DRYTEC 2,5-100 GBq radionuclide generator Samenvatting van de kenmerken van het product
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Drytec, 2,5-100 GBq radionuclide generator
2.
KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING
De uitgangsnuclide is: Natriummolybdaat [99Mo] (geen carrier toegevoegd)
2.5‐100 GBq/generator op de referentiedatum voor de activiteit
De afgeleide nuclide is: Natriumpertechnetaat [99mTc]
Variabel
De hoeveelheid Natriumpertechnetaat [99mTc] voor Injectie Ph. Eur. die op elk willekeurig moment uit de generator geëlueerd kan worden is afhankelijk van de aanwezige hoeveelheid Natriummolybdaat [99Mo], het volume verkregen eluaat, en de tijd die na de voorgaande elutie is verstreken. Technetium-99m wordt geproduceerd door middel van een (99Mo/99mTc)‐generator en vervalt onder emissie van gammastraling met een gemiddelde energie van 140 keV en een halveringstijd van 6 uur tot technetium-99 dat door de lange halveringstijd van 2,13 x 105 jaar kan worden beschouwd als bijna stabiel. Hulpstoffen met bekend effect: Natrium: 3,54 mg/ml. Voor de volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1
SPC Drytec NL,maart 2014; vervangt januari 2009
pagina 1 van 22
3.
FARMACEUTISCHE VORM
Radionuclide generator
4.
KLINISCHE GEGEVENS
4.1
Therapeutische indicaties
Dit geneesmiddel is uitsluitend voor diagnostisch gebruik. Het eluaat van de generator (Natriumpertechnetaat [99mTc] voor Injectie, Ph.Eur.), wordt als reagens gebruikt voor het labelen van verschillende drager‐stoffen (“carriers”) welke worden geleverd in kits, of het wordt direct in vivo toegediend. Bij intraveneuze toediening is de steriele natriumpertechnetaat [99mTc]‐oplossing geïndiceerd voor volwassenen en kinderen als een diagnostisch hulpmiddel bij de volgende onderzoeken: a) Schildklierscintigrafie: direkte beeldvorming en meting van schildklieropname om informatie te geven over de grootte, positie, nodulatie en functie van de klier bij schildklierafwijkingen. b) Speekselklierscintigrafie: om de speekselklierfunctie en buisopening te bepalen. c)
Locatie van ectopisch maagslijmvlies: Meckel's divertikel.
d) Cerebrale scintigrafie: om doorbraken in de bloed‐hersenbarrière vast te stellen veroorzaakt door tumor, infarct, bloeding of oedeem, indien er geen andere methoden beschikbaar zijn. Bij gebruik in combinatie met een voorbehandeling met een reducerende stof om rode bloedcellen te labelen met technetium‐99m: e) Cardiale en vasculaire scintigrafie ‐ angiocardioscintigrafie voor: . onderzoek van ventriculaire ejectiefractie . onderzoek van totale en plaatselijke beweging van de hartwand . beeldvorming van de myocardiale fase ‐ beeldvorming van orgaandoorbloeding of vasculaire abnormaliteiten f)
Diagnose en lokalisatie van occulte gastro‐intestinale bloeding:
Na indruppelen van steriele natriumpertechnetaat[99mTc]‐oplossing in het oog: g) Traanbuisscintigrafie: om de toegankelijkheid van de traanbuizen te onderzoeken.
SPC Drytec NL,maart 2014; vervangt januari 2009
pagina 2 van 22
4.2
Dosering en wijze van toediening
Dosering Aanbevolen activiteiten zijn: Volwassenen en bejaarden: Schildklierscintigrafie: 18,5 ‐ 80 MBq Scintigrafie uitvoeren 20 minuten na intraveneuze injectie. Speekselklierscintigrafie: 40 MBq Scintigrafie uitvoeren onmiddellijk na intraveneuze injectie en met regelmatige tussenpozen tot 15 minuten na injectie. Meckel's divertikelscintigrafie: 400 MBq Scintigrafie uitvoeren onmiddellijk na intraveneuze injectie en met regelmatige tussenpozen tot 30 minuten na injectie. Hersenscintigrafie: 370 ‐ 800 MBq Snel opeenvolgende opnames worden gemaakt onmiddellijk binnen de eerste minuut na intraveneuze toediening; statische opnames 1 tot 4 uur later. Schildklier en choroïdplexus dienen te worden geblokkeerd om niet‐specifieke 99mTc‐opname te vermijden. Cardiale en vasculaire scintigrafie: 740 ‐ 925 MBq Rode cellen worden in vivo of in vitro gemerkt door een voorbehandeling met een reducerende stof. Bewegende beelden worden opgenomen in de eerste minuut na intraveneuze toediening, gevolgd door regelmatige opnames gedurende 30 minuten. Gastro‐intestinale bloeding: 740 ‐ 925 MBq Rode cellen worden in vivo of in vitro gemerkt door een voorbehandeling met een reducerende stof. Bewegende beelden worden opgenomen in de eerste minuut na intraveneuze toediening, gevolgd door regelmatige opnames met geschikte tussenpozen tot 24 uur na injectie. Traanbuisscintigrafie: 2 ‐ 4 MBq per oog. Druppels worden in het oog gedruppeld en bewegende opnames worden gemaakt gedurende 2 minuten, gevolgd door statische opnames met geschikte tussenpozen gedurende 20 minuten.
SPC Drytec NL,maart 2014; vervangt januari 2009
pagina 3 van 22
Pediatrische patiënten: De aan kinderen toe te dienen activiteit kan worden berekend uit de voor volwassenen aanbevolen activiteit, aangepast aan lichaamsgewicht of oppervlakte. Echter, de Pediatrische Taakgroep van EANM beveelt aan om de aan een kind toe te dienen activiteit te berekenen aan de hand van lichaamsgewicht volgens onderstaande tabel: Deel van dosis voor een volwassene: 3 Kg = 0,1 4 Kg = 0,14 6 Kg = 0,19 8 Kg = 0,23 10 Kg = 0,27 12 Kg = 0,32 14 Kg = 0,36 16 Kg = 0,40 18 Kg = 0,44 20 Kg = 0,46
22 Kg = 0,50 24 Kg = 0,53 26 Kg = 0,56 28 Kg = 0,58 30 Kg = 0,62 32 Kg = 0,65 34 Kg = 0,68 36 Kg = 0,71 38 Kg = 0,73 40 Kg = 0,76
42 Kg = 0,78 44 Kg = 0,80 46 Kg = 0,82 48 Kg = 0,85 50 Kg = 0,88 52-54 Kg = 0,90 56-58 Kg = 0,92 60-62 Kg = 0,96 64-66 Kg = 0,98 68 Kg = 0,99
Bij zeer jonge kinderen (tot 1 jaar) is een minimum dosis noodzakelijk van 20 MBq (10 MBq voor schildklierscintigrafie) voor directe toediening, of 80 MBq voor het labelen van rode bloedcellen om beelden van voldoende kwaliteit te krijgen. Wijze van toediening Voor de voorbereiding van de patiënt, zie rubriek 4.4. Voor instructies over bereiding van het geneesmiddel voorafgaand aan toediening, zie rubriek 12. Natriumpertechnetaat[99mTc] wordt normaal intraveneus toegediend waarbij de activiteit afhangt van de gewenste klinische informatie en van de gebruikte apparatuur. Voorbehandeling van patiënten met schildklierblokkerende stoffen of reducerende stoffen kan noodzakelijk zijn bij bepaalde indicaties.
4.3
Contra‐indicaties
Overgevoeligheid voor de werkzame stof(fen) of voor (één van) de in rubriek 6.1 vermelde hulpstof(fen). Bij gebruik van Drytec met een kit voor radiofarmaceutisch preparaat moet informatie over de contra-indicaties opgezocht worden in de Samenvatting van de productkenmerken en bijsluiter van de kit.
SPC Drytec NL,maart 2014; vervangt januari 2009
pagina 4 van 22
4.4
Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik
Mogelijkheid van optreden van overgevoeligheid of anafylactische reacties Indien overgevoeligheid of anafylactische reacties optreden, moet de toediening van het geneesmiddel onmiddellijk gestopt worden en moet er - indien nodig – overgegaan worden naar een intraveneuze behandeling. Om in spoedgevallen hulp te kunnen bieden, moeten de noodzakelijke medicatie en apparatuur zoals een endotracheale tube en een beademingsapparaat onmiddellijk voorhanden zijn. Individuele baten/risico bepaling Voor elke patiënt moet de blootstelling aan ioniserende straling vanuit een oogpunt van waarschijnlijk voordeel gerechtvaardigd zijn. De toegediende activiteit moet zodanig zijn dat de stralingsdosis als gevolg daarvan zo laag mogelijk wordt gehouden, rekening houdend met het beoogde diagnostische resultaat. Nier- en leverinsufficiëntie Bij deze patiënten moeten de voordelen/risico’s zorgvuldig overwogen worden omdat een verhoogde blootstelling aan straling mogelijk is. Paediatrische patiënten Voor informatie over het gebruik bij paediatrische patiënten, zie rubriek 4.2. De noodzaak voor gebruik van het product moet zorgvuldige overwogen worden omdat de effectieve dosis per MBq hoger is dan bij een volwassene (zie rubriek 11). Het gebruik bij kinderen en adolescenten moet zorgvuldig worden overwogen, op basis van de klinische behoeften en de beoordeling van de risico / baten-verhouding in deze patiëntengroep. Het is van bijzonder belang de schildklier te blokkeren bij cerebrale scintigrafie bij pediatrische patiënten. Voorbereiding van de patiënt Voorbehandeling van patiënten met schildklier-blokkerende stoffen of reducerende stoffen kan noodzakelijk zijn bij bepaalde indicaties. De patiënt moet vóór de aanvang van het onderzoek voldoende gehydrateerd zijn en aangespoord worden om zo veel mogelijk de blaas te ledigen gedurende de eerste uren na het onderzoek, om de straling te verminderen. Vóór het gebruik van natrium [99mTc] pertechnetaat-oplossing voor scintigrafie van Meckel's divertikel wordt de patiënt gevraagd de maag leeg te houden gedurende 3 tot 4 uur om de darmperistaltiek te verminderen. Bij schildklierscintigrafie, speekselklierscintigrafie of de locatie van een ectopisch maagslijmvlies wordt gelijktijdige gebruik van natriumperchloraat geassocieerd met een verminderde opname van radioactiviteit in klierweefsel. Bij cerebrale scintigrafie is er ook een opname van (99mTc) natriumpertechnetaat in de plexus choroïdeus die verkeerd kan worden geïnterpreteerd als schade aan de bloedhersenbarrière (vals-positieve uitslag). Om de kans op verkeerde interpretatie en blootstelling aan straling te verminderen wordt voorbehandeling met perchloraat aanbevolen omdat perchloraat de opname van (99mTc) natriumpertechnetaat in de plexus choroïdeus vermindert. SPC Drytec NL,maart 2014; vervangt januari 2009
pagina 5 van 22
Bij shuntscintigrafie is blokkering van de schildklier noodzakelijk om de stralingsblootstelling te verminderen omdat bij een shunt met normale doorgang de volledige activiteit de peritoneale holte bereikt vanwaar het wordt geabsorbeerd en systemisch verdeeld. Na in vivo labelling van erytrocyten met tin-ionen als reducerende stof, wordt (99mTc) natriumpertechnetaat eerst ingebouwd in erytrocyten, daarom zal een Meckel scintigrafie uitgevoerd moeten worden enkele dagen vóór of enkele dagen na de in vivo labelling van erytrocyten. Specifieke waarschuwingen Dit geneesmiddel bevat 0,15 mmol/ml (3,54 mg/ml) natrium. Voorzichtigheid is geboden bij patiënten met een gecontroleerd natriumdieet. 4.5
Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie
Interacties met geneesmiddelen zijn gemeld bij hersenscintigrafie, waar verhoogde opname van [99mTc]‐pertechnetaat kan plaatsvinden in de wanden van cerebrale ventrikels als gevolg van methotrexaat‐geïnduceerde ventriculitis. Bij beeldvorming van het abdomen kunnen geneesmiddelen zoals atropine, isoprenaline en analgetica vertraging van de maaglediging en redistributie van het pertechnetaat veroorzaken. Schildklierhormonen, jodium, jodide, perchloraat, thiocyanaat, aluminium bevattende antacida, sulfonamiden en producten die tin (II)-ionen bevatten kunnen leiden tot verhoogde concentraties van natriumpertechnetaat (99mTc) in het vaatsysteem. In het geval van tin (II) ionen en sulfonamiden kan de concentratie van natriumpertechnetaat (99mTc) in rode bloedcellen worden verhoogd, en er kan verminderd accumulatie in het plasma en cerebrale laesies zijn. Dergelijke geneesmiddelen dienen een aantal dagen voor de procedure worden stopgezet. Joodbevattende radiologische contrastmiddelen en perchloraat kunnen de opname van 99m Tc-Pertechnetaat in het maagslijmvlies verminderen. Bariumsulfaat absorbeert het grootste deel van de gammastraling van de tracer. Scintigrafie van Meckel's diverticulum moet daarom worden uitgevoerd ten vroegste 2-3 dagen na toepassing van deze stoffen. Laxeermiddelen kunnen transport van 99mTc-Pertechnetaat in de maag en darm verhogen en dienen niet te worden ingenomen vóór het uitvoeren van een scintigrafie van Meckel's divertikel. De mogelijke soorten interacties na intraveneuze toediening van een 99mTc-gelabeld farmaceutische preparaat zal afhankelijk zijn van de specifieke stof die wordt gebruikt. Dergelijke informatie kan worden gevonden in de Samenvatting van de kenmerken van het product van de kit voor het radiofarmaceutisch preparaat.
SPC Drytec NL,maart 2014; vervangt januari 2009
pagina 6 van 22
4.6
Vruchtbaarheid, zwangerschap en borstvoeding
Vrouwen in de vruchtbare leeftijd Wanneer het noodzakelijk is radioactieve geneesmiddelen toe te dienen aan een vrouw in de vruchtbare leeftijd, dient altijd navraag te worden gedaan naar eventuele zwangerschap. Van iedere vrouw die overtijd is, moet worden aangenomen dat ze zwanger is totdat het tegendeel is aangetoond. In geval van twijfel is het uitermate belangrijk dat blootstelling aan straling niet groter is dan voor het verkrijgen van de gewenste klinische informatie strikt nodig is. Andere technieken, die niet gebruikmaken van ioniserende straling, dienen te worden overwogen. Zwangerschap Van technetium-99m (als vrij pertechnetaat) is aangetoond dat het de placenta kan passeren. Inherent aan het toepassen van technieken met radionucliden bij zwangeren is dat ook de foetus blootstaat aan straling. Alleen strikt noodzakelijke onderzoeken dienen tijdens de zwangerschap te worden uitgevoerd, wanneer het te verwachten voordeel opweegt tegen het door moeder en foetus gelopen risico. Direkte toediening van 800 MBq natriumpertechnetaat[99mTc] aan een patiënt resulteert in een geabsorbeerde dosis in de baarmoeder van 6,5 mGy. Na voorbehandeling van patiënten met een blokkerende stof resulteert toediening van 800 MBq natriumpertechnetaat[99mTc] in een geabsorbeerde dosis in de baarmoeder van 5,3 mGy. Toediening van 925 MBq met 99m Tc ‐gelabelde rode bloedcellen resulteert in een geabsorbeerde dosis in de uterus van 4,3 mGy. Doses boven de 0,5 mGy dienen te worden beschouwd als een potentieel risico voor de foetus. Borstvoeding Alvorens een radioactief geneesmiddel toe te dienen aan een moeder die borstvoeding geeft, dient te worden overwogen of het onderzoek redelijkerwijs kan worden uitgesteld tot de moeder de borstvoeding heeft beëindigd en of wel het geschiktste radiofarmacon is gekozen. Indien de toediening noodzakelijk wordt geacht, moet de borstvoeding gedurende 12 uur worden onderbroken en de afgekolfde melk worden vernietigd. De borstvoeding kan worden hervat als het niveau van de activiteit in de melk voor het kind een straling oplevert niet hoger dan 1mSv. 4.7
Beïnvloeding van de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen
Er is geen onderzoek verricht met betrekking tot de effecten op de rijvaardigheid en op het vermogen om machines te bedienen.
SPC Drytec NL,maart 2014; vervangt januari 2009
pagina 7 van 22
4.8
Bijwerkingen
Samenvatting van het veiligheidsprofiel: De informatie over bijwerkingen werd verzameld uit spontane meldingen. De gerapporteerde bijwerkingen zijn overgevoeligheid of anafylactoïde reacties, aspecifieke systemische reacties en ook reacties op de toedieningsplaats. Natriumpertechnetaat (99mTc) uit de Drytec generator wordt gebruikt voor radioactieve labeling van verschillende stoffen. Deze geneesmiddelen zijn in het algemeen verantwoordelijk voor meer bijwerkingen dan 99mTc. Daarom worden de gemelde bijwerkingen eerder in verband gebracht met de gelabelde stoffen dan met 99mTc. De mogelijke bijwerkingen die gerapporteerd worden na intraveneuze toediening van een met 99mTc gelabeld geneesmiddelen bereid door radioactieve labelling met natrium (99mTc) Pertechnetaat oplossing, hangen af van de specifieke stof die gebruikt is. Dergelijke informatie kan worden gevonden in de SmPC van de kit gebruikt voor het radiofarmaceutisch preparaat. Lijst met bijwerkingen De frequenties van de bijwerkingen zijn als volgt gedefinieerd: Zeer vaak (≥ 1/10), vaak (≥ 1/100 tot <1/10), soms (≥ 1/1.000, <1/100), zelden (≥ 1/10.000, <1/1.000), zeer zelden (<1/10.000) en niet bekend (kan met de beschikbare gegevens niet worden bepaald). Immuunsysteemaandoeningen Niet bekend *: anafylactische reacties (bijv. dyspnoe, coma, urticaria, erytheem, huiduitslag, pruritus, oedeem op verschillende plaatsen zoals gezichtsoedeem). Zenuwstelselaandoeningen Niet bekend *: Vasovagale reacties (bijv. Syncope, tachycardie, bradycardie, duizeligheid, hoofdpijn, wazig zien, blozen). Maagdarmstelselaandoeningen Niet bekend *: braken, misselijkheid, diarree. Algemene aandoeningen en toedieningsplaatsstoornissen Niet bekend *: Reacties op de injectieplaats (bv. cellulitis, pijn, erytheem en zwelling). * Bijwerkingen afkomstig uit spontane meldingen
Aspecifieke systemische reacties en maagdarmstelselaandoeningen zijn eerder gerelateerd aan het ondergaan van een onderzoek zelf dan aan het technetium (99mTc), vooral bij angstige patiënten. Reacties op de injectieplaats zijn gerelateerd aan extravasatie van het radioactieve materiaal tijdens de injectie en kan variëren van lokale zwelling tot cellulitis.
SPC Drytec NL,maart 2014; vervangt januari 2009
pagina 8 van 22
Blootstelling aan ioniserende straling is in verband gebracht met het ontstaan van kanker en met de kans op het ontstaan van erfelijke afwijkingen. Omdat bij toediening van de maximaal aanbevolen activiteit van 800 MBq de effectieve dosis 10,4 mSv is, is het optreden van deze bijwerkingen naar verwachting niet erg waarschijnlijk. Bij de meeste diagnostische onderzoeken die gebruik maken van een procedure met een nucleair geneesmiddel is de afgegeven stralingsdosis minder dan 20 mSv (EDE). Hogere doses kunnen in bepaalde klinische omstandigheden gerechtvaardigd zijn. Melding van vermoedelijke bijwerkingen Het is belangrijk om na toelating van het geneesmiddel vermoedelijke bijwerkingen te melden. Op deze wijze kan de verhouding tussen voordelen en risico’s van het geneesmiddel voortdurend worden gevolgd. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen te melden via het Nederlands Bijwerkingen Centrum Lareb. Website: www.lareb.nl 4.9
Overdosering
In het geval van een overdosering van toegediende straling door natriumpertechnetaat[99mTc] dient de geabsorbeerde dosis waar mogelijk gereduceerd te worden door het verhogen van de eliminatie van het radionuclide uit het lichaam. Maatregelen om mogelijk schadelijke gevolgen te reduceren omvatten frequent doen lozen van urine en bevordering van diurese en defaecatie. De mogelijkheden voor ondersteunende therapie in het geval van een overdosis van met 99m Tc‐gelabelde rode bloedcellen zijn zeer beperkt, omdat eliminatie afhankelijk is van het normale hemolytische proces. De opname in de schildklier, speekselklieren en het maagslijmvlies kan aanzienlijk worden verminderd door direct natriumperchloraat toe te dienen nadat er per abuis een hoge dosis natriumpertechnetaat (99mTc) is toegediend.
5.
FARMACOLOGISCHE EIGENSCHAPPEN
5.1
Farmacodynamische eigenschappen
Farmacotherapeutische categorie: 99mTc-technetium-pertechnetaat, ATC CodeV09F X01 Farmacodynamische effecten Er is geen farmacologische activiteit geconstateerd bij de doses toegediend voor diagnostische doeleinden.
SPC Drytec NL,maart 2014; vervangt januari 2009
pagina 9 van 22
5.2
Farmacokinetische eigenschappen
Distributie Het pertechnetaat‐ion heeft wat betreft biologische distributie dezelfde eigenschappen als jodide‐ en perchloraat‐ionen en concentreert zich tijdelijk in speekselklieren, choroïd‐plexus, maag (maagslijm‐vliezen) en in de schildklier, van waaruit het onveranderd wordt vrijgelaten. Het pertechnetaat‐ion neigt ook tot concentratie in gebieden met verhoogde vascularisatie of met abnormale vasculaire doorlaatbaarheid, met name wanneer voor‐ behandeling met blokkerende stoffen de opname in de glandulaire structuren remt. Technetium‐99m wordt selectief uitgescheiden uit de cerebrospinale vloeistof. Eliminatie Na intraveneuze toediening wordt pertechnetaat[99mTc] verspreid door de bloedsomloop die het op drie manieren verlaat: • snelle uitscheiding, afhankelijk van het diffusie‐evenwicht met interstitiële vloeistof, • gemiddelde snelheid van uitscheiding, afhankelijk van de concentratie pertechnetaat in de klierweefsels, voornamelijk schildklier, speeksel‐ en maagbodemklieren die een ionenpompmechanisme hebben, • langzame uitscheiding, door glomerulaire filtratie door de nieren, afhankelijk van de mate van urine‐excretie. De plasma‐klaring heeft een halveringstijd van ongeveer 3 uur. Uitscheiding gedurende de eerste 24 uur na toediening is voornamelijk via de urine (ongeveer 25%) met faecale uitscheiding gedurende de 48 uur daarna. Ongeveer 50% van de toegediende activiteit wordt binnen de eerste 50 uur uitgescheiden. Wanneer selectieve opname van pertechnetaat[99mTc] in de klierstructuren wordt geremd door toediening van blokkerende stoffen, volgt de uitscheiding via dezelfde bovengenoemde wegen, maar is er een hogere mate van renale klaring. Wanneer pertechnetaat[99mTc] wordt toegediend na voorbehandeling met reducerende stoffen zoals tinmedronaat en tinpyrofosfaat die een "tinlading" bij de rode bloedcellen veroorzaken, wordt tot ongeveer 95% van de toegediende activiteit door de rode bloedcellen opgenomen waar het in de rode bloedcellen cellen wordt gebonden. Alle ongebonden pertechnetaat [99mTc] wordt uitgescheiden via de nieren; De radioactiviteit in het plasma bedraagt normaal minder dan 5% van de intravasculaire activiteit. Het lot van het technetium‐99m volgt dat van de gelabelde erythrocyten zelf en de activiteit wordt zeer langzaam verwijderd. Aangenomen wordt dat een kleine hoeveelheid activiteit uit de circulerende rode cellen vrijkomt.
SPC Drytec NL,maart 2014; vervangt januari 2009
pagina 10 van 22
5.3
Gegevens uit het preklinisch veiligheidsonderzoek
a) Er is geen informatie over acute, subacute en chronische toxiciteit door eenmalige of herhaalde toediening van een dosis. De hoeveelheid toegediende Natriumpertechnetaat [99mTc] tijdens klinisch diagnostisch onderzoek is zeer klein en met uitzondering van allergische reacties zijn er geen andere nadelige reacties gemeld. b) Toxiciteit ten aanzien van de voortplanting Passage van de placenta van 99m Tc van intraveneus toegediende natriumpertechnetaat [99mTc] is onderzocht in muizen. De zwangere baarmoeder bleek maar liefst 60% van het geïnjecteerde technetium‐99m te bevatten na toediening zonder voorbehandeling met perchloraat. Onderzoek uitgevoerd op zwangere muizen gedurende de zwangerschap, de zwangerschap en de zoogperiode, en de zoogperiode alleen, lieten veranderingen zien in het nageslacht. Deze veranderingen omvatten gewichtsverlies, kaalheid en steriliteit.
6.
FARMACEUTISCHE GEGEVENS
6.1
Lijst van hulpstoffen
Het technetium‐99m wordt gegenereerd uit natriummolybdaat [99mMo] geadsorbeerd aan een aluminium kolom. De generatorkolom wordt geëlueerd met Natriumchloride Intraveneuse Infusie BP om het eluaat Natriumpertechnetaat [99mTc] voor Injectie te produceren dat de volgende hulpstoffen bevat: Natriumchloride . Water voor Injectie 6.2
Gevallen van onverenigbaarheid
Bij gebrek aan onderzoek naar onverenigbaarheden, mag dit geneesmiddel niet met andere geneesmiddelen gemengd worden. 6.3
Houdbaarheid
Generator: 24 dagen vanaf de datum van productie. Injectieflacons met zoutoplossing: 3 jaar. Het generatoreluaat, Natriumpertechnetaat [99mTc] voor Injectie, dient binnen 8 uur na de elutie gebruikt te worden.
SPC Drytec NL,maart 2014; vervangt januari 2009
pagina 11 van 22
6.4
Speciale voorzorgsmaatregelen bij bewaren
Generator en het eluaat, Natriumpertechnetaat [99mTc] voor injectie: bewaren beneden 25°C. Niet invriezen. Injectieflacons met zoutoplossing : bewaren beneden 25°C. Niet invriezen. Voor de bewaarcondities van het generatoreluaat zie rubriek 6.3. De opslag dient in overeenstemming te zijn met de nationale voorschriften voor radioactieve materialen. 6.5
Aard en inhoud van de verpakking
De Drytec generator bestaat uit een neutrale borosilicaat glazen kolom met alumunium waaraan het natriummolybdaat [99Mo] wordt geadsorbeerd. De kolom is beschermd met een natuurlijk rubberen afsluiting, een sluiting van zuivere kleefstof en een aluminium verzegeling. Een ingangsnaald met beluchtingsventiel is met de bovenkant van de kolom verbonden middels een siliconen buisje. Aan de onderzijde van de kolom is een steriliserend filter verbonden middels een siliconen buisje waaraan een roestvrijstalen uitgangsnaald is verbonden. Er zijn drie varianten van de generator beschikbaar, welke onderling verschillen in kolomafmeting en afschermingsmateriaal. Het type generator wordt aangeduid door het gewicht van de generator dat is gegeven op het generatoretiket. De kolom is omgeven door lood (11 kg en 15 kg generator) of een bescherming van verarmd uranium en wolfraam (17 kg generator). De interne generatorcomponenten zijn verpakt in een stevig beschermend plastic omhulsel dat is voorzien van draagbeugel. Om de generator te elueren wordt een flacon met zoutoplossing op de ingangsnaald geplaatst. De verpakking van de zoutoplossing bestaat uit een doorzichtige type I glazen flacon afgesloten met een bromobutylrubber stop en een plastic met metaal omgeven flip off capje. De zoutoplossingsflacons zijn verpakt in een kartonnen doos. Verschillende volumes zoutoplossingsflesjes kunnen bij de generator geleverd worden. Het afvullen van het eluaat, Natriumpertechnetaat [99mTc] voor Injectie, komt tot stand door een steriel vacuüm elutieflacon van doorzichtig glas, afgesloten met een rubber septum en een metalen capje, op de elutiepoort te plaatsen.
SPC Drytec NL,maart 2014; vervangt januari 2009
pagina 12 van 22
Elutie kits en accessoires Bij de generator geleverd materiaal De volgende materialen worden bij de generator geleverd: • Flacons zoutoplossing met ieder 0,9% natriumchloride oplossing • Vacuüm flacons voor het verzamelen van het generatoreluaat • Steriele schuimrubberen ingangsnaaldbeschermers – om de steriliteit van het generatorsysteem te handhaven indien de zoutoplossingsflacon wordt verwijderd tussen 2 elutiehandelingen. • Steriele schuimrubberen verzamelnaaldbeschermers – om de steriliteit van het generatorsysteem te handhaven tussen 2 elutiehandelingen. • Reserve steriele naalden – om de gebruiker in staat te stellen om de verzamelnaald te vervangen. • Reserve desinfecterende doekjes – om de zoutoplossingsflacons en de afsluiters van de verzamelflacons te desinfecteren voorafgaand aan het elueren. • Fleslabels – om de activiteit, het volume en de elutietijd te noteren. • Technische bijsluiter • Bijsluiter met daarin informatie over het gebruik, de omgang, de opslag en de vernietiging van radiafarmaceutica. • Informatiepakket met daarin retourinformatie van de generatoren naar GE Healthcare B.V.. Beschikbare accessoires • Elutieflacons met zoutoplossing Het zoutoplossingeluens is beschikbaar in drie verschillende volumina bestemd voor elutievolumes van 5 ml, 10 ml of 20 ml. Hierdoor kan een generatoreluaat van variërende radioactieve concentraties worden verzameld. Verpakkingen van flacons met 5 ml, 10 ml of 20 ml 0,9% natriumchlorideoplossing zijn beschikbaar. • Vacuüm verzamelflacons 6.6
Speciale voorzorgsmaatregelen voor het verwijderen en andere instructies
Algemene waarschuwing Dit radiofarmacon mag alleen worden ontvangen, gebruikt en toegediend door bevoegd personeel in daarvoor ingerichte klinische omstandigheden. Ontvangst, bewaring, gebruik, vervoer en afvoer moeten voldoen aan de reglementen en/of van toepassing zijnde vergunningen van plaatselijke daarvoor bevoegde officiële instanties. Radiofarmaca dienen door de gebruiker zodanig te worden bereid dat voldaan wordt aan veiligheidseisen ten aanzien van zowel straling als aan farmaceutische kwaliteitseisen. Passende voorzorgsmaatregelen aangaande de steriliteit moeten worden genomen. Voor instructies over de elutie van het geneesmiddel voorafgaand aan toediening, zie rubriek 12. Als op enig moment in de bereiding van dit product de integriteit van deze generator is aangetast mag het niet worden gebruikt. SPC Drytec NL,maart 2014; vervangt januari 2009
pagina 13 van 22
De manier van toedienen moet rekening houden met een minimaal risico op contaminatie van het geneesmiddel en de stralingsblootstelling van de persoon die het product manipuleert. Adequate afscherming is verplicht. De toediening van radiofarmaca vormt risico's voor andere personen, in de vorm van uitwendige straling of contaminatie door gemorste urine, braaksel enz. Daarom dienen stralingsbeschermingsmaatregelen te worden genomen conform de nationale richtlijnen. Al het ongebruikte geneesmiddel of afvalmateriaal dient te worden vernietigd overeenkomstig lokale voorschriften.
7.
HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
GE Healthcare B.V. De Rondom 8 5612 AP Eindhoven Nederland
8.
NUMMER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
RVG 16220
9.
DATUM VAN GOEDKEURING/VERNIEUWING VAN DE VERGUNNING
14 juni 1996
10.
DATUM VAN HERZIENING VAN DE SAMENVATTING
Laatste gedeeltelijke wijziging betreft de rubrieken 2, 4.1 t/m 4.9, 6.2 t/m 6.6 en 11: 26 april 2014
11.
DOSIMETRIE
Volgens de ICRP 80 (International Commission on Radiological Protection, Radiation Dose to Patients from Radiopharmaceuticals, Pergamon Press 1998) zijn de door een patiënt direct na toediening van Natriumpertechnetaat [99mTc] geabsorbeerde stralingsdoses als volgt:
SPC Drytec NL,maart 2014; vervangt januari 2009
pagina 14 van 22
(i)
Zonder voorbehandeling met een blokkerende stof:
Orgaan Bijnieren Blaaswand Botoppervlak Hersenen Borst Galblaas Maagdarmkanaal Maagwand Dunne darm Colon Bovenste stuk dikke darm Onderste stuk dikke darm
Geabsorbeerde dosis per toegediende eenheid activiteit (mGy/MBq) Volwassene 15 jaar 10 jaar 5 jaar 1 jaar 7,2E-03 4,7E-03 1,9E-02 3,7E-03 1,1E-02 3,0E-02 2,3E-02 6,0E-02 1,8E-02 3,3E-02 9,7E-03 6,6E-03 2,6E-02 5,4E-03 1,4E-02 4,1E-03 2,5E-03 1,2E-02 2,0E-03 6,6E-03 3,4E-03 2,3E-03 1,1E-02 1,8E-03 5,6E-03 1,6E-02 9,9E-03 3,5E-02 7,4E-03 2,3E-02 2,6E-02 1,6E-02 4,2E-02 5,7E-02 2,1E-02
3,4E-02 2,0E-02 5,4E-02 7,3E-02 2,8E-02
4,8E-02 3,1E-02 8,8E-02 1,2E-01 4,5E-02
7,8E-02 4,7E-02 1,4E-01 2,0E-01 7,2E-02
1,6E-01 8,2E-02 2,7E-01 3,8E-01 1,3E-01
Hart Nieren Lever Longen Spieren
3,1E-03 5,0E-03 3,8E-03 2,6E-03 3,2E-03
4,0E-03 6,0E-03 4,8E-03 3,4E-03 4,0E-03
6,1E-03 8,7E-03 8,1E-03 5,1E-03 6,0E-03
9,2E-03 1,3E-02 1,3E-02 7,9E-03 9,0E-03
1,7E-02 2,1E-02 2,2E-02 1,4E-02 1,6E-02
Slokdarm Eierstokken Alvleesklier Speekselklieren Rode beenmerg Huid
2,4E-03 1,0E-02 5,6E-03 9,3E-03 3,6E-03 1,8E-03
3,2E-03 1,3E-02 7,3E-03 1,2E-02 4,5E-03 2,2E-03
4,7E-03 1,8E-02 1,1E-02 1,7E-02 6,6E-03 3,5E-03
7,5E-03 2,6E-02 1,6E-02 2,4E-02 9,0E-03 5,6E-03
1,4E-02 4,5E-02 2,7E-02 3,9E-02 1,5E-02 1,0E-02
Milt Testikels Thymus Schildklier Baarmoeder
4,3E-03 2,8E-03 2,4E-03 2,2E-02 8,1E-03
5,4E-03 3,7E-03 3,2E-03 3,6E-02 1,0E-02
8,1E-03 5,8E-03 4,7E-03 5,5E-02 1,5E-02
1,2E-02 8,7E-03 7,5E-03 1,2E-01 2,2E-02
2,1E-02 1,6E-02 1,4E-02 2,2E-01 3,7E-02
Ander weefsel Effectieve Dosis (mSv/MBq)
3,5E-03
4,3E-03
6,4E-03
9,6E-03
1,7E-02
1,3E-02
1,7E-02
2,6E-02
4,2E-02
7,9E-02
SPC Drytec NL,maart 2014; vervangt januari 2009
pagina 15 van 22
(ii)
Met voorbehandeling met een blokkerende stof:
Orgaan Bijnieren Blaaswand Botoppervlak Hersenen Borst Galblaas Maagdarmkanaal Maagwand Dunne darm Colon Bovenste stuk dikke darm Onderste stuk dikke darm
Geabsorbeerde dosis per toegediende eenheid activiteit (mGy/MBq) Volwassene 15 jaar 10 jaar 5 jaar 1 jaar 8,6E-03 5,6E-03 3,7E-03 2,9E-03 1,6E-02 4,8E-02 3,8E-02 3,0E-02 9,1E-02 5,0E-02 8,1E-03 5,4E-03 4,4E-03 2,2E-02 1,2E-02 4,2E-03 2,6E-03 2,0E-03 1,2E-02 7,1E-03 3,2E-03 2,2E-03 1,7E-03 1,0E-02 5,2E-03 7,0E-03 4,2E-03 3,0E-03 1,3E-02 1,0E-02 2,7E-03 3,5E-03 3,6E-03 3,2E-03 4,2E-03
3,6E-03 4,4E-03 4,8E-03 4,3E-03 5,4E-03
5,9E-03 6,7E-03 7,1E-03 6,4E-03 8,1E-03
8,6E-03 1,0E-02 1,0E-02 1,0E-02 1,1E-02
1,5E-02 1,8E-02 1,8E-02 1,7E-02 1,9E-02
Hart Nieren Lever Longen Spieren
2,7E-03 4,4E-03 2,6E-03 2,3E-03 2,5E-03
3,4E-03 5,4E-03 3,4E-03 3,1E-03 3,1E-03
5,2E-03 7,7E-03 5,3E-03 4,6E-03 4,7E-03
8,1E-03 1,1E-02 8,2E-03 7,4E-03 7,2E-03
1,4E-02 1,9E-02 1,5E-02 1,3E-02 1,3E-02
Slokdarm Eierstokken Alvleesklier Rode beenmerg Huid
2,4E-03 4,3E-03 3,0E-03 2,5E-03 1,6E-03
3,1E-03 5,4E-03 3,9E-03 3,2E-03 2,0E-03
4,6E-03 7,8E-03 5,9E-03 4,9E-03 3,2E-03
7,5E-03 1,1E-02 9,3E-03 7,2E-03 5,2E-03
1,4E-02 1,9E-02 1,6E-02 1,3E-02 9,7E-03
Milt Testikels Thymus Schildklier Baarmoeder Ander weefsel Effectieve Dosis (mSv/MBq)
2,6E-03 3,0E-03 2,4E-03 2,4E-03 6,0E-03 2,5E-03
3,4E-03 4,0E-03 3,1E-03 3,1E-03 7,3E-03 3,1E-03
5,4E-03 6,0E-03 4,6E-03 5,0E-03 1,1E-02 4,8E-03
8,3E-03 8,7E-03 7,5E-03 8,4E-03 1,4E-02 7,3E-03
1,5E-02 1,6E-02 1,4E-02 1,5E-02 2,3E-02 1,3E-02
4,2E-03
5,4E-03
7,7E-03
1,1E-02
1,9E-02
De effectieve dosis na een toegediende activiteit van 800 MBq natriumpertechnetaat[99mTc] is 10,4 mSv. Na voorbehandeling van patiënten met een blokkerende stof levert toediening van 800 MBq natriumpertechnetaat[99mTc] een effectieve dosis op van 3,36 mSv.
SPC Drytec NL,maart 2014; vervangt januari 2009
pagina 16 van 22
(iii) De door een patiënt na intraveneuze injectie van met bloedcellen geabsorbeerde doses zijn als volgt:
Orgaan Bijnieren Blaaswand Botoppervlak Hersenen Borst Galblaas Maagdarmkanaal Maagwand Dunne darm Colon Bovenste stuk dikke darm Onderste stuk dikke darm
99m
Tc gelabelde rode
Geabsorbeerde dosis per toegediende eenheid activiteit (mGy/MBq) Volwassene 15 jaar 10 jaar 5 jaar 1 jaar 5,6E-02 3,0E-02 2,0E-02 1,2E-02 9,9E-03 3,1E-02 1,7E-02 1,4E-02 1,1E-02 8,5E-03 7,4E-02 3,6E-02 1,9E-02 1,2E-02 7,4E-03 2,2E-02 1,2E-02 7,5E-03 4,6E-03 3,6E-03 1,1E-02 7,0E-03 4,1E-03 3,5E-03 1,9E-02 2,0E-02 1,3E-02 8,1E-03 6,5E-03 3,0E-02 4,6E-03 3,9E-03 3,7E-03 4,0E-03 3,4E-03
5,9E-03 4,9E-03 4,8E-03 5,1E-03 4,4E-03
9,7E-03 7,8E-03 7,5E-03 8,0E-03 6,9E-03
1,4E-02 1,2E-02 1,2E-02 1,3E-02 1,0E-02
2,5E-02 2,1E-02 2,0E-02 2,2E-02 1,8E-02
Hart Nieren Lever Longen Spieren
2,3E-02 1,8E-02 1,3E-02 1,8E-02 3,3E-03
2,9E-02 2,2E-02 1,7E-02 2,2E-02 4,0E-03
4,3E-02 3,6E-02 2,6E-02 3,5E-02 6,1E-03
6,6E-02 5,7E-02 4,0E-02 5,6E-02 9,4E-03
1,1E-01 1,1E-01 7,2E-02 1,1E-01 1,7E-02
Slokdarm Eierstokken Alvleesklier Rode beenmerg Huid
6,1E-03 3,7E-03 6,6E-03 6,1E-03 2,0E-03
7,0E-03 4,8E-03 8,1E-03 7,6E-03 2,4E-03
9,8E-03 7,0E-03 1,3E-02 1,2E-02 3,8E-03
1,5E-02 1,1E-02 1,9E-02 2,0E-02 6,2E-03
2,3E-02 1,9E-02 3,3E-02 3,7E-02 1,2E-02
Milt Testikels Thymus Schildklier Baarmoeder
1,4E-02 2,3E-03 6,1E-03 5,7E-03 3,9E-03
1,7E-02 3,0E-03 7,0E-03 7,1E-03 4,9E-03
2,7E-02 4,4E-03 9,8E-03 1,2E-02 7,4E-03
4,3E-02 6,9E-03 1,5E-02 1,9E-02 1,1E-02
8,1E-02 1,3E-02 2,3E-02 3,6E-02 1,9E-02
Ander weefsel Effectieve Dosis (mSv/MBq)
3,5E-03
4,5E-03
7,3E-03
1,3E-02
2,3E-02
7,0E-03
8,9E-03
1,4E-02
2,1E-02
3,9E-02
De effectieve dosis na toediening van 925 MBq met 99mTc gelabelde rode bloedcellen is 5,78 mSv. (iv) De straling geabsorbeerd door de ooglens na toediening van natrium‐ pertechnetaat[99mTc] voor traanbuisscintigrafie wordt geschat op 0,038 mGy/MBq. Dit resulteert in een effectieve dosisequivalent van minder dan 0,01 mSv bij een toegediende activiteit van 4 MBq.
SPC Drytec NL,maart 2014; vervangt januari 2009
pagina 17 van 22
12
INSTRUCTIES VOOR DE BEREIDING VAN RADIOACTIEVE GENEESMIDDELEN
Instructies voor elutie van de Drytec Generator Veiligheidshandleiding Het gewicht van de generator is afhankelijk van het gebruikte beschermingsmateriaal. De massa’s bedragen bij benadering: generator met een 45mm loodmantel = 11 kg generator met een 54mm loodmantel = 15 kg generator met een bescherming van verarmd uranium = 17 kg Het veilig tillen en dragen van de generator moet in acht worden genomen. De procedures met betrekking tot de veiligheidshandleiding moeten worden nageleefd ter vermindering van het risico op ongevallen tijdens de omgang met de generator. Elutie instructies – zie ook de bijgevoegde diagrammen De ruimten waar elutiehandelingen plaatsvinden moeten voldoen aan de geschikte voorschriften voor het veilig omgaan met radioactief materiaal. Tijdens de elutie van de generator moeten strikt aseptische technieken worden toegepast om de steriliteit van het eluaat van de generator te handhaven. Voor een bevredigend resultaat is het belangrijk dat men zich houdt aan de hieronder genoemde volgorde van elutiestappen. Eerste elutie. 1. Haal het generatorsysteem en het bijbehorende materiaal uit de verpakking. Plaats de generator op een goedgekeurde en afgeschermde plaats, op een egaal, horizontaal oppervlak (Fig 1). Verwijder niet de beschermers van het verzamelpunt en de naald voordat U gereed bent om de eerste elutie uit te voeren. 2.
Neem een flacon zoutoplossing van het gewenste volume.
3.
Verwijder de stop van de flacon zoutoplossing, desinfecteer de sluiting van de flacon met behulp van een bijgeleverd desinfecterende doekje en laat het aan de lucht drogen.
4.
Verwijder de naaldbeschermer (Fig 2).
5.
Plaats de flacon zoutoplossing op de ingangsnaald (Fig 2). Zorg ervoor dat de flacon goed is aangedrukt. Een draaiende beweging zal het positioneren van de flacon vergemakkelijken .
6.
Neem een vacuüm verzamelflacon, desinfecteer de sluiting van de flacon met behulp van een bijgeleverd desinfecterend doekje en laat het aan de lucht drogen. Voordat de verzamelflacon in de afschermende elutiecontainer wordt geplaatst dient men er zich van te verzekeren dat het gedeelte van de afscherming dat in contact komt met de flacon is afgenomen met een bijgeleverde desinfecterend doekje. Plaats de schroefdop van de afschermende elutiecontainer terug zoals aangegeven (Fig 3). De afsluitende drukdop van de elutiecontainer wordt pas gebruikt nadat het elutieproces is voltrokken.
SPC Drytec NL,maart 2014; vervangt januari 2009
pagina 18 van 22
7.
Verwijder de verzamelpuntbeschermer door deze tegen de klokrichting in te draaien (Fig 4). Men dient zich ervan te verzekeren dat het filter, dat met een luer lock is verbonden met de verzamelpuntbeschermer, eveneens is verwijderd. Bewaar de verzamelpuntbeschermer om deze voorafgaand aan het retourneren van de generator terug te kunnen plaatsen. Plaats onmiddellijk een van de verzamelnaalden die worden bijgeleverd in het pakket van accessoires (Fig 5). Verwijder niet het plastic beschermend omhulsel van de naald voordat u gereed bent om de verzamelflacon op de naald te plaatsen.
8.
Verwijder het naaldomhulsel van de verzamelnaald (Fig 6) en plaats de elutiecontainer met de verzamelflacon op de verzamelnaald. Zorg ervoor dat de uitstulping van de elutiecontainer in de uitsparing geleid wordt met het venster aan de voorzijde van de generator. Druk goed aan zodat de flacon volledig is aangesloten op de verzamelnaald (Fig 7).
9.
Laat het elutieproces tenminste 3 minuten verlopen voor een volledige afronding van de elutie. Elke elutie wordt als voltooid beschouwd op het moment dat het krachtige opborrelen van luchtbelletjes in de verzamelflacon geheel is gestopt. Verwijder in geen geval de flacon zoutoplossing of de verzamelflacon voordat de elutie is voltooid.
10. Verwijder de afschermende elutiecontainer langzaam om te voorkomen dat de verzamelnaald beschadigd wordt (Fig 8). Plaats de drukdop terug op de elutiecontainer voor extra stralingsbescherming. 11. Neem een nieuwe verzamelnaaldbeschermer uit het accessoirespakket en plaats deze op de verzamelnaald om de steriliteit te handhaven (Fig 8 en Fig 9). 12. Laat de lege flacon zoutoplossing op zijn plaats tot de volgende elutie om steriliteit te handhaven (Fig 9). Volgende eluties Herhaal de stappen 5‐12 met een nieuw gedesinfecteerde flacon zoutoplossing van het gewenste volume. Indien de verzamelnaald moet worden vervangen verwijder dan eenvoudigweg de beschadigde naald, desinfecteer de elutie‐uitgang om steriliteit te waarborgen en plaats een nieuwe naald. Plaats een verzamelnaaldnaaldbeschermer over de nieuwe naald. Na expiratie dient de generator te worden geretourneerd in overeenstemming met de retourinstructies die worden meegeleverd in het pakket van accessoires. Een reserve ingangsnaaldbeschermer en de bewaarde verzamelpuntbeschermer dienen gebruikt te worden om respectievelijk de ingangsnaald en het verzamelpunt af te schermen (Fig 10).
SPC Drytec NL,maart 2014; vervangt januari 2009
pagina 19 van 22
SPC Drytec NL,maart 2014; vervangt januari 2009
pagina 20 van 22
Elutie‐volume en opbrengst van technetium‐99m Vanwege de elutie‐karakteristieken van de verschillende kolomontwerpen wordt voor generatoren met een loodmantel een minimaal elutie‐volume van 5 ml geadviseerd. Voor generatoren met een bescherming van verarmd uranium geldt een minimaal elutie‐volume van 10 ml. Wanneer 5 ml eluties worden gebruikt wordt er een hogere radioactieve concentratie verkregen, maar een geringe afname van de opbrengst kan worden verwacht. De Drytec generator is uitgaande van de hoeveelheid molybdenum die op de kolom wordt geladen, gekalibreerd. Het op elk willekeurig moment beschikbare technetium‐99m is afhankelijk van de tijd voor of na referentie (vanwege het verval van 99Mo), de tijd die na de voorgaande elutie is verstreken (vanwege "toename" van 99mTc) en van de vervalkarakteristieken van 99Mo (86,2% van alle verval geeft een opbrengst van 99mTc). De factoren in Tabel 1 en 2 kunnen worden gebruikt om de beschikbare radioactiviteit van 99mTc met behulp van de volgende methode te berekenen. Vermenigvuldig eerst de aangegeven referentie‐activiteit met de van toepassing zijnde factor uit Tabel 1 (waarbij rekening wordt gehouden met verval van 99Mo). Vermenigvuldig dan het product met de van toepassing zijnde factor uit Tabel 2 (waarbij rekening wordt gehouden met de toename van 99mTc en met vervalkarakteristieken van 99Mo). De feitelijke opbrengst van 99mTc verschilt een beetje als gevolg van de variatie in doeltreffendheid van de elutie van generator tot generator. De opbrengst dient echter niet minder te bedragen dan 90% van de beschikbare 99mTc radioactiviteit. Afvoeren van generatoren na het einde van de houdbaarheidstermijn Generatoren met een loodmantel dienen na het einde van de houdbaarheidstermijn door de gebruiker op de gebruikelijke wijze, conform de door de plaatselijke bevoegde instanties vastgestelde regels, als radioactief afval te worden afgevoerd. U wordt verzocht contact op te nemen met GE Healthcare Limited of haar vertegenwoordiger ter plaatse, wanneer plaatselijke regels ten aanzien van afvoer ontmanteling van de generator vereisen. In bepaalde gevallen kan een regeling worden getroffen voor de terugzending van generatoren met beschermende loodmantels naar GE Healthcare Healthcare B.V.. Generatoren met een bescherming van verarmd uranium en wolfraam dienen na afloop van de houdbaarheidstermijn te worden teruggestuurd naar GE Healthcare B.V.. Volledige instructies, hoe het retourneren van generatoren naar GE Healthcare B.V. dient te gebeuren, zijn bij elke generator ingesloten. Gebruikers worden erop attent gemaakt dat al het verpakkingsmateriaal, alle documentatie en elke wijze van vervoer, dient te voldoen aan internationale vervoersvoorschriften en alle plaatselijke voorschriften en gedragslijnen.
SPC Drytec NL,maart 2014; vervangt januari 2009
pagina 21 van 22
Tabel 1 99Mo vervalfactoren op verschillende tijdstippen ten opzichte van de referentietijd van de generator (99Mo halveringstijd 66,2 uur)
GMT
Days from generator reference time
(hrs)
-10
-9
-8
-7
-6
-5
-4
-3
-2
-1
2.00
13.8123 10.7349 8.3432 6.4844 5.0397 3.9169 3.0442 2.3660 1.8388 1.4291 1.1107 0.8633 0.6709 0.5215 0.4053 0.3150 0.2448 0.1903 0.1479 0.1149 0.0893 0.0694 0.0540 0.0419 0.0326
0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
4.00
13.5252 10.5118 8.1698 6.3496 4.9349 3.8354 2.9809 2.3168 1.8006 1.3994 1.0876 0.8453 0.6570 0.5106 0.3969 0.3084 0.2397 0.1863 0.1448 0.1125 0.0875 0.0680 0.0528 0.0411 0.0319
6.00
13.2441 10.2933 8.0000 6.2176 4.8324 3.7557 2.9190 2.2686 1.7632 1.3704 1.0650 0.8278 0.6433 0.5000 0.3886 0.3020 0.2347 0.1824 0.1418 0.1102 0.0856 0.0666 0.0517 0.0402 0.0313
8.00
12.9688 10.0794 7.8337 6.0884 4.7319 3.6777 2.8583 2.2215 1.7265 1.3419 1.0429 0.8105 0.6300 0.4896 0.3805 0.2957 0.2299 0.1786 0.1388 0.1079 0.0839 0.0652 0.0507 0.0394 0.0306
10.00 12.6992 9.8699
7.6709 5.9618 4.6336 3.6012 2.7989 2.1753 1.6906 1.3140 1.0212 0.7937 0.6169 0.4794 0.3726 0.2896 0.2251 0.1749 0.1360 0.1057 0.0821 0.0638 0.0496 0.0386 0.0300
12.00 12.4353 9.6647
7.5114 5.8379 4.5373 3.5264 2.7407 2.1301 1.6555 1.2867 1.0000 0.7772 0.6040 0.4695 0.3649 0.2836 0.2204 0.1713 0.1331 0.1035 0.0804 0.0625 0.0486 0.0378 0.0293
14.00 12.1768 9.4638
7.3553 5.7166 4.4429 3.4531 2.6837 2.0858 1.6211 1.2599 0.9792 0.7610 0.5915 0.4597 0.3573 0.2777 0.2158 0.1677 0.1304 0.1013 0.0787 0.0612 0.0476 0.0370 0.0287
16.00 11.9237 9.2671
7.2024 5.5978 4.3506 3.3813 2.6280 2.0425 1.5874 1.2337 0.9589 0.7452 0.5792 0.4502 0.3499 0.2719 0.2113 0.1642 0.1277 0.0992 0.0771 0.0599 0.0466 0.0362 0.0281
18.00 11.6758 9.0745
7.0527 5.4814 4.2602 3.3110 2.5733 2.0000 1.5544 1.2081 0.9389 0.7297 0.5672 0.4408 0.3426 0.2663 0.2069 0.1608 0.1250 0.0972 0.0755 0.0587 0.0456 0.0354 0.0275
20.00 11.4332 8.8859
6.9061 5.3675 4.1716 3.2422 2.5198 1.9584 1.5221 1.1830 0.9194 0.7146 0.5554 0.4316 0.3355 0.2607 0.2026 0.1575 0.1224 0.0951 0.0739 0.0575 0.0447 0.0347 0.0270
22.00 11.1955 8.7012
6.7626 5.2559 4.0849 3.1748 2.4675 1.9177 1.4905 1.1584 0.9003 0.6997 0.5438 0.4227 0.3285 0.2553 0.1984 0.1542 0.1199 0.0932 0.0724 0.0563 0.0437 0.0340 0.0264
24.00 10.9628 8.5203
6.6220 5.1467 4.0000 3.1088 2.4162 1.8779 1.4595 1.1343 0.8816 0.6852 0.5325 0.4139 0.3217 0.2500 0.1943 0.1510 0.1174 0.0912 0.0709 0.0551 0.0428 0.0333 0.0259
Table 2 Factoren die groei van 99mTc weergeven op diverse tijdstippen, na de voorgaande eluatie (99mTc halveringstijd 6,02 uur) Hours 1 2 3 4 5 6 7 8
Factor 0.094 0.179 0.256 0.324 0.386 0.442 0.492 0.538
Hours 9 10 11 12 13 14 15 16
Factor 0.579 0.615 0.648 0.678 0.705 0.729 0.751 0.771
Hours 17 18 19 20 21 22 23 24
Factor 0.788 0.804 0.818 0.831 0.843 0.853 0.863 0.871
Hours 25 26 27 28 29 30 31 32
Factor 0.879 0.884 0.892 0.898 0.903 0.907 0.911 0.915
Hours 33 34 35 36 37 38 39 40
Factor 0.918 0.921 0.924 0.926 0.929 0.930 0.932 0.934
Hours 41 42 43 44 45 46 47 48
Factor 0.935 0.937 0.938 0.940 0.941 0.941 0.941 0.942