NL
GENERATORS
ENERGY 4010B GEBRUIKS- EN ONDERHOUDSHANDLEIDING EN INSTALLATIEVOORSCHRIFTEN
NL v. 001 – Februari 2011 1
Energy 2510 B
Vers. 001
NL
INHOUDSOPGAVE 1 INLEIDING......................................................................................................................................... 5 1.1 Doel en toepassingsgebied van de handleiding ......................................................................... 5 1.2 Symbolen en definities................................................................................................................ 5 1.3 Algemene informatie ................................................................................................................... 5 2 IDENTIFICATIE VAN HET GENERATORAGGREGAAT ................................................................. 6 2.1 Onderdelen (fig. 1)...................................................................................................................... 6 2.2 Identificatieplaatje (fig. 2) ............................................................................................................ 6 2.3 Totale afmetingen ....................................................................................................................... 6 2.4 Technische specificaties ............................................................................................................. 7 3 TRANSPORT, HANTERING, OPSLAG ............................................................................................ 7 3.1 Opslag ........................................................................................................................................ 7 3.2 Gewicht....................................................................................................................................... 7 3.3 Hantering .................................................................................................................................... 7 4 INSTALLATIE ................................................................................................................................... 8 4.1 Inleidende informatie .................................................................................................................. 8 4.2 Aanwijzingen voor de bevestiging van het generatoraggregaat ................................................. 8 4.2.1 De generator hangend bevestigen .......................................................................................8 4.2.2 De generator op de vloer bevestigen .....................................................................................9 4.3 Aanwijzingen voor de elektrische aansluiting ........................................................................... 10 4.4 Elektrische aansluiting op de accu ........................................................................................... 10 4.5 Elektrische aansluiting van de verbruiker ................................................................................. 11 4.6 Elektrische aansluiting van de hulpkabels ................................................................................ 12 4.7 Aansluiting van het elektronische bedieningspaneel ................................................................ 12 4.8 Aansluiting van een hulppomp (optie) ...................................................................................... 12 4.9 Aanwijzingen voor de installatie van de tank (optie) ................................................................. 13 4.10 Brandstofreserve .................................................................................................................... 14 4.11 Acculader................................................................................................................................ 14 4.11.1 Extra acculader ................................................................................................................ 14 4.12 Aansluiting van een extra geluiddemper................................................................................. 15 4.13 Relaisaansluiting van extern net ............................................................................................. 16 5 AANWIJZINGEN M.B.T. DE WERKING ......................................................................................... 16 5.1 Veiligheid van de machines ...................................................................................................... 16 6 GEBRUIK VAN HET GENERATOR-AGGREGAAT ....................................................................... 17 6.1 Het generatoraggregaat aanzetten ........................................................................................... 17 6.2 Het generatoraggregaat uitzetten ............................................................................................. 18 6.3 Informatie over ongeoorloofd gebruik ....................................................................................... 18 6.4 Nuttige tips................................................................................................................................ 18 6.5 Controle- en alarmfuncties (Fig. 24) ......................................................................................... 19 6.6 Oorzaken en uitschakeling van alarmen van het bedieningspaneel......................................... 20 6.7 Automatisch model (optie).........................................................................................................20 6.8 HANDBEDIENDE werking ........................................................................................................21 6.9 AUTOMATISCHE werking..........................................................................................................21 7 AANWIJZINGEN M.B.T. HET ONDERHOUD ................................................................................ 21 7.1 Onderhoudsoverzicht................................................................................................................ 21 7.2 Onderhoudswerkzaamheden waar geen vakmensen voor nodig zijn ...................................... 22 7.3 Controle van het motoroliepeil .................................................................................................. 22 7.4 Onderhoudswerkzaamheden waar wel vakmensen voor nodig zijn ......................................... 22 7.4.1 Verversen van de motorolie ............................................................................................... 22
2
Energy 4010 B
Vers. 001
NL 7.4.2 Onderhoud van het luchtfilter............................................................................................. 22 7.4.3 Onderhoud van de bougies................................................................................................ 23 7.4.4 Afstelling van de spanning..................................................................................................... 23 8 PERIODIEKE SERVICE-INTERVAL............................................................................................... 24 9 LANGE STILSTANDPERIODEN .................................................................................................... 25 10 ONTMANTELING.......................................................................................................................... 25 11 TE GEBRUIKEN BLUSMIDDELEN .............................................................................................. 25 ALGEMENE GARANTIEVOORWAARDEN ........................................................................................ 26 ELEKTRISCH SCHEMA ENERGY 4010 B ......................................................................................... 27 TEKENING VOOR ONDERDELENLIJST ENERGY 4010 B ............................................................... 30
Telkens als de generator minimaal drie weken lang stil blijft staan kan er zich bezinksel van afgewerkte loodvrije benzine in de carburateur vormen. Door dit bezinksel kan de motor ernstig beschadigd worden en het is dus absoluut NOODZAKELIJK om de carburateur vóór een lange stilstand helemaal te legen door de brandstofkraan dicht te draaien en de generator te laten functioneren totdat hij afslaat. Bovendien is het van fundamenteel belang om nooit afgewerkte loodvrije benzine te gebruiken omdat de motor hierdoor ernstig beschadigd kan worden vanwege de chemische veranderingen die de benzine ondergaan heeft. Als deze maatregelen niet in acht genomen worden dan wordt de GARANTIE automatisch ONGELDIG.
Vers. 001
Energy 4010 B
3
NL
Via E. Majorana , 49 48022 Lugo (RA) ITALY
CE-VERKLARING VAN OVEREENSTEMMING volgens de Machinerichtlijn 89/392/EEG, bijlage IIA Hierbij wordt verklaard dat de generator, waarvan de gegevens hieronder vermeld worden, ontworpen en geconstrueerd is op een manier die in overeenstemming is met de essentiële veiligheids- en gezondheidseisen zoals bepaald door de Europese Richtlijn ten aanzien van de Veiligheid van Machines. Deze verklaring is niet geldig meer indien er zonder onze schriftelijke goedkeuring wijzigingen aan de machine aangebracht worden. Machine: GENERATORAGGREGAAT Model:
ENERGY 4010 B
Serienummer: ……………….. Referentierichtlijnen: Machinerichtlijn (89/392/EEG) in de versie 91/31/EEG Laagspanningsrichtlijn (73/23/EEG) Elektromagnetische compatibiliteit (89/336/EEG) in de versie 93/31/EEG In het bijzonder toegepaste geharmoniseerde normen: EN 292-1; EN 292-2, EN 60204-1. DATUM ........07/12/2010.......... DE PRESIDENT
4
Energy 4010 B
Vers. 001
NL
1 INLEIDING Lees alvorens ook maar iets aan het generatoraggregaat te gaan doen eerst deze handleiding aandachtig door. 1.1 Doel en toepassingsgebied van de handleiding Deze handleiding is geschreven door de Constructeur met het doel alle inlichtingen en aanwijzingen te verstrekken die noodzakelijk zijn om alle handelingen in het kader van het onderhoud en het gebruik van het generatoraggregaat op een juiste en veilige manier te kunnen verrichten. De handleiding maakt onlosmakelijk deel uit van het materiaal dat bij de levering van het generatoraggregaat inbegrepen is; de handleiding dient gedurende heel de levensduur van het generatoraggregaat goed bewaard te worden en dient beschermd te worden tegen alle invloeden waardoor de handleiding aangetast kan worden. De handleiding moet altijd bij het generatoraggregaat zitten ook indien het apparaat op een nieuw voertuig geïnstalleerd wordt of indien het apparaat van eigenaar verwisselt. De inlichtingen die in deze handleiding opgenomen zijn, zijn bestemd voor degenen die het generatoraggregaat zullen installeren en voor al degenen die bij het onderhoud en het gebruik betrokken zijn. In de handleiding is het doel vastgesteld waarvoor het apparaat geconstrueerd is en de handleiding bevat alle inlichtingen die noodzakelijk zijn om een veilig en juist gebruik ervan te waarborgen. De constante inachtneming van de aanwijzingen die in deze handleiding staan is een garantie voor de veiligheid van de gebruiker, een zuinig bedrijf en een langere levensduur van het apparaat. Om het lezen ervan te bevorderen is de handleiding ingedeeld in verschillende delen waarin de belangrijkste beginselen naar voren komen; raadpleeg de beschrijvende inhoudsopgave om de verschillende onderwerpen snel te kunnen vinden. De tekstgedeelten waar niet aan voorbij gegaan mag worden zijn vetgedrukt en worden voorafgegaan door de hieronder afgebeelde en vastgestelde symbolen. Er wordt dringend geadviseerd om datgene wat in deze handleiding en in de documenten waarnaar verwezen wordt staat aandachtig te lezen; alleen op die manier wordt ook na verloop van tijd de goede werking van het generatoraggregaat, de betrouwbaarheid ervan en de bescherming van personen en voorwerpen tegen schade gewaarborgd. Opmerking: De inlichtingen die in deze publicatie opgenomen zijn, zijn juist op het moment van het ter perse gaan van deze publicatie, maar kunnen zonder voorafgaand bericht gewijzigd worden.
Vers. 001
1.2 Symbolen en definities In dit boekje is gebruik gemaakt van “grafische veiligheidssymbolen” die het doel hebben om de verschillende gevarenniveaus of belangrijke informatie snel te vinden Vermaning die op een potentieel gevaarlijke situatie duidt die tot ernstige ongelukken of mogelijke schade aan de gezondheid kan leiden. LET OP Vermaning die op een potentieel gevaarlijke situatie duidt die tot ongelukken of mogelijke schade aan voorwerpen kan leiden. Vermaning die op een potentieel gevaarlijke situatie duidt die tot storingen in de werking of schade aan de machine kan leiden. De tekeningen worden bij wijze van voorbeeld verstrekt. Ook als het apparaat waar u over beschikt verschilt van de illustraties die in deze handleiding opgenomen zijn gelden de veiligheid en de aanwijzingen eveneens voor dat apparaat. De constructeur, bij het hanteren van een beleid in het kader waarvan ernaar gestreefd wordt het product constant te ontwikkelen en te vernieuwen, kan zonder voorafgaand bericht wijzigingen aanbrengen. 1.3 Algemene informatie De generatoraggregaten ENERGY zijn ontworpen om geïnstalleerd te worden op voertuigen. De generatoraggregaten zijn in staat om elektrische stroom met een spanning van 230 V wisselstroom 50 Hz te leveren. De modellen ENERGY 4010 B moeten met loodvrije benzine gevoed worden. Om ervoor te zorgen dat de generatoraggregaten een zo laag mogelijk geluidsniveau voortbrengen zijn de generatoraggregaten van de serie ENERGY voorzien van een geluiddichte kast die aan de binnenkant geïsoleerd is. De apparaten zijn makkelijk toegankelijk voor onderhoudswerkzaamheden en zijn uitgerust met een afstandsbedieningspaneel dat in het voertuig geïnstalleerd kan worden. Het is mogelijk om de generatoraggregaten op de brandstoftank van het voertuig aan te sluiten mits de brandstof geschikt is, als dit niet het geval is kan er een speciale tank geïnstalleerd worden die op aanvraag verkrijgbaar is.
Energy 4010 B
5
NL
2 IDENTIFICATIE GENERATORAGGREGAAT
VAN
2.1 Onderdelen (fig. 1) 1 Geluiddichte kast 2 Steunbeugels 3 Klep 4 Sluiting van de klep 5 Sticker met technische gegevens 6 Trillingsdempende steun 7 Verankeringsbeugel 8 Elektronisch bedieningspaneel 9 Doorvoer voor kabels en gasslang 10 Borgschroef voor schuifblad 11 Brandstoftoevoerslang 12 Aanslagschroef schuifblad helemaal uit
HET
4 5 6 7 8 9 10 11 12
Bouwjaar Vermogensfactor Frequentie Max. elektrisch vermogen Max. stroom Nominale spanning 230V wisselstroom Geleverde stroom op 12V gelijkstroom Gewicht Streepjescode
2.3 Totale afmetingen Op figuur 3 zijn de totale afmetingen van de generatoraggregaten aangeven.
2.2 Identificatieplaatje (fig. 2) 1 2 3
Model generatoraggregaat Code van het model Serienummer
6
Energy 4010 B
Vers. 001
NL
2.4 Technische specificaties
ENERGY 4010 B
MOTOR
Eéncilinder, 4 slag benzine, kopkleppen, luchtgekoeld Yamaha MZ 250 251 70 x 57 2,0 l/h Loodvrije benzine Elektronisch BPR4ES 1,0 Automatisch met middelpuntvliedende krachten
Type Motor Cilinderinhoud Boring x slag Max. brandstofverbruik Voeding Ontstekingssysteem Bougie Inhoud motoroliecarter Toerenregelaar WISSELSTROOMDYNAMO Type Max. vermogen Continu vermogen Spanning/frequentie Gelijkstroomuitgang Isolatieklasse rotor Isolatieklasse stator Koeling GENERATOR Totaal gewicht Totale afmetingen (L x B x H) Startsysteem Voeding Geluidsniveau Bedrijfsuren
cm3 mm
liter
4010 B kW kW V/Hz A / Vdc
Synchroon éénfase zelfregelend, tweepolig, zonder borstels 3,8 3,3 230 / 50 10 / 12 H F Centrifugaalventilator
4010 B kg
82
mm
665 x 465 x 345 Elektrisch / handmatig Toevoerpomp met onderdruk 60 dB - 7 mt 7
h
3 TRANSPORT, HANTERING, OPSLAG
stand blijkt uit het betreffende symbool ( dat op de verpakking aangegeven staat.
)
3.1 Opslag De generator wordt met het oog op het transport met een adequate kartonnen verpakking en een houten steunplateau beschermd. De generator moet horizontaal opgeslagen worden op een overdekte, droge en geventileerde plaats. De verpakking mag niet ondersteboven geplaatst worden. De juiste
Vers. 001
3.2 Gewicht Het bruto gewicht inclusief verpakking bedraagt: ENERGY 4010 B : 82 kg 3.3 Hantering De generatoraggregaten kunnen inclusief de verpakking met behulp van gewone hef- en transportwerktuigen verplaatst worden.
Energy 4010 B
7
NL De dozen zijn voorzien van afstandshouders waardoor het mogelijk is de vorken van de palletwagens erin te steken. Tijdens het ophijsen en verplaatsen van de apparaten moeten de veiligheidsen de ongevalpreventievoorschriften in acht genomen worden. Er dienen hef- en transportwerktuigen gebruikt te worden waarvan het draagvermogen groter is dan de last die opgehesen dient te worden.
4 INSTALLATIE 4.1 Inleidende informatie Alvorens het generatoraggregaat te installeren is het absoluut noodzakelijk om deze aanwijzingen te lezen om geen installatiefouten te begaan. De generator moet op een zodanige manier geïnstalleerd worden dat rechtstreekse waterinfiltraties in de dynamo via de diverse inlaatopeningen vermeden worden; hij moet dus beschermd worden. Een verkeerde installatie van het generatoraggregaat kan onherstelbare schade aan het apparaat berokkenen en de veiligheid van de gebruiker in gevaar brengen.
van de generator geplaatst moet worden. Met behulp van de beugels kan het generatoraggregaat opgehangen worden en vloer. Deze montagewijze biedt de volgende voordelen: het apparaat neemt minder ruimte in beslag, het apparaat kan snel geïnstalleerd worden en men kan er snel bij komen om er klein en groot onderhoud aan te plegen. Het is belangrijk dat u zich ervan verzekert dat er rondom de kap van het generatoraggregaat voldoende ruimte is voor de doorlaat van lucht voor de koeling; u moet bovendien minimaal 10 cm ruimte tussen de kap en de delen daar omheen vrij laten om te voorkomen dat het generatoraggregaat tijdens de werking of tijdens het rijden hier door trillingen tegenaan komt. Indien de luchtinlaatopening van het generatoraggregaat achter een wiel van het voertuig geplaatst wordt dan is het belangrijk om ervoor te zorgen dat er geen water dat bij regen van het wiel opspat in het generatoraggregaat terecht kan komen.
Er moet gecontroleerd worden of het als de klep open is mogelijk is om het schuifblad van de motor eruit te trekken (fig. 12). 4.2.1 De generator hangend bevestigen Als u de generator uit de verpakking haalt is hij ingesteld om hangend bevestigd te worden zoals afgebeeld op fig. 12.
Mocht de installatie van het generatoraggregaat niet overeenstemmen met de aanwijzingen die in deze handleiding opgenomen zijn dan wijst de fabrikant elke aansprakelijkheid voor de slechte werking en de veiligheid van de generatoraggregaten op grond van de Machinerichtlijn 89/392/EEG van de hand. Bovendien kan de fabrikant op geen enkele wijze aansprakelijk gesteld worden voor schade aan voorwerpen of personen. De installatiewerkzaamheden mogen uitsluitend door vakmensen die naar behoren geïnstrueerd zijn uitgevoerd worden. 4.2 Aanwijzingen voor de bevestiging van het generatoraggregaat De generatoraggregaten model ENERGY 4010B zijn standaard uitgerust met beugels voor de verankering met extra trillingsdempers (fig. 4 ref. 1) en een brandstoffilter dat op de toevoerleiding
8
In de verpakking zitten ook 4 trillingsdempende cilinders (fig.5 ref.1) en 2 ophangbeugels (fig.5 ref. 2). De trillingsdempende cilinders moeten persé gemonteerd worden zoals getoond op fig.5. Het gewicht ervan moet zo zijn dat de generator ze indrukt en NIET uitrekt, zoals afgebeeld op fig. 6.
Energy 4010 B
Vers. 001
NL 4.2.2 De generator op de vloer bevestigen In elke verpakking zit een boormal waardoor de plaat waarop de generator gezet zal worden snel voorbereid kan worden, fig.7.
Rondom de opening waar de uitlaatpijp uitkomt moet een sponsachtige hittebestendige afdichting aangebracht worden. Deze afdichting moet net zo hoog zijn als de bodem van de generator en dient om de hete lucht niet in de ruimte waar de generator ondergebracht is te laten verspreiden. Om de Energy 4010B op de plaat te bevestigen moeten de beugels van de generator verplaatst worden. Verwijder aan beide kanten de afdichtingsdoppen van de gaten (fig.8 ref.1) en draai de schroeven (fig.8 ref.2) eruit om de beugel (fig.8 ref.3) te kunnen verwijderen.
Plaats de beugel (fig.9 ref.3) op de 2 gaten die met de doppen afgedekt waren en gebruik dezelfde schroeven (fig.9 ref.2). Doe daarna de doppen (fig.9 ref.1) in de gaten waar eerst de schroeven in zaten.
Vers. 001
Energy 4010 B
9
NL
Nu kan de generator op de plaat waar eerst gaten in geboord zijn geplaatst worden (fig.7) waarbij de speciale trillingsdempende cilinders (fig.10ref. 1) gebruikt moeten worden en afstandhouders (fig.10 rif.2)
4.3 Aanwijzingen voor de elektrische aansluiting Gebruik de speciale sleutel om het slot open te maken en verwijder het voorste paneel. Verwijder daarna aan beide kanten de borgschroef (fig.11 ref. 2) van het onderste blad. Trek het onderste blad met de motor tot aan de borg (fig. 12) eruit. Als u het onderste blad met de motor er helemaal uit wilt trekken moet u ook de borgschroeven (fig. 11 ref. 3) eruit draaien.
10
4.4 Elektrische aansluiting op de accu Om het generatoraggregaat in werking te kunnen stellen moet de aansluiting op de accu van het voertuig tot stand gebracht worden met een kabel die aan de geldende voorschriften voldoet, die voorzien is van een kabelmantel en waarvan de doorsnede in tabel 1 staat. Daartoe is het generatoraggregaat voorzien van twee speciale klemmen (fig.13 ref. 2) die gebruikt moeten worden voor de aansluiting van de plusen minpool van de accu. Sluit de kabel van de pluspool (rode kabel) op de klem die reeds van een rode kabel voorzien is aan en de kabel van de minpool (zwarte kabel) op de klem die reeds van een zwarte kabel voorzien is. De kabel van de minpool moet dezelfde doorsnede hebben als de pluskabel en moet zowel met de minpool van de accu als met het chassis van het voertuig verbonden worden. U moet zich ervan overtuigen dat het contact goed is en indien nodig de lak of de roest van het oppervlak verwijderen en de verbinding met vet beschermen. De capaciteit van de accu die voor het starten gebruikt moet worden mag niet minder zijn dan 100 A/h. De geluiddichte kast is voorzien van een kabeldoorvoer die gebruikt moet worden voor de doorvoer van de aansluitkabels van de accu (fig. 11 ref. 1). De kabeldoorvoer voorkomt dat er water in het generatoraggregaat komt.
Energy 4010 B
Vers. 001
NL
[BELANGRIJK] Plaats altijd een zekering van 100 A op de kabel waarmee het generatoraggregaat op de pluspool van de accu aangesloten is. 4.5 Elektrische aansluiting van de verbruiker Gebruik voor de aansluiting van de verbruikers op het generatoraggregaat een driepolige elektrische kabel die aan de geldende wettelijke voorschriften voldoet. De juiste doorsnede staat in tabel 1. Tabel 1 Model
Doorsnede 2 mm 230 V lijn
4010 B
4
AANSLUITING 230 V LIJN
Kabellengte Kabellengte lengte < 6 m lengte > 6 m 10
16
ACCUAANSLUITING
Het generatoraggregaat is voor de aansluiting van de stroomopnameleiding van 230 Volt voorzien van een speciale klemmenstrook (fig.13 ref. 1) waar de kabels op aangesloten moeten worden. Gebruik de speciale kabeldoorvoer (fig.11 ref. 1) om de kabel te bevestigen en om te voorkomen
Vers. 001
dat er water in het generatoraggregaat terechtkomt. Hoewel het generatoraggregaat aan de binnenzijde uitgerust is met een thermische beveiligingsschakelaar, die ervoor zorgt dat in geval van overbelasting of kortsluiting de stroomtoevoer onderbroken wordt (fig.13 ref. 5), is het verstandig dat er in het elektrische schakelpaneel van het voertuig een thermische magneetschakelaar gemonteerd wordt die zodanig afgesteld is dat de stroomtoevoer naar de verbruikers onderbroken wordt als de stroomopname bij de ENERGY 4010B boven de 16,5 Amp stijgt. Indien de thermische beveiligingsschakelaar van het generatoraggregaat inschakelt moet u op de knop (fig.13 ref. 5) drukken om het circuit weer te sluiten en om de stroomtoevoer weer in te schakelen. Controleer zorgvuldig of de positie van de aansluiting van de stroomopnameleiding van 230 Volt juist is; door een verkeerde aansluiting kan het generatoraggregaat onherstelbaar beschadigd worden of kan er gevaarlijke kortsluiting ontstaan.
Energy 4010 B
11
NL
4.6 Elektrische aansluiting van de hulpkabels De hulpkabels die aangesloten moeten worden zijn er drie en deze zijn allemaal voorzien van een gepolariseerde connector. Één kabel is benodigd voor de werking van de generator en de andere twee zijn opties. • Kabel van generator naar bedieningspaneel (verplicht). Wordt standaard meegeleverd en is 5 meter lang. Controleer of de lengte voldoende is voor het gekozen traject van de generator naar het schakelpaneel. Op aanvraag zijn er grotere lengten verkrijgbaar. Nadat u de kabel door de kabeldoorvoer (fig. 11 ref.1) heeft laten lopen moet u de witte connector op de vaste connector (fig.13 ref. 9) die in de generator geplaatst is aansluiten en daarbij de insteekrichting aanhouden. • Kabel van generator naar hulpbrandstofpomp en brandstofreservemeter (optie). Van de driepolige connector (fig.13 ref.8) is het mogelijk om de twee kabels te nemen om een extra brandstofpomp van stroom te voorzien; zie ook paragraaf 4.8. • Van dezelfde connector (fig.13 ref.8) is het ook mogelijk om het signaal voor de reserveaanduiding van de brandstoftank te nemen; zie ook paragraaf 4.10. • Kabel van generator naar hulpacculader (optie). Van de tweepolige kabel (fig.13 ref. 6) is het met twee kabels van 4 mm2 mogelijk om de stroomvoorziening voor een acculaadregelaar RCB te nemen; zie ook paragraaf 4.11.1.
4.8 Aansluiting van een hulppomp (optie) Als het traject van de brandstof tussen de tank en de generator lang is of als de tank zich op een lager niveau bevindt dan de generator kan het voor de brandstofpomp die in de generator geplaatst is moeilijk zijn om de brandstof uit de tank te zuigen. In dat geval is er een extra brandstofpomp nodig die als optie leverbaar is (code 00507) die ook in de buurt van de tank geplaatst moet worden zodat deze snel aangesloten kan worden.
4.7 Aansluiting van het elektronische bedieningspaneel Kies de plaats waar u het bedieningspaneel in het voertuig wilt aanbrengen en boor een rechthoekig gat dat de volgende afmetingen heeft: 30 x 32 mm. Nadat u de verbindingskabel die afkomstig is van de generator (paragraaf 4.6) uit het gat heeft laten lopen moet u de zwarte connector van de kabel aan de achterkant van het elektronische paneel aansluiten. Bevestig daarna het elektronische bedieningspaneel (fig. 14) met zelftappende schroeven maat 3 x 20 mm en controleer of de achterkant niet tegen andere oppervlakken aankomt; bevestig het plastic omrandingsprofiel door er voorzichtig op te drukken totdat u hoort dat de bevestigingslipjes vastklikken.
12
Energy 2510 B
Vers. 001
NL
Zoals getoond op de figuur wordt de brandstof die afkomstig is van de koppeling K van de tank via de buis H aangezogen door de pomp G en via de buis F in de aftakking C geleid. De hoeveelheid brandstof die de generator nodig heeft stroomt via de buis J naar de generator A; terwijl de overtollige hoeveelheid benzine terugstroomt naar de retourkoppeling E van de tank. In de aftakking C moet een doorstroomregelaar B aangebracht worden die uit een cilindertje met klikverbinding bestaat met een gat met een diameter van 2,5 mm. Elke pijpverbinding moet met een speciale klem vastgezet worden. Aan de voorkant van de generator is een driepolige connector (fig.13 ref.8) aangebracht; zoek door middel van het elektrische schema de twee polen (+12 en GND) voor de bediening van de hulppomp op. Van die aansluitingen (faston) moet u twee kabels van minimaal 1 mm2 met een speciale connector naar de polen van de pomp in kwestie (fig.15 ref. G) laten lopen. 4.9 Aanwijzingen voor de installatie van de tank (optie) De plaats van de brandstoftank (fig.16) moet zodanig gekozen worden dat de lengte van de brandstofslang tot een minimum beperkt kan worden. Er moet bovendien vermeden worden dat de doorsnede van de slang verminderd kan worden door vernauwingen, bochten of knelpunten. Er
Bij de dealers zijn twee verschillende modellen brandstoftanks verkrijgbaar die aan alle installatie-eisen kunnen voldoen: • Voor de standaard installatie op het voertuig moet u de tank die als optie leverbaar is met code 05472 (fig.16 ref.8) (capaciteit 15 liter) gebruiken; de vulopening (fig.16 ref.5) is voorzien van een dop (fig.16 ref.6) • De tank die als optie leverbaar is met code
Vers. 001
wordt geadviseerd om de tank op dezelfde hoogte als het generatoraggregaat te plaatsen en in ieder geval nooit met meer dan 20 cm hoogteverschil (fig.16). Als het niet mogelijk is om het aangegeven maximum hoogteverschil van de brandstoftank ten opzichte van het generatoraggregaat aan te houden, is het mogelijk om een elektrische brandstofpomp te installeren, die als optie leverbaar is (code 00507), die hoogteverschillen van meer dan een meter makkelijk kan overbruggen. Zie paragraaf 4.8. Plaats de brandstoftank niet in de buurt van warmtebronnen; plaats de tank op een zodanige plek dat er geen water van buitenaf in terecht kan komen. Gebruik voor de aansluiting van de tank en het generatoraggregaat een rubber slang (fig.16 ref. 2) die geschikt is voor loodvrije benzine en die een binnendiameter heeft van 5 mm en plaats er een brandstoffilter tussen (fig.16 ref. 1). De tank heeft ontluchting nodig en met het oog daarop dient er een slang op de speciale slanghouder (fig.16 ref.3) aangesloten te worden en moet u zich ervan verzekeren dat deze slang omhoog loopt (fig.16 ref.4) en dat er geen gedeelten zijn waar bochten in zitten.
05466 (fig.18) (capaciteit: 15 liter) is ontworpen om op verschillende plaatsen geïnstalleerd te worden om de beschikbare ruimten op het voertuig beter te benutten en maakt de aansluiting van de vulopening (fig. 17) op twee verschillende punten mogelijk (fig. 18 ref. 1 en 2) waarbij op die manier de mogelijkheid aan de installateur geboden wordt om telkens al naar gelang het type installatie de meest geschikte oplossing te kiezen.
Energy 4010 B
13
NL Ook de brandstofafsluitkraan (fig.18 ref. 3) kan op twee verschillende schroefdraadkoppelingen (fig.18 ref. 4) gedraaid worden, te gebruiken al naar gelang de installatieplaats. Om de tank aan het voertuig te bevestigen moet er naar behoefte gebruik gemaakt worden van de speciale schroefdraadverbindingen (fig.18 ref. 5 en fig.16 ref. 7).
4.10 Brandstofreserve De beide modellen brandstoftanks zijn uitgerust met een kraan met een elektrische brandstofreservewijzer (fig.18 ref.3). Om de elektrische aansluiting van dit onderdeel tot stand te brengen moet de draad die op de behuizing van de kraan geschroefd is op de massa aangesloten worden en moet de andere draad van de kraan door middel van een elektrische kabel met een speciale fastonaansluiting met de driepolige connector (fig.13 ref.8) verbonden worden (om de fastonaansluiting op te zoeken, zie het elektrische schema). De brandstofreserve voor beide tanks bedraagt ongeveer 4 liter. Het speciale controlelampje op het bedieningspaneel (fig.30 ref.8) zal gaan branden als het brandstofniveau in de tank onder het reserveniveau daalt. 4.11 Acculader De generatoraggregaten ENERGY 4010B zijn uitgerust met een acculader die in staat is om op 12 V een stroom van ongeveer 10 Amp te leveren en die gebruikt kan worden voor het opladen van de startaccu van het generatoraggregaat. Om deze functie te verkrijgen moet de klem waar CHARG op staat (fig.19 ref.1) met de pluspool (rode kabel) van de generator (fig.19 ref.2) verbonden worden. 4.11.1 Extra acculader Als u een andere accu wilt opladen of u wilt de CHARG klem niet gebruiken kunt u de 12 Volt
14
wisselstroomuitgang op de tweepolige connector (fig.13 ref. 6) gebruiken. Op deze twee fastonaansluitingen moeten twee kabels van 4 mm2 aangesloten worden om er een RCB regelaar die als optie leverbaar is (code 05424) op aan te kunnen sluiten, zoals getoond op fig. 20.
Energy 4010 B
Vers. 001
NL
met de speciale sleutel (fig.22 ref.1) en de kap van de uitlaat (fig.22 ref.3) verwijderd worden.
Het generatoraggregaat laadt de accu die voor het starten gebruikt wordt niet vanzelf op, als deze niet op de acculader aangesloten is. 4.12 Aansluiting van een extra geluiddemper Om het door het generatoraggregaat voortgebrachte geluid in sterkere mate te beperken, is de mogelijkheid voorhanden om aan de buitenkant een extra geluiddemper te installeren (optie). De extra geluiddempingsset (code 03991) bestaat uit: • een geluiddemper (code 01761) (fig.21 ref.1) • twee meter lang flexibel stuk pijp van staal (code 00705) (fig.21 ref.2) • twee bandjes voor het vastzetten van de aansluitingen (code 01655) (fig.21 ref.3) • Twee rubber bretels kabeljauw. 02440 (Fig. 21 Ref 4) Om de geluiddemper op het generatoraggregaat aan te sluiten moeten eerst de klep (fig.22 ref.2)
15
Energy 2510 B
Vers. 001
NL
• Sluit de leiding van de verbruikers aan op PIN • • • •
7 - 9. Sluit de externe leiding aan op PIN 6 - 4. Overbrug PIN 4 - A. Overbrug PIN 6 - B. Verbind alle aardkabels met elkaar.
De elektrische aansluitingen op het generatoraggregaat moeten door vakmensen tot stand gebracht worden. Dan zet de slang code. 00705 (Fig. 21 Ref 2) Sluit de uitgang van de uitlaatpijp met klem code. 01655 (Fig. 21 Ref 3). Bevestig de slang (Fig. 21 Ref 2) naar de terminal ingangszijde van de uitlaat (Fig. 21 Ref 1) met de andere band die kwam op (Fig. 21 Ref 3). Installeer de uitlaat 01761 met de juiste rubber bretels.
Gebruik geen geluiddempers die niet door TELAIR geleverd worden. Door geluiddempers waarvan de grootte niet geschikt is kan schade aan de motor toegebracht worden. 4.13 Relaisaansluiting van extern net Op de elektrische installatie van het voertuig dient u een relais (optie) of een schakelaar (code 05423) (fig. 28) te installeren die de taak heeft om het generatoraggregaat te isoleren als het aggregaat op een extern voedingsnet aangesloten is. Sluit het relais (fig. 29) aan waarbij u de volgende aanwijzingen aan moet houden:
• Sluit de beide draden van de 230 V leiding van het generatoraggregaat aan op PIN 1 - 3.
16
5 AANWIJZINGEN M.B.T. DE WERKING De generator wordt zonder motorolie geleverd. Giet er reinigingsolie voor viertakt benzinemotoren in, soort multigrade, met SAE viscositeit die geschikt is voor het gebruiksklimaat (zie de tabel en de gedetailleerde aanwijzingen die in de gebruiks- en onderhoudshandleiding van de motor staan). De generatoren van de ENERGY serie bestaan uit verbrandingsmotoren op benzine die aangesloten zijn op een wisselstroomdynamo die wisselstroom of gelijkstroom kan produceren. De generatoraggregaten zijn in een plaatstalen kast gemonteerd en zijn geïsoleerd en geluiddicht gemaakt met speciale geluiddempende materialen. De brandstoftoevoer naar de endothermische motor vindt plaats door middel van een pomp die standaard op het generatoraggregaat gemonteerd is. 5.1 Veiligheid van de machines De generatoraggregaten zijn voorzien van volledig afgesloten kappen en het gevaar bestaat dus niet dat men in aanraking kan komen met bewegende delen, bijzonder hete oppervlakken of onder spanning staande geleiders.
Energy 4010 B
Vers. 001
NL De kleppen zijn uitgerust met openingen met sloten. De sleutels mogen niet binnen het bereik van kinderen of personen die er geen verstand van hebben gehouden worden.
Houd brandbare stoffen zoals benzine, verf, oplosmiddelen enz. uit de buurt van de generatoren. Verzeker u ervan dat de hete delen van de generatoraggregaten niet in aanraking komen met licht ontvlambare materialen. Tank geen brandstof terwijl de motor draait. Raak de generatoraggregaten of de elektrische verbindingen niet met natte handen aan. Vervang de zekeringen of de thermische schakelaars niet door nieuwe onderdelen met een hogere ampèresterkte. Eventuele controles van elektrische onderdelen moeten verricht worden terwijl de motor uitgeschakeld is en dit mag uitsluitend door vakmensen gedaan worden. De generatoraggregaten zijn gemaakt volgens de veiligheidsvoorschriften die op de EG-verklaring van overeenstemming vermeld staan.
6 GEBRUIK VAN HET GENERATORAGGREGAAT 6.1 Het generatoraggregaat aanzetten De generatoraggregaten zijn uitgerust met een elektronisch afstandsbedieningspaneel waarmee het mogelijk is om het generatoraggregaat aan/uit te zetten en om de werkingsomstandigheden te controleren. De elementen waar het bedieningspaneel uit bestaat zijn: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
De generatoraggregaten mogen uitsluitend gebruikt worden als de klep dicht is.
Vers. 001
AAN/UIT schakelaar Display Led-signaleringslampje “temperatuur te hoog” Led-signaleringslampje “minimum motoroliepeil” Led-signaleringslampje “motor niet gestart” Led-signaleringslampje “generator in werking” (knipperend) Led-signaleringslampje “motorolie verversen” Led-signaleringslampje “benzine in reserve” Tijdknop Reset
Als u de aan/uit schakelaar (fig.30 ref.1) op de stand “ON” zet, dan zal gedurende 8 sec. het opschrift “WAIT” op het display verschijnen, waarna het elektrische bedieningspaneel de 1e automatische startprocedure van het generatoraggregaat zal beginnen. Als na afloop van deze fase de motor gestart is zal het ledsignaleringslampje “generator in werking” (fig.30 ref. 6) beginnen te knipperen. Indien de motor niet start dan zal deze automatische procedure maximaal 4 keer herhaald worden. Indien de motor na de
Energy 4010 B
17
NL volledige cyclus nog niet start dan zal het ledsignaleringslampje “motor niet gestart” (fig.30 ref. 5) gaan branden, om aan te geven dat de motor niet gestart is. Als alleen het led-signaleringslampje “motor niet gestart” (fig.30 ref. 5) blijft branden dan kan de startprocedure meerdere keren herhaald worden.
6.2 Het generatoraggregaat uitzetten Door schakelaar 1 (fig.31 ref. 1) op de stand “OFF” te zetten schakelen de generatoraggregaten uit.
Als na afloop van herhaaldelijke pogingen het generatoraggregaat niet in werking treedt dan moet u zich tot de servicedienst wenden. Indien de accu leeg is dan kunnen de generatoraggregaten met de hand gestart worden door middel van de handgreep van de zelfwikkeling van de motor (fig.31 ref. 1), nadat u de keuzeschakelaar op de stand “ON” (fig.31 ref. 2) gezet heeft en het elektronische bedieningspaneel op “ON” staat. Is de motor met de hand gestart dan moet de keuzeschakelaar weer op de stand “OFF” (fig.31 ref. 2) gezet worden. De startaccu mag nooit losgekoppeld worden; in dat geval wordt het elektronische bedieningspaneel namelijk niet gevoed waardoor de werking van de generatoraggregaten belemmerd wordt.
Het generatoraggregaat is uitgerust met een verbrandingsmotor, de brandstof die gebruikt wordt is dus bijzonder brandbaar. Onder de kap worden de uitlaatgassen geleid die onvermijdelijk behoorlijk heet zijn ondanks het feit dat zij vermengd worden met de koellucht. Raak de gedeelten van de kap in de buurt van de uitlaat niet aan en steek uw handen of verschillende voorwerpen niet in de kap. 6.3 Informatie over ongeoorloofd gebruik
De generatoraggregaten mogen alleen door bevoegde vakmensen geïnstalleerd worden die daarbij de door de constructeur verstrekte aanwijzingen in acht moeten nemen. De generatoraggregaten mogen uitsluitend gebruikt worden voor het voortbrengen van elektrische stroom op voertuigen die uitgerust zijn met een elektrische installatie die aangelegd is volgens de voorschriften en op basis van het geleverde elektrische vermogen.
6.4 Nuttige tips Om de generatoraggregaten op de juiste manier te gebruiken doet u er goed aan om er rekening mee te houden dat overbelasting ook in geringe mate op den duur het openen van het contact van de thermische beveiligingsschakelaar (fig.31 ref. 3) teweegbrengt.
18
Energy 4010 B
Vers. 001
NL Tijdens de inloopperiode is het belangrijk om de nieuwe motor tenminste tijdens de eerste 50 werkingsuren niet aan een hogere belasting dan 70% van de nominale belasting bloot te stellen. 6.5 Controle- en alarmfuncties (Fig. 30) 2 Display: Als het generatoraggregaat aan staat wordt de totale tijd (in uren) weergegeven gedurende welke het apparaat in werking is geweest. Door op de knop onder het display van het bedieningspaneel (fig.30 ref. 9) te drukken wordt de tijd (in uren) weergegeven gedurende welke het apparaat na de laatste keer olie verversen in werking is geweest. 3 Led-signaleringslampje “temperatuur te hoog”: Deze led gaat branden als de temperatuur van het generatoraggregaat boven de veiligheidswaarde stijgt; de motor zal dan tegelijkertijd afslaan. 4 Led-signaleringslampje “minimum motoroliepeil”: Deze led gaat branden als het motoroliepeil onder het minimum daalt. Een veiligheidssysteem zorgt ervoor dat de motor onmiddellijk afgezet wordt om beschadigingen te voorkomen. 5 Led-signaleringslampje “motor niet gestart”: Deze led gaat branden om te signaleren dat het generatoraggregaat na afloop van alle vier de startpogingen niet in werking is getreden. 7 Led-signaleringslampje “olie verversen”: Deze led gaat branden als de motor na de laatste keer olie verversen 100 bedrijfsuren bereikt heeft. Telkens als er olie ververst wordt dan moet de servicedienst de timer resetten door de timer weer op nul in te stellen. 8 Led-signaleringslampje “benzine in reserve”: Deze led gaat branden als het benzineniveau in de extra tank onder het minimum niveau daalt (circa 4 liter). 9 Tijdknop: Door op deze knop te drukken wordt de tijd (in uren) gedurende welke het apparaat na de laatste keer olie verversen in werking is geweest op het display weergegeven. 10 Reset: Als het display tekens laat zien die geen enkel logisch verband hebben moet het paneel opnieuw geïnitialiseerd worden. Druk op de resettoets (fig.30 ref.10) en zet terwijl u de toets ingedrukt houdt het paneel aan. Als er 4 nullen (0000) op het display verschijnen is het paneel opnieuw geïnitialiseerd. 6.6 Oorzaken en uitschakeling van alarmen van het bedieningspaneel Tijdens het gebruik van het generatoraggregaat kunnen er alarmmeldingen weergegeven worden die betrekking hebben op de controle van de olie van de motor. Nadat u deze controle verricht heeft moet u om de alarmen op te heffen als volgt te werk gaan:
Vers. 001
Alarm: Het rode lampje van het onderhoud knippert. Oorzaak: Na de laatste keer motorolie verversen zijn er 50 uur verstreken en het oliepeil moet gecontroleerd worden. Hoe het alarm gereset moet worden: Druk op de knop van de deelteller (fig.30 ref. 9) en zet terwijl u de knop ingedrukt houdt het paneel aan en laat de knop pas los als het generatoraggregaat ingeschakeld is. Alarm: Het rode lampje van het onderhoud brandt. Oorzaak: Na het verversen van de olie zijn er 100 uur verstreken en de olie moet ververst worden. Hoe het alarm gereset moet worden: Zet het paneel aan en wacht totdat het generatoraggregaat ingeschakeld is. Druk op de knop die onder het kleine gat rechtsonder verborgen is (fig.30 ref. 10) en laat de knop meteen los. Wacht twee minuten alvorens het generatoraggregaat uit te zetten. In bijzondere situaties kunnen de gegevens die in de microprocessor in het paneel opgeslagen zijn veranderingen ondergaan. Dit kan gebeuren omdat de accu erg leeg is of omdat de doorsnede van de kabels die voor de verbinding tussen de accu en het generatoraggregaat gebruikt zijn niet voldoende is. In dat geval kan de verandering van de gegevens de werking van het generatoraggregaat beletten. Om de werking van het generatoraggregaat te herstellen moet u als volgt te werk gaan: Alarm: Het display laat tekens zien die geen logica hebben. Oorzaak: Storing in de werking te wijten aan lage spanning tijdens het starten (accu erg leeg, doorsnede van de kabels onvoldoende). Het paneel moet opnieuw geïnitialiseerd worden. Hoe het bedieningspaneel gereset moet worden: Druk op de knop (fig.30 ref. 10) en zet terwijl u de knop ingedrukt houdt het paneel aan. Laat de knop pas los als er 4 nullen (0000) op het paneel weergegeven worden. Dan is het paneel opnieuw geïnitialiseerd.
6.7 Automatisch model (optie) Als u het opladen van de startaccu bij de generatoraggregaten model En4010-B automatisch wilt maken is het mogelijk om het automatische bedieningspaneel (fig.32) ASP (optie) in plaats van het handbedieningspaneel te installeren.
Energy 4010 B
19
NL “accu geladen” (fig.32 ref.11) uit en begint de generator met de startprocedure die lijkt op die van de werking op de handbediende stand. Tijdens de automatische werkingsfunctie wordt het totaal aantal werkingsuren van de generator op de display (fig.32 ref. 2) weergegeven. Als u op de omschakelknop tijd of voltmeter (fig.32 ref. 9) drukt zal de spanning die op de aansluitpolen van de 12 VDC klemmen aanwezig is of op de aansluitpolen van de accu weergegeven worden. Als de accu geladen is en in ieder geval na minimaal 15 minuten werking, gaat het indicatielampje “accu geladen” (fig.32 ref.11) branden en zorgt het elektronische bedieningspaneel ervoor dat de generator uitgeschakeld wordt. Het paneel bestaat uit de volgende onderdelen: 1 ON/OFF schakelaar voor de in- en uitschakelfunctie 2 Display 3 Indicatielampje “hoge temperatuur” 4 Indicatielampje “minimum oliepeil” 5 Indicatielampje “niet gestart” 6 Indicatielampje “generator in werking” (knippert) 7 Indicatielampje “onderhoud vereist” 8 Indicatielampje “brandstof in reserve” 9 Omschakelknop tijd of voltmeter 10 Reset 11 Indicatielampje “accu geladen” 12 Indicatielampje “automatische werkingsfunctie” 13 AUTO/MAN schakelaar voor de automatische of handbediende werkingsfunctie
6.8 HANDBEDIENDE werking Zie paragraaf 7.3. 6.9 AUTOMATISCHE werking Zet de AUTO/MAN schakelaar (fig.32 ref.13) op de stand AUTO en zet de ON/OFF schakelaar (fig. 32 ref. 1) daarna op de stand ON. Het indicatielampje “automatische werkingsfunctie” (fig.32 ref.12) zal gaan branden en als de accu waarmee de generator van stroom voorzien wordt een hogere spanning heeft dan 11,5 Volt zal het indicatielampje “accu geladen” (fig.32 ref.11) gaan branden. Als er op de aansluitpolen van de 12 VDC klemmen van de generator een spanning van minder dan 11,5 Volt is gaat het indicatielampje
20
Door op automatisch te zetten nadat het bedieningspaneel aangezet is, gaat de generator in stand-by staan en wordt hij NIET op de automatische stand in werking gesteld.
Er wordt op gewezen dat afhankelijk van de toestand van de accu, het aantal accu’s dat aangesloten is en de temperatuur van het seizoen de tijd die de generator tijdens de automatische werkingsfunctie voor het opladen nodig heeft kan verschillen. Over het algemeen is de tijd die voor het opladen nodig is naarmate de temperatuur daalt korter.
Door een hogere belasting dan de hoeveelheid energie die op dat moment beschikbaar is van de accu in te schakelen kan de generator niet ingeschakeld worden vanwege te weinig spanning.
7 AANWIJZINGEN ONDERHOUD
M.B.T.
HET
Gebruik uitsluitend originele reserveonderdelen. Door het gebruik van reserveonderdelen die niet van gelijkwaardige kwaliteit zijn kan het generatoraggregaat beschadigd worden. De periodieke controle en de afstelling zijn van essentieel belang opdat het hoge prestatieniveau gehandhaafd blijft. Door regelmatig onderhoud bent u verder
Energy 4010 B
Vers. 001
NL verzekerd van een lange levensduur van het generatoraggregaat.
Alvorens controles of onderhoudswerkzaamheden aan het generatoraggregaat uit te voeren moet de keuzeschakelaar (fig.31 ref.2) op stand 1 "handbediening" gedraaid worden om per ongeluk starten van het generatoraggregaat te voorkomen.
7.1 Onderhoudsoverzicht Zie de tabel op bladzijde 25. 7.2 Onderhoudswerkzaamheden waar geen vakmensen voor nodig zijn Om deze controles te verrichten moet de klep van het generatoraggregaat opengedaan worden en in verband hiermee moeten de volgende voorzorgsmaatregelen getroffen worden: 1) Het generatoraggregaat mag niet in werking zijn en alle onderdelen ervan moeten koud zijn. 2) Laat het generatoraggregaat afkoelen. 3) Draai de keuzeschakelaar op de stand “ON” (handbediening) (fig.31 ref.2) N.B. Denk eraan dat u de keuzeschakelaar na afloop van de controles weer op “OFF” (automatisch) moet zetten. 7.3 Controle van het motoroliepeil Verwijder de olievuldop met de oliepeilstok en maak de peilstok (fig.33 ref.1) schoon. • Steek de peilstok er weer in maar draai hem niet vast. • Trek de oliepeilstok er weer uit en controleer of het oliepeil zich tussen de beide inkepingen (min. en max.) bevindt. Wanneer het oliepeil zich onder de minimum inkeping bevindt moet de hoeveelheid olie weer op peil gebracht worden door er geadviseerde motorolie in te gieten (raadpleeg de gebruiksen onderhoudshandleiding van de motor). • Doe de dop met de peilstok er weer op en draai hem goed vast.
Alle controles van het motoroliepeil moeten verricht worden terwijl het generatoraggregaat volledig horizontaal staat. 7.4 Onderhoudswerkzaamheden waar wel vakmensen voor nodig zijn Met het oog op sommige onderhoudswerkzaamheden is het mogelijk om het motor-dynamoblok er naar voren uit te trekken. Zie paragraaf 4.3. Op die manier is het makkelijk om bij alle inwendige delen van het generatoraggregaat te komen om alle grote onderhoudswerkzaamheden of reparaties uit te voeren. 7.4.1 Verversen van de motorolie Gebruik een reinigende olie voor vierslagbenzinemotoren type multigrade met een SAE viscositeit die geschikt is voor het bedrijfsklimaat (zie de tabel en de gedetailleerde aanwijzingen die in de gebruiksen onderhoudshandleiding van de motor vermeld staan).
Voor een warm klimaat Voor een koud klimaat
LET OP Pas op dat u het maximum aangegeven oliepeil niet overschrijdt omdat dit tot storingen in de werking van de brandstofpomp en dus in de werking van het generatoraggregaat kan leiden.
Vers. 001
Om het aftappen van de motorolie te vergemakkelijken verdient het de voorkeur om de motor circa 3 - 5 minuten warm te laten draaien;
Energy 4010 B
21
NL op die manier is de olie vloeibaarder en kan het aftappen sneller en op een volledigere wijze gebeuren.
• Hete olie kan brandwonden veroorzaken. • Als u de motor met een onvoldoende oliepeil laat draaien kan de motor ernstig beschadigd worden. • Controleer het oliepeil terwijl de motor uitgeschakeld is. BELANGRIJK De verbruikte olie mag niet achteloos weggegooid worden maar moet bij de afvalverwerkings-/ recyclingbedrijven ingeleverd worden, waarbij de wettelijke voorschriften die in het land waar dit gedaan wordt gelden in acht genomen moeten worden. 7.4.2
Draai de speciale dop op het oliecarter (fig.34 ref. 1), waar u via een opening die aan de onderkant van de geluiddichte kast aangebracht is (fig.35 ref. 2) bij kunt komen, los en laat alle olie in een opvangbak lopen.
Onderhoud van het luchtfilter
BELANGRIJK Als het luchtfilter vuil is dan vermindert de luchtstroom naar de carburateur. Om storingen in de werking van de carburateur te voorkomen moet het luchtfilter regelmatig gecontroleerd worden. Als de motor in een bijzonder stoffige omgeving gebruikt wordt, wordt geadviseerd het luchtfilter telkens voor het starten te controleren. Gebruik geen diesel of oplosmiddelen met een laag verdampingspunt voor de reiniging van het filterelement van het luchtfilter, hierdoor kunnen namelijk vlammen en ontploffingen ontstaan.
Draai na afloop hiervan de dop er weer op en breng het oliepeil in het oliecarter weer op het juiste niveau door er via de speciale vulopening (fig.33 ref. 2) olie in te gieten. Voor wat de hoeveelheid olie betreft die in het carter gegoten moet worden moet u onderstaande tabel raadplegen (tabel 2).
Laat de motor nooit zonder luchtfilter functioneren; door het stof dat in de lucht zit slijt de motor binnen korte tijd. Om bij het filterelement te kunnen komen moet het deksel van het luchtfilter (fig.36 ref. 3) verwijderd worden, nadat de beide schroeven waarmee het deksel aan het luchtfilterhuis bevestigd is losgedraaid zijn. Verwijder het filterelement (fig.36 ref. 1) en was het element met een oplossing van een neutraal reinigingsmiddel af en spoel het goed na; laat het filterelement goed opdrogen en dompel het daarna in schone motorolie. Wring het element goed uit om het van de overtollige olie te ontdoen. Vervang het filterelement alleen als uit een visuele controle blijkt dat het element niet meer intact is
Tabel 2
22
MODEL
Hoeveelheid olie (liter)
Energy 4010 B
1,0
Energy 4010 B
Vers. 001
NL in de gebruiks- en onderhoudshandleiding van de motor staan).
BELANGRIJK Als er een nieuwe bougie gemonteerd wordt moet u hem een halve slag draaien nadat de bougie de dichtingsring ingedrukt heeft. Indien u daarentegen dezelfde bougie, die u daarvoor verwijderd heeft, weer monteert moet u de bougie een kwartslag draaien nadat de bougie de dichtingsring ingedrukt heeft.
. 7.4.3 Onderhoud van de bougies Gebruik voor beide modellen generatoraggregaten bougies model BP6ES, BPR6ES (NGK) W20EP-U, W20EPR-U (ND) of bougies van andere constructeurs maar die van hetzelfde soort als de aangegeven bougies zijn. Gebruik nooit bougies met een andere warmtegraad dan aangegeven.
• Haal de kap van de bougie af (fig.36 ref.2) en haal met een speciale sleutel de bougie eruit.
• Verricht een visuele controle. Vervang de bougie
indien de bougie duidelijke tekenen van slijtage vertoont of als de isolator defect of beschadigd is. • Maak de bougie met een staalborstel schoon als de bougie opnieuw gebruikt kan worden. • Meet de afstand tussen de elektroden met een diktemeter op. De juiste afstand moet tussen de 0.7 en de 0.8 mm liggen (fig. 37).
• Corrigeer de afstand indien nodig door de elektrode aan de zijkant te buigen.
• Controleer of de onderlegring van de bougie in
LET OP De bougie moet goed aangedraaid worden. Een niet goed geplaatste bougie kan erg heet worden en beschadigingen aan de motor veroorzaken. 7.4.4 Afstelling van de spanning De spanning moet bij een warme motor afgesteld worden zonder dat er welke verbruiker dan ook ingeschakeld is en terwijl de generator ingeschakeld is. Controleer de spanning van het generatoraggregaat met een voltmeter door middel van een 230 V aansluiting van het voertuig. De spanning moet tussen de 230 V en de 245 V bedragen als er geen enkele verbruiker ingeschakeld is. Als deze waarden niet geconstateerd worden dan moet dit hersteld worden door aan de regelschroef van het motortoerental (fig.38 ref. 1) te draaien.
Draait u de schroef met de wijzers van de klok mee (naar rechts) dan neemt het motortoerental en dus ook de spanning toe. Draait u de schroef tegen de wijzers van de klok in (naar links) dan neemt het motortoerental en dus ook de spanning af.
goede staat verkeert en draai de bougie daarna weer met de hand aan om te voorkomen dat hij er verkeerd in komt te zitten. • Draai de bougie vervolgens met het juiste aanhaalmoment aan (zie de aanwijzingen die
Vers. 001
Energy 4010 B
23
NL
8 PERIODIEKE SERVICE-INTERVAL PERIODIEKE SERVICE-INTERVAL Binnen de aangegeven termijnen of na het aangegeven aantal bedrijfsuren te verrichten afhankelijk van wat zich het eerst voordoet Motorolie Luchtfilter Brandstoftank en -filter Bougies Kleppenstelling
Na elk gebruik
Elke 6 maande n of 100 uur
Verversen Reinigen, indien nodig vervangen Schoonmaken, indien nodig vervangen Schoonmaken, indien nodig vervangen
■ (2) (1)■(2)
■ (2) ■ (2) ■ (2) ■ (2) ■ (2) ■ (2)
Controleren - afstellen
OPMERKINGEN:
Elke 12 maande n of 300 uur
■
Oliepeil controleren
Brandstofleiding Controleren of er geen lekken en of barsten zijn Controleren of er geen lekken of barsten zijn Uitlaat Schoonmaken, indien nodig antivonkrooster vervangen Controleren of goed Chokeklep functioneert Motortoerental Controleren - afstellen of frequentie Ophangpunten Controleren, indien nodig trillingsdempers vervangen
24
Elke 3 Eerste maande maand n of 50 of 20 uur uur
■ (2) ■ (2) ■ (2) ■ (2)
(1) Vaker schoonmaken indien het apparaat in een zeer stoffige omgeving gebruikt wordt. (2) Deze werkzaamheden mogen uitsluitend door vakmensen uitgevoerd worden.
Energy 2510 B
Vers. 001
NL
9 LANGE STILSTANDPERIODEN
Telkens als de generator minimaal drie weken lang stil blijft staan kan er zich bezinksel van afgewerkte loodvrije benzine in de carburateur vormen. Door dit bezinksel kan de motor ernstig beschadigd worden en het is dus absoluut NOODZAKELIJK om de carburateur vóór een lange stilstand helemaal te legen door de brandstofkraan dicht te draaien en de generator te laten functioneren totdat hij afslaat. Bovendien is het van fundamenteel belang om nooit afgewerkte loodvrije benzine te gebruiken omdat de motor hierdoor ernstig beschadigd kan worden vanwege de chemische veranderingen die de benzine ondergaan heeft. Als deze maatregelen niet in acht genomen worden dan wordt de GARANTIE automatisch ONGELDIG.
10 ONTMANTELING 11 TE GEBRUIKEN BLUSMIDDELEN Indien het generatoraggregaat ontmanteld moet worden moet u zich tot een gespecialiseerde garage wenden.
In geval van brand mag u de kap van het generatoraggregaat absoluut niet opendoen en mag u uitsluitend goedgekeurde brandblussers gebruiken.
Gebruik nooit water om de vlammen die in het generatoraggregaat zijn ontstaan te doven.
Vers. 001
Energy 4010 B
25
NL
ALGEMENE GARANTIEVOORWAARDEN
TELAIR verleent garantie op haar producten voor gebreken door materiaalen/of fabrieksfouten.
Het recht op garantie op nieuwe motoren geldt gedurende een periode van 24 maanden vanaf het moment van levering aan de eindgebruiker of gedurende maximaal 1000 bedrijfsuren, afhankelijk van welke van deze maximum termijnen het eerste bereikt wordt. In ieder geval verloopt de garantieperiode uiterlijk na 26 maanden (28 maanden als de levering buiten Europa plaatsvindt) na levering franco fabriek. Voor wat betreft elektrische en hydraulische onderdelen, slangen, riemen, dichtingselementen, injectieverstuivers, koppelingen, transmissie is de garantietermijn 12 maanden vanaf het moment van levering aan de eindgebruiker of maximaal 1000 bedrijfsuren afhankelijk van welke van deze maximum termijnen het eerste bereikt wordt. In ieder geval verloopt de garantieperiode uiterlijk na 14 maanden (16 maanden als de levering buiten Europa plaatsvindt) na levering franco fabriek. De kosten van smeermiddelen en verbruiksmaterialen zullen in ieder geval wel in rekening gebracht worden. Eventuele verzendkosten zijn voor rekening van de koper en de kosten van inspecties waar de koper om gevraagd heeft en die door TELAIR aanvaard zijn, zijn ook voor rekening van de koper. De garantie is alleen geldig als: • •de klant de periodieke onderhoudsvoorschriften in acht genomen heeft en als de klant zich indien nodig onmiddellijk tot het dichtstbijzijnde servicecentrum gewend heeft; • •de klant in staat is om een bewijs te laten zien waaruit de verkoopdatum blijkt (rekening of kassabon). • Het bewijs moet zodanig bewaard worden dat het intact blijft en moet bij het aanvragen van service aan het Servicecentrum van TELAIR getoond worden. In ieder geval wordt elk recht van de koper op het volgende uitgesloten geacht: • het contract te ontbinden; • schadevergoeding voor schade aan personen en voorwerpen te vragen; • in geval van gebreken of storingen aan het product om verlenging van de garantie te vragen.
26
Energy 4010 B
Vers. 001
Vers. 001
BRUIN GEEL BLAUW ROOD GROEN GRUS PAARS WIT ZWART ROSE
ROOD BLAUW WIT
GRUS GROEN ROSE GEEL ROOD WIT PAARS ZWART BLAUW BRUIN
Energy 4010 B WIT
BRUIN BRUIN
Vooraanzicht
ORANJE ORANJE ORANJE ORANJE
ROOD
Chokerelais
Hulp-pomp Ontstekings spoel
Motorkop
BLAUW
GRUS GEEL
ZWART
BRUIN GROEN ROSE
ROOD ZWART ROOD ORANJE ORANJE BRUIN
NL
ELEKTRISCH SCHEMA ENERGY 4010 B
27
13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 A
Connector elektrisch bedieningspaneel
Startrelais
Elektronische besturingskaart
Optionele connector
Rotor
Wisselstroomdynamo
Stator
Condensator
Vermogensaansluitklemmenstrook
Thermische schakelaar
Diodenbrug
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
Pos.
Elektronisch bedieningspaneel
Denomination
1
Pos.
28 Acculaderklem
Smeltveiligheid diodenbrug
Aansluitklemmen startaccu
Vlotter laag oliepeil
Thermostaat motortemperatuur
Brandstofreserve
Automatische luchtelektromagneet
Brandstofpomp (optie)
Ontstekingsspoel
Startmotor
Schakelaar “Handbediening/Automatisch"
Denomination
NL
Energy 4010 B
Vers. 001
NL TEKENING VOOR ONDERDELENLIJST ENERGY 4010 B
Vers. 001
Energy 4010 B
29
NL
30
Energy 4010 B
Vers. 001
NL
Vers. 001
Energy 4010 B
31
NL
32
Energy 4010 B
Vers. 001
NL
Pos.
1 2
Code
Q.tà
04698 N. 1 04762 N. 1
3
01258 1 mt
4
02680 N. 1
5
02676 N. 1
6
04555 N. 1
7
04586 N. 1
8
04589 N. 1
9
04585 N. 1
10
02666 N. 2
11
02667 N. 1
12
04584 N. 1
13
02664 N. 2
14
04216 N. 1
15
04588 N. 1
Vers. 001
Descrizione
Dèsignation
Denomination
Description
Bezeichnung
Descripcion
Sportello
Tôle de fermeture de porte
Afdekplaat deurtje
Door closing plate
Türblech
Chapa cierre puerta
Adesivo Sportello
Image adhésive de porte du boîtier
Zelfklevend beeld van gevaldeur
Adhesive image of case door
Anhaftendes Bild der Falltür
Imagen adhesiva de la puerta
Guarnizione Sportello
Joint de porte du boîtier
Afdichting van deur van
Gasket of case door
Dichtung der Tür
Junta de puerta
Isolante alto Sportello
Isulation de porte du boîtier
Isulation van deur van
Isulation of case door
Isulation der Tür
Isulation de puerta
Isolante Basso Sportello
Le bas d'Isulation de porte du boîtier
Isulation laag van gevaldeur
Isulation low of case door
Isulation Tief der Falltür
Bajo de Isulation de la puerta
Cofano superiore
Capot supérieur
Bovenste kap
Upper cowling
Obere Haube
Capo superior
Isolante Sinistro Cofano
Isolation Gauche Capot
Isolatie links voor kap
Left hood insulation
Isolierung links für Haube
Aislante Izquierdo Capó
Isolante Aletta DX
Isolation DX Capot
Isolatie links DX voor kap
hood DX insulation
Isolierung links DX für Haube
DX Izquierdo Capó
Isolante Destro Cofano
Isolation Droite Capot
Isolatie rechts voor kap
Right hood insulation
Isolierung rechts für Haube
Aislante Derecho Capó
Isolante posteriore Alette
Isolante ailerons arrière
Isolerende achter vinnen
Insulating rear fins
Isolier Heckflossen
Aislante aletas traseras
Isolante Posteriore Alto
Toit postérieur d'isulation
Later isulationdak
Posterior isulation roof
Hinteres isulation Dach
Azotea posterior del isulation
Isolante Posteriore Basso
Toit postérieur d'isulation
Later isulationdak
Posterior isulation roof
Hinteres isulation Dach
Azotea posterior del isulation
Isolante Rompiflusso
Grange portes isolation
staldeuren isolatie
Posterior isulation roof
Stalltüren Isolierung
Granero aislamiento puertas
Isolante Anteriore Tetto
Toit avant d'isulation
Voor isulationdak
Front isulation roof
Vorderes isulation Dach
Azotea delantera del isulation
Isolante Posteriore Cofano
Isolation Arrière Capot
Isolatie achter voor kap
Rear isulation roof
Isolierung hinten für Haube
Aislante Trasero Capó
Energy 4010 B
33
NL
Pos.
Code
Q.tà
16
04212 N. 1
17
04554 N. 1
18
01997 N. 1
19
00653 N. 1
20
01251 N. 1
21
22
23
02046 N. 1
02186 N. 1
02408 N. 1
25
04065 N. 1
26
01443 N. 1
27
03584 N. 2
29
34
Dèsignation
Denomination
Description
Bezeichnung
Descripcion
Isolante Basamento
Isolation Base
Isolatie voor onderstel
Base insulation
Isolierung für Grundrahmen
Aislante Base
Basamento cassa
Base de la caisse
Onderstel kast
Case base
Kasten-Grundrahmen
Base caja
Condensatore 18 µF
Condensateur 18 µF
Condensator 18 µF
Condenser 18 µF
Kondensator 18 µF
Condensador 18 µF
Collare per tubo 25/60
Collier pour tuyau 25/60
Kraagring voor pijp 25/60
Collar for pipe 25/60
Schelle für 25/60 Rohr
Collar para tubo 25/60
Diodo ponte raddrizzatore
Diode redresseur en pont
Diode gelijkrichterbrug
Bridge rectifier diode
Gleichrichterbrückendiode
Diodo puente rectificador
Gommino protezione ponte di Diodi
Protection en caoutchouc du pont de diodes
Beschermrubbertje gelijkrichterbrug
Diode bridge protection grommet
Gummiteil zum Schutz der Diodenbrücke
Proteccion de caucho puente de diodos
Piastrina di scarico
Plaquette d’échappement
Uitlaatplaatje
Exhaust plate
Auslassplatte
Chapa de descarga
Chiusura scatola marmitta
Fermeture du boitier du pot d'èchappement
Afdekking knaldemperkast
Muffler box closure
Verschluss Schalldampfergehause
Cierre caja silenciador
Marmitta
Pot d’échappement
Knaldemper
Muffler
Auspufftopf
Silenciador de escape
Scatola marmitta
Boitier du pot d'échappement
Knaldemperkast
Muffler box
Schalldampfergehause
Caja silenciador
Antivibrante
Anti-vibrations
Trillingsdemper
Vibration damper
Schwingungsdämpfer
Silenciador
Vite M8x20 STCE
Vis M8x20 STCE
Schroef M8x20 STCE
Screw M8x20 STCE
Schraube M8x20 STCE
Tornillo M8x20 STCE
Antivibrante
Anti-vibr. 30x30 I 8MA FF SH 45 ANTIHUILE
Trillingsdemp. 30x30 I 8MA FF SH 45 OLIEWEREND
Vib.damper ANTIOIL
Schwing.bdämpf. 30x30 I 8MA FF SH 45 ÖLABW.
Silenc. 30x30 I 8MA FF SH 45 ANTIACEITE
Vite M8x14 TE
Vis M8 x 14 TE
Schroef M8 x 14 TE
Screw M8 x 14 TE
Schraube M8 x 14 TE
Tornillo M8 x 14 TE
02185 N. 1
24
28
Descrizione
00632 N. 6
03103 N. 2
Energy 4010 B
Vers. 001
NL
Pos.
Code
Q.tà
30
02184 N. 1
31
01224 N. 1
32
03804 N. 1
33
00163 N. 1
34
03789 N. 1
37
38
03798
03799
optional
03797
optional
36
03796 N. 1
optional
35
39
00578 N. 4
40
00854 N. 4
41
00374 N. 8
Vers. 001
Descrizione
Dèsignation
Denomination
Description
Bezeichnung
Descripcion
Staffa fissaggio motore
Bride de fixation du moteur
Bevestigingsbeugel motor
Engine fastening bracket
Motor-Befestigungsbugel
Abrazadera sujeciòn motor
Serratura
Serrure
Slot
Lock
Schloss
Cerradura
Tassello Portacavi Carburante
Serre-câbles Carburant
Kabeldoorvoer
Fuel Cable Holder
Kabelschelle Kraftstoff
Taco Portacables Carburante
Filtro benzina
Filtre essence
Benzinefilter
Fuel filter
Filter
Filtro
Pannello di controllo ENERGY
Tableau/contrôle ENERGY
Schakelpaneel ENERGY
ENERGY control panel
Bedienpanel ENERGY
Panel de control ENERGY
Cavo 5 mt da generatore a Pannello di controllo
Câble 5 m du Générateur au Panneau de Contrôle
5 m kabel van generator naar bedieningspaneel
5 m cable from generating set to control panel
5 m Kabel von Generator zu Bedienpanel
Cable 5 m. de generador a panel de control
Cavo 7 mt da generatore a Pannello di controllo
Câble 7 m du générateur au Panneau de Contrôle
7 m kabel van generator naar bedieningspaneel
7 m cable from generating set to control panel
7 m Kabel vom Generator zum Bedienpanel
Cable 7 m. de generador a panel de control
Cavo 10 mt da generatore a Pannello di controllo
Câble 10 m du générateur au Panneau de Contrôle
10 m kabel van generator naar bedieningspaneel
10 m cable from generating set to control panel
10 m Kabel vom Generator zum Bedienpanel
Cable 10 m. de generador a panel de control
Cavo 15 mt da generatore a Pannello di controllo
Câble 15 m du générateur au Panneau de contrôle
15 m kabel van generator naar bedieningspaneel
15 m cable from generating set to control panel
15 m Kabel vom Generator zum Bedienpanel
Cable 15 m. de generador a panel de control
Vite M 8x16 UNI 5739
Vis M 8x16 UNI 5739
Schroef M 8x16 UNI 5739
Screw M 8x16 UNI 5739
Schraube M 8x16 UNI 5739
Tornillo M 8x16 UNI5739
Vite M8x20 TE
Vis M8 x 20 TE
Schroef M8 x 20 TE
Screw M8 x 20 TE
Schraube M8 x 20 TE
Tornillo M8 x 20 TE
Rondella 8 x 24 UNI 6593
Rondelle 8 x 24 UNI 6593
Onderlegring 8 x 24 UNI 6593
Washer 8 x 24 UNI 6593
Scheibe 8 x 24 UNI 6593
Arandela 8 x 24 UNI 6593
Energy 4010 B
Brandstof
35
NL
Pos.
Code
Q.tà
42
02586 N. 8
43
00967 N. 4
44
04255 N. 4
45
01772 N. 2
46
00642 N. 2
47
02644 N. 4
48
03103 N. 4
49
04465 N. 2
50
04547 N. 2
51
00093 N. 1
52
02045 N. 1
54
Dèsignation
Denomination
Description
Bezeichnung
Descripcion
Rondella 8 UNI 8842A
Rondelle 8 UNI 8842A
Onderlegring 8 UNI 8842A
Washer 8 UNI 8842A
Scheibe 8 UNI 8842A
Arandela 8 UNI 8842A
Rondella 6 UNI 6592
Rondelle 6 UNI 6592
Onderlegring 6 UNI 6592
Washer 6 UNI 6592
Scheibe 6 UNI 6592
Arandela 6 UNI 6592
Tappo in Gomma M8
Taquet en caoutchouc M8
Kurk in rubber M8
Stopper in rubber M8
Stopper im Gummi M8
Tapón en caucho M8
Vite M6x16 TBCE
Vis M6 x 16 TBCE
Schroef M6 x 16 TBCE
Screw M6 x 16 TBCE
Schraube M6 x 16 TBCE
Tornillo M6 x 16 TBCE
Vite M6x12 TE
Vis M6 x 12 TE
Schroef M6 x 12 TE
Screw M6 x 12 TE
Schraube M6 x 12 TE
Tornillo M6 x 12 TE
Rondella 8 x 18 DIN 6796
Rondelle 8 x 18 DIN 6796
Onderlegring 8 x 18 DIN 6796
Washer 8 x 18 DIN 6796
Scheibe 8 x 18 DIN 6796
Arandela 8 x 18 DIN 6796
Vite M8x14 TE
Vis M8 x 14 TE
Schroef M8 x 14 TE
Screw M8 x 14 TE
Schraube M8 x 14 TE
Tornillo M8 x 14 TE
Staffa Fissaggio Generatore
Étrier Fixation du Générateur
De Inplanting van de stijgbeugel van de Generator
Bracket Implantation of the Generator
Steigbügel-Einpflanzung des Generators
Implantación del estribo del generador
Staffa ancoraggio 2009
Bride de fixation 2009
Verankeringsbeugel 2009
Anchor clamp 2009
Befestigungsbügel 2009
Estribo de anclaje 2009
Relè 12 V 70 A
Relais 12 V 70 A
Relais 12V 70A
12 V 70 A Relay
Relais 12 V 70 A
Rele 12 V 70 A
Maniglia Avviamento a strappo
Poignée Démarrage par Lanceur
Trekstarthandgreep
Recoil starting handle
Seilzugstartergriff
Asa de Arranque de tiro
Cablaggio completo En4010B
Accomplissez le câblage En4010B
Volledige bedrading En4010B
Complete wiring En4010B
Schließen Sie Verdrahtung ab En4010B
Termine el cableado En4010B
Protezione termica
Protection thermique
Thermische beveiliging
Thermal protection
Thermoschutz
Protección térmica
Interruttore Manuale/Autom.
Interrupteur Manuel/Automatique
Schakelaar handb./autom.
Manual/Automatic Switch
Schalter Hand/Auto
Interruptor Manual/Autom.
03977 N. 1
55
01929 N. 1
56
01407 N. 1
36
Descrizione
Energy 4010 B
Vers. 001
NL
Pos.
Code
Q.tà
57
01607 N. 1
58
01605 N. 1
59
60
61
Descrizione
Dèsignation
Denomination
Description
Bezeichnung
Descripcion
Fusibile 15A
Fusible 15A
Zekering 15A
15A fuse
15A Sicherung
Fusible 15A
Potafusibile
Tableau des fusibles
Zekeringhouder
Fuse carrier
Sicherungshalter
Portafusible
Piastra fissaggio Potafusibile
Plaque de fixation tableau des fusibles
Bevestigingsplaat zekeringhouder
Fastening plate for fuse carrier
Befestigungsplatte Sicherungshalter
Placa fijación Portafusible
Scatola di Comando
Boîtier de Commande
Besturingskast
Control box
Steuerbox
Caja de Mando
Cablaggio con scheda elettronica
Câblage avec carte électronique
Bedrading met elektronische kaart
Wiring with electronic board
Verkabelung mit elektronischer Platine
Cableado con tarjeta electrónica
Morsetto Legrand 25mmq
Borne LEGRAND 25 mm2
Aansluitklem LEGRAND 25mmq
Terminal Legrand 25sq.mm
Klemme LEGRAND 25mmq
Borne LEGRAND 25mmq
Morsetto Muller 3/12
Borne Muller 3/12
Aansluitklem Muller 3/12
Terminal Muller 3/12
Klemme Muller 3/12
Mordaza Muller 3/12
Kit Guida corda avviamento a strappo
Kit Guide câble de démarrage par lanceur
Geleiderset trekstartkoord
Rope guide kit for recoil starting system
Kit Führung für Seilzugstarter-Seil
Kit Guía cuerda de arranque de tiro
Distanziale Esagonale M3x8
Entretoise Hexagonale M3x8
Zeskantafstandshouder M3x8
Hexagonal M3x8 spacer
Distanzstück Sechskant M3x8
Separador Hexagonal M3x8
Fondo Scatola di Comando
Base Boîtier de Commande
Bodem besturingskast
Control box bottom
Boden der Steuerbox
Fondo escala de Mando
Fusione ATR 4000/B1
Moulage ATR 4000/B1
Gietwerk ATR 4000/B1
Casting ATR 4000/B1
Gussteil ATR 4000/B1
Fundicion ATR 4000/B1
Fusione ATR 4000/A1
Moulage ATR 4000/A1
Gietwerk ATR 4000/A1
Casting ATR 4000/A1
Gussteil ATR 4000/A1
Fundicion ATR 4000/A1
Vite M6x160 UNI5931
Vis M6x160 UNI5931
Schroef M6x160 UNI5931
Screw M6x160 UNI5931
Schraube M6x160 UNI5931
Tornillo M6x160 UNI5931
Rondella alternatore
Rondelle de l’alternateur
Onderlegring dynamo
Alternator washer
Scheibe der Lichtmaschine
Arandela alternador
01603 N. 1
03854 N. 1
05119 N. 1
62
03779 N. 2
63
01139 N. 1
64
04160 N. 1
65
03440 N. 3
66
03853 N. 1
67
03833 N. 1
68
04067 N. 1
69
01086 N. 4
70
02050 N. 1
Vers. 001
Energy 4010 B
37
NL
Pos.
Code
Q.tà
71
02051 N. 1
72
05035 N. 1
73
00299 N. 1
74
04397 N. 1
75
02717 N. 1
76
03574 N. 1
77
02183 N. 1
78
02614 N. 1
79
03573 N. 1
80
02630 N. 1
81
05120 N. 1
82
02743 N. 1
83
02732 N. 1
84
03432 N. 1
85
03896 N. 1
38
Descrizione
Dèsignation
Denomination
Description
Bezeichnung
Descripcion
Cuscinetto alternatore
Palier de l’alternateur
Lager dynamo
Alternator bearing
Lager der Lichtmaschine
Cojinete alternador
Statore alternatore
Stator de l’alternateur
Stator dynamo
Alternator stator
Stator der Lichtmaschine
Estator alternador
Motore EL. 12 V 0,30 kW
Moteur él. 12 V 0,30 kW
El. motor 12 V 0,30 kW
El. Motor 12 V 0.30 kW
Elektromotor 12 V 0,30 kW
Motor el. 12 V 0,30 kW
Rotore alternatore + Corona + Mozzo con Flangia
Rotor alternateur + Couronne + Moyeu avec bride
Rotor wisselstroomdynamo + Krans + Naaf met flens
Rotore alternatore + Corona + Mozzo con Flangia
Rotor alternateur + Couronne + Moyeu avec bride
Rotor wisselstroomdynamo + Krans + Naaf met flens
Fusione ATR 4000/B1
Moulage ATR 4000/B1
Gietwerk ATR 4000/B1
Casting ATR 4000/B1
Gussteil ATR 4000/B1
Fundicion ATR 4000/B1
Ventola
Ventilateur
Ventilator
Fan
Lufterrad
Ventilador
Convogliatore alternatore
Convoyeur alternateur
Geleider wisselstroomdynamo
Alternator conveyor
Luftleitblech Lichtmaschine
Transportador alternador
Distanziale ventola
Entretoise du ventilateur
Afstandshouder ventilator
Fan spacer
Distanzstuck Lufter
Riostra ventilador
Ventola 160
Ventilateur 160
Ventilator 160
Fan 160
Lufterrad 160
Ventilador 160
Chiusura convogliatore
Fermeture du convoyeur
Afdekking geleider
Conveyor closure
Verschluss Luftleitblech
Cierre transportador
Motore YAMAHA MZ 250
Moteur YAMAHA MZ 250
YAMAHA motor MZ 250
YAMAHA motor MZ 250
Motor YAMAHA MZ 250
Motor YAMAHA MZ 250
Candela
Bougie
Bougie
Plug
Kerze
Bujia
Tappo olio
Bouchon de l’huile
Oliedop
Oil cap
Ölschraube
Tapon aceite
Guarniz. ALLUMINIO
Joint ALUMINIUM
Afdichting ALUMINIUM
Gasket ALUMINUM
Dichtung ALUMINIUM
Junta ALUMINIO
Staffa supporto choke
Bride de support bobine
Steunbeugel choke
Choke bearing bracket
Choke-Befestigungsbügel
Estribo soporte bobina
Energy 4010 B
Vers. 001
NL
Pos.
Code
Q.tà
86
03785 N. 1
87
03898 N. 1
88
02727 N. 1
89
02728 N. 1
90
02729 N. 1
91
02730 N. 1
92
01128 N. 1
93
01442
94
1,2 mt
Descrizione
Dèsignation
Denomination
Description
Bezeichnung
Descripcion
Bobina
Bobine
Bobine
Choke
Spule
Bobina
Molla comando choke
Ressort de commande bobine
Bedieningsveer choke
Choke pushing spring
Choke-Betätigungsfeder
Resorte accionamiento bobina
Scatola filtro aria
Boitier du filtre à air
Behuizing luchtfilter
Air filter box
Luftfiltergehause
Cajà filtro aire
Supporto filtro aria
Support du filtre à air
Steun luchtfilter
Air filter support
Luftfilteraufnahme
Soporte filtro aire
Filtro aria
Filtre à air
Luchtfilter
Air cleaner
Luftfilter
Filtro aire
Coperchio filtro aria
Couvercle du filtre à air
Kap luchfilter
Air filter lid
Luftfilterdeckel
Tapa filtro aire
Termostato 90°
Thermostat 90°
Thermostaat 90°
Thermostat 90°
Thermostat 90°
Termostato 90°
Tubo
Tuyau
Pijp
Pipe
Rohr
Tubo
Staffa supp. pompa carburante
Bride de support pompe à carburant
Steunbeugel brandstofpomp
Fuel pump bearing bracket
Befestigungsbügel der Kraftstoffpumpe
Estribo soporte bomba carburante
Fascetta stringitubo
Collier serre-tube
Pijpklembandje
Hose clamp
Schlauchschelle
Abrazadera para tubo
Pompa a depressione
Pompè à dépression
Vacuumpomp
Vacuum pump
Vakuumpumpe
Bomba de vacio
Resca
Raccord pour tuyau à dépression
Koppeling voor vacuümpijp
Union for vacuum pipe
Schlauchanschluss
Union para tubo depresion bomba gasolina
Rondella in alluminio
Rondelle en aluminium
Onderlegring van aluminium
Aluminium washer
Alu-Scheibe
Arandela aluminio
Raccordo 90° 1/8 MF
Raccord 90° 1/8 MF
Koppeling 90° 1/8 MF
Fitting 90° 1/8 MF
Anschlussstuck 90° 1/8 MF
Empalme 90° 1/8 MF
Tappo filettato
Bouchon filetè
Schroefdraaddop
Threaded cap
Verschluss mit Gewinde
Tapòn roscado
Tappo
Bouchon
Dop
Cap
Kappe
Tapon
02188 N. 1
95
01127 N. 4
96
00958 N. 1
97
01132 N. 1
98
00931 N. 2
99
00478 N. 2
100 02690 N. 1 101 00810 N. 1 Vers. 001
Energy 4010 B
39