Gemeente Zaanstad College van Burgemeester en Wethouders Stadhuisplein 100 1506 MZ Zaandam T.a.v. Mevrouw M. van Gelder tel. informatie onderwerp ons kenmerk Zaanstad,
Secretariaat
Postbus 2000 1500 GA Zaandam Tel: (075) 681 6250
Van lijn naar cirkel 28 oktober 2014
Geachte leden van het College, Op uw verzoek adviseert de Participatieraad over de Regio-aanpak Veilig Thuis. De Participatieraad complimenteert de gemeente met het feit dat de notitie veel aandacht heeft voor de diversiteit en complexiteit van geweld in afhankelijkheidsrelaties (GIA). Verheugd is zij dat wordt verwezen naar het grondrecht ‘alle inwoners van Nederland hebben het recht om in veiligheid op te groeien’ en vooral dat het voor de totstandkoming van gemeentelijk beleid nadrukkelijk de wens is om aan te sluiten op geratificeerde internationale verdragen. Aanleiding Vanaf 1 januari 2015 dragen de gemeenten de verantwoordelijkheid voor een zeer kwetsbare groep, kinderen en volwassenen die te maken krijgen met agressie, geweld- en verwaarlozing in huiselijke kring. Huiselijk geweld en kindermishandeling heeft grote persoonlijke en maatschappelijke consequenties, die het leven van betrokkenen langdurig en hevig ontwrichten en gaat bij huiselijk geweld vaak over van generatie op generatie. Bij de betrokkenen van huiselijk geweld en kindermishandeling is vaak sprake van zelfstigmatisering, lichamelijke en psychische gezondheidsklachten, wat leidt tot een hogere zorgconsumptie, dikwijls met uitval op school, op het werk of bij maatschappelijke participatie. De Participatieraad vindt huiselijk geweld en kindermishandeling dan ook onaanvaardbaar. Het dient te worden opgespoord en bestraft, maar bovenal dat (ontwikkelings) schade wordt hersteld. De Participatieraad deelt de gemeentelijke zienswijze dat iedereen -jong en oud- een veilig thuis verdient. De Participatieraad is dan ook blij met de keuze voor de brede omschrijving van het begrip GIA en de brede reikwijdte van het begrip huiselijk geweld. Regio-analyse Recent landelijk onderzoek van het Jonker-Verwey Instituut laat zien dat huiselijk geweld een ernstig en langdurig probleem is en deskundige hulp zeer noodzakelijk is. (Doorbreken geweldspatroon vraagt gespecialiseerde hulp, Onderzoek naar effectiviteit van de aanpak huiselijk geweld in de G4, mei 2014). Naast de vragen ‘wat’ het probleem is en ‘hoe’ dit aan te pakken, dringt zich steeds meer de vraag op ‘waarom’ het probleem blijft voortbestaan. De regio analyse suggereert dat GIA vooral een sociaaleconomisch probleem is om vervolgens in paragraaf 2.2 te stellen dat het in alle sociaal economische klassen voorkomt.
1
In de regiovisie ontbreken historische gegevens – in het beste geval inschattingen - over frequentie en ernst van de diverse vormen van mishandeling. Zonder deze kennis bestaat het risico dat gemeenten onvoldoende zicht hebben op de lokale aard en de zwaarte en breedte van het benodigde hulpaanbod. Twee maanden voor de invoering van de nieuwe organisatie zijn er dan ook nog geen contouren van een uitvoeringsorganisatie zichtbaar. In het bijzonder is nog onduidelijk hoe het AMHK zich verhoudt tot de wijk- of gebiedsteams. Het AMHK binnen het sociaal domein Het AMHK vormt straks zowel een onderdeel van de jeugdketen als onderdeel van geweld in huiselijke kring voor volwassenen. Borging van de specifieke deskundigheid en expertise op het gebied van huiselijk geweld en kindermishandeling is van cruciaal belang. Het AMHK moet nauw zijn aangesloten bij de lokale structuur van zorg en welzijn die per gemeenten in de regio kan verschillen en bij de veiligheidsketen waar zo nodig moet kunnen worden opgeschaald naar het gedwongen karakter. Het AMHK dient daartoe enerzijds herkenbaar, laagdrempelig en toegankelijk te zijn en anderzijds dient de expertise vanuit de voormalige AMK en SHG te worden geborgd. In situaties van (acute) dreiging en escalerende onveiligheid, is altijd een krachtige en snelle aanpak nodig, zo nodig met dwang en drang. Maar voor een duurzame oplossing moet duidelijk zijn welke onderliggende problematiek er speelt en moet vanuit het principe één gezin, één plan, één regisseur worden gewerkt. Het betrekken van het sociale netwerk is daarbij belangrijk voor blijvende steun na afloop van het hulptraject. Gespecialiseerde teams In Utrecht en Overijssel is de afgelopen jaren geëxperimenteerd met teams van allround beschermingsmedewerkers. Zij werken als specialisten ‘achter’ de gebiedsteams en zijn interdisciplinair samengesteld. Deze SAVE of VERVE teams werken zo dat gezinnen zoveel mogelijk dezelfde medewerker kunnen houden ongeacht de werksoort die nodig is en worden daarbij ondersteund door de Eigen Kracht Centrale. SAVE is een werkwijze waarin medewerkers vanuit het huidige Bureau Jeugdzorg, waaronder het AMK, in regionale teams samenwerken met raadsmedewerkers en medewerkers van de William Schrikker Groep (WSG). De raadsonderzoeker en het raadsonderzoek maken deel uit van SAVE maar hebben daarbinnen een eigen positie en taak. De gebied gebonden SAVE teams hebben als functie advies, onderzoek, crisisinterventie, uitvoering maatregelen van jeugdbescherming en jeugdreclassering; en SAVE werkt ook als er nog geen maatregel is (beschermingsregie) of te wel jeugdbescherming in brede zin. Advies en onderzoek wordt door de SAVE teams uitgevoerd, voor zover hiervoor niet de bevoegdheden of de specifieke expertise van het AMHK of de Raad voor de Kinderbescherming nodig zijn. Vanuit het uitgangspunt dat de zorg verleend wordt door de wijkteams, vult het SAVE team alleen daar aan waar jeugdbescherming in brede zin nodig is. Het SAVE concept gaat enerzijds over het voorkomen van dwang. Dwang wordt voorkomen door aan te sluiten bij het wijkteam en vroegtijdig het gezin in beeld te hebben of aan tafel te zitten bij het gezin. De hulpverlener van SAVE kan vroegtijdig invoegen om een maatregel te voorkomen door het stellen van bodemeisen betreffende de veiligheid van het kind of jongere. Mocht een maatregel toch noodzakelijk zijn om veranderingen te bewerkstelligen in het gezin (dwang) dan kan dezelfde SAVE medewerker in het gezin blijven (tenzij dit niet effectief is vanuit het cliëntperspectief). Andersom kan ook na opheffen maatregel, de SAVE medewerker (tijdelijk) aanwezig blijven om de voortgang te volgen.
Doorontwikkeling De argumenten om het AMHK nu al onder te brengen bij de GGD blijven onvermeld (pagina 18). De GGD heeft als voordeel dat zij alle jonge kinderen ziet en al een rol vervult bij de ontvangst van zorg- of overlastmeldingen. Natuurlijk is een laagdrempelige toegang van belang. Anderzijds is onduidelijk wat de toegevoegde waarde is van de GGD bij het realiseren van een ongedeelde veiligheidsketen. Daarin heeft - vanuit cliëntperspectief - een goede samenwerking tussen het justitieel kader en de gecertificeerde instellingen, op korte termijn meer te bieden dan 1
Onderzoek naar de effectiviteit van de huidige aanpak van kindermishandeling geeft uitgewezen dat huiselijk geweld zeer frequent voorkomt, waarbij niet zelden slachtoffers ook daders worden en omgekeerd. Gevonden oorzaken zijn: trauma’s, depressies, angststoornissen en verslaving. Interventies leiden weliswaar tot afname, maar in 50% van de gevallen is er blijvend sprake van geweld. Bij recidive ligt het accent op de dader terwijl de uitwerking voor kinderen als slachtoffer in 58% traumatisch uitwerkt. Kortom, de cijfers zijn al schrikbarend maar het probleem lijkt nog veel ernstiger dan deze cijfers doen geloven. Pagina 2 van 6
de GGD. Reden om te adviseren de door de GGD voorgestane uitvoeringsorganisatie Veilig Thuis en te beschouwen als een projectorganisatie en om deze de komende tijd vooral te benutten voor de doorontwikkeling van het systeem, om pas over enkele jaren definitief te besluiten waar het AMHK onder te brengen. Wij stellen het op prijs als u de Participatieraad meeneemt in dit denkproces. Beoogde resultaten In de nota zijn prioritaire acties beschreven. Daarbij ontbreekt echter een duiding van welke organisatie waar verantwoordelijk voor is en vooral welk effect, wanneer beoogd wordt. De Participatieraad wil het college daarbij de volgende aandachtspunten graag meegeven. 1. Rol professional (Jeugd)zorgprofessionals en organisaties nemen gezamenlijk de verantwoordelijkheid kinderen en gezinnen zoveel mogelijk thuis te ondersteunen, te behandelen, te begeleiden gericht op het herstel van de draagkracht-draaglastverhouding, de eigen regie en de eigen kracht. Daartoe worden professionals (periodiek) geschoold in methoden die hieraan een bijdrage leveren. Professionals werken primair aan het herstel van de draagkracht – draaglastverhouding van het kind/gezin. Het ondersteuningsplan (bij voorkeur familiegroepsplan) is altijd eigendom van het gezin, de ouders en het kind. In geval van beschermingsregie, een ondertoezichtstelling of jeugdreclasseringsmaatregel blijft gewerkt worden vanuit dit plan met de noodzakelijke voorwaarden vanuit de eventuele maatregel om de veiligheid te herstellen, te beschermen en participatie te bevorderen naast het begrenzen en bewaken. Beoogd resultaat: Alle professionals werken in 2017 op basis van herstel van draagkrachten draaglastverhouding van het gezin en zijn geschoold in een aantal basismethodieken. 2. Werken volgens principe van ‘erbij halen en afschalen’ De professionals in de gebiedsteams zijn binnen twee jaar voldoende toegerust om - volgens het principe van ‘erbij halen’ - een taxatie te maken van de draagkracht en draaglast van gezinnen. Lichte ondersteuningsvragen worden door het gebiedsteam zelf opgepakt. In veel gevallen hebben ouders en het kind voldoende aan enkele gesprekken waarna zij zelf weer verder kunnen. Burgers (jong en oud) zijn altijd aan het juiste adres (via de zogeheten vindplaatsen als scholen, peuterspeelzalen en is er een directe verbinding met het wijkteam). Het wijkteam werkt samen met huisartsen, jeugdartsen, onderwijs, opvang en sport/cultuurverenigingen. In het geval waar specialistische kennis nodig is, wordt deze volgens het principe van ‘erbij halen’ toegevoegd aan het voorliggend veld zoals de gebiedsteams en ook de basisvoorzieningen (kinderopvang, sportclubs, onderwijs e.d.). Het is altijd duidelijk welke professional contactpersoon is voor het gezin of de regie voert over de geboden hulp in het geval het gezin hier zelf onvoldoende in slaagt. Beoogd resultaat: Er vindt een trendbreuk plaats van kinderen die te maken hebben met opvoedingsnood of ondersteuningscrisis. 3. Eenduidige werkwijze De hulpverlening richt zich meer en meer op versterking van de eigen kracht van de jeugdige en opvoeders en hun sociale netwerk in plaats van het overnemen van verantwoordelijkheid. Uitgangspunten van SAVE zijn: staan voor veiligheid en het keren van criminele carrières; samenwerken in de buurt; invoegen in plaats van overnemen; regie en besluitvorming bij jeugdige, gezin en netwerk; doen wat nodig is, met zo min mogelijk professionals en doen wat werkt. De eerste bevindingen zijn zeer bemoedigend. De concreet geformuleerde voorwaarden waar gezinssituaties aan moeten voldoen wordt door cliënten gewaardeerd en schept voor professionals een helder kader. Er is een eind gekomen aan lange wachttijden op verschillende onderzoeken die uitsluitsel geven of er sprake is van kindermishandeling of welke beschermingsmaatregel aan de orde is. Gezin en netwerk worden direct geactiveerd en krijgen zo alle kans om verdergaande maatregelen te voorkomen. Beoogd resultaat: In 2017 zijn 20% minder ondertoezichtstellingen en een afname van 20% uithuisplaatsingen. Als een uithuisplaatsing toch aan de orde is dan wordt een kind bij voorkeur in een (netwerk)pleeggezin geplaatst. De verwachting is dat het aantal kinderen waarvoor zogeheten hulp in het kader van ‘drang’ (beschermingsregie) noodzakelijk is, zal stijgen ten koste van hulp in het kader van ‘dwang’ (kinderbeschermingsmaatregel). De trends in de resultaten van de verschillende vernieuwingsprojecten jeugdbescherming Pagina 3 van 6
in het land zijn een indicatie dat deze percentages haalbaar kunnen zijn. 4. Kinderen groeien thuis op De zorgaanbieders nemen het initiatief om een kritische analyse te maken van hun huidig zorgaanbod. Daarbij wordt gewerkt aan het ombouwen van residentiële capaciteit, naar meer ambulante capaciteit en pleegzorgcapaciteit en kritisch bezien op mogelijkheden om kinderen in de thuissituatie hulp te bieden. Uiteraard staat veiligheid en een onbedreigde ontwikkeling van het kind voorop. Ambulante hulp is het vertrekpunt. Het uitgangspunt is dat kinderen zoveel mogelijk thuis opgroeien. Beoogd resultaat: Residentiële capaciteit om te bouwen naar ambulante capaciteit. 5. Meer samenwerking De specialistische professionals krijgen de ruimte om hun expertise naar voren te brengen ten behoeve van advies en consultatie aan professionals in gebiedsteams, in het (passend) onderwijs en ook aan huisartsen. De expertiseorganisaties werken samen ten behoeve van het gezinssysteem met zoveel als mogelijk één gezicht en vanuit één familieplan. Het organisatiebelang of schotten tussen onderwijs en jeugdhulp zijn bij voorkeur ondergeschikt aan de zorg voor het kind/gezin. Dit punt wordt besproken in het OOGO (overleg tussen de gemeenten en het onderwijs). De samenwerkende organisaties nemen gezamenlijk de verantwoordelijkheid om kinderen/gezinnen in nood/crisis altijd in zorg te nemen. Hiervoor worden de nu nog verschillende financiële- en verantwoordingsschotten opgeheven. Rechtstreekse doorverwijzing via de huisarts naar niet-vrij toegankelijke hulp (zoals jeugd-GGZ) is mogelijk. Als ouders in staat zijn om zelf de regie te voeren, is de inzet vanuit de wijkteams niet nodig. Wel is het van belang dat de gemeente in dit geval de wijkteams, op de hoogte zijn van het feit dat er sprake is van inzet van niet-vrij toegankelijke hulp. Huisarts en wijkteams informeren elkaar hierover met respect voor de wettelijke kaders. De afspraken hierover worden nog nader uitgewerkt. Beoogd resultaat: Er is altijd maar één familieplan voor het gezin. Eventuele deelplannen maken onderdeel uit van dit ene plan. De samenwerking is vastgelegd in een convenant. 6. AMHK als ‘spin in het web’ Het uiteindelijke doel van het AMHK is te komen tot een duurzaam veilig thuis voor alle burgers, jong en oud. Dit wordt bereikt door meer in te zetten op preventie en vroege signalering (samenwerking met lokale teams is hiervoor noodzakelijk) om uiteindelijk te bereiken dat het aantal herhalingsmeldingen van huiselijk geweld en kindermishandeling afneemt. Dit betekent concreet dat er één laagdrempelige toegang en adviesfunctie voor al het geweld in afhankelijkheidsrelaties is; er een snelle en deskundige triage van de meldingen plaatsvindt; een snelle doorgeleiding naar de juiste hulpverlening; een nauwe samenwerking tussen het AMHK en het lokale veld; duidelijke afspraken zijn over de casusregie; een adequate afhandeling van crisismeldingen; inzet van expertise waar nodig; indien noodzakelijk opschalen naar ‘beschermingsregie’ en dwang en korte lijnen met justitiële samenwerkingspartners. Voor de realisatie van de vernieuwde werkwijze van het nieuw te vormen AMHK is het op orde zijn van de deskundigheid in de gebiedsteams een belangrijke voorwaarde. Beoogd resultaat: de hulp die wordt ingezet is effectief. Een belangrijke indicator hiervoor is dat er geen recidive optreedt van het huiselijk geweld of kindermishandeling. In sommige (afgewogen) situaties houdt het AMHK een vinger aan de pols. Ook daalt het aantal gezinnen welke achteraf gebleken te snel waren losgelaten! 7. Soepele overgang als 18 jarigen In het huidige stelsel verloopt de overgang voor een 18 jarige die nog is aangewezen op (vrijwillige) hulp niet altijd soepel. Andere financiers, een woud aan regelingen, andere en nieuwe eisen aan de jongvolwassene, maken dat deze overgang vaak hobbels kent. In het nieuwe jeugdstelsel zien gemeenten en zorgaanbieders dat het zeer wenselijk zou zijn als ook zorgverzekeraars zich hierbij aansluiten, het als hun gezamenlijke verantwoordelijkheid om geen (financiële of andere) obstakels op te werpen bij het bereiken van de 18 jarige leeftijd. Dit betekent overigens dat ruim voor het 18e jaar en in nauwe samenwerking met de jongere zelf en zijn ouders/verzorgers/netwerk gewerkt wordt aan vervolgopleiding en/of werk, het opbouwen van of herstellen van een (vrienden)netwerk, vrijetijdsbesteding, woonruimte e.d. Pagina 4 van 6
Belangrijke verbetering in het nieuwe jeugdstelsel is dat al ruim vóór de jongere 18 jaar wordt, duidelijk is wie (opnieuw) zijn contactpersoon wordt uit het sociale team in zijn (toekomstige) woonplaats. Het gaat hier om het maken van levensloopbestendig beleid. Van sommige kinderen is al duidelijk (denk aan kinderen met een Licht Verstandelijke Beperking) dat zij hun hele leven gebruik zullen maken van enige vorm van ondersteuning. De gemeentelijke inzet zou gericht moeten zijn op een zo optimaal mogelijke zelfredzaamheid. Beoogd resultaat: Op 1 januari 2016 is er voor alle jongeren die 18 jaar worden en nog zijn aangewezen op hulp een ‘overgangsplan’. 8. Ruimte voor innovatie De verandering in de zorg zal mogelijk het aantal incidenten verkleinen, maar niet uitsluiten. De zorg om potentiële slachtoffers is niet gediend met een afrekencultuur, die vooral op zoek is naar schuldigen. Het lokale bestuur is gediend met de feiten en de voortdurende zoektocht naar verbetering. De beoordeling van schuld hoort in de rechtszaal thuis. Beoogd resultaat: er wordt gewerkt met een gezamenlijk calamiteitenprotocol en periodiek wordt gereflecteerd op het voordoen van incidenten en de afloop hiervan. Het is van belang dat uitvoering, beleid en politiek (college en gemeenteraad) periodiek in dialoog gaan met elkaar. Een (regionaal) calamiteitenprotocol zou vóór 1 januari 2015 gereed dienen te zijn. 9. Blijvend investeren in preventie Nu gemeenten verantwoordelijk voor de jeugdhulp zijn, is het zinvol (en tegelijkertijd een open deur) om nogmaals te benadrukken dat preventie een sleutelwoord blijft om ernstiger leed te voorkomen (normaliseren). Ook in de vernieuwing/transformatie is preventie cruciaal. Preventie behoort al sinds jaren tot de kernactiviteiten van gemeenten. Het blijven investeren in de (pedagogische) civil society (onderwijs, muziek, sport, speelplekken, veilige schoolroutes, gezondheidszorg kortom: meedoen) is een belangrijke investering om duurdere specialistische hulp te voorkomen. Ook zijn deze onderdelen in het dagelijks leven van kinderen die toch zijn aangewezen op een vorm van specialistische hulp, onontbeerlijk. Deze activiteiten kunnen ook bijdragen bij aan ‘normaliseren’ en ‘ontzorgen’. Beoogd resultaat: de gemeenten ontwikkelen in samenspraak met het veld beleid, om te komen tot vormen van omarmde zorg, of wrap-around care. 10. Betrekken ervaringsdeskundigen en vrijwilligers De inzet van ervaringsdeskundigen heeft een toegevoegde waarde ten opzichte van reguliere hulpverleners. Cliënten ervaren het als plezierig om met mensen in contact te komen waarmee zij ervaringen kunnen delen of weten waar je tegen aanloopt bij herstel. Ze kunnen ook op een andere manier helpen. In de opvang, maar ook via maatjescontacten. Dat geldt ook voor vrijwilligersorganisaties. Deze kunnen worden betrokken bij de uitvoering van het beleid. Elders in het land worden vrijwilligers ingezet bij Video-Home-Training van gezinnen met opvoedingsvraagstukken of bij de uitvoering van door rechters opgelegde Begeleide Omgangsregeling (BOR), voor de weekendopvang van kinderen na (vecht)scheiding. De ouderenorganisaties zijn samen met de rijksoverheid een campagne gestart om ouderenmishandeling te bestrijden. In dit kader zijn in opdracht van het ministerie van VWS, 35 voorlichters opgeleid om landelijke voorlichting te geven en modules e-learning ‘Signalering Ouderenmishandeling’ zijn ontwikkeld. De lokale ouderenorganisaties dienen bij verdere uitwerking van het beleid betrokken te blijven. Ook hier is het nog onduidelijk wat de rol van de Sociaal Wijk- en Jeugdteams is en op welke wijze de continuïteit en borging van dit programmaonderdeel (3B) plaatsvindt. Ook jeugdigen kunnen meer betrokken worden bij beleid en uitvoering. De Participatieraad ziet graag dat binnen het AMHK ook de functie van Kinderombudsman wordt georganiseerd, waardoor kinderen op een laagdrempelige wijze worden geïnformeerd over hun mogelijkheden om hun vragen te stellen of eigen problemen of die van vriend of vriendin aanhangig te maken. Beoogd resultaat: Het uitvoeringsplan AMHK 2015- 2018 komt tot stand met medewerking van cliëntorganisatie en vrijwilligersorganisatie. Tot slot nog een opmerking niet gebonden aan doelen of tijd. Pagina 5 van 6
Registratie en uniformering Om binnen het AMHK geïntegreerd te kunnen werken zullen meldingen op dezelfde wijze in een systeem moeten worden vastgelegd. Zo wordt inzicht verkregen in aspecten van GIA met als doel het beter kunnen voeren van de regie op de ketenaanpak, de daadwerkelijk geboden zorg en ondersteuning, opdat een beter zicht wordt verkregen op succesvolle interventies. Gelet het gevaar criterium hebben partijen de wettelijke bevoegdheid informatie op te vragen en is een eigen systeem gelegitimeerd. Het heeft echter de voorkeur daarbij aan te sluiten op een landelijk te ontwikkelen systeem boven een lokaal systeem. Zo kunnen zowel slachtoffer als dader bij verhuizing buiten de regio, blijvend worden gevolgd. Een nieuwe intake is dan overbodig. Dat zelfde geldt voor de herkenbaarheid. Daar er allerlei belangen spelen kan dit leiden tot regionaal verschillende organisaties. Voor de herkenbaarheid naar inwoners die te maken hebben met of vermoedens van geweld, mishandeling of verwaarlozing, is het van belang dat iedere volwassen Nederlander weet waar hij of zij terecht moet voor steun, advies of voor een melding. Dit pleit voor een meer uniforme werkwijze. Resumerend Het is zeer wenselijk dat gemeenten en het werkveld het snel eens worden over de wijze waarop de zorg voor kinderen en volwassenen, die te maken krijgen met agressie, geweld of verwaarlozing, inhoud en vorm wordt gegeven. Tot die tijd dient zorg ruimhartig te worden toegekend. Bij het uitblijven van samenwerking dreigt expertise verloren te gaan en door onduidelijke registratie of handelingsverlegenheid in gebiedsteams dat adequate ondersteuning, hulp, begeleiding en/of zorg aan zeer kwetsbare burgers uitblijft. Gelet op de beschikbare tijd tot het moment van invoering van de wet zou een gevoel van urgentie passend zijn.
De Participatieraad blijft graag betrokken bij verdere ontwikkelingen op dit terrein. Vertrouwende u hiermede van dienst te zijn verblijven wij, met vriendelijke groet, namens de Participatieraad Wmo Zaanstad *
E. Paardekooper Overman Vice-voorzitter
* Dit advies is met een grote meerderheid opgesteld. De tegenwerpingen zijn van procedurele aard.
Pagina 6 van 6