GEO-INFO 2 Vakblad van Geo-Informatie Nederland
2012 - jaargang 9
pagina 4
Nieuwe trend: ‘Geospatial Business Intelligence’ pagina 12
Guidance pagina 26
25e ICA-congres in Parijs
Time Machine
SAGEO lanceert Geoplaza.nl De digitale marktplaats Geoplaza brengt studenten aan het mbo, hbo en wo laagdrempelig in contact met relevante werkgevers voor een stageplaats of eerste baan. Werkgevers hebben via Geoplaza in een vroeg stadium toegang tot nieuw talent. Daarnaast is ook uitwisseling van kennis en apparatuur en bemiddeling van gastdocentschappen mogelijk.
Geoplaza heeft geen winstoogmerk. Voor de studenten is Geoplaza een gratis service. De kosten die er zijn verbonden aan de ontwikkeling en exploitatie, worden gedragen door de deelnemende werkgevers: bedrijven en overheden betalen voor pakketten van diensten die ze via Geoplaza kunnen afnemen. Dit loopt uiteen van een bedrijfspresentatie, via het actief aanbieden van stages en vacatures, tot inzage in het volledige bestand van aangemelde studenten. Geoplaza is sinds vorige maand operationeel en wordt zowel bij werkgevers als studenten goed ontvangen. Tot de early adopters onder de werkgevers behoren onder meer Shell, Arcadis,
Facto Geo Meetdienst, Esri Nederland, Kadaster en Gemeente Rotterdam. Voor informatie: Marcel Oostland, projectmanager Geoplaza, 06-50680573. www.geoplaza.nl
Nieuwe Marktmonitor geosector in de maak Geobusiness Nederland komt met een nieuwe Marktmonitor. Ditmaal geen boekje, maar een dynamische monitor op internet. Voor de uitvoering is Heliview ingeschakeld. SAGEO zal samen met GeoBusiness Nederland bijdragen aan het onderzoek, met onderzoeksvragen én eigen marktonderzoek op het snijvlak van arbeidsmarkt en onderwijs. Een voorstel voor dit onderzoek door SAGEO wordt ter financiering voorgelegd aan de NCG.
Stichting Arbeidsmarkt Geo (SAGEO) levert een bijdrage aan een gezonde geosector door de mismatch tussen vraag en aanbod op de arbeidsmarkt aan te pakken. Onze aanpak is gebaseerd op drie pijlers: vernieuwing van het onderwijs, werving van jongeren voor het geovak, en bevorderen van samenwerking tussen onderwijs en werkgevers. Kijk voor meer informatie op
www.arbeidsmarktgeo.nl.
Inhoudsopgave
Guidance: effectiever boeren 12
Louis Smit en Roelof Keppel voor 2D luchtfoto-afdruk van Rotterdam 24
GIN-Werkgroep 15
Eerste-orde overgangswaterpassingen met slagen van meer dan een kilometer 17
Redactioneel - Ultiem boerengevoel in de grachtengordel?3 Interview - Nieuwe trend: ‘Geospatial Business Intelligence’ 4 Automatische generalisatie voor nieuwe productielijn Kadaster6 Column - Is de gouden periode voorbij? 11 Guidance: effectiever boeren 12 Verslag - Wegwijs & 25 jaar functioneel ontwerpen 15 Overgangswaterpassingen op een nieuw niveau 17
Wat doen mijn klasgenoten? 28
Open kaart - Kartografisch vuurwerk 20 Verslag - OGT studiemiddag 9 november 21 Column - Webservices zijn geen data 23 Interview - Smit en Keppel: vertrokken en aangetreden hoofdredacteur 24 Verslag - 25e ICA-congres in Parijs 26 De Reünie - Wat doen mijn klasgenoten 28 Bedrijven en diensten 30 Colofon33
Geo-Info 2012-2 1
Partners Geo-Informatie Nederland
Agenda GIN Bijeenkomst Regio Noord
Geo Spatial World Forum
Topografisch Geheugen
Onderwerpen: Gasunie-leidingen,
Geospatial Industry & World Economy
Tentoonstelling topstukken
Ring Groningen-Zuid en Apps
Datum: 23 t/m 27 april 2012
Uit de verzameling Nederlandse topografie
Datum: 20 februari 2012
Locatie: RAI Amsterdam
Datum: 13 januari t/m 27 april 2012
Tijd: 17.00 - 19.45 uur
Info en aanmelden:
Locatie: Universiteitsbibliotheek Leiden (Witte Singel 27)
Locatie: Gasunie Groningen (Concourslaan 17)
www.geospatialworldforum.org
Meer informatie: www.geo-info.nl Cursus MOVE3
Overheid & ICT
Gebruikersdag dg DIALOG Topografie
Datum: 17 april
Datum: 24-26 april
Datum: 6 juni
Tijd: 09.00 - 16.30 uur
Tijd: 10.00 - 17.00 uur
Tijd: 09.30 - 17.00 uur
Locatie: Hoofdkantoor Grontmij in De Bilt
(donderdag tot 16.00 uur)
Locatie: Beatrixgebouw in Utrecht
Meer informatie: www.software.grontmij.nl/
Locatie: Jaarbeurs in Utrecht, Hal 1
Meer informatie: software.grontmij.nl/OverGISICT/agenda/
OverGISICT/agenda/Pages/MOVE3-opleidings-
‘De elektronische overheid: Alive &
Pages/Gebruikersdag-dg-DIALOG-Topografie.aspx
dag.aspx
Kicking!’ Meer informatie: www.overheid-en-ict.nl
www.geo-info.nl
[email protected]
Foto omslag: Guidance: precisielandbouw (zie pag. 12)
Colofon Uitgever Geo-Informatie Nederland www.geo-info.nl Redactieadres Redactie Geo-Info Postbus 1058, 3860 BB Nijkerk Telefoon: (033) 247 3415 Fax: (033) 246 0470 E-mail:
[email protected] Redactie Geo-Info Hoofdredacteur: Roelof Keppel Plv. hoofdredacteur: vacant Redacteuren Adri den Boer Klaas van der Hoek Bart Huijbers Milo van der Linden Edward Mac Gillavry Ad van der Meer Ferjan Ormeling Frans Rip Eindredactie Motivation Office Support bv, Nijkerk
2 Geo-Info 2012-2
Inzenden kopij Indienen en publiceren van artikelen en berichten in overleg met de redactie. Zie ook www.geo-info.nl onder ‘Geo-Info’. Advertentie-exploitatie Murre Management Leen Murre Telefoon: 06 22697261 E-mail:
[email protected] Algemene e-mail:
[email protected] Advertentietarieven op aanvraag Vormgeving en druk Van de Ridder Druk & Print, Nijkerk www.vanderidder.nl Abonnementen / inlichtingen Postbus 1058, 3860 BB Nijkerk Telefoon: (033) 247 3415 Fax: (033) 246 0470 E-mail:
[email protected] Het doorgeven van adreswijzigingen uitsluitend schriftelijk of via e-mail. Een abonnement of lidmaatschap kan op elk gewenst moment ingaan en wordt voor een jaar aangegaan. Een abonnement of lidmaatschap
wordt automatisch verlengd, tenzij dit minimaal drie maanden voor de verlengingsdatum schriftelijk of per e-mail wordt opgezegd. Abonnementsprijzen per jaar voor 2012 Persoonlijk lidmaatschap: € 57 incl. 6% btw Abonnement op Geo-Info: € 103 incl. 6% btw Organisatielidmaatschap: € 232 incl. 6% btw Leden in het buitenland betalen extra kosten voor het toezenden van Geo-Info: binnen Europa € 32 (excl. 19% btw) en buiten Europa € 59 per jaar (excl. 19% btw). Kijk voor meer informatie op de website www.geo-info.nl Bij automatische incasso krijgt u een korting van € 2 per jaar. © 2012. Het overnemen evenals het vermenigvuldigen uit dit tijdschrift is slechts toegestaan na schriftelijke toestemming van redactie en auteur. ISSN 1572-5464 (print), ISSN 2211-0739 (online)
Redactioneel
Frans Rip
Ultiem boerengevoel in de grachtengordel? Na de eerste afleveringen van VPRO’s ‘Nederland van boven’ blijft er toch ergens wat onbehagen hangen. Al dat enthousiasme eromheen; is dat terecht? Natuurlijk, de beelden zijn oogstrelend. Het is duidelijk dat het klikt tussen de cameraman en z’n onderwerp. Ik kijk er net zo graag naar als vroeger op de middelbare school naar landkaarten in de Bosatlas (was het de 47ste druk ‘verzorgd door Dr. F.J.Ormeling’?). Bij aardrijkskunde wegdromen bij het min of meer hypnotiserende beeld van vormen en kleuren in thema- en detailkaarten. VPRO’s aandacht voor tijd en plaats van het aantal mobiele bellers, of voor scheepsbewegingen in de Nieuwe Waterweg lijkt wel wat op die papieren themakaarten. Maar op tv beweegt het. Nog mooier. Met de website heb ik nog geen vrede gesloten. De interactieve kaarten met hun sliders zijn uitnodigend en de achtergrondkaart vind ik effectief. Maar wat kan ik met een thema als ‘het ultieme boerengevoel’? Volgens de voorgeprogrammeerde stand van de sliders is dat te vinden in kilometerhokken waar zich én 173 tot 400 koeien bevinden, én veelzijdige boeren met 3 tot 7 extra-agriculturele activiteiten én de boerderijgrootte tussen 0 en 24 ligt. Verrassend, dat de binnenstad van Amsterdam dan op die eigenschap blijkt te scoren.
Ook kun je op de website ontdekken hoe snel je kunt reizen met OV of auto. De kaart geeft aan dat je ‘met alle vormen van OV’ vanuit Wageningen binnen een uur nog net Wijk bij Duurstede, Veenendaal, Ede of Arnhem kunt bereiken. Verder kom je niet. Maar mijn eigen ervaring is dat met gebruik van bus en trein ook Utrecht en Amersfoort in een uur te bereiken zijn. Een andere ontdekking in de kaart: een vliegtuigsymbool tussen Veenendaal en Ede, op de A12. Het is hetzelfde symbool als bij Schiphol. Wat is daar aan de hand? Maar bij nader inzien doet het er niet zoveel toe wat ik ervan vind. Als het geo-vakgebied teveel in zichzelf gekeerd is - en dat hoor je wel eens - dan is het belangrijker wat mensen van buiten het vakgebied ervan vinden. Alleen al daarom is het goed dat de VPRO deze serie uitzendt. Als kijkers er enthousiast over zijn, dan is dat goed voor het vakgebied. In het blog van Alexander Klöpping op nrcnext.nl van 7 december werd niet alleen lof gezongen over het beeldmateriaal van de VPRO, er werd ook een lans(je) gebroken voor de open data beweging. Hij schreef: “Nederland van Boven toont op spectaculaire wijze waarom overheden meer data zouden moeten delen met het publiek. Als kunstenaars, programmeurs, of in dit geval programmamakers kunnen bouwen op dit soort databronnen, ontstaan verbanden die je met het blote oog niet ziet.” Inderdaad, dat boerengevoel in Amsterdam kan je makkelijk ontgaan. Maar kijk nog eens naar de eerste zin van het citaat: kunstenaars, programmeurs, programmamakers. Naar mijn idee moeten geografen, GIS-analisten en kartografen zich aangesproken voelen dat zij daar niet werden genoemd. Kennelijk zijn dat voor deze blog-schrijver onzichtbare beroepen. Nederland van Boven: de beelden van de bewegende camera zijn mooi, de animaties van de datasets ook. Op die manier lukt het kennelijk wél om via de tv belangstelling van buiten het vakgebied te krijgen. Is het erg dat die kaartjes op de website vragen oproepen? Ach nee, dat houdt je scherp. Frans Rip
MIJNGIN Via MIJNGIN wordt de GIN-ledendatabase up-to-date gehouden. Zodoende kunnen we leden beter informeren en gerichte uitnodigingen voor activiteiten sturen. In juli 2011 is aan alle persoonlijke leden per brief gevraagd in te loggen op MIJNGIN en het persoonlijk profiel aan te vullen. Ben je er nog niet aan toegekomen? Ga naar de website, log in met je lidnummer en je postcode. Nadat je bent ingelogd leidt elke volgende muisklik naar je profiel. Dit profiel moet je aanvullen voor je verder kunt in de site. Meer informatie over MIJNGIN en inloggen vind je op www.geo-info.nl.
Geo-Info 2012-2 3
Interview
Nieuwe trend: ‘Geospatial Business Intelligence’ Een nieuwe trend is om de geografische (GIS-)wereld te gaan integreren met de wereld van de BI (Business Intelligence). Als deze twee werelden elkaar gaan versterken ontstaat Geospatial Business Intelligence. GBI is dan de oplossing waarbinnen het ruimtelijk perspectief van een organisatie wordt geïntegreerd met belangrijke bedrijfsinformatie. In nummer 2011-10/11 is zo al melding gemaakt van het met CrimeSpots werken van de gemeente Tilburg op de GIS-conferentie van Esri Nederland (stand van E-mergo).
Op het Delftechpark (met één t) in de Prinsenstad huist het bedrijf E-mergo in een verzamelgebouw. Het specialisme is het inrichten van de informatievoorziening bij klanten. Eén van de drie directeuren, Aad van den Berg, werkte ooit bij de overheid in de geo-informatievoorziening en (her) ontdekte nu de meerwaarde van de locatie in systemen voor BI. E-mergo werd partner van het Canadese SpotOn en werd in april 2011 Silver Partner van Esri Nederland. “Intussen trekken we samen op met het accountmanagement van Esri Nederland en kwamen we terecht in de gemeentemarkt, met als eerste Tilburg”, aldus Van den Berg. De eigen flyer is duidelijk over de invalshoek van veiligheid: “Bedrijfsdata uit IBM Cognos die op een kaart wordt gepresenteerd, behoudt de BI-beveiliging, zoals u die geregeld in uw organisatie hebt.” Elke gebruiker ziet alleen die informatie die hij of zij nodig heeft en mag zien.” Hetzelfde geldt voor de technische invalshoek: “SpotOn Vantage Maps is ontworpen voor
Twee klokken in werkkamer.
4 Geo-Info 2012-2
de IBM Cognos rapportontwikkelaar. De intuïtieve auteurstool is gemakkelijk te gebruiken, er is geen ervaring nodig in het gebruik van Geografische Informatie Systemen.”
Twee pakketten, maar ook twee culturen Vanuit de politieke wil om nòg lager op de ranglijst van ‘criminele steden’ te komen, werd in Tilburg een aparte Directie Veiligheid opgetuigd. Geïntegreerd worden niet alleen twee pakketten, maar ook twee culturen, zo weet Van den Berg. “GIS heeft in het algemeen minder interne klanten dan de BI. Men verleent meer eenmalige diensten. Die twee groepen zitten nu in Tilburg op één grote afdeling. GBI brengt het analyseren bij de eindgebruiker, die eerst alleen dashboards met grafiekjes had. Kaarten met de ligging van coffee-shops of de ouderdom van huizen in combinatie met bewonersleeftijden zijn op die manier te combineren met die van overlastgegevens”, aldus de directeur van het bedrijf, die er een filmpje over liet maken voor de GIS-conferentie van Esri Nederland en voor latere klanten (niet vindbaar in het publiek domein). Combinatie van geografisch materiaal van de gemeente, gedeeltelijke politiedata (“niet
van daders, wel over verzorgingsgebieden van criminelen”) en Cendris-sociodata van postcodegebieden leverden 11 risicogroepen op. Criminele structuren worden zo bloot gelegd, ook over de gemeentegrens heen en dus is voor Eindhoven ook al een Project Initiatie Document geschreven. Er kwam een aparte folder voor CrimeSpots, bestaande uit IBM Cognos en SPSS, Esri-materiaal, SpotOn Vantage Maps, Cendris-data én consultancy.
Van GIS naar BI Papendrechter Aad van den Berg begon zijn arbeidszame leven als landmeetkundig rekenaar bij de toenmalige Meetkundige Dienst van de Rijkswaterstaat. Na uitgroei tot GIS-promotor en clustermanager vertrok hij in 1998 naar Atos Origin om daar bezig te zijn met managementinformatievoorziening, zoals BI toen nog heette. Dit staat voor het verzamelen van informatie binnen de eigen handelsactiviteit. Het kan omschreven worden als het proces van gegevens omzetten in informatie, wat vervolgens zou moeten leiden tot kennis en aanzetten tot actie. BI heeft als eigentijds doel competitief voordeel te creëren en organisaties slimmer te kunnen laten werken. Wikipedia op internet zegt het eind 2011 zo: “Een speciale variant van Business intelligence die steeds vaker gebruikt wordt is Location intelligence. Hierbij worden aan de hand van de ruimtelijke component die bij meer dan 80% van alle bedrijfsgegevens aanwezig is, bedrijfsgegevens op een kaart geprojecteerd. Dankzij het groeiende ruimtelijke bewustzijn (mede door toedoen van Google Maps en
Meer dan CrimeSpots
Aad van den Berg voor zijn favoriete namen Cognos, SpotOn en Motio (add-on voor Cognos).
Routenavigatiesysteem) neemt deze variant van Business intelligence in een snel tempo toe, niet het minst doordat Location intelligence nuttige inzichten oplevert.” Daarop is de slotfase echter nog zonder kaartpresentaties: “De gevonden informatie presenteren in een dashboard of andere presentatievorm. Eventueel kunnen de gevonden parameters afgezet worden tegenover de gewenste parameters, zoals in de balanced scorecard.”
Om op het metalen onderscheid in partners van Esri Nederland terug te komen: Grontmij Pilots en Proofs of Concept lopen bij en Geodan zijn sinds 2011 Gold Partners… meerdere middelgrote gemeenten en niet alleen op het terrein van veiligheid. In een gemeentelijk loket voor Adri den Boer projectontwikkelaars kunnen vragen over verontreiningen, bestemmingen en wat niet al uit bestaande bronnen automatisch Het bedrijf E-mergo worden gecombineerd in plaats van zoals Aad van den eerder handmatig gebeurde in de backBerg begon office. Een andere gemeente in het oosten in 2001 samen des lands laat ambtenaren per rastergrid met Jaco Geluk en voorzien van handhelds het uitbestede en Edwin van wijkonderhoud schouwen. Megesen het Over al die data kan met GBI gemakkelijk eigen bedrijf E-mergo. De naam E-mergo met de aannemer worden gecommuniceerd, werd ontleend aan de Zeeuwse wapenook over de tijd heen. Toepassingen spreuk “Luctor et emergo” oftewel “Ik worstel blijven niet tot de overheden beperkt. Een en kom boven.” De mensen van nu erkennen verzekeringsconcern dacht weinig schade te “dat een e met een streepje toén heel hip hebben bij een afgebrand winkelcentrum, was.” Aad van den Berg: “De database waar maar door locatie-inzicht op lager niveau wij alle data in verzamelen heet ook Luctor.” van onderliggende maatschappijen was Het driemanschap vormt nog de directie dat toch anders. “Hotspots van verzekerde en er is daarnaast een dozijn medewerkers. objecten op holdingniveau leert hen meer”, Naast consultancy doet men sinds 2007 aldus Van den Berg. ook in producten. Men werd partner van Tenslotte geeft E-mergo ook SpotOnIBM, dat de Canadese Cognos-software support aan klanten in België en Duitsland, overnam. Het vervaardigen van rapporten, zoals aan politie en bosbouwers. Hoe kort OLAP-kubussen, dashboards en scorecards, de lijnen naar Canada zijn blijkt uit de twee op basis van alle mogelijke databronklokken aan de muur: naast een wijzerplaat nen, schaalbaar naar honderden, zo niet met de West-Europese prijkt er ook een duizenden gebruikers; het werd gedaan met met één van de drie Canadese tijden. Het die Business intelligence software. E-mergo tijdsverschil zit in de goede richting: als bleef op zoek naar producten die daar iets vanuit Europa achterin de middag een aan toevoegden. Het vervolg was om partprobleem wordt opgegeven kan er daar in ner te worden van het ook Canadese bedrijf ‘onze’ avond aan worden gewerkt. SpotOn, dat naar een Europese relatie op zoek was. Specialisme van SpotOn is de link tussen de GIS-software van Esri en Cognos, want ‘de waar-component ontbrak nog’. Volgens Van den Berg zijn er wereldwijd nog maar twee oplossingen voor GBI, die van SpotOn voor de twee in hun veld (nu) grootste wereldspelers Cognos en Esri, en een van een Australisch bedrijf dat BI en GIS van diverse merken koppelt, maar bijgevolg minder tot in de ‘diepe krochten’ doordringt. De directeur vervolgt: “Na in 1993 bij Rijkswaterstaat mee te hebben gedaan aan de eerste GIS-pilots met Esri-software kwamen ze dus weer op mijn pad. In september 2010 kwam een Canadees instructie geven aan de mensen zonder GIS-awareness, een training om in x en y te denken.” Veel over het tienjarig bedrijfsjubileum prijkt inclusief de royale aankondiging in AD/Delftsche Courant nog steeds op de veelomvattende website www.e-mergo.nl.
Schermbeeld met Buurtanalyse van het Tilburgse Het Zand.
Geo-Info 2012-2 5
Automatische generalisatie voor nieuwe productielijn Kadaster Van links naar rechts: Jantien Stoter, Kadaster en TU Delft Ron Nijhuis, Kadaster Jan Bulder, Kadaster Ben Bruns, Kadaster
Op dit moment worden de topografische producten van het Kadaster op schaal 1:10.000, 1:50.000, 1:100.000 en 1:250.000 - die te samen de Basisregistratie Topografie (BRT) vormen - apart van elkaar geproduceerd en beheerd. Kartografen werken de producten op schaal 1:50.000 en kleiner bij op basis van het 1:10.000 product (TOP10NL) volgens generalisatierichtlijnen. Dit vergt relatief veel tijd, te meer omdat de kleinere schalen stapsgewijs van elkaar worden afgeleid (iedere schaal van de schaal eronder). Om de productielijn efficiënter maar ook consistenter te maken, is een onderzoeksteam van het Kadaster sinds 2011 bezig met een studie naar de implementatie van automatische generalisatie. In eerste instantie voor de productie van kaarten op schaal 1:50.000 en 1:100.000. (NB: De 1:25.000 kaart is een verrasterde versie van TOP10NL en valt daarmee buiten het generalisatieproces).
Het actueel houden van de BRT kost gemiddeld 500-2000 uur voor een 1:50.000 kaartblad van 500 vierkante kilometer (in totaal zijn er 93 kaartbladen). De actualiteit en de kostenbeheersing van de BRT zijn voor het Kadaster dan ook belangrijke motivaties geweest om automatische generalisatie te bestuderen als alternatief voor de huidige productielijn. Het vraagstuk van automatische generalisatie is al jaren een populair wetenschappelijk onderzoeksonderwerp, maar er zijn ook externe ontwikkelingen die automatische generalisatie tot een realistische optie maken. Ten eerste is recentelijk gebruikersvriendelijke, kartografische generalisatiefunctionaliteit beschikbaar gekomen in commerciële software. Dit maakt het interessant om te kijken naar de haalbaarheid hiervan voor de productielijn van het Kadaster. Ten tweede is het gebruik van informatie in het algemeen en geoinformatie in het bijzonder de laatste jaren sterk gewijzigd. Topografische informatie 6 Geo-Info 2012-2
wordt door veel meer mensen en voor veel meer en bredere toepassingen gebruikt dan tien jaar geleden. Bovendien is de behoefte aan actuele en consistente informatie groter dan ooit. Deze behoefte zal in de toekomst alleen maar toenemen.
Niet nabootsen van bestaande kaarten Om de potenties van automatische generalisatie toekomstgericht te bestuderen, beperkt het Kadaster zich niet tot het namaken van de bestaande topografische producten. Ten eerste omdat de specificaties van de bestaande kaarten vaak meer dan 60 jaar oud zijn en dus zijn vastgesteld op basis van gebruikerseisen van destijds. Nu het Kadaster een nieuwe productielijn ontwikkelt, benut het de kans om de bestaande specificaties te herzien vanuit nieuwe gebruikerscontexten. Ten tweede is het erg ingewikkeld om een product
dat tot nu toe op basis van interpretatie door een kartograaf wordt gemaakt, volledig identiek te genereren door een geautomatiseerd proces. Een laatste reden om de bestaande specificaties te herzien, is dat het geautomatiseerde proces parametergestuurd is en daardoor (secundair) gebruikt kan worden om producten ‘op maat’ (on-demand) te produceren voor verschillende toepassingen. De eis ‘one product fits all uses’ omdat er veel interactie aan te pas zou moeten komen is daarmee niet meer valide.
Principes voor automatische generalisatie Omdat al vroeg duidelijk was, dat het Kadaster zich niet uitsluitend zou richten op het namaken van de huidige kaarten, was het erg belangrijk om expliciet te maken, wat het dan wél wilde bereiken. Er werd daarom als leidraad een lijst met principes opgesteld:
gegevens immers onbedoeld op een • D e behoefte aan actuele informatie kan verkeerde manier kunnen gebruiken. voor gebruikers in sommige situaties Bijvoorbeeld voor ruimtelijke analyses belangrijker zijn dan een product of voor een kaart met andere dat voldoet aan alle kartografische symbolisatie of tekenvolgorde van principes. In de praktijk betekent kaartlagen. Dit kan resulteren in de introductie van automatische onverwachte (incorrecte) visualisaties. generalisatie dat een 1:50.000 kaart twee weken na de inwinning van TOP10NL Door automatische generalisatie beschikbaar zal zijn i.p.v. de huidige 4, 6 is kleinschalige kaart al beschikbaar of 8 jaar. De huidige 2 weken na herziening van generalisatierichtlijnen grootschalige kaart worden wel gebruikt om de belangrijke Deze beperkingen van de geometrie kartografische principes toe te passen, zullen duidelijk worden vastgelegd in maar tegelijkertijd wordt de vrijheid de nieuwe productspecificaties. genomen om van deze regels af te • In eerste instantie wordt gekeken wijken als de experimenten daar naar de schalen 1:50.000 en 1:100.000 reden toe geven. Bijvoorbeeld als het omdat automatisering hier de te moeilijk is een bepaald principe te meeste besparing oplevert ten automatiseren. Uiteraard is het wel opzichte van het interactieve proces. belangrijk dat de resultaten nog steeds Bovendien worden momenteel van acceptabele kwaliteit zijn. de kaartspecificaties voor de • Niet het Kadaster (als producent), maar schalen 1:250.000 en 1:1 miljoen de gebruiker moet bepalen wat een geharmoniseerd op Europees niveau acceptabel product is. (EuroRegional Map respectievelijk Daarom is de gebruiker vroeg in het EuroGlobal Map) waardoor het ontwikkelproces betrokken. onpraktisch is om op dit moment deze • Generalisatie zonder enige interactie producten te herzien. is de enige optie voor de realisatie van • De meest eenvoudige manier voor efficiënte, consistente en on-demand wijzigingen is het vervangen van producten. Daarom is de ambitie 100% de complete oude versie met een automatische generalisatie. complete nieuwe versie van het • Landsdekkende, topografische betreffende gebied. Het is daarom niet informatie die alle klassen integreert nodig om relaties tussen brongegevens in één bestand is op kleinere schalen en gegeneraliseerde gegevens te alleen nodig voor visualisatie. behouden. Tegelijkertijd kunnen TOP10NL gegevens voldoen aan de behoefte Omdat het Kadaster snel met resultaat aan landsdekkende, topografische wil komen, werd beschikbare informatie nodig voor GIScommerciële software gebruikt en bewerkingen. Voor specifieke thema’s ook voortgebouwd op resultaten (klassen) kan er wel behoefte zijn aan uit eerder onderzoek (zie Geokleinschalige objectgegevens zoals Info 5 (2008|2). Deze resultaten zijn bijvoorbeeld gegeneraliseerde waterinmiddels geïmplementeerd in ArcGIS en wegennetwerken. Voor die thema’s 10 (uitgebracht in 2010) dat daarom is zouden afzonderlijke, objectgerichte gebruikt voor de implementatie. producten kunnen worden gemaakt. • De focus van het gegeneraliseerde product ligt dus op visualisatie die 1 Aanpak op 1 samenhangt met de gebruikte Vanwege de complexiteit en het symbolisatie. Dat betekent dat de onverwachte karakter van het gebruikers zich bewust moeten zijn generalisatieproces (als je ergens in op welke wijze zij de punt-, lijn- en het proces iets verandert, weet je niet vlakgeometrie kunnen gebruiken. precies waar dat effect zal hebben) is Gebruikers zouden de kaartgebaseerde het basisprincipe van de aanpak heel
simpel: ‘al doende kijken wat er goed en fout gaat; het goede behouden en het foute verbeteren’. De huidige generalisatie- en symbolisatierichtlijnen (in eerste instantie van 1:50.000) dienden daarbij als uitgangspunt. Bij dit proces heeft een senior kartograaf van het Kadaster geholpen om de generalisatierichtlijnen te verduidelijken en alternatieven te vinden als bleek dat een bepaalde richtlijn moeilijk te implementeren was. Door het implementeren, het iteratief testen van deelstappen en het zorgvuldig evalueren van tussentijdse resultaten is de optimale implementatie van één geïntegreerd werkproces bepaald. Dat wil zeggen: de beste volgorde van stappen als ook de meest geschikte algoritmes en parameterwaarden voor elke stap. Uitgangspunt was steeds: het bereiken van 100% automatische generalisatie. Dat kon enerzijds door het proces te verbeteren. Maar vaak bleek ook dat de basis (TOP10NL) verrijkt moest worden om betere resultaten te krijgen, bijvoorbeeld door het toevoegen van op- en afrit-informatie over wegen. Uiteindelijk leverde deze aanpak een werkproces op waarmee op volledig automatische wijze een 1:50.000 kaart uit TOP10NL wordt gegeneraliseerd. Het uiteindelijke werkproces bestaat uit drie onderdelen: 1. Gegevensgeneralisatie gericht op het versimpelen en uitdunnen van de objecten die moeten worden gevisualiseerd 2. Symbolisatie 3. Kartografische generalisatie om de kartografische conflicten van gesymboliseerde objecten op te lossen Het uitdunnen van de gegevens bestaat met name uit de volgende stappen: • TOP10NL hartlijnen (een extra laag die beschikbaar is naast de TOP10NL wegpolygonen) samenvoegen tot TOP50NL hartlijnen. In TOP10NL is iedere rijstrook een hartlijn, terwijl in TOP50NL een volledige weg één hartlijn is. Het gebruikte algoritme werkt alleen goed als de input een correct wegennetwerk is.
Geo-Info 2012-2 7
•
De afgeleide hartlijnen van de wegpolygonen in TOP10NL.
•
• De gegeneraliseerde hartlijnen van de wegobjecten in TOP50NL.
scholen, ziekenhuizen en kerken worden behouden als aparte puntobjecten om vervolgens als symbool gevisualiseerd te kunnen worden. U itdunnen van het wegennetwerk, omdat er onvoldoende ruimte is om het TOP10NL wegennet op kleinere schalen af te beelden. Het gebruikte algoritme houdt rekening met connectiviteit, algemene karakter en een hiërarchie gebaseerd op wegtypen. Hierbij worden vrijliggende fietspaden behouden en alle fietspaden parallel aan wegen verwijderd. Waterwegennetwerk wordt uitgedund met hetzelfde algoritme als voor wegen, omdat ons kunstmatige waternetwerk meer kenmerken heeft van een wegennetwerk dan van een natuurlijk waternetwerk (waarvoor andere uitdunningalgoritmes beschikbaar zijn). H et hoofdspoornetwerk is bepaald en op rangeerterreinen tevens de buitenste sporen. Deze informatie wordt gebruikt om de spoorlijnen uit te dunnen. G eïsoleerde, kleine terreinvlakken worden verwijderd en groepjes kleine terreinvlakken worden samengevoegd (maar niet over harde terreingrenzen heen).
• Bij de omzetting van Top10Vector naar TOP10NL data (in 2005) is het wegennet gebouwd door het creëren van afzonderlijke wegsegmenten op kruispunten. Echter, veel van deze segmenten lijken te zijn gecodeerd Nadat de uitgedunde geometrieën zijn met ‘type = overig’ waardoor het gesymboliseerd, start het kartografische wegennetwerk niet goed kan worden generalisatieproces. gebouwd. We hebben dit verbeterd. Dit proces is erop gericht om kartoOok is het kenmerk van op- en grafische conflicten - zoals te veel afritten toegevoegd aan TOP10NL geometrische details en overlappingen om het resultaat van het algoritme te - op te lossen. Overlap ontstaat, doordat verbeteren. een aantal gesymboliseerde objecten • Terreingrenzen worden doorgetrokken op schaal 1:50.000 en 1:100.000 op de naar de TOP50-hartlijnen. Als gevolg kaart (disproportioneel) groter zijn dan in van het vervangen van de TOP10NL wegpolygonen door de hartlijnen, vallen werkelijkheid. er namelijk gaten die moeten worden Het kartografische generalisatieproces toegewezen aan naastgelegen terrein. bestaat uit de volgende stappen: • C onverteren van gebieden met veel • D e gesymboliseerde lijnobjecten (wegen gebouwen (dat wil zeggen bedekking> en spoor) en de 17%; grenzen (lijnen) van experimenteel Gebruikers betrokken bij de vlakobjecten vastgesteld) acceptatie van gegenerali- (terrein en water) binnen worden ten stedelijk seerde eindresultaten opzichte van gebied en elkaar verplaatst. Het algoritme maakt buiten bedrijventerrein in ‘bebouwd gebruik van een hiërarchie van klassen. gebied’. De losse gebouwen worden hier Sommigen klassen mogen verplaatst verwijderd. De geïsoleerde gebouwen worden (terreingrenzen, water en worden hier niet langer afzonderlijk onbelangrijke wegen) en anderen niet afgebeeld. Belangrijke gebouwen, zoals 8 Geo-Info 2012-2
of minder (snelwegen, spoorwegen, belangrijke wegen, belangrijke dijken). • De overgebleven gebouwen worden versimpeld, vergroot en ten opzichte van elkaar en andere objecten verplaatst. Het toegepaste algoritme probeert hierbij het oorspronkelijke distributiepatroon te behouden. • De terreinvlakken worden opnieuw ‘gebouwd’. Met behulp van de verplaatste vlakgrenzen en met behulp van links/rechtscoderingen worden de oorspronkelijke attributen weer aan de vlakken gehangen.
Resultaten en bevindingen De input in het uiteindelijke werkproces bestaat uit de verschillende TOP10NL klassen en het resultaat wordt met één ‘druk op de knop’ gegenereerd. Voor een gebied van 55 vierkante meter rond Amersfoort duurt het ongeveer 15 minuten om het model te draaien. Het gegeneraliseerde resultaat ziet er veelbelovend uit. Ook de eerste gebruikersonderzoeken bevestigen dit. Het model wordt inmiddels op andere testgebieden toegepast. Voor ieder nieuw, gegeneraliseerd testgebied wordt gekeken of er nieuwe situaties ontstaan die niet voldoende worden opgelost door het huidige model en dus om verfijning vragen. Er wordt bijvoorbeeld gekeken naar gebieden met reliëf, dichte wegenpatronen, gecompliceerde kruisingen, veel terreingrenzen, dicht waternetwerk, stedelijke en industriële gebieden.
Openstaande knelpunten Op dit moment is het Kadaster bezig de openstaande knelpunten op te lossen. Dit zijn punten waarvan bekend is dat die nog niet in het model worden meegenomen. Maar ook punten die naar voren (zullen) komen in de tussenevaluaties door gebruikers en de interne kwaliteitscontroles. Deze interne kwaliteitscontroles lopen parallel aan het onderzoek. Voorbeelden van onderwerpen voor verder onderzoek zijn: • De generalisatie van objectklassen als geïsoleerde bomen en inrichtingselementen (zoals hoogspanningsmasten en bomenrijen),
laag- en hoog-waterlijnen, administratieve gebieden en annotatie moet nog worden aangepakt. • S ommige generalisaties verlopen nog niet goed zoals complexe fly-over kruisingen en aan elkaar grenzende wegen (deze laatste worden te ver van elkaar weggeduwd in het verplaatsingsproces). • S oms is het beter om watervlakken om te zetten naar lijnen wanneer de watervlakten te smal worden (smaller dan 40 meter). Maar wat te doen als de waterloop slechts voor een klein stukje (een beetje) te smal is: de waterloop voor dit gedeelte met een lijngeometrie representeren of lokaal verbreden tot de minimale grootte? • O p dit moment worden de gegevens alleen uitgedund ten behoeve van visualisatie. De vraag is of de geometrie ook uitgedund dient te worden om de producten bruikbaar te maken. Dit uitdunnen (filteren van vertices) zal niet altijd direct zichtbaar zijn in de kaart, maar kan er wel voor zorgen dat onjuiste geometrieën (zoals het over elkaar schuiven van datapunten) wordt tegengegaan.
Opdelen van Nederland De uiteindelijke implementatie zal in deelgebieden gebeuren. Dat maakt zowel het werkproces als het uitleveren van wijzigingen (vervangen van gehele gebieden) haalbaar. Nederland is hiervoor opgedeeld volgens grenzen (lineaire objecten) die nooit verplaatst mogen
worden, zoals snelwegen. Aan de kust zijn ook andere objecten gebruikt om deelgebieden te maken. Dit resulteerde in de 580 gebieden. Deze gebieden worden momenteel een voor een gegeneraliseerd waarbij in eerste instantie wordt geprobeerd zo veel mogelijk verschillende soorten gebieden te processen.
Betrokkenheid van gebruikers De nieuwe producten zullen een balans zijn tussen gebruikerswensen en technische mogelijkheden. Het gebruikersoverleg BRT (de formele vertegenwoordigers van BRT-gebruikers) is cruciaal bij het definiëren van de specificaties voor de nieuwe producten. Deze groep wordt periodiek gevraagd tussenresultaten te evalueren en te becommentariëren. De deelnemers van het gebruikersoverleg proberen een veel wijdere groep te bereiken door bijvoorbeeld enquêtes te verspreiden binnen GeoBusines Nederland en de OGT (Overlegplatform Gebruikers Topproducten). Tevens wordt er in 2012 gestart met een BRT LinkedIn groep. Iedereen die dat wil, kan via deze media input leveren. Een belangrijk punt bij de gebruikersacceptatie is de nadruk op de visualisatie voor kleinschalige topografische producten. Daarnaast wil het Kadaster de nog openstaande knelpunten in overleg met de gebruikers oplossen: hoe erg is het als een specifiek knelpunt niet wordt opgelost en is er een goed alternatief voorhanden, dat makkelijker te implementeren is?
Kwaliteitscontroles
Nederland opgedeeld in 580 gebieden ten behoeve van de automatische generalisatie.
Afgezien van de externe, periodieke gebruikersconsultaties zijn ook interne kwaliteitscontroles ingebouwd. Immers, de nieuwe kaarten zullen nog steeds aan bepaalde basiscondities moeten voldoen om een ‘echte’ en ‘leesbare’ weergave van de werkelijkheid te zijn. Dit valt niet geheel door gebruikers te controleren. Bovendien ligt de verantwoordelijkheid hiervan bij de producent. Het Kadaster heeft twee typen kwaliteitscontroles opgezet. De eerste is een kwalitatieve controle waar kartografische experts het resultaat evalueren. Zij wijzen op kartografische fouten en op situaties die zij anders zouden hebben gegeneraliseerd.
Dat laatste hoeft niet per se erg te zijn, maar kan wel inzicht geven in de werking van het model. Daarnaast zijn kwantitatieve controles geïmplementeerd die statistieken berekenen na verschillende stappen in het proces. Deze statistieken laten zien hoe de input en het resultaat na een stap van elkaar verschillen wat betreft het totale aantal objecten of oppervlakte van een bepaalde klasse. Momenteel worden metingen geïmplementeerd die iets zeggen over het gehele proces, zoals metingen die de reductiefactor (=mate van generalisatie) uitdrukken.
Hoe nu verder Op basis van deze studie heeft het Kadaster besloten, dat een volledig automatische generalisatie de beste en waarschijnlijk enige mogelijkheid is om in de toekomst zowel een snelle wijzigingscyclus te realiseren (bijna tegelijkertijd met wijzigingen in TOP10NL) als een meer flexibele productielijn die producten ‘on-demand’ mogelijk maakt. Er zijn echter nog wel openstaande punten te onderzoeken. Het moment waarop de nieuwe productielijn zal worden ingevoerd is daarom nog niet duidelijk. Parallel aan dit onderzoek en op basis van de bevindingen is - in overleg met het Ministerie van Infrastructuur en Milieu als opdrachtgever voor de BRT - wel al besloten om in 2012 de kleinschalige kaartproducten zoals TOP50NL en TOP100NL niet te gaan leveren, maar in plaats daarvan de bestaande vectorproducten tijdelijk te handhaven en te herzien, totdat de nieuwe productielijn praktijk is. Naast het oppakken van de openstaande onderzoekspunten voor 1:50.000 worden de onderzoeksresultaten uitgebreid naar schaal 1:100.000. Veel resultaten van 1:50.000 (zoals het gegenereerde wegennetwerk) kunnen hiervoor worden hergebruikt. Hoewel het invoeren van automatische generalisatie resulteert in een revolutionaire verandering in de producten en de productielijn van het Kadaster, heeft dit onderzoek laten zien dat dit de enige manier is om de topografische informatie voorziening voor te bereiden op de toekomst.
Geo-Info 2012-2 9
Referenties Van Smaalen, J.W.N, J.E. Stoter. (2008) Automatische generalisatie van TOP10NL naar TOP50NL haalbaar? In: Geo-info: tijdschrift voor geo-informatie Nederland (GIN), 5 (2008)2, pp. 48-53. Stoter, J.E., D. Burghardt, C. Duchêne, B. Baella, N. Bakker, C. Blok, M. Pla, N. Regnauld, G. Touya, S. Schmid (2009) Methodology for evaluating automated map generalization in commercial software, Pages 311-324. In: Computers, Environment and Urban Systems Volume 33, Issue 5, September 2009. Stoter, J.E. van Smaalen, N. Bakker, P. Hardy, Specifying map requirements for automated generalisation of topographic data, The Cartographic Journal Vol. 46 No. 3 pp. 214–227 August 2009.
Samenvatting Sinds begin 2011 onderzoekt het Kadaster de haalbaarheid van automatische generalisatie voor de productie van haar topografische kaartseries. Dit artikel gaat in op de implementatie van volledig geautomatiseerd werkproces voor het generaliseren van een kaart op schaal 1:50.000 uit TOP10NL, de 1:10.000 kaartserie. Door het iteratief testen van deelstappen en het evalueren van tussentijdse resultaten in nauw overleg met gebruikers is de optimale implementatie bepaald. Op basis van deze studie heeft het Kadaster besloten, dat een volledig automatische generalisatie werkproces de beste en waarschijnlijk enige mogelijkheid is om zowel een korte wijzigingscyclus te realiseren als een meer flexibele productielijn die ‘on-demand’ producten mogelijk maakt.
Summary Since beginning of 2011 the Dutch Land Registry Office (Kadaster) is studying the feasibility of automated generalization for the generation of its topographic map series. This article addresses the implementation of a fully automated workflow to generalise a map at scale 1:50.000 from TOP10NL, the 1:10.000 map series.
10 Geo-Info 2012-2
Kwalitatieve controle door kartografische expert.
During this study, the optimal implementation and parameter values have been iteratively determined liaising closely with end users. Based on this study, the Dutch Kadaster has decided that a fully automated generalisation workflow is not only the best and only viable option to accommodate short update cycles, but also to produce flexible and on-demand products.
Het onderzoeksteam naar automatische generalisatie bestaat naast de auteurs uit Marc Post, Vincent van Altena, Hedwig Kupers, Henrik Oomes, Peter Lentjes (Kadaster) en John van Smaalen (Esri).
Column
Arnold Bregt
Is de gouden periode voorbij? Net voor kerst zijn we tijdelijk verhuisd van het Gaiagebouw in Wageningen naar het HoraPark in Ede. Ons gebouw wordt van binnen ‘gerestyled’ en dan is het makkelijker als de bewoners er niet zijn. Zo’n tijdelijk verhuizing is een mooi moment om eens flink op te ruimen. Containers vol zijn afgevoerd. Ook de nodige jaargangen Geo-info heb ik bij het oud papier zien liggen. Het aardige van opruimen is dat je ook wel eens iets terugvindt waarvan je het bestaan al lang vergeten was. Zo vond ik onder een stapel rapporten een vergeeld krantenknipsel van ongeveer 10 jaar geleden. Het was een interview met mij over ons vakgebied. Ik stopte het krantenknipsel in mijn tas om het nog eens door te lezen.
We zijn nu in 2012. De groei is uit de sector en bij sommige bedrijven worden er zelfs geo-banen geschrapt. Geo-tijdschriften hebben het moeilijk, advertentie-inkomsten lopen terug. Voor een deel is dit natuurlijk te wijten aan de economische crisis waar vrijwel alle sectoren last van hebben. Maar er is meer. Het elan is wat uit de sector. De gouden periode waarin we de wind op alle terreinen mee hadden lijkt voorbij.
Hoe nu verder? Een lastige vraag. Wat de toekomst betreft ben ik minder zeker dan 10 jaar geleden. Toen begonnen we aan een stroomversnelling en kon het eigenlijk maar één kant op. Nu in rustiger vaarwater zijn er veel meer richtingen. Het is goed om de relatieve luwte waarin we nu verkeren te gebruiken om een Het artikel ging over de toekomst van ons vakgebied: het belang discussie over de toekomst te voeren. van geo-infrastructuren, de noodzaak voor geo-beleid, nieuwe Zelf zie ik drie richtingen. Ten eerste is het belangrijk om de technologie zoals ‘augmented reality’ en de opkomst van preinfrastructuur waar de afgelopen 10 jaar veel in is geïnvesteerd cisie landbouw. “Wat is er de afgelopen 10 jaar ongelofelijk veel krachtig door te ontwikkelen en goed te beheren. Een infrastrucgebeurd in ons vakgebied!”, was mijn gevoel na lezing. Je kunt tuur is een faciliteit voor decennia en soms eeuwen. De kwaliteit echt spreken van een gouden decennium. Het kolkte en bruiste van infrastructuren is sterk gecorreleerd aan de welvaart van een op alle fronten. Een paar voorbeelden. samenleving. Het is onze plicht een goed functionerende infrastructuur over te dragen aan de volgende generatie. Ten tweede Het is de periode geweest waarin het infrastructuur denken in is er meer aandacht nodig voor het inwinnen van geo-informatie. onze sector handen en voeten kreeg. De authentieke geo-regisEr voltrekt zich een stille revolutie op het vlak van inwinning van traties zijn verankerd in wetgeving en er is voortvarend aan de allerlei ruimtelijk-temporele gegevens via formele en ook in inforopbouw gewerkt. Hierbij zijn we wel een handje geholpen door mele sensornetwerken. Als sector dienen we hier een actieve rol de richtlijn Europese INSPIRE. te spelen. Tenslotte is er meer aandacht nodig voor de rol van geoOok in die tijd het programma ‘ruimte voor geo-informatie’; een informatie binnen specifieke toepassingen. Tot nu toe hebben we forse investering in onderzoek en ontwikkeling. Van 2004 tot en met 2009 hebben onderzoeksinstellingen, bedrijven en gebruikers vooral vanuit vanuit onze eigen sector gedacht. We zullen dit in samen aan geo-innovaties. Ook op beleids- en organisatievlak was de toekomst moeten omdraaien. Welke geo-informatie is er nodig om problemen in de samenleving op te lossen? Henk Scholten het een zeer vruchtbare periode. Zo is op strategisch niveau het ging daar in zijn laatste column ook op in. GI-beraad in 2006 opgericht en verscheen in 2008 de GI-beleidsnota GIDEON. Zowel GI-beraad als GIDEON hebben een zeer structurerende werking gehad op de organisatie van de GI-sector. Laten we de luwte gebruiken om een inspirerende discussie En in 2007 is Geonovum “als een feniks uit de Ravi-as” herrezen tot over de richting van ons vakgebied voor de komende 10 jaar te voeren. een zeer daadkrachtige en effectieve organisatie. Ook van buiten de GI-sector hadden we de wind behoorlijk mee. Denk aan TomTom en Google Earth. Hiermee was de maatschapArnold Bregt, pelijke acceptatie van ons vakgebied compleet. Opeens konden Hoogleraar Geo-informatiekunde, we op verjaardagen duiden waar we mee bezig waren. Met de Wageningen Universiteit (Centrum Geo-informatie). ‘smartphones’ met veel locatiegebonden diensten maakten we (
[email protected]) geo-informatie onmisbaar. Parallel aan groei van ons vakgebied nam ook de werkgelegenheid in het afgelopen decennium sterk toe. Nieuwe GI-bedrijven werden opgericht en de bestaande Noot van de redactie: deze column roept op tot actie! Niet vrijGI-afdelingen groeide fors. GeoBusiness Nederland heeft in haar blijvend in de luwte ronddobberen maar actief op zoek naar een marktmonitor van 2009 een groei gemeten van 17% binnen één inspirerende discussie. Meld u aan op
[email protected] jaar! Vrijwel al onze MSc studenten hadden al een baan bij het afstuderen en het personeelstekort was zo nijpend dat hiervoor zelfs een speciale stichting is opgericht.
Geo-Info 2012-2 11
Guidance Effectiever boeren dankzij de satelliet
Tamme van der Wal, AeroVision B.V. (foto) Sytze de Bruin, Wageningen University
Akkerbouw is niet meer hetzelfde sinds de invoering van automatische tractor- en werktuigbesturing. Satellietnavigatie heeft een storm aan innovaties en toepassingen veroorzaakt waarvan het eind nog niet in zicht is. Het heeft even geduurd voordat de boeren ook werkelijk aan de gang gingen met Global Navigation Satellite Systems (GNSS) zoals de verzamelnaam is. Maar in 2011 kwam het aardig op gang en voorzichtige schattingen zijn dat zo’n 10% van de tractoren in Nederland met een GNSS systeem is uitgerust.
GNSS was jarenlang het exclusieve De Community for Agricultural Policy Implementation and Geo-Information (CAPIGI) domein van enthousiaste technici en innohoudt zich bezig met het bestuderen en stimuleren van geo-informatie als enabler van vatieve boeren. Meer een toy dan een tool. innovaties in het (Europese) landbouwbeleid. Middels conferenties en workshops met Dat is inmiddels wel anders. Een rondgang deelnemers uit de hele EU bespreken overheid, kennissector en bedrijfsleven de kansen op de Agritechnicabeurs in Hannover die geo-informatie biedt en welke valkuilen we moeten vermijden. De sterke opkomst laat zien dat iedere machineleverancier van precisielandbouw - waarbij geo-informatie een cruciaal ingrediënt vormt - heeft de wel iets met GNSS doet - van stuurhulpje aandacht voor geo-informatie verbreed van overheid naar boer en de belanghebbenden tot autonome machines. De technologie in de agro-ketens. In een reeks van 4 artikelen wordt het gebruik en het belang van geomaakte allerlei toepassingen haalbaar en informatie geschetst tussen boer en overheid. Deel 3: ‘Guidance’. het draagt sterk bij aan de automatisering van het veldwerk. GNSS is een Enabling Technology, zoals dat heet. terugbetaalt. Elke leverancier weet dat Het FieldFact project (www.fieldfact.com) en maakt in de marketing gebruik van onderzocht in 2006 al waarom Europese business cases: hoeveel besparing van boeren (zouden) investeren in GNSS: Voor brandstof en tijd levert het op? De beloftes zijn enorm: het verhogen 90% vermindering van van de producOngeveer 10% van overlaps (John Deere), 50% tiviteit, voor het de tractoren in Nederland verhoging van opbrengproduceren van heeft GNSS sten (Trimble). Op lange managementparallelle werkgangen informatie en verslaat de GPS gemakkelijk de boer met voor het voldoen aan wet- en regelgeving rechtrijden en het vermijden van overlaps en het aantonen daarvan. Die motieven of gaten in de bewerking. Daarnaast is het zijn 5 jaar later nog steeds geldig. De veel minder vermoeiend en kan er ’s nachts toenemende adoptiegraad maakt ook ook gewoon worden doorgewerkt, wat in de ontwikkeling makkelijker van allerlei Opname van een perceelsmeting voor het filmpje “Schone bronnen: de rol van ICT-toepassingen”. toepassingen waarvoor de plaatsbepaling piektijden (zaaien/poten en oogsten) een (Foto: Aad Klompe.) belangrijk is: variabele doseringen, mecha- enorm voordeel is. ‘Precision Pays’ is een kreet die voor veel boeren het startpunt nisch wieden et cetera. markeert om hierin te investeren. De Continue mobiel internet voordelen zijn al evident voor de grote ‘Precision Pays’ Een aantal jaren terug verkocht men vaak bedrijven, maar met de dalende prijzen en een eigen RTK basisstation aan de boer. De belangrijkste motivatie voor een boer sterk verbeterde performance wordt het Dit werd dan op de gevel van de schuur om in een satellietnavigatiesysteem te voor een steeds grotere groep interessant. bevestigd of in een mast. investeren is dat het uiteindelijk zichzelf
12 Geo-Info 2012-2
Dat levert grote autonomie op, maar een beperkte actieradius. Tegenwoordig worden er steeds meer netwerk oplossingen aangeboden. De RTK correcties worden via mobiel internet (GPRS) verstuurd, een systeem dat helaas niet altijd continue en doorlopend beschikbaar is. Dat is goed genoeg voor landmeters die hun basisstation moeten inmeten, maar een rijdende tractor heeft daarvoor continue mobiel internet nodig. Het bedrijf 06-GPS heeft dit opgelost met een speciaal mobiel internet netwerk. Dit verhoogt het gemak waarmee de boer hiervan gebruik kan maken.
Precisie maakt meer mogelijk Het gaat bij de precisie vooral om wat je er mee wilt doen. Rechtrijden is een toepassing die direct aansluit bij de dagelijkse praktijk. Dit werd al vrij snel uitgebreid met het herhaald rechtrijden op dezelfde paden. Dus zaaien, bemesten en oogsten over de zelfde rijpaden. En als je precies weet waar je plantjes staan, is mechanisch schoffelen ook weer mogelijk. Vanaf hier gaan de gedachten over wat mogelijk is twee kanten uit. Enerzijds werkt men verder aan robots die zich autonoom door het veld bewegen om gevoed door sensoren op de juiste plek de juiste handeling te verrichten. In het EU project RHEA (www.rhea-project.eu) werkt men aan een soort ‘robofarm’ waarbij rondzoemende quadrocopters de gewassen in de gaten houden en de tractor-robots aansturen. Het Wageningse Clever Robots for Crops (www.crops-robots.eu) is pragmatischer en werkt aan robots voor specifieke taken in de tuinbouw. (Zie kader hieronder).
Google Earth/Streetview-beeld met een geplande grasstrook tussen de insteek van de sloot (blauwe lijn) en de kopakker (gele lijn). De positionering van de referentielijnen in het fotobeeld is een benadering. Copyright Google Earth.
precies voor de veldingang uitkomen als Een andere stroming richt zich op de ze klaar zijn. Dankzij die precieze aanpak inrichting van het veld. Als je op de cm kunt rijden, en je weet op de cm de maat- kunnen ze betere afwegingen maken bij het vaststellen van voering van je tractor-machine Met rechtrijden verslaat hun bouwplan. In de toekomst willen ze deze combinatie, dan de GPS de boer informatie ook autokun je precies matisch koppelen aan uitrekenen hoe gemakkelijk sensor-informatie van je je veld gaat bodem of gewas om de teelt nog verder bewerken. In de Hoeksche Waard zijn te optimaliseren. Zo kunnen verschillen in boeren al jaren hiermee bezig (www. bodemdichtheid aanleiding geven om de hwodka.nl). De landbouwpercelen zijn aardappelen dichter bij elkaar te plaatsen, er relatief klein (<20 ha) en er zijn vrijwel zodat in het groeiproces de optimale geen twee kanten gelijk. Dankzij GNSS grootte wordt behaald. zijn de boeren in staat om toch moderne landbouw te bedrijven in dit kleinschalige landschap. Zij berekenen nauwkeurig Bouwplan maken met GAOS de richting en de breedte van de bewerDe boeren uit de Hoeksche Waard en kingen en plannen die dan zodanig, dat onderzoekers van Wageningen UR hebzij optimaal manoeuvreren bij obstakels ben gezamenlijk een systeem ontwikkeld zoals een hoogspanningsmast, zodat ze dat de boeren helpt met het inrichten van de percelen. Dit systeem heeft de werknaam GAOS gekregen: Geo Akker Optimalisatie Service. Op basis van nauwRobots in de landbouw keurig ingemeten grenzen, exacte werkRobots gaan op de lange termijn traditionele machines in de landbouw vervangen. breedte van de machine en specifieke Ze maken het mogelijk bewerkingen precies uit te voeren met beperkte arbeidswensen van de boer wordt een optimaal kosten. Een robot moet weten waar hij zich bevindt: hij zal altijd uitgerust zijn met bewerkingspatroon uitgerekend. Voor een GNSS voor plaatsbepaling en voor autonome navigatie. De taakinformatie die moeilijke randen en hoekjes kan worden een robot nodig heeft om zijn werk te kunnen doen gaat over het wat en het wanuitgerekend of het rendabeler is om er neer van die taken, maar ook over waar die taken moeten worden uitgevoerd: geogewas te telen dan om het als ‘natuurakinformatie dus. Robots in de akkerbouw zijn nog niet op de markt. Veiligheid en ker’ in te richten met fraaie bloemen of robuustheid zijn de belangrijkste problemen. Landbouwmachines worden steeds een overblijvende grasrand. Dit laatste meer uitgerust met GNSS systemen die de besturing grotendeels overnemen. Ook is een belangrijke wens van bewoners, worden ze uitgerust met systemen die plaats-specifieke bewerkingen mogelijk recreanten, overheden en regionale maken op basis van geografische taakinformatie. landschappen waarvoor men een geringe dr. ir. Tijmen Bakker - Tyker Technology
[email protected], www.tyker.com vergoeding over heeft.
Geo-Info 2012-2 13
De boer vaart niet blind op de optimalisatieresultaten, maar wil ze kunnen bijstellen omdat zijn wensen niet allemaal zijn uit te drukken in het handjevol parameters waarmee de optimalisatie werkt. Daarom ondersteunt de web service GAOS het handmatig bewerken van zogenaamde referentielijnen. Wanneer de boer tevreden is met de resultaten kan hij het ruimtelijke plan overbrengen naar de boordcomputer van de tractor en zo zijn akkers bewerken.
Grotere productiviteit
rijkaart
plaatsspecifieke data
taakkaart
De vertaling van data naar informatie en gebruik daarvan voor aansturing van landbouwmachines
verloopt momenteel nog moeizaam. Foto: Sytze de Bruin. De twee lijnen van robotisering en inrichting komen uiteraard weer bij elkaar op de boerderij. Bemand of onbemand, de akker kan steeds effectiever bewerkt grotere arbeidsproductiviteit is een van Smart Farming. Het geheel van de inzet worden. De inzet is om met behulp van van technologie (GNSS, sensors, IT etc.) de hightech de landbouw tot een schone de belangrijkste doelen die daarmee gerealiseerd kunnen worden. maakt van de boer een smart farmer, die en efficiënte producent te maken, met op intelligente wijze zijn bedrijf runt als minimaal gebruik van middelen, zonder een zichzelf continue verbeterend proonnodige stikstofSmart farming ductiesysteem. Daarom moeten aspirant emissies en zonder De inzet van highGNSS maakt moderne tech is zoals altijd boeren steeds beter opgeleid worden. het landschap Het gebruik van GNSS wordt nu ook in het geweld aan te doen. landbouw mogelijk in een begonnen bij het agrarisch onderwijs toegevoegd aan het Dankzij de hightech van de kleinschalig landschap verbeteren curriculum. Het biedt tal van uitdagingen kan ook rendabeler bestaande activiteigeboerd worden ten en bedrijfsproces- op allerlei vlak waar de volgende genewant de technologie stelt de boer in sen. Dit is de drijfveer geweest om steeds raties mee aan de slag kunnen. (zie kader Opleiden). staat zijn bedrijfsmiddelen (zoals land, nieuwere en extremere oplossingen te mensen, inputs, kapitaal en machines) bedenken. We praten tegenwoordig niet efficiënter en effectiever in te zetten. Een meer over precisielandbouw maar over
Opleiden Precisielandbouw betekent een ingrijpende vernieuwing in het agrarische productieproces op het boerenbedrijf. Het wordt mogelijk om geografische informatie over percelen en gewassen te gebruiken voor een advies dat in principe voor elk deel van een perceel tot een optimale productie leidt. Waar een nutriëntentekort dreigt of een ziekte optreedt kunnen gerichte acties worden ondernomen. Terminals in tractoren zijn steeds vaker verbonden met het automatische stuursysteem, de werktuigbesturing en sensoren op de werktuigen. Zo komt er informatie beschikbaar voor de ondernemer waarmee hij de productie per deel van zijn perceel kan reguleren. De agrarische ondernemer en zijn medewerkers op de hoogte zijn van de toepassingen om ermee te kunnen werken. De boer moet zich bijscholen. In lesprogramma’s van agrarische opleidingen moet ‘smart farming’ een plaats krijgen. Een groep onderzoekers van WUR-PPO heeft samen met docenten uit het agrarisch onderwijs vier lesmodules ontwikkeld voor het agrarisch onderwijs (MBO en HBO). In die lessen leren de cursisten hoe ze informatie kunnen verzamelen over het perceel, zoals geometrie, laagtes, drains en groeiverschillen. De informatie wordt verwerkt en de cursisten leren hoe een bewerkingspatroon en taakkaarten voor een kunstmeststrooier en spuit te maken. De cyclus van data verzamelen - verwerken - toepassen - effectmonitoring wordt daarmee heel concreet. Deze vier modules zijn een aanzet en moeten door docenten worden geïmplementeerd. Omdat de technologie ook voor docenten nieuw is, zou dit voorlopig het best kunnen worden geconcentreerd op enkele gespecialiseerde praktijkcentra voor landbouwtechniek waar mechanisatie, software en kennis beschikbaar is, en waar de modules steeds aan de zich snel ontwikkelende producten worden aangepast. ing. David van der Schans (projectleider)
[email protected]
14 Geo-Info 2012-2
Verslag
Wegwijs & 25 jaar functioneel ontwerpen
Voorzitter Marc Hameleers leidt de eerste spreker in.
’Nieuwe prijs voor dienstbaar ontwerpen’.
naar de werkelijkheid te bewerkelijk is, de details onbekend zijn, of wanneer er onvoldoende ruimte is. Mercator werkte met gestandaardiseerde symbolen, maar bij hem ontbreekt vrijwel steeds een verklaring van die tekens. Een verklaring wordt pas echt nodig als de informatie complex wordt. Zoals minder vertrouwde verschijnselen als verschillende bodemsoorten, in de kaart worden weergegeven worden. Bundeling ofwel classificatie van de verschillende legenda-eenheden komt daarbij ook in de belangstelling, maar dat De eerste bijeenkomst vond plaats in een zaaltje van het Allard Piersonmuseum en was pas na ongeveer 1750. georganiseerd onder de titel ‘Wegwijs - Sym- Daarvoor is het nog vaak een rommeltje, bolen vroeger en nu’. Maar in feite ging alleen wat het gebruik voor historisch onderzoek vaak zeer bemoeilijkt. de eerste voordracht Over de leesbaarheid van over symbolen. De ‘De kunst van symbolen is men pas vrij tweede handelde het kaartkijken’ recent gaan nadenken, eerder over het thema met als afschrikwekkend vertelperspectief, en voorbeeld de hellingstreepjes van Lehde derde over onzekerheid bij het gebruik van oude kaarten en andere informatie bij de mann (hoe steiler het reliëf, hoe zwarter), reconstructie van ruimtelijke ontwikkelingen. waarin de overige kaartinformatie vaak jammerlijk verdronk. De spreker memoDe term Wegwijs kon de lading echter toch reerde ook aan Paul Mijksenaar. Die met enige moeite dekken. gebruikte de geijkte term legendalandjes Na de opening door dagvoorzitter Marc (fantasiekaartjes met alle symboliek daarin Hameleers wijdde prof. Ferjan Ormeling, kartograaf, een beschouwing aan het ‘Sym- verklaard in haar onderlinge samenhang) en de zeer kritische wijze waarop de boolgebruik op oude kaarten’.1 Hij stelde jubilaris de wereld van de kartografen te dat het gebruik van symbolen en hun verklaring niet vanzelfsprekend is. Kaarten klein wist te maken. Helaas was Mijksenaar met een weergave naar de natuur, zoals de niet aanwezig. De volgende spreker was mevrouw fraaie vogelvluchtkaarten van Bollmann Lina van der Wolde, kunsthistorica en doen het namelijk zonder symbolen. Je gaat symbolen gebruiken als de weergave conservator van de Atlas van Stolk in het
Schielandshuis in Rotterdam. Aan de hand van kaarten behandelde zij topografische tekeningen uit de collectie: ‘De kunst van het kaartkijken’. Het ging daarbij niet zozeer om de symboliek, maar om de wijze waarop het landschap aan de kijker werd gepresenteerd. En hoe hij of zij ook emotioneel daarbij wordt betrokken, dus het vertelperspectief ofwel point of view, ook bekend uit bijvoorbeeld letterkunde, film en stripverhaal. Met voorbeelden liet de spreker zien hoe in één afbeelding verschillende gezichtspunten kunnen worden gecombineerd, bijvoorbeeld een kaart van Haarlem recht van boven met troepenbewegingen onder een hoek van zeg 45 graden, of van opzij. De combinatie van veel informatie op één blad, met voor elk onderdeel een passend vertelperspectief, zou kenmerkend zijn voor de Nederlandse traditie. Een interessant thema, waar ik toch wat meer over zou willen weten.
Op 2 november 2011 kon de kaartliefhebber in Amsterdam twee aan elkaar gekoppelde bijeenkomsten bezoeken: een ‘gewone’ van de Werkgroep van de geschiedenis van de Kartografie van GIN. De bijzondere bijeenkomst was ter gelegenheid van het 25-jarig bestaan van het ontwerpbureau van Paul Mijksenaar en de overdracht van (een deel van?) zijn prachtige (karto)grafische verzameling aan de Bijzondere Collecties van de Universiteit van Amsterdam.
Prof. Guus Borger, sociaal geograaf, besprak onder de titel ‘De oude kaart als kennisbron voor het verleden landschap’ de methodische problemen van een recent project. Hierbij is de ontwikkeling van de Randstad in de loop der tijd in kaarten afgebeeld voor een zestal tijdstippen: de jaren 800, 1200, 1500, 1700, 1900 en 2000. Voor de eerste perioden zijn er geen oude kaarten beschikbaar; je moet het vooral doen met geologische en archeologische informatie. Diverse begrenzingen en andere feiten zijn dan helaas Geo-Info 2012-2 15
onbekend, en dat moet dan ook vaag of oningevuld blijven op de kaart. Zo is voor de periode rond 1200 wel min of meer bekend wat de ontginningsrichtingen waren in het Hollandse veen. Maar de begrenzingen ervan weten we niet en kunnen we dus ook niet weergeven. Na 1500 komen er kaarten, maar die zijn vaak moeilijk te interpreteren of spreken elkaar tegen. Een voorbeeld hiervan is de ligging of uitgestrektheid van verveningen. De spreker toonde ook verontrustende voorbeelden van de Biesbosch (was echt alles meteen weggespoeld bij de Elizabethsvloed in 1421?), van de Maasmond, en van de Haarlemmermeer. Lastig om wegwijs te worden uit al de oude bronnen en verantwoorde keuzen te maken!
Professor Guus Borger.
historische pendanten zien waartussen het materiaal van Mijksenaar nu ingebed zal worden. Paul Mijksenaar gaf zelf een toelichting hoe hij tegen kaarten en cartografie aankijkt, vooral functioneel maar toch ook esthetisch. Zijn tekst is ook te vinden op de hierna te noemen verjaardagskalender, en ik kan dus daaruit een passage citeren: “Kaarten zijn in feite extreme stileringen en abstracties. Het enige wat ze met de werkelijkheid gemeen hebben, is het topografische gebied dat ze bestrijken. Ze zijn het resultaat van generalisatie, overdrijving, versimpeling, vertekening, weglating en – verrassend genoeg – van persoonlijke smaak. Kaarten zijn eigenlijk bedrog. Kaarten zijn dus eerder fictie dan nonfictie, eerder kunst dan reproductie, en juist daarom zo fascinerend. Ze tonen de oneindige rijkdom aan menselijke creativiteit en vindingrijkheid en zelfs de neiging tot behagen, dus schoonheid. Wat cartografie echter van schilderkunst onderscheidt, is het gebrek aan pretentie om kunstzinnig te zijn. Zelfs veel cartografen denken dat ze bezig zijn met een objectieve, algemeen geldende weergave van de werkelijkheid. Hun enige doel is dienstbaar te zijn aan wandelaars, reizigers, toeristen, bestuurders, onderzoekers, geologen en planologen. Maar wie even de functie wegdenkt en uitsluitend oog heeft voor de visuele aspecten, ontdekt geheimzinnige wonderen van kleuren, lijnen, vlakken en vormen.”
Na de voordrachten moesten de bezoekers hun (korte) weg zoeken naar de ruime Aula van de Universiteit van Amsterdam. Voor de bijeenkomst naar aanleiding van 25 jaar Bureau Mijksenaar, gespecialiseerd in Wayfinding en Information Design. Joost Elffers, lid van de Raad van Advies van Deze werd geopend door de heer Garrelt Mijksenaar bv, hield vervolgens een speels Verhoeven, hoofdconservator Bijzondere betoog over zijn rol als adviseur (kijken van Collecties UvA. Hij memoreerde de ontwikkeling van Paul Mijksenaar en zijn bedrijf, en buiten naar binnen, maar ook van binnen naar buiten), de angst van de wereld voor van de alomtegenwoordige aanwezigheid mensen met een niet scherp van hun voortbrengselen (“geen ‘Kaarten zijn eigenlijk begrensd vakgebied, en de noodzaak voor de ontwerper ontkomen aan”). bedrog’ om, in de woorden van de De rijke collectie kaarten, geen historische, maar wegens het spreker, niet naar de dijk te kijken, maar naar het water, wat tot heel andere oplossingen functionele en grafische belang door Paul kan leiden. Zijn voordracht werd gevolgd Mijksenaar verzameld, is nu overgedragen door een voor mij helaas grotendeels onbeaan de Bijzondere Collecties. Spreker bood grijpelijke woordenstroom van curator Toon de jubilaris als dank een facsimile-uitgave Lauwen van de uit te reiken Paul Mijksenaar aan van een sterrenatlas, onder het voor Design for Function Award, “een nieuwe verschillende interpretaties vatbare motto prijs voor dienstbaar ontwerpen”, dit alles ter “wayfinding in heaven”. Aansluitend liet toelichting van het hierbij afgebeelde drieJan Werner, conservator van de kaarten en atlassen van de Bijzondere Collecties) enkele dimensionale schema aan de hand waarvan 16 Geo-Info 2012-2
‘Cartografische verjaardagskalender’.
de prijswinnaar gekozen zou zijn. De toehoorders konden daarna gelukkig weer opgelucht ademhalen bij twee prachtige filmpjes, het ene van functionele strepen, randen, haaientanden, pijlen, kruisen, enz. die je op de bestrating kunt tegenkomen, en het andere van een nauwelijks in woorden uit te leggen oogstrelende visualisatie van een- en meerstemmige klanken. Dit ter introductie van de prijsuitreiking door Paul Mijksenaar zelve, tot aller verrassing niet aan een levend persoon, maar posthuum aan Edward N. Hines (1870-1938), een Amerikaan die 100 jaar geleden de middenstreep op de weg uitvond, een puur functioneel grafisch element dus dat sindsdien, zonder dat uitleg noodzakelijk was, talloze mensen het leven redde. Een gezien werkveld en aansprekende filosofie van de jubilaris in alle opzichten passende keuze, lijkt mij. De dag werd daarna, via een wit behandschoende route terug naar de Turfmarkt, besloten met een druk bezochte receptie, waarbij de bezoekers bij vertrek nog een fraaie cartografische verjaardagskalender meekregen, door de schenker ongetwijfeld bedoeld niet voor op het toilet (“waar vind ik dat?”) of in de gang, maar in de huiskamer, en dat in plaats van een schilderij. René van der Schans 1.
Deze bijdrage zal verschijnen in Geo-Info 2012-3.
Overgangswaterpassingen op een nieuw niveau N. de Hilster, Starmountain Survey & Consultancy BV
Het met hoge kwaliteit overbrengen van hoogtes over brede watergangen bij geodetische netwerken is een van de grootste uitdagingen in het waterpassen. Deze zogenaamde overgangswaterpassingen worden, dankzij speciale procedures met total stations of waterpasinstrumenten, weliswaar succesvol uitgevoerd, maar zelden met een eerste-orde kwaliteit bij afstanden van een kilometer of meer. Een nieuwe methode, bestaande uit een combinatie van conventionele waterpasinstrumenten, digitale camera’s en beeldverwerkingssoftware, maakt het nu mogelijk ook bij deze afstanden eerste-orde nauwkeurigheden te behalen.
De aanzet voor de nieuwe methode werd afgelopen juni gegeven door Henk ten Damme, voormalig medewerker van de afdeling NAP van de Meetkundige Dienst (nu DID) van Rijkswaterstaat, en Ad van Vliet, adviseur bij dezelfde dienst. Zij kwamen met de vraag of het mogelijk was overgangswaterpassingen te innoveren. Ten Damme’s idee was om een waterpasinstrument van een digitale camera te voorzien en de beelden door software te laten analyseren. Het doel was data van een tweetal instrumenten tegelijkertijd te verzamelen met een hogere objectiviteit dan mogelijk is door menselijke waarneming. Daarnaast was de wens het proces dusdanig te automatiseren dat de resultaten bekend zijn voordat de meetploeg de meetlocatie zou verlaten.
menten met een hoge inspeelnauwkeurigheid van de vizierlijn. Gedacht werd aan het gecompenseerde Zeiss Ni002 waterpasinstrument (inspeelnauwkeurigheid 0.05”), de ongecompenseerde Wild T4 theodoliet (0.10”) en het ongecompenseerde Wild N3 waterpasinstrument (0.20”, zie figuur 1).
voor gebruik bij microscopen en daarbij op het oculair geklemd wordt. Het bestaat uit een 1.3 megapixel CMOS chip en een lens met een vergrotingsfactor van 7.2x. Dit, in combinatie met de vergrotingsfactor van 42x van de Wild N3, resulteert in een totale vergrotingsfactor van circa 300x. Aangezien de standaard adapter niet geschikt was voor waterpasinstrumenten, is in eigen werkplaats voor de N3 een adapter vervaardigt voor het koppelen en uitlijnen van de USB camera (zie figuur 2).
Fig. 1. Een van de gebruikte Wild N3’s uit 1960.
Instrumentkeuze
Hieruit werd uiteindelijk de Wild N3 gekozen, aangezien de beschikbaarheid Ten einde een hoge nauwkeurigheid te van Wild T4 theodolieten en Zeiss Ni002 kunnen realiseren was het duidelijk dat waterpasinstrumenten beperkt was, terwijl alleen de beste instrumenten hiervoor in aanmerking kwamen. Daarbij is overwogen met een gewicht van 60 kilogram de T4 om gebruik te maken van moderne digitale niet erg praktisch is. Uit tests met gecompenseerde waterpasinstrumenten is verder waterpasinstrumenten, maar proeven uit het verleden hebben aangetoond dat, zelfs gebleken dat deze vrij gevoelig zijn voor temperatuurveranderingen [Damme en bij gebruik van uitvergrote barcodebaken, eerste-orde nauwkeurigheid bij deze instru- Lentjes, 1986]. menten beperkt was tot circa een halve kilometer [Takalo en Rouhiainen, 2006]. Om Camerakeuze deze reden is besloten terug te grijpen op De camera die Ten Damme voorstelde is conventionele niet-elektronische instrueen USB camera die speciaal gebouwd is
Fig. 2. Wild N3 voorzien van camera.
Waarnemingsprincipe Voor de meting werden tevens nieuwe richtmerken ontworpen, die bestaan uit twee evenwijdige balken, waartussen de kruisdraad gemikt dient te worden (zie figuur 3). Dit idee op zich was niet nieuw en is voor het eerst beschreven in 1594 door de Engelse wiskundige Thomas Harriot [Hilster, 2010]. Geo-Info 2012-2 17
ding van 1:2.000 – 1:20.000 tot de hart-ophart afstand van het richtmerk haalbaar is. Deze hart-op-hart afstand is afhankelijk van de vergrotingsfactor van de camerainstrument combinatie en is voor de Wild N3 circa 350mm bij een afstand tussen instrument en richtmerk van één kilometer. Het detectieniveau in verticale richting komt dan op 0.18mm of beter.
INVAR baak
Voor het bepalen van de vizierlijnhoogtes wordt gebruik gemaakt van INVAR baken. Doordat het beeldveld omgekeerd evenredig is met de vergrotingsfactor is deze gereduceerd tot circa 5cm op 10 meter afstand. Hedendaagse digitale instrumenten hebben ten minste 30 centimeter van een barcode-baak nodig om een vizierlijnhoogte te kunnen bepalen. Voor de Fig. 3. Richtmerken voor respectievelijk 300, 600, 900 en 1200 meter. huidige ontwikkeling zou dit betekenen Software dat de afstand tussen instrument en baak De applicatie is ontwikkeld in Java en ten minste 50 meter zou moeten zijn. verzamelt en verwerkt de ruwe beelden De methode is sindsdien succesvol toegeOndulatie zou dan een te grote rol kunnen past op navigatie-instrumenten, microme- van de camera continu (zie figuur 4). De gaan spelen en dus is er voor gekozen een combinatie van ondulatie en lineaire ters en kruisdraden voor theodolieten en nieuw type barcode-baak te ontwikkelen beeldopbouw van de camera zorgt richtmerken in gebruik bij optical tooling op basis van een analoge INVAR baak. echter voor vervormingen, waardoor het [Hilster, 2010; Deumlich en Staiger, 2002; Deze baak werd voorzien van individuele niet mogelijk zou zijn ieder beeld apart McGrae, 1966]. Door middel van beeldverbetrouwbaar te analyseren. Dit is opgelost barcodes bij elke deelstreep, die de waarwerking, in een speciaal hiervoor ontwikdoor de ruwe beel- den van die deelstrepen in hele centikelde applicatie, Eerste-orde den van de camera meters vertegenwoordigen (zie figuur 5). wordt vervolgens de relatieve positie overgangswaterpassingen door middel van Bovendien werden, ter verificatie van de barcodes, numerieke waarden in een klein een voortschrijvan de kruisdraad met slagen van meer dend gemiddelde font aan de baak toegevoegd. De software ten opzichte van het dan een kilometer ziet de centimeterverdelingen als richtalgoritme (RMArichtmerk bepaald. merken met een hart-op-hart afstand van algorithm) bij één centimeter en detecteert ze met een elkaar op te tellen (image stacking). Deze De camera levert afbeeldingen op die methode is analoog aan de werkwijze van nauwkeurigheid van circa 0.005 millimeter bestaan uit een regelmatig grid van op afstanden van 6 tot 20 meter. beeldpunten of pixels. Het detecteren van digitale waterpasinstrumenten zoals de Leica NA3003, waarbij dit over tijd midde kruisdraad en richtmerk gebeurt door delen bekend staat als integreren. De intehet combineren van intensiteiten van gratietijd bij de NA3003 is tot 10 seconden naast elkaar liggende pixels. De horizontale lijnen van de kruisdraad en richtmerk instelbaar. Hoe hoger de integratietijd, hoe lager de standaardafwijkingen, maar steken daarbij tegen de achtergrond af hoe langer het duurt om een waarneming door een constante intensiteit (zie figuur te doen. De nu ontwikkelde applicatie 4), waarbij de piek bepaald wordt door maakt gebruik van een soortgelijke algomiddel van een tweede-orde polynoom ritme, waarbij de integratietijd naar wens kleinste kwadraten algoritme. ingesteld kan worden tot maximaal 120 seconden. De beelden worden daarbij met een frequentie van 5Hz opgenomen, zodat Fig. 5. De voor deze toepassing ontwikkelde INVAR barcode baak. dit gelijk staat aan 600 beelden. Aangezien het een voortschrijdend algoritme betreft, is het mogelijk met dezelfde freVeldtest quentie als de opname de berekeningen Op 16 september 2011 is in het bijzijn te doen en de resultaten ervan te tonen. van bovengenoemde personen en Jan Een client-server verbinding via mobiel van der Sluijs (senior landmeter van de internet garandeert synchrone opname, NAM, aldaar o.a. verantwoordelijk voor de ongeacht de afstand tussen de instrumen- overgangswaterpassingen) een veldtest ten. Een web-based applicatie verwerkt de uitgevoerd in IJmuiden (zie figuur 6). De Fig. 4. Kruisdraad- (in rode rechthoeken) en richtmerkdetectie (gele rechthoeken). De Wild N3 ingewonnen gegevens, zodat de resultaopzet bestond uit een waterpassing vanuit heeft een omgekeerd beeld. ten binnen enkele minuten na afloop van het midden, bestaande uit twee zijden van de meting bekend zijn en eventueel met ieder 900 meter die tezamen een overgang de klant of andere waarnemers gedeeld van 1,8 kilometer vormden. In plaats van Tests hebben aangetoond dat op deze kunnen worden. de zijden in elkaars verlengde te nemen, is manier, afhankelijk van de waarnemingsbesloten ze evenwijdig en over hetzelfde of integratietijd (zie verderop), een traject te kiezen. Hierdoor stonden de betrouwbare detectie met een verhou18 Geo-Info 2012-2
Fig. 6. De twee instrumenten, barcode baken en computers met draadloos netwerk tijdens de veldtest.
richtmerken op slechts 10 meter van elkaar en was het mogelijk het hoogteverschil ook direct door middel van conventionele waterpassing vast te stellen. Vervolgens zijn gedurende twee uur in een tweetal runs - ieder bestaande uit vier sets waarnemingen van ieder circa 7 minuten - een totaal van ongeveer 12.000 waarnemingen gemaakt. Het automatisch verwerken van de data door de on-line applicatie duurde, inclusief het versturen en laden van de data, circa 10 minuten, waarbij een derde deel van de waarnemingen werd verworpen. De sluitfout tussen de twee runs was 0.69 millimeter, terwijl het verschil met het uit de directe waterpassing verkregen hoogteverschil slechts 0.15 millimeter was. De resultaten werden bereikt onder marginale weersomstandigheden; er stond een stevige, vrijwel frontaal op de instrumenten gerichte, wind van circa 5Bft. Het was gedeeltelijk bewolkt, waardoor zonnige perioden op het traject werden afgewisseld door schaduw en gedurende een van de runs regende het zelfs kortstondig, terwijl bij een andere run de zichtlijn kortstondig door een vaartuig geblokkeerd werd. Desondanks werd bovenstaand eerste-orde resultaat behaald.
Samenvatting Overgangswaterpassingen op een nieuw niveau Door conventionele waterpasinstrumenten te combineren met camera’s en beeldver-
werkingssoftware zijn de objectiviteit en kwaliteit van overgangswaterpassingen over afstanden van meer dan een kilometer aanzienlijk verbeterd. Waarnemingen worden nu automatisch synchroon en volledig objectief gedaan, terwijl de nauwkeurigheid aanzienlijk is verbeterd. Met de nieuwe methode is het voortaan mogelijk ook bij overgangen van meer dan een kilometer eerste-orde resultaten te behalen. Daarbij is de methode dusdanig geautomatiseerd dat het resultaat van de meting binnen enkele minuten na afloop ervan bekend is.
Summary Levelling gains new heights Combining conventional levelling instruments with cameras and digital image processing, the objectivity and quality of levelling across distances over one kilomtre have been significantly improved. Measurements are performed automatically in a synchronous manner and fully objectively, whilst the accuracy has been improved as well. The new approach facilitates obtaining first order results even across distances over one kilometer. The approach has been automated to such an extent that the results of the measurements are available within minutes.
Literatuur J .H. ten Damme, J.P.H. Lentjes, ‘Invloed van temperatuur op precisie-waterpasinstrumenten met compensator’, in: Rijkswater-
staat Meetkundige Dienst MDTN-R-8613, (Delft, 1986). F. Deumlich, R. Staiger, Instrumentenkunde der Vermessungstechnik, (Heidelberg, 2002) N. de Hilster, ‘The Demi-cross: a reconstruction’, in: Bulletin of the Scientific Instrument Society No. 105, (2010), pp.30-41. J.D. McGrae, Optical Tooling in Industry, (London, 1966) M. Takalo, P. Rouhiainen, ‘On Digital Levelling Technique Applied in Water Crossing’, in: XXIII FIG Congress ‘Shaping the Change’, Munich, Germany, October 8-13, 2006, (Munich, 2006), zie http://fig.net/pub/ fig2006/papers/ts53/ts53_03_takalo_rouhiainen_0507.pdf, laatst benaderd 30/10/2011. 1.
Een engelstalige versie van dit artikel zal verschijnen in Hydro International en GIM International.
Starmountain Survey & Consultancy BV, een bedrijf dat zich bezig houdt met specialistische metingen op hydrografisch en geodetisch gebied, is in 2000 door Nicolàs de Hilster opgericht. Daarvoor was hij werkzaam als hydrograaf bij Osiris en als projectleider bij afdeling GAM van de Meetkundige Dienst van Rijkswaterstaat.
Geo-Info 2012-2 19
Open Kaart
Kartografisch vuurwerk Kranten komen graag met vuurwerk. Opvallend nieuws of niet: het moet opvallend gepresenteerd worden. Als er geen nieuws is, kun je als redactie toch zelf nieuws vergaren? Op 2 januari ruimde het gratis dagblad ‘De Pers’ een hele pagina in voor een illustratie (of is het toch een kaart?) die de ‘nieuwjaarsherrie’ in beeld bracht. In Haarlem werd de meeste herrie gemeten. Maarten Boddaert (uitgever aardrijkskunde en kartograaf): “Ik betwijfel of dit een kaart is en niet gewoon een illustratie, maar goed, ik herken Nederland en er zijn gegevens ruimtelijk weergegeven, dus laat is het toch maar een kaart noemen. De kaart ziet er feestelijk uit, maar allerminst leesbaar. Uit de kaart valt namelijk totaal niet te lezen dat in Haarlem de grootste herrie is gemeten. Alle kleuren in de Randstad vliegen dwars door elkaar. Storender vind ik dat deze kaart geheel oninteressant is. Het zegt voornamelijk iets over de plek waar metingen zijn verricht en niets over de vraag of er in Nederland gebieden zijn waar meer vuurwerk wordt afgestoken dan in andere gebieden. Waar de hardste knal plaatsvond, is ook geen zinnig woord over te zeggen. Het scheelt nogal of de knal 10 meter of 100 meter van de meetapparatuur plaatsvond. Ook is het volstrekt irrelevant hoe laat de hardste knal plaatsvond: 0.15 uur of 0.16 uur, wat maakt dat uit? Het was urenlang onrustig die nacht… “
Tjeerd Nijeholt (adviseur geo-informatie en auteur ‘Handboek Geo-visualisatie’): “Uiteraard is dit geen kaart, maar een illustratie. Ik vind deze illustratie best goed. Leuk gekleurd. Simpel Edward Mac Gillavry (adviseur kartografie en onderschrift. Maar hij had zo veel beter kunnen geo-ICT): “De gegevens achter deze illustratie zijn. De geïnteresseerde lezer is te snel weg, zijn gemeten door GeluidsNet. Deze stichting omdat de grootte van de vuurwerkuitspatheeft als doel objectieve en betrouwbare tingen niet proportioneel is met de maximum meetgegevens te leveren aan bewoners, aantallen decibellen. Dat is toch wat iedereen belangengroepen en overheden rondom de onbewust of bewust verwacht? Je wilt zien Nederlandse vliegvelden. Dit verklaart het spreidingspatroon van de metingen die hier in waar de hardste knal is. De gegevens hoeven kaart zijn gebracht. De illustratie biedt dus geen wat mij betreft niet wetenschappelijk verantwoord te zijn; daar mikken die kranten toch niet beeld dat representatief is voor de landelijke spreiding van vuurwerkgeluid, maar alleen voor op. De lezer -ik weet niet wat oorzaak of gevolg de locaties in de buurt van vliegvelden. Hoewel is - verwacht dat ook niet. Maar was er iemand je zou kunnen denken dat de locaties zijn gese- bij de productie van deze illustratie betrokken lecteerd op basis van het hardste vuurwerkge- geweest met een beetje kartografische kennis, of kennis van grafische vormgeving, dan was de luid, kan het dus het geval zijn dat Groningen grafische variabele ‘grootte’ gebruikt. Het was of Middelburg het hardste vuurwerkgeluid dan een veel mooiere, plezierigere en duidelijproduceerde, maar dat dit gewoonweg niet is kere illustratie geweest.” geregistreerd. In de titel of het kaartbeeld had de maakster deze afhankelijkheid tussen meetlocaties en weergave duidelijk moeten maken.” 20 Geo-Info 2012-2
Frédérik Ruys (information designer voor onder andere VPRO’s ‘Nederland van Boven’): “Tekst en beeld moeten naadloos aansluiten, wil de boodschap goed overkomen. Bij deze illustratie gaat het een paar keer mis. Zo laat de kaart prachtig en kleurrijk uiteenspattend siervuurwerk zien, terwijl het artikel over herrie gaat - in de praktijk veroorzaakt door het onooglijke grondvuurwerk. De tekst beweert dat Haarlem de lawaaierigste jaarwisseling heeft gevierd. Helaas is dat gegeven nauwelijks van de kaart af te lezen. Als lezer zoek je tevergeefs naar de betekenis van vorm, kleur of grootte. Ook de vermelde plaatsen lijken lukraak gekozen te zijn. Daarbij helpt het overdreven perspectief - dat ook gevolgen zou moeten hebben voor de grootte van het vuurwerk - ook niet mee. Het zou veel verdienstelijker zijn geweest als er meer zorg was besteed aan de typografie (door bijvoorbeeld het corpsgrootte te relateren aan de decibelwaardes). Het tijdsaspect zou ook een leuke invalshoek kunnen zijn geweest: ‘Wie piekt er vroeg, wie piekt er laat?’
Verslag
OGT studiemiddag 9 november “In mei gaan we terugkijken op wat er sinds oktober is gebeurd”. Voorzitter Harrie van der Werf was zo enthousiast over het vrijgeven van de Basisregistratie Topografie per 2012, dat hij bij de opening van de studiemiddag al een voorschot nam op het programma van de volgende keer. Begrijpelijk, want het OGT (Overlegorgaan Gebruikers Topvector) is sinds de oprichting eind vorige eeuw speciaal op die dataset gericht geweest. Elk jaar zijn daaraan twee studiemiddagen gewijd geweest. Deze middag was het thema ‘Beschikbaarheid Basisregistraties’, met als locatie het CBS gebouw in Den Haag. Er waren vijf sprekers en circa 30 belangstellenden.
Maps4Science
De tegenwoordig beschikbare apparatuur en software maken het proces veel Eerste spreker was professor Peter van makkelijker dan voorheen. Het kan nu circa Oosterom van TU Delft, die het Maps4tien maal zo snel worden uitgevoerd. Er Science voorstel toelichtte. Het voorstel is zijn ook minder mensen nodig. Ooit telde eind van de zomer ingediend bij NWO, de Nederlandse Organisatie voor Wetenschap- het geodesie team van de provincie wel pelijk Onderzoek. De bedoeling van M4S is 50 medewerkers, nu zijn het er nog tien. te komen tot een geodata knooppunt voor Vijf daarvan werken buiten. Natuurlijk is de universiteiten. Het probleem met de hui- ook de verbeterde beschikbaarheid van de dige situatie is, dat het gebruik van geodata stereo-luchtfoto’s van groot belang. Voor de door de Nederlandse universiteiten beperkt toekomst zijn er nog wel een paar wensen: kostenreductie door is. Dat ligt aan de beperkte toeMaps4Science moet PDOK luchtfoto’s af te nemen van een langankelijkheid, de gaan aanvullen delijke vlucht, mits moeilijkheidsgraad de technische spevan het gebruik (3D, cificaties kloppen: gebruik van UAV’s voor AHN2) en onbekendheid met het bestaan aanvullend beeldmateriaal; ontwikkeling van de data. De gebruikssituatie varieert per organisatie en er is veel overlap. De tien van 3D-objecten met gebruik van CityGML. Ook organisatorisch zou het beter kunnen: indieners willen via M4S een ‘Large Scale het erbij betrekken van de gemeentelijke Research Facility’ tot stand brengen, met als doel de wetenschap verder te brengen. wegen is nu nog een heel gedoe. Dat zou M4S is bedoeld als wetenschappelijke even- beter moeten. De provincie werkt nu samen met enkele grote gemeenten die dezelfde knie van PDOK, en wil dat dus niet beconcurreren maar juist aanvullen. Bijvoorbeeld software gebruiken, dat kan breder. door te werken aan een verbetering van de En tenslotte: de provincie doet het werk nu data-ontsluiting via het Nationaal Georezelf, maar als een aannemer het wil doen… gister. Op www.maps4science.nl is meer informatie over M4s te vinden.
Fotogrammetrie steeds goedkoper
Geo-dataflow
Jan van Sambeek, collega van Stefan van Gerwen, gaf hierna een korte update Tweede spreker was Stefan van Gerwen van van het proces Dataflow, zoals dat bij de geo-ict afdeling van de provincie wordt de provincie Noord-Brabant. Hij beschreef geïmplementeerd. Hij had dat schema al de totstandkoming van de objectenkaart voor het beheer van de provinciale wegen. op de vorige studiemiddag gepresenteerd, in mei 2011 (zie www.ogtweb.nl ). Het gaat Het data-inwinningsproces wordt uitgedaarbij om de keten van bewerkingen die voerd met behulp van digitale fotogrambinnenkomende data moeten doormaken metrie. om in de databases van de provinciale
organisatie opgeslagen te kunnen worden. De meest recente ontwikkeling is dat de provincie van het ministerie van I&M de applicatie ‘BAG extract’ heeft ontvangen die BAG-gegevens converteert naar een Postgres database. Omdat er als gevolg van de bezuinigingen steeds meer capaciteitsproblemen ontstaan, zoekt Jan van Sambeek medestanders en partijen die met de provincie willen samenwerken.
BRT productie wordt LEAN Na de pauze was het woord aan Bert Bruns, productmanager Topografie bij het Kadaster. Hij startte met de aankondiging dat de topografische producten van het Kadaster per 1 januari 2012 via PDOK gratis beschikbaar zullen zijn voor de overheid. De luchtfoto’s maken dan geen deel meer uit van de levering. De leveringsformats zullen zijn: GML en file geodatabase. Dit riep discussie met de zaal op: men vond de GML bestanden veel te groot en ongeordend. Daardoor zijn ze door de gebruiker moeilijk te hanteren. Men wil GML in beter behapbare brokken, bijvoorbeeld per kaartblad. De spreker erkende dat maar wees erop, dat het Kadaster in het verleden op verzoek van Geobusiness Nederland heeft besloten geen software gereedschap voor de omgang met GML bestanden te ontwikkelen. Daarna beschreef hij de werkwijze van het Kadaster bij de productie van de familie van topografische bestanden. Het blijkt dat het huidige productieproces van de BRT niet de gestelde doelen haalt: het is niet kostendekkend, de voorgeschreven 2-jaren actualiteit wordt niet gehaald, er is geen leveringsbetrouwbaarheid, en tenslotte: Geo-Info 2012-2 21
technisch is het huidige productiesysteem Tenslotte gaf hij twee redenen aan waarom aan het eind van z’n levenscyclus. Nu gaat hij verwacht dat de kwaliteit van de bestanhet Kadaster aan den in de toekomst zal de slag om het Provincie Noord-Brabant verbeteren. Ten eerste productieproces zal het proces van zoekt samenwerking rond LEAN te maken automatische genera(zie www.lean. lisatie, betekenen dat de geo-dataflow org ). Kadaster het Kadaster z’n eigen doet dat door vijf kernprincipes te volgen: bestand intensief gaat gebruiken en dus gebruik het klantperspectief, elimineer ver- eerder technische fouten zal ontdekken. Ten spilling, creëer een continue flow, werk op tweede is de gebruikersparticipatie nu georvraagsturing en voortdurende verbetering. ganiseerd via het BRT Gebruikersoverleg.
Afstemming verbeteren Marthe Fuld van ICTU was de laatste spreker. Onder het motto ‘Eén digitale overheid: betere service, meer gemak’ was haar boodschap dat het ministerie van I&M een uitweg biedt uit de afstemmingsperikelen tussen basisregistraties. Die kunnen namelijk ontstaan door de omvang van de ‘familie van basisregistraties’ en de complexiteit van hun samenhang. Zulke problemen kunnen bij haar (marthe.fuld@ ictu.nl) worden aangemeld. Desgevraagd noemde de zaal al een paar problemen, zoals de variatie in de definitie van verblijfseenheden. Haar aanbeveling was om zulke gevallen direct bij het Kadaster te melden, met een cc aan Marthe. Voorzitter Harrie van der Werf sloot hierna de studiemiddag af met het bedanken van de sprekers, en het CBS voor het beschikbaar stellen van hun vergaderzaal en het verzorgen van de catering. Frans Rip
Bert Bruns in actie. (Foto: Bart Smit)
Landmeter op website recherchebureau… Op een bepaald moment moesten we een woning observeren die op een zeer afgelegen weg stond; het volgende huis was enkele honderden meters verderop. Een medewerker is van te voren ter plaatse gaan kijken en heeft daar wat video-opnamen gemaakt zodat wij die op kantoor konden analyseren. (…) Na bestudering van de video-opnamen bleek al dat we een goede list moesten verzinnen om zomaar in de buurt van zijn woning te observeren. Een collega had eens verteld dat hij een zogenaamd ‘PTT- tentje’ had gebruikt bij een langdurige observatie op een drukke plek. Iets dergelijks leek ons ook wel iets. Uiteindelijk besloten we ons te verkleden als landmeters van het Kadaster. Alle spullen die we daarvoor nodig hadden konden we her en der huren en lenen. We besloten om niet langer dan twee dagen bij de woning van Jansen in de buurt te blijven.
Anders zou het immers alsnog gaan opvallen. De eerste dag ging goed en zonder problemen. De bewoner bracht zo nu en dan wat dozen vanuit zijn auto naar zijn schuur. Hiervan maakten wij uiteraard video-opnamen, die we ook inzoomden op de dozen zelf. Dit bleken dozen van zijn werkgever te zijn: de naam van het bedrijf stond er op. Aan het einde van de tweede dag kwam er een auto aanrijden die vlakbij ons stil bleef staan. Het raampje ging naar beneden en lachend zei hij tegen mijn collega: “Als je een beetje serieus over wilt komen, moet je het meetapparaat andersom op het statief zetten. Anders doet hij het niet...”. Wij hadden het apparaat dus verkeerd om op het statief gezet en dat was zelfs van een afstand te zien. (www.k-2recherche.nl)
Vrouwelijke Amerikaanse meetploeg uit 1918 Landmeters in de staat Idaho in het noordwesten van Amerika ressorteerden organisatorisch eerst onder de’ Idaho Society
22 Geo-Info 2012-2
of Professional Engineers’. In 1974 organiseerden ze zich als een aparte entiteit:’ Idaho Association of Land Surveyors’. In 1993 werd de naam veranderd in het mooiere ‘Idaho Society of Professional Land Surveyors’. Hun website toont echter ook oudere vakfoto’s, bijvoorbeeld deze: ‘Minidoka Project Female Survey Crew, 1918. Photo from the US Bureau of Reclamation, provided by Susan Ruschmeyer’. (www.idahospls.org)
Column
ir. Arie J. Duindam
Webservices zijn geen data In mijn vorige column heb ik verslag gedaan van mijn zoektocht naar de toestemming om het NWB-wegen te mogen hergebruiken. Dit is inmiddels gelukt, wat een duidelijk voorbeeld is van de huiveringwekkende macht van een Geo-Info columnist. Wellicht dat de niet aflatende inspanning van Rijkswaterstaat er overigens ook wel iets mee te maken heeft. Waar ik het ditmaal over wil hebben, is het verschil tussen webservices en datasets, omdat dit actueel is in de context van de Open Data ontwikkelingen. De centrale stelling die ik wil verdedigen is deze: webservices zijn geen data. Nu is het mij er niet om te doen u te overtuigen, dat lukt namelijk toch niet, en ik weet uit eerste hand dat er volstrekt tegenovergestelde meningen zijn. Maar ik wil de stelling graag verdedigen, omdat het hanteren van de termen ‘data’ en ‘webservice’ als synoniemen de nodige consequenties heeft. Het is aardig om even terug te gaan naar een stukje recente ICT geschiedenis. In 1997 was HTTP 1.1 een standaard geworden. In 1998 zag XML 1.0 het levenslicht. Met de combinatie van deze twee technologieën werd het heel eenvoudig om berichten te versturen tussen applicaties onderling, via het internet. Op dat moment verliep dit soort communicatie nog veelal via leverancierspecifieke RPC protocollen zoals DCOM en CORBA, die niet erg geschikt waren voor berichtenverkeer via HTTP. Ook in 1998 werd begonnen aan de SOAP specificatie, de eerste standaard webservices. De eerste keer dat de term ‘webservice’ in die context in het openbaar werd gebruikt was in juli 2000. Dit was op een conferentie door Bill Gates voor software-ontwikkelaars. Nadat het aanvankelijk maar moeilijk te geloven was dat webservices een goed idee zouden kunnen zijn, omdat het idee afkomstig was van Microsoft en daarom dus bij voorbaat verdacht, hadden IBM, Oracle, HP, Sun en natuurlijk Microsoft zelf zich eind 2000 achter SOAP geschaard en waren webservices een feit. Dit was een opwindende periode, want ineens konden er allerlei diensten via internet aangeboden worden waar je als ontwikkelaar gemakkelijk gebruik van kon maken. En dat zonder dat je ingewikkelde connecties hoefde te programmeren die dan ook nog eens platformafhankelijk waren. Een lichtend voorbeeld destijds was de creditcard validatieservice: je stopt er via een XMLbericht een kaartnummer in en er komt via een ander XML-bericht een antwoord uit of dit een valide kaartnummer is. Deze service was aan te sluiten in de eigen programmatuur met slechts enkele coderegels. Een webservice vormt daarmee dus een interface naar een bepaalde dienst of data.
is ook niet nodig om de gehele dataset te verzenden. Inmiddels blijken webservices om die redenen zo populair, dat webservices die data ontsluiten bijna synoniem geworden zijn met het aanbieden van de dataset zelf. Kort gezegd: als een dataset met een WFS service is ontsloten, wordt veelal de conclusie getrokken dat de data dus beschikbaar is. Dit is echter slechts deels het geval. Er zijn tenminste drie fundamentele verschillen tussen een dataset en zijn interface via een webservice. Ten eerste heb je een dataset zelf in bezit, terwijl de aanbieder van een webservice altijd de stekker en performanceknop in handen heeft. Voor volumepartijen als Funda en Spotzi is dit de reden om zo veel mogelijk te werken met lokale datasets, zodat beschikbaarheid en performance in eigen beheer blijven. Ten tweede wordt bij het aanbieden van een dataset door middel van een webservice altijd een transformatie uitgevoerd, waarbij informatie verloren gaat. Het kan zijn dat niet alle attributen van de brondata worden ontsloten, of dat er geometrische of inhoudelijke transformaties plaatsvinden. Ten derde is er een enorm verschil in kostenniveau. Het op productieniveau aanbieden van een veelgebruikte dataset via een WFS-service is mogelijk een factor duizend maal zo duur als het aanbieden van dezelfde data als statisch bestand. Voorbeeld: het op internet aanbieden van 1TB aan statische databestanden kost orde duizend euro per jaar, de PDOK services orde miljoen. Ik ben overigens de eerste om te beweren dat dit hele legitieme kosten kunnen zijn, omdat de besparingen rond beheer en actualisering bij de afnemers een veelvoud kunnen zijn van de gemaakte kosten. Maar het geeft wel aan dat datasets en webservices geen gelijke grootheden zijn. Soms zijn webservices gewenst, soms is er juist behoefte aan lokale data. Dit komt bijvoorbeeld tot uiting bij gebruikelijke praktijken waarbij een WFS-service voor het gehele extent van de service wordt aangeroepen en dan wordt opgeslagen als kopie dataset om lokaal verder mee te kunnen werken. Die services zijn daar vaak niet voor ingericht, met alle performanceproblemen en bijbehorende kosten vandien. Onlangs stuitte ik op de term bulkbevragingsservice om hier een oplossing voor te bieden. Maar net zoals de anonieme OV-chipkaart voor eenmalig gebruik eigenlijk gewoon een treinkaartje is, zo zou een bulkbevragingsservice voor download doeleinden eigenlijk gewoon een dataset moeten zijn, liefst als Open Data. ir. Arie J. Duindam
Webservices zijn een katalysator voor het gebruik van grote of dynamische datasets. Met een eenvoudig XML-bericht kan een gericht stukje actuele data worden opgevraagd. De afnemer hoeft zich geen zorgen te maken over beheer van de gegevens en het
Geo-Info 2012-2 23
Interview
Smit en Keppel: vertrokken en aangetreden hoofdredacteur Op de ALV van GIN van 30 november vorig jaar werd hoofdredacteur Louis Smit door zijn plaatsvervanger Roelof Keppel opgevolgd. Roelofs naam prijkt al sinds nummer 2008-3 als redacteur in het colofon van het blad en sinds nummer 2011-3 als plaatsvervangend hoofdredacteur. De verandering was aanleiding voor weer een stuk ‘gonzojournalistiek’, een verslaglegging waarbij de schrijver onlosmakelijk met het onderwerp is verbonden en niet ‘objectief’ wil zijn. De afspraak is bij Gemeentewerken Rotterdam (bij wat de volksmond noemt het Macaroniplein en pal naast de Reclassering!) Voor redacteuren een vertrouwd adres. Inwendig is het bij Landmeten echter onherkenbaar: een open kantoorlandschap met wisselwerkplekken in plaats van het eerdere cellenkantoor! Gastheer en hoofd Landmeten Louis Smit vertrekt na een kleine vier jaar als hoofdredacteur. De oorzaak van het feit dat die bestuurstermijn niet helemaal vol komt, is door een grote vakantie oftewel wereldreis: hij zou dit nummer bij verschijnen op internet raadplegen. Wie Roelof Keppel niet al kent, kan natuurlijk terecht op Linked-In. De inwoner van Hattem betrad na de Hogeschool van Utrecht in 1979 het vakgebied door bij een klein bedrijf op de Veluwe te gaan werken, snel gevolgd door Oranjewoud en vanaf 1989 Grontmij. Tekenend voor het huidige werk als informatie-adviseur is de certificatie als e-adviseur van het Kwaliteitsinstituut Nederlandse Gemeenten (KING).
Ook bestuurslid “Ik kan er eigenlijk niet genoeg tijd voor
net onder zijn leiding besloten om van die vrijmaken, als je ziet wat er allemaal moet dubbele nummers als 7/8 en 10/11 afscheid gebeuren. Je zou méér willen doen. Ik was te nemen en de edities gewoon van 1 tot 10 ook lid van het bestuur, dus niet alleen te gaan nummeren. Om de diversiteit voor hoofdredacteur, maar ook bezig met welke de lezers te behouden werd het ‘normale’ maatregelen het bestuur in deze tijd moest treffen”, zo legt Smit uit. Dat de hoofdredacteur maximale aantal woorden van een lang artikel verlaagd van 3000 naar 2000 stuks. In het tevens bestuurslid is, was een vernieuwing interview bij de komst van Smit werd al geconbij zijn aantreden. “Die zwaardere link tussen bestuur en hoofdredactie vind ik wel goed. Het stateerd dat er, vergeleken met oude vaktijdschriften, weinig inhoudelijke discussies in de bestuur bekommert zich meer om het blad bladen meer plaatsvonden. “In Geo-Info heeft en andersom”, zo vervolgt hij. Keppel denkt zelfs René van der Schans het opgegeven”, zo er net zo over en weet het al: “Ook bestuurlijk werd toen vermeld! Dat was te vroeg: onder moet bij GIN wat worden herschikt.” Wat de werkdruk betreft zijn er bepaald niet alleen de Smit kwam deze royaal terug en wel met zijn drukproefweekends: als hoofdredacteur vindt verzet tegen kadastrale vernietigingsplannen Smit dat hij allicht alle tien redactievergaderin- na de digitalisering van de hulpkaarten. gen per jaar present moet zijn en moet leiden. Druk heeft een hoofdredacteur het echter niét Meer verenigingsblad met kritische telefoontjes en dito berichten op De ambitie om het tijdschrift herkenbaarder andere sociale media: de te maken als verenigings‘Vernieuwing is doelgroep komt berusblad is geslaagd. Met wat tend over, zo constateren onontkoombaar’ Smit in zijn redactionele we als drietal. “Men intro noemde de ‘Extreme accepteert ook gelaten de kleinere aantallen makeover’ van het blad van 2009-7/8 verschepagina’s per nummer en nummers per jaar’, nen maandelijks de bestuursfoto’s voorin. zo ervoer Smit bij het ineenstorten van de Verder werden van de ALV’s redactionele advertentie-acquisitie. Overigens werd nog impressies gemaakt in plaats van de
Louis Smit en Roelof Keppel voor 2D luchtfoto-afdruk van Rotterdam.
24 Geo-Info 2012-2
heeft jeugdig enthousiasme!” Iedereen eventueel door het bestuur aangeboden beseft dat een webredacteur het niet alleen notulen af te wachten. kan en dat het zeker niet aan hem ligt als de “Verslagen van regio-activiteiten komen maandelijkse GIN-flits nog bij het advertenbreeduit in het blad en de regiobijeenkomsten zelf heb ik als heel plezierig ervaren. Dat tie-aanbod prijkt, terwijl hij in 2008 ter ziele is gegaan. Keppel overstijgt met open vragen is een waardevolle ontwikkeling geweest. de statische informatie: Ik heb het zó gestuurd dat de verenigingsacIn 2012 nummers 1-10 “Wat ga je er op zetten? Uitsluitend wat nieuwstiviteiten ook met het waarde heeft of moet de site ook te gebruiGIN-logo erbij in het blad kwamen, wilde laten zien dat dit ook van GIN is. Een voordeel ken zijn als naslagwerk? Wat is de rol van de site en staan we niet op een kantelpunt in de van een hoofdredacteur in het bestuur was ook dat ik verslagen van regio-activiteiten als tijd? Wanneer je de eigenschappen van onze site eens kritisch beoordeelt, dan zie je dat er voorwaarde kon stellen”, aldus Smit. Keppel een heel ander businessmodel kan ontstaan is even enthousiast over zijn regio’s en heeft als tip voor West-Nederland: “Goed voorbeeld ten opzichte van de traditionele gedrukte versie. Met ook heel andere mogelijkheden. doet goed volgen!” Terugkomend op de makeover van 2009: deze viel samen met een En wellicht een breder publiek. Daar gaan wisseling van de drukker en de loskoppeling we nog eens goed naar turen. Overigens is van de eindredactie van de drukker naar een daarvoor recentelijk een werkgroep gestart.” Het domein overstijgt ook het ledenbestand extern bureau. De Schilder-omslag van 2003 net als de gratis Linked-Incommunity. met het aardbolletje en de Franse résumé’s werden verlaten en in een middenkatern spraken bestuursleden nieuwe verwachtinMedialandschap gen uit. Louis Smit zelf wilde het blad ‘als een In oktober 2008 verscheen er een combi-spefluidbook digitaal bekijken’ en dat komt vast cial Inwinning, samen met Vi-matrix verzorgd, nog, maar een ander wilde het ledental van ook als bijlage bij Geo-Info. Hij zag er goed 4000 in de komende jaren verdubbelen en uit, maar “de meerwaarde is van beide kanten dat blijft een illusie… niet zo ervaren”, aldus Smit. Vi-matrix (1992) van VBK Editorial Management B.V. werd intussen GeoInside en niet langer op reguKantelpunt voor website? Naast de koffie ligt het blad uit 2008 op tafel. liere basis verspreid, al blijft het motto: “het enige vakblad in Nederland dat alles zijn plek Het blijkt dat Smit toen ook al een betere weet te geven.” CMedia B.V. uit Emmeloord ontsluiting van de tijdschriftartikelen op vindt zichzelf “de voornaamste speler in de internet wilde. Nog kan niet op onderwerp worden gezocht en moeten alle nummers en markt van magazines voor CAD en GIS” en dat moet na de start van GISmagazine in 2003 zijn artikelen ‘digitaal uit de kast worden getrokgeweest. Daartussen ken’. Begin 2010 is bij het aanbieden van Nieuwsbrieven welkom! heet het gefuseerde verenigingsblad de digitale Geodesia door Amsterdam op de tijdschriftendatabank Geo-Info, ook van 2003, bewust ‘Vakblad van de stichting De Hollandse Cirkel door de van Geo-Informatie Nederland’. Toch zegt Smit: “Het is nog steeds een issue of het blad GIN-voorzitter beloofd dat Geo-Info in die voldoende bestaansrecht heeft naast andere Pictura-tijdschriftenviewer zal volgen. De toezegging is nog op de laatste ALV herhaald Nederlandse, maar ook Engelstalige bladen. Daar moeten we goed over nadenken.” door interim-secretaris Marien de Bakker Gezien de blijvende verschijning op reguliere en het komt dus onder Keppel snel in orde. basis zou het ook een uitstekend platform zijn (Onder ‘Gerelateerde tijdschriften’ linkt de voor de toch vaderlandse Nieuwsbrieven van GIN-website nu nog niet naar de tijdschrifGeonovum, NCG, TU-GDMC en GeoBusiness tendatabank van De Hollandse Cirkel, maar Nederland… naar onbruikbare sites van Geodesia en Kartografisch Tijdschrift.) In bredere zin geldt volgens Smit dat de website-met-twitters is Toekomst verbeterd, “maar niet in de pas met wat kan.” “Je moet geen oude schoenen weggooien De scheidende man vervolgt: “De basis is er, voordat je nieuwe hebt. Tijd en energie maar moet nog tot volle wasdom komen. De moeten worden gezet op nadenken over nieuwe webredacteur Milo van der Linden verandering. Herkennen de leden zich nog in
het blad? Of is er op de een of andere manier een mismatch? Al weet ik dat er ook velen dik tevreden zijn. Vernieuwing is onontkoombaar. Daar horen existentiële vragen bij. “Waar doe je het voor en voldoet de huidige vorm aan de vraag van de leden? Achter 2014 zie ik een shift naar een interactieve webomgeving en een blad dat je soms drukt in een printshop op de hoek”, zo voorziet Keppel al in een tijd dat de persen nog volop draaien (zelfs voor computerbladen). In de redactievergadering van december is een subgroepje ingesteld voor een themanummer over de trends in het geo-werkveld. Gedacht wordt aan nummer 2012-9. Smit: “Alles verandert. Alleen al als je ziet met wat voor methoden er nu ingewonnen wordt. Het vliegtuigje op de cover van 2011-10 herkende mijn vrouw op de tv in ‘Nederland van boven.” Tot slot zijn beiden kritisch over het in numeriek aantal groeiende ‘free riders’, de mensen die gratis op regio-bijeenkomsten, congressen, symposia en de site komen zonder lid te worden. Deze mensen moeten zich realiseren dat alleen de vereniging GIN dit alles mogelijk maakt. Adri den Boer
Literatuur Van der Meer en Smit: gaande en komende hoofdredacteur, in: Geo-Info 2008-2, p. 78/79.
Meer dank en afscheid Louis Smit nam niet alleen afscheid als hoofdredacteur, maar ook als bestuurslid en redacteur. Dat laatste gold tevens voor Ronald Bokhove. In de redactievergadering van 8 december (bij het Kadastermuseum!) werd ook hij hartelijk bedankt. Met name de proevencontrole was bij hem in goede handen. Aangezien Klaas van der Hoek de BvK-plek van Hendrik Westerbeek in het GIN-bestuur zal overnemen, zal ook vertrek van die redacteur in de rede liggen. Wordt vervolgd!
Oude streamer “Gaat uw favoriete Geo-Info of een van de andere bladen verdwijnen?” Dat citaat uit een bijdrage van Jan Willem van Eck over (geo)web 2.0 in Geo-Info 2009-12 werd daarin zelfs bevorderd tot een streamer. Geo-Info 2012-2 25
Verslag
25e ICA-congres in Parijs Vorig jaar kwamen van 3 tot 8 juli 1500 kartografen uit 106 landen bijeen in het Parijse Palais des Congrès, vlakbij de Arc de Triomphe. Precies 50 jaar nadat in Parijs voor de eerste maal een General Assembly van de International Cartographical Association (ICA) was gehouden. Er werden 483 papers gepresenteerd in 8 parallelzittingen, 200 posters, veel commissievergaderingen, een general assembly, tentoonstellingen, excursies, alles in een uitermate vol programma. Veel (Nederlandse) kartografen waren al eerder afgereisd naar Frankrijk om een van de vele vóórcongressen of workshops bij te wonen, zoals het congres Maps for the Future in Orléans, Workshop Generalisation and multiple representation (met 3 bijdragen van het Kadaster) en de Workshop on User Issues in Public Transport Geoinformation (beide laatste op het IGN in Saint-Mandé, Parijs). Voor de lezers die zich de fietstocht nog als onderdeel van een fietskaartgebruikstest op een NVKcongres in Helvoirt herinneren: een zeer succesvol onderdeel van de laatste Workshop was een realistisch gebruikersonderzoek m.b.t. de geo-informatievoorziening in het Parijse openbaar vervoersysteem.
Tentoonstellingen Corné van Elzakker was voorzitter van de jury van de internationale kaartententoonstelling. Peter en René van der Krogt hadden de inzendingen voor de Barbara Petchenik wedstrijd voor kinderen ingezameld (voor de beste tekening met een kartografische voorstelling), gescand, gedocumenteerd en op een website gezet voor de jury; die website is nu ook open voor andere belangstellenden. Bij de goed bezochte atlassen- en kaartententoonstelling vielen onder meer enkele nieuwe schoolatlassen, de plastic reliëfmodellen en de goed ontworpen topografische kaarten op. Voor het effectief tentoonstellen van de digitale producten moet nog steeds een goede oplossing worden gezocht. De internationale technische tentoonstelling viel qua omvang tegen: zo’n 35 standhouders, vooral uitgevers en niet zozeer van de kartografische productie-industrie (die tien van de 35 stands bemande). Dat werd goedgemaakt door de andere exposities, verspreid over de stad: in het stadhuis van Saint-Mandé, vlakbij de topografische dienst IGN was een tentoonstelling over kunst en kartografie. In de Bibliothèque Nationale een kleine maar geweldige tentoonstelling over ontdekkingsreizigers en Afrika (met oorspronke26 Geo-Info 2012-2
lijke notitieboekjes, schetsen, aquarellen, aanwijzingen voor ‘explorers’, de eerste tijdens expedities vervaardigde foto’s, etc., en een serie voor de exploratie van Afrika cruciale 19e-eeuwse kaarten).
Wetenschappelijke inhoud In wetenschappelijk opzicht was deze ICAconferentie wellicht beter en completer dan ooit. De papers voor de conferentie waren mede door de ICA-commissievoorzitters en een Franse wetenschappelijke ploeg geselecteerd. Van de 100 beste papers was onder leiding van Anne Ruas een tweedelige Springer-publicatie gemaakt, die bij de inschrijving in gedrukte vorm klaar lag en ook als eBook is verschenen. Alle papers en posters stonden op een usb-stick die werd uitgereikt. Bij de presentaties van de papers liep alles prima, met goede technische ondersteuning, en vertaling Frans-Engels bij de belangrijkste onderwerpen en keynotes. Van de 483 papers waren er 104 Frans, 39 Amerikaans, 29 uit Brazilië, 58 uit Oost-Europa zonder Rusland, 65 uit Duitstalige landen. Uit Nederland kwamen papers van Menno-Jan Kraak, Nico Bakker, Connie Blok en Corné van Elzakker, al dan niet samen met hun ITC PhD-studenten. In de gehouden papers is de volgende trend waar te nemen: relatief nieuw zijn de ‘neocartografie’, crowd sourcing, vrijwillige geografische informatie en Web 2.0 en
verder Open Source software oplossingen. Bovendien is er toch nog steeds veel aandacht voor automatische generalisatie. Er waren meer zittingen (6) dan ooit over gebruik en gebruikers en drie over crowd sourcing. En er was in Parijs natuurlijk veel aandacht voor het werk van de vorig jaar overleden Jacques Bertin.
Het Palais des Congrès in Parijs waar de 25e Internationale Kartografische Conferentie werd gehouden.
Er was een speciale bijeenkomst voor nationale karteringsdiensten op de woensdag, met aandacht voor standaarden (o.a een keynote van Athina Trakas, de Europese directeur van de OGC), Inspire, en het nieuwe GGIM-initiatief (Global Geospatial Information Management) van de VN. Dit initiatief is bedoeld om overheden van met name ontwikkelingslanden te overtuigen van het belang van geo-informatie voor een natio-
De aardglobe van Coronelli uit 1683, met een doorsnee van 4 m, waaromheen de gala-receptie werd gehouden.
nale ontwikkeling. In zijn presentatie ging William Cartwright uitgebreid in op de rol die de ICA kan spelen in de GGIM, zoals het netwerk van NMCA’s, de kennis en ervaring van de vele commissies en de organisatie van regionale conferenties en workshops. Het congres was ditmaal gecombineerd met SAGEO, het jaarlijks gehouden congres over Spatial Analysis and Geomatics (SAGEO) in Frankrijk. Voor de promovendi was er een apart programma waarin ze kort hun onderwerp voor commentaar aan hun lotgenoten konden voorleggen. Tenslotte: we hebben nog nooit zo’n duidelijk kleurgecodeerd programma gehad!
Speciale workshops Nieuwe elementen in het programma waren een drietal speciale workshops die tijdens de reguliere congresdagen georganiseerd waren: een ‘Art & Cartography Walk’ op maandagavond, een ‘Meridian Walk’ op woensdagochtend en een drietal workshops over Open Source Webcartography op de dinsdag-, woensdag- en donderdagmiddag. Die laatste waren namens de Werkgroep ‘Open Source Geospatial Technologies’ door Barend Köbben (ITC) georganiseerd als zogenaamde ‘walk-in workshops’. Hier kon men onaangekondigd aan deelnemen en in theorie en praktijk op de hoogte worden gebracht van de mogelijkheden van Open Source programma’s voor het maken van kaarten op het Web.
De ‘Art & Cartography Walk’ heette voluit ‘Exploring visible and invisible borders in Paris – a dialogic walk with cartographers and artists’. Dit was een interessant experiment waarin groepjes van kartografen met lokale artiesten samen Parijs in werden gestuurd om diverse wijken in kaart te brengen. Dit deden ze door het maken van foto’s, schetsen, verzamelen van allerlei kenmerkende materialen en wat verder maar in je op kwam. Daarna maakten de op basis van grootschalige kaarten en een stapel knutselmaterialen ‘collages’ van hun indrukken groepen in een atelier. De samenwerking met de artiesten (fotografen, schilders, kalligrafisten, musici, etcetera) leidde tot verrassende en fraaie resultaten.
De ambiance Het inschrijvingsbedrag was al vier jaar geleden vastgesteld, en daar was door de Franse organisatie (een commissie van de Comité Français de Cartographie onder leiding van de voorzitter Hélène Richard (Bibliothèque Nationale), ICA-vicepresident Anne Ruas (IGN), François Lecordix en oud secretary-general JeanPhilippe Grelot, beide van het IGN ) niet van afgeweken. Maar de daarvoor geboden voorzieningen waren wat kariger dan oorspronkelijk gesuggereerd: de (staande) lunches beantwoordden meer aan Nederlandse dan aan Franse voorstellingen en het Gala-evenement van € 80 bestond uit
drank en aperitiefjes. Maar dan wel in een indrukwekkende zaal van de Bibliothèque Nationale, bij de reusachtige Coronelliglobes, die zo gedraaid waren dat Nouvelle Hollande/Het Niew Hollandt prominent op de gasten was gericht.
General Assembly Er werd een nieuw ICA-bestuur gekozen: William Cartwright trad af als president. Als nieuwe president werd Prof.Georg Gartner uit Wenen gekozen. De nieuwe secretarygeneral werd prof.Laszlo Zentai uit Budapest, die David Fairbairn uit Engeland verving. Menno-Jan Kraak werd herkozen als vice-president van de ICA. Corné van Elzakker werd herkozen als voorzitter van de Use and User Issues Commission. Ferjan Ormeling werd vice-voorzitter van een werkgroep om in 2015 een International Map Year te realiseren. Als voorzitter van het ICA publications committee werd hij opgevolgd door Mike Peterson uit de VS. Het was al bekend dat het 26e ICA-congres in 2013 in Dresden wordt gehouden (25 -30 augustus). In een spannende stemming werd nu ook het conferentieoord voor 2015 vastgesteld: het wordt Rio de Janeiro in plaats van Washington D.C. Nico Bakker, Corné van Elzakker, Barend Köbben en Ferjan Ormeling
Geo-Info 2012-2 27
De Reünie
Katinka Roebert
Wat doen mijn klasgenoten? De afgelopen maanden heb ik veel teruggekeken om te ontdekken hoe de toekomst er uit moet komen te zien. Dat deed ik alleen, maar de meest effectieve momenten heb ik samen met iemand beleefd. Het gesprek, de reflectie, de feedback en de humor gaf mij veel belangrijke informatie. In de afgelopen maanden vroeg ik me ook af wat mijn studiegenoten zijn gaan doen. Hebben zij hun plek gevonden in het vakgebied? Of doen zij heel wat anders? Staan zij op een kruispunt en is de keuze van de weg nog niet gemaakt? Met het programma De Reünie met steeds een klas in de hoofdrol, die elkaar na jaren weer ontmoeten en onder leiding van Rob Kamphues teruggaan in de tijd - in mijn achterhoofd ontstond het idee van deze serie. In serie 1 zijn Esther de Bruijn en Roel Luis aan het woord.
toekomstbeeld om bij een groot en complex infrastructureel project betrokken te zijn en het intensieve contact met een groepje studiegenoten, maakten de studietijd erg leuk”, aldus Esther.
Voor zowel Esther als Roel geldt dat - na de studie - Nederland te klein bleek. Beiden stapten na de opleiding op het vliegveld om meer van de wereld te zien. Esther besloot te gaan reizen en bleef drie jaar weg: Azië, Australië en Afrika. In Sydney werkte ze bij Omnilink en verrichte metingen op basisscholen. “Er moest van alles gemeten worden. Binnen en buiten. Al deze gegevens moesten worden verwerk in een GIS-systeem. Op dat moment - halverwege de jaren negentig - liep Australië ver voor op Nederland op het gebied van GIS’, laat Esther weten. Tijdens het reizen maakten vooral de verschillende normen, waarden en patronen van verschillende bevolkingsgroepen veel indruk. Roel ging naar Sint Maarten. Tijdens het derde studiejaar liep “Het landmeten is mij met de paplepel ingegoten”, begint Roel. Roel stage bij Wings Survey op Curaçao. Dat beviel hem zo goed “Mijn vader is landmeter en in de zomermaanden - bij mooi weer dat hij daar ook na de studie graag wilde werken. Roel ging aan - ging ik met hem mee. Met z’n drieën (toen nog wel) in de auto, de slag bij een groot kadastraal project. Na zes weken was het koker met jalons op het dak, op weg weer even minder mooi en kwam een naar een nieuwe klus.” Zo kwam hij orkaan (categorie 5) over, genaamd ‘Luis’ Wel alleen bij mooi weer in aanraking met het vak landmeten. (what’s in the name). “Ongekend wat je Na de middelbare school heeft Roel dan meemaakt. Dak eraf, spullen vliegen overwogen om gymnastiekleraar te worden. Fit blijven, geen voorbij en het enige wat je hoopt is dat het snel voorbij is”, zegt nakijkwerk en veel vrij: dat leken ideale drijfveren. Uiteindelijk Roel. Na enkele maanden te hebben gewerkt, ging Roel op is het toch geodesie geworden. De vrijheid, de afwisselende kantoor aan de slag. Op het moment dat bleek dat er nog iemand werkomgeving en het contact met mensen gaven de doorslag. extra nodig was op kantoor, wist Roel een oplossing. “Tijdens Roel heeft eerst zijn MBO-diploma in Groningen gehaald om de studie kregen Mirjam en ik een relatie. Toen ik vertelde over vervolgens de HBO-studie in Utrecht af te ronden. de mogelijkheid om hier te komen werken, was ook zij direct enthousiast. Mirjam werkte voor het kadastrale project en ik ben Bij Esther de Bruijn heeft de conciërge van het schoolgebouw aan toen verder gegaan bij Wings Surveys. We hebben een mooie tijd de Vondellaan een grote rol gespeeld. “Ik begon met de studie gehad, veel ervaring opgedaan en veel van het Caribische gebied Geneeskunde aan de Universiteit in Nijmegen”, vertelt Esther. gezien. Wij zijn uiteindelijk drie “Maar ik kon niet wennen aan het binnen zijn, de zieke mensen jaar gebleven.” en de manier waarop wij als toekomstige artsen werden opgeleid Terug in Nederland ging Roel om ons als ‘alleswetende arts’ te gedragen. Na 1 jaar ben ik dan ook bij Grontmij werken. Daar is gestopt.” hij als projectleider in Houten voornamelijk bezig geweest Via een beroepskeuzetest kwam Esther op de Hogeschool met de Betuweroute. “Na enkele Utrecht. Ze wilde de studie Bouwkunde volgen om later architect jaren ben ik teamleider in de te worden. Maar de conciërge bracht haar op andere ideeën. vestigingen Assen en Lelystad geworden. Hij informeerde Esther over de studierichting Landmeetkunde. Na acht jaar Grontmij ben ik Dat was voor haar onbekend, maar het buitenwerk trok direct overgestapt naar mijn haar aandacht. Met plezier heeft Esther de studie afgerond. “Het
28 Geo-Info 2012-2
werkgever GeoCensus. Mijn functie bestaat voornamelijk uit relatiebeheer, marktbewerking en opdrachtverwerving”, zegt Roel. “Omgaan met mensen, luisteren naar de klantvraag en daar samen een passende oplossing voor bedenken. Dat zijn de kernwoorden.” Esther luistert met belangstelling naar het verhaal van Roel. Na haar buitenlandavontuur heeft zij enkele jaren bij ARCADIS als projectleider gewerkt. Daar kwam al snel haar belangstelling voor de talenten van de mens naar voren. Esther legt uit: “Op een gegeven moment kwam mijn leidinggevende naar mij toe met de volgende vraag. Hoe komt het dat jouw opstartkosten in een project altijd hoger liggen dan begroot, maar dat het je toch lukt om het project met 15% winst af te sluiten?” Voor Esther was het vanzelfsprekend om allereerst met de mensen om de tafel te gaan en de mensen zelf te laten zeggen welke werkzaamheden zij in Sydney Park het project wilden uitvoeren. “De afstemming, het creëren van te ondersteunen met de principes van de waarnemingsrekening. een team en het zoeken van een nieuwe weg kost even tijd. Maar Het bepalen van je eigen positie (XYZ) lukt met het krijgen van later aan betrokken- en gedrevenheid geen gebrek”, lacht Esther. feedback van drie verschillende richtingen. Niet verwonderlijk dat zij enkele Door toevoeging van een vierde feedback jaren later de techniek achter zich Conciërge gaf de doorslag (overbepaaldheid) boek je vooruitgang. liet en haar bedrijf Torsie oprichtte. Vooruitgang en dynamiek is belangrijk bij het voortbestaan van Naast loopbaanbegeleiding houdt Esther zich vooral bezig bedrijven. “Geo is momenteel overal en geo neemt een centrale met de begeleiding van organisaties en bedrijfsafdelingen. De plek in binnen organisaties.” Esther ziet de toekomst van de begeleiding bestaat voornamelijk uit het herkennen en herijken geo-informatie vooral als brede, snelle en multi-disciplinaire van de omgangsvormen en patronen binnen de groep en binnen informatievoorziening. Roel vult aan dat hij de dynamiek ook de betreffende organisatie. Boeiend hoe Esther de technieken binnen haar huidige werk weet mist in de offerte-aanvragen. “De bestekken van tegenwoordig zijn vaak zo beschreven dat er weinig tot geen ruimte is voor innovatie of vrijheid. Daar valt nog veel in te verbeteren.” Tot slot kijken wij naar de toekomst. Roel ziet zichzelf steeds meer ontwikkelen naar een functie, waarbij de techniek minder en de mens meer centraal staat. Esther is onlangs - samen met 2 compagnons - gestart met DesignsDesigns. Hierbij richten zij zich op de begeleiding van complexe werk- en bedrijfsprocessen. “Wij begeleiden bedrijven in het vormgeven en herinrichten, zodat ze kunnen aansluiten bij de dynamiek van de huidige tijd”, aldus Esther. Beiden zijn het er over eens: de toekomst kenmerkt zich door het delen van kennis en ervaring en door nauwe samenwerking. Katinka Roebert, enthousiaste GIN-vrijwilliger.
Bent u ook benieuwd naar een oud-studiegenoot? Wilt u graag weer in gesprek komen? Neem contact op via
[email protected] en ik organiseer een ontmoeting.
Roel aan het werk in de zon.
Geo-Info 2012-2 29
Berichten Samenwerking tussen Grontmij Nederland, NedGraphics en gemeente Montferland Op initiatief van de gemeente Montferland kwam er afgelopen 16 december een unieke samenwerking tot stand tussen Grontmij Nederland B.V. en NedGraphics B.V. De twee bedrijven werken samen bij de ontwikkeling van de Basisregistratie Grootschalige Topografie (BGT) voor Montferland. Het is voor het eerst dat twee softwarehuizen gezamenlijk aan een dergelijke oplossing werken. De softwarekoppeling tussen dg Dialog Beheer Openbare Ruimte van Grontmij en het NedGeodataWarehouse van NedGraphics stelt landmeters en beheerders van de openbare ruimte beter in staat gegevens betrouwbaar met elkaar uit te wisselen. De punten, lijnen en vlakken die door de landmeter zijn ingewonnen, worden voortaan via een automatisch bericht doorgestuurd naar de beheerders. Andersom signaleren beheerders veranderingen richting de landmeter, die voor aanpassingen in de kaart zorgt. Peter van Ossenbruggen en Freek Hartering van de gemeente Montferland zijn initiatiefnemers van de samenwerking. “Door de komst van wettelijke basisregistraties zijn gemeenten druk bezig hun informatiehuishouding en werkprocessen verder te professionaliseren. Door de koppeling van de systemen kunnen gemeenten nog efficiënter werken en daarmee kosten besparen. Wij zien dit dan ook als een positieve ontwikke-
Tekenen van de intentieverklaring.
ling en willen daar met onze systemen graag aan bijdragen” aldus Sander Melieste van Grontmij. “Door alle basiskaarten op één plaats in de organisatie te beheren, kunnen anderen daar optimaal gebruik van maken. Op deze manier kan de gemeente profiteren van een centrale regie op alle geometrie. Daarmee kan zij de kwaliteit van haar dienstverlening verder verhogen” zegt Garmt Zuidema van NedGraphics.
Bedrijven en diensten RvB Kadaster: “Bezwaarschriften tegen ons besluit ongegrond” Bij de brief van 3 januari 2012 heeft de Raad van Bestuur (RvB) van het Kadaster de bezwaarschriften tegen het vernietigen van originele hulpkaarten na digitalisering ongegrond verklaard (haar besluit van 11 maart 2011). Tot zes weken na die datum kunnen bezwaarden in beroep gaan bij de Rechtbanken in hun arrondissementen. Enkelen maken hiervan gebruik. De ongegrondverklaring bevat onder meer de zinsnede: “De openbaarheid neemt in praktische zin toe door een betere ontsluiting, de mogelijkheid tot locatie-onafhankelijke raadpleging, raadplegen de klok rond en de mogelijkheid tot het tegelijk raadplegen door meer personen.” Tot bij het ter perse gaan van dit blad was dit onjuist: historische onderzoekers kunnen er nog steeds alleen voor terecht bij het Kadaster in Arnhem.
Bij de weerlegging van één bezwaar komt ook dit blad ter sprake: “Gelet op vorenstaande behoeft hetgeen u verder nog hebt opgemerkt in uw bezwaarschrift en tijdens de hoorzitting geen inhoudelijk behandeling meer. Ik laat dan ook uw kanttekeningen bij de reactie van de heer Haubourdin, medewerker van het Nationaal Archief, in Geo-info 2010-4 op een artikel van de heer Van der Schans in Geo-info 2009-5 rusten. Ook omdat de heer Haubourdin niet de standpunten van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap vertolkte.” Als begeleider van de twee genoemde artikelen en gezien het in de kop vermeld zijn van de functie van René Haubourdin bij het Nationaal Archief, vraag ik me af hoe de RvB dit laatste weet. Het artikel verscheen ook in het Archievenblad.
Kost KLIC-viewer Kadaster 10 miljoen? “Het Kadaster moet een bedrijf 10 miljoen euro schadevergoeding betalen wegens onrechtmatig handelen bij een aanbesteding. Dat heeft de rechtbank in Zutphen bepaald. Het toegekende bedrag is volgens betrokkenen uitzonderlijk hoog. Het Kadaster moet de vergoeding betalen aan Het Logistiek Adviesbureau in Epe. (…) Een woordvoerder van het Kadaster laat weten het “onbegrijpelijk te vinden dat op basis van veronderstelde omzetderving een 30 Geo-Info 2012-2
dergelijk schadebedrag is toegekend.” Volgens de woordvoerder werden bij de onderhandse aanbesteding “naast HLA wel meer partijen niet uitgenodigd.” (www.nrc.nl, 5 januari 2012) NB. Hoger beroep is tot begin april mogelijk.
Informatie Geo-ICT Opleidingen Na enkele gesprekken zagen zij de toegevoegde waarde van een opleiding Geo-ICT en vervolgens is het snel gegaan. Curriculum vaststellen, docenten benaderen en cursisten werven.” Onderwerpen als Geo-Informatiekunde, objectoriëntatie, Spatial Geo-ICT Opleidingen houdt zich dagelijks bezig met het opleiden, Databases, OpenSource GIS, standaarden worden besproken in het eerste leerjaar van de Opleiding. De volledige opleiding duurt bijscholen en omscholen van mensen binnen en buiten de GeoICT. Dat gebeurt via standaard trainingen op diverse cursuslocaties, 3 jaar met aansluitend de afstudeerperiode. Uiteindelijk mag de titel Ingenieur Informatie en Communicatie Technologie (ing) maar ook met maatwerktrajecten bij de organisatie zelf. of Bachelor Information and Communication Technology (BICT) gedragen worden. Door de modulaire opbouw van de opleiding In maart 2012 start Geo-ICT Opleidingen in Apeldoorn met de bestaat ook de mogelijkheid duale opleiding HBO Geo-ICT. ‘Bij de uitwerking van de opleiding hebben wij de samenwerking gezocht met Hogeschool NOVI’, zegt om enkele modules te volgen. Stap in de wereld van Geo-ICT! Anton Schutte, directeur van het bedrijf. ‘Hogeschool NOVI is een gerenommeerd opleidingsinstituut op het gebied van ICT. Meer informatie op www.geoictopleidingen.nl of via Zij doceren al meer dan 50 jaar op het gebied van de ICT.
[email protected] Uit onderzoek van Stichting Arbeidsmarkt Geo blijkt dat de vraag naar afgestudeerde geo-ict’ers de komende vijf jaar zal uitkomen op duizend mensen. Dat geldt voor zowel HBO- als MBO-niveau.
Caert-Thresoor 2011-4 Uitgave 2011-4 van het tijdschrift ‘Caert-Thresoor’ bevat onder meer de volgende bijdragen: * ‘Verloren gewaande kaart van de Nederlandse duinen uit 1828’. Weer teruggevonden door Frans Beekman en Ron Guleij;
* ‘Schatkaart of kaartschat? Queeste naar de oudste kaart van de Nederlanden’, door Marco van Egmond en Elger Heere. Verder wordt de rubriek ‘Kaartcollecties in Nederland’ voortgezet met die van Het Scheepvaartmuseum in Amsterdam. Algemene informatie: www.caert.thresoor.nl.
Aanvraag grootschalige onderzoeksfaciliteit Maps4Science Na een verkenning vanuit IIPGeo is in de zomermaanden van 2011 de aanvraag Maps4Science ingediend in de NWO call voor de roadmap grootschalige infrastructuren. Het consortium bestaat uit tien partijen met de TU Delft (prof. Peter van Oosterom) als penvoerder. Hoofddoel van deze infrastructuur is opschaling tot een nationaal geo-informatie onderzoek infrastructuur met Europese potentie en het bevorde-
ren van ruimtelijke doorbraken in andere wetenschapsvelden. Er is inmiddels al een overweldigend aantal supportletters binnengekomen uit zowel binnen- als buitenland. Kijk voor een recente update op www.maps4science.nl of abonneer u op de speciale Maps4Science nieuwsflits via een mail aan
[email protected]. IIPGeo biedt ook tijdens het verdere traject ondersteuning aan dit belangrijke project. (Bron: Nieuwsmail IIP Geo, november 2011).
Bedrijven en diensten ‘Informele benchmark’ RWS-Kadaster ‘Een laatste goede ontwikkeling is de hechtere samenwerking van Rijkswaterstaat met het Kadaster. Marja Nieuwenhuizen, teamleider topografische bestanden bij de Data-ICT-Dienst: “Sinds we onder één ministerie vallen, zijn we een informele benchmark aangegaan. We kunnen veel van elkaar leren. Rijkswaterstaat is goed in uitbesteden, daar kan het Kadaster van leren.
Omgekeerd is het bijvoorbeeld interessant te zien hoe het Kadaster zijn akteproces heeft georganiseerd.”’ Dat is de slotpassage in het artikel ‘Kaartenmakers slaan efficiencyslag’ in een papieren onderdeel van de interne RWS-communicatiemix. (Bron: Geel! 2011-9, november 2011) Geo-Info 2012-2 31
Informatie Mercatortentoonstelling in Rotterdam De oplossing van de 16de eeuwse cartograaf Mercator werd wereldberoemd doordat zeelieden hun koers voor het eerst met een rechte lijn op een zeekaart konden uitstippelen. Ontdek in de familietentoonstelling ‘Recht zo die gaat! Varen op de kaart van Mercator’ alles over navigeren op zee met én zonder de kaart van Mercator. Historische kaarten, scheepsmodellen, lachspiegels en filmpjes met acteur Jack Wouterse helpen je daarbij, maar je gaat ook zelf aan de slag
met globes, verrekijkers, kompassen, de sterrenhemel en moderne navigatiemiddelen als satellieten en GPS. Het enige exemplaar van Mercators wereldkaart in atlasvorm en zijn recent gerestaureerde globe zijn in de tentoonstelling te bewonderen. De expositie duurt tot en met 8 september 2013 in Maritiem Museum Rotterdam ter ere van 2012 als het 500ste geboortejaar van Gerard Mercator. (www.maritiemmuseum.nl)
Bedrijven en diensten Kadasterklus in India “Een omvangrijke klus: méér dan twee miljoen kaarten moeten worden gevectoriseerd. Niet bepaald een makkie. Hoewel de werknemers van DSM-Soft in India goed zijn ingewerkt en gefaciliteerd, vergt zo’n omvangrijk traject een bijzondere aanpak. (…) Het Kadaster heeft in mei 2010 een contract afgesloten met DSM-Soft uit Chennai in India. Doel: het creëren van een digitaal historisch percelenbestand dat teruggaat tot 1832. Aangezien het werk in India wordt uitgevoerd, zijn specialistische medewerkers van het Kadaster beschikbaar voor het maken van inhoudelijke keuzes. Onlangs heeft András Wilcsinszky, als adviseur van Nieuwland betrokken bij het project, een bezoek gebracht aan India. Samen met Marien Bultman van het Kadaster trof hij daar een goed geëquipeerde groep werknemers aan.
Zo’n honderd geschoolde medewerkers voeren in twee ploegen het feitelijke vectoriseren uit. Het productieproces is grondig uitgewerkt. Alle ins en outs van het verwerken van de hulpkaarten zijn opgenomen in een workflow. Hieruit blijkt een goed inzicht in het project. De automatiseringsgraad inclusief de monitoring van de input en output is hoog. Handwerk is zoveel mogelijk geautomatiseerd, vooral ook om fouten als gevolg van het handwerk te vermijden. Het leveringsproces is na de aanloopperiode beter op gang gekomen. In het project komt naar voren dat het opzetten van historische geodata een specifieke aanpak vereist. DSM-Soft, Nieuwland en het Kadaster bouwen hiermee veel ervaring op.” (Bron: www.nieuwland.nl)
Boete voor gefingeerde meetdata Een geodetisch ingenieur moet vanwege gefingeerde meetgegevens een boete van € 3000 betalen. Dat besloot het Verwaltungsgericht Koblenz eind november 2011 en dat gaf daar een
persbericht van uit. Tevergeefs bracht de ingenieur naar voren dat hij de meting aan een medewerker had overgelaten. (Bron: www.vdv.online.de)
Museum Boerhaave gered Zoals aan de orde kwam in Geo-Info 2011-12 moest Museum Boerhaave vorig jaar eenmalig € 700.000,- extra eigen inkomsten verkrijgen om sluiting voor het publiek te voorkomen. Dat is gelukt, zodat op 31 december - de verjaardag van Herman Boerhaave - in Leiden de vlag uit kon! De laatste ‘klap’ van € 128.000,- gaf een diner met benefietveiling in de Pieterskerk, zeg op het graf van Snellius, op 15 december. Diverse verzamelaars en andere vrienden van het museum hadden voor de veiling van het museum tientallen antieke objecten ter beschikking gesteld die in het verlengde liggen van de collectie van Museum Boerhaave. Een theodoliet bracht € 700,- op en een transversaalschaal € 350,-. Uit de eigen collectie van het museum werden onder andere geadopteerd een Jacobsstaf (dr. Anton Peters) en proportionaalpasser van Hoevenaer (fam. Pieters).
32 Geo-Info 2012-2
De geveilde theodoliet en transversaalschaal (www.museumboerhaave.nl).
Informatie Een Methodique Verzameling van 200 jaar geleden netjes overgetypt? Zie hierbij een plaatje van Napoleon, in huiselijke sfeer bladerend in wat mogelijk een nog niet-ingebonden exemplaar is van het bij de Receuil Méthodique des Lois etc. behorende Modellenboek. Daarnaast een titelblad van het tekstboek van deze historisch uiterst belangrijke verzameling kadastrale voorschriften uit 1811. De Franse tekst is te vinden op internet (//cadastre.pagesperso-orange.fr/ recueil/recueil.htm). Zelf ben ik ook in het bezit van een op Amazon gevonden facsimilé-uitgave (via printing-on-demand). Het is een nogal grove versie. Van het minstens zo belangrijke deel met modellen is me geen heruitgave bekend. En wat er zeker ook nog niet is: een facsimilé of andere uitgave van de Nederlandse vertaling van de Franse voorschriften: de Methodique Verzameling van Wetten, enz. uit 1812. Maar daar valt wat aan te doen. Het Kadastermuseum in Arnhem beschikt namelijk over exemplaren van de (tweetalige) uitgave uit 1812; onder de catalogusnummers 29562960 en 2984. Ik zou van de tekst goede digitale foto’s of scans kunnen maken, en deze beschikbaar kunnen stellen aan een aantal historisch geïnteresseerden. Zij kunnen op hun beurt elk wat uurtjes besteden aan het via tekstherkenning en/of gewoon overtypen (vaak handiger) omzetten van een deel van de tekst. Ik wil dan wel zorgdragen voor de verdere redactie, opmaak en toegankelijkheid van deze moderne
uitgave, zodat deze nog in 2012 kan verschijnen. Voor het deel met de modellen moet nog een andere oplossing worden bedacht (scannen is het mooist), maar dat zal in goed overleg ook vast wel lukken. Het tekstdeel beslaat ongeveer 400 niet erg volle pagina’s, en stel dat er tien liefhebbers zijn, dan hoeft ieder maar 40 pagina’s te bewerken. Vele handen maken licht werk, dat ervoer men ook een paar jaar geleden bij de uitgevoerde omzetting van de Statenbijbel naar digitaal formaat. Met dank aan amateurs. Dus hoe meer mensen meedoen, hoe makkelijker het wordt. Het hiervoor genoemde aantal van tien lijkt me wel het minimum, twintig zou nog mooier zijn. Wilt u ook meedoen? Stuur dan een mailtje naar
[email protected]. U werkt zo mee om een vermaard deel van het landmeetkundig verleden te ontsluiten voor de toekomst! Een heel aardig idee van René van der Schans. Na 200 jaar verdient de ‘Methodique Verzameling’ dit eerbetoon zeker! Ik neem 20 pagina’s voor mijn rekening om die te bewerken. Wie volgt? Zacharias Klaasse Conservator Kadastermuseum
Oude kaart groot nieuws ‘In Breda is een landkaart ontdekt uit 1557 waar ook Brabant op staat. Volgens kenners is het zelfs de oudste kaart van Zuid-Nederland. Er staan negen Brabantse plaatsen op vermeld: Bergen op Zoom, Oudenbosch, Breda, Woudrichem, Heusden, Den Bosch, Helmond, Grave en Eindhoven. Bij iedere plaatsnaam is een klein tekeningetje gemaakt van een kerk of kasteel. Bij Den Bosch is ook een stadsmuur getekend. Waarschijnlijk was dat om de belangrijkheid van de stad aan te geven. Verder valt op dat de rivier De Dommel is ingetekend. De topografische kaart is een houtsnede die gedrukt is in 1557. Hij is verkocht aan de Koninklijke Bibliotheek in Brussel, die hem wil gaan tentoonstellen. De kaart zat in een boek dat niets met de kaart te maken heeft, een kroniek uit 1586. Bredanaar Dieter Duncker van antiquariaat Plantijn kreeg de kroniek in handen. Al bladerend zag dat hij er iets verstopt zat achter een van de pagina’s. Toen hij het papier tegen het licht hield zag hij een topografische kaart zitten. Een deskundige kon het papier scheiden en de bijzondere kaart uit 1557 kwam aan het licht. De kaart zelf is weer een kopie van een Antwerpse landkaart die zo’n dertig jaar ouder is.
De map is onderzocht door gezaghebbende deskundigen Marco van Egmond en Elger Heere van de Universiteitsbibliotheek in Utrecht en die zijn er zeker van dat dit de oudst bekende kaart van de Zuidelijke Nederlanden is, waar Brabant toen ook onder viel.’ Bron: www.omroepbrabant.nl, 25 januari 2012 (ook op nos.nl)
Geo-Info 2012-2 33
Een goede publieke dienstverlening is een belangrijk speerpunt van onze gemeente. De collega’s van de afdeling Facilitaire Diensten werken hard om die kwaliteit hoog te houden. De unit Informatiebeheer draagt onder andere de zorg voor het informatiebeheer op het gebied van Geo-Informatie. Hieronder valt het bijhouden van de Grootschalige basiskaart, beheer WKPB en BAG. Voor deze unit zijn wij op zoek naar een flexibele en zelfstandige:
Maximum salaris is € 3.436 bruto per maand (schaal 9) bij een 36-urige werkweek, 1fte Afhankelijk van je opleiding en ervaring begin je in aanloopschaal 8 (max. € 3.042 bruto per maand)
Deze functie omvat een breed scala aan landmeetkundige werkzaamheden. In de buitendienst ben je verantwoordelijk voor de tweepersoons meetploeg. Dit betekent dat je meetopdrachten voorbereidt, inplant, uitvoert en verwerkt. In de binnendienst verzorg je de afhandeling van klantvragen in ons meldingensysteem en voer je zonodig tekenwerk uit. Je hebt een relevante opleiding op MBO/HBO-niveau en aantoonbare ervaring met landmeetkundige apparatuur en verwerkingssoftware (NedInwinning en MicroStation). Ben jij een landmeter die van aanpakken houdet en wil je een deskundige invulling geven aan deze veelzijdige functie? Kijk voor de volledige vacaturetekst op www.werkeninhetwesten.nl en stuur dan voor 10 maart 2012 het reactieformulier (met brief en CV) o.v.v. vacaturenummer FD 12-05. Voor meer informatie over deze functie kun je contact opnemen met Hans Vonk, unitleider informatiebeheer (0172 - 465 722) of Chris Hartman, projectleider Geo-informatie (0172 - 464 988).
UW BETROUWBARE PARTNER IN GEODETISCH WERK
GeoCensus, dé specialist in mutatiesignalering en actualisering actueel
Is uw kaart actueel genoeg voor de BGT?
nog niet actueel GeoCensus, ook sterk in: • BAG • BGT • WION
Meer informatie vindt u op www.geocensus.nl