4
BRL 6000 Deel 10
OK
T.2
01
26 september 2014
RS
IE
BEOORDELINGSRICHTLIJN voor het KOMO INSTAL® procescertificaat voor ‘ONTWERPEN, INSTALLEREN EN BEHEREN VAN INSTALLATIES’ BIJZONDER DEEL
VE
‘ONTWERPEN EN INSTALLEREN VAN VENTILATIEVOORZIENINGEN VAN WONINGEN, BASISSCHOLEN EN KINDEROPVANG’
IEK
Techniek gebied INST
Vastgesteld door het CCvD van Kwaliteit voor Installaties Nederland op 26 september 2014
KR IT
Aanvaard door de Harmonisatie Commissie Bouw van de Stichting Bouwkwaliteit op ….. Bindend verklaard door Kwaliteit voor Installaties Nederland per ….
KvINL
‘ONTWERPEN, INSTALLEREN EN BEHEREN VAN INSTALLATIES’ BIJZONDER DEEL ONTWERPEN EN INSTALLEREN VAN VENTILATIEVOORZIENINGEN VAN WONINGEN, BASISSCHOLEN EN KINDEROPVANG Beoordelingsrichtlijn Deel 6000-10 d.d. 26 september 2014 __________________________________________________________________________________ Algemene informatie bij deze uitgave
01
4
ISSO heeft meerdere publicaties uitgebracht, waarin de kennis is verzameld die in Nederland aanwezig is over voorzieningen voor het ventileren van woningen, scholen, e.d. Daarmee is deze kennis beschikbaar voor elke installateur, en elke adviseur en opdrachtgever.
T.2
De ISSO-publicaties 61, 62, 63, 89, 91 en 92, ISSO-rapport 111 en ISSO/SBR-publicatie 809, waarin ontwerp, realisatie en beheer van verschillende ventilatieconcepten worden behandeld, laten zien welke kwaliteitseisen gehaald kunnen worden en hoe het installatiebedrijf ervoor kan zorgen dat aan die eisen wordt voldaan.
IE
OK
BRL Deel 6000-10 is de certificeringsregeling op grond waarvan installatiebedrijven een KOMO-INSTAL-certificaat kunnen verkrijgen waarmee zij hun klanten duidelijk kunnen maken dat zij ervoor zorgen dat de door hen geïnstalleerde ventilatievoorzieningen aan eenduidige kwaliteitseisen voldoen. De certificatieregeling sluit aan bij de bestaande regelingen voor certificatie in de installatie- en bouwsector en biedt de mogelijkheid van publiekrechtelijke erkenning van de certificaten in relatie tot het Bouwbesluit.
VE
RS
BRL Deel 6000-10 maakt deel uit van BRL 6000 die bestaat uit een Algemeen Deel en een aantal Bijzondere Delen voor diverse deelgebieden op het gehele terrein van ontwerpen, installeren en beheren van installaties. Hierbij wordt een deelgebied gekenmerkt door de soort installatie (bijvoorbeeld: lage temperatuurverwarmingsinstallatie, elektrotechnische installatie) en de soort activiteit (bijvoorbeeld: ontwerpen, installeren). Het Algemene Deel (BRL Deel 6000-00) bevat de eisen die altijd voor het ontwerpen, installeren en beheren van een installatie gelden, ongeacht de soort installatie.
IEK
De BRL voor ‘ontwerpen en installeren van ventilatievoorzieningen van woningen, basisscholen en kinderopvang’ bestaat dus feitelijk uit twee delen: BRL Deel 6000-00 (algemene eisen), en BRL Deel 6000-10 (specifieke eisen voor ontwerpen en installeren van ventilatievoorzieningen van woningen, basisscholen en kinderopvang).
KR IT
Met het oog op nieuwe aanwijzingen van de Raad voor Accreditatie (RvA-document T033) was een aanpassing van BRL 6000-10 d.d. 18 november 2005 noodzakelijk. Verder was er een wens vanuit de praktijk om de reikwijdte van de BRL (ventilatievoorzieningen van woningen) uit te breiden met ventilatievoorzieningen van basisscholen en kinderopvang. Bij de aanpassing zijn ook de veranderingen meegenomen die voortvloeien uit de vervanging van het Bouwbesluit 2003 door het Bouwbesluit 2012. Het resultaat van de aanpassing ligt voor u als de nieuwe versie van 26 september 2014. Hierin is rekening gehouden met de eisen van het Bouwbesluit 2012, zoals die gelden per 1 april 2014. Deze BRL is opgesteld, onder begeleiding van de Technische Commissies van het Centraal College van Deskundigen (CCvD) van Kwaliteit voor Installaties Nederland (KvINL).
‘ONTWERPEN, INSTALLEREN EN BEHEREN VAN INSTALLATIES’ BIJZONDER DEEL ONTWERPEN EN INSTALLEREN VAN VENTILATIEVOORZIENINGEN VAN WONINGEN, BASISSCHOLEN EN KINDEROPVANG Beoordelingsrichtlijn Deel 6000-10 d.d. 26 september 2014 __________________________________________________________________________________
4
INHOUDSOPGAVE INLEIDING ............................................................................................................................... 1
2. 2.1 2.2
ONDERWERP EN DOEL VAN CERTIFICATIE ................................................................ 1 Onderwerp .................................................................................................................................. 1 Doel ............................................................................................................................................ 1
01
1.
KR IT
IEK
VE
RS
IE
OK
T.2
3. EISEN TE STELLEN AAN INSTALLATIES EN DOCUMENTEN .................................. 2 3.1 Wettelijke eisen aan de installaties volgens Bouwbesluit 2012 ................................................. 2 3.1.1 Primaire kwaliteitsaspecten ventilatievoorzieningen ................................................................. 3 3.1.1.1 Luchtverversing ........................................................................................................... 3 3.1.1.2 Beperking van geluidhinder ........................................................................................ 3 3.1.1.3 Beperking van energiegebruik ..................................................................................... 4 3.1.1.4 Veiligheid .................................................................................................................... 4 3.1.1.5 Vrije ruimte, vrije hoogte ............................................................................................ 4 3.1.2 Secundaire kwaliteitsaspecten ventilatievoorziening ................................................................. 5 3.1.2.1 Sterkte van bouwconstructies ...................................................................................... 5 3.1.2.2 Weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag tussen twee ruimten ..................... 5 3.1.2.3 Weerstand tegen rookdoorgang tussen twee ruimten .................................................. 6 3.1.2.4 Geluidwering van de uitwendige scheidingsconstructie ............................................. 6 3.1.2.5 Geluidwering tussen twee ruimten .............................................................................. 6 3.1.2.6 Waterdichtheid van de uitwendige scheidingsconstructie ........................................... 6 3.1.2.7 Luchtdichtheid van een vloer boven een kruipruimte ................................................. 6 3.1.2.8 Factor van de temperatuur van de binnenoppervlakte ................................................. 6 3.1.2.9 Bescherming tegen ratten en muizen ........................................................................... 6 3.1.2.10 Luchtdichtheid van de thermische schil .................................................................. 7 3.2 Overige eisen aan de installaties ................................................................................................. 7 3.2.1 Uitvoeringskwaliteit ................................................................................................................... 7 3.2.2 Primaire kwaliteitsaspecten ventilatievoorzieningen ................................................................. 8 3.2.2.1 Onderhoudbaarheid en reinigbaarheid ........................................................................ 8 3.2.2.2 Instroomopeningen ...................................................................................................... 8 3.2.2.3 Luchtkanaalsystemen .................................................................................................. 8 3.2.2.4 Ventilatoren ................................................................................................................. 8 3.2.2.5 Luchtfilters .................................................................................................................. 8 3.2.2.6 Gevelventilatie-units ................................................................................................... 8 3.2.2.7 Condensaatafvoer ........................................................................................................ 9 3.2.2.8 Brandwerende voorzieningen (zoals brandkleppen) ................................................... 9 3.3 Eisen te stellen aan de documenten ............................................................................................ 9 3.3.1 Beschrijving van het ontwerp ..................................................................................................... 9 3.3.2 Opleverrapport ........................................................................................................................... 9 3.3.2.1 Inhoud .......................................................................................................................... 9 3.3.2.2 Algemene gegevens ..................................................................................................... 9 3.3.2.3 Beschrijving van de ventilatievoorziening .................................................................. 9 3.3.2.4 Prestaties van de ventilatievoorziening ..................................................................... 10
‘ONTWERPEN, INSTALLEREN EN BEHEREN VAN INSTALLATIES’ BIJZONDER DEEL ONTWERPEN EN INSTALLEREN VAN VENTILATIEVOORZIENINGEN VAN WONINGEN, BASISSCHOLEN EN KINDEROPVANG Beoordelingsrichtlijn Deel 6000-10 d.d. 26 september 2014 __________________________________________________________________________________
OK
T.2
01
4
4. EISEN TE STELLEN AAN DE WERKZAAMHEDEN ..................................................... 11 4.1 Opdracht ................................................................................................................................... 11 4.2 Vakbekwaamheid ..................................................................................................................... 11 4.3 Programma van eisen ............................................................................................................... 11 4.3.1 Systeemkeuze ............................................................................................................................ 11 4.3.2 Keuzelijst .................................................................................................................................. 12 4.4 Ontwerp .................................................................................................................................... 12 4.5 Controle bouwkundige randvoorwaarden ................................................................................ 13 4.6 Uitvoering ................................................................................................................................. 13 4.6.1 Inregelen ................................................................................................................................... 13 4.6.2 Eindmetingen ............................................................................................................................ 13 4.6.3 Opleverrapport ......................................................................................................................... 13 4.7 Gebruikshandleiding................................................................................................................. 13 4.8 Beheer ....................................................................................................................................... 14 4.9 Onderhoudsschema................................................................................................................... 14 4.10 Uitvoering onderhoud ............................................................................................................... 14
IEK
VE
EISEN TE STELLEN AAN DE INTERNE KWALITEITSBEWAKING ........................ 16 Eis ............................................................................................................................................. 16 Algemeen, kwaliteitshandboek................................................................................................. 16 Kwaliteitsbeleid ........................................................................................................................ 16 Taken, verantwoordelijkheden, bevoegdheden en vakbekwaamheden .................................... 16 Controleactiviteiten .................................................................................................................. 16 Beschrijving van procedures .................................................................................................... 16 Procedure-eisen ........................................................................................................................ 16 Registratie van projecten .......................................................................................................... 16 Beheer van projectdossiers....................................................................................................... 16 Ontwerpbeoordeling ................................................................................................................. 16 Werktekeningen ........................................................................................................................ 16 Ingangscontrole van materialen ............................................................................................... 16 Controle op transport en opslag............................................................................................... 16 Controle op montagewerkzaamheden ...................................................................................... 16 Controle van de gerealiseerde installatie ................................................................................. 17 Controle op beheeractiviteiten ................................................................................................. 17 Onderhoudsschema .................................................................................................................. 17 Controle op onderhoudswerkzaamheden ................................................................................. 17 Documentenbeheer ................................................................................................................... 17 Beheer van meet- en beproevingsmiddelen .............................................................................. 17 Beheer van overige hulpmiddelen ............................................................................................ 17 Beheersing van de vakbekwaamheid van de medewerkers....................................................... 17 Beheersing van tekortkomingen................................................................................................ 18 Klachtenbehandeling ................................................................................................................ 18 Interne audits ............................................................................................................................ 18
KR IT
6. 6.1 6.2 6.3 6.4 6.5 6.6 6.7 6.7.1 6.7.2 6.7.3 6.7.4 6.7.5 6.7.6 6.7.7 6.7.8 6.7.9 6.7.10 6.7.11 6.7.12 6.7.13 6.7.14 6.7.15 6.7.16 6.7.17 6.7.18
RS
IE
5. EISEN TE STELLEN AAN DE CERTIFICAATHOUDER............................................... 15 5.1 Inschrijving bij Kamer van Koophandel .................................................................................. 15 5.2 Personeel................................................................................................................................... 15 5.3 Hulpmiddelen ........................................................................................................................... 15 5.3.1 Meet- en beproevingsmiddelen ................................................................................................. 15 5.3.2 Overige hulpmiddelen .............................................................................................................. 15 5.4 Bereikbaarheid.......................................................................................................................... 15
‘ONTWERPEN, INSTALLEREN EN BEHEREN VAN INSTALLATIES’ BIJZONDER DEEL ONTWERPEN EN INSTALLEREN VAN VENTILATIEVOORZIENINGEN VAN WONINGEN, BASISSCHOLEN EN KINDEROPVANG Beoordelingsrichtlijn Deel 6000-10 d.d. 26 september 2014 __________________________________________________________________________________
IE
OK
T.2
01
4
7. EXTERNE KWALITEITSBEWAKING .............................................................................. 19 7.1 Toelatingsprocedure ................................................................................................................. 19 7.1.1 Organisatiegericht toelatingsonderzoek, omvang .................................................................... 19 7.1.2 Organisatiegericht toelatingsonderzoek, inhoud ..................................................................... 19 7.1.3 Projectgericht toelatingsonderzoek, omvang ........................................................................... 19 7.1.4 Projectgericht toelatingsonderzoek, inhoud ............................................................................. 19 7.1.5 Rapportage toelatingsonderzoek .............................................................................................. 19 7.2 Vervolgcontroles ...................................................................................................................... 19 7.2.1 Organisatiegericht vervolgonderzoek, omvang ........................................................................ 19 7.2.2 Organisatiegericht vervolgonderzoek, inhoud ......................................................................... 19 7.2.3 Projectgericht vervolgonderzoek, omvang ............................................................................... 19 7.2.4 Projectgericht vervolgonderzoek, inhoud................................................................................. 19 7.2.5 Sancties ..................................................................................................................................... 20 7.2.6 Rapportage vervolgonderzoek .................................................................................................. 20 7.2.7 Onvoldoende projecten ............................................................................................................. 20 7.3 Eisen aan de bekwaamheid van de reviewer ............................................................................ 20 7.4 Eisen aan de bekwaamheid van de auditor (organisatiegericht) ............................................... 20 7.5 Eisen aan de bekwaamheid van de inspecteur (projectgericht) ................................................ 20 7.6 Klachtenbehandeling door certificatie-instelling...................................................................... 20 EISEN TE STELLEN AAN HET CERTIFICAAT ............................................................. 20
9.
REFERENTIES ....................................................................................................................... 20
RS
8.
KR IT
IEK
VE
Bijlage 1 Bouwbesluitingang ventilatievoorzieningen van woningen, basisscholen en kinderopvang Bijlage 2 Eisen aan de bekwaamheid van de ‘deskundige ventilatie van woningen, basisscholen en kinderopvang’ Bijlage 3 Tekst van de in 3.1.1 genoemde voorschriften van het Bouwbesluit 2012 en de Regeling Bouwbesluit 2012
‘ONTWERPEN, INSTALLEREN EN BEHEREN VAN INSTALLATIES’ BIJZONDER DEEL ONTWERPEN EN INSTALLEREN VAN VENTILATIEVOORZIENINGEN VAN WONINGEN, BASISSCHOLEN EN KINDEROPVANG Beoordelingsrichtlijn Deel 6000-10 d.d. 26 september 2014 __________________________________________________________________________________ 1.
INLEIDING
01
4
Dit Bijzondere Deel van beoordelingsrichtlijn 6000 beschrijft de specifieke eisen voor het certificaat voor het ontwerpen, installeren en beheren van installaties: deelgebied ‘ontwerpen en installeren van ventilatievoorzieningen van woningen, basisscholen en kinderopvang’.
T.2
Het techniekgebied van de beoordelingsrichtlijn is ‘Inst, installaties’.
OK
Op de certificering voor dit deelgebied is van toepassing: dit gehele Bijzondere Deel, en het Algemene Deel van BRL 6000 (BRL Deel 6000-00) met uitzondering van de bepalingen met betrekking tot beheren.
RS
IE
BRL 6000-10, d.d. 26-09-2014, vervangt samen met BRL 6000-00, d.d. 16-05-2014, per 1 oktober 2014 (datum bindend) BRL 6000-10, d.d. 18 november 2005 en BRL 6000-00, d.d. 30 april 2013, inclusief bijbehorend wijzigingsblad d.d. 30 september 2013. Bestaande certificaathouders krijgen een nieuw certificaat na een positieve vervolgcontrole volgens de nieuwe BRL-delen. Reeds afgegeven certificaten op basis van de oude BRL-delen verliezen in elk geval hun geldigheid op «datum, 6 maanden na datum bindend ». 2.
ONDERWERP EN DOEL VAN CERTIFICATIE
2.1
Onderwerp
VE
Het certificaat heeft betrekking op het ontwerpen en installeren van ventilatievoorzieningen van woningen, basisscholen en kinderopvang.
IEK
Opmerking Woningen gelegen in een woongebouw zijn inbegrepen.
KR IT
Het gaat hierbij om voorzieningen voor luchtverversing van verblijfsgebieden, verblijfsruimten, toiletruimten en badruimten, en overige ruimten, op een natuurlijke of mechanische wijze, of een combinatie daarvan. De voorzieningen bestaan uit een component voor toevoer van verse lucht en een component voor afvoer van binnenlucht. De voorzieningen of delen van de voorzieningen, kunnen individueel of gemeenschappelijk zijn. Ventilatieroosters en suskasten in de gevel, maken deel uit van de ventilatievoorzieningen die binnen de scope van deze BRL vallen. In de praktijk komt het vaak voor dat het ontwerp van de natuurlijke toevoer van verse lucht en zeker de uitvoering daarvan, niet wordt opgedragen aan de certificaathouder. Opmerking De scope van de opdracht is geregeld in de schriftelijke opdracht (zie 4.1).
Voorzieningen voor spuiventilatie, afvoer van rook van verbrandingstoestellen en afvoer van rook bij brand, vallen niet binnen de scope van het certificaat. 2.2
Doel Geen aanvullende bepalingen. pagina 1
‘ONTWERPEN, INSTALLEREN EN BEHEREN VAN INSTALLATIES’ BIJZONDER DEEL ONTWERPEN EN INSTALLEREN VAN VENTILATIEVOORZIENINGEN VAN WONINGEN, BASISSCHOLEN EN KINDEROPVANG Beoordelingsrichtlijn Deel 6000-10 d.d. 26 september 2014 __________________________________________________________________________________ EISEN TE STELLEN AAN INSTALLATIES EN DOCUMENTEN
4
3.
Wettelijke eisen aan de installaties volgens Bouwbesluit 2012
OK
In deze paragraaf wordt aangegeven welke voorschriften van het Bouwbesluit 2012 [1] en de Regeling Bouwbesluit 2012 [2] van toepassing zijn op het onderwerp van certificatie.
IE
Van toepassing is de regelgeving die van kracht is voor bouwen, verbouwen of tijdelijk bouwen op het moment van de aanvraag van de omgevingsvergunning, of in het geval van vergunningvrij bouwen of verbouwen, de regelgeving die van kracht is op bouwen of verbouwen op het moment van de bouw of de verbouwing.
RS
In artikel 1.2 van de Regeling Bouwbesluit 2012 [2] is aangegeven welke uitgave is bedoeld bij verwijzing vanuit het Bouwbesluit naar een norm.
VE
Bij de toepassing van de voorschriften van het Bouwbesluit 2012 [1] moet worden uitgegaan van de gebruiksfuncties van het gebouw. In de aansturingstabellen van het Bouwbesluit 2012 [1] is aangegeven op welke gebruiksfuncties de voorschriften van toepassing zijn.
IEK
In woningen, basisscholen en kinderopvang kunnen de volgende gebruiksfuncties voorkomen: - ‘woonfunctie’, - ‘bijeenkomstfunctie’, - ‘bijeenkomstfunctie voor kinderopvang’ - ‘kantoorfunctie’, - ‘onderwijsfunctie’, - ‘sportfunctie’ (gymnastieklokaal). - ‘overige gebruiksfunctie’, en - ‘overige gebruiksfunctie voor het stallen van motorvoertuigen’ (garage).
KR IT
3.1
T.2
01
De eisen te stellen aan de ventilatievoorzieningen zijn onder te verdelen in: de primaire kwaliteitsaspecten; deze omvatten de eigenschappen van de ventilatievoorzieningen zelf; de secundaire kwaliteitsaspecten; deze betreffen de invloed van de ventilatievoorzieningen op eigenschappen van andere onderdelen van het gebouw dan het ventilatiesysteem zelf.
Voorschriften van het Bouwbesluit 2012 worden op de volgende wijze aangeduid: bijvoorbeeld: BB art. 2.107, lid 4. Voorschriften van de Regeling Bouwbesluit 2012 worden op de volgende wijze aangeduid: bijvoorbeeld: RB art. 5.7. In bijlage 1 is een overzicht gegeven van de eisen van het Bouwbesluit waarop het certificaat betrekking heeft.
pagina
2
‘ONTWERPEN, INSTALLEREN EN BEHEREN VAN INSTALLATIES’ BIJZONDER DEEL ONTWERPEN EN INSTALLEREN VAN VENTILATIEVOORZIENINGEN VAN WONINGEN, BASISSCHOLEN EN KINDEROPVANG Beoordelingsrichtlijn Deel 6000-10 d.d. 26 september 2014 __________________________________________________________________________________ Primaire kwaliteitsaspecten ventilatievoorzieningen De volledige tekst van de in dit onderdeel (3.1.1) genoemde voorschriften van het Bouwbesluit [1] en de Regeling Bouwbesluit [2] is opgenomen in bijlage 3.
3.1.1.1
Luchtverversing Hierna is aangegeven welke eisen worden gesteld aan de luchtverversing die de ventilatievoorzieningen ten minste tot stand moeten kunnen brengen.
T.2
01
4
3.1.1
Opmerking In de opdracht kunnen hogere eisen worden vastgelegd.
OK
Een verblijfsgebied, een verblijfsruimte, een toiletruimte en een badruimte hebben een voorziening voor luchtverversing met een capaciteit volgens BB art. 3.29 (nieuwbouw), 3.35 (verbouw) of 3.36 (tijdelijke bouw).
IE
De toevoer van verse lucht door de voorgeschreven voorziening voor luchtverversing veroorzaakt in de leefzone van een verblijfsgebied een luchtsnelheid volgens BB art. 3.30 (nieuwbouw), 3.35 (verbouw) of 3.36 (tijdelijke bouw).
RS
De capaciteit van de voorgeschreven voorziening voor luchtverversing van een verblijfsgebied, een verblijfsruimte, een toiletruimte en een badruimte is regelbaar volgens BB art. 3.31 (nieuwbouw), 3.35 (verbouw) of 3.36 (tijdelijke bouw).
VE
Overige ruimten hebben een voorziening voor luchtverversing volgens BB art. 3.32 (nieuwbouw), 3.35 (verbouw) of 3.36 (tijdelijke bouw).
IEK
De plaats van een instroomopening voor de toevoer van verse lucht voor een voorgeschreven voorziening voor luchtverversing van een verblijfsgebied, een verblijfsruimte, een toiletruimte en een badruimte, en de plaats van een instroomopening en een uitmonding van een voorziening voor luchtverversing, is volgens BB art. 3.33 (nieuwbouw), 3.35 (verbouw) of 3.36 (tijdelijke bouw).
3.1.1.2
KR IT
De luchtkwaliteit van een voorziening voor luchtverversing is volgens BB art. 3.34 (nieuwbouw), 3.35 (verbouw) of 3.36 (tijdelijke bouw). Beperking van geluidhinder Een mechanische voorziening voor luchtverversing veroorzaakt in een niet-gemeenschappelijke verblijfsruimte van een aangrenzende op hetzelfde perceel gelegen woonfunctie, en in een verblijfsgebied van de gebruiksfunctie (zelf), een volgens NEN 5077 gemeten karakteristiek installatiegeluidsniveau dat voldoet aan BB art. 3.9 (nieuwbouw), 3.10 (verbouw) of 3.11 (tijdelijke bouw). Bij toepassing van NEN 5077 geldt dat in afwijking van tabel 6 de standen van de ventilatieopeningen en van de mechanische ventilatie alle ’open’ respectievelijk ‘aan’ zijn (RB art. 5.7). Een ventilatiesysteem veroorzaakt in een op een aangrenzend perceel gelegen verblijfsgebied een volgens NEN 5077 gemeten karakteristiek installatiegeluidsniveau dat voldoet aan BB art. 3.8 (nieuwbouw), 3.10 (verbouw) of 3.11 (tijdelijke bouw). Bij toepassing van NEN 5077 geldt dat in afwijking van tabel 6 de standen van de ventilatieopeningen en van de mechanische ventilatie alle ’open’ respectievelijk ‘aan’ zijn (RB art. 5.7).
pagina
3
‘ONTWERPEN, INSTALLEREN EN BEHEREN VAN INSTALLATIES’ BIJZONDER DEEL ONTWERPEN EN INSTALLEREN VAN VENTILATIEVOORZIENINGEN VAN WONINGEN, BASISSCHOLEN EN KINDEROPVANG Beoordelingsrichtlijn Deel 6000-10 d.d. 26 september 2014 __________________________________________________________________________________ Beperking van energiegebruik Het systeemrendement van een ventilatiesysteem is volgens BB art. 6.55 (verbouw). In RB art. 3.3 wordt voor de bepalingsmethode van het systeemrendement van een ventilatiesysteem verwezen naar bijlage III van de Regeling Bouwbesluit 2012.
01
4
3.1.1.3
Veiligheid Een ventilatiesysteem heeft geen opstapmogelijkheden als bedoeld in BB art. 2.20 (nieuwbouw en tijdelijke bouw) of 2.21 (verbouw).
IE
3.1.1.4
OK
T.2
Opmerking Verder geldt er een eis voor de energieprestatie van de gebruiksfunctie. Deze heeft op veel meer onderwerpen betrekking dan alleen ventilatie. Daarom wordt niet geëist dat de certificaathouder ervoor zorgt dat de energieprestatie van de gebruiksfunctie aan de eisen voldoet. De energieprestatie van een gebruiksfunctie wordt mede bepaald door het systeem van ventileren. Het gekozen systeem van ventileren wordt in de opdracht vastgelegd.
RS
Opmerking Dit punt is bijvoorbeeld relevant voor decentrale ventilatie-units onder ramen in de gevel. Een ventilatievoorziening in de nabijheid van een stookplaats is volgens BB art. 2.57 (nieuwbouw en verbouw) of 2.61 (tijdelijke bouw).
VE
Een schacht, koker of kanaal van een ventilatievoorziening is volgens BB art. 2.58 (nieuwbouw en verbouw) of 2.61 (tijdelijke bouw).
IEK
De brand- en rookklassen van een ventilatievoorziening zijn volgens BB art. 2.67, 2.68 en 2.70 (nieuwbouw), 2.73 (verbouw) of 2.74 (tijdelijke bouw). De vuurbelasting van onderdelen van een ventilatievoorziening, die zich in een vluchttrappenhuis bevinden, zijn zodanig dat de permanente vuurbelasting van het trappenhuis voldoet aan BB art. 2.107, lid 4 en 5 (nieuwbouw), 2.109 (verbouw) of 2.110 (tijdelijke bouw). Vrije ruimte, vrije hoogte Onderdelen van een ventilatievoorziening bevinden zich niet in een vrije ruimte. De volgende ruimten moeten vrij blijven. De ruimte, boven een trap van een woonfunctie die niet uitsluitend is bedoeld voor ontvluchten tot een hoogte van 2,3 m en boven een andere trap tot een hoogte van 2,1 m (BB art. 2.33, lid 1), boven de vloeroppervlakte van verblijfsgebieden en verblijfsruimten tot een hoogte van 2,6 m (BB art. 4.3, lid 6), boven de vloeroppervlakte van toiletruimten tot een hoogte van 2.3 m (BB art. 4.11, lid 3), boven de vloeroppervlakte van badruimten van woonfuncties tot een hoogte van 2,3 m (BB art. 4.19, lid 5), en boven de vloeroppervlakte van verkeersroutes tot een hoogte van 2,3 m (BB art. 4.23, lid 1).
KR IT
3.1.1.5
pagina
4
‘ONTWERPEN, INSTALLEREN EN BEHEREN VAN INSTALLATIES’ BIJZONDER DEEL ONTWERPEN EN INSTALLEREN VAN VENTILATIEVOORZIENINGEN VAN WONINGEN, BASISSCHOLEN EN KINDEROPVANG Beoordelingsrichtlijn Deel 6000-10 d.d. 26 september 2014 __________________________________________________________________________________
T.2
01
4
Opmerking Deze eisen hebben niet tot gevolg dat een ventilatiekanaal in een verblijfsgebied per se niet lager mag liggen dan de vrije hoogte. Maar, als een kanaal lager ligt dan de vrije hoogte, dan kan de vloeroppervlakte onder het kanaal niet worden aangemerkt als vloeroppervlakte van een verblijfsgebied. Dit geldt bijvoorbeeld ook voor een verkeersroute in een verkeersruimte. Het lage kanaal mag wel door de verkeersruimte lopen maar niet boven de verkeersroute.
Secundaire kwaliteitsaspecten ventilatievoorziening
3.1.2.1
Sterkte van bouwconstructies Het installatiebedrijf mag in een bouwconstructie (wanden, vloeren, daken, e.d.) geen sparingen aanbrengen, die tot gevolg hebben dat de constructie niet meer voldoet aan de sterkte-eisen. Het installatiebedrijf mag onderdelen van een ventilatievoorziening niet op een bouwconstructie opstellen of aan een bouwconstructie bevestigen als die constructie daarvoor niet sterk genoeg is.
IE
OK
3.1.2
VE
Weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag tussen twee ruimten Indien een ventilatievoorziening een wand of een vloer doorboort, dan geldt voor de ventilatievoorziening en de doorvoering1 dezelfde eis aan de weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag (WBDBO) als voor de wand of de vloer.
IEK
Toelichting De weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag (WBDBO) tussen twee ruimten wordt bepaald door de zwakste plek in de scheiding tussen die ruimten. Als een wand of vloer wordt doorboord door een ventilatiekanaal (of een ventilatieopening zoals een overstroomrooster), dan levert dat in principe twee mogelijke zwakke plekken op. Ten eerste de ruimte tussen de wand en het kanaal (of het rooster), kort aangeduid als de ‘doorvoering’, en ten tweede het kanaal zelf als de brand doordringt in het kanaal en via het inwendige van het kanaal (of via het rooster) doordringt naar de aangrenzende ruimte.
KR IT
3.1.2.2
RS
De sterkte-eisen voor bouwconstructies zijn overeenkomstig de volgende paragrafen van het Bouwbesluit: BB paragraaf 2.1.1 (algemene sterkte, nieuwbouw); BB paragraaf 2.2.1 (sterkte bij brand, nieuwbouw).
De eisen aan de weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag (WBDBO) tussen twee ruimten zijn overeenkomstig de volgende paragrafen van het Bouwbesluit: BB paragraaf 2.10.1 (beperking van uitbreiding van brand, nieuwbouw); BB paragraaf 2.11.1 (verdere beperking van uitbreiding van brand en beperking van verspreiding van rook, nieuwbouw); BB paragraaf 2.12.1 (vluchtroutes, nieuwbouw).
1
In deze BRL wordt de ruimte tussen de wand en het kanaal (of het rooster) aangeduid als de ‘doorvoering’.
pagina
5
‘ONTWERPEN, INSTALLEREN EN BEHEREN VAN INSTALLATIES’ BIJZONDER DEEL ONTWERPEN EN INSTALLEREN VAN VENTILATIEVOORZIENINGEN VAN WONINGEN, BASISSCHOLEN EN KINDEROPVANG Beoordelingsrichtlijn Deel 6000-10 d.d. 26 september 2014 __________________________________________________________________________________ Weerstand tegen rookdoorgang tussen twee ruimten Indien een ventilatievoorziening een wand of een vloer doorboort, dan geldt voor de ventilatievoorziening en de doorvoering dezelfde eis aan de weerstand tegen rookdoorgang (WR) als voor de wand of de vloer.
01
4
3.1.2.3
Geluidwering van de uitwendige scheidingsconstructie Indien een ventilatievoorziening een gevel of een dak doorboort, waarvoor eisen zijn gesteld aan de geluidwering tegen industrie-, weg- en railverkeerslawaai, moet rekening worden gehouden met de geluidsoverdracht door de ventilatievoorziening en de doorvoering.
OK
3.1.2.4
T.2
De eisen aan de weerstand tegen rookdoorgang (WR) tussen twee ruimten zijn overeenkomstig de volgende paragrafen van het Bouwbesluit: BB paragraaf 2.11.1 (verdere beperking van uitbreiding van brand en beperking van verspreiding van rook, nieuwbouw).
Geluidwering tussen twee ruimten Indien een ventilatievoorziening een wand of een vloer doorboort, waarvoor eisen zijn gesteld aan de geluidwering tussen twee ruimten, moet rekening worden gehouden met de geluidsoverdracht door de ventilatievoorziening en de doorvoering.
RS
3.1.2.5
IE
De eisen voor uitwendige scheidingsconstructies, aan de geluidwering tegen industrie-, weg- en railverkeerslawaai, zijn overeenkomstig de volgende afdelingen van het Bouwbesluit: BB afdeling 3.1 (bescherming tegen geluid van buiten).
VE
De eisen aan de geluidwering tussen ruimten zijn overeenkomstig de volgende afdelingen van het Bouwbesluit: BB afdeling 3.4 (geluidwering tussen ruimten). Waterdichtheid van de uitwendige scheidingsconstructie De doorvoering van een ventilatievoorziening door een uitwendige scheidingsconstructie moet bepaald volgens NEN 2778 [7] waterdicht zijn (BB art. 3.21, lid 1 t/m 3).
3.1.2.7
Luchtdichtheid van een vloer boven een kruipruimte De doorvoering van een ventilatievoorziening door een vloer van een verblijfsgebied, een toiletruimte of een badruimte, en een kruipruimte moet zodanig luchtdicht zijn, dat de specifieke luchtvolumestroom door de vloer, bepaald volgens NEN 2690 [5] kleiner kan zijn dan 20.10-6 m3/( m2.s) (BB art. 3.21, lid 4).
3.1.2.8
Factor van de temperatuur van de binnenoppervlakte Bij de doorvoering van een ventilatievoorziening door een uitwendige scheidingsconstructie van een verblijfsgebied, en door een constructie die de scheiding vormt tussen een verblijfsgebied en een kruipruimte, mag geen oppervlaktecondensatie ontstaan. Daarom mag de factor van de temperatuur van de binnenoppervlakte voor woonfuncties niet kleiner zijn dan 0,65 en voor andere functies niet kleiner dan 0,5 (BB art. 3.22).
3.1.2.9
Bescherming tegen ratten en muizen In de doorvoering van een ventilatievoorziening door een uitwendige scheidingsconstructie mag geen opening aanwezig zijn die breder is dan 0,01 m (BB art. 3.69).
KR IT
IEK
3.1.2.6
pagina
6
‘ONTWERPEN, INSTALLEREN EN BEHEREN VAN INSTALLATIES’ BIJZONDER DEEL ONTWERPEN EN INSTALLEREN VAN VENTILATIEVOORZIENINGEN VAN WONINGEN, BASISSCHOLEN EN KINDEROPVANG Beoordelingsrichtlijn Deel 6000-10 d.d. 26 september 2014 __________________________________________________________________________________
01
4
3.1.2.10 Luchtdichtheid van de thermische schil De doorvoering van een ventilatievoorziening door de thermische schil moet zodanig luchtdicht zijn, dat de volgens NEN 2686 [4] bepaalde luchtvolumestroom van het totaal aan verblijfsgebieden, toiletruimten en badruimten, kleiner kan zijn dan 0,2 m3/s (BB art. 5.4). Overige eisen aan de installaties
3.2.1
Uitvoeringskwaliteit De op te leveren ventilatievoorzieningen moeten uitgevoerd zijn en functioneren volgens het ontwerp. Verder moet de uitvoeringskwaliteit van de ventilatievoorzieningen voldoen aan de eisen in onderstaande tabel.
Tabel 3.2.1 Onderdeel Alle onderdelen
algemeen
reinheid verbindingen
Eis - volgens het ontwerp, of anders - volgens de voorschriften van de fabrikant of leverancier - inwendig vrij van puin en ander vuil - volgens het ontwerp, of anders - volgens de voorschriften van de fabrikant of leverancier, of anders - volgens het Kwaliteits-handboek luchtkanalen [15] beugels met onderlinge afstand ≤ 2 m op voorspanning (t.b.v. een zo glad mogelijke binnenwand) geen contact tussen flexibele aluminium slang en kalkhoudend bouwmateriaal (ter voorkoming van aantasting) recht verloop (dus geen bocht) onder afschot naar buiten, tenminste 5/100 kanaaldelen zijn zodanig in elkaar geschoven dat water niet in de verbinding loopt
bevestiging verloop ligging
VE
flexibele (al dan niet geluiddempende) slang
RS
IE
Luchtkanalen
Kwaliteitsaspect algemeen
OK
T.2
3.2
verloop
verloop verbindingen
KR IT
IEK
flexibele geluiddempende slang doorvoering ‘horizontaal’ kanaal voor luchttoevoer of luchtafvoer via gevel of dak doorvoering door begrenzing van schacht thermische isolatie flexibele instortkanalen bouwkundige kanalen
Luchtventielen
Gevelroosters voor natuurlijke toevoer
dichtheid naden
doorvoering wind- en waterdicht afgewerkt (bijvoorbeeld met behulp van elastisch blijvende kit)
dichtheid naden
doorvoering luchtdicht afgewerkt, in verband met risico van geurverspreiding tussen appartementen dampdichte afwerking van isolatiemateriaal, inclusief naden kunststof flexibele slangen moeten gebeugeld zijn (om opdrijven te voorkomen) vlak afgewerkt met specie N.B. Shuntkanalen en gemetselde kanalen zijn in het algemeen niet geschikt als ventilatiekanaal. de aansluiting van een ventiel aan het luchtkanaal moet luchtdicht zijn gericht op schone sector de aansluiting aan het gevelelement moet luchtdicht zijn (bijvoorbeeld met behulp van elastisch blijvende kit)
dampdicht oppervlak bevestiging gladheid
dichtheid naden richting dichtheid naden
pagina
7
‘ONTWERPEN, INSTALLEREN EN BEHEREN VAN INSTALLATIES’ BIJZONDER DEEL ONTWERPEN EN INSTALLEREN VAN VENTILATIEVOORZIENINGEN VAN WONINGEN, BASISSCHOLEN EN KINDEROPVANG Beoordelingsrichtlijn Deel 6000-10 d.d. 26 september 2014 __________________________________________________________________________________ Primaire kwaliteitsaspecten ventilatievoorzieningen Onderhoudbaarheid en reinigbaarheid Toevoerroosters en afvoerventielen moeten gemakkelijk losgenomen en teruggeplaatst kunnen worden, zonder dat daarbij instellingen van de inregeling veranderen. Met het oog hierop moeten ze bovendien voorzien zijn van een merk waarmee de (oorspronkelijke) plaats duidelijk wordt gemaakt.
01
4
3.2.2 3.2.2.1
T.2
Opmerking Toevoerroosters en afvoerventielen moeten dus ook bereikbaar zijn.
OK
De luchtfilters in zowel een centrale als een decentrale mechanische ventilatie-unit, al dan niet voorzien van warmteterugwinning, moeten eenvoudig vervangen of gereinigd kunnen worden. Opmerking Als ruimten van een gebruiksfunctie, bijvoorbeeld een woning, ieder een of meer eigen ventilatie-units hebben, spreekt men van decentrale units.
IE
Instroomopeningen Gevelroosters voor natuurlijke toevoer moeten voldoen aan de eisen die daaraan worden gesteld in BRL 5701 [13].
RS
3.2.2.2
De luchtsnelheid in een instroomopening voor de toevoer van verse lucht van een mechanische ventilatievoorziening moet lager zijn dan 2 m/s (in verband met aanzuiging regendruppels). Luchtkanaalsystemen De luchtdichtheid van een kanaalsysteem valt ten minste in de dichtheidsklasse B zoals bedoeld in onderdeel M.1.02 van ‘Kwaliteitshandboek luchtkanalen’ [15].
3.2.2.4
Ventilatoren Indien dit in de opdracht is vastgelegd, werkt een ventilator op gelijkstroom. Ventilatoren moeten waterpas zijn opgesteld, tenzij de instructies van de fabrikant anders luiden.
3.2.2.5
Luchtfilters Bij mechanische toevoer van verse lucht bevindt zich, ter bescherming van de ventilator, voor de ventilator een luchtfilter van filterklasse G3 of hoger, volgens NEN-EN 779 [11]. Indien dit in de opdracht is vastgelegd, moet de toevoerlucht een filter passeren van filterklasse F7 of hoger, volgens NEN-EN 779 [11].
KR IT
IEK
VE
3.2.2.3
Toelichting In filterklasse F7 of hoger vallen luchtfilters die weliswaar een hogere luchtweerstand hebben dan grof (G1 t/m G4) of medium luchtfilters (M5 en M6), maar ook verontreiniging als pollen uitfilteren, wat van belang is voor CARA-patiënten.
3.2.2.6
Gevelventilatie-units Gevelventilatie-units mogen slechts bevestigd worden aan een vlakke wand.
pagina
8
‘ONTWERPEN, INSTALLEREN EN BEHEREN VAN INSTALLATIES’ BIJZONDER DEEL ONTWERPEN EN INSTALLEREN VAN VENTILATIEVOORZIENINGEN VAN WONINGEN, BASISSCHOLEN EN KINDEROPVANG Beoordelingsrichtlijn Deel 6000-10 d.d. 26 september 2014 __________________________________________________________________________________ Condensaatafvoer Onderdelen waarin condensatie van waterdamp optreedt, moeten een voorziening hebben voor de afvoer van condenswater, volgens de voorschriften van de fabrikant.
01
4
3.2.2.7
T.2
Opmerking Als in verband hiermee aanpassing van de rioleringsinstallatie nodig is, dan voert de certificaathouder deze uiteraard uit, indien dit in de opdracht is opgenomen (zie 4.1). Het aanpassen van rioleringsinstallaties valt echter onder de certificatie op basis van BRL 6000-17, niet onder de certificatie op basis van BRL 6000-10.
Brandwerende voorzieningen (zoals brandkleppen) Opschuimende voorzieningen mogen alleen toegepast worden in een (ten tijde van brand) drukloos kanaal.
3.3
Eisen te stellen aan de documenten
3.3.1
Beschrijving van het ontwerp Geen specifieke eisen.
IE
OK
3.2.2.8
RS
Toelichting Er zijn geen eisen gesteld aan de vorm waarin het ontwerp wordt vastgelegd. Opleverrapport
3.3.2.1
Inhoud Het opleverrapport bestaat uit de volgende onderdelen: algemene gegevens, (beknopte) beschrijving van de ventilatievoorziening, prestaties van de ventilatievoorziening.
IEK
VE
3.3.2
KR IT
Opmerking Het opleverrapport heeft alleen betrekking op de ventilatievoorzieningen die door de certificaathouder, of in zijn opdracht, zijn aangebracht.
3.3.2.2
Algemene gegevens De algemene gegevens bestaan uit de aanduiding van: de opdrachtgever, het gebouw, de certificaathouder (die de installatie heeft uitgevoerd), en de datum van oplevering.
3.3.2.3
Beschrijving van de ventilatievoorziening De beschrijving van de ventilatievoorziening bestaat uit: een beknopte beschrijving van het principe van het functioneren van de ventilatievoorziening, en tekeningen waaruit de plaats in het gebouw blijkt van de hoofdonderdelen van de ventilatievoorziening.
pagina
9
‘ONTWERPEN, INSTALLEREN EN BEHEREN VAN INSTALLATIES’ BIJZONDER DEEL ONTWERPEN EN INSTALLEREN VAN VENTILATIEVOORZIENINGEN VAN WONINGEN, BASISSCHOLEN EN KINDEROPVANG Beoordelingsrichtlijn Deel 6000-10 d.d. 26 september 2014 __________________________________________________________________________________
01
4
Opmerking Hoofonderdelen zijn bijvoorbeeld een ventilator, een geluiddemper, luchtkanalen, een regelklep, een brandklep, een toevoerrooster en een afzuigventiel. Ophangbeugels en afdichtingen van kanaaldoorvoeringen zijn bijvoorbeeld geen hoofdonderdelen.
IE
OK
Prestaties van de ventilatievoorziening In het opleverrapport zijn de volgende prestaties van de ventilatievoorziening opgenomen: de bij de eindmeting vastgestelde luchtvolumestromen van de toe-, door- en afvoeropeningen, de bij de eindmeting vastgestelde karakteristieke installatiegeluidniveaus in de ruimten die beschermd moeten worden tegen het geluid van ventilatievoorzieningen, de Rq;A-waarden van de natuurlijke ventilatievoorzieningen in de gevel, en de verdunningsfactoren van uitstroomopeningen ter plaatse van instroomopeningen, waaraan een eis is gesteld in 3.1.1.1.
IEK
VE
RS
In het opleverrapport is de regelstand van elk regelbaar onderdeel vermeld, waarbij de eindmeting is verricht.
KR IT
3.3.2.4
T.2
In de beschrijving van de ventilatievoorziening is de instelstand van elk ingesteld onderdeel vastgelegd.
pagina
10
‘ONTWERPEN, INSTALLEREN EN BEHEREN VAN INSTALLATIES’ BIJZONDER DEEL ONTWERPEN EN INSTALLEREN VAN VENTILATIEVOORZIENINGEN VAN WONINGEN, BASISSCHOLEN EN KINDEROPVANG Beoordelingsrichtlijn Deel 6000-10 d.d. 26 september 2014 __________________________________________________________________________________ EISEN TE STELLEN AAN DE WERKZAAMHEDEN
4.1
Opdracht
4
4.
01
Het installatiebedrijf moet de opdracht, met alle bijbehorende voorwaarden, schriftelijk vastleggen. De keuzelijst (4.3.2) maakt deel uit van de schriftelijke vastlegging van de opdracht.
T.2
Als het goed functioneren van het gekozen systeem afhankelijk is van de luchtdichtheid van de thermische schil van de het gebouw, dan wordt dit in de opdrachtbevestiging vermeld.
4.2
OK
Voor het installeren van een ventilatievoorziening in een bestaande situatie, kunnen in overleg kwaliteitseisen worden vastgelegd binnen de marges zoals aangegeven in de inleiding van hoofdstuk 3.
Vakbekwaamheid
RS
IE
De dienst wordt verricht door of onder verantwoordelijkheid van een ‘deskundige ventilatie van woningen, basisscholen en kinderopvang’ (zie bijlage 2). De verantwoordelijkheid kan gedeeld worden tussen een deskundige voor het ontwerpdeel en een deskundige voor het installeren en opleveren.
Programma van eisen
4.3.1
Systeemkeuze Het systeem van ventileren moet in overleg met de opdrachtgever worden vastgesteld. Daarbij moet het installatiebedrijf de klant een toelichting geven over de voor- en nadelen van de verschillende mogelijkheden. De volgende aspecten komen daarbij aan de orde: - mogelijke invloeden van buitenaf op het ventilatiesysteem, zoals wind en buitentemperatuur, - luchtkwaliteit in de gebruiksfunctie (bijvoorbeeld woning of kinderopvangcentrum), - thermisch comfort, - invloed op energiegebruik, - mogelijke invloed van de gebruiker op het functioneren van de ventilatie, - mogelijk optredende storingen en hun frequentie, - omvang en frequentie van noodzakelijke onderhoudshandelingen.
KR IT
IEK
VE
4.3
Toelichting Luchtverversing van een woning, een basisschool en een kinderopvang kan tot stand worden gebracht met behulp van ventilatoren (mechanische ventilatie) en/of met behulp van aanwezige drukverschillen ten gevolge van wind en van verschillen in luchttemperatuur (natuurlijke ventilatie). Er worden vier systemen onderscheiden afhankelijk van het al dan niet toepassen van ventilatoren: - natuurlijke toe- en afvoer; - natuurlijk toevoer en mechanische afzuiging; - mechanische toevoer en natuurlijke afvoer; - mechanische toe- en afvoer. N.B. In een gebouw kunnen meerdere systemen voorkomen.
pagina
11
‘ONTWERPEN, INSTALLEREN EN BEHEREN VAN INSTALLATIES’ BIJZONDER DEEL ONTWERPEN EN INSTALLEREN VAN VENTILATIEVOORZIENINGEN VAN WONINGEN, BASISSCHOLEN EN KINDEROPVANG Beoordelingsrichtlijn Deel 6000-10 d.d. 26 september 2014 __________________________________________________________________________________
4
Let op dat rolluiken een negatieve invloed kunnen hebben op het functioneren van natuurlijke toevoervoorzieningen.
01
Bij natuurlijke toevoer bestaat de mogelijkheid om winddrukgeregelde (zelfregelende) en/of vraaggestuurde roosters toe te passen.
T.2
Bij winddruk geregelde roosters wordt de doorstroomopening geregeld op basis van de winddruk om een constante luchtstroom te bewerkstelligen.
OK
Bij vraaggestuurde roosters wordt de luchtvolumestroom geregeld op basis op basis van een klokpatroon, afgestemd op de ventilatiebehoefte, met als doel een constante goede binnenluchtkwaliteit. Bij mechanische toevoer bestaat, naast de mogelijkheid van een elektronische regeling, de mogelijkheid om de toevoerlucht te verwarmen, al dan niet met warmte die wordt teruggewonnen uit de afvoerlucht.
RS
IE
Hoewel alle systemen zullen voldoen aan de eisen van paragraaf 3.1 en 3.2, kan het ene systeem beter tegemoet komen aan de wensen van een klant dan het andere. De ISSOpublicaties 61 (woningen) en 89 (scholen) besteden met name aandacht aan de afstemming van het programma van eisen op de wensen van de klant.
Keuzelijst Het installatiebedrijf legt de vraagspecificatie van de klant vast in een keuzelijst. In de keuzelijst is de systeemkeuze (4.3.1) duidelijk aangegeven en is verder ten minste aangegeven welke facultatieve eisen van paragraaf 3.1 en 3.2 en onderdeel 4.3.1 van toepassing zijn.
IEK
4.3.2
VE
Opmerking Op de website http://systeemkeuze-ventilatie.isso.nl/ kan op basis van de parameters uit ISSO-61 een voorselectie van ventilatiesystemen gemaakt worden.
KR IT
Opmerking De facultatieve eisen zijn: 3.1.1.1 Grotere capaciteit luchtverversing. 3.2.2.3 Hogere LUKA klasse luchtdichtheid kanalen 3.2.2.4 Ventilator met gelijkstroommotor. 3.2.2.5 Kwaliteit filters toevoerlucht. 4.3.1 Vraaggestuurde of winddrukgeregelde gevelroosters
Ook andere extra eisen kunnen in het PvE worden opgenomen. Opmerking NTA 8778 bevat suggesties voor extra eisen.
4.4
Ontwerp Geen aanvullende eisen.
pagina
12
‘ONTWERPEN, INSTALLEREN EN BEHEREN VAN INSTALLATIES’ BIJZONDER DEEL ONTWERPEN EN INSTALLEREN VAN VENTILATIEVOORZIENINGEN VAN WONINGEN, BASISSCHOLEN EN KINDEROPVANG Beoordelingsrichtlijn Deel 6000-10 d.d. 26 september 2014 __________________________________________________________________________________ 4.5
Controle bouwkundige randvoorwaarden
01
4
Zie ook 3.1.2.1.
Uitvoering
4.6.1
Inregelen Alvorens de ventilatievoorzieningen op te leveren, moet de certificaathouder de voorzieningen zodanig inregelen dat aan de eisen van paragraaf 3.1 en 3.2 wordt voldaan.
4.6.2
Eindmetingen Alvorens de ventilatievoorzieningen op te leveren, voert de certificaathouder eindmetingen uit. De resultaten van deze metingen worden opgenomen in het opleverrapport (zie 3.3.2).
OK
T.2
4.6
RS
IE
De eindmetingen bestaan uit het meten van: - de luchtvolumestromen door elke opening van de mechanische ventilatievoorzieningen waardoor lucht aan een ruimte wordt toegevoerd en elke opening van de mechanische ventilatievoorzieningen waardoor lucht uit een ruimte wordt afgevoerd, bij de volgens 3.1.1.1 voorgeschreven regelstanden, - de door de mechanische ventilatievoorzieningen veroorzaakte karakteristieke installatiegeluidniveaus, waaraan eisen zijn gesteld in 3.1.1.1, waarbij de vereenvoudigde meetmethode mag worden toegepast van bijlage IV van BRL 8010 [14]. Opleverrapport Bij de oplevering draagt de certificaathouder aan de opdrachtgever een opleverrapport over, dat voldoet aan de eisen van 3.3.2.
4.7
Gebruikshandleiding
VE
4.6.3
IEK
Het installatiebedrijf stelt een bij de ventilatievoorzieningen behorende, in het Nederlands gestelde, gebruikshandleiding beschikbaar aan de opdrachtgever.
KR IT
Opmerking Een online handleiding is dus ook goed, als de opdrachtgever over een internetaansluiting beschikt.
De gebruikshandleiding geeft informatie met betrekking tot: de gebruiksmogelijkheden van de ventilatievoorzieningen met de bijbehorende gebruiksaanwijzingen, advies omtrent het dagelijks gebruik, het noodzakelijke onderhoud aan de ventilatievoorzieningen, inclusief de juiste keuze van filters, hoe te handelen bij storingen en calamiteiten, en enkele technische aspecten van de ventilatievoorzieningen, waaronder ten minste de nominale capaciteit van elke opening van de ventilatievoorzieningen waardoor lucht aan een ruimte wordt toegevoerd en elke opening van de ventilatievoorzieningen waardoor lucht uit een ruimte wordt afgevoerd.
pagina
13
‘ONTWERPEN, INSTALLEREN EN BEHEREN VAN INSTALLATIES’ BIJZONDER DEEL ONTWERPEN EN INSTALLEREN VAN VENTILATIEVOORZIENINGEN VAN WONINGEN, BASISSCHOLEN EN KINDEROPVANG Beoordelingsrichtlijn Deel 6000-10 d.d. 26 september 2014 __________________________________________________________________________________
4.8
01
4
Opmerking Via de website http://publicatieplatform.nl kan het installatiebedrijf een op maat gesneden gebruikershandleiding samenstellen voor de klant.
Beheer
4.9
T.2
Niet van toepassing. Onderhoudsschema
Uitvoering onderhoud
IEK
VE
RS
IE
Niet van toepassing.
KR IT
4.10
OK
Niet van toepassing.
pagina
14
‘ONTWERPEN, INSTALLEREN EN BEHEREN VAN INSTALLATIES’ BIJZONDER DEEL ONTWERPEN EN INSTALLEREN VAN VENTILATIEVOORZIENINGEN VAN WONINGEN, BASISSCHOLEN EN KINDEROPVANG Beoordelingsrichtlijn Deel 6000-10 d.d. 26 september 2014 __________________________________________________________________________________ EISEN TE STELLEN AAN DE CERTIFICAATHOUDER
5.1
Inschrijving bij Kamer van Koophandel
4
5.
Personeel
T.2
5.2
01
Geen aanvullende eisen.
OK
De certificaathouder heeft een arbeidsovereenkomst met ten minste één ‘deskundige ventilatie van woningen, basisscholen en kinderopvang’ (zie bijlage 2).
Hulpmiddelen
5.3.1
Meet- en beproevingsmiddelen Het bedrijf dient de feitelijke beschikking te hebben over de volgende meet- en beproevingsmiddelen: Toestellen en hulpmiddelen Een nuldruk compenserende volumestroommeter met een onnauwkeurigheid van ten hoogste 5 % van de uitgelezen waarde bij waarden boven 40 dm3/s, en van ten hoogste 2 dm3/s bij waarden tot 40 dm3/s.
RS
Beproeving Bepaling van de capaciteit van een mechanische voorziening voor luchtverversing volgens onderdeel 5.1 van NEN 1087 (zie 3.1.1.1)
IE
5.3
IEK
VE
Bepaling van de regelbaarheid van een component voor toevoer van verse lucht volgens hoofdstuk 6 van NEN 1087 (zie 3.1.1.1) Meten van het geluidniveau (zie 3.1.1.5)
Overige hulpmiddelen Geen eisen.
5.4
Bereikbaarheid
KR IT
5.3.2
Integrerende geluidniveaumeter met A-weging, volgens NEN-EN-IEC 61672-1, klasse 2, of NEN-EN-IEC 61672-2, klasse 2. Het instrument dient ten minste een A-gewogen geluidniveau van 25 dB(A) te kunnen meten.
Geen eisen.
pagina
15
‘ONTWERPEN, INSTALLEREN EN BEHEREN VAN INSTALLATIES’ BIJZONDER DEEL ONTWERPEN EN INSTALLEREN VAN VENTILATIEVOORZIENINGEN VAN WONINGEN, BASISSCHOLEN EN KINDEROPVANG Beoordelingsrichtlijn Deel 6000-10 d.d. 26 september 2014 __________________________________________________________________________________ EISEN TE STELLEN AAN DE INTERNE KWALITEITSBEWAKING
6.1
Eis
4
6.
6.2
01
Geen aanvullende eisen. Algemeen, kwaliteitshandboek
6.3
T.2
Geen aanvullende eisen. Kwaliteitsbeleid
6.4
OK
Geen aanvullende eisen.
Taken, verantwoordelijkheden, bevoegdheden en vakbekwaamheden Geen aanvullende eisen. Controleactiviteiten Geen aanvullende eisen. Beschrijving van procedures Geen aanvullende eisen.
RS
6.6
IE
6.5
Procedure-eisen
6.7.1
Registratie van projecten Geen aanvullende eisen.
6.7.2
Beheer van projectdossiers Geen aanvullende eisen.
6.7.3
Ontwerpbeoordeling Geen aanvullende eisen.
6.7.4
Werktekeningen Geen aanvullende eisen.
6.7.5
Ingangscontrole van materialen Geen aanvullende eisen.
6.7.6
Controle op transport en opslag Geen aanvullende eisen.
6.7.7
Controle op montagewerkzaamheden Geen aanvullende eisen.
KR IT
IEK
VE
6.7
pagina
16
‘ONTWERPEN, INSTALLEREN EN BEHEREN VAN INSTALLATIES’ BIJZONDER DEEL ONTWERPEN EN INSTALLEREN VAN VENTILATIEVOORZIENINGEN VAN WONINGEN, BASISSCHOLEN EN KINDEROPVANG Beoordelingsrichtlijn Deel 6000-10 d.d. 26 september 2014 __________________________________________________________________________________ Controle van de gerealiseerde installatie Algemeen Voor zover de in 6.7.8 voorgeschreven controles betrekking hebben op het ontwerp kunnen ze achterwege worden gelaten (in het kader van de controle van de gerealiseerde installatie). De certificaathouder moet de hele installatie controleren.
01
4
6.7.8
T.2
Visuele beoordeling De certificaathouder controleert visueel of de gerealiseerde ventilatievoorzieningen overeenkomen met het (geactualiseerde) ontwerp, en of de gerealiseerde ventilatievoorzieningen voldoen aan de eisen van 3.1 en 3.2.
OK
Beproeving De certificaathouder moet luchtkanalen na het gereedkomen beproeven volgens M.1.01 en M1.02 van Kwaliteitshandboek Luchtkanaalsystemen [15].
IE
Opmerking Zie ook 4.6.2 (Eindmetingen). Controle op beheeractiviteiten Niet van toepassing.
6.7.10
Onderhoudsschema Niet van toepassing.
6.7.11
Controle op onderhoudswerkzaamheden Niet van toepassing.
6.7.12
Documentenbeheer De certificaathouder hoeft niet te beschikken over de in hoofdstuk 9 genoemde documenten [4], [5], [9], [10], [11] en [14].
6.7.13
Beheer van meet- en beproevingsmiddelen De nauwkeurigheid van de nuldruk compenserende volumestroommeter moet aangetoond kunnen worden via een kalibratierapport dat niet ouder is dan twee jaar. Een eventueel geconstateerde afwijking bij kalibratie moet in het meetrapport verwerkt zijn.
KR IT
IEK
VE
RS
6.7.9
Dat de afwijking van de integrerende geluidniveaumeter met A-weging niet groter is dan toegestaan (niet groter dan 0,5 dB) moet aangetoond kunnen worden via een kalibratierapport dat niet ouder is dan twee jaar. 6.7.14
Beheer van overige hulpmiddelen Geen eisen
6.7.15
Beheersing van de vakbekwaamheid van de medewerkers Geen aanvullende eisen.
pagina
17
‘ONTWERPEN, INSTALLEREN EN BEHEREN VAN INSTALLATIES’ BIJZONDER DEEL ONTWERPEN EN INSTALLEREN VAN VENTILATIEVOORZIENINGEN VAN WONINGEN, BASISSCHOLEN EN KINDEROPVANG Beoordelingsrichtlijn Deel 6000-10 d.d. 26 september 2014 __________________________________________________________________________________ Beheersing van tekortkomingen Geen aanvullende eisen.
6.7.17
Klachtenbehandeling Geen aanvullende eisen.
6.7.18
Interne audits Geen aanvullende eisen.
KR IT
IEK
VE
RS
IE
OK
T.2
01
4
6.7.16
pagina
18
‘ONTWERPEN, INSTALLEREN EN BEHEREN VAN INSTALLATIES’ BIJZONDER DEEL ONTWERPEN EN INSTALLEREN VAN VENTILATIEVOORZIENINGEN VAN WONINGEN, BASISSCHOLEN EN KINDEROPVANG Beoordelingsrichtlijn Deel 6000-10 d.d. 26 september 2014 __________________________________________________________________________________ EXTERNE KWALITEITSBEWAKING
7.1
Toelatingsprocedure
7.1.1
Organisatiegericht toelatingsonderzoek, omvang Geen aanvullende eisen.
7.1.2
Organisatiegericht toelatingsonderzoek, inhoud Geen aanvullende eisen.
7.1.3
Projectgericht toelatingsonderzoek, omvang Elke woning, basisschool of kinderopvang telt als één project. Ten minste één te controleren project op het deelgebied ‘Ventilatievoorzieningen van woningen, basisscholen en kinderopvang’ is een door de certificatie-instelling te kiezen ‘representatief’ project.
OK
T.2
01
4
7.
RS
IE
Toelichting Een ‘representatief’ project is één van de complexere projecten van het installatiebedrijf. De bedoeling van de projectcontrole is om op basis van een beperkte steekproef te kunnen vaststellen dat het installatiebedrijf ook complexere projecten volgens de regels uitvoert. In afwijking van onderdeel 7.1.3 van BRL Deel 6000-00 bedraagt de minimale omvang van een projectcontrole 2 uur. Projectgericht toelatingsonderzoek, inhoud Geen aanvullende eisen.
7.1.5
Rapportage toelatingsonderzoek
IEK
VE
7.1.4
Geen aanvullende eisen.
Vervolgcontroles
7.2.1
Organisatiegericht vervolgonderzoek, omvang Geen aanvullende eisen.
7.2.2
Organisatiegericht vervolgonderzoek, inhoud Geen aanvullende eisen.
7.2.3
Projectgericht vervolgonderzoek, omvang Op het projectgerichte vervolgonderzoek zijn de bepalingen van onderdeel 7.1.3 van toepassing.
7.2.4
Projectgericht vervolgonderzoek, inhoud Op het projectgerichte vervolgonderzoek zijn de bepalingen van onderdeel 7.1.4 van toepassing.
KR IT
7.2
pagina
19
‘ONTWERPEN, INSTALLEREN EN BEHEREN VAN INSTALLATIES’ BIJZONDER DEEL ONTWERPEN EN INSTALLEREN VAN VENTILATIEVOORZIENINGEN VAN WONINGEN, BASISSCHOLEN EN KINDEROPVANG Beoordelingsrichtlijn Deel 6000-10 d.d. 26 september 2014 __________________________________________________________________________________ Sancties Geen aanvullende eisen.
7.2.6
Rapportage vervolgonderzoek Geen aanvullende eisen.
7.2.7
Onvoldoende projecten Geen aanvullende eisen.
7.3
Eisen aan de bekwaamheid van de reviewer
T.2
01
4
7.2.5
7.4
OK
De reviewer moet bovendien voldoen aan de eisen van bijlage 2.
Eisen aan de bekwaamheid van de auditor (organisatiegericht) De auditor moet bovendien voldoen aan de eisen van bijlage 2. Eisen aan de bekwaamheid van de inspecteur (projectgericht)
IE
7.5
De inspecteur moet bovendien voldoen aan de eisen van bijlage 2. Klachtenbehandeling door certificatie-instelling Geen aanvullende eisen.
EISEN TE STELLEN AAN HET CERTIFICAAT
VE
8.
RS
7.6
REFERENTIES [1]
Bouwbesluit 2012, laatstelijk gewijzigd bij Stb. 2014, 51. (www.overheid.nl)
[2]
Regeling Bouwbesluit 2012, laatstelijk gewijzigd bij Stcrt. 2014, 4057. (www.overheid.nl)
[3]
NEN 1087:2001 Ventilatie van gebouwen - Bepalingsmethoden voor nieuwbouw.
[4]
NEN 2686:1988 Luchtdoorlatendheid van gebouwen – Meetmethode, inclusief wijzigingsblad A2:2008.
[5]
NEN 2690:1991 Luchtdoorlatendheid van gebouwen - Meetmethode voor de specifieke luchtvolumestroom tussen kruipruimte en woning, inclusief wijzigingsblad A2:2008.
KR IT
9.
IEK
Geen aanvullende eisen.
pagina
20
‘ONTWERPEN, INSTALLEREN EN BEHEREN VAN INSTALLATIES’ BIJZONDER DEEL ONTWERPEN EN INSTALLEREN VAN VENTILATIEVOORZIENINGEN VAN WONINGEN, BASISSCHOLEN EN KINDEROPVANG Beoordelingsrichtlijn Deel 6000-10 d.d. 26 september 2014 __________________________________________________________________________________ NEN 2757-1:2011 Bepalingsmethoden voor de geschiktheid van systemen voor de afvoer van rookgas van gebouwgebonden installaties - Deel 1: Installaties met een belasting kleiner dan of gelijk aan 130 kW op bovenwaarde
[7]
NEN 2778:1991 + A4:2011 Vochtwering in gebouwen – Bepalingsmethoden
[8]
NEN 5077 2006+C3:2012 Geluidwering in gebouwen - Geluidwering in gebouwen - Bepalingsmethoden voor de grootheden geluidwering van uitwendige scheidingsconstructies, luchtgeluidisolatie, contactgeluidisolatie, geluidniveaus veroorzaakt door installaties en nagalmtijd.
[9]
NEN 6061:1991 Bepaling van de weerstand tegen het ontstaan van brand bij stookplaatsen, inclusief wijzigingsblad A3:2012.
[10]
NEN 6090:2006 Bepaling van de vuurbelasting.
[11]
NEN-EN 779:2012 Luchtfilters voor ventilatiedoeleinden - Bepaling van de filterprestatie, april 2012.
[12]
NEN-EN 13501-1+A1:2009 Brandclassificatie van bouwproducten en bouwdelen - Deel 1 - Classificatie op grond van resultaten van beproeving van het brandgedrag.
[13]
BRL 5701:2003 ‘Ventilatieroosters’, inclusief wijzigingsblad d.d. 28-03-2013.
[14]
BRL 8010 ‘Beoordelen van ventilatievoorzieningen van woningen, scholen en kinderdagverblijven’, d.d. 2 april 2012.
[15]
Kwaliteitshandboek luchtkanalen, Nederlandse Vereniging van Luchtkanalenfabrikanten (Luka), 2009. (www.luka.nl)
KR IT
IEK
VE
RS
IE
OK
T.2
01
4
[6]
pagina
21
‘ONTWERPEN, INSTALLEREN EN BEHEREN VAN INSTALLATIES’ BIJZONDER DEEL ONTWERPEN EN INSTALLEREN VAN VENTILATIEVOORZIENINGEN VAN WONINGEN, BASISSCHOLEN EN KINDEROPVANG Beoordelingsrichtlijn Deel 6000-10 d.d. 26 september 2014 __________________________________________________________________________________ Bouwbesluitingang ventilatievoorzieningen van woningen, basisscholen en kinderopvang
4
Bijlage 1
2.5
Trap
2.8
Beperking van het ontstaan van een brandgevaarlijke situatie Beperking van het ontwikkelen van brand en rook Vluchtroutes
2.9
2.12
Grenswaarde/ bepalingsmethode Vrije hoogte boven de trap ten minste 2,1 of 2,3 m. Brandklasse volgens NEN-EN 13501-1.
Brand- en rookklasse volgens NEN-EN 13501-1.
Permanente vuurbelasting volgens NEN 6090.
Bescherming tegen geluid van installaties
Karakteristiek geluidsniveau volgens NEN 5077.
3.6
Luchtverversing van een verblijfsgebied, verblijfsruimte, toiletruimte en badruimte
Capaciteit, bepaald volgens NEN 1087.
IE
3.2
RS
Thermisch comfort, luchtsnelheid bepaald volgens NEN 1087 ≤ 0,2 m/s. Regelbaarheid door gebruiker.
van
VE
Plaats van de opening, verdunningsfactor bepaald volgens NEN 1087. Luchtkwaliteit, 50, 100 % van/naar buiten. Luchtverversing overige ruimten
Capaciteit, bepaald volgens NEN 1087.
4.2
Toiletruimte
4.3
Badruimte
4.4
Bereikbaarheid toegankelijkheid
6.13
Technische bouwsystemen
en
Vrije hoogte boven de vloeroppervlakte van verblijfsgebieden en verblijfsruimten ten minste 2,6 m. Vrije hoogte boven de vloeroppervlakte van toiletruimten ten minste 2,3 m.
KR IT
Verblijfsgebied verblijfsruimte
IEK
Plaats van de opening, verdunningsfactor bepaald volgens NEN 1087. Luchtkwaliteit, 100 % van/naar buiten.
4.1
en
Prestatie volgens certificaat Voldoet aan artikel 2.33
T.2
Onderwerp
OK
Afd.
01
Primaire kwaliteitsaspecten
Voldoet aan artikel 2.57 en artikel 2.58 Voldoet aan artikel 2.67 en artikel 2.70, of aan 2.73 of 2.74 Kan voldoen aan artikel 2.107 Voldoet aan artikel 3.8 en artikel 3.9 of aan 3.10 of 3.11 Voldoet aan artikel 3.29, 3,35 of 3.36. Voldoet aan artikel 3.30, 3.35 of 3.36 Voldoet aan artikel 3.31, 3.35 of 3.36 Voldoet aan artikel 3.33, 3.35 of 3.36 Voldoet aan artikel 3.34, 3.35 of 3.36 Voldoet aan artikel 3.32, 3.35 of 3.36 Voldoet aan artikel 3.33, 3.35 of 3.36 Voldoet aan artikel 3.34, 3.35 of 3.36 Voldoet aan artikel 4.3
Voldoet aan artikel 4.11
Vrije hoogte boven de vloeroppervlakte van badruimten ten minste 2,3 m.
Voldoet aan artikel 4.19
Vrije hoogte boven de vloeroppervlakte van verkeersroutes ten minste 2,3 m.
Voldoet aan artikel 4.23
Systeemrendement.
Voldoet aan artikel 6.55
Bijlage 1
pagina 1
‘ONTWERPEN, INSTALLEREN EN BEHEREN VAN INSTALLATIES’ BIJZONDER DEEL ONTWERPEN EN INSTALLEREN VAN VENTILATIEVOORZIENINGEN VAN WONINGEN, BASISSCHOLEN EN KINDEROPVANG Beoordelingsrichtlijn Deel 6000-10 d.d. 26 september 2014 __________________________________________________________________________________ Secundaire kwaliteitsaspecten Onderwerp
2.1 2.2
Algemene sterkte van de bouwconstructie Sterkte bij brand
2.10 2.11 2.12
Beperking van uitbreiding van brand Vluchtroutes
WBDBO, Weerstand tegen rookdoorgang WBDBO, Weerstand tegen rookdoorgang
Kan voldoen aan afdeling 2.10 en afdeling 2.11 Kan voldoen aan afdeling 2.12
3.1
Bescherming tegen geluid van buiten Geluidwering tussen ruimten Wering van vocht
Karakteristieke geluidwering
Kan voldoen aan afdeling 3.1
Karakteristiek lucht-geluid niveauverschil, Gewogen contactgeluidniveau. Waterdicht volgens NEN 2778 Specifieke luchtvolumestroom volgens NEN 2690 Factor van de temperatuur
Kan voldoen aan afdeling 3.4
Bescherming tegen ratten en muizen Energiezuinigheid
Opening ≤ 0,01 m.
Kan voldoen aan afdeling 3.10 Kan voldoen aan afdeling 5.1
01
T.2
OK
IE
Luchtvolumestroom.
Kan voldoen aan afdeling 3.5 Kan voldoen aan afdeling 3.5 Kan voldoen aan afdeling 3.5
RS
5.1
Kan voldoen aan afdeling 2.2
VE
3.10
Brandwerendheid op bezwijken
IEK
3.5
Prestatie volgens certificaat Kan voldoen aan afdeling 2.1
KR IT
3.4
Grenswaarde/ bepalingsmethode Sterkte
4
Afd.
Bijlage 1
pagina 2
‘ONTWERPEN, INSTALLEREN EN BEHEREN VAN INSTALLATIES’ BIJZONDER DEEL ONTWERPEN EN INSTALLEREN VAN VENTILATIEVOORZIENINGEN VAN WONINGEN, BASISSCHOLEN EN KINDEROPVANG Beoordelingsrichtlijn Deel 6000-10 d.d. 26 september 2014 __________________________________________________________________________________
Eisen aan de bekwaamheid van de ‘deskundige ventilatie van woningen, basisscholen en kinderopvang’
01
4
Bijlage 2
Een ‘deskundige ventilatie van woningen, basisscholen en kinderopvang’ heeft de volgende competenties:
OK
T.2
Basis Ventilatietechniek Hij/zij kent de basisprincipes van de verschillende ventilatiesystemen. Hij/zij kent en begrijpt de voorschriften van het Bouwbesluit met betrekking tot ventilatie van woning, basisscholen en kinderopvang. Hij/zij weet hoe een ontwerp van een ventilatiesysteem globaal tot stand komt en wat hierbij komt kijken, bijvoorbeeld op het gebied van de selectie van systeemonderdelen. Hij/zij kent de aandachtspunten bij het installeren en beheren van een ventilatiesysteem. Hij/zij kan een voorlopige systeemkeuze maken, passend bij de situatie en klantwensen.
VE
RS
IE
Aangevuld met Ontwerpen Ventilatiesystemen Hij/zij kan voor de verschillende subtypen ventilatiesystemen een ventilatiebalans en gedetailleerd ontwerp maken. Hierbij houdt hij/zij rekening met eisen aangaande luchtkwaliteit, comfort, geluid, brandveiligheid etc. Hij/zij kan een ventilatiesysteem integraal ontwerpen, d.w.z. hij/zij kent tevens de relatie tussen het ventilatiesysteem, andere installaties in het gebouw en het bouwkundig ontwerp. Hij/zij kan de klantwens (gebruikersprofiel, locatie, gebouw) omzetten in een gedetailleerde systeemkeuze en montagegereed ontwerpen.
IEK
Een getuigschrift van de ISSO-module ‘Basis ventilatietechniek’ in combinatie met een certificaat van de ISSO-module 'Ontwerpen ventilatiesystemen’ geldt als voldoende bewijs dat een persoon de bekwaamheid heeft die is vereist voor het onderdeel ontwerpen.
KR IT
Installeren en opleveren Ventilatiesystemen Hij/zij kan een ventilatiesysteem conform het ontwerp realiseren en in bedrijf stellen. Hij/zij kent de aandachtspunten en valkuilen uit de praktijk. Hij/zij kan een opleverings-, controle- en meetprotocol opstellen, de daarin bedoelde kwaliteitscontroles uitvoeren en erover rapporteren. Een getuigschrift van de ISSO-module ‘Basis ventilatietechniek’ in combinatie met een certificaat van de ISSO-module 'Installeren en opleveren Ventilatiesystemen’ geldt als voldoende bewijs dat een persoon de bekwaamheid heeft die is vereist voor het onderdeel installeren en opleveren.
Bijlage 2
‘ONTWERPEN, INSTALLEREN EN BEHEREN VAN INSTALLATIES’ BIJZONDER DEEL ONTWERPEN EN INSTALLEREN VAN VENTILATIEVOORZIENINGEN VAN WONINGEN, BASISSCHOLEN EN KINDEROPVANG Beoordelingsrichtlijn Deel 6000-10 d.d. 26 september 2014 __________________________________________________________________________________
Afdeling 2.3. Afscheiding van vloer, trap en hellingbaan § 2.3.1. Nieuwbouw
4
Tekst van de in 3.1.1 genoemde voorschriften van het Bouwbesluit 2012 en de Regeling Bouwbesluit 2012
01
Bijlage 3
Tabel 2.16 gebruiksfunctie
leden van toepassing
Woonfunctie
2
Bijeenkomstfunctie
2.17 1 2
3
4
5
1
2
3
4
–
–
5
1
2
3
4
–
1
–
*
1
–
*
0,1
4
5
1
2
3
–
5
1
2
3
4
–
1
–
*
0,2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
*
0,5
3
4
5
1
2
3
–
5
1
2
3
4
5
1
2
*
0,5
2 2
IEK
VE
1
1
2
3
4
5
1
2
3
–
5
1
2
3
4
–
1
–
*
0,2
1
2
3
4
5
1
2
3
–
5
1
2
3
4
5
1
2
*
0,5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
*
0,5
1
2
3
4
5
1
2
3
–
5
1
2
3
4
5
1
2
*
0,5
KR IT
Overige gebruiksfunctie
3
2
–
andere bijeenkomstfunctie
11
1
1 [m] 0,2
*
4
c
Sportfunctie
5
3
3
9
4
2
2
andere onderwijsfunctie
3
1
1
b
2.19 1 2
5
andere kinderopvang
basisonderwijs
5
–
b
a
4
3
3
1
2.19
3
2
2
Onderwijsfunctie
2.21
2.18 1 2
1
1
Kantoorfunctie
verbouw
–
voor kinderopvang voor kinderen jonger dan 4 jaar
8
overklauterbaarheid 2.20 1 2
grenswaarden openingen
4
a
6
openingen
RS
artikel lid
hoogte
IE
aanwezigheid
1
OK
T.2
BB artikel 2.16. Aansturingsartikel 1. Een te bouwen bouwwerk bevat voorzieningen waardoor het vallen van een vloer, een trap en een hellingbaan zo veel mogelijk wordt voorkomen. 2. Voor zover voor een gebruiksfunctie in tabel 2.16 voorschriften zijn aangewezen, wordt voor die gebruiksfunctie aan de in het eerste lid gestelde eis voldaan door toepassing van die voorschriften.
BB artikel 2.17. Aanwezigheid 1. Een voor personen bestemde vloer heeft bij een rand een niet beweegbare afscheiding als die rand meer dan 1 m hoger ligt dan een aansluitende vloer, het aansluitende terrein of het aansluitende water. 2. Een trap als bedoeld in artikel 2.27 heeft, voor zover een zijkant van een tredevlak meer dan 1 m hoger ligt dan een aansluitende vloer, het aansluitende terrein of het aansluitende water, aan die zijkant een niet beweegbare afscheiding. 3. Een hellingbaan als bedoeld in artikel 2.27 heeft, voor zover een zijkant van de vloer meer dan 1 m hoger ligt dan een aansluitende vloer, het aansluitende terrein of het aansluitende water, aan die zijkant een niet beweegbare afscheiding. 4. Het eerste lid geldt niet ter plaatse van de aansluiting van de vloer aan: a. een trap, en b. een hellingbaan. blad 1
Bijlage 3
‘ONTWERPEN, INSTALLEREN EN BEHEREN VAN INSTALLATIES’ BIJZONDER DEEL ONTWERPEN EN INSTALLEREN VAN VENTILATIEVOORZIENINGEN VAN WONINGEN, BASISSCHOLEN EN KINDEROPVANG Beoordelingsrichtlijn Deel 6000-10 d.d. 26 september 2014 __________________________________________________________________________________ Onverminderd het vierde lid geldt het eerste lid niet voor: a. een rand van een podium; b. een rand van een vloer die aan een bassin grenst; c. een rand van een laadvloer; d. een rand van een perron, en e. een met een rand als bedoeld onder a tot en met d, gelijk te stellen rand van een vloer.
01
4
5.
RS
IE
OK
T.2
BB artikel 2.18. Hoogte 1. Een vloerafscheiding als bedoeld in artikel 2.17, eerste lid, heeft een hoogte van ten minste 1 m, gemeten vanaf de vloer. 2. In afwijking van het eerste lid heeft een vloer die hoger ligt dan 13 m boven een aangrenzende vloer, het aansluitende terrein of het aansluitende water, een vloerafscheiding een hoogte van ten minste 1,2 m, gemeten vanaf de vloer. 3. In afwijking van het eerste en tweede lid heeft een afscheiding als bedoeld in artikel 2.17, eerste lid, ter plaatse van een al dan niet beweegbaar raam een hoogte van ten minste 0,85 m, gemeten vanaf de vloer. 4. In afwijking van het eerste lid, heeft een vloerafscheiding een vanaf de vloer gemeten hoogte van ten minste 0,7 m, indien de som van die hoogte en de breedte van de bovenregel ten minste 1,1 m is. 5. Een afscheiding als bedoeld in artikel 2.17, tweede of derde lid, heeft een hoogte van ten minste 0,85 m, gemeten vanaf de voorkant van de tredevlakken of vanaf de vloer van de hellingbaan.
KR IT
IEK
VE
BB artikel 2.19. Openingen 1. Een afscheiding als bedoeld in artikel 2.17 heeft geen openingen waardoor een bol kan passeren met een doorsnede groter dan de in tabel 2.16 aangegeven diameter. 2. In afwijking van het eerste lid heeft een afscheiding als bedoeld in artikel 2.17 tot een hoogte van 0,7 m boven een vloer, een tredevlak of een vloer van een hellingbaan geen openingen waardoor een bol kan passeren met een doorsnede groter dan 0,1 m. 3. De horizontaal gemeten afstand tussen een vloer, een trap of een hellingbaan en een afscheiding als bedoeld in artikel 2.17 is niet groter dan 0,05 m. 4. De bovenregel van een in artikel 2.17 bedoelde afscheiding heeft geen onderbreking van meer dan 0,1 m. 5. Het tweede lid is niet van toepassing op een vloer, een tredevlak of een vloer van een hellingbaan, of een gedeelte daarvan, niet bestemd voor kinderen jonger dan 12 jaar. BB artikel 2.20. Overklauterbaarheid 1. Een afscheiding als bedoeld in artikel 2.17 of een constructieonderdeel dat, installatie die of onderdeel van een installatie dat aan of naast een dergelijke afscheiding is geplaatst, heeft, ter voorkoming van het overklauteren, geen opstapmogelijkheden tussen 0,2 m en 0,7 m boven een vloer, een tredevlak of een vloer van een hellingbaan. 2. Het eerste lid is niet van toepassing op een vloer, een tredevlak of een vloer van een hellingbaan, of een gedeelte daarvan, niet bestemd voor kinderen jonger dan 12 jaar. BB artikel 2.21 Verbouw Op het geheel of gedeeltelijk vernieuwen of veranderen of het vergroten van een bouwwerk zijn de artikelen 2.17 tot en met 2.20 van overeenkomstige toepassing, waarbij in plaats van het in die artikelen aangegeven niveau van eisen wordt uitgegaan van het rechtens verkregen niveau.
Bijlage 1
pagina 2
‘ONTWERPEN, INSTALLEREN EN BEHEREN VAN INSTALLATIES’ BIJZONDER DEEL ONTWERPEN EN INSTALLEREN VAN VENTILATIEVOORZIENINGEN VAN WONINGEN, BASISSCHOLEN EN KINDEROPVANG Beoordelingsrichtlijn Deel 6000-10 d.d. 26 september 2014 __________________________________________________________________________________
Tabel 2.32 gebruiksfunctie
leden van toepassing
1 1 1 1 1 1
trapbordes 2.34 *
2 2 2 2 2 –
leuning 2.35 *
* * * * * *
* * * * * *
regenwerend 2.36 * * – – – – –
verbouw 2.37 * * * * * * *
RS
IE
Woonfunctie Bijeenkomstfunctie Kantoorfunctie Onderwijsfunctie Sportfunctie Overige gebruiksfunctie
afmetingen 2.33 1 2
OK
artikel lid 1 2 6 8 9 11
T.2
01
4
Afdeling 2.5. Trap § 2.5.1. Nieuwbouw BB artikel 2.32. Aansturingsartikel 1. Een te bouwen trap die een hoogteverschil als bedoeld in artikel 2.27 overbrugt, kan veilig worden gebruikt. 2. Voor zover voor een gebruiksfunctie in tabel 2.32 voorschriften zijn aangewezen, wordt voor die gebruiksfunctie aan de in het eerste lid gestelde eis voldaan door toepassing van die voorschriften.
VE
BB artikel 2.33 Afmetingen trap 1. Een trap als bedoeld in artikel 2.27, heeft afmetingen die voldoen aan tabel 2.33. 2. Een trap overbrugt een hoogteverschil van niet meer dan 4 meter. Tabel 2.33 afmetingen van een trap
reguliere trap
0,8 m
Minimum vrije hoogte boven de trap
2,3 m
2,1 m
2,1 m
Minimum aantrede ter plaatse van de klimlijn, gemeten loodrecht op de voorkant van de trede
0,22 m
0,185 m
0,185 m
Maximum hoogte van een optrede
0,188 m
0,21 m
0,21 m
Minimum breedte van het tredevlak, gemeten loodrecht op de voorkant van dat vlak
0,05 m
0,05 m
0,05 m
Minimum breedte van het tredevlak ter plaatse van de klimlijn, gemeten loodrecht op de voorkant van dat vlak Minimum afstand van de klimlijn tot de zijkanten van de trap
0,23 m
0,23 m
0,23 m
0,3 m
0,3 m
0,3 m
IEK
Minimum breedte van de trap
andere gebruiksfunctie 0,8 m
KR IT
woonfunctie
trap uitsluitend voor ontvluchten alle gebruiksfuncties 0,8 m
BB artikel 2.37 Verbouw Op het geheel of gedeeltelijk vernieuwen of veranderen of het vergroten van een bouwwerk zijn de artikelen 2.33 tot en met 2.36 van overeenkomstige toepassing, waarbij in plaats van het in die artikelen aangegeven niveau van eisen wordt uitgegaan van het rechtens verkregen niveau.
Bijlage 1
pagina 3
‘ONTWERPEN, INSTALLEREN EN BEHEREN VAN INSTALLATIES’ BIJZONDER DEEL ONTWERPEN EN INSTALLEREN VAN VENTILATIEVOORZIENINGEN VAN WONINGEN, BASISSCHOLEN EN KINDEROPVANG Beoordelingsrichtlijn Deel 6000-10 d.d. 26 september 2014 __________________________________________________________________________________
4
Afdeling 2.8. Beperking van het ontstaan van een brandgevaarlijke situatie § 2.8.1. Nieuwbouw
T.2
01
BB artikel 2.56 Aansturingsartikel 1. Een te bouwen bouwwerk is zodanig dat het ontstaan van een brandgevaarlijke situatie voldoende wordt beperkt. 2. Aan de in het eerste lid gestelde eis wordt voldaan door toepassing van de voorschriften in deze paragraaf.
OK
BB artikel 2.57 Stookplaats Materiaal ter plaatse van of nabij een stookplaats voldoet aan brandklasse A1 of voor zover het de bovenzijde van een vloer, een trap of een hellingbaan betreft aan brandklasse A1fl, beide bepaald volgens NEN-EN 13501-1 [12], indien: a. op het materiaal een intensiteit aan warmtestraling kan optreden die, bepaald volgens NEN 6061 [9], groter is dan 2 kW/m², of b. in het materiaal een temperatuur kan optreden die, bepaald volgens NEN 6061, hoger is dan 90 °C.
VE
RS
IE
BB artikel 2.58 Schacht, koker of kanaal 1. Materiaal toegepast aan de binnenzijde van een schacht, een koker of een kanaal grenzend aan meer dan een brandcompartiment of subbrandcompartiment met een inwendige doorsnede groter dan 0,015 m², voldoet over een dikte van ten minste 0,01 m, gemeten loodrecht op de binnenzijde, aan brandklasse A2, bepaald volgens NEN-EN 13501-1. 2. Het eerste lid is niet van toepassing op: a. een schacht die uitsluitend is bestemd voor een of meer boven elkaar gelegen toiletruimten of badruimten en die niet door andere ruimten voert;
IEK
b. ten hoogste 5% van de totale oppervlakte van de in dat lid bedoelde binnenzijde, en c. het materiaal van een constructie- of installatieonderdeel dat wordt omsloten door een in dat lid bedoelde schacht, koker of kanaal.
KR IT
BB artikel 2.61 Tijdelijk bouwwerk Op het bouwen van een tijdelijk bouwwerk zijn de artikelen 2.57 tot en met 2.59 van toepassing. Afdeling 2.9. Beperking van het ontwikkelen van brand en rook § 2.9.1. Nieuwbouw BB artikel 2.66 Aansturingsartikel 1. Een te bouwen bouwwerk is zodanig dat brand en rook zich niet snel kunnen ontwikkelen. 2. Voor zover voor een gebruiksfunctie in tabel 2.66 voorschriften zijn aangewezen, wordt voor die gebruiksfunctie aan de in het eerste lid gestelde eis voldaan door toepassing van die voorschriften en de krachtens die bepalingen gegeven voorschriften.
Bijlage 1
pagina 4
‘ONTWERPEN, INSTALLEREN EN BEHEREN VAN INSTALLATIES’ BIJZONDER DEEL ONTWERPEN EN INSTALLEREN VAN VENTILATIEVOORZIENINGEN VAN WONINGEN, BASISSCHOLEN EN KINDEROPVANG Beoordelingsrichtlijn Deel 6000-10 d.d. 26 september 2014 __________________________________________________________________________________ Tabel 2.66 grenswaarden
5
2.68
extra beschermde verkeersruimte
beschermde vluchtroute
overig
overig
beschermde vluchtroute
verbouw
2.69 2.70 2.71 2.72 2.73 2.74 2.67 1 2 1 2 1 2 * 1 2 * 1 en 2
extra beschermde vluchtroute
extra beschermde vluchtroute
01 tijdelijke bouw
constructieonderdeel
dakoppervlak
T.2
4
bovenzijde
2.69 1
1 en 2
[brandklasse] [brandklasse]
[brandklasse]
-
1 1
2 2
3 3
4 4
5 5
1 1
2 2
1 1
-
1 1
-
* *
1 1
-
* *
B B
B B
D D
C C
C C
D D
Cfl Cfl
Cfl Cfl
Dfl Dfl
1
-
1
2
-
4
5
1
2
1
-
1
-
*
-
-
-
B
D
D
C
D
D
Cfl
Dfl
Dfl
1 1 1 1 1 1
2
1 1 1 1 1 1
2 2 2 2 2 2
3 3 3 3 3 3
4 4 4 4 4 4
5 5 5 5 5 5
1 1 1 1 1 1
2 2 2 2 2 2
1 1 1 1 1 1
-
1 1 1 1 1 1
2
* * * * * *
1 1 1 1 1 1
-
* * * * * *
B B B B B B
B D D D D D
D D D D D D
C C C C C C
C D D D D D
D D D D D D
Cfl Cfl Cfl Cfl Cfl Cfl
Dfl Dfl Dfl Dfl Dfl Dfl
Dfl
IE
1 1
RS
1 Woonfunctie a in een woongebouw b voor zorg met een g.o. > 500 m2 c andere woonfunctie 2 Bijeenkomstfunctie a voor kinderopvang voor kinderen jonger dan 4 jaar b andere bijeenkomstfunctie 6 Kantoorfunctie 8 Onderwijsfunctie 9 Sportfunctie 11 Overige gebruiksfunctie
3
OK
artikel 2.67 2.68 lid 1 2 1 2
vrijgesteld
beloopbaar vlak
buitenoppervlak
binnenoppervlak
4
zijde grenzend aan de binnenlucht buitenlucht
overig
leden van toepassing
beschermde verkeersruimte
gebruiksfunctie
VE
BB artikel 2.67 Binnenoppervlak 1. Een zijde van een constructieonderdeel die grenst aan de binnenlucht voldoet aan de in tabel 2.66 aangegeven brandklasse en aan rookklasse s2, beide bepaald volgens NEN-EN 13501-1 [12]. 2. In afwijking van het eerste lid, geldt de eis aan de rookklasse uitsluitend bij een beschermde vluchtroute.
KR IT
IEK
Artikel 2.68. Buitenoppervlak 1. Een zijde van een constructieonderdeel die grenst aan de buitenlucht voldoet aan de in tabel 2.66 aangegeven brandklasse, bepaald volgens NEN-EN 13501-1. 2. Het deel van een zijde van een constructieonderdeel dat grenst aan de buitenlucht en hoger ligt dan 13 m, voldoet aan brandklasse B, bepaald volgens NEN-EN 13501-1. 3. Een zijde van een constructieonderdeel die grenst aan de buitenlucht, van een bouwwerk waarvan een voor personen bestemde vloer ten minste 5 m boven het meetniveau ligt, voldoet vanaf het aansluitende terrein tot een hoogte van ten minste 2,5 m aan brandklasse B, bepaald volgens NEN-EN 13501-1. 4. Het eerste tot en met derde lid zijn niet van toepassing op de bovenzijde van een dak. 5. In afwijking van het eerste tot en met derde lid voldoet een deur, een raam, een kozijn en een daaraan gelijk te stellen constructieonderdeel aan brandklasse D, bepaald volgens NEN-EN 13501-1. BB artikel 2.70 Vrijgesteld 1. Op ten hoogste 5% van de totale oppervlakte van de constructieonderdelen van elke afzonderlijke ruimte, waarvoor volgens de artikelen 2.67 tot en met 2.69 een eis geldt, is die eis niet van toepassing. 2. Voor bouwwerken geen gebouw zijnde is op ten hoogste 5% van de totale oppervlakte van de constructieonderdelen, waarvoor volgens de artikelen 2.67 tot en met 2.69 een eis geldt, die eis niet van toepassing.
Bijlage 1
pagina 5
Dfl Dfl Dfl
‘ONTWERPEN, INSTALLEREN EN BEHEREN VAN INSTALLATIES’ BIJZONDER DEEL ONTWERPEN EN INSTALLEREN VAN VENTILATIEVOORZIENINGEN VAN WONINGEN, BASISSCHOLEN EN KINDEROPVANG Beoordelingsrichtlijn Deel 6000-10 d.d. 26 september 2014 __________________________________________________________________________________
T.2
01
4
BB artikel 2.73 Verbouw 1. Op het geheel of gedeeltelijk vernieuwen of veranderen of het vergroten van een bouwwerk zijn de artikelen 2.67, 2.68, eerste, tweede, vierde en vijfde lid, 2.69 en 2.71 van overeenkomstige toepassing, waarbij in plaats van het in die artikelen aangegeven niveau van eisen wordt uitgegaan van het rechtens verkregen niveau. 2. In afwijking van het eerste lid wordt bij het geheel of gedeeltelijk vernieuwen of veranderen of vergroten van een bouwwerk bij toepassing van artikel 2.67, eerste lid, niet uitgegaan van het rechtens verkregen niveau.
OK
BB artikel 2.74 Tijdelijke bouw Op het bouwen van een tijdelijk bouwwerk zijn de artikelen 2.68, derde lid, en 2.71 van toepassing.
RS
IE
Afdeling 2.12. Vluchtroutes § 2.12.1. Nieuwbouw BB artikel 2.101 Aansturingsartikel 1. Een te bouwen bouwwerk heeft zodanige vluchtroutes dat bij brand een veilige plaats kan worden bereikt. 2. Voor zover voor een gebruiksfunctie in tabel 2.101 voorschriften zijn aangewezen, wordt voor die gebruiksfunctie aan de in het eerste lid gestelde eis voldaan door toepassing van die voorschriften en de krachtens die bepalingen gegeven voorschriften. Tabel 2.101
leden van toepassing
VE
gebruiksfunctie
grenswaarden
inrichting vluchtroute
2
Woonfunctie a woonwagen andere woonfunctie b andere woonfunctie Bijeenkomstfunctie a voor kinderopvang met bedgebied b
6 8 9 11
-
-
-
-
-
-
-
8
-
-
-
12
*
*
1
2
3
4
5
6
7
8
–
10
–
12
*
*
2,3
1
2
3
–
5
6
–
8
–
–
–
12
*
*
2,3
1
2
3
–
5
6
–
8
–
–
–
12
*
*
2,3
1 1 1 1
2 2 2 2
3 3 3 3
– – – –
5 5 5 5
6 6 6 6
– – – –
8 8 8 8
– – – –
– – – –
– – – –
12 12 12 12
* * * *
* * * *
2,3 2,3 2,3 2,1
1
KR IT
1
inrichting vluchtroute 2.107 8 [m] 2,1
2
3
IEK
artikel lid
andere bijeenkomstfunctie
Kantoorfunctie Onderwijsfunctie Sportfunctie Overige gebruiksfunctie
4
5
6
2.107 7 8
verbouw
tijdelijke bouw
9
10
11
12
2.109 *
2.110 *
BB artikel 2.107 Inrichting vluchtroute 1. De volgens NEN 6068 bepaalde weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag tussen een besloten ruimte waardoor een beschermde of extra beschermde vluchtroute voert en de in de vluchtrichting aansluitende besloten ruimte is ten minste 20 minuten, waarbij voor de bepaling van de brandwerendheid met betrekking tot de scheidende functie van een scheidingsconstructie uitsluitend rekening wordt gehouden met het beoordelingscriterium vlamdichtheid met betrekking tot de afdichting.
Bijlage 1
pagina 6
‘ONTWERPEN, INSTALLEREN EN BEHEREN VAN INSTALLATIES’ BIJZONDER DEEL ONTWERPEN EN INSTALLEREN VAN VENTILATIEVOORZIENINGEN VAN WONINGEN, BASISSCHOLEN EN KINDEROPVANG Beoordelingsrichtlijn Deel 6000-10 d.d. 26 september 2014 __________________________________________________________________________________
RS
IE
5.
OK
4.
T.2
01
3.
De volgens NEN 6068 bepaalde weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag tussen de twee ruimten als bedoeld in artikel 2.106, eerste lid, is ten minste 30 minuten. Bij ministeriële regeling kunnen voorschriften worden gegeven over de rookdoorgang tussen: a. een beschermde of extra beschermde vluchtroute en de in de vluchtrichting aansluitende besloten ruimte, en b. tussen twee vluchtroutes als bedoeld in artikel 2.106, eerste lid, die door verschillende ruimten voeren. Per bouwlaag is de permanente vuurlast van een trappenhuis waardoor een beschermde of een extra beschermde vluchtroute voert, met inbegrip van de vanuit dat trappenhuis direct bereikbare besloten ruimten, ten hoogste 3.500 MJ. Bij de bepaling van de vuurlast blijft een besloten ruimte buiten beschouwing als de weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag tussen die ruimte en het trappenhuis ten minste 30 minuten is, bepaald volgens NEN 6068. Bij de in rekening te brengen vuurlast van de dakconstructie op de bovenste bouwlaag van het trappenhuis waardoor geen veiligheidsvluchtroute voert, wordt een reductie van 50% toegepast. Dit geldt niet voor een trappenhuis als bedoeld in artikel 2.104, vierde lid. Per bouwlaag is de permanente vuurlast van een besloten ruimte waardoor een veiligheidsvluchtroute voert, met inbegrip van de vanuit die ruimte direct bereikbare besloten ruimten, ten hoogste 3.500 MJ. Bij de bepaling van de vuurlast blijft een besloten ruimte buiten beschouwing als de weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag tussen die ruimte en de ruimte waardoor de veiligheidsvluchtroute voert ten minste 30 minuten is, bepaald volgens NEN 6068.
4
2.
VE
BB artikel 2.109 Verbouw Op het gedeeltelijk vernieuwen of veranderen of het vergroten van een bouwwerk zijn de artikelen 2.102 tot en met 2.108 van overeenkomstige toepassing, waarbij in plaats van het in die artikelen aangegeven niveau van eisen wordt uitgegaan van het rechtens verkregen niveau.
IEK
BB artikel 2.110 Tijdelijke bouw Op het bouwen van een tijdelijk bouwwerk zijn de artikelen 2.102 tot en met 2.106 en 2.108 van toepassing.
KR IT
Afdeling 3.2. Bescherming tegen geluid van installaties, nieuwbouw BB artikel 3.7 Aansturingsartikel 1. Een te bouwen bouwwerk biedt bescherming tegen geluid van installaties. 2. Voor zover voor een gebruiksfunctie in tabel 3.7 voorschriften zijn aangewezen, wordt voor die gebruiksfunctie aan de in het eerste lid gestelde eis voldaan door toepassing van die voorschriften.
Bijlage 1
pagina 7
‘ONTWERPEN, INSTALLEREN EN BEHEREN VAN INSTALLATIES’ BIJZONDER DEEL ONTWERPEN EN INSTALLEREN VAN VENTILATIEVOORZIENINGEN VAN WONINGEN, BASISSCHOLEN EN KINDEROPVANG Beoordelingsrichtlijn Deel 6000-10 d.d. 26 september 2014 __________________________________________________________________________________ Tabel 3.7
4
grens-
2
01
zelfde perceel
tijdelijke bouw
T.2
artikel 3.8 3.9 1 lid *
verbouw
zelfde perceel
leden van toepassing waarden
aangrenzend perceel
gebruiksfunctie
3.10 3.11 3.9 * *
2
[dB] 30
*
1
2
*
*
*
1
2
*
*
*
1
-
*
*
*
1
-
*
*
-
*
1
2
*
*
*
1
-
*
*
*
1
-
*
*
35 -
35 -
OK
1 Woonfunctie 2 Bijeenkomstfunctie a voor kinderopvang b andere bijeenkomstfunctie 6 Kantoorfunctie 8 Onderwijsfunctie 9 Sportfunctie 11 Overige gebruiksfunctie
RS
IE
RBB artikel 5.7 NEN 5077 Bij toepassing van NEN 5077 geldt dat in afwijking van tabel 6 de standen van de ventilatieopeningen en van de mechanische ventilatie alle ’open’ respectievelijk ‘aan’ zijn.
VE
BB artikel 3.8 Aangrenzend perceel Een toilet met waterspoeling, een kraan, een mechanisch ventilatiesysteem, een warmwatertoestel, een installatie voor het verhogen van waterdruk of een lift veroorzaakt in een op een aangrenzend perceel gelegen verblijfsgebied een volgens NEN 5077 [8] bepaald karakteristiek installatie-geluidsniveau van ten hoogste 30 dB. Dit geldt niet voor een op een aangrenzend perceel gelegen lichte industriefunctie of een overige gebruiksfunctie.
KR IT
IEK
BB artikel 3.9 Zelfde perceel 1. Een toilet met waterspoeling, een kraan, een mechanische voorziening voor luchtverversing, een warmwatertoestel, een installatie voor verhoging van waterdruk of een lift veroorzaakt in een niet-gemeenschappelijke verblijfsruimte van een aangrenzende op hetzelfde perceel gelegen woonfunctie een volgens NEN 5077 [8] bepaald karakteristiek installatiegeluidsniveau van ten hoogste 30 dB. 2. Een mechanische voorziening voor luchtverversing, warmteopwekking of warmteterugwinning veroorzaakt in een verblijfsgebied van de gebruiksfunctie een volgens NEN 5077 bepaald karakteristiek installatiegeluidsniveau van ten hoogste de in tabel 3.7 aangegeven waarde. BB artikel 3.10 Verbouw Op gedeeltelijk vernieuwen of veranderen of het vergroten van een bouwwerk zijn de artikelen 3.8 en 3.9 van overeenkomstige toepassing, waarbij wordt uitgegaan van een niveau van eisen dat 10 dB lager is dan het in die artikelen aangegeven niveau. BB artikel 3.11 Tijdelijke bouw Op het bouwen van een tijdelijk bouwwerk zijn de artikelen 3.8 en 3.9, van overeenkomstige toepassing, waarbij wordt uitgegaan van een niveau van eisen dat 10 dB lager is dan het in die artikelen aangegeven niveau.
Bijlage 1
pagina 8
‘ONTWERPEN, INSTALLEREN EN BEHEREN VAN INSTALLATIES’ BIJZONDER DEEL ONTWERPEN EN INSTALLEREN VAN VENTILATIEVOORZIENINGEN VAN WONINGEN, BASISSCHOLEN EN KINDEROPVANG Beoordelingsrichtlijn Deel 6000-10 d.d. 26 september 2014 __________________________________________________________________________________
4
Afdeling 3.6. Luchtverversing § 3.6.1. Nieuwbouw
T.2
01
BB artikel 3.28 Aansturingsartikel 1. Een te bouwen bouwwerk heeft een zodanige voorziening voor luchtverversing dat het ontstaan van een voor de gezondheid nadelige kwaliteit van de binnenlucht wordt voorkomen. 2. Voor zover voor een gebruiksfunctie in tabel 3.28 voorschriften zijn aangewezen, wordt voor die gebruiksfunctie aan de in het eerste lid gestelde eis voldaan door toepassing van die voorschriften.
tijdelijke bouw
verbouw
luchtkwaliteit
luchtverversing overige ruimten
RS
regelbaarheid
IE
thermisch comfort
plaats van de opening
leden van toepassing
luchtverversing verblijfsgebied, verblijfsruimte, toiletruimte en badruimte
gebruiksfunctie
capaciteit per persoon
grenswaarden
OK
Tabel 3.28
[dm3/s per persoon]
1 2 - 4 5 6 7
*
1 2 3 1 2 3 4 - - - 1 2 3 1 2 3 4 5 - 7 8 - 1
2
*
-
-
7 7 7 7 7
* * * * *
1 1 1 1 1
1 1 1 1 1
2 2 2 2 2
* * * -
6,5 4 6,5 8,5 6,5
- - - - - 6 7 - - - - - 6 7
-
- - - - 2 3 4 5 - - - - - - - - 4 5 - 7 8 9 1 - - - - 2 3 4 - - - - - - - - - 4 5 - 7 8 - 1
2 2
-
-
-
3 3 3 3 3
4 4 4 4 4
-
6 6 6 6 6
2 2 2 2 2
3 3 3 3 3
-
2 2 2 2 2
3 3 3 3 3
4 4 4 4 4
-
-
-
1 1 1 1 1
2 2 2 2 2
3 3 3 3 3
1 1 1 1 1
-
-
4 4 4 4 4
5 5 5 5 5
-
7 7 7 7 7
8 8 8 8 8
-
KR IT
IEK
1 Woonfunctie 2 Bijeenkomstfunctie a voor kinderopvang b. andere bijeenkomstfunctie 6 Kantoorfunctie 8 Onderwijsfunctie 9 Sportfunctie 11 Overige gebruiksfunctie a. voor het stallen van motorvoertuigen b. andere overige gebruiksfunctie
VE
artikel 3.29 3.30 3.31 3.32 3.33 3.34 3.35 3.36 3.29 lid 1 2 3 4 5 6 7 * 1 2 3 1 2 3 4 5 6 7 1 2 3 1 2 3 4 5 6 7 8 9 1 2 * 3
BB artikel 3.29 Luchtverversing verblijfsgebied, verblijfsruimte, toiletruimte en badruimte 1. Een verblijfsgebied heeft een voorziening voor luchtverversing met een volgens NEN 1087 [3] bepaalde capaciteit van ten minste 0,9 dm³/s per m² vloeroppervlakte met een minimum van 7 dm³/s. 2. Een verblijfsruimte heeft een voorziening voor luchtverversing met een volgens NEN 1087 bepaalde capaciteit van ten minste 0,7 dm³/s per m² vloeroppervlakte met een minimum van 7 dm³/s. 3. Een verblijfsgebied en een verblijfsruimte heeft een voorziening voor luchtverversing met een volgens NEN 1087 bepaalde capaciteit van ten minste de in tabel 3.28 aangegeven capaciteit per persoon. 4. Onverminderd het eerste tot en met derde lid heeft een verblijfsgebied of een verblijfsruimte, met een opstelplaats voor een kooktoestel als bedoeld in artikel 4.38 een voorziening voor luchtverversing met een volgens NEN 1087 bepaalde capaciteit van ten minste 21 dm³/s. Bijlage 1
pagina 9
‘ONTWERPEN, INSTALLEREN EN BEHEREN VAN INSTALLATIES’ BIJZONDER DEEL ONTWERPEN EN INSTALLEREN VAN VENTILATIEVOORZIENINGEN VAN WONINGEN, BASISSCHOLEN EN KINDEROPVANG Beoordelingsrichtlijn Deel 6000-10 d.d. 26 september 2014 __________________________________________________________________________________ Een voorziening voor luchtverversing voor meer dan een verblijfsgebied heeft een capaciteit die niet kleiner is dan de hoogste waarde die volgens het eerste en derde lid geldt voor elk afzonderlijk verblijfsgebied. In aanvulling daarop is de capaciteit niet kleiner dan 70% van de som van de waarden die volgens het eerste, derde en vierde lid gelden voor de op die voorziening aangewezen verblijfsgebieden. Een toiletruimte heeft een voorziening voor luchtverversing met een capaciteit van ten minste 7 dm³/s, bepaald volgens NEN 1087. Een badruimte heeft een voorziening voor luchtverversing met een capaciteit van ten minste 14 dm³/s, bepaald volgens NEN 1087.
7.
T.2
6.
01
4
5.
OK
BB artikel 3.30 Thermisch comfort De toevoer van verse lucht veroorzaakt in de leefzone van een verblijfsgebied een volgens NEN 1087 [3] bepaalde luchtsnelheid die niet groter is dan 0,2 m/s.
VE
RS
IE
BB artikel 3.31 Regelbaarheid 1. Een voorziening voor natuurlijke toevoer van verse lucht is regelbaar in het gebied van 0% tot 30% van de capaciteit als bedoeld in artikel 3.29 en heeft, bepaald volgens NEN 1087 [3], naast een laagste stand van ten hoogste 10% van die capaciteit en een stand van 100% van die capaciteit, ten minste twee regelstanden in het regelgebied die onderling ten minste 10% in capaciteit verschillen. 2. Een voorziening voor mechanische toevoer van verse lucht heeft een dichtstand, is regelbaar in het gebied van 10% tot 100% van de capaciteit als bedoeld in artikel 3.29 en heeft naast een laagste stand van ten hoogste 10% van die capaciteit en een stand van 100% van die capaciteit ten minste een regelstand in het regelgebied. 3. Een voorziening voor toevoer van verse lucht als bedoeld in het eerste en tweede lid mag zelfregelend zijn in het regelgebied.
KR IT
IEK
BB artikel 3.32 Luchtverversing overige ruimten 1. Een gemeenschappelijke verkeersruimte heeft een niet afsluitbare voorziening voor luchtverversing met een volgens NEN 1087 [3] bepaalde capaciteit van ten minste 0,5 dm³/s per m² vloeroppervlakte van die ruimte. 2. Een ruimte met een opstelplaats voor een gasmeter heeft een niet afsluitbare voorziening voor luchtverversing met een volgens NEN 1087 bepaalde capaciteit van ten minste 1 dm³/s per m² vloeroppervlakte van die ruimte, met een minimum van 2 dm³/s. 3. Een schacht voor een lift heeft een niet afsluitbare voorziening voor luchtverversing met een volgens NEN 1087 bepaalde capaciteit van ten minste 3,2 dm³/s per m² vloeroppervlakte van die liftschacht. 4. Een opslagruimte voor huishoudelijk afval met een vloeroppervlakte van meer dan 1,5 m² heeft een niet afsluitbare voorziening voor luchtverversing met een volgens NEN 1087 bepaalde capaciteit van ten minste 10 dm³/s per m² vloeroppervlakte van die ruimte. 5. Een stallingruimte voor motorvoertuigen heeft een niet afsluitbare voorziening voor luchtverversing met een volgens NEN 1087 bepaalde capaciteit van ten minste 3 dm³/s per m² vloeroppervlakte van die ruimte. BB artikel 3.33 Plaats van de opening 1. De volgens NEN 1087 [3] bepaalde verdunningsfactor van de uitstoot van een afvoervoorziening voor luchtverversing heeft ter plaatse van een instroomopening voor de toevoer van verse lucht voor een voorziening voor luchtverversing als bedoeld in artikel 3.29 ten hoogste de in tabel 3.33 aangegeven waarde. Bij de bepaling van de verdunningsfactor blijven afvoer-voorzieningen en belemmeringen die op een ander perceel liggen buiten beschouwing. Bijlage 1
pagina 10
‘ONTWERPEN, INSTALLEREN EN BEHEREN VAN INSTALLATIES’ BIJZONDER DEEL ONTWERPEN EN INSTALLEREN VAN VENTILATIEVOORZIENINGEN VAN WONINGEN, BASISSCHOLEN EN KINDEROPVANG Beoordelingsrichtlijn Deel 6000-10 d.d. 26 september 2014 __________________________________________________________________________________ De volgens NEN 2757 [6] bepaalde verdunningsfactor van de uitstoot van een afvoervoorziening voor rookgas heeft ter plaatse van een instroomopening voor de toevoer van verse lucht voor een voorziening voor luchtverversing als bedoeld in artikel 3.29 ten hoogste de in tabel 3.33 aangegeven waarde. Bij de bepaling van de verdunningsfactor blijven afvoervoorzieningen en belemmeringen die op een ander perceel liggen buiten beschouwing.
01
4
2.
Een instroomopening en een uitmonding van een voorziening voor luchtverversing liggen op een afstand van ten minste 2 m van de perceelsgrens, gemeten loodrecht op de uitwendige scheidingsconstructie van de gebruiksfunctie. Dit geldt niet voor een in een dak gelegen instroomopening of uitmonding. Indien het perceel waarop de gebruiksfunctie ligt, grenst aan een openbare weg, openbaar water of openbaar groen, wordt die afstand aangehouden tot het hart van die weg, dat water of dat groen.
IE
3.
OK
T.2
Tabel 3.33 Verdunningsfactoren voor verschillende soorten afvoeren. soort afvoer verdunningsfactor Luchtverversing 0,01 Afvoervoorziening voor rookgas bij gasgestookte toestellen 0,01 Afvoervoorziening voor rookgas bij toestellen met andere brandstoffen 0,0015
KR IT
IEK
VE
RS
BB artikel 3.34 Luchtkwaliteit 1. De toevoer van de in artikel 3.29 bedoelde hoeveelheid verse lucht naar een verblijfsgebied vindt rechtstreeks van buiten plaats. 2. In afwijking van het eerste lid mag, bij de toevoer van verse lucht naar een nietgemeenschappelijk verblijfsgebied, ten hoogste 50% van de in artikel 3.29 bedoelde hoeveelheid via een niet-gemeenschappelijk verblijfsgebied of niet-gemeenschappelijke verkeersruimte van dezelfde gebruiksfunctie worden aangevoerd. 3. De toevoer van verse lucht naar een gemeenschappelijke verkeersruimte vindt rechtstreeks van buiten plaats. Afvoer van binnenlucht uit een dergelijke ruimte vindt rechtstreeks naar buiten plaats. 4. De toevoer van verse lucht naar een schacht voor een lift vindt rechtstreeks van buiten plaats, of via de liftmachineruimte van buiten. Afvoer van binnenlucht uit een dergelijke ruimte vindt rechtstreeks naar buiten plaats, of via de liftmachineruimte naar buiten. 5. De toevoer van verse lucht naar een opslagruimte voor huishoudelijk afval vindt rechtstreeks van buiten plaats en de afvoer van binnenlucht rechtstreeks naar buiten. 7. Ten minste 21 dm³/s van de capaciteit van de afvoer van binnenlucht uit een verblijfsgebied of een verblijfsruimte waarin zich een opstelplaats voor een kooktoestel, als bedoeld in artikel 3.29, vierde lid, bevindt, wordt rechtstreeks naar buiten afgevoerd. 8. De afvoer van binnenlucht uit een toiletruimte of een badruimte vindt rechtstreeks naar buiten plaats. 9. De afvoer van binnenlucht uit een stallingruimte voor motorvoertuigen vindt rechtstreeks naar buiten plaats. BB artikel 3.35 Verbouw 1. Op het gedeeltelijk vernieuwen of veranderen of het vergroten van een bouwwerk zijn de artikelen 3.29 tot en met 3.34 van overeenkomstige toepassing, waarbij in plaats van het in die artikelen aangegeven niveau van eisen wordt uitgegaan van het rechtens verkregen niveau. 2. In afwijking van het eerste lid mag bij het installeren van een afvoervoorziening voor rookgas bij toepassing van artikel 3.33, tweede lid, niet worden uitgegaan van het rechtens verkregen niveau. Bijlage 1
pagina 11
‘ONTWERPEN, INSTALLEREN EN BEHEREN VAN INSTALLATIES’ BIJZONDER DEEL ONTWERPEN EN INSTALLEREN VAN VENTILATIEVOORZIENINGEN VAN WONINGEN, BASISSCHOLEN EN KINDEROPVANG Beoordelingsrichtlijn Deel 6000-10 d.d. 26 september 2014 __________________________________________________________________________________
01
4
BB artikel 3.36 Tijdelijke bouw Op het bouwen van een tijdelijk bouwwerk zijn de artikelen 3.29 tot en met 3.34 van toepassing.
OK
T.2
Afdeling 4.1. Verblijfsgebied en verblijfsruimte § 4.1.1. Nieuwbouw BB artikel 4.1. Aansturingsartikel 1. Een te bouwen bouwwerk heeft een verblijfsgebied waarin de voor de gebruiksfunctie kenmerkende activiteiten in een of meer verblijfsruimten kunnen plaatsvinden. 2. Voor zover voor een gebruiksfunctie in tabel 4.1 voorschriften zijn aangewezen, wordt voor die gebruiksfunctie aan de in het eerste lid gestelde eis voldaan door toepassing van die voorschriften. 3. Het eerste lid is niet van toepassing op de gebruiksfuncties waarvoor in tabel 4.1 geen voorschrift is aangewezen. Tabel 4.1
leden van toepassing
1 1 – – – – –
IEK
2 6 8 9 11
Woonfunctie a woonwagen b andere woonfunctie Bijeenkomstfunctie Kantoorfunctie Onderwijsfunctie Sportfunctie Overige gebruiksfunctie
1
2
4.3 1
2 2 2 2 2 2 –
1 1 1 1 1 1 –
2
2 2 2 2 2 2 –
3
3 3 – – – – –
verbouw
4.4 4
4 4 – – – – –
5
– – – – – – –
6
6 6 6 6 6 6 –
*
* * * * * * –
afmetingen verblijfsgebied en verblijfsruimte 4.3 1 2 6 [m2]
[m]
[m]
5 5 5 5 5 5 –
1,8 1,8 1,8 1,8 1,8 1,8 –
2,2 2,6 2,6 2,6 2,6 2,6 –
BB artikel 4.2. Aanwezigheid 1. Een woonfunctie heeft een vloeroppervlakte van ten minste 18 m2 aan niet-gemeenschappelijk verblijfsgebied. 2. Ten minste 55% van de gebruiksoppervlakte van een gebruiksfunctie is verblijfsgebied.
KR IT
1
4.2
VE
artikel lid
afmetingen verblijfsgebied en verblijfsruimte
RS
aanwezigheid
grenswaarden
IE
gebruiksfunctie
BB artikel 4.3. Afmetingen verblijfsgebied en verblijfsruimte 1. Een verblijfsgebied heeft ten minste de in tabel 4.1 aangegeven vloeroppervlakte. 2. Een verblijfsgebied heeft ten minste de in tabel 4.1 aangegeven breedte. 3. Een verblijfsruimte heeft een breedte van ten minste 1,8 m. 4. In ten minste een verblijfsgebied ligt een verblijfsruimte met een vloeroppervlakte van ten minste 11 m2 bij een breedte van ten minste 3 m. 5. In afwijking van het eerste en tweede lid heeft een verblijfsgebied in een toegankelijkheidssector een verblijfsruimte met een vloeroppervlakte van ten minste 14 m2 bij een breedte van ten minste 3,2 m. 6. Een verblijfsgebied en een verblijfsruimte hebben ten minste de in tabel 4.1 aangegeven hoogte boven de vloer.
Bijlage 1
pagina 12
‘ONTWERPEN, INSTALLEREN EN BEHEREN VAN INSTALLATIES’ BIJZONDER DEEL ONTWERPEN EN INSTALLEREN VAN VENTILATIEVOORZIENINGEN VAN WONINGEN, BASISSCHOLEN EN KINDEROPVANG Beoordelingsrichtlijn Deel 6000-10 d.d. 26 september 2014 __________________________________________________________________________________
T.2
01
4
BB artikel 4.4. Verbouw Op het geheel of gedeeltelijk vernieuwen of veranderen of het vergroten van een bouwwerk zijn de artikelen 4.2 en 4.3 van overeenkomstige toepassing, waarbij in plaats van het in die artikelen aangegeven niveau van eisen bij de breedte en de vloeroppervlakte wordt uitgegaan van het rechtens verkregen niveau en bij de hoogte van 2,1 m.
IE
OK
Afdeling 4.2. Toiletruimte § 4.2.1. Nieuwbouw BB artikel 4.8. Aansturingsartikel 1. Een te bouwen bouwwerk heeft voldoende toiletruimten. 2. Voor zover voor een gebruiksfunctie in tabel 4.8 voorschriften zijn aangewezen, wordt voor die gebruiksfunctie aan de in het eerste lid gestelde eis voldaan door toepassing van die voorschriften. 3. Het eerste lid is niet van toepassing op de gebruiksfuncties waarvoor in tabel 4.8 geen voorschrift is aangewezen. Tabel 4.8
leden van toepassing bereik baar heid 4.10 *
2 2 2
– – –
– – –
– – –
– – –
1 1 1
2 – –
3 3 3
– – –
* * *
[n] 1 1 1
[m] 2,3 2,1 2,3
– – – – – – –
3 – – 3 3 – –
4 4 4 4 4 4 –
– – – – – – –
– * – – – – –
– 1 1 1 1 1 –
– 2 2 2 2 2 –
– 3 3 3 3 3 –
– – – – – – –
* * * * * * –
2 2 2 2 2 2 –
– 2,3 2,3 2,3 2,3 2,3 –
aanwezigheid
6 8 9 11
1 1 1
IEK
2
Woonfunctie a voor zorg met een g.o. > 500 m2 b woonwagen c andere woonfunctie Bijeenkomstfunctie a voor kinderopvang b voor alcoholgebruik c andere bijeenkomstfunctie Kantoorfunctie Onderwijsfunctie Sportfunctie Overige gebruiksfunctie
KR IT
1
4.9 1
2
3
VE
artikel lid
grenswaarden
RS
gebruiksfunctie
1 1 1 1 1 1 –
4
5
afmetingen
verbouw
aanwezig heid
afmetin gen
4.12
4.9
4.11 3
4.11 1 2
3
4
*
1
BB artikel 4.9. Aanwezigheid 1. Een gebruiksfunctie heeft ten minste het in tabel 4.8 aangegeven aantal toiletruimten. 2. Op een toiletruimte zijn niet meer dan vijf woonfuncties aangewezen. Op een dergelijke toiletruimte zijn uitsluitend woonfuncties of een nevenfunctie daarvan aangewezen. 3. Op een toiletruimte zijn niet meer dan 30 personen aangewezen. 4. In afwijking van het eerste lid kan met een toiletruimte worden volstaan, indien op die toiletruimte niet meer dan 15 personen zijn aangewezen. 5. Op een toiletruimte zijn niet meer dan zes logiesverblijven aangewezen. BB artikel 4.10. Bereikbaarheid Een toiletruimte is niet rechtstreeks toegankelijk vanuit een verblijfsruimte van een bijeenkomstfunctie voor alcoholgebruik.
Bijlage 1
pagina 13
‘ONTWERPEN, INSTALLEREN EN BEHEREN VAN INSTALLATIES’ BIJZONDER DEEL ONTWERPEN EN INSTALLEREN VAN VENTILATIEVOORZIENINGEN VAN WONINGEN, BASISSCHOLEN EN KINDEROPVANG Beoordelingsrichtlijn Deel 6000-10 d.d. 26 september 2014 __________________________________________________________________________________
T.2
01
4
BB artikel 4.11 Afmetingen 1. Een toiletruimte als bedoeld in artikel 4.9, heeft een vloeroppervlakte van ten minste 0,9 m x 1,2 m. 2. In afwijking van het eerste lid heeft een integraal toegankelijke toiletruimte een vloeroppervlakte van ten minste 1,65 m x 2,2 m. 3. Een vloeroppervlakte als bedoeld in het eerste en tweede lid heeft boven die vloer ten minste de in tabel 4.8 aangegeven hoogte. 4. Het eerste lid is niet van toepassing op een toiletruimte in een cel.
OK
BB artikel 4.12. Verbouw Op het geheel of gedeeltelijk vernieuwen of veranderen of het vergroten van een bouwwerk zijn de artikelen 4.9 tot en met 4.11 van overeenkomstige toepassing, waarbij in plaats van het in die artikelen aangegeven niveau van eisen bij de breedte en de vloeroppervlakte wordt uitgegaan van het rechtens verkregen niveau en bij de hoogte van 2 m.
Tabel 4.17 gebruiksfunctie
VE
RS
IE
Afdeling 4.3. Badruimte, nieuwbouw BB artikel 4.17. Aansturingsartikel 1. Een te bouwen bouwwerk heeft voldoende badruimten. 2. Voor zover voor een gebruiksfunctie in tabel 4.17 voorschriften zijn aangewezen, wordt voor die gebruiksfunctie aan de in het eerste lid gestelde eis voldaan door toepassing van die voorschriften. 3. Het eerste lid is niet van toepassing op de gebruiksfuncties waarvoor in tabel 4.17 geen voorschrift is aangewezen.
2 6 8 9 11
Woonfunctie a woonwagen b voor zorg met een g.o. > 500 m2 c andere woonfunctie Bijeenkomstfunctie Kantoorfunctie Onderwijsfunctie Sportfunctie Overige gebruiksfunctie
KR IT
1
aanwezigheid 4.18 *
IEK
artikel lid
* * * – – – – –
leden van toepassing
grenswaarden
afmetingen 4.19 1 2 3
4
5
6
verbouw 4.20 *
– 3 – – – – – –
– 4 – – – – – –
5 5 5 – – – – –
– – – – – – – –
* * * – – – – –
1 1 1 – – – – –
2 2 2 – – – – –
afmetingen 4.19 5 [m] 2,1 2,3 2,3 – – – – –
BB artikel 4.18. Aanwezigheid Een gebruiksfunctie heeft ten minste een badruimte. BB artikel 4.19. Afmetingen 1. Een badruimte als bedoeld in artikel 4.18 heeft een vloeroppervlakte van ten minste 1,6 m2 en een breedte van ten minste 0,8 m. 2. Een badruimte als bedoeld in artikel 4.18 die is samengevoegd met een toiletruimte als bedoeld in artikel 4.9 heeft een vloeroppervlakte van ten minste 2,2 m2 en een breedte van ten minste 0,9 m.
Bijlage 1
pagina 14
‘ONTWERPEN, INSTALLEREN EN BEHEREN VAN INSTALLATIES’ BIJZONDER DEEL ONTWERPEN EN INSTALLEREN VAN VENTILATIEVOORZIENINGEN VAN WONINGEN, BASISSCHOLEN EN KINDEROPVANG Beoordelingsrichtlijn Deel 6000-10 d.d. 26 september 2014 __________________________________________________________________________________ Een integraal toegankelijke badruimte heeft een vloeroppervlakte van ten minste 1,6 m x 1,8 m.
4.
Een integraal toegankelijke badruimte die is samengevoegd met een toiletruimte heeft een vloeroppervlakte van ten minste 2,2 m x 2,2 m. Een vloeroppervlakte als bedoeld in het eerste tot en met vierde lid, heeft boven die vloer ten minste de in tabel 4.17 aangegeven hoogte. Het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing op een badruimte in een cel.
6.
01
T.2
5.
4
3.
OK
BB artikel 4.20. Verbouw Op het gedeeltelijk vernieuwen of veranderen of het vergroten van een bouwwerk zijn de artikelen 4.18 en 4.19 van overeenkomstige toepassing waarbij in plaats van het in die artikelen aangegeven niveau van eisen bij de breedte en de vloeroppervlakte wordt uitgegaan van het rechtens verkregen niveau en bij de hoogte van 2 m.
Tabel 4.21 gebruiksfunctie
VE
RS
IE
Afdeling 4.4. Bereikbaarheid en toegankelijkheid, nieuwbouw BB artikel 4.21. Aansturingsartikel 1. Een te bouwen bouwwerk heeft voldoende bereikbare en toegankelijke ruimten. 2. Voor zover voor een gebruiksfunctie in tabel 4.21 voorschriften zijn aangewezen, wordt voor die gebruiksfunctie aan de in het eerste lid gestelde eis voldaan door toepassing van die voorschriften. 3. Het eerste lid is niet van toepassing op de gebruiksfuncties waarvoor in tabel 4.21 geen voorschrift is aangewezen.
2
6 8 9 11
Woonfunctie a woonwagen b voor zorg met een g.o. > 500 m2 c andere woonfunctie Bijeenkomstfunctie a voor alcoholgebruik b andere bijeenkomstfunctie Kantoorfunctie Onderwijsfunctie Sportfunctie Overige gebruiksfunctie
KR IT
1
IEK
artikel lid
leden van toepassing
vrije doorgang verkeersroute 4.23 1 2 3 4 5
grenswaarden
6
1 1 1
– 2 2
– 3 3
– 4 4
– 5 5
– 6 6
1 1 1 1 1 –
– – – – – –
– – – – – –
– – – – – –
– – – – – –
6 6 6 6 6 –
vrije doorgang verkeersroute 4.22 en 4.23 1 [m] 2,1 2,3 2,3 2,3 2,3 2,3 2,3 2,3 –
BB artikel 4.23. Vrije doorgang verkeersroute 1. Een verkeersroute die begint bij een doorgang als bedoeld in artikel 4.22, loopt door een ruimte met een vrije breedte van ten minste 0,85 m en ten minste de in tabel 4.21 aangegeven vrije hoogte. Dit geldt niet voor zover de verkeersroute over een trap voert. 2. Indien de in het eerste lid bedoelde ruimte een gemeenschappelijke verkeersruimte is, is de vrije breedte ten minste 1,2 m. Dit geldt niet voor zover de verkeersroute over een trap voert. 3. Een toegang van een woongebouw als bedoeld in artikel 4.27 ontsluit een gemeenschappelijke verkeersruimte die bij die toegang over een lengte van ten minste 1,5 m een vrije doorgang heeft met een breedte van ten minste 1,5 m. Bijlage 1
pagina 15
‘ONTWERPEN, INSTALLEREN EN BEHEREN VAN INSTALLATIES’ BIJZONDER DEEL ONTWERPEN EN INSTALLEREN VAN VENTILATIEVOORZIENINGEN VAN WONINGEN, BASISSCHOLEN EN KINDEROPVANG Beoordelingsrichtlijn Deel 6000-10 d.d. 26 september 2014 __________________________________________________________________________________
T.2
6.
4
5.
Aan een doorgang van een liftschacht grenst een ruimte met een vloeroppervlakte van ten minste 1,5 m x 1,5 m. In aanvulling op het tweede lid, heeft een gemeenschappelijke verkeersruimte, over een lengte van 1,5 m een vrije doorgang met een breedte van ten minste 1,5 m. Dit geldt niet indien een rolstoelgebruiker vanuit die verkeersruimte zonder te keren het aansluitende terrein kan bereiken. Indien de in het eerste lid bedoelde ruimte in een toegankelijkheidssector ligt, is de vrije breedte ten minste 1,2 m.
01
4.
OK
Afdeling 6.13. Technische bouwsystemen BB artikel 6.54 Aansturingsartikel 1. Technische bouwsystemen in bestaande gebouwen voldoen na verbouw aan eisen ten behoeve van een optimaal energiegebruik. 2. Aan de in het eerste lid gestelde eis wordt voldaan door toepassing van de voorschriften in deze afdeling.
VE
RS
IE
BB artikel 6.55 Verbouw 1. Bij het geheel of gedeeltelijk vernieuwen of veranderen of het vergroten van een technisch bouwsysteem, waarbij het systeemrendement wordt beïnvloed, is het rechtens verkregen niveau van toepassing met dien verstande dat het rendement van dat systeem niet lager is dan aangegeven in tabel 6.55 en wat betreft het in die tabel genoemde ventilatiesysteem niet hoger is dan aangegeven in die tabel. 2. Indien een technisch bouwsysteem bestaat uit een combinatie van de in tabel 6.55 opgenomen bouwsystemen is in afwijking van het eerste lid, het systeemrendement van dat systeem niet lager dan het rendement naar rato berekend op basis van de in die tabel opgenomen rendementen van de systemen die deel uitmaken van de combinatie. 3. Bij ministeriële regeling worden voorschriften gegeven over de bepaling van het in het eerste en tweede lid bedoelde systeemrendement.
IEK
Bouwbesluit 2012, Tabel 6.55 Grenswaarden systeemrendement Technisch bouwsysteem Systeemrendement
KR IT
Verwarmingssysteem voor woonfunctie, niet lokaal Verwarmingssysteem voor overige functies, niet lokaal Lokaal verwarmingssysteem Warmtapwatersysteem Koelsysteem Ventilatiesysteem met ventilatiecapaciteit > 5000 m3/h, uitgedrukt in W/(dm3/s)
0,71 0,65 0,63 0,29 0,75 2,50
Volgens artikel 3.3 van de Regeling Bouwbesluit 2012 [1b] moet het systeemrendement worden bepaald volgens bijlage III van de Regeling Bouwbesluit 2012.
Bijlage 1
pagina 16