegang THEATER SCENISCHE LEZING Laurent Hatat en Julien Gosselin Compagnie Animamotrix, in partnership met het Théâtre du Nord Teksten Eugène Leroy en Georg Baselitz Zaterdag 9 en zondag 10 november 2013
19
FILM LE FRESNOY Filmavond – Sigmard Polke MUba AVONDJE UIT: Eugène Leroy, film van Marina Bourdoncle – 120 min., prod. HAPPENINGS LEZINGEN OP DONDERDAG 3e donderdag van de maand OKTOBER Rainer Michael Mason Georg Baselitz-Eugène Leroy, Relaas en condensatie: Donderdag 17 oktober > 19 uur NOVEMBER, DECEMBER 2013, JANUARI, FEBRUARI 2014 Programma in de maak STUDIEDAGEN Twee dagen: 26 nov. 2013 in het MUba, 27 nov. 2013 in het LaM In partnership met het LaM, Lille Métropole Musée d'art moderne, d'art contemporain et d'art brut, het CEAC, de universiteit lille3 – Arts plastiques de Tourcoing, ESA Tourcoing-Duinkerke Programma in de maak RONDETAFELGESPREK In partnership met Citéphilo Le faux en art (Namaak in de kunst) Naar aanleiding van de tentoonstelling Georg Baselitz - Eugène Leroy, relaas en condensatie Materie en figuur bij Eugène Leroy en Georg Baselitz
20
_ BEELDMATERIAAL PERS Het MUba Eugène Leroy stelt beeldmateriaal ter beschikking van de pers, dat kan worden gebruikt in het kader van de tentoonstelling Georg Baselitz – Eugène Leroy. Relaas en condensatie van 11 oktober 2013 tot 24 februari 2014. Vermeld a.u.b. de onderstaande legendes en credits.
GEORG BASELITZ
1. Schwester Rosi II [Sœur Rosi II], 1995 Huile sur toile 290 x 205 cm Collection de l’artiste © Georg Baselitz, 2013 Photo : Frank Oleski
2. Johann tanzt und meine Mutter [Johann danse et ma mère], 1996 Huile sur toile 400 x 300 cm Collection de l’artiste © Georg Baselitz, 2013 Photo : DR
3. Elke 1965, 1996 Huile sur toile 400 x 300 cm Collection de l’artiste © Georg Baselitz, 2013 Photo : DR
4. Elke 1945, 1996 Huile sur toile 230 x 165 cm Collection de l’artiste © Georg Baselitz, 2013 Photo : DR
5. Wir besuchen den Rhein I [Nous visitons le Rhin I], 1996 Huile sur toile 300 x 415 cm Collection de l’artiste © Georg Baselitz, 2013 Photo : DR
21
6. Meine gelbe Periode III [Ma période jaune III], 1997 Huile sur toile 200 x 162 cm Würth Museum © Georg Baselitz, 2013 Photo : DR
7. No objektiv nee nee [Pas objectif non non], 1997 Huile sur toile 400 x 300 cm Collection de l’artiste © Georg Baselitz, 2013 Photo : DR
8. Porträt einer Vase [Portrait d’un vase], 1997 Huile sur toile 250 x 200 cm Collection de l’artiste © Georg Baselitz, 2013 Photo : Jochen Littkemann
9. Selbstporträt Dummkopf [Autoportrait benêt], 1997 Huile sur toile 200 x 162 cm Collection de l’artiste © Georg Baselitz, 2013 Photo : Jochen Littkemann
10. Wir zu Pferd I [Nous à cheval I], 1997 Huile sur toile 400 x 300 cm Collection de l’artiste © Georg Baselitz, 2013 Photo : DR
22
EUGÈNE LEROY
1. Autoportrait rouge, 1968 Huile sur toile 73 x 54 cm MUba Eugène Leroy, Tourcoing Donation Eugène Jean et Jean-Jacques Leroy, 2009 © Muba Eugène Leroy, 2013 Photo : DR
2. Autoportrait, 1970 Huile sur toile 73 x 54 cm MUba Eugène Leroy, Tourcoing Donation Eugène Jean et Jean-Jacques Leroy, 2009© Muba Eugène Leroy, 2013 Photo : DR
3. Le Lion, 1970-1980 Huile sur toile 195 x 130 cm MUba Eugène Leroy, Tourcoing Donation Eugène Jean et Jean-Jacques Leroy, 2009 © Muba Eugène Leroy, 2013 Photo : DR
4. Eugène et Valentine, 1935-1985 Huile sur toile 100 x 80 cm MUba Eugène Leroy, Tourcoing Donation Eugène Jean et Jean-Jacques Leroy, 2009 © Muba Eugène Leroy, 2013 Photo : DR
5. Têtes, 1987 Huile sur toile 92 x 65 cm MUba Eugène Leroy, Tourcoing Donation Eugène Jean et Jean-Jacques Leroy, 2009 © Muba Eugène Leroy, 2013 Photo : DR
6. La Famille (Contre-jour), 1935-2000 Huile sur toile 191,1 x 88,5 cm MUba Eugène Leroy, Tourcoing Donation Eugène Jean et Jean-Jacques Leroy, 2009 © Muba Eugène Leroy, 2013 Photo : DR
23
_PRAKTISCHE INFORMATIE OPENINGSUREN Van woensdag tot maandag 13 u – 18 u Gesloten op dinsdag en feestdagen LEIDING Evelyne-Dorothée Allemand, Hoofdconservator T. +33 (0)3 20 28 91 61
[email protected] Nathalie Delbarre Assistente directie T. +33 (0)3 20 28 91 63
[email protected] DONATIE EUGENE LEROY L TENTOONSTELLING Yannick Courbès Conservator T. +33 (0)3 20 28 91 65
[email protected] COMMUNICATIE EN MECENAAT Quentin Réveillon T. +33 (0)3 20 23 33 59
[email protected] PUBLIEKSWERKING Suéva Lenôtre T. +33 (0)3 20 28 91 64
[email protected] ADMINISTRATIE Laure Perret T. +33 (0)3 20 28 91 62
[email protected] TICKETS Vol tarief : 5€ Reductie : 3€ Reductie wordt toegekend aan : - Jongeren, 18 tot 25 jaar - Houders van een Carte Odyssée - Museumvrienden buiten MUba - Groepen zonder gids, vanaf 10 personen - Raden van bedrijven die partner zijn van MUba, Tourcoing - in het kader van evenementen waarvan het museum Partner is - Houders van een reductiekaart van grote gezinnen - Beroepsmedewerkers toerisme Gratis (zie www.muba-tourcoing.fr voor volledige lijst) voor : - Jonger dan 18 jaar - Inwoners van Tourcoing, bij het tonen van hun kaart "Laissez-passer MUba Eugène Leroy Tourcoing", van hun jaarlijkse getrouwheidskaart, op naam, die gratis uitgereikt wordt na voorlegging van een domiciliebewijs. - Houders van de Pass Lille3000 (www.lille3000.com), van een tentoonstellingsticket - Houders van « la C’ART » (www.lillemap.fr)
MUba Eugène Tourcoing
Leroy
I
2, rue Paul Doumer F-59200 Tourcoing T. +33 (0)3 20 28 91 60 F. +33 (0)3 20 76 61 57
24
[email protected] www.muba-tourcoing.fr
_PARTNERS VAN DE TENTOONSTELLING
Het MUba Eugène Leroy dankt zijn partners voor hun kostbare en trouwe inzet en hun steun voor de tentoonstelling. Georg Baselitz – Eugène Leroy Relaas en condensatie
MEDIAPARTNERS
25
_ LE MUba EUGÈNE LEROY Het MUba Eugène Leroy l Tourcoing kadert perfect in de strategie voor culturele ontwikkeling van de Rijselse Metropool. Het museum, dat de uitzonderlijke schenking van Eugène Jean en Jean-Jacques bestaande uit 650 werken van hun vader herbergt, breidt het culturele aanbod van Tourcoing en de Metropool uit. Als laboratoriummuseum gaat het MUba Eugène Leroy na hoe het oord het werk kan doen ervaren, en brengt het, door stylistische en thematische confrontaties, als het ware een dialoog tot stand tussen hedendaagse kunst en kunst uit de voorbije eeuwen, maar ook tussen levende kunsten en plastische kunsten, waarbij de wijze van ophangen regelmatig wordt vernieuwd: deze gevoelige en esthetische benadering van het kunstwerk onderzoekt de diversiteit van het publiek en speelt erop in, voor plezier, kennis en onderricht. De oprichting van het MUba Eugène Leroy, dat tot Musée de France werd uitgeroepen, kan dankzij de schenking van de zonen Leroy het oeuvre van Leroy een duidelijkere presence en uitstraling geven. Dit versterkt het imago van een grootstedelijk museum van internationale betekenis.
HET EUGENE LEROY LABORATORIUM De idee achter het "Eugène Leroy Laboratorium" is complex en toch eenvoudig. Complex qua belang, eenvoudig qua concept. Deze ruimte, die in 2009 werd gecreëerd en waar de Schenking Eugène Jean en Jean-Jacques Leroy in ontvangst wordt genomen en wordt gerestaureerd, is in de loop van de tijd een waar denkplatform geworden rond het oeuvre van Eugène Leroy. De Schenking - bestaande uit 45 schilderijen, 120 tekeningen, 18 tekenschriften, 13 beeldhouwwerken, 99 gravures en alle graveerplaten - overkoepelt zo heel het leven van de kunstenaar. Het is de omvangrijkste en coherentste collectie van deze bijzondere kunstenaar. In essentie wil het Laboratorium regelmatig nieuwe manieren van ophangen voorstellen, nieuwe verhoudingen tot het werk voortellen. Zo kon u in 2011 het werk van Eugène Leroy zien in confrontatie met de werken van twee jonge kunstenaars, Elsa Tomkowiak en Régis Perray, tijdens de tentoonstelling Franchement Enervé (overdracht Frankrijk/NRW), maar ook aan de zijden van Sol Lewitt of James Bishop, in het kader van de depotvoorstelling van het FNAC tijdens de tentoonstelling Collector. Als in 2012 wordt ingegaan op de roep van tekening en lichaam, gaat de visuele strijd verder, tussen de Foules en Zelfportretten van Pascale Sophie Kaparis en de naaktfiguren van Leroy. Nu staat het lichaam in de kijker: tekeningen, gravures en schilderijen harmoniëren in het licht van de foto's van Marina Bourdoncle en van fragmenten van de onuitgegeven film die ze met haar broer Yves Loup Bourdoncle realiseert. Nu eens krijgt bij het ophangen de "white cube spirit" de bovenhand, waarbij oeuvre en werken kunnen ademenen en de kijkers de tijd en plaats hebben om ze te aanschouwen; dan weer primeert de "curiosakabinetspirit", die de blikken een totale vrijheid geeft, zodat ze gaan, varen, verloren lopen in het ophangsysteem en de schijnbare wanorde daarvan. Deze ruimte is net zoals het atelier een "doe-het-zelfruimte", term waar Levi Strauss zo van houdt, een ruimte die het bestaande kan omvormen, het symbolisch en visueel kan opbouwen met de eenvoudige materialen die het omringen.
MUba Eugène Leroy © DR
26
_ LA C’ART – UNLIMITED MUSEUMPASS Op 14 september 2013 lanceren de 5 structuren van LilleMAP en de Rijselse Metropool "La C'Art", een museumpass voor de Metropool. Om de musea van het grondgebied beter toegankelijk te maken voor het publiek, bieden de Rijselse Metropool en de 5 musea van het netwerkwerk Lille MAP (het MUba, Le Fresnoy, het Palais des Beaux Arts, La Piscine en het LaM) een nieuwe, unieke pass: "La C'Art". "La C'Art" verschaft gedurende een jaar onbeperkt toegang tot de collecties en tijdelijke tentoonstellingen van de 5 instellingen en dat voor slechts 30 €. Ter gelegenheid van de lancering geeft "La C'Art" ook toegang tot de tentoonstelling "Happy Birthday", door lille3000 in het najaar van 2013 georganiseerd in Le Tri Postal; bovendien geeft de pass recht op tariefvoordelen voor de tentoonstellingen in het Louvre-Lens. Dankzij een bewust toegankelijk gemaakt tariefbeleid is "La C'Art" verkrijgbaar voor de prijs van 30 € (15 € voor wie jonger is dan 26); ze is één jaar geldig vanaf de datum van aankoop. Er wordt ook een duoformule aangeboden, voor 45 €, waarmee de kaarthouder bij elk bezoek iemand van zijn keuze kan meebrengen en zo zijn passie kan delen. Socialeminimumloongerechtigden krijgen gratis toegang. "La C'Art" is vanaf 14 september 2013 verkrijgbaar in de 5 instellingen van het netwerk en via het internet: www.lacart.fr Wat "La C'Art" extra interessant maakt, is dat ze op contactloze technologieën is gebaseerd. Daardoor is "La C'Art" onder meer interoperabel met Pass Pass, de nieuwe tickettool van Transpole, die op 25 juni van dit jaar werd gelanceerd. Dit is een van de eerste cultuurpassen in Frankrijk die steunen op een duurzame technologische voorziening en die met een openbaarvervoernetwerk kunnen worden gecombineerd. De Rijselse Metropool heeft een bijzonder rijk aanbod aan musea. Op de erelijst 2013 van het Journal des Arts staat het Palais des Beaux Arts van Rijsel op de 5e plaats wat musea in steden met meer dan 200.000 inwoners betreft; de eerte vier plaatsen worden door Parijse musea ingenomen. La Piscine van Roubaix, het LaM Musée d’art moderne, d’art brut et d’art contemporain de Lille Métropole, in Villeneuve d’Ascq, en het MUba in Tourcoing zijn respectievelijk het 1e, 3e en 16e museum in steden met 20.000 à 200.000 inwoners. Le Fresnoy, studio national d’art contemporain een unieke instelling in Frankrijk die wereldwijd wordt erkend - behoort eveneens tot het netwerk van instellingen met de naam "Lille MAP", dat sinds 2009 een gediversifieerd en aanvullend kwaliteitsaanbod garandeert.
27