GEMEENTE OLDEBROEK
BESTEMMINGSPLAN
BUITENGEBIED, ZUIDERZEESTRAATWEG 224
VASTGESTELD, 2 JUNI 2016 PLANIDENTIFICATIE: NL.IMRO.0269.BP139-VG01
bestemmingsplan Buitengebied, Zuiderzeestraatweg 224 VASTGESTELD
2 juni 2016 2
Inhoudsopgave Toelichting
5
Hoofdstuk 1 Inleiding 1.1 Algemeen 1.2 Situering van het plangebied 1.3 De bij het plan behorende stukken 1.4 Leeswijzer
7 7 7 8 9
Hoofdstuk 2 Bestaande situatie 2.1 Ligging plangebied 2.2 Beschrijving plangebied 2.3 Vigerende bestemmingsplannen
11 11 12 12
Hoofdstuk 3 Beleid 3.1 Rijksbeleid 3.2 Provinciaal beleid 3.3 Gemeentelijk beleid
15 15 17 18
Hoofdstuk 4 Onderzoek 4.1 Cultuurhistorie 4.2 Bodem 4.3 Ecologie 4.4 Externe veiligheid 4.5 Geluid 4.6 Luchtkwaliteit 4.7 Milieuzonering 4.8 Water 4.9 M.e.r.-beoordeling 4.10 Verkeer en parkeren
23 23 25 25 27 28 30 31 32 34 35
Hoofdstuk 5 Planuitgangspunten 5.1 Ruimtelijke structuren 5.2 Te slopen en nieuwe bebouwing 5.3 Landschappelijke inpassing
37 37 37 39
Hoofdstuk 6 Plansystematiek 6.1 Het plan 6.2 Toelichting op de plansystematiek 6.3 Handhaving
41 41 41 43
Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid van het plan 7.1 Economische uitvoerbaarheid 7.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid
45 45 45
Hoofdstuk 8 Inspraak, overleg en zienswijzen 8.1 Inspraak 8.2 Overleg 8.3 Zienswijzen
47 47 47 48
Bijlagen bij toelichting
49
Bijlage 1
Verkennend bodemonderzoek
51
Bijlage 2
Quickscan natuurtoets
53
Bijlage 3
Akoestisch onderzoek
55
Bijlage 4
Samenvatting en toetsresultaat watertoets
57
Bijlage 5
Reactie waterschap
59
Bijlage 6
Erftransformatie Zuiderzeestraatweg 224
61
bestemmingsplan Buitengebied, Zuiderzeestraatweg 224 VASTGESTELD
2 juni 2016 3
Regels
63
Hoofdstuk 1 Artikel 1 Artikel 2
Inleidende regels Begrippen Wijze van meten
65 65 70
Hoofdstuk 2 Artikel 3 Artikel 4 Artikel 5
Bestemmingsregels Agrarisch Wonen Waarde - Archeologie
71 71 75 80
Hoofdstuk 3 Artikel 6 Artikel 7 Artikel 8 Artikel 9
Algemene regels Anti-dubbeltelregel Algemene bouwregels Algemene afwijkingsregels Algemene procedureregels
83 83 84 85 86
Hoofdstuk 4 Artikel 10 Artikel 11
Overgangs- en slotregels Overgangsrecht Slotregel
87 87 88
Bijlagen bij regels
89
Bijlage 1
Parkeernota
91
Bijlage 2
Erftransformatieuitgangspunten en -randvoorwaarden
93
Vaststellingsbesluit
95
bestemmingsplan Buitengebied, Zuiderzeestraatweg 224 VASTGESTELD
2 juni 2016 4
Toelichting
bestemmingsplan Buitengebied, Zuiderzeestraatweg 224 VASTGESTELD
2 juni 2016 5
bestemmingsplan Buitengebied, Zuiderzeestraatweg 224 VASTGESTELD
2 juni 2016 6
Hoofdstuk 1 1.1
Inleiding
Algemeen De locatie Zuiderzeestraatweg 224 te Oldebroek betreft een voormalig agrarisch erf. Op het erf staan diverse oude karakteristieke schuren. De boerderij is intern verbouwd met inwoning maar heeft zijn traditionele vorm en uitstraling behouden. Initiatiefnemer is voornemens gebruik te maken van de regeling functieverandering van de gemeente Oldebroek. Bij de voorgenomen ontwikkeling zal bebouwing worden gesloopt. Ter vervanging hiervan zal een nieuwe woning worden gerealiseerd op de plek van een oude schuur, aan de westzijde van de boerderij. Op basis van het vigerende bestemmingsplan is de voorgenomen ontwikkeling niet mogelijk. Het vigerende bestemmingsplan dient hiervoor herzien te worden. Het voorliggende bestemmingsplan is de juridisch-planologische regeling die de voorgenomen ontwikkeling mogelijk maakt.
1.2
Situering van het plangebied Het plangebied betreft de locatie Zuiderzeestraatweg 224. Het plangebied is gelegen aan de rand van de kern van Oldebroek. De locatie wordt als volgt omringd: de kerk Vrij Evangelische Gemeente aan de oostzijde; de Zuiderzeestraatweg aan de zuidzijde; de winkel De Kleine Winst aan de westzijde; agrarische gronden aan de noordzijde. De globale ligging van de locatie is op de volgende afbeelding weergegeven.
bestemmingsplan Buitengebied, Zuiderzeestraatweg 224 VASTGESTELD
2 juni 2016 7
Afbeelding: Globale ligging plangebied
1.3
De bij het plan behorende stukken Het bestemmingsplan 'Buitengebied, Zuiderzeestraatweg 224' bestaat uit de volgende stukken: verbeelding (tek. nr. NL.IMRO.0269.BG139-VG01); regels. Het bestemmingsplan wordt vergezeld door een toelichting. De verbeelding en de regels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan en moeten samen 'gelezen' worden. Op de verbeelding staan de bestemmingen van de gronden in het plangebied. Aan deze bestemmingen zijn regels en bepalingen gekoppeld die de uitgangspunten van het plan verzekeren. De toelichting heeft geen rechtskracht, maar vormt wel een belangrijk onderdeel van het bestemmingsplan. Hierin wordt aangegeven wat de beweegredenen en achtergronden zijn die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen. Daarnaast wordt hier onderzoek weergegeven dat aan het bestemmingsplan vooraf is gegaan. Tot slot is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan.
bestemmingsplan Buitengebied, Zuiderzeestraatweg 224 VASTGESTELD
2 juni 2016 8
1.4
Leeswijzer In deze toelichting is in hoofdstuk 2 de bestaande situatie van het plangebied beschreven. In hoofdstuk 3 is ingegaan op het relevante ruimtelijk beleid. In hoofdstuk 4 wordt aandacht besteed aan de elementen, die van invloed kunnen zijn op de ontwikkeling van het plangebied. De planuitgangspunten zijn in hoofdstuk 5 opgenomen. In hoofdstuk 6 zijn de juridisch-technische aspecten van de opgenomen regeling vermeld. In hoofdstuk 7 zijn de economische uitvoerbaarheid en maatschappelijke uitvoerbaarheid weergegeven. Hoofdstuk 8 sluit deze toelichting af met de resultaten van de inspraak, het gevoerde overleg en de zienswijzen.
bestemmingsplan Buitengebied, Zuiderzeestraatweg 224 VASTGESTELD
2 juni 2016 9
bestemmingsplan Buitengebied, Zuiderzeestraatweg 224 VASTGESTELD
2 juni 2016 10
Hoofdstuk 2 2.1
Bestaande situatie
Ligging plangebied Het plangebied is gelegen aan de Zuiderzeestraatweg 224 aan de rand van de kern Oldebroek. De locatie ligt ten noorden van het kruispunt Zuiderzeestraatweg Mheneweg Zuid. Recentelijk is de grens van de bebouwde kom op de Zuiderzeestraatweg in noordoostelijke richting verlengd, tot circa 60 meter ten oosten van de locatie. De ontsluiting van het plangebied vindt plaats op de Zuiderzeestraatweg (N308). Dit is de doorgaande weg, in dit geval tussen het centrum van Oldebroek en Wezep. Op onderstaande afbeelding is de situatie van het plangebied weergeven.
Afbeelding: Situatie plangebied
bestemmingsplan Buitengebied, Zuiderzeestraatweg 224 VASTGESTELD
2 juni 2016 11
2.2
Beschrijving plangebied Locatie Op de locatie Zuiderzeestraatweg 224 is sprake van een woonfunctie. De locatie betreft een karakteristiek erf. Het heeft lange tijd geen agrarische functie meer, maar heeft wel de oude agrarische bebouwing gehouden. De opzet met een boerderij aan de weg, grote houten zwarte schuur met grote kap, hooiberg (niet meer herkenbaar), kippenhokken georiënteerd op het zuiden, restanten van een boomgaard en de ronde grassilo zijn kenmerken van een oud Veluws boerenerf. Het erf is aan het achterhuis grotendeels verhard. Ook naast de boerderij en de ouden houten schuur liggen betonplaten. Het erf ligt wat lager ten opzichte van de weg. De gebouwen staan haaks of parallel aan de kavelrichting, iets gedraaid van de weg. Landschap De Zuiderzeestraatweg is de ontginningsbasis van de polder Oldebroek. Van oudsher is het een belangrijke verbindingsweg gelegen op een hogere zandrug in het landschap waaraan ook verschillende dorpen zijn ontstaan zoals Oldebroek. De Zuiderzeestraatweg is aangelegd in 1830 en volgde veelal oude routes. Ter hoogte van de Zuiderzeestraatweg 224 volgt de weg niet de ‘Oude Dijk’ maar gaat schuin door de verkaveling heen om wat verder op de oude weg weer op te pakken. De locatie ligt aan dit ‘nieuwe’ stuk weg. Het slagenlandschap aan de weg bestaat uit lange percelen, waarbij aan de kop van veel percelen een boerderij staat aan de Zuiderzeestraatweg. In de loop der tijd is een aaneengesloten bebouwingslint ontstaan met beeldbepalende erven. Rondom de kruising van de Zuiderzeestraatweg en de Mheneweg bepalen aan de noordzijde een aantal kerken samen met de erven het beeld. Aan de zuidzijde, tussen de Oude dijk en de Zuiderzeestraatweg, is een bedrijventerrein ontstaan. De oorspronkelijke smalle verkaveling is aan deze zijde nauwelijks meer te herkennen. Ten noorden van de Zuiderzeestraatweg strekt het open polderlandschap zich uit. Het landschap is vanaf de Zuiderzeestraatweg te beleven door waardevolle doorkijkjes en open ruimten tussen de boerderijen.
2.3
Vigerende bestemmingsplannen Voor het plangebied gelden het bestemmingsplan 'Buitengebied 2007' en het bestemmingsplan 'Buitengebied 2007, Administratieve correcties 2011'. Het bestemmingsplan 'Buitengebied 2007' is vastgesteld op 15 december 2009. In dit bestemmingsplan heeft het plangebied de bestemming 'Wonen - 1' met een bouwvlak, de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2' en de aanduiding 'vrijwaringszone radar'. Op de locatie is maximaal één woning toegestaan. Een uitsnede van de plankaart is weergegeven op de volgende afbeelding.
bestemmingsplan Buitengebied, Zuiderzeestraatweg 224 VASTGESTELD
2 juni 2016 12
Afbeelding: Uitsnede verbeelding bestemmingsplan 'Buitengebied 2007' Ook geldt het bestemmingsplan 'Buitengebied 2007, Administratieve correcties 2011'. Dit plan is vastgesteld op 31 maart 2012. Het plan heeft betrekking op het herstel van enkele administratieve onjuistheden en een onvolkomenheid voor intensieve veehouderij. Dit bestemmingsplan is niet van toepassing op het plangebied en heeft geen consequenties voor het initiatief. De voorgenomen ontwikkeling is op basis van de vigerende bestemmingsplannen 'Buitengebied 2007' en 'Buitengebied 2007, Administratieve correcties 2011' niet mogelijk. Via het onderhavige bestemmingsplan wordt de voorgenomen ontwikkeling aan de Zuiderzeestraatweg 224 juridisch-planologisch geregeld.
bestemmingsplan Buitengebied, Zuiderzeestraatweg 224 VASTGESTELD
2 juni 2016 13
bestemmingsplan Buitengebied, Zuiderzeestraatweg 224 VASTGESTELD
2 juni 2016 14
Hoofdstuk 3
Beleid
Bij ruimtelijke plannen moet worden weergegeven hoe rekening is gehouden met relevant beleid. In de volgende paragrafen wordt het relevante beleid op nationaal, provinciaal en lokaal schaalniveau en de relatie met de voorgenomen ontwikkeling behandeld.
3.1
Rijksbeleid Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) In 2012 is de nationale Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) van kracht geworden. De SVIR bepaalt welke kaderstellende uitspraken zodanig zijn geformuleerd dat deze van invloed zijn op de ruimtelijke besluitvormingsmogelijkheden op lokaal niveau. Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) bevestigt in juridische zin die kaderstellende uitspraken. De Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Rarro) is de ministeriële regeling. Nationale belangen Met de Structuurvisie zet het kabinet het roer om in het nationale ruimtelijke beleid. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid. Voor het plangebied zijn de volgende nationale belangen van toepassing: Nationaal belang 4 'Efficiënt gebruik van de ondergrond': In hoofdstuk 4 is aangegeven hoe met dit belang rekening is gehouden. Nationaal belang 8 'Verbeteren van de milieukwaliteit': In hoofdstuk 4 is ook aandacht geschonken aan de verschillende milieuaspecten. In zijn algemeenheid dient er sprake te zijn van een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten. Ladder voor duurzame verstedelijking Om een zorgvuldig gebruik van de schaarse ruimte te bevorderen, is een ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Dat betekent: eerst kijken of er vraag is naar een bepaalde nieuwe stedelijke ontwikkeling, vervolgens kijken of het bestaande stedelijk gebied of bestaande bebouwing kan worden hergebruikt en mocht nieuwbouw echt nodig zijn, dan altijd zorgen voor een optimale inpassing en multimodale bereikbaarheid. De ladder voor duurzame verstedelijking werkt met de volgende opeenvolgende stappen ('de treden van de ladder'): 1. Beoordeling door betrokken overheden of de beoogde ontwikkeling voorziet in een regionale, intergemeentelijke vraag voor bedrijventerreinen, kantoren, woningbouwlocaties en andere stedelijke voorzieningen. Naast de kwantitatieve beoordeling (aantal hectares of aantallen woningen) gaat het ook om kwalitatieve vraag (bijvoorbeeld een bedrijventerrein waar zware milieuhinder mogelijk is of een specifiek woonmilieu) op regionale schaal.
bestemmingsplan Buitengebied, Zuiderzeestraatweg 224 VASTGESTELD
2 juni 2016 15
2. Indien de beoogde ontwikkeling voorziet in een regionale, intergemeentelijke vraag, beoordelen betrokken overheden of deze binnen bestaand bebouwd gebied kan worden gerealiseerd door locaties voor herstructurering of transformatie te benutten. 3. Indien herstructurering of transformatie van bestaand bebouwd gebied onvoldoende mogelijkheden biedt om aan de regionale, intergemeentelijke vraag te voldoen, beoordelen betrokken overheden of deze vraag op locaties kan worden ontwikkeld die passend multimodaal ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld. Ad 1. De voorgenomen ontwikkeling voorziet niet in een nieuwe stedelijke ontwikkeling. In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) (artikel 1.1.1, lid 1, onder i) is voor stedelijke ontwikkeling een definitie opgenomen: 'ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen'. Het begrip 'woningbouwlocatie', zoals opgenomen in de definitie is niet nader gedefinieerd in het Bro. Het moet echter gaan om een ruimtelijke ontwikkeling van enige omvang. Het bouwen van één extra woning is geen stedelijke ontwikkeling in de zin van de ladder (AbRvS 14 januari 2014, nr. 201308263/2/R4). Met de voorgenomen ontwikkeling verbetert de ruimtelijke kwaliteit op de locatie. Benadrukt wordt dat indien een ontwikkeling niet is aan te merken als een 'stedelijke ontwikkeling' als bedoeld in artikel 3.1.6, lid 2, van het Bro, dit niet betekent dat de woningbehoefte niet hoeft te worden aangetoond. In het kader van de uitvoerbaarheid van het voorliggende ruimtelijk plan moet de behoefte alsnog worden onderbouwd. In dat geval kan de ladder als leidraad dienen. De nieuwe woning voorziet in een behoefte, zowel in het kader van woningbouwbehoefte, behoefte van functieverandering (agrarisch wordt wonen) en sloop van landschapsontsierende bebouwing. De provincie heeft de kaders gesteld voor functieverandering, dat is doorvertaald in het gemeentelijk beleid. In paragraaf 3.3 is ingegaan op het gemeentelijk beleid. In het beleid is rekening gehouden met woningbouw conform het functieveranderingsbeleid, zowel kwantitatief als kwalitatief. De ontwikkeling levert een bijdrage aan de leefbaarheid, vitaliteit en ruimtelijke kwaliteit van de locatie. In hoofdstuk 5 is uitgebreid ingegaan op de planvorming met daarbij ook de ligging en kwaliteit van de locatie. Ad 2. De locatie ligt in de lintbebouwing, buiten de kern Oldebroek. De voorgenomen ontwikkeling ontstaat vanuit een vraag naar functieverandering. Hiermee ontstaat een belangrijke verbetering van de ruimtelijke kwaliteit op deze locatie. Deze verbetering is alleen mogelijk als de kavel kan worden herontwikkeld met een nieuwe woning. De locatie biedt voor de ontwikkeling de kwalitatieve geschiktheid. Ad 3. Met de ligging aan de Zuiderzeestraatweg is de locatie goed ontsloten. De voorgenomen ontwikkeling betreft de realisatie van één woning. De ontsluiting van het plangebied vindt plaats via de bestaande ontsluiting en zal geen problemen opleveren. Multimodale ontsluiting is voor één woning niet noodzakelijk. Conclusie Het nationale beleid staat de planontwikkeling, gezien het karakter van het plan, niet in de weg. De voorgenomen ontwikkeling voldoet aan de uitgangspunten zoals verwoord in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte.
bestemmingsplan Buitengebied, Zuiderzeestraatweg 224 VASTGESTELD
2 juni 2016 16
3.2
Provinciaal beleid Omgevingsvisie Gelderland Op 9 juli 2014 is de Omgevingsvisie Gelderland vastgesteld door de Provinciale Staten. De visie beschrijft hoe de provincie de komende jaren wil omgaan met ontwikkelingen en initiatieven. Het is een 'plan' dat richting geeft en ruimte biedt en geen plan met exacte antwoorden. De provincie kiest er in deze visie voor om vooral opgaven en rollen te benoemen. De provincie onderscheidt voor zichzelf vier rollen: ondernemend, inspirerend, verbindend en normerend. De provincie heeft twee doelen gedefinieerd die de rol en kerntaken van de provincie als middenbestuur benadrukken. De doelen zijn: een duurzame economische structuurversterking; het borgen van de kwaliteit en de veiligheid van onze leefomgeving. De Omgevingsvisie en de Omgevingsverordening is het beleid voor de fysieke leefomgeving geïntegreerd tot één plan en één verordening. Omgevingsvisie en Omgevingsverordening bevatten de hoofdlijnen voor de volgende maatschappelijke opgaven in Gelderland: opgaven voor water, natuur en landschap, cultuur en erfgoed, milieu, energietransitie, landbouw, verkeer en vervoer en ruimtelijke ordening. Duurzame verstedelijking Het accent van stedelijke ontwikkelingen verschuift van nieuwbouw naar het vitaliseren van bestaande gebieden en gebouwen. Voor een goede afweging van keuzes voor locaties van nieuwe gebouwen staat de Gelderse ladder voor duurzaam ruimtegebruik centraal. Het gaat om het tijdig afwegen van kansen en mogelijkheden om bestaande gebouwen te benutten bij overwegingen van nieuwe bebouwing. Gekoppeld daaraan zijn er vragen over de opgaven en kwaliteiten in een gebied: past de ontwikkeling bij de doelen in Gelderland? Zo ja: hoe voegt de ontwikkeling extra kwaliteit toe aan een gebied? Als juridische basis gebruikt de provincie de ladder voor duurzame verstedelijking die het Rijk heeft vastgelegd. Zie hiervoor paragraaf 3.1. Bij de voorgenomen ontwikkeling is sprake van functieverandering. De ontwikkeling past binnen de doelen in Gelderland. De bestaande gebiedskwaliteiten worden verbonden met ontwikkelingsmogelijkheden voor functieverandering. De ruimtelijke kwaliteit wordt hiermee versterkt. Functieverandering De Gelderse regio's kregen met het (voorheen geldende) Streekplan 2005 de mogelijkheid voor een regionale invulling van het beleidskader voor functieverandering van agrarische gebouwen. Deze invulling werd door het college van Gedeputeerde Staten geaccordeerd. De provincie kiest in deze nieuwe visie voor een andere rol: beleid en afspraken moeten in regionaal verband gemaakt zijn of verder worden gemaakt. Gelders Natuurnetwerk en Groene Ontwikkelingszone In de visie zijn het Gelders Natuurnetwerk en Groene Ontwikkelingszone (voorheen EHS genoemd) opgenomen. Het Gelders Natuurnetwerk en de Groene Ontwikkelingszone liggen respectievelijk op een afstand van circa 2.1 kilometer en circa 110 meter vanaf het plangebied. Het plangebied maakt in Omgevingsvisie Gelderland geen onderdeel uit van het Gelders Natuurnetwerk of Groene Ontwikkelingszone.
bestemmingsplan Buitengebied, Zuiderzeestraatweg 224 VASTGESTELD
2 juni 2016 17
Nationaal landschap Het plangebied ligt buiten het Nationale Landschap 'Veluwe' en 'Waardevol open gebied'. Wel grenst het plangebied aan de noordwestzijde aan deze gebieden. In paragraaf 5.3 is nader aangegeven op welke wijze de voorgenomen ontwikkeling landschappelijk wordt ingepast. Omgevingsverordening De Omgevingsverordening Gelderland is vastgesteld op 24 september 2014 door Provinciale Staten. De Omgevingsverordening richt zich net zo breed als de Omgevingsvisie op de fysieke leefomgeving in de Provincie Gelderland. In artikel 2.2.1.1 is opgenomen dat nieuwe woonlocaties en de daar te bouwen woningen slechts worden toegestaan wanneer dit past in het vigerende door Gedeputeerde Staten vastgestelde Kwalitatief Woonprogramma successievelijk de door Gedeputeerde Staten vastgestelde kwantitatieve opgave wonen voor de betreffende regio. Het gaat hierbij om alle nieuwe woningen die in een bestemmingsplan worden opgenomen, dus ook woningen die ontstaan door woningsplitsing of woningen die in het kader van functieverandering van kantoren, scholen, zorggebouwen, nieuwe (zorg-) landgoederen, vrijkomende agrarische bebouwing en dergelijke worden gerealiseerd. In paragraaf 3.3 is daar nader op in gegaan. Conclusie Het provinciaal beleid leidt niet tot belemmeringen van de voorgenomen ontwikkeling.
3.3
Gemeentelijk beleid Structuurvisie Oldebroek 2030 De gemeentelijk structuurvisie uit 2003 geeft op hoofdlijnen de ruimtelijke ontwikkeling aan voor de periode 2000-2030. Ambities en wensen over het gebruik van de ruimte zijn hierin vastgelegd. In de structuurvisie is aangegeven dat vrijgekomen locaties op een zorgvuldige wijze opnieuw bebouwd kunnen worden. De structuurvisie beschrijft dat het merendeel van de ontwikkelingen wordt geconcentreerd in de hoofdkernen Wezep en Oldebroek. Het gemeentelijke beleid is erop gericht een gedifferentieerd woningaanbod te garanderen. Dit betekent dat alle typen woningen en alle prijsklassen aangeboden worden. Het voorliggende plan sluit aan bij het beleid zoals verwoord in de structuurvisie. Toekomstvisie De Toekomstvisie Oldebroek 2030 geeft richting aan de diverse strategische opgaven en geeft kleur aan de identiteit van de gemeente. Wonen, wijk en buurt De grootste kernen zijn Wezep en Oldebroek. De bebouwingsstructuur wordt bepaald door de zes verschillende dorpen en de bebouwde linten die deze dorpen deels met elkaar verbinden. Het meest karakteristieke en aanwezige lint is de Zuiderzeestraatweg, die met een mix van woon- en werkfuncties een belangrijke levensader vormt. Uniek zijn ook de verschillende landgoederen en de diverse monumentale panden, waarvan vele overigens langs het historische lint van de Zuiderzeestraatweg liggen. De meeste mensen wonen in een eigen woning (circa 65%). Binnen Oldebroek zijn er dorpse en landelijke woonmilieus. De opbouw van de woningvoorraad is traditioneel en kent weinig diversiteit, vooral in het duurdere segment.
bestemmingsplan Buitengebied, Zuiderzeestraatweg 224 VASTGESTELD
2 juni 2016 18
In de afgelopen decennia is de woningvoorraad gegroeid. De uitbreidingsplannen voor de komende jaren zijn gericht op het faciliteren van de lichte groeiprognose. Het inwonertal kan licht groeien als er genoeg en gevarieerd gebouwd wordt en daarmee de uitstroom tegen gegaan kan worden. Voor woningbouw is het beleid (vanuit de provincie) inbreiding boven uitbreiding. Landelijk gezien richt de vraag naar woningen zich op meer vierkante meters per persoon en woningen van het luxere segment in het groene buitengebied. Het huidige beleid is gericht op realisatie van woningen voor specifieke doelgroepen zoals starters en senioren met aandacht voor nieuwe concepten zoals woonzorg/generatiewonen. Natuur, milieu en landschap De gemeente kent hele verschillende landschappen. In het zuiden van de gemeente zijn het Veluwebos en een heidevlakte aanwezig. In het noorden ligt een uitgestrekt poldergebied. Hier is sprake van een goede ruimtelijke kwaliteit. De natuur en het agrarisch landschap kennen een grote rijkdom en diversiteit. Daartussen staan historische boerderijen, onder andere aan de Zuiderzeestraatweg, die het plaatje compleet maken. Inspelen op landschappelijke pracht en unieke ligging De gemeente wil actief investeren in de ruimtelijke kwaliteit van het landschap en de dorpen. De unieke ligging en het cultuurhistorische landschap is immers het visitekaartje van Oldebroek. Het imago van Oldebroek als uitstekende woongemeente wordt verder uitgebouwd. De kwaliteiten van het gebied moeten worden benut zonder hieraan afbreuk te doen, integendeel, juist door er kwaliteiten aan toe te voegen. Ruimte voor innovatief ondernemen in brede zin Initiatief, ondernemen, creëren: Oldebroek heeft veel zelfstandigen. Dit vakmanschap, de kwaliteit en authenticiteit zijn kernwaarden waar Oldebroek trots op is. Ook in de toekomst wil Oldebroek ruimte bieden voor innovatief ondernemen. Ondernemen in de brede zin van het woord. Naast ruimte voor ondernemers, betekent dat ook ruimte voor initiatieven vanuit organisaties, instanties, dorpen en bewoners. Divers en kwalitatief woonaanbod Oldebroek is een mooi woongebied, maar heeft meer onderscheid in woonmilieus nodig om een evenwichtige bevolkingsopbouw te waarborgen. In Oldebroek en Wezep is ruimte voor grotere projecten, hetgeen het draagvlak voor de voorzieningen en de beide dorpsharten versterkt. Ook in het buitengebied wordt wonen meer mogelijk. Vrijkomende agrarische bebouwing biedt kansen (hergebruik, rood-voor- rood). Maar ook nieuwbouw is op bepaalde locaties en onder bepaalde voorwaarden in het buitengebied mogelijk. Sterk imago Oldebroek als woongemeente In Oldebroek is het mooi wonen. Oldebroek ligt uniek: een rustige en landelijke gemeente, te midden van sterke steden in de regio in combinatie met een goede bereikbaarheid. Dit imago als woongemeente wordt de komende jaren verder versterkt op basis van deze Toekomstvisie. Essentieel hierin is een goede bereikbaarheid. De Zuiderzeestraatweg blijft een belangrijke verkeersader, met aandacht voor verkeersveiligheid, levendigheid (mix van wonen en werken) en ruimtelijke kwaliteit (aanzicht bebouwing, cultuurhistorische waarden). Intensief verkeer volgt nu de Zuiderzeestraatweg door het dorpscentrum van Oldebroek.
bestemmingsplan Buitengebied, Zuiderzeestraatweg 224 VASTGESTELD
2 juni 2016 19
Kwantitatieve opgave wonen In 2014 heeft de provincie Gelderland de afspraken over de groei van de woningvoorraad herzien en vastgelegd in de 'Kwantitatieve opgave t/m 2024'. De status van de kwantitatieve opgave is vastgelegd in de provinciale Omgevingsverordening. Toe te voegen woningen in bestemmingsplannen dienen te passen in de door Gedeputeerde Staten goedgekeurde programmeringen. Voor de regio Noord-Veluwe is een woningbehoefte berekend van circa 8.850 woningen voor de periode 2013 tot en met 2024. De provincie heeft geen kwalitatieve aspecten opgenomen in de opgave. Die zijn in regionaal verband uitgewerkt in de Woonvisie Regio Noord-Veluwe. Hierin zijn aanwijzingen opgenomen voor de kwalitatieve invulling van de kwantitatieve opgave. Kwalitatief Woningbouwprogramma annex woningbouwkaveluitgifte 2015 Jaarlijks wordt het Kwalitatief Woningbouw Programma (KWP) opgesteld waarin het woningbouwprogramma van het voorgaande jaar wordt geëvalueerd en alle lopende woningbouwprojecten in de gemeente voor de komende jaren worden gepresenteerd. Daarnaast wordt er informatie gegeven over verschillende ontwikkelingen op het gebied van of gerelateerd aan woningbouw die een invloed kunnen hebben op de toekomstige projecten. Als gevolg van de algehele economische recessie zijn verschillende bouwprojecten vertraagd en is het aantal opgeleverde nieuwbouwwoningen afgenomen. De provincie wil er alles aan doen om te stimuleren dat de woningbouw in de Gelderse regio's zoveel mogelijk op peil blijft. Om te zorgen dat de stagnatie zo min mogelijk effect voor de middellange en lange termijn heeft, moet worden gestreefd naar continuïteit in de bouw. De provincie probeert hieraan bij te dragen met verschillende stimuleringsmaatregelen. In het Kwalitatief Woningbouwprogramma annex woningbouwkaveluitgifte 2015 wordt vermeld dat functieverandering van gebouwen in het buitengebied moet bijdragen aan een impuls voor de leefbaarheid en vitaliteit en het behoud van de ruimtelijke kwaliteit van het buitengebied. Door functieverandering wordt tegemoet gekomen aan de aanwezige behoefte aan wonen (en werken) in het buitengebied zonder daarvoor extra bouwlocaties toe te voegen. De voorgenomen ontwikkeling past in het provinciale streven om de woningbouw op peil te houden. Structuurvisie Functieverandering Oldebroek 2015 Deze structuurvisie schetst de mogelijkheden voor functieverandering, waarbij de belangen van nog actieve agrariërs niet uit het oog worden verloren. Functieverandering mag ook geen nadelige invloed hebben op de aanwezige agrarische bedrijven, woningen en andere functies. De structuurvisie bestaat uit 3 delen: 1. Beleidsnotitie functieverandering gemeente Oldebroek 2010 2. Beleidsnotitie Splitsing karakteristieke en monumentale boerderijen 3. Beleidsnotitie Plattelandswoning Voor de voorgenomen ontwikkeling is het deel over functieverandering (functieverandering vrijkomende agrarische bebouwing) van toepassing. Het uitgangspunt is maximaal 2 woongebouwen (exclusief bestaande (bedrijfs-)woning) per perceel toe te staan, afhankelijk van de oppervlakte bebouwing die wordt toegestaan. Op basis van onderstaand schema kan worden beoordeeld hoeveel woningen / wooneenheden per perceel mogen worden teruggebouwd.
bestemmingsplan Buitengebied, Zuiderzeestraatweg 224 VASTGESTELD
2 juni 2016 20
Bij de voorgenomen ontwikkeling is sprake van functieverandering naar wonen. Het aantal minimaal te slopen vierkante meters wordt bij de voorgenomen ontwikkeling net niet gehaald. De gemeente heeft aangegeven dat, ook al wordt er net geen 500 m2 gesloopt, medewerking mogelijk is als een extra stap wordt gedaan om kwaliteit te realiseren. Daaronder wordt in elk geval wordt verstaan het behoud van de boerderij. Inmiddels is de boerderij van een nieuw rieten dak voorzien, daaruit blijkt de bereidheid om deze te behouden. Bij de voorliggende situatie is gekeken naar maatwerk bij voldoende kwaliteit en wanneer er een kleine woning wordt teruggebouwd. Bij de voorgenomen ontwikkeling is dat het geval. In het voorliggende plan is de versterking van de ruimtelijke kwaliteit geregeld door middel van een voorwaardelijke verplichting en is de beperkte inhoud van de nieuwe woning vastgelegd. Beleidsnota Paardenbakken in de gemeente Oldebroek Door de afnemende agrarische functie in het buitengebied komen steeds meer boerderijen en weidegrond beschikbaar voor particulieren. Hierdoor is een tendens ontstaan dat steeds meer burgers hobbymatig paarden gaan houden. Dit heeft tot gevolg dat bij woningen meer zogenaamde paardenbakken worden aangelegd. Deze kunnen afbreuk doen aan de landschappelijke waarden van het buitengebied, doordat de paardenbakken vaak prominent in het zicht liggen en op deze wijze een onderdeel van het 'zichtbare' landschap vormen. Daarnaast kan het gebruik van een paardenbak overlast voor de omgeving met zich meebrengen. Om wildgroei aan paardenbakken en 'verrommeling' (aan de rand) van het buitengebied te voorkomen en om sturing te geven aan de totstandkoming van paardenbakken, is het van belang om regels op te stellen die de burgers de mogelijkheid biedt om op een legale manier een paardenbak aan te leggen gericht op het hobbymatig gebruik, waarbij rekening wordt gehouden met de inpassing in het landschap en het voorkomen van overlast voor de omgeving. Beleidsnotitie Bed en breakfast in de gemeente Oldebroek In de notitie is het gemeentelijk beleid opgenomen om bed en breakfast onder voorwaarden toe te staan. Hierin staat wat bed en breakfast is, wat de beleidsregels zijn en hoe dit planologisch wordt verankerd in nieuwe bestemmingsplannen. In de gemeentelijke Nota Recreatie & Toerisme (2002) wordt ter bevordering van de verbreding van het toeristisch product de diversiteit en de kwaliteitsverbetering in het aanbod van verblijfsaccommodaties gestimuleerd. Ook staat in de nota vermeld dat er behoefte is aan enerzijds meer toeristische overnachtingsmogelijkheden in de gemeente en anderzijds aan meer rustpunten langs de diverse routenetwerken in het buitengebied, ter bevordering van het gebruik van de aanwezige lange afstand wandelen fietsroutes en het fietsknopennetwerk Veluwe.
bestemmingsplan Buitengebied, Zuiderzeestraatweg 224 VASTGESTELD
2 juni 2016 21
Een bed en breakfast voorziening wordt gezien als een welkome aanvulling op het huidige toeristische aanbod. In een aantal bestemmingen kan via een binnenplanse afwijkingsregel een bed en breakfast voorziening onder voorwaarden worden mogelijk gemaakt. Beleidsregel Aan-huis-verbonden beroep De mogelijkheid bestaat om maximaal 40% van de vloeroppervlakte (tot een maximum van 100 m2) van de woning inclusief aan- en uitbouwen en bijgebouwen, te gebruiken voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of een aan-huis-verbonden bedrijfsactiviteit. Deze beroepsactiviteiten dienen zo klein van schaal te zijn, dat zij niet voldoen aan de bepalende criteria voor de meldings- of vergunningsplicht Wet milieubeheer. Welstand Het welstandsbeleid van de gemeente Oldebroek is omschreven in de Welstandsnota Gemeente Oldebroek (2014). In de nota staan welstandscriteria die worden gebruikt bij de beoordeling of een bouwplan redelijkerwijs voldoet aan de eisen van welstand. Het plangebied ligt binnen het gebied 'Buitengebied overgangsgebied' en aan het gebied 'Zuiderzeestraatweg'. Voor 'Buitengebied overgangsgebied' wordt het welstandsniveau 4 en voor 'Zuiderzeestraatweg wordt het welstandsniveau 1 als basis aangehouden. De welstandsbeoordeling richt zich op het handhaven of gericht veranderen en verbeteren van de kwaliteit van het gebied. Bij de voorgenomen ontwikkeling is een erftransformatierapport opgesteld door het Gelders Genootschap. Met de beoogde ontwikkeling wordt zoveel mogelijk ingespeeld op de karakteristiek van het omliggende gebied. Conclusie Het gemeentelijk beleid vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.
bestemmingsplan Buitengebied, Zuiderzeestraatweg 224 VASTGESTELD
2 juni 2016 22
Hoofdstuk 4
Onderzoek
Ingevolge artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening wordt in dit hoofdstuk een beschrijving opgenomen van het verrichte onderzoek naar relevante feiten en belangenafweging (artikel 3.2. Algemene wet bestuursrecht). Om tot een gedegen planontwikkeling te komen zijn diverse onderzoeken uitgevoerd, die inzicht geven in de ontwikkelingsmogelijkheden van het gebied. Dit hoofdstuk geeft een samenvatting van de onderzoeken die zijn uitgevoerd. Voor uitgebreide informatie wordt verwezen naar de feitelijke onderzoeken.
4.1
Cultuurhistorie De modernisering van de monumentenzorg (MOMO) heeft erin geresulteerd dat per 1 januari 2012 het Besluit ruimtelijke ordening is aangepast. Met deze aanpassing is cultureel erfgoed ingebed in de ruimtelijke ordening. Het is verplicht om in bestemmingsplannen aandacht te geven aan cultuurhistorie en de effecten van het initiatief op cultuurhistorische waarden die in het plangebied voorkomen. Daar waar nodig dient de bescherming van deze waarden ook te worden vastgelegd in de regels en verbeelding bij het bestemmingsplan. Archeologie In 1992 is het Europese Verdrag van Valletta/Verdrag van Malta gesloten. Bedoeling van het verdrag is om de archeologische waarden in de bodem zoveel mogelijk te beschermen door ze in de bodem (in situ) te behouden. Het verdrag heeft in Nederland geleid tot de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz) die in 2007 van kracht is geworden. De wet verplicht gemeenten om bij het vaststellen van bestemmingsplannen rekening te houden met belangrijke archeologische waarden die zich in de bodem kunnen bevinden. De belangrijkste uitgangspunten van de wet zijn: archeologische waarden moeten zo veel mogelijk in de bodem (in situ) worden bewaard; archeologie moet tijdig worden meegenomen in de ruimtelijke planvorming; de veroorzaker betaalt de kosten van archeologisch onderzoek en noodzakelijke volwaardige opgravingen, voor zover die kosten redelijkerwijs kunnen worden toegerekend aan de verstoorder. Voor de gemeente Oldebroek is een archeologische beleidskaart opgesteld die bij beoordeling van plannen wordt gebruikt. Een uitsnede van de kaart is weergegeven op de volgende afbeelding.
bestemmingsplan Buitengebied, Zuiderzeestraatweg 224 VASTGESTELD
2 juni 2016 23
Afbeelding: Uitsnede archeologische beleidskaart gemeente Oldebroek Voor de 'middelhoge verwachting' geldt het volgende: Bij ruimtelijke ontwikkelingen met een verstoringsoppervlak groter dan 100 m2 en die dieper gaan dan 40 centimeter beneden maaiveld is archeologisch onderzoek verplicht. Een bouw- of aanlegvergunning (huidig: omgevingsvergunning) is voor deze werkzaamheden nodig. Het plangebied heeft dus een middelhoge archeologische verwachting waarvoor een vrijstellingsgrens van 100 m2 geldt. Gelet op de geplande wijzigingen (oppervlakte bouw nieuw woning en de aanplant van hoogstamboomgaard) en op het feit dat een deel wordt gerestaureerd en terug gebracht in oude staat, wordt in dit geval geen onderzoek nodig geacht. In het voorliggende bestemmingsplan is een dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' ter bescherming van eventuele archeologische waarden. Historische (steden)bouwkundige waarden In het plangebied bevinden zich geen bouwwerken met cultuurhistorische waarden. De bestaande woonboerderij is inmiddels opgeknapt en draagt bij aan het karakteristieke bebouwingsbeeld langs de Zuiderzeestraatweg. De agrarische opstallen op de planlocatie hebben geen cultuurhistorische waarden en verkeren in slechte bouwkundige staat. Ten oosten van het plangebied, op een afstand van circa 475 meter, is molen De Hoop gesitueerd. Het plangebied ligt buiten de molenbiotoop van deze molen. Daarom zijn er voor de locatie geen bouwhoogtebeperkingen vanwege de molen. Historische geografie In paragraaf 2.2 is reeds nader ingegaan op de ontstaansgeschiedenis van de locatie en wijdere omgeving. Bij het voorliggende plan is een erftransformatierapport opgesteld. Zie verder paragraaf 5.3. Hierbij is ingespeeld op de historische karakteristieken van het landschap. bestemmingsplan Buitengebied, Zuiderzeestraatweg 224 VASTGESTELD
2 juni 2016 24
Conclusie Vanuit het aspect cultuurhistorie zijn er geen belemmeringen.
4.2
Bodem Ten aanzien van de bodemkwaliteit geldt de Wet bodembescherming (Wbb) en het (bijbehorende) Besluit bodemkwaliteit. Gestreefd wordt naar een duurzaam gebruik van de bodem. Bij een ruimtelijk plan moet de bodemkwaliteit van het betreffende gebied inzichtelijk worden gemaakt. Hierbij is van belang te weten of er bodemverontreiniging is die de functiedoelen kan frustreren, of er gezondheidsrisico's of ecologische risico's daardoor zijn en wat de mogelijkheden zijn om er tijdig iets aan te doen. Hiervoor is wettelijk verplichte informatie over de bodemkwaliteit nodig. Het uitgangspunt wat betreft de bodem in het plangebied is, dat de kwaliteit ervan zodanig dient te zijn dat er geen risico's zijn voor de volksgezondheid bij het gebruik van het plangebied voor de voorgenomen functie(s). Onderzoek In het kader van de voorgenomen ontwikkeling is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd (EcoReest, Projectnummer 150815, van 5 augustus 2015). Het onderzoek is toegevoegd in Bijlage 1. Uit de onderzoeksresultaten blijkt dat in de bovengrond en in het grondwater overschrijdingen van de achtergrond- en streefwaarden uit de Wet bodembescherming zijn aangetoond. De onderzoekshypothese zijnde een onverdachte locatie voor chemische bodemverontreinigingen wordt derhalve verworpen. Gezien de aard en de concentraties van de aangetoonde chemische parameters in relatie tot de woonbestemming van het terrein, is geconcludeerd dat verhoogde risico's voor de volksgezondheid en/of het milieu ten aanzien van de chemische parameters niet te verwachten zijn. Gelet op de aanwezigheid van meerdere opstallen met asbestdaken zonder goot wordt geadviseerd een asbestonderzoek uit te voeren in de bodem conform NEN 5707:2003. Het asbestonderzoek conform NEN 5707:2003 moet uitsluitsel geven in welke mate de afstromende delen van de asbestverdachte daken effect hebben gehad op de milieu hygiënische kwaliteit van de onderliggende bodem. Conclusie Vanuit de bodemkwaliteit zelf zijn er geen belemmeringen voor de voorgenomen ontwikkeling. Wel is een asbestonderzoek nodig.
4.3
Ecologie Bij elk ruimtelijk plan dient, met het oog op de natuurbescherming, rekening te worden gehouden met de Natuurbeschermingswet en de Flora- en faunawet. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in gebiedsbescherming en soortenbescherming. Een ruimtelijk plan mag namelijk geen significante gevolgen hebben voor een te beschermen gebied en/of soort. Gebiedsbescherming Voor de gebiedsbescherming zijn in het kader van de Europese richtlijnen in Nederland speciale beschermingszones aangewezen met een hoge wettelijke bescherming. Hiervoor zijn Natura 2000-gebieden en gebieden onderdeel uitmakend van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) opgenomen.
bestemmingsplan Buitengebied, Zuiderzeestraatweg 224 VASTGESTELD
2 juni 2016 25
Soortbescherming Op basis van de Flora- en faunawet zijn gebieden aangewezen voor de bescherming van dier- en plantensoorten. De werkingssfeer van de Flora- en faunawet is niet beperkt tot of gerelateerd aan speciaal aangewezen gebieden, maar geeft soorten overal in Nederland bescherming. Op grond van de Flora- en faunawet gelden algemene verboden tot het verwijderen van groeiplaatsen van beschermde plantensoorten en het beschadigen of verstoren van voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen van beschermde diersoorten. Zorgplicht De zorgplicht Flora- en faunawet is mede van toepassing op de beschermde soorten waarvoor geen ontheffing hoeft te worden verkregen. Dit houdt in, dat iedereen voldoende zorg in acht moet nemen voor alle in het wild levende dieren en planten (inclusief hun leefomgeving). Concreet betekent dit dat bij een ruimtelijke ingreep rekening moet worden gehouden met alle aanwezige dieren en planten door middel van planning en uitvoering. Voor alle grondgebonden zoogdieren en amfibieën in het plangebied geldt de zorgplicht. Dit houdt in dat deze dieren gedurende de werkzaamheden zoveel mogelijk moeten worden ontzien. Onderzoek Aan de hand van een ecologisch onderzoek is de mogelijkheid voor de realisatie van de woning vanuit de Flora- en faunawet onderzocht. Het ecologisch onderzoek (Ecogroen, Quickscan samenvatting natuurtoets Zuiderzeestraatweg 224, Oldebroek, van 8 juli 2015) is opgenomen in Bijlage 2. Hierna zijn de resultaten van het onderzoek weergegeven. Het plangebied bestaat uit (oude) bijgebouwen, gazon en opgaande groenelementen. Het onderzoek is voor een belangrijk deel gebaseerd op een veldbezoek op 3 juli 2015. Tijdens het veldonderzoek zijn het plangebied en directe omgeving grondig geïnspecteerd. Er is specifiek gekeken naar vleermuizen en broedvogels met jaarrond beschermde nesten. Hierbij zijn met name de te slopen bijgebouwen geïnspecteerd op aanwezigheid van vaste verblijfplaatsen. De consequenties van de beoogde ruimtelijke ingreep op de aanwezige natuurwaarden zijn getoetst aan de Flora- en faunawet. Verder is gekeken naar de relatie van het plangebied met de vigerende gebiedsgerichte natuurbescherming. Gebiedsgerichte natuurbescherming Er vinden geen werkzaamheden plaats in of met negatieve effecten op Natura 2000-gebieden, beschermde Natuurmonumenten, Ecologische Hoofdstructuur of natuur buiten de EHS. Het nemen van vervolgstappen is dan ook niet nodig vanuit het oogpunt van gebiedsbescherming. Aangetroffen en te verwachten soorten In het plangebied zijn geen beschermde en bedreigde plantensoorten aangetroffen en deze worden op basis van het veldonderzoek en terreinkenmerken ook niet verwacht. In het plangebied zijn geen vaste verblijfplaatsen van vleermuizen aangetroffen en te verwachten, de bijgebouwen zijn niet geschikt als verblijfplaats. De voorgenomen plannen hebben geen schade aan essentiële vliegroutes en belangrijk foerageergebied tot gevolg.
bestemmingsplan Buitengebied, Zuiderzeestraatweg 224 VASTGESTELD
2 juni 2016 26
Zwaar beschermde grondgebonden zoogdieren zoals Steenmarter zijn niet binnen het plangebied aangetoond of te verwachten. Wel zijn vaste verblijfplaatsen van enkele algemeen voorkomende, laag beschermde grondgebonden zoogdiersoorten zoals Rosse woelmuis, Huisspitsmuis, Bosmuis, Mol en Egel te verwachten in het plangebied. Broedvogels met jaarrond beschermde nestlocaties zoals Huismus en Gierzwaluw worden niet verwacht binnen de invloedsfeer van de plannen. In het plangebied zijn algemene broedvogels van erf en bos en struweel te verwachten zoals Huiszwaluw, Boerenzwaluw, Spreeuw, Merel, Vink, Roodborst, Winterkoning, Heggenmus en Houtduif. Permanent oppervlaktewater ontbreekt in het plangebied, waardoor vissen en voortplanting van amfibieën kunnen worden uitgesloten. Zwaar beschermde amfibieën zijn niet aangetroffen of te verwachten in het plangebied. Wel is overwintering van laag beschermde, algemene amfibieën zoals Gewone pad, Bruine kikker en Kleine watersalamander te verwachten, onder andere in de strooisellaag onder begroeiing. Verblijfplaatsen van beschermde reptielen, libellen, dagvlinders en andere ongewervelden zijn niet aangetroffen en worden op basis van biotoopkenmerken en bekende verspreidingsgegevens ook niet in het plangebied verwacht.
Effectbeoordeling en mitigerende maatregelen Een vervolgtraject in het kader van de Natuurbeschermingswet en EHS-beleid is niet noodzakelijk. Werkzaamheden die broedbiotopen van aanwezige vogels verstoren of beschadigen dienen te allen tijde te worden voorkomen. Dit is voor de meeste soorten mogelijk door gefaseerd te werken en de uitvoering in elk geval te starten in de periode voor begin maart en na eind juli of de invloedsfeer van de plannen kort voorafgaand aan het werk te controleren op broedende vogels en in gebruikzijnde nesten. Voor het broedseizoen wordt geen standaardperiode gehanteerd (Boerenzwaluw kan namelijk tot in september broedend aanwezig en Houtduif tot half november), maar is het van belang of een broedgeval wordt verstoord, ongeacht de datum. Bij de beoogde plannen kunnen exemplaren en verblijfplaatsen van enkele algemene en laag beschermde kleine zoogdieren en amfibieën verloren gaan. Voor deze soorten geldt echter in deze situatie automatisch vrijstelling van de verbodsartikelen uit de Flora- en faunawet en zijn zodoende geen verplichte vervolgacties nodig. Uitvoering in de maanden september/oktober levert over het algemeen de minste schade op aan deze soorten, dat is namelijk buiten de kwetsbare voortplantings- en overwinteringsperiode. Conclusie Vanuit het aspect ecologie zijn er geen belemmeringen.
4.4
Externe veiligheid Van de ramptypes die verband houden met externe veiligheid zijn met name ongevallen met brandbare/explosieve of giftige stoffen van belang. Deze ongevallen kunnen nader worden onderscheiden in ongevallen met betrekking: inrichtingen; vervoer gevaarlijke stoffen door buisleidingen; vervoer gevaarlijke stoffen over weg, water en spoor.
bestemmingsplan Buitengebied, Zuiderzeestraatweg 224 VASTGESTELD
2 juni 2016 27
Inrichtingen De risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld door activiteiten met gevaarlijke stoffen in inrichtingen dienen tot een aanvaardbaar minimum te worden beperkt. Daartoe zijn in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) regels gesteld. Bij het toekennen van bepaalde bestemmingen dient onderzocht te worden: of voldoende afstand in acht worden genomen tussen (beperkt) kwetsbare objecten enerzijds en risicovolle inrichtingen anderzijds in verband met het plaatsgebonden risico; of (beperkt) kwetsbare objecten liggen binnen in het invloedsgebied van risicovolle inrichtingen en zo ja, wat de bijdrage is aan het groepsrisico. Het plangebied is niet binnen de invloedssfeer gelegen van een risicovolle Bevi-inrichting. Buisleidingen In of nabij het plangebied zijn geen buisleidingen gelegen waardoor gevaarlijke stoffen worden getransporteerd. Vervoer gevaarlijke stoffen over weg, water of spoor In de directe nabijheid van het plangebied vindt volgens de provinciale risicokaart geen transport van gevaarlijke stoffen over weg, water of spoor plaats. Wel is de N308 door de provincie vrijgegeven voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Dat betekent dat als de gemeente een routering wil instellen zij deze weg op kan nemen in haar routering. De N308 is op dit moment niet opgenomen in de gemeentelijke routering. Wel vinden incidenteel vervoersbewegingen met gevaarlijke stoffen plaats en dus ook rond het plangebied. Het gaat daarbij in hoofdzaak om de bevoorrading van bedrijven in de omgeving van het plangebied (bijvoorbeeld levering van benzine, gasflessen en bestrijdingsmiddelen). De aard en omvang van deze transporten is uiterst beperkt, zodat met inachtneming van de vuistregels uit de Circulaire Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen duidelijk sprake is van verwaarloosbare risico's. In het plangebied zijn naast de N308 geen (water)wegen of spoorwegen waarover gevaarlijke stoffen worden getransporteerd. Conclusie Het aspect externe veiligheid hoeft niet nader onderzocht te worden en vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling die middels dit bestemmingsplan juridisch-planologisch mogelijk wordt gemaakt.
4.5
Geluid De Wet geluidhinder (Wgh) heeft tot doel de mensen te beschermen tegen geluidsoverlast. Op basis van deze wet dient bij het opstellen van een plan aandacht te worden besteed aan het aspect geluid. In de Wet geluidhinder (Wgh) is een zonering van industrieterreinen, wegen en spoorwegen geregeld. Enerzijds betekent dit dat (geluids)eisen worden gesteld aan de milieubelastende functies, anderzijds betekent dit dat beperkingen worden opgelegd aan milieugevoelige functies. Aangezien het plangebied niet gelegen is binnen de zone van een spoorweg en/of in de nabijheid van een gezoneerd industrieterrein, is alleen aandacht besteed aan het aspect wegverkeerslawaai.
bestemmingsplan Buitengebied, Zuiderzeestraatweg 224 VASTGESTELD
2 juni 2016 28
Wegverkeerslawaai In de Wet geluidhinder is (in geval van zonering) de verplichting opgenomen tot het verrichten van een akoestisch onderzoek naar de geluidsbelasting op de gevels van de te realiseren woonbebouwing (en daarmee gelijk te stellen objecten) binnen de in artikel 74 genoemde onderzoekszone van een weg. Voor een weg bestaande uit één of twee rijstroken in een stedelijk gebied bedraagt de breedte van de geluidszone aan weerszijden van de weg 200 meter. In beginsel heeft iedere weg een geluidszone, maar dat geldt niet voor de volgende wegen: wegen gelegen in een als woonerf aangeduid gebied; wegen met een maximumsnelheid van 30 km/uur. De locatie van de toekomstige woning is afhankelijk van de geluidscontouren van de wegen met een wettelijke geluidszone in de directe omgeving. Aan de hand van een akoestisch onderzoek is de mogelijkheid voor de realisatie van de woning vanuit de Wet geluidhinder onderzocht. Het akoestisch onderzoek (Ingenieursbureau Spreen, Rapport 20150958-01, van 10 juli 2015) is opgenomen in Bijlage 3. Aangezien de geluidgevoelige bestemming wordt gerealiseerd binnen de geluidszones van de Zuiderzeestraatweg (N308), de Mheneweg Noord en Mheneweg Zuid dient de geluidsbelasting op de woning te worden vastgesteld en te worden getoetst aan de Wet geluidhinder. Het doel van het onderzoek is de geluidsbelasting ten gevolge van het wegverkeerslawaai op de te realiseren woning inzichtelijk te maken en te toetsen aan de grenswaarden van de Wet geluidhinder. De geluidsbelasting ten gevolge van de Mheneweg Noord bedraagt op de maatgevende gevel Lden = 35 dB (inclusief aftrek art. 110g Wgh), hetgeen voldoet aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. De geluidsbelasting ten gevolge van de Mheneweg Zuid bedraagt op de maatgevende gevel Lden = 46 dB (inclusief aftrek art. 110g Wgh), hetgeen voldoet aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. De geluidsbelasting ten gevolge van de Zuiderzeestraatweg (N308) bedraagt op de maatgevende gevel Lden = 54 dB (inclusief aftrek art. 110g Wgh). De geluidsbelasting bedraagt meer dan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB, maar ligt niet hoger dan de grenswaarde van 63 dB. Daar de voorkeursgrenswaarde wordt overschreden zijn in dit onderzoek bron- en overdrachtsmaatregelen overwogen. Indien het bevoegd gezag bron- en overdrachtsmaatregelen als niet doelmatig aanmerkt, kan het college van B&W van de gemeente Oldebroek voor de te realiseren woning Zuiderzeestraatweg 224 een hogere grenswaarde verlenen. De vast te stellen hogere waarde bedraagt ten hoogste Lden = 54 dB (inclusief aftrek art. 110g Wgh) ten gevolge van de Zuiderzeestraatweg (N308). Hierbij dient te worden getoetst of de vast te stellen hogere waarde past binnen het gemeentelijk geluidsbeleid. Indien er een hogere geluidsbelasting vanwege wegverkeerslawaai als toelaatbaar wordt aangemerkt, zal tevens aangetoond moeten worden dat de geluidswering van de gevels voldoet aan de eisen van het Bouwbesluit. Hierbij dient rekening te worden gehouden met de, in dit onderzoek berekende, gecumuleerde geluidsbelasting exclusief aftrek art. 110g van de Wet geluidhinder.
bestemmingsplan Buitengebied, Zuiderzeestraatweg 224 VASTGESTELD
2 juni 2016 29
Conclusie In het kader van de voorgenomen ontwikkeling dient een hogere grenswaardeprocedure te worden doorlopen. Daarmee kan worden voldaan aan het aspect geluid.
4.6
Luchtkwaliteit Met betrekking tot luchtkwaliteit moet rekening worden gehouden met het gestelde in de Wet milieubeheer (Wm), hoofdstuk 5, titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen en de bijbehorende bijlagen. Op basis van artikel 5.16 Wm kan, samengevat, een plan worden vastgesteld, indien: aannemelijk is gemaakt dat de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt, niet leiden tot het overschrijden van een in bijlage 2 opgenomen grenswaarde, die behoort bij de Wet milieubeheer, hoofdstuk 5, titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen; of aannemelijk is gemaakt dat de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt, leiden tot een verbetering per saldo van de concentratie in de buitenlucht van de desbetreffende stof dan wel, bij een beperkte toename van de concentratie van de desbetreffende stof, de luchtkwaliteit per saldo verbetert door een samenhangende maatregel of een optredend effect; of aannemelijk is gemaakt dat de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie of in de buitenlucht van een stof waarvoor in bijlage 2 een grenswaarde is opgenomen; of het project is genoemd of beschreven dan wel past binnen een programma van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit. Ruimtelijke-economische besluiten die 'niet in betekenende mate' bijdragen aan de concentraties in de buitenlucht van stoffen waarvoor bijlage 2 van de Wet milieubeheer een grenswaarde bevat, worden niet langer, zoals voorheen, individueel getoetst aan die grenswaarden. Als gevolg daarvan kunnen tal van kleinere projecten doorgang vinden, ook in situaties waar nog niet aan de grenswaarden wordt voldaan. De effecten van deze projecten op de luchtkwaliteit worden verdisconteerd in de trendmatige ontwikkeling van de luchtkwaliteit, zoals beschreven in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Bij besluitvorming is het dus van belang om te bepalen of een initiatief 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtkwaliteit. In de algemene maatregel van bestuur 'Niet in betekenende mate' (Besluit NIBM) en de ministeriële regeling NIBM zijn uitvoeringsregels vastgesteld die betrekking hebben op het begrip NIBM. Het begrip "niet in betekenende mate" is gedefinieerd als 3% van de grenswaarde voor NO2 en PM10 In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze gevallen kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Vooralsnog geldt dat: voor woningbouwlocaties met minder dan 1.500 woningen (in geval van één ontsluitingsweg) of 3.000 woningen (in geval van twee ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling) geen beoordeling op luchtkwaliteit meer hoeft plaats te vinden; voor infrastructuur dat bij minder dan 3% concentratiebijdrage (verkeerseffecten gecorrigeerd voor minder congestie) ook geen beoordeling op luchtkwaliteit meer hoeft plaats te vinden; voor kantoorlocaties is dat bij minder dan 100.000 m2 brutovloeroppervlak bij één ontsluitende weg, of 200.000 m2 brutovloeroppervlak bij twee ontsluitende wegen.
bestemmingsplan Buitengebied, Zuiderzeestraatweg 224 VASTGESTELD
2 juni 2016 30
De voorgenomen ontwikkeling betreft een ontwikkeling die van geringere omvang is dan wat hiervoor is aangegeven (het betreft namelijk slechts 1 woning) en daarom kan geconcludeerd worden dat de luchtkwaliteit niet 'in betekenende mate' zal verslechteren. Daarom hoeft niet nader op het aspect luchtkwaliteit te worden ingegaan. Conclusie Het aspect luchtkwaliteit leidt niet tot belemmeringen van de voorgenomen ontwikkeling.
4.7
Milieuzonering Het aspect bedrijven en milieuzonering gaat in op de invloed die bedrijven en inrichtingen kunnen hebben op hun omgeving. Deze invloed is afhankelijk van de afstand tussen een gevoelige bestemming en de bedrijvigheid. Milieugevoelige bestemmingen zijn gebouwen en terreinen die naar hun aard bestemd zijn voor het verblijf van personen gedurende de dag of nacht of een gedeelte daarvan (bijvoorbeeld woningen). Daarnaast kunnen ook landelijke gebieden en/of andere landschappen belangrijk zijn bij een zonering tot andere, minder gevoelige, functies zoals bedrijven. Bij een ruimtelijke ontwikkeling kan sprake zijn van al aanwezige bedrijvigheid en van nieuwe bedrijvigheid. Milieuzonering zorgt er voor dat nieuwe bedrijven een juiste plek in de nabijheid van de gevoelige functie krijgen en dat de (nieuwe) gevoelige functie op een verantwoorde afstand van bedrijven komen te staan. Het doel hiervan is het waarborgen van de veiligheid en het garanderen van de continuïteit van de bedrijven als ook een goed klimaat voor de gevoelige functie. Milieuzonering beperkt zich tot milieuaspecten met een ruimtelijke dimensie zoals: geluid, geur, gevaar en stof. De mate waarin de milieuaspecten gelden en waaraan de milieucontour wordt vastgesteld, is voor elk type bedrijvigheid verschillend. In de publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) is een lijst opgenomen met daarin de minimale richtafstanden tussen een gevoelige bestemming en bedrijven. Indien van deze richtafstanden afgeweken wordt, dient een nadere motivatie gegeven te worden waarom dat wordt gedaan. In de VNG-publicatie zijn richtafstanden opgenomen. Op de aangegeven richtafstanden kan een correctie worden toegepast, afhankelijk van de vraag of het gaat om rustige dan wel minder rustige woongebieden, een zogenaamd 'gemengd gebied'. Het belang van milieuzonering wordt steeds groter aangezien functiemenging steeds vaker voorkomt. Hierbij is het motto: 'scheiden waar het moet, mengen waar het kan'. Het scheiden van milieubelastende en milieugevoelige bestemmingen dient twee doelen: het reeds in het ruimtelijk spoor voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij gevoelige bestemmingen; het bieden van voldoende zekerheid aan de milieubelastende activiteiten (bijvoorbeeld bedrijven) zodat zij de activiteiten duurzaam, en binnen aanvaardbare voorwaarden, kunnen uitoefenen. Voorliggende situatie Het plangebied betreft een 'gemengd gebied', vanwege de aanwezigheid van woningen, kerken, bedrijvigheid en infrastructuur. Voor het voorliggende bestemmingsplan kan daarom een ander afstandscriterium worden toegepast.
bestemmingsplan Buitengebied, Zuiderzeestraatweg 224 VASTGESTELD
2 juni 2016 31
In het kader van de voorgenomen situatie zijn de milieuzoneringen in verband met de Luctorkerk, de winkel met detailhandel in meubelen en decoratie, de kerk Vrije Evangelische Gemeente, de slagerij en het bedrijventerrein relevant. Aan de westzijde van het plangebied is de Luctorkerk gesitueerd (Mheneweg Noord 1). De bijbehorende richtafstand is 30 meter en door de ligging in gemengd gebied kan dit worden teruggebracht naar 10 meter. De afstand van de Luctorkerk tot de te bouwen woning bedraagt circa 40 meter. Er wordt aan de richtafstand voldaan. Aan de westzijde van het plangebied is ook de winkel met detailhandel in meubelen en decoratie gesitueerd (Zuiderzeestraatweg 220). De bijbehorende richtafstand is 10 meter en door de ligging in gemengd gebied kan dit worden teruggebracht naar 0 meter. De afstand van de winkel tot de te bouwen woning bedraagt circa 20 meter. Er wordt dus ruimschoots aan de richtafstand voldaan. Aan de oostzijde van het plangebied is de kerk Vrije Evangelische Gemeente gesitueerd (Zuiderzeestraatweg 226). De bijbehorende richtafstand is 30 meter en door de ligging in gemengd gebied kan dit worden teruggebracht naar 10 meter. De afstand van de kerk Vrije Evangelische Gemeente tot de te bouwen woning bedraagt circa 30 meter. Er wordt aan de richtafstand voldaan. Aan de oostzijde van het plangebied is ook een slagerij gesitueerd (Zuiderzeestraatweg 228). De bijbehorende richtafstand is 10 meter en door de ligging in gemengd gebied kan dit worden teruggebracht naar 0 meter. De afstand van de winkel tot de te bouwen woning bedraagt circa 20 meter. Er wordt dus ruimschoots aan de richtafstand voldaan. Aan de Mheneweg-Zuid / Oude Dijk is een bedrijventerrein gesitueerd. Voor de bedrijven nabij het plangebied geldt op basis van het bestemmingsplan 'Oldebroek Oude Dijk 2008' de bestemming 'Bedrijventerrein - 2'. Hier zijn bedrijven met categorie 3.1 toegestaan. De bijbehorende richtafstand is 50 meter en door de ligging in gemengd gebied kan dit worden teruggebracht naar 30 meter. De nieuwe woning ligt op een afstand van circa dan 55 meter. Er wordt aan de richtafstand voldaan. Ook is gekeken naar bedrijven in het kader van de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv). Onderzocht is of vanwege agrarische bedrijven in het plangebied een goed woon- en verblijfklimaat gegarandeerd is en of het bouwblok van eventueel omliggende veehouderijbedrijven optimaal blijft benut. In de nabije omgeving van het plangebied zijn geen agrarische bedrijven aanwezig. Hiermee is in het kader van geur van agrarische bedrijven een goed woon- en verblijfklimaat gegarandeerd. Met de voorgenomen ontwikkeling worden er geen agrarische bedrijven belemmerd in de bedrijfsvoering. Conclusie Op basis van het bovenstaande blijkt dat nabijgelegen bedrijven met de daarbij behorende milieuzones geen belemmering zijn voor de voorgenomen ontwikkeling.
4.8
Water Bij de totstandkoming van ruimtelijke plannen moet de watertoets worden toegepast. Dit houdt in dat alle ruimtelijke plannen een waterparagraaf moeten bevatten. De watertoets is het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Het doel van de watertoets is om waterbelangen evenwichtig mee te nemen
bestemmingsplan Buitengebied, Zuiderzeestraatweg 224 VASTGESTELD
2 juni 2016 32
in het planvormingsproces. Hiermee wordt een veilig, gezond en duurzaam watersysteem nagestreefd. Het kader van de watertoets is vanaf 1 november 2003 wettelijk verankerd in het Besluit op de ruimtelijke ordening (Bro). Ten behoeve van het voorliggend bestemmingsplan is de zogenoemde digitale watertoets uitgevoerd. Door middel van de watertoets is nagegaan welke waterschapsbelangen aan de orde zijn bij de voorgenomen planontwikkeling. De samenvatting en resultaten zijn weergegeven in Bijlage 4 en in de volgende tekst. Waterparagraaf De watertoets is verplicht voor alle ruimtelijke plannen en besluiten. De watertoets houdt in dat in het proces van het ruimtelijke plan/besluit de waterbeheerder in de gelegenheid wordt gesteld waterhuishoudkundige aspecten in te brengen die de initiatiefnemer moet meewegen bij de vaststelling. Watertoets In het plangebied liggen geen belangrijke oppervlaktewateren (zogenaamde primaire of A-watergangen), waterkeringen of gebieden die zijn aangewezen voor regionale waterberging. Dit betekent dat dit plan geen essentiële waterbelangen raakt. Op basis daarvan wordt door het waterschap voor het onderhavige plan (korte procedure) een positief wateradvies gegeven. Voor de verdere uitwerking en concretisering van de beoogde ontwikkeling, geeft het waterschap aan dat rekening gehouden moet worden met een aantal algemene en gebiedsspecifieke aandachtspunten voor water. Vasthouden - bergen - afvoeren: Een belangrijk principe is dat een deel van het hemelwater binnen het plangebied wordt vastgehouden en/of geborgen en dus niet direct afgevoerd wordt naar de riolering of het oppervlaktewater. Hiermee wordt bereikt dat de waterzuiveringsinstallatie beter functioneert, verdroging wordt tegengegaan en piekafvoeren in het oppervlaktewater (met eventueel wateroverlast in benedenstrooms gelegen gebieden) wordt voorkomen. Bij lozing op oppervlaktewater zal hiervan een melding gedaan moeten worden bij het waterschap. Grondwaterneutraal bouwen: Om grondwateroverlast te voorkomen adviseert het waterschap om boven de gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG) te ontwerpen. Dit betekent dat aspecten zoals ontwateringsdiepte en infiltratie van hemelwater, beschouwd worden ten opzichte van de GHG. Het structureel onttrekken / draineren van grondwater is geen duurzame oplossing en moet worden voorkomen. Het waterschap adviseert de initiatiefnemer dan ook om voorafgaand aan de ontwikkeling een goed beeld te krijgen van de heersende grondwaterstanden en GHG. Eventuele grondwateroverlast is in eerste instantie een zaak voor de betreffende perceeleigenaar. Schoon houden - scheiden - schoon maken: Om verontreiniging van bodem, gronden/of oppervlaktewater te voorkomen is het van belang dat het afstromende hemelwater niet verontreinigd raakt. Dit kan door nadere eisen of randvoorwaarden te stellen aan bijvoorbeeld de toegepaste (bouw)materialen. De initiatiefnemer wordt verzocht de beslisboom voor het afkoppelen van verhard oppervlak van ons waterschap toe te passen. Deze beslisboom is te vinden op de website www.vallei-veluwe.nl van het waterschap. Eventueel benodigde vergunningen worden niet binnen de watertoetsprocedure of met deze digitale watertoets geregeld en zullen via daarvoor bedoelde procedures verkregen moeten worden. Een watervergunning van het waterschap is bijvoorbeeld nodig voor het dempen en/of vergraven van watergangen, het lozen van water op oppervlaktewater en het onttrekken van grondwater. bestemmingsplan Buitengebied, Zuiderzeestraatweg 224 VASTGESTELD
2 juni 2016 33
Bij deze locatie ligt er een vrijvervalriool in de weg. Voor de afvoer van vuilwater worden daarom geen bezwaren voorzien en kan aangesloten worden op het riool. Aansluitkosten voor huisaansluiting zijn voor rekening van aanvrager. Regenwater moet worden verwerkt op het eigen terrein / perceel. Het waterschap heeft bij mail (mail van 7 augustus 2015, zie Bijlage 5) aangegeven dat zij geen opmerkingen op de watertoets hebben.
4.9
M.e.r.-beoordeling Het opstellen van een milieueffectrapportage (MER) en het doorlopen van de bijbehorende m.e.r.-procedure is verplicht bij de voorbereiding van plannen en besluiten van de overheid die kunnen leiden tot belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu. Dit is geregeld in hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer. Er zijn drie onafhankelijke sporen die kunnen leiden tot een m.e.r.-plicht: a. Uit toetsing aan de hand van het Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.) blijkt dat het plan of besluit voorziet in, of een kader vormt voor, activiteiten die (mogelijk) belangrijke nadelige gevolgen hebben voor het milieu. In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten planMER-plichtig, besluitm.e.r.-plichtig of m.e.r.-beoordelings- plichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Voor (bestemmings)plannen dient te worden getoetst aan de activiteiten en drempelwaarden van onderdeel D van de bijlage bij het besluit m.e.r.. In het geval de activiteit genoemd wordt in onderdeel D, maar die onder de drempelwaarden vallen, dan is een 'vormvrije m.e.r.-beoordeling' nodig. Bij de 'vormvrije m.e.r.-beoordeling' dient te worden getoetst of belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen worden uitgesloten. De toetsing dient te worden gedaan aan de hand van de criteria uit Bijlage III bij de Europese richtlijn m.e.r. (kenmerk project, plaats project en kenmerk potentieel effect). Indien belangrijke nadelige milieugevolgen zijn uitgesloten, dan is niet alsnog een (plan)m.e.r. (-beoordeling) op grond van het Besluit m.e.r. noodzakelijk. b. In het geval van een (bestemmings)plan: indien een 'passende beoordeling' op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 voor dit plan verplicht is vanwege de in het plan opgenomen activiteiten. Een passende beoordeling is verplicht indien significante negatieve effecten op Natura 2000-gebieden niet zijn uit te sluiten; c. Wanneer Provinciale Staten in haar provinciale milieuverordening activiteiten hebben aangewezen, aanvullend op de activiteiten in het Besluit m.e.r., die kunnen leiden tot m.e.r.-plicht. Toets MER-plicht Het bestemmingsplan biedt een juridische-planologische regeling voor het slopen van agrarische bebouwing en de realisatie van een woonfunctie. De activiteit die mogelijk wordt gemaakt (wonen) valt onder categorie 'D 11.2 uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen'. De drempelwaarden van de betreffende categorie worden niet overschreden of zijn niet van toepassing (oppervlakte van 200 hectare of meer, 2.000 of meer woningen en bedrijfsvloeroppervlakte van 200.000 m2 of meer). Dit betekent dat een vormvrije m.e.r.-beoordeling dient te worden uitgevoerd. Uit de vormvrije m.e.r.-beoordeling blijkt of niet alsnog een m.e.r.-procedure op grond van het Besluit m.e.r. moet worden doorlopen. In de volgende paragraaf is de 'vormvrije m.e.r.-beoordeling' behandeld. De afstand tot het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied (Veluwe) bedraagt circa 2 kilometer. Gelet op de soort activiteit (wonen) en de afstand tot aan het Natura 2000-gebied, is geoordeeld dat is uit te sluiten dat er significante negatieve effecten
bestemmingsplan Buitengebied, Zuiderzeestraatweg 224 VASTGESTELD
2 juni 2016 34
optreden op het Natura 2000-gebied. Dit betekent dat er geen 'passende beoordeling' op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 voor dit plan verplicht is en er derhalve, via dit spoor, ook geen sprake is van een planMER-plicht. De Provinciale Staten van Gelderland hebben momenteel geen activiteiten aangewezen die kunnen leiden tot een m.e.r.-plicht. Derhalve is er via dit spoor ook geen sprake van een planMER-plicht voor dit bestemmingsplan. Vormvrije m.e.r.-beoordeling Zoals in de vorige paragraaf is aangegeven, is een vormvrije m.e.r.-beoordeling altijd nodig als een besluit of plan wordt voorbereid over activiteiten die voorkomen op de D-lijst en die onder de drempelwaarden liggen. Dit is het geval bij het voorliggend bestemmingsplan. Bij de vormvrije m.e.r.-beoordeling dient te worden getoetst of belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen worden uitgesloten. De toetsing dient te worden gedaan aan de hand van de criteria uit Bijlage III bij de Europese richtlijn m.e.r. (kenmerk project, plaats project en kenmerk potentieel effect). Gelet op de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële effecten is geoordeeld dat er geen belangrijke negatieve milieugevolgen zullen optreden. Dit blijkt ook uit de onderzoeken van de verschillende milieuaspecten, zoals deze in de voorgaande paragrafen zijn opgenomen. Voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling is het relevant om te melden dat het plangebied niet in een Belvedere-gebied, een waterwingebied en een grondwaterbeschermingsgebied ligt. Voor dit bestemmingsplan is dan ook geen m.e.r.-procedure noodzakelijk op grond van het Besluit m.e.r. Conclusie Dit bestemmingsplan maakt geen activiteiten mogelijk die grote nadelige gevolgen hebben voor het milieu. Het opstellen van een milieueffectrapportage (MER) en het doorlopen van de bijbehorende m.e.r.-procedure is dan ook niet verplicht. Er is daarom geen MER opgesteld.
4.10
Verkeer en parkeren Voor de gemeente geldt de Parkeernota Oldebroek uit 2014. In het voorliggende bestemmingsplan is aangegeven dat bij elke woning parkeerruimte moet zijn voor minimaal één auto. Het parkeren vindt plaats op eigen erf. In het plangebied is voldoende ruimte voor de benodigde parkeerruimte voor beide woningen. Het plangebied is ontsloten op de Zuiderzeestraatweg. Dit is de doorgaande weg tussen Oldebroek en Wezep. De nieuwe woning krijgt geen afzonderlijke in-/uitrit, maar hiervoor zal gebruik worden gemaakt van de bestaande in-/uitrit.
bestemmingsplan Buitengebied, Zuiderzeestraatweg 224 VASTGESTELD
2 juni 2016 35
bestemmingsplan Buitengebied, Zuiderzeestraatweg 224 VASTGESTELD
2 juni 2016 36
Hoofdstuk 5 5.1
Planuitgangspunten
Ruimtelijke structuren Het plangebied Zuiderzeestraatweg 224 bestaat momenteel uit een woonboerderij, een bakhuisje, enkele opstallen, een oude hooiberg en een betonnen grassilo. De woonboerderij is karakteristiek en verkeert in een goede bouwkundige staat, door een recente renovatie. De woonboerderij, de betonnen grassilo en een deel van het bakhuisje zullen behouden blijven. De hooiberg en verschillende schuren worden gesloopt. In het plangebied komt, ter compensatie van de sloop van gebouwen, een extra woning. Deze woning wordt op de plek van de te slopen kippenschuur gesitueerd aan de westkant van de woonboerderij. De woning krijgt een eenvoudig volume met één bouwlaag en een zadeldak. Daarnaast is er een gezamenlijk bijgebouw aanwezig waarbij 50 m² voor elke wooneenheid is toegestaan. De ontsluiting van de woning gaat via de bestaande ontsluiting van de woonboerderij. Het westelijk deel van het perceel wordt onbebouwd en krijgt daarom een agrarische bestemming, zonder mogelijkheden voor gebouwen.
5.2
Te slopen en nieuwe bebouwing De oppervlakte van de te slopen bebouwing is 454,50 m2, namelijk: B garage/schuur 39,60 m2 C schuur 111,00 m2 D kippenschuur 70,20 m2 E schuurtje 16,20 m2 F schuurtje 10,40 m2 G schuurtje 30,25 m2 H kippenschuur 111,10 m2 I schuurtje 4,50 m2 J oude hooiberg 61,25 m2
B
deel bakhuis
circa 12 m2 blijft behouden
Op de volgende afbeelding is een schetsmatige weergave van het erf in beeld gebracht.
bestemmingsplan Buitengebied, Zuiderzeestraatweg 224 VASTGESTELD
2 juni 2016 37
Afbeelding: Schematische weergave erf De nieuwe bebouwing bestaat uit een woning met één bouwlaag + kap. De inhoud van de woning bedraagt maximaal 400 m3 met een bijgebouw van maximaal 50 m2 per wooneenheid. Op de volgende afbeelding is de ligging van de bebouwing van de mogelijke inrichting in de toekomstige situatie weergegeven.
Afbeelding: Schets mogelijke inrichting bestemmingsplan Buitengebied, Zuiderzeestraatweg 224 VASTGESTELD
2 juni 2016 38
Zoals reeds vermeld, is bij de voorgenomen ontwikkeling sprake van functieverandering naar wonen. Gelet op het functieveranderingsbeleid wordt het aantal minimaal te slopen vierkante meters net niet gehaald. Daarom is een extra stap nodig om kwaliteit te realiseren. Dit betekent in elk geval het behoud van de boerderij. Inmiddels is de boerderij recentelijk gerenoveerd en onder andere van een nieuw rieten dak voorzien, daaruit blijkt de bereidheid om deze te behouden. In dit geval wordt ook voldoende ingezet op een verbetering van de landschappelijke kwaliteit. In de voorliggende situatie is maatwerk toegepast, doordat er wordt ingezet op een kleine woning. In het voorliggende plan zijn de versterking van de ruimtelijke kwaliteit en de beperkte inhoud van de nieuwe woning ook vastgelegd.
5.3
Landschappelijke inpassing Landschappelijke inpassing Bij landschappelijke inpassing zijn vooral de grote structuren op of rond het erf van belang. Deze hebben landschappelijk gezien de meeste impact, zijn bepalend voor het aanzien van het erf (op afstand) en zorgen er voor dat het erf onderdeel wordt van het landschap. Deze structuren bestaan voornamelijk uit opgaande beplantingselementen welke verschillend van aard kunnen zijn, afhankelijk van het betreffende landschapstype. Hierbij kan worden gedacht aan knip- of scheerheggen, struweelhagen, houtsingels, geriefhoutbosjes, (knot-)bomenrijen, solitaire bomen en boomgaarden. Bestaande situatie De woonboerderij is karakteristiek door de positie aan de Zuiderzeestraatweg en traditionele hoofdvorm met rieten kap. De kavel wordt aan de achterzijde begrensd door een rij bomen van elzen en beuken, welke het erf een groen decor geven en het contrast met de open polder versterken. Aan de westzijde staan nog enkele fruitbomen, welke een restant zijn van een oud boomgaardje, terwijl het aan de voorzijde geflankeerd wordt door lindebomen en coniferenhagen. Toekomstige situatie Een landschappelijke inpassing is voor de uitstraling van een woning zeer belangrijk. Bij het toepassen van nieuwe beplanting wordt rekening gehouden met de oorspronkelijke inrichtingsprincipes van het historische boerenerf. Verder wordt getracht om aansluiting te vinden op de karakteristieken van het veenontginningslandschap en het historische karakter van de boerderijen langs de Zuiderzeestraatweg. Erftransformatierapport In het kader van de voorgenomen ontwikkeling is een erftransformatierapport opgesteld door het Gelders Genootschap. Zie hiervoor Bijlage 3. Het rapport is afgestemd op het Landschapsontwikkelingsplan van de gemeente Oldebroek. Op de locatie Zuiderzeestraatweg 224 is sprake van een karakteristiek erf qua indeling en ensemble van gebouwen en daardoor is het een beeldbepalend silhouet aan de Zuiderzeestraatweg. Het is daarom belangrijk om het karakter van dit erf ook na de erftransformatie te behouden. Door een zorgvuldige erfindeling met streekeigen erfbeplanting en het gebruik van streekeigen materialen en kleuren kan ook het nieuwe erf de karakteristieke uitstraling behouden.
bestemmingsplan Buitengebied, Zuiderzeestraatweg 224 VASTGESTELD
2 juni 2016 39
De boerderij blijft het hoofdgebouw op het erf. De nieuwe woning komt op de plek van de oude kippenschuur in de nieuw aan te leggen hoogstamboomgaard op de oorspronkelijke locatie. Door gebruik te maken van natuurlijke materialen en de karakteristieke zwarte kleuren voor schuren op de Noord-Veluwe blijft de kenmerkende uitstraling op het erf van een boerderij met bijgebouwen en streekeigen beplanting behouden. De grassilo en het voormalige bakhuis zijn karakteristieke elementen en blijven daarom behouden. Ze maken deel uit van de ontwikkeling van de landbouw op het erf. Het bakhuisje of stookhok wordt zoveel mogelijk in oude staat hersteld. Het nieuwere garage gedeelte er achter wordt gesloopt.
bestemmingsplan Buitengebied, Zuiderzeestraatweg 224 VASTGESTELD
2 juni 2016 40
Hoofdstuk 6 6.1
Plansystematiek
Het plan In dit hoofdstuk wordt aangegeven op welke wijze de voorkomende functies in het bestemmingsplan worden geregeld. De planopzet is in overeenstemming met de RO-standaarden. De regels De regels geven inhoud aan de op de verbeelding gegeven bestemmingen. Ze geven aan waarvoor de gronden en opstallen al dan niet mogen worden gebruikt en wat en hoe er gebouwd mag worden. Het aantal regels is beperkt mogelijk gehouden. De bij dit plan behorende regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken, te weten: 1. Inleidende regels. 2. Bestemmingsregels. 3. Algemene regels. 4. Overgangs- en slotregels. In hoofdstuk 1 worden de in de regels gehanteerde begrippen nader verklaard, zodat interpretatieproblemen zoveel mogelijk worden voorkomen. Daarnaast wordt aangegeven op welke wijze bepaalde afmetingen moeten worden gemeten. In hoofdstuk 2 zijn specifieke regels opgenomen voor de op de verbeelding gegeven bestemmingen. De artikelen bestaan uit een bestemmingsomschrijving en bouwregels, en zo nodig uit afwijkingregels, specifieke gebruiksregels of vergunningsregels voor aanleggen. De bestemmingsomschrijving is bepalend voor het gebruik van de grond. De hoofdstukken 3 en 4 bevatten regels die van toepassing zijn op meerdere bestemmingen.
6.2
Toelichting op de plansystematiek Voor de locatie Zuiderzeestraatweg 224 is het vigerende bestemmingsplan 'Buitengebied 2007' van toepassing. Bij het voorliggende bestemmingsplan is aangesloten bij het geldende bestemmingsplan. In het voorliggende bestemmingsplan heeft de locatie de volgende bestemmingen:
'Wonen' 'Agrarisch' 'Waarde - Archeologie'
Bestemming 'Wonen' Voor de woningen is de bestemming 'Wonen' opgenomen. Bouwvlakken zijn toegekend aan de bestaande woonboerderij en de beoogde nieuwe woning. Voor de woningen geldt een goothoogte van maximaal 3,5 meter en een maximale bouwhoogte van 8 meter. De inhoud van de bestaande woning mag conform het vigerende bestemmingsplan niet meer dan 600 m3 bedragen; de inhoud van de nieuwe woning mag niet meer dan 400 m3 bedragen.
bestemmingsplan Buitengebied, Zuiderzeestraatweg 224 VASTGESTELD
2 juni 2016 41
Voor deze bestemmingen is met het oog op de landschappelijke inpassing door middel van een voorwaardelijke verplichting vastgelegd dat landschapsmaatregelen moeten worden aangelegd en instandgehouden conform de uitgangspunten en randvoorwaarden zoals opgenomen in de bijlage bij de regels. Bij de woningen mogen aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen worden gebouwd, met een gezamenlijke oppervlakte van ten hoogste 50 m2 per woning. De aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mogen slechts aan één zijde van de woning tot aan de zijdelingse perceelgrens worden gebouwd; aan de andere zijgevel dient een afstand te worden bewaard van ten minste 3 meter tot de zijdelingse perceelgrens. De goothoogte van aan- en uitbouwen en van bijgebouwen bedraagt maximaal 3,5 meter en een bouwhoogte van maximaal 6 meter. De aan- en uitbouwen en bijgebouwen dienen minimaal 1 meter achter de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan te worden gebouwd; de bouwhoogte van overkappingen bedraagt maximaal 3 meter. Nevenfuncties van woningen Een ieder heeft de mogelijkheid om maximaal 40%, met een maximum van 100 m2, van de vloeroppervlakte van de woning inclusief de bijgebouwen, waaronder aan- en uitbouwen, te gebruiken voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of een aan-huis-verbonden bedrijfsactiviteit. Deze beroepsactiviteiten dienen zo klein van schaal te zijn, dat zij niet voldoen aan de bepalende criteria voor de meldings- of vergunningsplicht Wet milieubeheer. Een afwijking van de gebruiksregels is opgenomen voor het onder voorwaarden aanbrengen van een bed en breakfast voorziening in de woning. Bij de bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden onder meer bouwwerken geregeld ten behoeve van een paardenbak waarvoor specifieke regels zijn opgenomen. Bestemming 'Agrarisch' Het westelijk deel van het perceel wordt onbebouwd en daarom is de bestemming 'Agrarisch' zonder mogelijkheden voor gebouwen opgenomen. In landschappelijke zin behoort het gebied bij het veenontginningslandschap. Kenmerkend voor dit landschap is de openheid en de agrarische functie. Hier worden mogelijkheden geboden voor de voortzetting van de grondgebonden landbouw op bedrijfseconomische grondslag. De landschappelijke kenmerken, zoals deze staan vermeld in het landschapsontwikkelingsplan van het bestemmingsplan 'Buitengebied 2007', worden in eerste instantie beschermd in de bestemmingsomschrijving. Het behouden van de landschappelijke waarden en van de natuurlijke waarden wordt ook beschermd in de specifieke gebruiksregels. Daarnaast hebben de landschappelijke en de natuurlijke waarden een basisbescherming die naar voren komt in een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden (voorheen: aanlegvergunning). Hiermee worden de bestaande waarden beschermd. Werkzaamheden die deze waarden negatief kunnen beïnvloeden, zijn vergunningsplichtig. Er zijn afwijkingen opgenomen, onder andere voor de plaatsing van nestpalen met een maximale bouwhoogte van 12 meter. Dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' Op basis van het bestemmingsplan 'Buitengebied 2007' is voor de locatie Zuiderzeestraatweg 224 de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' opgenomen. Op basis van nieuw gemeentelijk archeologisch beleid zijn bijbehorende maatvoeringen opgenomen. De bescherming richt zich onder andere op bestemmingsplan Buitengebied, Zuiderzeestraatweg 224 VASTGESTELD
2 juni 2016 42
grondwerkzaamheden dieper dan 0,4 m. Deze zijn aan een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden (voorheen: aanlegvergunning) gekoppeld.
6.3
Handhaving Handhaving neemt tegenwoordig een steeds belangrijker plaats in en staat ook in de gemeente Oldebroek hoog op de bestuurlijke en politieke agenda. Het grote belang dat de gemeente hieraan hecht, heeft in 2009 geleid tot vaststelling van de beleidsnota 'Integrale handhaving gemeente Oldebroek 2009'. In deze beleidsnota worden de redenen genoemd waarom de gemeente handhaving belangrijk vindt. De bescherming van de kwaliteit en de veiligheid van de leefomgeving, de bescherming van rechten van derden en het voorkomen van rechtsongelijkheid zijn hier voorbeelden van. Daarnaast is het handhaven van gestelde regels in de gemeentelijke visie onmiskenbaar verbonden aan het stellen van de regels zelf. Regels worden immers gesteld omdat de gemeente het belangrijk vindt dat bepaalde doelstellingen en kwaliteiten gehaald of beschermd worden en dan is het logisch dat er ook op toegezien wordt dat de gestelde regels ook daadwerkelijk nageleefd worden. Uit de jurisprudentie zoals die door de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State is gevormd, blijkt ook dat de gemeente zijn handhavingstaak serieus moet nemen. Handhaving is een verplichting, waarvan alleen mag worden afgezien als er concreet zicht is op legalisatie van de overtreding, dan wel als handhaving zodanig onevenredig is in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien. Op grond van de beleidsnota is binnen het totale gemeentelijk handhavingstakenpakket, naleving van de bestemmingsplannen één van de prioriteiten. Handhaving is voor de gemeente meer dan alleen met bestuurlijke sancties optreden tegen overtredingen. De gemeente hecht grote waarde aan het voorkomen van overtredingen, de zogenaamde preventieve handhaving. Daar waar overtredingen worden geconstateerd, treedt de gemeente stringent en in een zo vroeg mogelijk stadium op. Als de overtreder de overtreding niet vrijwillig beëindigt, dan maakt de gemeente gebruik van de haar beschikking staande handhavingsinstrumenten. Dit heeft tot gevolg dat als er sprake is van een situatie die in strijd is met dit bestemmingsplan, hiertegen handhavend opgetreden zal worden. Van handhaving zal alleen worden afgezien in situaties waarin dit op grond van de jurisprudentie is toegelaten. In de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is een artikel opgenomen waarin staat vermeld dat het verboden is om gronden en bouwwerken te gebruiken in strijd met een bestemmingsplan. Een overtreding van dit verbod is een strafbaar feit. Strafrechtelijk optreden is complementair op bestuursrechtelijke handhaving en kan met name ingezet worden bij overtredingen waarvan de gevolgen niet meer ongedaan gemaakt kunnen worden. Een voorbeeld hiervan is het kappen van houtwallen. Ook bij overtredingen die zich telkens weer herhalen en bij kortdurende overtredingen is deze aanpak wenselijk.
bestemmingsplan Buitengebied, Zuiderzeestraatweg 224 VASTGESTELD
2 juni 2016 43
bestemmingsplan Buitengebied, Zuiderzeestraatweg 224 VASTGESTELD
2 juni 2016 44
Hoofdstuk 7 7.1
Uitvoerbaarheid van het plan
Economische uitvoerbaarheid Ingevolge het bepaalde in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening, gaat een bestemmingsplan vergezeld van een toelichting, waarin ook inzicht wordt gegeven in de uitvoerbaarheid van het plan. Het uitvoeren van het plan heeft mogelijk financiële gevolgen. Deze gevolgen komen voor rekening van de initiatiefnemer. De economische uitvoerbaarheid hoeft derhalve niet te worden aangetoond. Er zal een anterieure overeenkomst en een planschadeovereenkomst met de initiatiefnemers worden afgesloten zodat er geen financiële gevolgen voor de gemeente zijn.
7.2
Maatschappelijke uitvoerbaarheid De procedures voor de vaststelling van een bestemmingsplan zijn door de wetgever geregeld. Met betrekking tot de inspraak bevat de Wet ruimtelijke ordening (Wro) geen procedureregels en is in de Wro zelf niet verplicht gesteld. Het betreft een ontwikkeling op slechts één perceel, die passend is binnen het provinciaal en gemeentelijk beleid. Het onderhavig plangebied is gering van omvang en de ruimtelijke consequenties zijn beperkt. Tevens raakt het plan geen (beleids)belangen van ketenpartners, zoals de provincie of het waterschap. Daarom is geen gelegenheid tot inspraak overeenkomstig de gemeentelijke Inspraakverordening geboden. Besloten is om het bestemmingsplan als ontwerp ter inzage te leggen, uiteraard wel met behoud van de mogelijkheid tot het indienen van zienswijzen. Ook wordt het plan voorgelegd aan de overlegpartners in het kader van art. 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening.
bestemmingsplan Buitengebied, Zuiderzeestraatweg 224 VASTGESTELD
2 juni 2016 45
bestemmingsplan Buitengebied, Zuiderzeestraatweg 224 VASTGESTELD
2 juni 2016 46
Hoofdstuk 8 8.1
Inspraak, overleg en zienswijzen
Inspraak Gezien de geringe omvang van het onderhavige plan is van het maken van een voorontwerp afgezien en is besloten om het ontwerpbestemmingsplan ter inzage te leggen, uiteraard wel met behoud van de mogelijkheid tot het eventueel indienen van zienswijzen. De initiatiefnemer zal voor omwonenden een informatieavond organiseren waarbij de plannen worden toegelicht. Een verslag van deze bijeenkomst te zijner tijd worden opgenomen. P.M.
8.2
Overleg Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan moet in het kader van het overleg als bedoeld in art. 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening overleg worden gepleegd met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen die in het plan in het geding zijn. Het Rijk In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) zijn de nationale belangen die juridische borging vereisen opgenomen. Het Barro is gericht op doorwerking van nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen. Geoordeeld wordt dat dit bestemmingsplan geen nationale belangen schaadt. Daarom is afgezien van het voeren van vooroverleg met het Rijk. De provincie Verzoeken om medewerking voor een vrijstaande woning worden voorafgaande aan besluitvorming door de gemeente voorgelegd aan de provincie. Bij de behandeling van het verzoek van 5 juni 2012 (twee vrijstaande woningen) is de provincie om advies gevraagd. Kernpunten van het provinciale advies zijn behoud van de bestaande woning (boerderij), de bestaande garage wordt gesloopt en de gemeente vraagt een second opinion van het Gelders Landschap inzake erfinrichting omdat provincie meer clustering wil zien. Aan het advies van de provincie wordt voldaan: de woning/boerderij blijft behouden, de bestaande garage wordt deels gesloopt en voor de rest wordt het oorspronkelijke bakhuis hersteld/herbouwd en er is van het Gelders Genootschap een second opinion (het erftransformatierapport) opgevraagd. In het regulier overleg met de provincie op 14 januari 2015 is opgemerkt dat het functieveranderingsproject Zuiderzeestraatweg 224 weer zal worden opgepakt conform het advies van de provincie. Waterschap Vallei en Veluwe De watertoets heeft plaatsgevonden op de website www.dewatertoets.nl. Verwezen wordt naar de watertoetsprocedure, die opgenomen is in paragraaf 4.8. Het waterschap heeft aangegeven dat zij geen opmerkingen op de watertoets hebben (mail van 7 augustus 2015, zie Bijlage 5).
bestemmingsplan Buitengebied, Zuiderzeestraatweg 224 VASTGESTELD
2 juni 2016 47
8.3
Zienswijzen Het ontwerpbestemmingsplan 'Buitengebied, Zuiderzeestraatweg 224' heeft vanaf 9 december 2015 gedurende een periode van zes weken ter inzage gelegen. Tijdens deze periode is een ieder in de gelegenheid gesteld om zienswijzen tegen het bestemmingsplan kenbaar te maken (artikel 3.8 Wro). Van deze gelegenheid is geen gebruik gemaakt. Het plan is dan ook ongewijzigd vastgesteld op 2 juni 2016.
juni 2016.
bestemmingsplan Buitengebied, Zuiderzeestraatweg 224 VASTGESTELD
2 juni 2016 48
Bijlagen bij toelichting
bestemmingsplan Buitengebied, Zuiderzeestraatweg 224 VASTGESTELD
2 juni 2016 49
bestemmingsplan Buitengebied, Zuiderzeestraatweg 224 VASTGESTELD
2 juni 2016 50
Bijlage 1
Verkennend bodemonderzoek
bestemmingsplan Buitengebied, Zuiderzeestraatweg 224 VASTGESTELD
2 juni 2016 51
bestemmingsplan Buitengebied, Zuiderzeestraatweg 224 VASTGESTELD
2 juni 2016 52
Verkennend Bodemonderzoek ter plaatse van: Zuiderzeestraatweg 224 te Oldebroek Projectnummer: 150815
Opdrachtgever:
Contactpersoon:
Witpaard B.V. Postbus 337 8260 AC KAMPEN Mevr. M. Nagelhout
Datum onderzoek: Datum rapport:
13 juli en 21 juli 2015 5 augustus 2015
Rapporteur
A. Kijk in de Vegte
Paraaf
Gecontroleerd door
Mw. ing. S.M. Kroone
Paraaf
Datum
Status
5-8-2015
Definitief
Pagina 2 van 17
Eco Reest BV Industrieweg 20 7921 JP Zuidwolde Tel.: 0528-373982 Fax.: 0528-373907 KANTOOR APPINGEDAM Opwierderweg 160 9902 RH Appingedam Tel.: 0596 633355 Fax.: 0528-373907
[email protected] www.ecoreest.nl Eco Reest BV is gecertificeerd volgens “NEN-EN-ISO 9001:2008”, voor het geven van milieukundig advies in relatie tot ruimtelijke ontwikkelingen, gebouwen en managementondersteuning, met inbegrip van uitvoering van gerelateerde onderzoeksactiviteiten en is lid van de Vereniging Kwaliteitsborging Bodembeheer (VKB). Als aangesloten adviesbureau zorgen we samen met de andere leden voor een betere borging van kwaliteit in de uitvoering van (water)bodemonderzoek en -saneringen.
DISCLAIMER Dit rapport is het resultaat van een verkennend bodemonderzoek, verricht ter plaatse van Zuiderzeestraatweg 224 te Oldebroek, in opdracht van Witpaard B.V.. Ten behoeve van de juiste interpretatie van dit rapport is het noodzakelijk te beschikken over de gehele rapportage, inclusief bijlagen. Het rapport is ongeschikt voor toepassing in een juridische context indien: - de paginanummering van het rapport onjuist of onvolledig is - de bijlagen genoemd in de inhoudsopgave (deels) ontbreken - het projectnummer in het rapport en op de bijlage niet overeenkomt We stellen dit rapport alleen ter beschikking aan derden in geval van schriftelijke toestemming van de opdrachtgever.
Verkennend bodemonderzoek Zuiderzeestraatweg 224 te Oldebroek (projectnummer: 150815) 2001-2002
Pagina 3 van 17
INHOUDSOPGAVE 1
INLEIDING
5
1.1 1.2 1.3
Algemeen ......................................................................................................................... 5 Aanleiding en doelstelling ................................................................................................ 5 Kwaliteitsborging .............................................................................................................. 5 1.3.1 Onderzoeksstrategie .................................................................................................. 5 1.3.2 Veldwerkzaamheden .................................................................................................. 5 1.3.3 Laboratorium werkzaamheden................................................................................... 6 1.4 Opbouw rapport ............................................................................................................... 6 2
VOORONDERZOEK (NEN 5725:2009)
7
2.1
Basisinformatie ................................................................................................................ 7 2.1.1 Basisinformatie ........................................................................................................... 7 2.1.2 Mate van verdachtheid en type onderzoek ................................................................ 7 2.2 Vooronderzoek................................................................................................................. 7 2.2.1 Samenvatting vooronderzoek .................................................................................... 7 2.2.2 Volledigheid en betrouwbaarheid vooronderzoek...................................................... 8 2.2.3 Afwijkingen vooronderzoek ........................................................................................ 8 2.3 Onderzoekshypothese ..................................................................................................... 9 3
VELDWERKZAAMHEDEN
3.1 3.1.1 3.1.2 3.1.3 3.1.4 3.2 3.3 4
4.1.1 4.2 4.3 4.4 5
Werkzaamheden ............................................................................................................ 10 Uitvoering werkzaamheden...................................................................................... 10 Uitvoering werkzaamheden grondwater .................................................................. 10 Afwijkingen werkzaamheden.................................................................................... 10 Afwijkingen strategie(ën) .......................................................................................... 10 Bodemopbouw ............................................................................................................... 11 Zintuiglijke waarnemingen ............................................................................................. 11
ANALYSERESULTATEN EN BESPREKING
4.1
12
Analysemonsters ........................................................................................................... 12 Afwijkingen analysemonsters ................................................................................... 12 Toetsing analyseresultaten ............................................................................................ 13 Milieuhygiënische kwaliteit grond .................................................................................. 14 Milieuhygiënische kwaliteit grondwater ......................................................................... 15
SAMENVATTING EN CONCLUSIES
5.1 5.2
10
16
Samenvatting ................................................................................................................. 16 Conclusies en aanbevelingen ........................................................................................ 17
Verkennend bodemonderzoek Zuiderzeestraatweg 224 te Oldebroek (projectnummer: 150815) 2001-2002
Pagina 4 van 17
BIJLAGEN Bijlage 1.1
Regionale ligging onderzoekslocatie
Bijlage 1.2
Situatieschets onderzoekslocatie met boorpunten
Bijlage 2
Resultaten vooronderzoek
Bijlage 3
Boorprofielen
Bijlage 4
Analyseresultaten
Bijlage 5
Toetsingswaarden
Bijlage 6
Analysemethoden
Verkennend bodemonderzoek Zuiderzeestraatweg 224 te Oldebroek (projectnummer: 150815) 2001-2002
Pagina 5 van 17
1 1.1
INLEIDING ALGEMEEN
In opdracht van Witpaard B.V. is door Eco Reest BV een verkennend milieukundig bodemonderzoek uitgevoerd ter plaatse van een locatie aan de Zuiderzeestraatweg 224 te Oldebroek. Er bestaat geen functionele relatie tussen opdrachtgever en Eco Reest BV. 1.2
AANLEIDING EN DOELSTELLING
Aanleiding tot het onderzoek is de voorgenomen bestemmingsplanherziening en de daarmee samenhangende sloop van bijgebouwen ter plaatse van het onderzoeksterrein. Doel van het onderzoek is een indruk te verkrijgen omtrent de eventuele aanwezigheid van verontreinigingen in de grond en in het grondwater van het onderzoeksterrein. Dit gebeurt teneinde te bepalen of er vanuit milieuhygiënisch oogpunt belemmeringen bestaan voor het gebruik van de locatie (wonen met tuin). 1.3
KWALITEITSBORGING
De veldwerkzaamheden en laboratorium werkzaamheden zijn uitgevoerd volgens de actuele beoordelingsrichtlijn en accreditatieschema, terwijl de onderzoeksstrategie is opgesteld conform de geldende NEN normen, zoals hierna beschreven. 1.3.1 Onderzoeksstrategie In onderstaande tabel zijn de kwaliteitsnormen opgenomen voor de onderzoeksstrategieën. Tabel 1.1. Toegepaste normen Aspect onderzoek Strategie vooronderzoek Strategie verkennend (chemisch) onderzoek
Toegepaste norm NEN 5725:2009 NEN 5740:2009
Eventuele afwijkingen op de normen, die tijdens de uitvoering naar voren zijn gekomen, zijn weergegeven in respectievelijk § 2.2.3 en § 3.1.3. 1.3.2 Veldwerkzaamheden Het onderzoek heeft plaatsgevonden onder procescertificaat op grond van de BRL SIKB 2000 “Veldwerk bij milieuhygiënisch bodemonderzoek”, waarvoor Eco Reest BV Zuidwolde is gecertificeerd en erkend door het ministerie van VROM. Het veldwerk heeft plaats gevonden conform SIKB protocol 2001 “Plaatsen van handboringen en peilbuizen ten behoeve van het nemen van grond- en grondwatermonsters” en SIKB protocol 2002 “Het nemen van grondwatermonsters”, waarbij de werkzaamheden zijn uitgevoerd door gecertificeerde en erkende veldmedewerkers. Het certificaatnummer is 659231, en de certificerende instelling is LRQA te Rotterdam. In onderstaande tabel zijn de kwaliteitsaspecten opgenomen voor de uitvoering van het veldwerk. Tabel 1.2. Erkende veldwerkers Aspect onderzoek Uitvoering monsterneming grond Uitvoering monsterneming grondwater
Toegepaste protocol SIKB protocol 2001 SIKB protocol 2002
Erkend veldmedewerker Dhr. J. Kemper Dhr. M. Polling
Eventuele afwijkingen op de protocollen, die tijdens de uitvoering naar voren zijn gekomen zijn weergegeven in § 3.1.2.
Verkennend bodemonderzoek Zuiderzeestraatweg 224 te Oldebroek (projectnummer: 150815) 2001-2002
Pagina 6 van 17
De bedrijf- en persoonserkenningen en het certificaatnummer zijn te verifiëren op de volgende website: http://www.rwsleefomgeving.nl/onderwerpen/bodem-ondergrond/erkenningen/zoekmenu/ 1.3.3 Laboratorium werkzaamheden De analyses zijn uitgevoerd conform de AS 3000 “Laboratoriumanalyses voor milieuhygiënisch bodemonderzoek”, waarvoor Eurofins Analytico B.V. is geaccrediteerd en erkend door het ministerie van VROM. De monsterconservering is uitgevoerd conform SIKB protocol 3001 “Conserveringsmethoden en conserveringstermijnen voor milieumonsters”. Eurofins Analytico B.V. is een NEN-EN-ISO/IEC 17025 geaccrediteerd laboratorium, met certificaatnummer L010. Het certificaat is bijgevoegd in bijlage 6. Eventuele afwijkingen op de normen, die tijdens de uitvoering naar voren zijn gekomen, zijn weergegeven in § 4.1.1. 1.4
OPBOUW RAPPORT
In hoofdstuk 2 is de basisinformatie weergegeven van het onderzoeksgebied en wordt een samenvatting van de relevante informatie uit het vooronderzoek beschreven. In hoofdstuk 3 zijn de veldwerkzaamheden en waarnemingen tijdens het onderzoek beschreven, gevolgd door de toetsing van de analyseresultaten in hoofdstuk 4. In hoofdstuk 5 tenslotte is een samenvatting opgenomen en zijn de conclusies en aanbevelingen weergegeven.
Verkennend bodemonderzoek Zuiderzeestraatweg 224 te Oldebroek (projectnummer: 150815) 2001-2002
Pagina 7 van 17
2
VOORONDERZOEK (NEN 5725:2009)
2.1
BASISINFORMATIE
Voor de uitvoering van het vooronderzoek wordt onderscheid gemaakt in de aard en diepgang van de te verzamelen informatie. Daarbij worden drie typen vooronderzoek onderscheiden: beperkt, standaard en uitgebreid vooronderzoek. Teneinde te bepalen welke type vooronderzoek van toepassing is voor onderhavige locatie, moet eerst de basisinformatie worden verzameld, de aanleiding (zie § 1.2) van het onderzoek en dient de mate van verdachtheid te worden bepaald. 2.1.1
Basisinformatie
Tabel 2.1 Basisinformatie
Adres Plaats Oppervlakte Kadastrale aanduiding x- en y-coördinaten Toekomstig gebruik Huidig gebruik Voormalig gebruik Verrichte handelingen met grond, verhardingsmateriaal en/of afval Toepassingen van asbesthoudende materialen Bodemonderzoeken
Zuiderzeestraatweg 224 Oldebroek 2 Ca. 3000 m Gemeente Oldebroek, sectie AF, nr. 153 x: 190667, y: 496266 Wonen met tuin Wonen met tuin Agrarisch bedrijf (veeteelt en akkerbouw) Geen Diverse asbestgolfplaten op daken bijgebouwen Geen
2.1.2 Mate van verdachtheid en type onderzoek Op grond van de basisinformatie en de activiteiten in het verleden en/of heden is de onderzoekslocatie vooralsnog aan te merken als een onverdachte locatie. Op basis van het stroomschema (blz. 14) uit de NEN 5725:2009 is er een standaard vooronderzoek uitgevoerd. 2.2
VOORONDERZOEK
Het vooronderzoek omvat het verzamelen van informatie over de volgende vijf aspecten: het voormalige, huidige en toekomstig bodemgebruik, de bodemopbouw en geohydrologie, en de (financieel-)juridische situatie. Het vooronderzoek heeft zich gericht op het perceel Zuiderzeestraatweg 224 te Oldebroek en de aangrenzende percelen tot 25 meter. De resultaten van het vooronderzoek zijn beschreven in bijlage 2. Een samenvatting van het vooronderzoek, alsmede een overzicht van overige relevante informatie is in § 2.2.1 weergegeven. 2.2.1 Samenvatting vooronderzoek Om meer inzicht te verkrijgen in de historie van het terrein zijn diverse bronnen geraadpleegd (zie bijlage 2). De resultaten van dit vooronderzoek zijn onderstaand beschreven.
Verkennend bodemonderzoek Zuiderzeestraatweg 224 te Oldebroek (projectnummer: 150815) 2001-2002
Pagina 8 van 17
Voormalig bodemgebruik Op de eerst beschikbare kaart uit 1916 is bebouwing zichtbaar op de locatie. Uit informatie van BAG-viewer blijkt dat de boerderij in gebruik is genomen vanaf 1894. In de periode van 1894 tot heden zijn er meerdere bijgebouwen geplaatst op het perceel. Bij de gemeente Oldebroek zijn geen sloop- en bouwvergunning bekend van de locatie. Tevens is er bij de gemeente geen informatie bekend van (voormalige) brandstanks locaties op het terrein of op aangrenzende percelen. Uit informatie van de opdrachtgever blijkt dat de locatie in gebruik is geweest voor veeteelt en akkerbouw. Voor zover bekend zijn er geen brandstoftanks aanwezig geweest op het perceel en zijn er geen overige bodembedreigende activiteiten op het perceel bekend. Huidig bodemgebruik (incl. locatie inspectie) Op de locatie staat een boerderij met een rietenkap met ten westen daarvan een garage met asbest dakbedekking. Achter de boerderij staat een houtenschuur met een rietenkap met aan de oostzijde een mestplaats. Ten westen van de houten schuur staat een schuur die in het verleden in gebruik was als hooiberg. Verder staan er op het terrein twee oude kippenhokken met een asbest dakbedekking en een schuurtje met asbestdakbedekking. De kavel wordt aan de achterzijde begrensd door een rij bomen van elzen en beuken en aan de voorzijde met lindebomen. Aan de westzijde van het erf staan enkele oude fruitbomen. Tijdens de terreininspectie is het maaiveld onderworpen aan een visuele inspectie met betrekking tot asbest verdacht materiaal. Dergelijk materiaal is visueel niet waargenomen. Toekomstig bodemgebruik Op de locatie worden enkele bijgebouwen gesloopt en wordt een extra woning gerealiseerd. 2.2.2 Volledigheid en betrouwbaarheid vooronderzoek Het vooronderzoek wordt als volledig beschouwd daar voldoende relevante gegevens aanwezig bleken te zijn. Gezien het feit dat de gegevens verstrekt door de verscheidene bronnen in voldoende mate overeenkomen met elkaar en met de aangetroffen situatie ten tijde van de terreininspectie achten wij het vooronderzoek betrouwbaar. 2.2.3 Afwijkingen vooronderzoek Er zijn bij de uitvoering van het vooronderzoek geen relevante afwijkingen ten opzichte van de NEN 5725:2009 naar voren gekomen.
Verkennend bodemonderzoek Zuiderzeestraatweg 224 te Oldebroek (projectnummer: 150815) 2001-2002
Pagina 9 van 17
2.3
ONDERZOEKSHYPOTHESE
Uit het vooronderzoek volgt de hypothese voor het verkennend bodemonderzoek. Gelet op de aanwezigheid van verschillende opstallen met asbestdaken zonder goten is de onderzoekslocatie aan te merken als verdacht voor asbest in de bodem. Voor overige bodem verontreinigende stoffen is de locatie niet verdacht. Op basis van het vooronderzoek zijn de volgende deellocaties te onderscheiden: Tabel 2.2 Deellocaties Deellocatie Verontreinigde stof + diepte van Oppervlakte voorkomen 2 (m ) Grond Grondwater Ca. 3000 Geen Geen
Oorzaak/Motivatie
Onderzoeksstrategie
Uit het vooronderzoek zijn geen verdachte activiteiten naar voren gekomen
NEN 5740:2009, § 5.1.
Het onderzoek is uitgevoerd conform de richtlijnen zoals deze zijn vastgesteld in de NEN 5740:2009, § 5.1. Het onderzoeksterrein is beschouwd als een onverdachte locatie. Een vervolgonderzoek conform de NEN 5707:2003 kan uitsluitsel geven met betrekking tot het voorkomen van asbesthoudend materiaal in de bodem. Er is tijdens het boorwerk extra aandacht besteed aan het beoordelen van het materiaal op de aanwezigheid van asbest(verdacht materiaal). Voor een volledig beeld van het mogelijk aanwezige asbesthoudend materiaal in de panden op de onderzoekslocatie kan een asbestinventarisatie, uitgevoerd door een volgens SCA Certificatieschema Asbestinventarisatie SC-540 gecertificeerd bedrijf, uitsluitsel geven. Hiervoor kunt u contact opnemen met ons bureau.
Verkennend bodemonderzoek Zuiderzeestraatweg 224 te Oldebroek (projectnummer: 150815) 2001-2002
Pagina 10 van 17
3 3.1
VELDWERKZAAMHEDEN WERKZAAMHEDEN
De werkzaamheden zijn hierna beschreven, met eventuele afwijkingen op de veldwerkzaamheden en/of onderzoeksstrategie. 3.1.1 Uitvoering werkzaamheden De uitvoering van het veldwerk heeft plaatsgevonden op 13 juli 2015 en het grondwater is bemonsterd op 21 juli 2015. Het veldwerk heeft bestaan uit het verrichten van 10 boringen tot circa 0,5 m-mv (nrs. 4 t/m 13) en 3 boringen tot 2,0 m-mv (nrs. 1 t/m 3). Boring 1 is vervolgens doorgezet tot 3,0 m-mv en afgewerkt met een peilbuis ten behoeve van het grondwateronderzoek (filterstelling 2,0-3,0 m-mv, grondwaterstand 1,5 m-mv). Van het opgeboorde materiaal zijn per 50 cm, of per afwijkende bodemlaag representatieve monsters genomen, die zijn beschreven qua textuur, geur en kleur. In bijlage 1.2 is een situatieschets van het terrein opgenomen met de ligging van de monsterpunten. 3.1.2 Uitvoering werkzaamheden grondwater Op basis van de NEN 5744 zijn bij de monstername van grondwater de volgende metingen aan de orde: Geleidingsvermogen (EGV of Ec); bij monstername mag dit maximaal 10 % afwijken van de voorlaatste meting; Zuurstofgehalte (%O2); bij monstername mag dit maximaal 2 verzadigingsprocenten afwijken van de voorlaatste bemonstering; Indien het geleidingsvermogen en de zuurstofconcentratie (zie bovenstaand) constant zijn, is een NTU-waarde (troebelheid) van 0 tot 10 gewenst. Indien hier niet aan wordt voldaan moet bij de beoordeling van de analyseresultaten worden bekeken of dit van invloed is; De zuurgraad (pH) wordt eveneens beoordeeld, de NEN5744 heeft hier echter geen normen of eisen aan verbonden. In onderstaande tabel zijn de resultaten van de bij de monstername in het veld uitgevoerde grondwatermetingen weergegeven. Tabel 3.1 Grondwaterbemonstering NEN5744 Grondwaterbemonstering Voorlaatste meting Laatste meting Zuurgraad NVT Zuurgraad 6,9 (pH) Geleidingsvermogen 377 (µS/cm) Geleidingsvermogen 378 (µS/cm) Zuurstofgehalte 10,1 (%) Zuurstofgehalte 10,1 (%) NVT Troebelheid 3,36 (ntu)
Beoordeling NVT Voldoet Voldoet Niet troebel
3.1.3 Afwijkingen werkzaamheden Er zijn bij de uitvoering van het onderzoek geen relevante afwijkingen ten opzichte van de geldende VKB protocollen 2001 en 2002 naar voren gekomen. 3.1.4 Afwijkingen strategie(ën) Er zijn bij de uitvoering van het onderzoek geen relevante afwijkingen ten opzichte van de NEN 5740:2009 naar voren gekomen.
Verkennend bodemonderzoek Zuiderzeestraatweg 224 te Oldebroek (projectnummer: 150815) 2001-2002
Pagina 11 van 17
3.2
BODEMOPBOUW
De bodem van de locatie is als volgt samen te vatten: Tabel 3.2 Bodemopbouw Diepte (m-mv) Omschrijving 0,0 1,0
- 1,0 - 3,0 3,0
Matig fijn zand, matig humeus Matig fijn zand, zwak veenhoudend Diepst verkende bodemlaag
Het grondwaterniveau is tijdens de monstername van het grondwater vastgesteld op een diepte van 1,3 m-mv. 3.3
ZINTUIGLIJKE WAARNEMINGEN
Het terrein en het opgeboorde materiaal zijn in het veld zintuiglijk beoordeeld op bijzonderheden. Er zijn geen voor het onderzoek van belang zijnde waarnemingen naar voren gekomen. Bij de beoordeling van het terrein en het opgeboorde materiaal is ook speciaal gelet op asbest(houdende) materialen. Deze zijn zintuiglijk niet op de bodem en in het opgeboorde materiaal ter plaatse van het onderzoeksterrein waargenomen. Opgemerkt dient te worden dat er geen asbestanalyses van de grond en/of puin hebben plaatsgevonden en dat het onderzoek aangaande de bodem niet is verricht op basis van de NEN 5707:2003 (monsterneming en analyse van asbest in bodem) en/of NEN 5897:2005 (monsterneming en analyse van asbest in onbewerkt bouw- en sloopafval en recyclinggranulaat). Bij een verkennend bodemonderzoek op basis van de NEN 5740:2009 is de trefkans klein dat er met behulp van een edelmanboor asbestverdacht materiaal wordt opgeboord (verdringing van het materiaal). Wij merken op dat bij een onderzoek op basis van de NEN 5707:2003 (monsterneming en analyse van asbest in bodem) inspectieputjes c.q. sleuven worden gegraven. Het graven geeft een beter zintuiglijke beoordeling van eventueel bodemvreemd materiaal.
Verkennend bodemonderzoek Zuiderzeestraatweg 224 te Oldebroek (projectnummer: 150815) 2001-2002
Pagina 12 van 17
4
ANALYSERESULTATEN EN BESPREKING
4.1
ANALYSEMONSTERS
De volgende monsters zijn geanalyseerd: Tabel 4.1 Analysemonsters Grondmonster Mp. 1,3, 6 t/m 11
Diepte (m-mv) 0,0 – 0,5
Motivatie bovengrond
Analyse Standaardpakket bodem*
Mp. 14 t/m 18
0,0 – 0,5
bovengrond
Standaardpakket bodem*
Mp. 1 t/m 3
0,5 – 2,0
ondergrond
Standaardpakket bodem*
Grondwatermonster Pb. 1
Filterstelling (m-mv) 2,0 – 3,0
Motivatie grondwater
Analyse Standaardpakket grondwater**
* Standaardpakket bodem: -
voorbehandeling AS 3000; lutum; organische stof; polycyclische aromatische koolwaterstoffen (PAK); polychloorbifenylen (PCB); minerale olie GC (C10-C40); florisil behandeling; zware metalen (Ba, Cd, Co, Cu, Hg, Mo, Pb, Zn en Ni); droge stof.
** Standaardpakket grondwater: -
voorbehandeling AS 3000; zware metalen (Ba, Cd, Co, Cu, Hg, Mo, Pb, Zn en Ni); aromatisch oplosmiddelen incl. naftaleen (BTEXN); chloorhoudende oplosmiddelen (VoCl); minerale olie GC (C10-C40); florisil behandeling; Styreen; Bromoform; pH + EGV (in het veld bepaald).
4.1.1 Afwijkingen analysemonsters Er zijn geen afwijkingen naar voren gekomen bij de uitvoering van de laboratoriumwerkzaamheden ten opzichte van de AS 3000 en/of analysemethoden van de individuele parameters.
Verkennend bodemonderzoek Zuiderzeestraatweg 224 te Oldebroek (projectnummer: 150815) 2001-2002
Pagina 13 van 17
4.2
TOETSING ANALYSERESULTATEN
De toetsing van de analyseresultaten vindt plaats conform de Bodem Toets- en Validatieservice (BoToVa), waarbij de toetsmodules T12 en T13 zijn gehanteerd. Bij de interpretatie van de analyseresultaten is gebruik gemaakt van de toetsingstabel uit de Circulaire bodemsanering 2013. Hierin zijn voor de meeste gangbare parameters verwaarloosbare risiconiveaus (achtergrondwaarden, en voor grondwater streefwaarden) en maximaal toelaatbare risiconiveaus (interventiewaarden) weergegeven. Deze verwaarloosbare en maximaal toelaatbare risiconiveaus (Achtergrond- of Streef-waarden, respectievelijk Interventiewaarden) zijn berekend met behulp van onder meer (eco)toxicologische gegevens, en hebben betrekking op de vastgestelde Nederlandse Standaardbodem, met een organische stofgehalte van 10% en een lutumgehalte van 25 %. De toetsing van gehalten aan onder andere PAK, minerale olie en zware metalen in grond is afhankelijk gesteld van de gemeten organische stof- en/of lutumgehalten, die meestal afwijken van de gehalten in de vastgestelde Standaardbodem. Bij de BoToVa-toetsing wordt daarom, per stof, het gemeten gehalte omgerekend naar een gestandaardiseerd gehalte. Deze gestandaardiseerde gehalten worden vervolgens getoetst aan de standaard toetsingswaarden, die in bijlage 5 zijn weergegeven. De getoetste analyseresultaten van de grond en het grondwater zijn weergegeven in de tabellen in de navolgende paragrafen. Onder de tabellen wordt de interpretatie van de toets-uitslag besproken. De analysecertificaten zijn opgenomen in bijlage 4. De betekenis van de toetsingswaarden en de wijze van weergave staan vermeld in onderstaand overzicht: Tabel 4.2 Weergave concentratieniveaus en toetsuitslag Concentratieniveau
Weergave
> AW-waarde of S-waarde
Betekenis Geen verhoging t.o.v. achtergrondwaarde of streefwaarde gemeten Lichte verhoging gemeten
> I-waarde
Sterke verhoging gemeten
***
≤ AW-waarde of S-waarde (of < detectiegrens)
*
Verhoogde rapportagegrens (meetwaarde is vermenigvuldigd met factor 0,7)
(v)
AW-waarde of S-waarde is lager dan de niet verhoogde rapportagegrens
(-)
Verkennend bodemonderzoek Zuiderzeestraatweg 224 te Oldebroek (projectnummer: 150815) 2001-2002
Pagina 14 van 17
4.3
MILIEUHYGIËNISCHE KWALITEIT GROND
Tabel 4.3.1 Analyseresultaten grond en toetsing Meetpunten
Eenheid
Diepte (m-mv)
14 t/m 18
GSSD
1,3, 6 t/m 12 0,0 -0,5
GSSD
4.0 3.0
4 3
0,0-0,5
Organische stof Korrelgrootte < 2 µm (Lutum)
% (m/m) ds % (m/m) ds
6.1 <2.0
6.100 1.400
Metalen Barium (Ba) Cadmium (Cd) Kobalt (Co) Koper (Cu) Kwik (Hg) Molybdeen (Mo) Nikkel (Ni) Lood (Pb) Zink (Zn)
mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds
32 0.20 <3.0 7.2 0.15 <1.5 <4.0 30 60
124 0.2896 7.383 13.05 0.2086 1.050 8.167 43.89 128.9
* -
21 <0.20 <3.0 6.3 0.080 <1.5 <4.0 23 35
72.33 0.2176 6.655 11.81 0.1113 1.050 7.538 34.30 75.38
-
Minerale olie Minerale olie totaal (C10-C40)
mg/kg ds
<35
40.16
-
<35
61.25
-
Polychloorbifenylen, PCB PCB (som 7) (factor 0,7)
mg/kg ds
0.0049
Polycyclische Aromatische Koolwaterstoffen, PAK PAK VROM (10) (factor 0,7)
mg/kg ds
1.9
0.008033 -
1.936
0.0049
*
4.8
0.01225 -
4.831
*
Tabel 4.3.2 Analyseresultaten bovengrond en toetsing Meetpunten Diepte (m-mv) Organische stof Korrelgrootte < 2 µm (Lutum)
Eenheid % (m/m) ds % (m/m) ds
1 t/m 3 0,5-2,0 0.9 2.0
GSSD 0.9000 2
mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds
<20 <0.20 <3.0 <5.0 <0.050 <1.5 <4.0 <10 <20
54.25 0.2410 7.383 7.241 0.05029 1.050 8.167 11.02 33.22
-
mg/kg ds
<35
122.5
-
mg/kg ds
0.0049
0.02450
-
mg/kg ds
0.35
0.3500
-
Metalen Barium (Ba) Cadmium (Cd) Kobalt (Co) Koper (Cu) Kwik (Hg) Molybdeen (Mo) Nikkel (Ni) Lood (Pb) Zink (Zn) Minerale olie Minerale olie totaal (C10-C40) Polychloorbifenylen, PCB PCB (som 7) (factor 0,7) Polycyclische Aromatische Koolwaterstoffen, PAK PAK VROM (10) (factor 0,7)
Uit de bovenstaande tabellen blijkt dat in de in het bovengrondmonster van mp. 1,3, 6 t/m 12 het gehalte aan PAK de achtergrondwaarde overschrijdt. In het bovengrondmonster van mp. 14 t/m 18 overschrijden de gehaltes aan kwik en PAK de achtergrondwaarden. De oorzaak van de licht verhoogde gehaltes zijn onbekend maar geven geen aanleiding tot nader onderzoek. Verder zijn er in de grondmonsters geen gehalten aan de onderzochte parameters gemeten boven de achtergrondwaarden en/of detectiegrenzen.
Verkennend bodemonderzoek Zuiderzeestraatweg 224 te Oldebroek (projectnummer: 150815) 2001-2002
Pagina 15 van 17
4.4
MILIEUHYGIËNISCHE KWALITEIT GRONDWATER
Tabel 4.4 Analyseresultaten grondwater en toetsing Peilbuis Filterstelling Metalen Barium (Ba) Cadmium (Cd) Kobalt (Co) Koper (Cu) Kwik (Hg) Molybdeen (Mo) Nikkel (Ni) Lood (Pb) Zink (Zn)
Eenheid 2,0- 3,0 m-mv
1
GSSD
µg/L µg/L µg/L µg/L µg/L µg/L µg/L µg/L µg/L
150 <0,20 <2,0 <2,0 <0,050 <2,0 6,4 <2,0 50
150 0,14 1,4 1,4 0,035 1,4 6,4 1,4 50
* -
Vluchtige Aromatische Koolwaterstoffen Benzeen Tolueen Ethylbenzeen o-Xyleen m,p-Xyleen Xylenen (som) factor 0,7 BTEX (som) Naftaleen Styreen
µg/L µg/L µg/L µg/L µg/L µg/L µg/L µg/L µg/L
<0,20 <0,20 <0,20 <0,10 <0,20 0,21 <0,90 <0,020 <0,20
0,14 0,14 0,14 0,07 0,14 0,21 0,63 0,014 0,14
-
Vluchtige organische halogeenkoolwaterstoffen Dichloormethaan Trichloormethaan Tetrachloormethaan Trichlooretheen Tetrachlooretheen 1,1-Dichloorethaan 1,2-Dichloorethaan 1,1,1-Trichloorethaan 1,1,2-Trichloorethaan CKW (som) Tribroommethaan Vinylchloride 1,1-Dichlooretheen 1,2-Dichloorethenen (Som) factor 0,7 Dichloorpropanen som factor 0.7
µg/L µg/L µg/L µg/L µg/L µg/L µg/L µg/L µg/L µg/L µg/L µg/L µg/L µg/L µg/L
<0,20 <0,20 <0,10 <0,20 <0,10 <0,20 <0,20 <0,10 <0,10 <1,6 <0,20 <0,10 <0,10 0,14 0,42
0,14 0,14 0,07 0,14 0,07 0,14 0,14 0,07 0,07 1,12 0,14 0,07 0,07 0,14 0,42
-
Minerale olie Minerale olie totaal (C10-C40)
µg/L
<50
35
-
-
-
In het grondwatermonster overschrijdt het gehalte aan barium de streefwaarde. Dit gehalte is waarschijnlijk een gevolg van (fluctuerende) van nature verhoogde achtergrondconcentraties, die vaker voorkomen in de regio. Verder zijn er in het grondwatermonster geen gehalten aan de onderzochte parameters gemeten boven de streefwaarden en/of detectiegrenzen.
Verkennend bodemonderzoek Zuiderzeestraatweg 224 te Oldebroek (projectnummer: 150815) 2001-2002
Pagina 16 van 17
5 5.1
SAMENVATTING EN CONCLUSIES SAMENVATTING
In opdracht van Witpaard B.V. is door Eco Reest BV een verkennend milieukundig bodemonderzoek uitgevoerd ter plaatse van een locatie aan de Zuiderzeestraatweg 224 te Oldebroek. Aanleiding tot het onderzoek is de voorgenomen bestemmingsplanherziening en de daarmee samenhangende sloop van bijgebouwen ter plaatse van het onderzoeksterrein. Doel van het onderzoek is een indruk te verkrijgen omtrent de eventuele aanwezigheid van verontreinigingen in de grond en in het grondwater van het onderzoeksterrein. Dit gebeurt teneinde te bepalen of er vanuit milieuhygiënisch oogpunt belemmeringen bestaan voor het gebruik van de locatie (wonen met tuin). Vooronderzoek Uit informatie van BAG-viewer blijkt dat de boerderij in gebruik is genomen vanaf 1894. In de periode van 1894 tot heden zijn er meerdere bijgebouwen geplaatst op het perceel. Op de locatie zijn meerdere opstallen met asbestdakbedekking aanwezig. Op de locatie worden enkele bijgebouwen gesloopt en wordt een extra woning gerealiseerd. Veldwerkzaamheden Uit de veldwerkzaamheden blijkt dat de bodem van de onderzochte locatie opgebouwd is uit matig fijn zand, plaatselijk licht humeus en veenhoudend. Het grondwaterniveau is tijdens het onderzoek vastgesteld op 1,3 m-mv. Tijdens het veldwerk zijn geen voor het onderzoek van belang zijnde waarnemingen naar voren gekomen. Bij de beoordeling van het terrein en het opgeboorde materiaal is ook speciaal gelet op asbest(houdende) materialen. Deze zijn zintuiglijk niet op de bodem en in het opgeboorde materiaal ter plaatse van het onderzoeksterrein waargenomen. Uit de chemische analyses is het volgende naar voren gekomen: Grond: In de bovengrond zijn licht verhoogde gehaltes aan kwik en PAK aangetoond. Verder zijn er in de grondmonsters geen gehalten aan de onderzochte parameters gemeten boven de achtergrondwaarden en/of detectiegrenzen. Grondwater: In het grondwatermonster overschrijdt is een licht verhoogd gehalte aan barium aangetoond. Dit gehalte is waarschijnlijk een gevolg van (fluctuerende) van nature verhoogde achtergrondconcentraties, die vaker voorkomen in de regio. Verder zijn er in het grondwatermonster geen gehalten aan de onderzochte parameters gemeten boven de streefwaarden en/of detectiegrenzen.
Verkennend bodemonderzoek Zuiderzeestraatweg 224 te Oldebroek (projectnummer: 150815) 2001-2002
Pagina 17 van 17
5.2
CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN
Uit de onderzoeksresultaten blijkt dat in de bovengrond en in het grondwater overschrijdingen van de achtergrond- en streefwaarden uit de Wet bodembescherming zijn aangetoond. De onderzoekshypothese zijnde een onverdachte locatie voor chemische bodemverontreinigingen wordt derhalve verworpen. Gezien de aard en de concentraties van de aangetoonde chemische parameters in relatie tot de woonbestemming van het terrein, concluderen wij dat verhoogde risico's voor de volksgezondheid en/of het milieu ten aanzien van de chemische parameters niet te verwachten zijn. Gelet op de aanwezigheid van meerdere opstallen met asbestdaken zonder goot wordt geadviseerd een asbestonderzoek uit te voeren in de bodem conform NEN 5707:2003. Het asbestonderzoek conform NEN 5707:2003 moet uitsluitsel geven in welke mate de afstromende delen van de asbestverdachte daken effect hebben gehad op de milieu hygiënische kwaliteit van de onderliggende bodem. Eco Reest BV A. Kijk in de Vegte
Verkennend bodemonderzoek Zuiderzeestraatweg 224 te Oldebroek (projectnummer: 150815) 2001-2002
BIJLAGE 1
Behoort bij rapport: Zuiderzeestraatweg 224 Oldebroek Opdrachtnummer 150815
Bijlage 1.1
Regionale ligging onderzoekslocatie
Bron: Google Earth
BIJLAGE 2
Behoort bij rapport: Zuiderzeestraatweg 224 Oldebroek Opdrachtnummer 150815
VOORONDERZOEK NEN 5725 (standaard) BRON VOORONDERZOEK
SPECIFICATIE VAN DE BRON
Bijlage 2 BRON GERAADPLEEGD JA JA
DATUM RAADPLEGEN BRON 9-6-2015 9-6-2015
INFORMATIE BESCHIKBAAR JA JA
Opdrachtgever Eigenaar Huurder
Witpaard B.V. Via opdrachtgever Niet van toepassing
Gemeente Terreininspectie Topografische Dienst Waterschap
Menterwolde Dhr. J. Kemper -
JA JA
29-6-2015 13-7-2015
JA NEE JA
Kadaster Kadaster BAG viewer Google Maps Bodeminformatie Historie van de locatie Archeologische waarde
http://www.kadaster.nl/ http://www.kadaster.nl/bag/bagviewer/ http://maps.google.nl/ http://www.bodemloket.nl http://watwaswaar.nl/
JA JA JA JA JA JA
30-6-2015 30-6-2015 30-6-2015 30-6-2015 30-6-2015 30-6-2015
JA JA JA JA JA JA
KLIC
http://www.klic.nl
JA
3-7-2015
JA
http://archeologieinnederland.nl/bronnen-enkaarten/amk-en-ikaw
Bodeminformatie Drenthe: http://www.drenthe.info/kaarten/website/fmc2/bodeminformatie.html Arch. waarde prov. Drenthe (regel KICH dan verwijderen): http://www.drenthe.info/kaarten/website/geoportaal/index.php?e=@GBI&p=MAAKKAART Bodeminformatie en archeologische waarde Overijssel http://gisopenbaar.overijssel.nl/website/bodematlas/bodematlas.html Bodeminformatie Groningen: http://geoservices.provinciegroningen.nl/Flamingo/Kaarten/bodeminformatie/ Bodeminformatie Friesland: alleen via Bodemloket. Archeologische waarde buiten Drenthe en Overijssel: http://www.cultureelerfgoed.nl
In de navolgende tabellen is de beschikbare informatie, zoals beschreven in bovenstaande tabel inhoudelijk weergegeven, met bronvermelding.
Pagina 2 van 5
VOORMALIG BODEMGEBRUIK Ten aanzien van het voormalige bodemgebruik zijn onderstaande gegevens vastgesteld, op basis van de (digitaal) beschikbare bronnen. Bron Informatie Opdrachtgever Zie: tabel ‘basisinformatie’ in hoofdstuk 2 van de rapportage. Eigenaar/gebruiker Via opdrachtgever Huurder Bodemloket Geen bodembedreigende activiteiten binnen invloedsfeer van onderzoeksterrein Wat was waar Op eerst beschikbare kaart van 1916 is bebouwing zichtbaar Kadaster BAG Bouwjaar: 1894 Provincie (archeologische waarde) Lage trefkans Gemeente (archeologische waarde) Middelmatige verwachting Gemeente (niet gesprongen explosieven) Bron Gemeente
Informatie Er zijn geen bouw, milieu- en sloopvergunningen bekend van de locatie. Daarnaast is er is geen informatie bekend van (voormalige) tanklocaties/ calamiteiten.
Zuiderzeestraatweg 224 te Oldebroek, projectnr150815.
Pagina 3 van 5
HUIDIGE BODEMGEBRUIK Ten aanzien van huidige bodemgebruik zijn onderstaande gegevens vastgesteld, op basis van de digitaal beschikbare bronnen. Bron Informatie Opdrachtgever Zie: tabel ‘basisinformatie’ in hoofdstuk 2 van de rapportage Eigenaar/gebruiker Via opdrachtgever Huurder Google Maps Beschrijving foto Google Kadaster Wonen (Agrarisch) Terrein (Natuur) Vervolgens zijn voornoemde gegevens voor zover beschikbaar fysiek gecontroleerd (terreininspectie), waarbij onderstaande gegevens beschikbaar zijn. Bron Terreininspectie Voor de beschrijving van de terreininspectie, zie: hoofdstuk 2 in de rapportage.
TOEKOMSTIG BODEMGEBRUIK Ten aanzien van toekomstige bodemgebruik zijn onderstaande gegevens vastgesteld, op basis van de digitaal beschikbare bronnen (bureauonderzoek). Bron Informatie Opdrachtgever Zie: tabel ‘basisinformatie’ in hoofdstuk 2 van de rapportage Eigenaar/gebruiker Via opdrachtgever
Zuiderzeestraatweg 224 te Oldebroek, projectnr150815.
Pagina 4 van 5
BODEMOPBOUW EN GEOHYDROLOGIE Ten aanzien van de bodemopbouw en geohydrologie zijn onderstaande gegevens vastgesteld, op basis van de digitaal beschikbare bronnen. Onderwerp Ophooggeschiedenis / bouwrijp maken
Bodemkwaliteitskaart Asbestkansenkaart Grondwaterbeschermingsgebied Grondwateronttrekkingsgebied Waterberging Ligging oppervlaktewater Freatisch voorkomen brak of zout water
Bron Opdrachtgever Eigenaar/gebruiker Gemeente Provincie Gemeente Gemeente Provincie Provincie Provincie Google Maps DINO loket
Informatie Zie: tabel ‘basisinformatie’ in hoofdstuk 2 van de rapportage Via opdrachtgever Geen informatie Geen informatie AW 2000 Afwezig NEE NEE NEE Meer dan 25 meter afstand NEE
Zuiderzeestraatweg 224 te Oldebroek, projectnr150815.
Pagina 5 van 5
(FINANCIEEL-) JURIDISCHE INFORMATIE Ten aanzien van de (financieel-) juridische informatie zijn onderstaande gegevens vastgesteld, op basis van de digitaal beschikbare bronnen. Bron Informatie Kadaster Eigendomssituatie De heer Klasinus van de Beek (eigendom) Rechthebbenden Mevrouw Jantje Wolfsen (aantekening recht) Publiekrechtelijke beperkingen Er zijn geen beperkingen bekend in de gemeentelijke en kadastrale registratie. Bron Gemeente Calamiteiten Overtreding milieuregels Ontstaan bodemverontreiniging
Informatie
Bron Provincie Calamiteiten Overtreding milieuregels Ontstaan bodemverontreiniging
Informatie
Zie: VOORMALIGE BODEMGEBRUIK
Zie: VOORMALIGE BODEMGEBRUIK
Zuiderzeestraatweg 224 te Oldebroek, projectnr150815.
BIJLAGE 3
Behoort bij rapport: Zuiderzeestraatweg 224 Oldebroek Opdrachtnummer 150815
Boring:
1
Boring:
2
X:
190666,88
X:
190694,44
Y:
496265,54
Y:
496254,69
0
0 1
erf Zand, matig fijn, matig humeus, bruinzwart, Edelmanboor
50
0
0 1
-50
50 2
-70
2 3 -100
100
Zand, matig fijn, zwak veenhoudend, donkergeel, Edelmanboor
3 150
erf Zand, matig fijn, zwak humeus, bruinzwart, Edelmanboor
Zand, matig fijn, zwak humeus, matig kleihoudend, grijszwart, Edelmanboor Zand, matig fijn, zwak veenhoudend, donkergrijs, Edelmanboor
100 4 150
4
5
200
-200
200
250
-300
300
Boring:
3
Boring:
4
X:
190650,57
X:
190683,36
Y:
496261,47
Y:
496263,62
0
0 1
tuin Zand, matig fijn, matig humeus, bruinzwart, Edelmanboor
0
0
-10
Zand, matig fijn, bruingeel, Edelmanboor
1 -50
50
Zand, matig fijn, geelbruin, Edelmanboor
2
50
klinker Edelmanboor, kl
-60
-100
100
Zand, matig fijn, zwak veenhoudend, grijsgeel, Edelmanboor
3 150 4 -200
200
Boring:
5
Boring:
6
X:
190707,12
X:
190691,36
Y:
496249,75
Y:
496245,85
0
0
-10
-60
Projectcode: 150815
0
0
Zand, matig fijn, bruingeel, Edelmanboor
1 50
klinker Edelmanboor, kl
1 50
-50
tuin Zand, matig fijn, matig humeus, bruinzwart, Edelmanboor
Boring:
7
Boring:
8
X:
190678,88
X:
190667,73
Y:
496245,48
Y:
496237,62
0
0 1
tuin Zand, matig fijn, matig humeus, bruinzwart, Edelmanboor
-50
50
0
0 1
-50
50
Boring:
9
Boring:
10
X:
190651,04
X:
190652,52
Y:
496245,89
Y:
496246,43
0
0 1
tuin Zand, matig fijn, matig humeus, bruinzwart, Edelmanboor
-50
50
0
0 1
11
Boring:
12
X:
190662,61
X:
190675,45
Y:
496267,18
Y:
496278,82
0
1 50
tuin Zand, matig fijn, matig humeus, bruinzwart, Edelmanboor
-50
Projectcode: 150815
0
0 1 50
tuin Zand, matig fijn, matig humeus, bruinzwart, Edelmanboor
-50
50
Boring:
0
tuin Zand, matig fijn, matig humeus, bruinzwart, Edelmanboor
-50
tuin Zand, matig fijn, matig humeus, bruinzwart, Edelmanboor
Boring:
13
X:
190683,37
Y:
496279,79
Boring:
0
0 1
tuin Zand, matig fijn, matig humeus, bruinzwart, Edelmanboor
-50
50
14
0
0 1
-50
50
Boring:
15
Boring:
16
X:
190663,12
X:
190638,28
Y:
496273,58
Y:
496255,37
0
0 1
gras Zand, matig fijn, matig humeus, bruinzwart, Edelmanboor
-50
50
0
0 1
17
Boring:
18
X:
190658,32
X:
190673,45
Y:
496244,83
Y:
496280,46
0
1 50
gras Zand, matig fijn, matig humeus, bruinzwart, Edelmanboor
-50
Projectcode: 150815
0
0 1 50
gras Zand, matig fijn, matig humeus, bruinzwart, Edelmanboor
-50
50
Boring:
0
gras Zand, matig fijn, matig humeus, bruinzwart, Edelmanboor
-50
gras Zand, matig fijn, matig humeus, bruinzwart, Edelmanboor
BIJLAGE 4
Behoort bij rapport: Zuiderzeestraatweg 224 Oldebroek Opdrachtnummer 150815
Eco Reest T.a.v. M. van den Broek Industrieweg 20 7921 JP ZUIDWOLDE
Analysecertificaat Datum: 17-07-2015
Hierbij ontvangt u de resultaten van het navolgende laboratoriumonderzoek. Certificaatnummer/Versie Uw project/verslagnummer Uw projectnaam Uw ordernummer Monster(s) ontvangen
2015078621/1 150815 oldebroek 13-07-2015
Dit certificaat mag uitsluitend in zijn geheel worden gereproduceerd. De grondmonsters worden tot 4 weken na datum ontvangst bewaard en watermonsters tot 2 weken na datum ontvangst. Zonder tegenbericht worden de monsters nadien afgevoerd. Indien de monsters langer bewaard dienen te blijven verzoeken wij U dit exemplaar uiterlijk 1 werkdag voor afloop van de standaardbewaarperiode ondertekend aan ons te retourneren. Voor de kosten van het langer bewaren van monsters verwijzen wij naar de prijslijst.
Bewaren tot: Datum:
Naam:
Handtekening:
Wij vertrouwen erop uw opdracht hiermee naar verwachting te hebben uitgevoerd, mocht U naar aanleiding van dit analysecertificaat nog vragen hebben verzoeken wij U contact op te nemen met de afdeling Verkoop en Advies.
Met vriendelijke groet, Eurofins Analytico B.V.
Ing. A. Veldhuizen Technical Manager
Eurofins Analytico B.V. Gildeweg 44-46 3771 NB Barneveld P.O. Box 459 3770 AL Barneveld NL
Tel. +31 (0)34 242 63 00 BNP Paribas S.A. 227 9245 25 Fax +31 (0)34 242 63 99 VAT/BTW No. NL 8043.14.883.B01 E-mail
[email protected] KvK No. 09088623 Site www.eurofins.nl IBAN: NL71BNPA0227924525 BIC: BNPANL2A
Eurofins Analytico B.V. is ISO 14001: 2004 gecertificeerd door TÜV en erkend door het Vlaamse Gewest (OVAM en Dep. LNE), het Brusselse Gewest (BIM), het Waalse Gewest (DGRNE-OWD) en door de overheden van Frankrijk en Luxemburg (MEV).
Analysecertificaat Uw project/verslagnummer Uw projectnaam Uw ordernummer Monsternemer Monstermatrix
150815 oldebroek
Certificaatnummer/Versie Startdatum Rapportagedatum Bijlage Pagina
2015078621/1 13-07-2015 17-07-2015/19:05 A,B,C 1/2
Grond; Grond (AS3000) Eenheid
Analyse
1
2
Uitgevoerd
Uitgevoerd
88.7
80.4
Voorbehandeling
Cryogeen malen AS3000 Bodemkundige analyses
S
Droge stof
% (m/m)
S
Organische stof
% (m/m) ds
4.0
0.9
Q
Gloeirest
% (m/m) ds
95.8
99.0
S
Korrelgrootte < 2 µm (Lutum)
% (m/m) ds
3.0
2.0
Metalen
S
Barium (Ba)
mg/kg ds
21
<20
S
Cadmium (Cd)
mg/kg ds
<0.20
<0.20
S
Kobalt (Co)
mg/kg ds
<3.0
<3.0
S
Koper (Cu)
mg/kg ds
6.3
<5.0
S
Kwik (Hg)
mg/kg ds
0.080
<0.050
S
Molybdeen (Mo)
mg/kg ds
<1.5
<1.5
S
Nikkel (Ni)
mg/kg ds
<4.0
<4.0
S
Lood (Pb)
mg/kg ds
23
<10
S
Zink (Zn)
mg/kg ds
35
<20
Minerale olie (C10-C12)
mg/kg ds
<3.0
<3.0
Minerale olie (C12-C16)
mg/kg ds
<5.0
<5.0
Minerale olie (C16-C21)
mg/kg ds
6.5
<5.0
Minerale olie (C21-C30)
mg/kg ds
15
<11
Minerale olie (C30-C35)
mg/kg ds
9.2
5.9
Minerale olie (C35-C40)
mg/kg ds
<6.0
<6.0
Minerale olie totaal (C10-C40)
mg/kg ds
<35
<35
Minerale olie
S
Polychloorbifenylen, PCB
S
PCB 28
mg/kg ds
<0.0010
<0.0010
S
PCB 52
mg/kg ds
<0.0010
<0.0010
S
PCB 101
mg/kg ds
<0.0010
<0.0010
S
PCB 118
mg/kg ds
<0.0010
<0.0010
Nr. Monsteromschrijving
Datum monstername
Monster nr.
1
1 (0-50) 10 (0-50) 11 (0-50) 12 (0-50) 3 (0-50) 6 (0-50) 7 (0-50) 8 (0-50) 9 (0-50)
13-Jul-2015
8649310
2
1 (100-150) 1 (150-200) 2 (70-100) 2 (100-150) 2 (150-200) 3 (50-100) 3 (100-150) 3 (150-200) 13-Jul-2015
8649311
Q: door RvA geaccrediteerde verrichting A: AP04 erkende verrichting S: AS 3000 erkende verrichting V: VLAREL erkende verrichting
Eurofins Analytico B.V.
Dit certificaat mag uitsluitend in zijn geheel worden gereproduceerd. Gildeweg 44-46 3771 NB Barneveld P.O. Box 459 3770 AL Barneveld NL
Tel. +31 (0)34 242 63 00 Fax +31 (0)34 242 63 99 E-mail
[email protected] Site www.eurofins.nl
BNP Paribas S.A. 227 9245 25 VAT/BTW No. NL 8043.14.883.B01 KvK No. 09088623 IBAN: NL71BNPA0227924525 BIC: BNPANL2A
Eurofins Analytico B.V. is ISO 14001: 2004 gecertificeerd door TÜV en erkend door het Vlaamse Gewest (OVAM en Dep. LNE), het Brusselse Gewest (BIM), het Waalse Gewest (DGRNE-OWD) en door de overheden van Frankrijk en Luxemburg (MEV).
TESTEN RvA L010
Analysecertificaat Uw project/verslagnummer Uw projectnaam Uw ordernummer Monsternemer Monstermatrix
150815 oldebroek
Certificaatnummer/Versie Startdatum Rapportagedatum Bijlage Pagina
Grond; Grond (AS3000)
Analyse
Eenheid
S
PCB 138
S S S
2015078621/1 13-07-2015 17-07-2015/19:05 A,B,C 2/2
1
2
mg/kg ds
<0.0010
<0.0010
PCB 153
mg/kg ds
<0.0010
<0.0010
PCB 180
mg/kg ds
<0.0010
PCB (som 7) (factor 0,7)
mg/kg ds
0.0049
<0.0010 1)
0.0049
1)
Polycyclische Aromatische Koolwaterstoffen, PAK
S
Naftaleen
mg/kg ds
<0.050
<0.050
S
Fenanthreen
S
Anthraceen
mg/kg ds
0.52
<0.050
mg/kg ds
0.086
<0.050
S
Fluorantheen
S
Benzo(a)anthraceen
mg/kg ds
1.3
<0.050
mg/kg ds
0.58
<0.050
S S
Chryseen
mg/kg ds
0.70
<0.050
Benzo(k)fluorantheen
mg/kg ds
0.32
<0.050
S
Benzo(a)pyreen
mg/kg ds
0.51
<0.050
S
Benzo(ghi)peryleen
mg/kg ds
0.36
<0.050
S
Indeno(123-cd)pyreen
mg/kg ds
0.42
<0.050
S
PAK VROM (10) (factor 0,7)
mg/kg ds
4.8
0.35
1)
Nr. Monsteromschrijving
Datum monstername
1
1 (0-50) 10 (0-50) 11 (0-50) 12 (0-50) 3 (0-50) 6 (0-50) 7 (0-50) 8 (0-50) 9 (0-50)
13-Jul-2015
8649310
2
1 (100-150) 1 (150-200) 2 (70-100) 2 (100-150) 2 (150-200) 3 (50-100) 3 (100-150) 3 (150-200) 13-Jul-2015
8649311
Q: door RvA geaccrediteerde verrichting A: AP04 erkende verrichting S: AS 3000 erkende verrichting V: VLAREL erkende verrichting
Eurofins Analytico B.V.
Dit certificaat mag uitsluitend in zijn geheel worden gereproduceerd. Gildeweg 44-46 3771 NB Barneveld P.O. Box 459 3770 AL Barneveld NL
Tel. +31 (0)34 242 63 00 Fax +31 (0)34 242 63 99 E-mail
[email protected] Site www.eurofins.nl
BNP Paribas S.A. 227 9245 25 VAT/BTW No. NL 8043.14.883.B01 KvK No. 09088623 IBAN: NL71BNPA0227924525 BIC: BNPANL2A
Eurofins Analytico B.V. is ISO 14001: 2004 gecertificeerd door TÜV en erkend door het Vlaamse Gewest (OVAM en Dep. LNE), het Brusselse Gewest (BIM), het Waalse Gewest (DGRNE-OWD) en door de overheden van Frankrijk en Luxemburg (MEV).
Monster nr.
Akkoord Pr.coörd.
VA TESTEN RvA L010
Bijlage (A) met deelmonsterinformatie behorende bij analysecertificaat 2015078621/1 Pagina 1/1 Monster nr.
Boornr
Omschrijving
Van
Tot
Barcode
8649310
11
1
0
50
0532053361
8649310
1
1
0
50
0532053337
8649310
10
1
0
50
0532053368
8649310
12
1
0
50
0532053366
8649310
3
1
0
50
0532053333
8649310
6
1
0
50
0532053363
8649310
7
1
0
50
0532053358
8649310
8
1
0
50
0532053364
8649310
9
1
0
50
0532053359
8649311
3
2
50
100
0532053334
8649311
1
3
100
150
0532053336
8649311
2
3
70
100
0532053335
8649311
3
3
100
150
0532053360
8649311
1
4
150
200
0532053328
8649311
2
4
100
150
0532053324
8649311
3
4
150
200
0532053362
8649311
2
5
150
200
0532053326
Monsteromschrijving
1 (0-50) 10 (0-50) 11 (0-50) 12 (0-50
1 (100-150) 1 (150-200) 2 (70-100) 2
Eurofins Analytico B.V.
Gildeweg 44-46 3771 NB Barneveld P.O. Box 459 3770 AL Barneveld NL
Tel. +31 (0)34 242 63 00 Fax +31 (0)34 242 63 99 E-mail
[email protected] Site www.eurofins.nl
BNP Paribas S.A. 227 9245 25 VAT/BTW No. NL 8043.14.883.B01 KvK No. 09088623 IBAN: NL71BNPA0227924525 BIC: BNPANL2A
Eurofins Analytico B.V. is ISO 14001: 2004 gecertificeerd door TÜV en erkend door het Vlaamse Gewest (OVAM en Dep. LNE), het Brusselse Gewest (BIM), het Waalse Gewest (DGRNE-OWD) en door de overheden van Frankrijk en Luxemburg (MEV).
Bijlage (B) met opmerkingen behorende bij analysecertificaat 2015078621/1 Pagina 1/1 Opmerking 1)
De toetswaarde van de som is gelijk aan de sommatie van 0,7*RG
Eurofins Analytico B.V.
Gildeweg 44-46 3771 NB Barneveld P.O. Box 459 3770 AL Barneveld NL
Tel. +31 (0)34 242 63 00 Fax +31 (0)34 242 63 99 E-mail
[email protected] Site www.eurofins.nl
BNP Paribas S.A. 227 9245 25 VAT/BTW No. NL 8043.14.883.B01 KvK No. 09088623 IBAN: NL71BNPA0227924525 BIC: BNPANL2A
Eurofins Analytico B.V. is ISO 14001: 2004 gecertificeerd door TÜV en erkend door het Vlaamse Gewest (OVAM en Dep. LNE), het Brusselse Gewest (BIM), het Waalse Gewest (DGRNE-OWD) en door de overheden van Frankrijk en Luxemburg (MEV).
.
Bijlage (C) met methodeverwijzingen behorende bij analysecertificaat 2015078621/1
Pagina 1/1
Analyse
Methode
Techniek
Methode referentie
Cryogeen malen AS3000
W0106
Voorbehandeling
Cf. AS3000
Droge Stof
W0104
Gravimetrie
Cf. pb 3010-2 en gw. NEN-ISO 11465
Organische stof (gloeirest)
W0109
Gravimetrie
Cf. pb 3010-3 en cf. NEN 5754
Lutum (fractie < 2 µm)
W0171
Sedimentatie
Cf. pb 3010-4 en cf. NEN 5753
Barium (Ba)
W0423
ICP-MS
Cf. pb 3010-5 en cf. NEN-EN-ISO 17294-2
Cadmium (Cd)
W0423
ICP-MS
Cf. pb 3010-5 en cf. NEN-EN-ISO 17294-2
Kobalt (Co)
W0423
ICP-MS
Cf. pb 3010-5 en cf. NEN-EN-ISO 17294-2
Koper (Cu)
W0423
ICP-MS
Cf. pb 3010-5 en cf. NEN-EN-ISO 17294-2
Kwik (Hg)
W0423
ICP-MS
Cf. pb 3010-5 en cf. NEN-EN-ISO 17294-2
Molybdeen (Mo)
W0423
ICP-MS
Cf. pb 3010-5 en cf. NEN-EN-ISO 17294-2
Nikkel (Ni)
W0423
ICP-MS
Cf. pb 3010-5 en cf. NEN-EN-ISO 17294-2
Lood (Pb)
W0423
ICP-MS
Cf. pb 3010-5 en cf. NEN-EN-ISO 17294-2
Zink (Zn)
W0423
ICP-MS
Cf. pb 3010-5 en cf. NEN-EN-ISO 17294-2
Minerale Olie (GC) (C10 - C40)
W0202
GC-FID
Cf. pb 3010-7 en gw. NEN-EN-ISO 16703
PCB (7)
W0271
GC-MS
Cf. pb 3010-8 en gw. NEN 6980
PAK som AS3000/AP04
W0271
GC-MS
Cf. pb. 3010-6 en gw. NEN-ISO 18287
PAK (10 VROM)
W0271
GC-MS
Cf. pb. 3010-6 en gw. NEN-ISO 18287
Eurofins Analytico B.V.
Gildeweg 44-46 3771 NB Barneveld P.O. Box 459 3770 AL Barneveld NL
Tel. +31 (0)34 242 63 00 Fax +31 (0)34 242 63 99 E-mail
[email protected] Site www.eurofins.nl
BNP Paribas S.A. 227 9245 25 VAT/BTW No. NL 8043.14.883.B01 KvK No. 09088623 IBAN: NL71BNPA0227924525 BIC: BNPANL2A
Eurofins Analytico B.V. is ISO 14001: 2004 gecertificeerd door TÜV en erkend door het Vlaamse Gewest (OVAM en Dep. LNE), het Brusselse Gewest (BIM), het Waalse Gewest (DGRNE-OWD) en door de overheden van Frankrijk en Luxemburg (MEV).
Eco Reest T.a.v. R. Jonker Industrieweg 20 7921 JP ZUIDWOLDE
Analysecertificaat Datum: 04-08-2015
Hierbij ontvangt u de resultaten van het navolgende laboratoriumonderzoek. Certificaatnummer/Versie Uw project/verslagnummer Uw projectnaam Uw ordernummer Monster(s) ontvangen
2015084986/1 150815 oldebroek 30-07-2015
Dit certificaat mag uitsluitend in zijn geheel worden gereproduceerd. De grondmonsters worden tot 4 weken na datum ontvangst bewaard en watermonsters tot 2 weken na datum ontvangst. Zonder tegenbericht worden de monsters nadien afgevoerd. Indien de monsters langer bewaard dienen te blijven verzoeken wij U dit exemplaar uiterlijk 1 werkdag voor afloop van de standaardbewaarperiode ondertekend aan ons te retourneren. Voor de kosten van het langer bewaren van monsters verwijzen wij naar de prijslijst.
Bewaren tot: Datum:
Naam:
Handtekening:
Wij vertrouwen erop uw opdracht hiermee naar verwachting te hebben uitgevoerd, mocht U naar aanleiding van dit analysecertificaat nog vragen hebben verzoeken wij U contact op te nemen met de afdeling Verkoop en Advies.
Met vriendelijke groet, Eurofins Analytico B.V.
Ing. A. Veldhuizen Technical Manager
Eurofins Analytico B.V. Gildeweg 44-46 3771 NB Barneveld P.O. Box 459 3770 AL Barneveld NL
Tel. +31 (0)34 242 63 00 BNP Paribas S.A. 227 9245 25 Fax +31 (0)34 242 63 99 VAT/BTW No. NL 8043.14.883.B01 E-mail
[email protected] KvK No. 09088623 Site www.eurofins.nl IBAN: NL71BNPA0227924525 BIC: BNPANL2A
Eurofins Analytico B.V. is ISO 14001: 2004 gecertificeerd door TÜV en erkend door het Vlaamse Gewest (OVAM en Dep. LNE), het Brusselse Gewest (BIM), het Waalse Gewest (DGRNE-OWD) en door de overheden van Frankrijk en Luxemburg (MEV).
Analysecertificaat Uw project/verslagnummer Uw projectnaam Uw ordernummer Monsternemer Monstermatrix
150815 oldebroek
Certificaatnummer/Versie Startdatum Rapportagedatum Bijlage Pagina
2015084986/1 30-07-2015 04-08-2015/09:17 A,B,C 1/2
Grond; Grond (AS3000) Eenheid
Analyse
1
Voorbehandeling
Uitgevoerd
Cryogeen malen AS3000 Bodemkundige analyses
S
Droge stof
% (m/m)
76.0
S
Organische stof
% (m/m) ds
6.1
Q
Gloeirest
% (m/m) ds
93.8
S
Korrelgrootte < 2 µm (Lutum)
% (m/m) ds
<2.0
Metalen
S
Barium (Ba)
mg/kg ds
32
S
Cadmium (Cd)
mg/kg ds
0.20
S
Kobalt (Co)
mg/kg ds
<3.0
S
Koper (Cu)
mg/kg ds
7.2
S
Kwik (Hg)
mg/kg ds
0.15
S
Molybdeen (Mo)
mg/kg ds
<1.5
S
Nikkel (Ni)
mg/kg ds
<4.0
S
Lood (Pb)
mg/kg ds
30
S
Zink (Zn)
mg/kg ds
60
Minerale olie (C10-C12)
mg/kg ds
<3.0
Minerale olie (C12-C16)
mg/kg ds
<5.0
Minerale olie (C16-C21)
mg/kg ds
<5.0
Minerale olie (C21-C30)
mg/kg ds
<11
Minerale olie (C30-C35)
mg/kg ds
<5.0
Minerale olie (C35-C40)
mg/kg ds
<6.0
Minerale olie totaal (C10-C40)
mg/kg ds
<35
Minerale olie
S
Polychloorbifenylen, PCB
S
PCB 28
mg/kg ds
<0.0010
S
PCB 52
mg/kg ds
<0.0010
S
PCB 101
mg/kg ds
<0.0010
S
PCB 118
mg/kg ds
<0.0010
Nr. Monsteromschrijving
Datum monstername
1
30-Jul-2015
14 (0-50) 17 (0-50) 16 (0-50) 15 (0-50) 18 (0-50)
Monster nr.
8667011
Q: door RvA geaccrediteerde verrichting A: AP04 erkende verrichting S: AS 3000 erkende verrichting V: VLAREL erkende verrichting
Eurofins Analytico B.V.
Dit certificaat mag uitsluitend in zijn geheel worden gereproduceerd. Gildeweg 44-46 3771 NB Barneveld P.O. Box 459 3770 AL Barneveld NL
Tel. +31 (0)34 242 63 00 Fax +31 (0)34 242 63 99 E-mail
[email protected] Site www.eurofins.nl
BNP Paribas S.A. 227 9245 25 VAT/BTW No. NL 8043.14.883.B01 KvK No. 09088623 IBAN: NL71BNPA0227924525 BIC: BNPANL2A
Eurofins Analytico B.V. is ISO 14001: 2004 gecertificeerd door TÜV en erkend door het Vlaamse Gewest (OVAM en Dep. LNE), het Brusselse Gewest (BIM), het Waalse Gewest (DGRNE-OWD) en door de overheden van Frankrijk en Luxemburg (MEV).
TESTEN RvA L010
Analysecertificaat Uw project/verslagnummer Uw projectnaam Uw ordernummer Monsternemer Monstermatrix
150815 oldebroek
Certificaatnummer/Versie Startdatum Rapportagedatum Bijlage Pagina
2015084986/1 30-07-2015 04-08-2015/09:17 A,B,C 2/2
Grond; Grond (AS3000)
Analyse
Eenheid
1
S
PCB 138
mg/kg ds
<0.0010
S
PCB 153
mg/kg ds
<0.0010
S
PCB 180
mg/kg ds
<0.0010
S
PCB (som 7) (factor 0,7)
mg/kg ds
0.0049
1)
Polycyclische Aromatische Koolwaterstoffen, PAK
S
Naftaleen
mg/kg ds
<0.050
S
Fenanthreen
mg/kg ds
0.16
S
Anthraceen
mg/kg ds
0.061
S
Fluorantheen
mg/kg ds
0.45
S
Benzo(a)anthraceen
mg/kg ds
0.23
S
Chryseen
mg/kg ds
0.31
S
Benzo(k)fluorantheen
mg/kg ds
0.13
S
Benzo(a)pyreen
mg/kg ds
0.21
S
Benzo(ghi)peryleen
mg/kg ds
0.16
S
Indeno(123-cd)pyreen
mg/kg ds
0.19
S
PAK VROM (10) (factor 0,7)
mg/kg ds
1.9
Nr. Monsteromschrijving
Datum monstername
1
30-Jul-2015
14 (0-50) 17 (0-50) 16 (0-50) 15 (0-50) 18 (0-50)
Q: door RvA geaccrediteerde verrichting A: AP04 erkende verrichting S: AS 3000 erkende verrichting V: VLAREL erkende verrichting
Eurofins Analytico B.V.
Dit certificaat mag uitsluitend in zijn geheel worden gereproduceerd. Gildeweg 44-46 3771 NB Barneveld P.O. Box 459 3770 AL Barneveld NL
Tel. +31 (0)34 242 63 00 Fax +31 (0)34 242 63 99 E-mail
[email protected] Site www.eurofins.nl
BNP Paribas S.A. 227 9245 25 VAT/BTW No. NL 8043.14.883.B01 KvK No. 09088623 IBAN: NL71BNPA0227924525 BIC: BNPANL2A
Eurofins Analytico B.V. is ISO 14001: 2004 gecertificeerd door TÜV en erkend door het Vlaamse Gewest (OVAM en Dep. LNE), het Brusselse Gewest (BIM), het Waalse Gewest (DGRNE-OWD) en door de overheden van Frankrijk en Luxemburg (MEV).
Monster nr.
8667011
Akkoord Pr.coörd.
YD TESTEN RvA L010
Bijlage (A) met deelmonsterinformatie behorende bij analysecertificaat 2015084986/1 Pagina 1/1 Monster nr.
Boornr
Omschrijving
Van
Tot
Barcode
8667011
16
1
0
50
0532468324
8667011
17
1
0
50
0532468332
8667011
18
1
0
50
0532468328
8667011
14
1
0
50
0532468335
8667011
15
1
0
50
0532468330
Monsteromschrijving
14 (0-50) 17 (0-50) 16 (0-50) 15 (0-5
Eurofins Analytico B.V.
Gildeweg 44-46 3771 NB Barneveld P.O. Box 459 3770 AL Barneveld NL
Tel. +31 (0)34 242 63 00 Fax +31 (0)34 242 63 99 E-mail
[email protected] Site www.eurofins.nl
BNP Paribas S.A. 227 9245 25 VAT/BTW No. NL 8043.14.883.B01 KvK No. 09088623 IBAN: NL71BNPA0227924525 BIC: BNPANL2A
Eurofins Analytico B.V. is ISO 14001: 2004 gecertificeerd door TÜV en erkend door het Vlaamse Gewest (OVAM en Dep. LNE), het Brusselse Gewest (BIM), het Waalse Gewest (DGRNE-OWD) en door de overheden van Frankrijk en Luxemburg (MEV).
Bijlage (B) met opmerkingen behorende bij analysecertificaat 2015084986/1 Pagina 1/1 Opmerking 1)
De toetswaarde van de som is gelijk aan de sommatie van 0,7*RG
Eurofins Analytico B.V.
Gildeweg 44-46 3771 NB Barneveld P.O. Box 459 3770 AL Barneveld NL
Tel. +31 (0)34 242 63 00 Fax +31 (0)34 242 63 99 E-mail
[email protected] Site www.eurofins.nl
BNP Paribas S.A. 227 9245 25 VAT/BTW No. NL 8043.14.883.B01 KvK No. 09088623 IBAN: NL71BNPA0227924525 BIC: BNPANL2A
Eurofins Analytico B.V. is ISO 14001: 2004 gecertificeerd door TÜV en erkend door het Vlaamse Gewest (OVAM en Dep. LNE), het Brusselse Gewest (BIM), het Waalse Gewest (DGRNE-OWD) en door de overheden van Frankrijk en Luxemburg (MEV).
.
Bijlage (C) met methodeverwijzingen behorende bij analysecertificaat 2015084986/1
Pagina 1/1
Analyse
Methode
Techniek
Methode referentie
Cryogeen malen AS3000
W0106
Voorbehandeling
Cf. AS3000
Droge Stof
W0104
Gravimetrie
Cf. pb 3010-2 en gw. NEN-ISO 11465
Organische stof (gloeirest)
W0109
Gravimetrie
Cf. pb 3010-3 en cf. NEN 5754
Lutum (fractie < 2 µm)
W0171
Sedimentatie
Cf. pb 3010-4 en cf. NEN 5753
Barium (Ba)
W0423
ICP-MS
Cf. pb 3010-5 en cf. NEN-EN-ISO 17294-2
Cadmium (Cd)
W0423
ICP-MS
Cf. pb 3010-5 en cf. NEN-EN-ISO 17294-2
Kobalt (Co)
W0423
ICP-MS
Cf. pb 3010-5 en cf. NEN-EN-ISO 17294-2
Koper (Cu)
W0423
ICP-MS
Cf. pb 3010-5 en cf. NEN-EN-ISO 17294-2
Kwik (Hg)
W0423
ICP-MS
Cf. pb 3010-5 en cf. NEN-EN-ISO 17294-2
Molybdeen (Mo)
W0423
ICP-MS
Cf. pb 3010-5 en cf. NEN-EN-ISO 17294-2
Nikkel (Ni)
W0423
ICP-MS
Cf. pb 3010-5 en cf. NEN-EN-ISO 17294-2
Lood (Pb)
W0423
ICP-MS
Cf. pb 3010-5 en cf. NEN-EN-ISO 17294-2
Zink (Zn)
W0423
ICP-MS
Cf. pb 3010-5 en cf. NEN-EN-ISO 17294-2
Minerale Olie (GC) (C10 - C40)
W0202
GC-FID
Cf. pb 3010-7 en gw. NEN-EN-ISO 16703
PCB (7)
W0271
GC-MS
Cf. pb 3010-8 en gw. NEN 6980
PAK som AS3000/AP04
W0271
GC-MS
Cf. pb. 3010-6 en gw. NEN-ISO 18287
PAK (10 VROM)
W0271
GC-MS
Cf. pb. 3010-6 en gw. NEN-ISO 18287
Eurofins Analytico B.V.
Gildeweg 44-46 3771 NB Barneveld P.O. Box 459 3770 AL Barneveld NL
Tel. +31 (0)34 242 63 00 Fax +31 (0)34 242 63 99 E-mail
[email protected] Site www.eurofins.nl
BNP Paribas S.A. 227 9245 25 VAT/BTW No. NL 8043.14.883.B01 KvK No. 09088623 IBAN: NL71BNPA0227924525 BIC: BNPANL2A
Eurofins Analytico B.V. is ISO 14001: 2004 gecertificeerd door TÜV en erkend door het Vlaamse Gewest (OVAM en Dep. LNE), het Brusselse Gewest (BIM), het Waalse Gewest (DGRNE-OWD) en door de overheden van Frankrijk en Luxemburg (MEV).
Eco Reest T.a.v. S. Kroone Industrieweg 20 7921 JP ZUIDWOLDE
Analysecertificaat Datum: 29-07-2015
Hierbij ontvangt u de resultaten van het navolgende laboratoriumonderzoek. Certificaatnummer/Versie Uw project/verslagnummer Uw projectnaam Uw ordernummer Monster(s) ontvangen
2015081655/1 150815 oldebroek 21-07-2015
Dit certificaat mag uitsluitend in zijn geheel worden gereproduceerd. De grondmonsters worden tot 4 weken na datum ontvangst bewaard en watermonsters tot 2 weken na datum ontvangst. Zonder tegenbericht worden de monsters nadien afgevoerd. Indien de monsters langer bewaard dienen te blijven verzoeken wij U dit exemplaar uiterlijk 1 werkdag voor afloop van de standaardbewaarperiode ondertekend aan ons te retourneren. Voor de kosten van het langer bewaren van monsters verwijzen wij naar de prijslijst.
Bewaren tot: Datum:
Naam:
Handtekening:
Wij vertrouwen erop uw opdracht hiermee naar verwachting te hebben uitgevoerd, mocht U naar aanleiding van dit analysecertificaat nog vragen hebben verzoeken wij U contact op te nemen met de afdeling Verkoop en Advies.
Met vriendelijke groet, Eurofins Analytico B.V.
Ing. A. Veldhuizen Technical Manager
Eurofins Analytico B.V. Gildeweg 44-46 3771 NB Barneveld P.O. Box 459 3770 AL Barneveld NL
Tel. +31 (0)34 242 63 00 BNP Paribas S.A. 227 9245 25 Fax +31 (0)34 242 63 99 VAT/BTW No. NL 8043.14.883.B01 E-mail
[email protected] KvK No. 09088623 Site www.eurofins.nl IBAN: NL71BNPA0227924525 BIC: BNPANL2A
Eurofins Analytico B.V. is ISO 14001: 2004 gecertificeerd door TÜV en erkend door het Vlaamse Gewest (OVAM en Dep. LNE), het Brusselse Gewest (BIM), het Waalse Gewest (DGRNE-OWD) en door de overheden van Frankrijk en Luxemburg (MEV).
Analysecertificaat Uw project/verslagnummer Uw projectnaam Uw ordernummer Monsternemer Monstermatrix
150815 oldebroek
Certificaatnummer/Versie Startdatum Rapportagedatum Bijlage Pagina
2015081655/1 23-07-2015 29-07-2015/08:01 A,B,C 1/2
Water; Water (AS3000) Eenheid
Analyse
1
Metalen
S
Barium (Ba)
µg/L
150
S
Cadmium (Cd)
µg/L
<0.20
S
Kobalt (Co)
µg/L
<2.0
S
Koper (Cu)
µg/L
<2.0
S
Kwik (Hg)
µg/L
<0.050
S
Molybdeen (Mo)
µg/L
<2.0
S
Nikkel (Ni)
µg/L
6.4
S
Lood (Pb)
µg/L
<2.0
S
Zink (Zn)
µg/L
50
Vluchtige Aromatische Koolwaterstoffen
S
Benzeen
µg/L
<0.20
S
Tolueen
µg/L
<0.20
S
Ethylbenzeen
µg/L
<0.20
S
o-Xyleen
µg/L
<0.10
S
m,p-Xyleen
µg/L
<0.20
S
Xylenen (som) factor 0,7
µg/L
0.21
BTEX (som)
µg/L
<0.90
S
Naftaleen
µg/L
<0.020
S
Styreen
µg/L
<0.20
1)
Vluchtige organische halogeenkoolwaterstoffen
S
Dichloormethaan
µg/L
<0.20
S
Trichloormethaan
µg/L
<0.20
S
Tetrachloormethaan
µg/L
<0.10
S
Trichlooretheen
µg/L
<0.20
S
Tetrachlooretheen
µg/L
<0.10
S
1,1-Dichloorethaan
µg/L
<0.20
S
1,2-Dichloorethaan
µg/L
<0.20
S
1,1,1-Trichloorethaan
µg/L
<0.10
S
1,1,2-Trichloorethaan
µg/L
<0.10
S
cis 1,2-Dichlooretheen
µg/L
<0.10
Nr. Monsteromschrijving
Datum monstername
1
21-Jul-2015
1 (200-300)
Monster nr.
8658261
Q: door RvA geaccrediteerde verrichting A: AP04 erkende verrichting S: AS 3000 erkende verrichting V: VLAREL erkende verrichting
Eurofins Analytico B.V.
Dit certificaat mag uitsluitend in zijn geheel worden gereproduceerd. Gildeweg 44-46 3771 NB Barneveld P.O. Box 459 3770 AL Barneveld NL
Tel. +31 (0)34 242 63 00 Fax +31 (0)34 242 63 99 E-mail
[email protected] Site www.eurofins.nl
BNP Paribas S.A. 227 9245 25 VAT/BTW No. NL 8043.14.883.B01 KvK No. 09088623 IBAN: NL71BNPA0227924525 BIC: BNPANL2A
Eurofins Analytico B.V. is ISO 14001: 2004 gecertificeerd door TÜV en erkend door het Vlaamse Gewest (OVAM en Dep. LNE), het Brusselse Gewest (BIM), het Waalse Gewest (DGRNE-OWD) en door de overheden van Frankrijk en Luxemburg (MEV).
TESTEN RvA L010
Analysecertificaat Uw project/verslagnummer Uw projectnaam Uw ordernummer Monsternemer Monstermatrix
150815 oldebroek
2015081655/1 23-07-2015 29-07-2015/08:01 A,B,C 2/2
Water; Water (AS3000) Eenheid
Analyse
S
Certificaatnummer/Versie Startdatum Rapportagedatum Bijlage Pagina
trans 1,2-Dichlooretheen
µg/L
1
<0.10
CKW (som)
µg/L
<1.6
S
Tribroommethaan
µg/L
<0.20
S
Vinylchloride
µg/L
<0.10
S
1,1-Dichlooretheen
µg/L
<0.10
S
1,2-Dichloorethenen (Som) factor 0,7
µg/L
0.14
S
1,1-Dichloorpropaan
µg/L
<0.20
S
1,2-Dichloorpropaan
µg/L
<0.20
S
1,3-Dichloorpropaan
µg/L
<0.20
S
Dichloorpropanen som factor 0.7
µg/L
0.42
Minerale olie (C10-C12)
µg/L
<10
Minerale olie (C12-C16)
µg/L
<10
Minerale olie (C16-C21)
µg/L
<10
Minerale olie (C21-C30)
µg/L
<15
Minerale olie (C30-C35)
µg/L
20
Minerale olie (C35-C40)
µg/L
<10
Minerale olie totaal (C10-C40)
µg/L
<50
1)
Minerale olie
S
Nr. Monsteromschrijving
Datum monstername
1
21-Jul-2015
1 (200-300)
Q: door RvA geaccrediteerde verrichting A: AP04 erkende verrichting S: AS 3000 erkende verrichting V: VLAREL erkende verrichting
Eurofins Analytico B.V.
Dit certificaat mag uitsluitend in zijn geheel worden gereproduceerd. Gildeweg 44-46 3771 NB Barneveld P.O. Box 459 3770 AL Barneveld NL
Tel. +31 (0)34 242 63 00 Fax +31 (0)34 242 63 99 E-mail
[email protected] Site www.eurofins.nl
BNP Paribas S.A. 227 9245 25 VAT/BTW No. NL 8043.14.883.B01 KvK No. 09088623 IBAN: NL71BNPA0227924525 BIC: BNPANL2A
Eurofins Analytico B.V. is ISO 14001: 2004 gecertificeerd door TÜV en erkend door het Vlaamse Gewest (OVAM en Dep. LNE), het Brusselse Gewest (BIM), het Waalse Gewest (DGRNE-OWD) en door de overheden van Frankrijk en Luxemburg (MEV).
Monster nr.
8658261
Akkoord Pr.coörd.
VA TESTEN RvA L010
Bijlage (A) met deelmonsterinformatie behorende bij analysecertificaat 2015081655/1 Pagina 1/1 Monster nr.
Boornr
Omschrijving
Van
Tot
Barcode
8658261
1
3
200
300
0800396245
8658261
1
1
200
300
0680119439
8658261
1
2
200
300
0680119445
Monsteromschrijving
1 (200-300)
Eurofins Analytico B.V.
Gildeweg 44-46 3771 NB Barneveld P.O. Box 459 3770 AL Barneveld NL
Tel. +31 (0)34 242 63 00 Fax +31 (0)34 242 63 99 E-mail
[email protected] Site www.eurofins.nl
BNP Paribas S.A. 227 9245 25 VAT/BTW No. NL 8043.14.883.B01 KvK No. 09088623 IBAN: NL71BNPA0227924525 BIC: BNPANL2A
Eurofins Analytico B.V. is ISO 14001: 2004 gecertificeerd door TÜV en erkend door het Vlaamse Gewest (OVAM en Dep. LNE), het Brusselse Gewest (BIM), het Waalse Gewest (DGRNE-OWD) en door de overheden van Frankrijk en Luxemburg (MEV).
Bijlage (B) met opmerkingen behorende bij analysecertificaat 2015081655/1 Pagina 1/1 Opmerking 1)
De toetswaarde van de som is gelijk aan de sommatie van 0,7*RG
Eurofins Analytico B.V.
Gildeweg 44-46 3771 NB Barneveld P.O. Box 459 3770 AL Barneveld NL
Tel. +31 (0)34 242 63 00 Fax +31 (0)34 242 63 99 E-mail
[email protected] Site www.eurofins.nl
BNP Paribas S.A. 227 9245 25 VAT/BTW No. NL 8043.14.883.B01 KvK No. 09088623 IBAN: NL71BNPA0227924525 BIC: BNPANL2A
Eurofins Analytico B.V. is ISO 14001: 2004 gecertificeerd door TÜV en erkend door het Vlaamse Gewest (OVAM en Dep. LNE), het Brusselse Gewest (BIM), het Waalse Gewest (DGRNE-OWD) en door de overheden van Frankrijk en Luxemburg (MEV).
.
Bijlage (C) met methodeverwijzingen behorende bij analysecertificaat 2015081655/1
Pagina 1/1
Analyse
Methode
Techniek
Methode referentie
Aromaten (BTEXN)
W0254
HS-GC-MS
Cf. pb 3130-1
Xylenen som AS3000
W0254
HS-GC-MS
Cf. pb 3130-1
Barium (Ba)
W0421
ICP-MS
Cf. pb 3110-3 en cf. NEN-EN-ISO 17294-2
Cadmium (Cd)
W0421
ICP-MS
Cf. pb 3110-3 en cf. NEN-EN-ISO 17294-2
Cobalt (Co)
W0421
ICP-MS
Cf. pb 3110-3 en cf. NEN-EN-ISO 17294-2
Koper (Cu)
W0421
ICP-MS
Cf. pb 3110-3 en cf. NEN-EN-ISO 17294-2
Kwik (Hg)
W0421
ICP-MS
Cf. pb 3110-3 en cf. NEN-EN-ISO 17294-2
Molybdeen (Mo)
W0421
ICP-MS
Cf. pb 3110-3 en cf. NEN-EN-ISO 17294-2
Nikkel (Ni)
W0421
ICP-MS
Cf. pb 3110-3 en cf. NEN-EN-ISO 17294-2
Lood (Pb)
W0421
ICP-MS
Cf. pb 3110-3 en cf. NEN-EN-ISO 17294-2
Zink (Zn)
W0421
ICP-MS
Cf. pb 3110-3 en cf. NEN-EN-ISO 17294-2
Styreen
W0254
HS-GC-MS
Cf. pb 3130-1
VOCl (11)
W0254
HS-GC-MS
Cf. pb 3130-1
Tribroommethaan (Bromoform)
W0254
HS-GC-MS
Cf. pb 3130-1
Vinylchloride
W0254
HS-GC-MS
Cf. pb 3130-1
1,1-Dichlooretheen
W0254
HS-GC-MS
Cf. pb 3130-1
DiClEtheen som AS3000
W0254
HS-GC-MS
Cf. pb 3130-1
1,1-Dichloorpropaan
W0254
HS-GC-MS
Cf. pb 3130-1
1,2-Dichloorpropaan
W0254
HS-GC-MS
Cf. pb 3130-1
1,3-Dichloorpropaan
W0254
HS-GC-MS
Cf. pb 3130-1
DiChlprop. som AS300
W0254
HS-GC-MS
Cf. pb 3130-2 en gw. NEN EN ISO 15680
Minerale Olie (GC) (C10 - C40)
W0215
LVI-GC-FID
Cf. pb 3110-5
Eurofins Analytico B.V.
Gildeweg 44-46 3771 NB Barneveld P.O. Box 459 3770 AL Barneveld NL
Tel. +31 (0)34 242 63 00 Fax +31 (0)34 242 63 99 E-mail
[email protected] Site www.eurofins.nl
BNP Paribas S.A. 227 9245 25 VAT/BTW No. NL 8043.14.883.B01 KvK No. 09088623 IBAN: NL71BNPA0227924525 BIC: BNPANL2A
Eurofins Analytico B.V. is ISO 14001: 2004 gecertificeerd door TÜV en erkend door het Vlaamse Gewest (OVAM en Dep. LNE), het Brusselse Gewest (BIM), het Waalse Gewest (DGRNE-OWD) en door de overheden van Frankrijk en Luxemburg (MEV).
BIJLAGE 5
Behoort bij rapport: Zuiderzeestraatweg 224 Oldebroek Opdrachtnummer 150815
Toetsing standaard bodem BoToVa Analyse Metalen Barium (Ba) Cadmium (Cd) Kobalt (Co) Koper (Cu) Kwik (Hg) Molybdeen (Mo) Nikkel (Ni) Lood (Pb) Zink (Zn) Minerale olie Minerale olie totaal (C10‐C40) PCB PCB (som 7) (factor 0,7) PAK PAK VROM (10) (factor 0,7) Toetsingswaarden grondwater Analyse Metalen Barium (Ba) Cadmium (Cd) Kobalt (Co) Koper (Cu) Kwik (Hg) Molybdeen (Mo) Nikkel (Ni) Lood (Pb) Zink (Zn) Vluchtige Aromatische Koolwaterstoffen Benzeen Tolueen Ethylbenzeen o-Xyleen m,p-Xyleen Xylenen (som) factor 0,7 BTEX (som) Naftaleen Styreen Vluchtige organische halogeenkoolwaterstoffen Dichloormethaan Trichloormethaan Tetrachloormethaan Trichlooretheen Tetrachlooretheen 1,1-Dichloorethaan 1,2-Dichloorethaan 1,1,1-Trichloorethaan 1,1,2-Trichloorethaan cis 1,2-Dichlooretheen trans 1,2-Dichlooretheen CKW (som) Tribroommethaan Vinylchloride 1,1-Dichlooretheen 1,2-Dichloorethenen (Som) factor 0,7 1,1-Dichloorpropaan 1,2-Dichloorpropaan 1,3-Dichloorpropaan Dichloorpropanen som factor 0.7 Minerale olie Minerale olie totaal (C10-C40)
Eenheid
RG
AW
T
I
mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds
20 0,2 3 5 0,05 1,5 4 10 20
190 0,6 15 40 0,15 1,5 35 50 140
555 6,8 103 115 18,1 95,8 67,5 290 430
920 13 190 190 36 190 100 530 720
mg/kg ds
35
190
2600
5000
mg/kg ds
0,007
0,02
0,51
1
mg/kg ds
0,35
1,5
20,8
40
Eenheid
RG
S
T
I
μg/L μg/L μg/L μg/L μg/L μg/L μg/L μg/L μg/L
50 0,8 20 15 0,05 5 15 15 65
50 0,4 20 15 0,05 5 15 15 65
340 3,2 60 45 0,17 150 45 45 430
630 6 100 75 0,3 300 75 75 800
μg/L μg/L μg/L μg/L μg/L μg/L μg/L μg/L μg/L
0,2 7 4
0,2 7 4
15 500 77
30 1000 150
0,3
0,2
35
70
0,05 6
0,01 6
35 150
70 300
0,2 6 0,1 24 0,1 7 7 0,1 0,1
0,01 6 0,01 24 0,01 7 7 0,01 0,01
500 200 5 260 20 450 200 150 65
1000 400 10 500 40 900 400 300 130
μg/L μg/L μg/L μg/L μg/L μg/L μg/L μg/L μg/L μg/L μg/L μg/L μg/L μg/L μg/L μg/L μg/L μg/L μg/L μg/L
0,2 0,1 0,1
0,01 0,01 0,01
2,5 5 10
630 5 10 20
0,75
0,8
40
80
μg/L
100
50
330
600
BIJLAGE 6
Behoort bij rapport: Zuiderzeestraatweg 224 Oldebroek Opdrachtnummer 150815
Bijlage 2
Quickscan natuurtoets
bestemmingsplan Buitengebied, Zuiderzeestraatweg 224 VASTGESTELD
2 juni 2016 53
bestemmingsplan Buitengebied, Zuiderzeestraatweg 224 VASTGESTELD
2 juni 2016 54
Witpaard BV
Contactpersoon
Kenmerk
Mevr. M. Nagelhout-van 15-263 den Bosch
Status
Datum
concept
8 juli 2015
Betreft
Quickscan samenvatting natuurtoets Zuiderzeestraatweg 224, Oldebroek Omschrijving
Aanleiding en doelstelling In opdracht van Witpaard BV heeft Ecogroen een quickscan natuurtoets uitgevoerd ten behoeve van te slopen bijgebouwen en een te bouwen woning op het perceel van Zuiderzeestraatweg 224 in Oldebroek (zie bijlage 1). Het plangebied bestaat uit (oude) bijgebouwen, gazon en opgaande groenelementen. De elzensingel langs de sloot maakt geen onderdeel uit van het plangebied. Het onderzoek is voor een belangrijk deel gebaseerd op een veldbezoek op 3 juli 2015. Tijdens het veldonderzoek hebben wij het plangebied en directe omgeving grondig geïnspecteerd. Wij hebben specifiek gekeken naar vleermuizen en broedvogels met jaarrond beschermde nesten. Hierbij zijn met name de te slopen bijgebouwen geïnspecteerd op aanwezigheid van vaste verblijfplaatsen. De consequenties van de beoogde ruimtelijke ingreep op de aanwezige natuurwaarden zijn getoetst aan de Flora- en faunawet. Verder hebben we gekeken naar de relatie van het plangebied met de vigerende gebiedsgerichte natuurbescherming. Voor een samenvatting van de relevante wetteksten verwijzen we naar bijlage 2. Gebiedsgerichte natuurbescherming Er vinden geen werkzaamheden plaats in of met negatieve effecten op Natura 2000-gebieden, beschermde Natuurmonumenten, Ecologische Hoofdstructuur of natuur buiten de EHS. Het nemen van vervolgstappen is dan ook niet nodig vanuit het oogpunt van gebiedsbescherming. Aangetroffen en te verwachten soorten • In het plangebied zijn geen beschermde en bedreigde plantensoorten aangetroffen en deze worden op basis van het veldonderzoek en terreinkenmerken ook niet verwacht; • In het plangebied zijn geen vaste verblijfplaatsen van vleermuizen aangetroffen en te verwachten, de bijgebouwen zijn niet geschikt als verblijfplaats. De voorgenomen plannen hebben geen schade aan essentiële vliegroutes en belangrijk foerageergebied tot gevolg; • Zwaar beschermde grondgebonden zoogdieren zoals Steenmarter zijn niet binnen het plangebied aangetoond of te verwachten. Wel zijn vaste verblijfplaatsen van enkele algemeen voorkomende, laag beschermde grondgePagina 1 van 6
bonden zoogdiersoorten zoals Rosse woelmuis, Huisspitsmuis, Bosmuis, Mol en Egel te verwachten in het plangebied; • Broedvogels met jaarrond beschermde nestlocaties zoals Huismus en Gierzwaluw worden niet verwacht binnen de invloedsfeer van de plannen. In het plangebied zijn algemene broedvogels van erf en bos en struweel te verwachten zoals Huiszwaluw, Boerenzwaluw; Spreeuw, Merel, Vink, Roodborst, Winterkoning, Heggenmus en Houtduif; • Permanent oppervlaktewater ontbreekt in het plangebied, waardoor vissen en voortplanting van amfibieën kunnen worden uitgesloten. Zwaar beschermde amfibieën zijn niet aangetroffen of te verwachten in het plangebied. Wel is overwintering van laag beschermde, algemene amfibieën zoals Gewone pad, Bruine kikker en Kleine watersalamander te verwachten, onder andere in de strooisellaag onder begroeiing; • Verblijfplaatsen van beschermde reptielen, libellen, dagvlinders en andere ongewervelden zijn niet aangetroffen en worden op basis van biotoopkenmerken en bekende verspreidingsgegevens ook niet in het plangebied verwacht. Effectbeoordeling en mitigerende maatregelen • Een vervolgtraject in het kader van de Natuurbeschermingswet en EHS-beleid is niet noodzakelijk; • Werkzaamheden die broedbiotopen van aanwezige vogels verstoren of beschadigen dienen te allen tijde te worden voorkomen. Dit is voor de meeste soorten mogelijk door gefaseerd te werken en de uitvoering in elk geval te starten in de periode voor begin maart en na eind juli of de invloedsfeer van de plannen kort voorafgaand aan het werk te controleren op broedende vogels en in gebruikzijnde nesten. Voor het broedseizoen wordt geen standaardperiode gehanteerd (Boerenzwaluw kan namelijk tot in september broedend aanwezig en Houtduif tot half november), maar is het van belang of een broedgeval wordt verstoord, ongeacht de datum; • Bij de beoogde plannen kunnen exemplaren en verblijfplaatsen van enkele algemene en laag beschermde kleine zoogdieren en amfibieën verloren gaan. Voor deze soorten geldt echter in deze situatie automatisch vrijstelling van de verbodsartikelen uit de Flora- en faunawet en zijn zodoende geen verplichte vervolgacties nodig. Uitvoering in de maanden september/oktober levert over het algemeen de minste schade op aan deze soorten, dat is namelijk buiten de kwetsbare voortplantings- en overwinteringsperiode.
Pagina 2 van 6
Bijlage 1 – Plangebied
Pagina 3 van 6
Bijlage 2 - Samenvatting natuurwetgeving Flora- en faunawet Inleiding Sinds 1 april 2002 is de Flora- en faunawet van kracht. Onder de Flora- en faunawet zijn ongeveer 500 soorten in Nederland aangewezen als beschermde dier- of plantensoort. De doelstelling van de wet is de bescherming en het behoud van de gunstige staat van instandhouding van in het wild levende plant- en diersoorten. Het uitgangspunt van de wet is `nee, tenzij`. Dit betekent dat activiteiten met een schadelijk effect op beschermde soorten in principe verboden zijn. De Flora- en faunawet kent een groot aantal verbodsbepalingen die samenhangen met ruimtelijke ingrepen, plannen en projecten. Zo is het verboden beschermde inheemse planten te plukken of te beschadigen en geldt voor beschermde dieren een verbod op het doden, verwonden en opzettelijk verontrusten. Ook is het verboden nesten, holen of andere voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen van beschermde inheemse dieren te beschadigen of te verstoren of eieren te rapen of te vernielen. De verbodsbepalingen betreffende planten op hun groeiplaats zijn opgenomen in artikel 8. De verbodsbepalingen betreffende dieren in hun natuurlijke leefomgeving zijn vermeld in artikel 9 tot en met 12. Van het verbod op schadelijke handelingen (`nee`) kan onder voorwaarden (`tenzij`) worden afgeweken, met een ontheffing of vrijstelling. Het verlenen hiervan is de bevoegdheid van de minister van Economische Zaken (EZ), of, in geval van beheer en schadebestrijding, van Gedeputeerde Staten van de provincies. Beschermde dier- en plantensoorten Beschermde inheemse planten- en diersoorten zijn bij algemene maatregel van bestuur aangewezen. Het zijn soorten die van nature in Nederland voorkomen en die in hun voortbestaan worden bedreigd of het gevaar lopen in hun voortbestaan te worden bedreigd. Ook zijn soorten aangewezen die niet noodzakelijkerwijs in hun voortbestaan worden bedreigd, maar wel bescherming genieten ter voorkoming van overmatige benutting. De volgende diersoorten zijn beschermd volgens de Flora- en faunawet: 1 Alle van nature in Nederland voorkomende soorten zoogdieren, met uitzondering van gedomesticeerde dieren en met uitzondering van de zwarte rat, de bruine rat en de huismuis; 2 Alle van nature op het Europese grondgebied van de Lidstaten van de Europese Unie voorkomende soorten vogels met uitzondering van gedomesticeerde vogels; 3 Alle van nature in Nederland voorkomende soorten amfibieën en reptielen; 4 Alle van nature in Nederland voorkomende soorten vissen, met uitzondering van de soorten waarop de Visserijwet 1963 van toepassing is; 5 Een aantal ongewervelden (o.a. insecten, libellen en kevers) die in hun voortbestaan bedreigd zijn of het gevaar lopen in hun voortbestaan te worden bedreigd. Er zijn drie beschermingsregimes van kracht, mede afhankelijk van de zeldzaamheid van de soort en de status in Europese richtlijnen. Van licht naar zwaar beschermd zijn de soorten opgenomen op Tabel 1, 2 of 3. Voor vogels
Pagina 4 van 6
gelden specifieke eisen, met name tijdens het broedseizoen. Bij ruimtelijke ingrepen geldt automatisch vrijstelling voor soorten van Tabel 1 waardoor de meeste aandacht gevraagd is voor soorten van Tabel 2/3 en voor vogels. Wijze van toetsing en beoordeling Gaat u een ruimtelijke ingreep uitvoeren, zijn beschermde soorten aanwezig en is er sprake van overtreding van een verbodsbepaling uit de Flora- en faunawet, dan dient u een ontheffingsaanvraag in te dienen bij de RVO. Hierbij worden de volgende vragen gesteld: • In welke mate wordt de functionaliteit van de voortplantings- en/of vaste rust- en verblijfplaats aangetast? • Is er een bij wet genoemd belang? (behalve bij Tabel 2-soorten) • Is er een andere bevredigende oplossing? (behalve bij Tabel 2-soorten) • Komt de gunstige staat van instandhouding niet in gevaar? RVO beoordeelt of het bij wet genoemd belang zwaarder weegt dan het overtreden van de verbodsbepaling(en). Voor Tabel 2-soorten gelden minder zware eisen en kan een door het ministerie goedgekeurde gedragscode ook uitkomst bieden. De gedragscode moet wel van toepassing zijn op uw activiteit en u moet kunnen aantonen dat u precies zo werkt als in de gedragscode staat. Voor Bijlage 1-soorten uit Tabel 3 krijgt u alleen ontheffing wanneer sprake is van een bij wet genoemd belang. Bij een ruimtelijke ingreep betreft het meestal één van de onderstaande vier belangen: • Bescherming van flora en fauna (b) • Volksgezondheid of openbare veiligheid (d) • Dwingende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of economische aard, en voor het milieu wezenlijke gunstige effecten (e) • Uitvoering van werkzaamheden in het kader van ruimtelijke inrichting of ontwikkeling (j) Voor vogels en soorten van bijlage IV van de Habitatrichtlijn geldt dat u in bepaalde gevallen alleen ontheffing kunt 1 krijgen op grond van een bij wet genoemd belang uit respectievelijk de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn. Rode lijsten Los van de Flora- en faunawet heeft de toenmalige Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit ter uitvoering van de bepalingen in artikelen 1 en 3 van het Verdrag van Bern een aantal Rode Lijsten voor bedreigde en 2 kwetsbare soorten dieren en planten gepubliceerd . Voor soorten van de Rode Lijsten heeft de overheid zich verplicht onderzoek en werkzaamheden te bevorderen die nodig zijn voor bescherming en beheer. Het voorkomen van een soort op de Rode Lijst heeft geen wettelijke beschermingsstatus tot gevolg. Opname op de Rode Lijst zegt alleen iets over de zeldzaamheid en populatieontwikkelingen van de betreffende soorten.
1
In de Vogelrichtlijn worden alleen de belangen b en d én de veiligheid van het luchtverkeer (belang c) genoemd.
2
Besluit van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van TRCJZ/2004/5727, houdende vaststelling van rode lijsten flora en fauna en Besluit van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 28 augustus 2009, 25344, houdende vaststelling van geactualiseerde Rode lijsten flora en fauna.
Pagina 5 van 6
Natuurbeschermingswet 1998 Op 1 oktober 2005 is de gewijzigde Natuurbeschermingswet 1998 in werking getreden. De Natuurbeschermingswet heeft betrekking op Natura 2000 gebieden in Nederland en verankert een deel van de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn in de nationale wetgeving. Natura 2000 bestaat uit een netwerk van Europese natuurgebieden. Het vormt de basis van het Europese natuurbeleid. Natura 2000 is gericht op de instandhouding en ontwikkeling van soorten en ecosystemen die voor Europa belangrijk zijn. Nederland regelt aan de hand van een vergunningenstelsel de zorgvuldige afweging rond projecten die gevolgen kunnen hebben voor Natura 2000-gebieden. Deze vergunningen worden verleend door de provincies of door de Minister van EZ. Daarnaast stelt Nederland voor al haar Natura 2000-gebieden beheerplannen op waarin de te beschermen waarden, de zogeheten instandhoudingdoelen, nader worden uitgewerkt in ruimte, tijd en omvang. In voorgaand wettelijk kader zijn alleen de meest relevante onderdelen van de wetgeving vereenvoudigd weergegeven. Aan deze tekst kunnen derhalve geen rechten worden ontleend. Voor meer achtergronden en de oorspronkelijke wetsteksten.
Pagina 6 van 6
Bijlage 3
Akoestisch onderzoek
bestemmingsplan Buitengebied, Zuiderzeestraatweg 224 VASTGESTELD
2 juni 2016 55
bestemmingsplan Buitengebied, Zuiderzeestraatweg 224 VASTGESTELD
2 juni 2016 56
Rapport: 20150958-01 Akoestisch onderzoek realisatie tweede bedrijfswoning aan de Zuiderzeestraatweg 224 te Oldebroek Datum: 10 juli 2015
Opdrachtgever: Witpaard B.V. Postbus 337 8260 AH Kampen Contactpersoon : mevr. M. Nagelhout-van den Bosch
Uitgevoerd door: Ingenieursbureau Spreen Langakkers 28 9469 RA Schipborg t: 050 4090290 f: 050 4090235 e:
[email protected] Contactpersoon : dhr. W. Spreen
Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd en/of openbaar worden gemaakt doormiddel van druk, fotokopie, microfilm of op welke wijze dan ook zonder voorafgaande toestemming van de auteur.
INHOUDSOPGAVE
1 1.1 1.2
INLEIDING ..............................................................................................................................4 Aanleiding en doelstelling ........................................................................................................4 Situatie....................................................................................................................................4
2 2.1 2.2 2.3 2.4
WETTELIJK KADER WEGVERKEERSLAWAAI ......................................................................5 Zones langs wegen .................................................................................................................5 Artikel 3.4 Reken- en meetvoorschrift geluid 2012 ...................................................................6 Artikel 3.5 Reken- en meetvoorschrift geluid 2012 ...................................................................6 Grenswaarden.........................................................................................................................6
3 3.1 3.2
GEHANTEERDE UITGANGSPUNTEN....................................................................................7 Verkeersgegevens...................................................................................................................7 Rekenmodel ............................................................................................................................7
4 4.1 4.2 4.3
GELUIDSBELASTING WEGVERKEERSLAWAAI ...................................................................8 Geluidsbelasting......................................................................................................................8 Overweging maatregelen.........................................................................................................8 Hogere waarde wegverkeerslawaai .........................................................................................8
5
RESUMÉ.................................................................................................................................9
2
Figuren: 1. situatie met wegen 2. objecten en bodemgebieden 3. beoordelingspunten 4. geluidsbelasting t.g.v. de Zuiderzeestraatweg (incl. aftrek art. 110g Wgh) 5. geluidsbelasting t.g.v. de Mheneweg Noord (incl. aftrek art. 110g Wgh) 6. geluidsbelasting t.g.v. de Mheneweg Zuid (incl. aftrek art. 110g Wgh) 7. gecumuleerde geluidsbelasting wegverkeerslawaai (excl. aftrek art. 110g Wgh) Bijlagen: 1. wegen 2. objecten 3. beoordelingspunten 4. geluidsbelasting t.g.v. de Zuiderzeestraatweg (incl. aftrek art. 110g Wgh) 5. geluidsbelasting t.g.v. de Mheneweg Noord (incl. aftrek art. 110g Wgh) 6. geluidsbelasting t.g.v. de Mheneweg Zuid (incl. aftrek art. 110g Wgh) 7. gecumuleerde geluidsbelasting wegverkeerslawaai (excl. aftrek art. 110g Wgh) 8. rekenparameters
3
1
INLEIDING
1.1 A anleid ing en d oelstelling In opdracht van Witpaard B.V. is een akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai uitgevoerd voor het bestemmingsplan Zuiderzeestraatweg 224 te Oldebroek. De ontwikkeling betreft de sloop van (oude) bijgebouwen en de bouw van een extra woning. Daar de geluidsgevoelige bestemming wordt gerealiseerd binnen de geluidszones van de Zuiderzeestraatweg (N308), de Mheneweg Noord en Mheneweg Zuid dient de geluidsbelasting op de woning te worden vastgesteld en te worden getoetst aan de Wet Geluidhinder. Het doel van dit onderzoek is de geluidsbelasting ten gevolge van het wegverkeerslawaai op de te realiseren woning inzichtelijk te maken en te toetsen aan de grenswaarden van de Wet Geluidhinder.
1.2
S itu atie
De locatie is gelegen ter hoogte van de kruising van de Zuiderzeestraatweg met de Mheneweg Zuid. In afbeelding 1.1 is de locatie weergegeven. Afbeelding 1.1: situatie
4
2
WETTELIJK KADER WEGVERKEERSLAWAAI
2.1 Zones langs wegen De Wet geluidhinder is alleen van toepassing binnen de van rechtswege aanwezige zone van een weg. Conform de Wet geluidhinder heeft elke weg een zone. Op basis van art. 74 Wgh zijn de onderstaande wegen hiervan uitgezonderd:
Wegen die gelegen zijn binnen een als woonerf aangeduid gebied: Wegen waarvoor een maximum snelheid van 30 km per uur geldt.
De breedte is afhankelijk van het aantal rijstroken en de ligging in stedelijk of buitenstedelijk gebied. Onderstaand zijn deze zonebreedtes (conform art. 74 Wgh) aangegeven: a.
in stedelijk gebied: 1. voor een weg, bestaande uit drie of meer rijstroken: 350 meter; 2. voor een weg, bestaande uit één of twee rijstroken: 200 meter.
b.
in buitenstedelijk gebied: 1. voor een weg, bestaande uit vijf of meer rijstroken: 600 meter; 2. voor een weg, bestaande uit drie of vier rijstroken: 400 meter; 3. voor een weg, bestaande uit één of twee rijstroken: 250 meter.
De afstanden zoals weergegeven worden aan weerszijden van de weg gemeten vanaf de buitenste begrenzing van de buitenste rijstrook. De Zuiderzeestraatweg en de Mheneweg Noord betreffen ter hoogte van het bestemmingsplan binnenstedelijke wegen met twee rijstroken en een zone van 200 meter. De nieuw te bouwen woning is binnen deze zones gelegen. De Mheneweg Zuid heeft twee rijstroken en betreft een buitenstedelijke weg, waarbij alleen het laatste gedeelte nabij de kruising met de Zuiderzeestraat een binnenstedelijke weg betreft. De breedste zone bedraagt daarmee 250 meter en de smalste zone 200 meter. In artikel 75 lid 1 en 2 van de Wet geluidhinder is het onderstaande aangegeven: Art. 75 lid 2. Indien zich langs een weg een zone bevindt die bestaat uit delen met een onderling verschillende breedte, geldt voor de aansluiting van de verschillende zonedelen dat het breedste zonedeel over een afstand gelijk aan een derde van de breedte van dat zonedeel, gemeten vanaf het punt van versmalling van de zonebreedte, nog langs de wegas doorloopt en met een loodlijn aansluit op de smalste zone. Art. 75 lid 3. Aan de uiteinden van een weg loopt de zone door over een afstand gelijk aan de breedte van de zone ter hoogte van het einde van de weg. De zone loopt door langs een lijn die is gelegen in het verlengde van de wegas. Zij behoudt de breedte die zij had ter hoogte van het einde van de weg. Op basis van artikel 75 lid 2 en 3 ligt het bestemmingsplan ook binnen de zone van de Mheneweg Zuid.
5
2.2
A rtikel3.4 Reken-en m eetvoorsc hriftgelu id 2012
De ingevolge artikel 110g van de Wet geluidhinder toe te passen aftrek op de geluidsbelasting vanwege een weg, van de gevel van woningen of van andere geluidsgevoelige gebouwen of aan de grens van geluidsgevoelige terreinen bedraagt tot 1 juli 2018: a. 3 dB voor wegen waarvoor de representatief te achten snelheid van lichte motorvoertuigen 70 km/uur of meer bedraagt en de geluidsbelasting vanwege de weg zonder toepassing van artikel 110g van de Wet geluidhinder 56 dB is; b. 4 dB voor wegen waarvoor de representatief te achten snelheid van lichte motorvoertuigen 70 km/uur of meer bedraagt en de geluidsbelasting vanwege de weg zonder toepassing van artikel 110g van de Wet geluidhinder 57 dB is; c. 2 dB voor wegen waarvoor de representatief te achten snelheid van lichte motorvoertuigen 70 km/uur of meer bedraagt en de geluidsbelasting afwijkt van de onder a en b genoemde waarden; d. 5 dB voor de overige wegen; e. 0 dB bij toepassing van de artikelen 3.2 en 3.3 van het Bouwbesluit 2012 en bij toepassing van de artikelen 111b, tweede en derde lid, 112 en 113 van de Wet geluidhinder. De wettelijke rijsnelheid op de in dit onderzoek beschouwde wegen ligt ter hoogte van het bestemmingsplan lager dan 70 km/h waarvoor een aftrek van 5 dB is gehanteerd. Deze aftrek is in de berekeningen verdisconteerd in de vorm van een groepsreductie.
2.3 A rtikel3.5 Reken-en m eetvoorsc hriftgelu id 2012 1. Bij de berekening van het equivalent geluidsniveau vanwege een weg wordt voor wegen waarvoor de representatief te achten snelheid van lichte motorvoertuigen 70 kilometer per uur of meer bedraagt, 2 dB in mindering gebracht op de wegdekcorrectie bepaald overeenkomstig bijlage III bij deze regeling. 2. In afwijking van het eerste lid wordt 1 dB in mindering gebracht voor wegen waarvoor de representatief te achten snelheid van lichte motorvoertuigen 70 kilometer per uur of meer bedraagt en het wegdek bestaat uit een elementenverharding of een van de volgende wegdektypen: a. Zeer Open Asfalt Beton; b. tweelaags Zeer Open Asfalt Beton, met uitzondering van tweelaags Zeer Open Asfalt Beton fijn; c. uitgeborsteld beton; d. geoptimaliseerd uitgeborsteld beton; e. oppervlakbewerking. Daar de rijsnelheid op de beschouwde wegen lager ligt dan 70 km/h, is de aftrek conform art. 3.5 niet van toepassing.
2.4
Grenswaard en
Bij de realisatie van woningen of andere geluidsgevoelige bestemmingen moeten de wettelijke grenswaarden in acht worden genomen. De voorkeursgrenswaarde voor wegverkeerslawaai bedraagt Lden = 48 dB. Indien deze voorkeursgrenswaarde wordt overschreden moet er onderzoek worden gedaan naar mogelijke bron- en/of overdrachtsmaatregelen. Zijn maatregelen niet mogelijk dan kunnen Burgemeester en Wethouders ontheffing van de voorkeursgrenswaarde verlenen. Hierbij kan voor nieuwe woningen in binnenstedelijk gebied een hogere waarde van ten hoogste 63 dB worden vastgesteld.
6
3
GEHANTEERDE UITGANGSPUNTEN
3.1 V erkeersgegevens Bij de berekening van de geluidsbelasting dient te worden uitgegaan van de verkeerssituatie over 10 jaar (2025). De verkeersgegevens van de N308 zijn ontleend aan het permanent telpunt N30804 van de Provincie Gelderland. Dit telpunt ligt tussen de Mheneweg Noord en Kamperstraatweg (N763). De weekdagintensiteit op deze weg bedraagt 8.710 motorvoertuigen per etmaal in het jaar 2014. Door de gemeente Oldebroek zijn weekdagintensiteiten en uurintensiteiten van de Mheneweg Noord en de Mheneweg Zuid aangeleverd. De weekdagintensiteit in 2008 bedraagt op de Mheneweg Noord 3.079 mvt/etmaal en op de Mheneweg Zuid 2.463 mvt/etmaal. De voertuigverdelingen zijn ontleend aan Sandata van DHV. De verkeersgegevens voor het jaar 2025 zijn vastgesteld door rekening te houden met een autonome groei van 1% per jaar. De gehanteerde verkeersgegevens zijn samengevat in tabel 3.1. Tabel 3.1: gehanteerde verkeersgegevens wegvak intensiteit weekdaggemiddelde [mvt/etmaal] Zuiderzeestraatweg 9.718
Mheneweg Noord
3.646
Mheneweg Zuid
2.917
periode
uurintensiteit [%]
dag avond nacht dag avond nacht dag avond nacht
6,56 3,52 0,90 6,3 4,3 0,9 6,3 4,3 0,9
voertuigverdeling [%] lv mv zv 89,9 95,0 87,5 90,0 90,0 90,0 90,0 90,0 90,0
7,1 3,6 8,3 8,0 8,0 8,0 8,0 8,0 8,0
3,0 1,4 4,2 2,0 2,0 2,0 2,0 2,0 2,0
Op de Zuiderzeestraatweg is ter hoogte van het bestemmingsplan stil asfalt aangebracht (Dunne deklaag A). De Mheneweg Noord en de Mheneweg Zuid zijn voorzien van fijn asfalt (referentiewegdek). De wettelijke rijsnelheid op de Zuiderzeestraatweg bedraagt ter hoogte van het bestemmingsplan 50 km/h. Op de Mheneweg Noord en Mheneweg Zuid geldt binnen de bebouwde kom een toegestane snelheid van 50 km/h en buiten de bebouwde kom een snelheid van 60 km/h. Alle ingevoerde verkeersgegevens inclusief uurintensiteiten en voertuigverdelingen zijn weergegeven in figuur 1 en bijlage 1.
3.2
Rekenm od el
Voor het berekenen van de geluidsbelasting is gebruik gemaakt van het rekenprogramma Geomilieu V3.0 van DGMR. De harde bodemgebieden (wegen, trottoirs, parkeerplaatsen etc.) zijn als zodanig in het rekenmodel ingevoerd (zie figuur 2). De overige gebieden zijn als akoestisch zacht verondersteld (Bf = 1). De woning bestaat uit één laag met een kap. In dit onderzoek zijn de geluidsbelastingen berekend op 1,5 meter en 4,5 meter boven maaiveld. Ter plaatse van de gevels is het invallend geluidsniveau berekend (zonder gevelreflectie).
7
4
GELUIDSBELASTING WEGVERKEERSLAWAAI
4.1 Gelu id sbelasting De berekende geluidsbelastingen (incl. aftrek art. 110g Wgh) zijn weergeven in figuur 4 t/m 6 en bijlage 4 t/m 6. In tabel 4.1 zijn de geluidsbelastingen voor de maatgevende gevels samengevat. Indien de geluidsbelasting in groen is aangegeven voldoet deze aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. De geel aangegeven geluidsbelasting voldoet niet aan de voorkeursgrenswaarde, maar bedraagt ook niet meer dan de grenswaarde van 63 dB. Hiervoor kan gemotiveerd een hogere waarde worden vastgesteld. tabel 4.1: geluidsbelasting (incl. aftrek art. 110g Wgh) weg berekende geluidsbelasting in dB Ho = 1,5 m Ho = 4,5 m Zuiderzeestraatweg (N308) 53 54 Mheneweg Noord 33 35 Mheneweg Zuid 45 46
De geluidsbelasting ten gevolge van de Mheneweg Noord bedraagt op de maatgevende gevel Lden = 35 dB (incl. aftrek art. 110g Wgh), hetgeen voldoet aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. De geluidsbelasting ten gevolge van de Mheneweg Zuid bedraagt op de maatgevende gevel Lden = 46 dB (incl. aftrek art. 110g Wgh), hetgeen voldoet aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. De geluidsbelasting ten gevolge van de Zuiderzeestraatweg bedraagt op de maatgevende gevel Lden = 54 dB (incl. aftrek art. 110g Wgh). De geluidsbelasting bedraagt meer dan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB, maar ligt niet hoger dan de grenswaarde van 63 dB. Daar de voorkeursgrenswaarde wordt overschreden zijn in paragraaf 4.2 maatregelen overwogen om de geluidsbelasting te reduceren.
4.2
O verweging m aatregelen
Daar de voorkeursgrenswaarde ten gevolge van de Zuiderzeestraatweg wordt overschreden zijn bronen overdrachtsmaatregelen overwogen. Op de Zuiderzeestraatweg is ter hoogte van het bestemmingsplan reeds een stil type asfalt aangebracht. Tevens is de snelheid recentelijk verlaagd van 80 km/h naar 50 km/h. Het nog verder verlagen van de rijsnelheid is vanwege de functie van de weg geen optie. Aanvullende bronmaatregelen zijn daarom niet aan de orde. De geluidsbelasting op de woning kan worden gereduceerd tot de voorkeursgrenswaarde van 48 dB door het plaatsen van een 40 meter lang en 3 meter hoog geluidsscherm direct ten noorden van het fietspad langs de Zuiderzeestraatweg. Het plaatsen van een dergelijk scherm in een cultuurhistorisch lint is ons inziens vanuit stedenbouwkundig oogpunt niet wenselijk.
4.3
H ogere waard e wegverkeerslawaai
Indien het bevoegd gezag bron- en overdrachtsmaatregelen als niet doelmatig aanmerkt, kan het college van B&W van de gemeente Oldebroek voor de te realiseren woning Zuiderzeestraat 224 een hogere grenswaarde verlenen. Hierbij dient te worden getoetst of de vast te stellen hogere waarde past binnen het gemeentelijk geluidsbeleid. De vast te stellen hogere grenswaarde bedraagt:
Lden = 54 dB (incl. aftrek art. 110g Wgh) ten gevolge van de Zuiderzeestraatweg (N308);
Indien er een hogere geluidsbelasting vanwege wegverkeerslawaai als toelaatbaar wordt aangemerkt, zal tevens aangetoond moeten worden dat de geluidwering van de gevels voldoet aan de eisen van het Bouwbesluit. Hierbij dient rekening te worden gehouden met de gecumuleerde geluidsbelasting wegverkeerslawaai exclusief aftrek art. 110g Wgh. De gecumuleerde geluidsbelastingen wegverkeerslawaai (excl. aftrek art. 110g Wgh) zijn weergegeven in figuur 7 en bijlage 7.
8
5
RESUMÉ
In opdracht van Witpaard B.V. is een akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai uitgevoerd voor het bestemmingsplan Zuiderzeestraatweg 224 te Oldebroek. De ontwikkeling betreft de sloop van (oude) bijgebouwen en de bouw van een extra woning. Daar de geluidsgevoelige bestemming wordt gerealiseerd binnen de geluidszones van de Zuiderzeestraatweg (N308), de Mheneweg Noord en Mheneweg Zuid dient de geluidsbelasting op de woning te worden vastgesteld en te worden getoetst aan de Wet Geluidhinder. Het doel van dit onderzoek is de geluidsbelasting ten gevolge van het wegverkeerslawaai op de te realiseren woning inzichtelijk te maken en te toetsen aan de grenswaarden van de Wet Geluidhinder. De geluidsbelasting ten gevolge van de Mheneweg Noord bedraagt op de maatgevende gevel Lden = 35 dB (incl. aftrek art. 110g Wgh), hetgeen voldoet aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. De geluidsbelasting ten gevolge van de Mheneweg Zuid bedraagt op de maatgevende gevel Lden = 46 dB (incl. aftrek art. 110g Wgh), hetgeen voldoet aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. De geluidsbelasting ten gevolge van de Zuiderzeestraatweg (N308) bedraagt op de maatgevende gevel Lden = 54 dB (incl. aftrek art. 110g Wgh). De geluidsbelasting bedraagt meer dan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB, maar ligt niet hoger dan de grenswaarde van 63 dB. Daar de voorkeursgrenswaarde wordt overschreden zijn in dit onderzoek bron- en overdrachtsmaatregelen overwogen. Indien het bevoegd gezag bron- en overdrachtsmaatregelen als niet doelmatig aanmerkt, kan het college van B&W van de gemeente Oldebroek voor de te realiseren woning Zuiderzeestraat 224 een hogere grenswaarde verlenen. De vast te stellen hogere waarde bedraagt ten hoogste Lden = 54 dB (incl. aftrek art. 110g Wgh) ten gevolge van de Zuiderzeestraatweg (N308). Hierbij dient te worden getoetst of de vast te stellen hogere waarde past binnen het gemeentelijk geluidsbeleid. Indien er een hogere geluidsbelasting vanwege wegverkeerslawaai als toelaatbaar wordt aangemerkt, zal tevens aangetoond moeten worden dat de geluidwering van de gevels voldoet aan de eisen van het Bouwbesluit. Hierbij dient rekening te worden gehouden met de, in dit onderzoek berekende, gecumuleerde geluidsbelasting exclusief aftrek art. 110g van de Wet geluidhinder.
Ingenieursbureau Spreen
W. Spreen
9
FIGUREN
Ingenieursbureau Spreen
Figuur 1 Situatie met wegen
Weg Niewe woning
496450
0m
80 m schaal = 1 : 2000
496400
496350
03
496300
496250
02
01 04
496200
05
496150
496100
496050
496000
190450 190500 190550 190600 Wegverkeerslawaai - RMW-2012, [Zuiderzeestraatweg 224 - Wegverkeerslawaai] , Geomilieu V3.00
190650
190700
190750
190800
Ingenieursbureau Spreen
Figuur 2 Objecten en bodemgebieden
Bodemgebied Gebouw
0m
80 m schaal = 1 : 2000
496400
496350
18 19
496300
20
50 49 06 14 13
496250
16 15 12 21
496200
24
48
17 07
04 03 02 01
05
09 10
08
11
22
47
23 25
36 37
38
46
35
45
27
26
34
496150
29
44
33 43
28 30 41 42 40
496100
31
39
496050
32
496000
190450 190500 190550 190600 Wegverkeerslawaai - RMW-2012, [Zuiderzeestraatweg 224 - Wegverkeerslawaai] , Geomilieu V3.00
190650
190700
190750
190800
Ingenieursbureau Spreen
Figuur 3 Beoordelingspunten
Toetspunt Bodemgebied Gebouw
0m
10 m schaal = 1 : 250
06
07 08
05 496250
01
04 03
02
190650 Wegverkeerslawaai - RMW-2012, [Zuiderzeestraatweg 224 - Wegverkeerslawaai] , Geomilieu V3.00
Ingenieursbureau Spreen
Figuur 4 Geluidsbelasting Zuiderzeestraatweg (N308) incl. aftrek art. 110g Wgh Ho = 1,5 / 4,5 m Toetspunt Bodemgebied Gebouw periode: groep:
Lden Zuiderzeestraatweg Inclusief groepsreducties
0m
10 m schaal = 1 : 250
496270
496260
--/--
--/--
47/48 48/48
496250
49/50
52/53
50/51 53/54
496240
496230
496220
190650 190660 190670 Wegverkeerslawaai - RMW-2012, [Zuiderzeestraatweg 224 - Wegverkeerslawaai] , Geomilieu V3.00
190680
190690
Ingenieursbureau Spreen
Figuur 5 Geluidsbelasting Mheneweg Noord incl. aftrek art. 110g Wgh Ho = 1,5 / 4,5 m Toetspunt Bodemgebied Gebouw periode: groep:
Lden Mheneweg Noord Inclusief groepsreducties
0m
10 m schaal = 1 : 250
496270
496260
33/35
30/33
31/32 31/31
496250
29/32
27/28
31/33 27/28
496240
496230
496220
190650 190660 190670 Wegverkeerslawaai - RMW-2012, [Zuiderzeestraatweg 224 - Wegverkeerslawaai] , Geomilieu V3.00
190680
190690
Ingenieursbureau Spreen
Figuur 6 Geluidsbelasting Mheneweg Zuid incl. aftrek art. 110g Wgh Ho = 1,5 / 4,5 m Toetspunt Bodemgebied Gebouw periode: groep:
Lden Mheneweg Zuid Inclusief groepsreducties
0m
10 m schaal = 1 : 250
496270
496260
--/--
--/--
43/42 43/41
496250
40/42
45/46
41/43 45/46
496240
496230
496220
190650 190660 190670 Wegverkeerslawaai - RMW-2012, [Zuiderzeestraatweg 224 - Wegverkeerslawaai] , Geomilieu V3.00
190680
190690
Ingenieursbureau Spreen
Figuur 7 Gecumuleerde geluidsbelasting excl. aftrek art. 110g Wgh Ho = 1,5 / 4,5 m Toetspunt Bodemgebied Gebouw
0m
10 m schaal = 1 : 250
496270
496260
38/40
35/38
53/54 54/54
496250
54/56
58/59
56/57 58/59
496240
496230
496220
190650 190660 190670 Wegverkeerslawaai - RMW-2012, [Zuiderzeestraatweg 224 - Wegverkeerslawaai] , Geomilieu V3.00
190680
190690
BIJLAGEN
Ingenieursbureau Spreen Model: Groep:
Naam 01 02 03 04 05
Bijlage 1 Wegen
Wegverkeerslawaai (hoofdgroep) Lijst van Wegen, voor rekenmethode Wegverkeerslawaai - RMW-2012 Omschr. Zuiderzeestraatweg Mheneweg Noord Mheneweg Noord Mheneweg Zuid Mheneweg Zuid
Geomilieu V3.00
Hdef. Relatief Relatief Relatief Relatief Relatief
Type Verdeling Verdeling Verdeling Verdeling Verdeling
Hbron 0,75 0,75 0,75 0,75 0,75
Helling 0 0 0 0 0
Wegdek W11 W0 W0 W0 W0
Wegdek Dunne deklagen A Referentiewegdek Referentiewegdek Referentiewegdek Referentiewegdek
V(LV(D)) 50 50 60 50 60
V(LV(A)) 50 50 60 50 60
V(LV(N)) 50 50 60 50 60
10-7-2015 14:25:53
Ingenieursbureau Spreen Model: Groep:
Naam 01 02 03 04 05
Bijlage 1 Wegen
Wegverkeerslawaai (hoofdgroep) Lijst van Wegen, voor rekenmethode Wegverkeerslawaai - RMW-2012 V(MV(D)) 50 50 60 50 60
V(MV(A)) 50 50 60 50 60
Geomilieu V3.00
V(MV(N)) 50 50 60 50 60
V(ZV(D)) 50 50 60 50 60
V(ZV(A)) 50 50 60 50 60
V(ZV(N)) 50 50 60 50 60
Totaal aantal 9718,00 3646,00 3646,00 2917,00 2917,00
%Int(D) 6,56 6,30 6,30 6,30 6,30
%Int(A) 3,52 4,30 4,30 4,30 4,30
%Int(N) 0,90 0,90 0,90 0,90 0,90
%LV(D) 89,90 90,00 90,00 90,00 90,00
%LV(A) 95,00 90,00 90,00 90,00 90,00
10-7-2015 14:25:53
Ingenieursbureau Spreen Model: Groep:
Naam 01 02 03 04 05
Bijlage 1 Wegen
Wegverkeerslawaai (hoofdgroep) Lijst van Wegen, voor rekenmethode Wegverkeerslawaai - RMW-2012 %LV(N) 87,50 90,00 90,00 90,00 90,00
%MV(D) 7,10 8,00 8,00 8,00 8,00
Geomilieu V3.00
%MV(A) 3,60 8,00 8,00 8,00 8,00
%MV(N) 8,30 8,00 8,00 8,00 8,00
%ZV(D) 3,00 2,00 2,00 2,00 2,00
%ZV(A) 1,40 2,00 2,00 2,00 2,00
%ZV(N) 4,20 2,00 2,00 2,00 2,00
10-7-2015 14:25:53
Ingenieursbureau Spreen Model: Groep:
Bijlage 2 Objecten
Wegverkeerslawaai (hoofdgroep) Lijst van Gebouwen, voor rekenmethode Wegverkeerslawaai - RMW-2012
Naam 01 02 03 04 05
Omschr. Zuiderzeestraatweg Zuiderzeestraatweg Zuiderzeestraatweg Zuiderzeestraatweg Zuiderzeestraatweg
224 224 224 224 224
Hoogte 2,00 3,33 4,66 6,00 2,00
0 0 0 2 0
Cp dB dB dB dB dB
Refl. 63 0,80 0,80 0,80 0,00 0,80
Refl. 125 0,80 0,80 0,80 0,00 0,80
Refl. 250 0,80 0,80 0,80 0,00 0,80
Refl. 500 0,80 0,80 0,80 0,00 0,80
Refl. 1k 0,80 0,80 0,80 0,00 0,80
Refl. 2k 0,80 0,80 0,80 0,00 0,80
Refl. 4k 0,80 0,80 0,80 0,00 0,80
06 07 08 09 10
Zuiderzeestraatweg 224 Zuiderzeestraatweg 224 Gebouw Gebouw Gebouw
5,00 6,00 5,50 5,00 3,00
0 0 2 2 2
dB dB dB dB dB
0,80 0,80 0,00 0,00 0,00
0,80 0,80 0,00 0,00 0,00
0,80 0,80 0,00 0,00 0,00
0,80 0,80 0,00 0,00 0,00
0,80 0,80 0,00 0,00 0,00
0,80 0,80 0,00 0,00 0,00
0,80 0,80 0,00 0,00 0,00
11 12 13 14 15
Gebouw Gebouw Gebouw Gebouw Gebouw
6,00 6,00 8,00 3,00 2,50
2 2 2 2 2
dB dB dB dB dB
0,00 0,00 0,00 0,00 0,00
0,00 0,00 0,00 0,00 0,00
0,00 0,00 0,00 0,00 0,00
0,00 0,00 0,00 0,00 0,00
0,00 0,00 0,00 0,00 0,00
0,00 0,00 0,00 0,00 0,00
0,00 0,00 0,00 0,00 0,00
16 17 18 19 20
Gebouw Gebouw Gebouw Gebouw Gebouw
3,00 0,00 6,00 5,00 5,00
2 0 0 0 0
dB dB dB dB dB
0,00 0,80 0,80 0,80 0,80
0,00 0,80 0,80 0,80 0,80
0,00 0,80 0,80 0,80 0,80
0,00 0,80 0,80 0,80 0,80
0,00 0,80 0,80 0,80 0,80
0,00 0,80 0,80 0,80 0,80
0,00 0,80 0,80 0,80 0,80
21 22 23 24 25
Gebouw Gebouw Gebouw Gebouw Gebouw
2,50 2,50 3,00 0,00 5,00
0 0 0 0 0
dB dB dB dB dB
0,80 0,80 0,80 0,80 0,80
0,80 0,80 0,80 0,80 0,80
0,80 0,80 0,80 0,80 0,80
0,80 0,80 0,80 0,80 0,80
0,80 0,80 0,80 0,80 0,80
0,80 0,80 0,80 0,80 0,80
0,80 0,80 0,80 0,80 0,80
26 27 28 29 30
Gebouw Gebouw Gebouw Gebouw Gebouw
3,50 6,00 6,00 5,00 5,00
0 0 0 0 0
dB dB dB dB dB
0,80 0,80 0,80 0,80 0,80
0,80 0,80 0,80 0,80 0,80
0,80 0,80 0,80 0,80 0,80
0,80 0,80 0,80 0,80 0,80
0,80 0,80 0,80 0,80 0,80
0,80 0,80 0,80 0,80 0,80
0,80 0,80 0,80 0,80 0,80
31 32 33 34 35
Gebouw Gebouw Gebouw Gebouw Gebouw
6,00 6,00 4,00 6,00 6,00
0 0 0 0 0
dB dB dB dB dB
0,80 0,80 0,80 0,80 0,80
0,80 0,80 0,80 0,80 0,80
0,80 0,80 0,80 0,80 0,80
0,80 0,80 0,80 0,80 0,80
0,80 0,80 0,80 0,80 0,80
0,80 0,80 0,80 0,80 0,80
0,80 0,80 0,80 0,80 0,80
36 37 38 39 40
Gebouw Gebouw Gebouw Gebouw Gebouw
6,00 3,00 2,00 6,00 6,00
0 0 0 0 0
dB dB dB dB dB
0,80 0,80 0,80 0,80 0,80
0,80 0,80 0,80 0,80 0,80
0,80 0,80 0,80 0,80 0,80
0,80 0,80 0,80 0,80 0,80
0,80 0,80 0,80 0,80 0,80
0,80 0,80 0,80 0,80 0,80
0,80 0,80 0,80 0,80 0,80
41 42 43 44 45
Gebouw Gebouw Gebouw Gebouw Gebouw
6,00 6,00 6,00 4,00 4,00
0 0 0 0 0
dB dB dB dB dB
0,80 0,80 0,80 0,80 0,80
0,80 0,80 0,80 0,80 0,80
0,80 0,80 0,80 0,80 0,80
0,80 0,80 0,80 0,80 0,80
0,80 0,80 0,80 0,80 0,80
0,80 0,80 0,80 0,80 0,80
0,80 0,80 0,80 0,80 0,80
46 47 48 49 50
Gebouw Gebouw Gebouw Gebouw Gebouw
6,00 6,00 6,00 6,00 9,00
0 0 0 0 0
dB dB dB dB dB
0,80 0,80 0,80 0,80 0,80
0,80 0,80 0,80 0,80 0,80
0,80 0,80 0,80 0,80 0,80
0,80 0,80 0,80 0,80 0,80
0,80 0,80 0,80 0,80 0,80
0,80 0,80 0,80 0,80 0,80
0,80 0,80 0,80 0,80 0,80
Geomilieu V3.00
10-7-2015 9:49:03
Ingenieursbureau Spreen Model: Groep:
Naam 01 02 03 04 05
Bijlage 2 Objecten
Wegverkeerslawaai (hoofdgroep) Lijst van Gebouwen, voor rekenmethode Wegverkeerslawaai - RMW-2012 Refl. 8k 0,80 0,80 0,80 0,00 0,80
06 07 08 09 10
0,80 0,80 0,00 0,00 0,00
11 12 13 14 15
0,00 0,00 0,00 0,00 0,00
16 17 18 19 20
0,00 0,80 0,80 0,80 0,80
21 22 23 24 25
0,80 0,80 0,80 0,80 0,80
26 27 28 29 30
0,80 0,80 0,80 0,80 0,80
31 32 33 34 35
0,80 0,80 0,80 0,80 0,80
36 37 38 39 40
0,80 0,80 0,80 0,80 0,80
41 42 43 44 45
0,80 0,80 0,80 0,80 0,80
46 47 48 49 50
0,80 0,80 0,80 0,80 0,80
Geomilieu V3.00
10-7-2015 9:49:03
Ingenieursbureau Spreen Model: Groep:
Bijlage 3 Beoordelingspunten
Wegverkeerslawaai (hoofdgroep) Lijst van Rekenpunten, voor rekenmethode Wegverkeerslawaai - RMW-2012
Naam 01 02 03 04 05
Omschr. Woning Woning Woning Woning Woning
06 07 08
Woning Woning Woning
Hoogte A 1,50 1,50 1,50 1,50 1,50
Hoogte B 4,50 4,50 4,50 4,50 4,50
Hoogte C ------
Hoogte D ------
Hoogte E ------
Hoogte F ------
Gevel Ja Ja Ja Ja Ja
1,50 1,50 1,50
4,50 4,50 4,50
----
----
----
----
Ja Ja Ja
Geomilieu V3.00
10-7-2015 9:48:31
Ingenieursbureau Spreen Rapport: Model: Groep: Groepsreductie:
Bijlage 4 Geluidsbelasting Zuiderzeestraatweg (incl. aftrek art. 110g)
Resultatentabel Wegverkeerslawaai LAeq totaalresultaten voor toetspunten Zuiderzeestraatweg Ja
Naam Toetspunt 01_A 01_B 02_A 02_B 03_A
Omschrijving Woning Woning Woning Woning Woning
03_B 04_A 04_B 05_A 05_B
Hoogte 1,50 4,50 1,50 4,50 1,50
Dag 51 52 52 53 49
Avond 48 49 48 49 46
Nacht 43 44 43 45 41
Lden 52 53 53 54 50
Woning Woning Woning Woning Woning
4,50 1,50 4,50 1,50 4,50
50 48 49 ---
47 44 45 ---
42 39 41 ---
51 49 50 ---
06_A 06_B 07_A 07_B 08_A
Woning Woning Woning Woning Woning
1,50 4,50 1,50 4,50 1,50
--46 47 47
--43 43 44
--38 38 39
--47 48 48
08_B
Woning
4,50
47
44
39
48
Alle getoonde dB-waarden zijn A-gewogen
Geomilieu V3.00
10-7-2015 14:42:23
Ingenieursbureau Spreen Rapport: Model: Groep: Groepsreductie:
Bijlage 5 Geluidsbelasting Mheneweg Noord (incl. aftrek art. 110g)
Resultatentabel Wegverkeerslawaai LAeq totaalresultaten voor toetspunten Mheneweg Noord Ja
Naam Toetspunt 01_A 01_B 02_A 02_B 03_A
Omschrijving Woning Woning Woning Woning Woning
03_B 04_A 04_B 05_A 05_B
Hoogte 1,50 4,50 1,50 4,50 1,50
Dag 26 27 26 27 30
Avond 24 25 24 25 28
Nacht 17 18 17 18 22
Lden 27 28 27 28 31
Woning Woning Woning Woning Woning
4,50 1,50 4,50 1,50 4,50
32 28 30 29 31
30 26 29 27 30
23 20 22 20 23
33 29 32 30 33
06_A 06_B 07_A 07_B 08_A
Woning Woning Woning Woning Woning
1,50 4,50 1,50 4,50 1,50
32 33 29 31 29
30 32 28 29 28
23 25 21 23 21
33 35 31 32 31
08_B
Woning
4,50
30
28
22
31
Alle getoonde dB-waarden zijn A-gewogen
Geomilieu V3.00
10-7-2015 14:43:21
Ingenieursbureau Spreen Rapport: Model: Groep: Groepsreductie:
Bijlage 6 Geluidsbelasting Mheneweg Zuid (incl. aftrek art. 110g)
Resultatentabel Wegverkeerslawaai LAeq totaalresultaten voor toetspunten Mheneweg Zuid Ja
Naam Toetspunt 01_A 01_B 02_A 02_B 03_A
Omschrijving Woning Woning Woning Woning Woning
03_B 04_A 04_B 05_A 05_B
Hoogte 1,50 4,50 1,50 4,50 1,50
Dag 44 45 43 45 40
Avond 42 43 42 43 38
Nacht 35 37 35 36 31
Lden 45 46 45 46 41
Woning Woning Woning Woning Woning
4,50 1,50 4,50 1,50 4,50
41 39 41 ---
40 38 39 ---
33 31 32 ---
43 40 42 ---
06_A 06_B 07_A 07_B 08_A
Woning Woning Woning Woning Woning
1,50 4,50 1,50 4,50 1,50
--41 41 42
--40 39 40
--33 33 33
--43 42 43
08_B
Woning
4,50
40
38
31
41
Alle getoonde dB-waarden zijn A-gewogen
Geomilieu V3.00
10-7-2015 14:43:40
Ingenieursbureau Spreen Rapport: Model: Groep: Groepsreductie:
Bijlage 7 Gecumuleerde geluidsbelasting (excl. aftrek art. 110g)
Resultatentabel Wegverkeerslawaai LAeq totaalresultaten voor toetspunten (hoofdgroep) Nee
Naam Toetspunt 01_A 01_B 02_A 02_B 03_A
Omschrijving Woning Woning Woning Woning Woning
03_B 04_A 04_B 05_A 05_B
Hoogte 1,50 4,50 1,50 4,50 1,50
Dag 57 58 57 58 55
Avond 54 55 54 55 51
Nacht 49 50 49 50 46
Lden 58 59 58 59 56
Woning Woning Woning Woning Woning
4,50 1,50 4,50 1,50 4,50
56 53 55 34 36
52 50 51 32 35
47 45 46 25 28
57 54 56 35 38
06_A 06_B 07_A 07_B 08_A
Woning Woning Woning Woning Woning
1,50 4,50 1,50 4,50 1,50
37 38 52 53 53
35 37 49 50 50
28 30 44 44 45
38 40 53 54 54
08_B
Woning
4,50
53
50
45
54
Alle getoonde dB-waarden zijn A-gewogen
Geomilieu V3.00
10-7-2015 14:43:56
Ingenieursbureau Spreen Rapport: Model:
Bijlage 8 Rekenparameters
Lijst van model eigenschappen Wegverkeerslawaai
Model eigenschap Omschrijving Verantwoordelijke Rekenmethode Aangemaakt door
Wegverkeerslawaai Wim RMW-2012 Wim op 29-6-2015
Laatst ingezien door Model aangemaakt met Standaard maaiveldhoogte Rekenhoogte contouren
Wim op 10-7-2015 Geomilieu V3.00 0 4
Detailniveau toetspunt resultaten Detailniveau resultaten grids Standaard bodemfactor Zichthoek [grd] Geometrische uitbreiding
Groepsresultaten Groepsresultaten 1,00 2 Volledige 3D analyse
Meteorologische correctie C0 waarde Maximum aantal reflecties Reflectie in woonwijkschermen Aandachtsgebied
Conform standaard 3,50 1 Ja --
Max. refl.afstand van bron Max. refl.afstand van rekenpunt Luchtdemping Luchtdemping [dB/km]
--Conform standaard 0,00; 0,00; 1,00; 2,00; 4,00; 10,00; 23,00; 58,00
Geomilieu V3.00
10-7-2015 10:01:54
Bijlage 4
Samenvatting en toetsresultaat watertoets
bestemmingsplan Buitengebied, Zuiderzeestraatweg 224 VASTGESTELD
2 juni 2016 57
bestemmingsplan Buitengebied, Zuiderzeestraatweg 224 VASTGESTELD
2 juni 2016 58
datum 15-7-2015 dossiercode 20150715-10-11288
Samenvatting: korte procedure
Uw gegevens
Aanvrager: Marjan Nagelhout - van den Bosch Organisatie: Witpaard Naam van het project: Zuiderzeestraatweg 224 e-mail:
[email protected] telefoon: straatnaam/postbus en huisnummer: Ir. B.P.G. van Diggelenkade 11 postcode: 8267 AC plaats: Kampen
Gegevens gemeente
Gemeente Oldebroek Contactpersoon: Jan Willem van Hoorn Telefoon: 14 0525 E-mail:
[email protected]
---------------------------------------------------------------------------------------
Tekenen:
Raakt het plangebied een waterbelang? nee
Welke gemeente omvat het grootste deel van het door u getekende plangebied? Oldebroek
Samenvatting van de vragen
Wordt er meer dan 1500 m2 nieuw verhard oppervlak gerealiseerd? nee
De WaterToets 2014
datum 15-7-2015 dossiercode 20150715-10-11288   Wateradvies voor ruimtelijke plannen met een klein waterbelang (korte procedure)  Algemeen Sinds 1 november 2003 is voor alle ruimtelijke plannen de watertoets verplicht. Het doel van de watertoets is waterbelangen evenwichtig mee te nemen in het planvormingsproces van Rijk, Provincies en gemeenten. Hiermee wordt een veilig, gezond en duurzaam watersysteem nagestreefd. De toets omvat het gehele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van de in ruimtelijke plannen voorkomende waterhuishoudkundige aspecten. Via de digitale watertoets is beoordeeld of en welke waterbelangen voor het plan relevant zijn.  Boordeling In het plangebied liggen geen belangrijke oppervlaktewateren (zogenaamde primaire of A- watergangen), waterkeringen of gebieden die zijn aangewezen voor regionale waterberging. Dit betekent dat dit plan geen essentiële waterbelangen raakt. Op basis daarvan wordt door het waterschap voor het onderhavige plan een positief wateradvies gegeven.
Aandachtspunten Voor de verdere uitwerking en concretisering van de beoogde ontwikkeling, geeft het waterschap aan dat rekening gehouden moet worden met een aantal algemene en gebiedsspecifieke aandachtspunten voor water.  Algemene aandachtspunten  Vasthouden - bergen - afvoeren Een belangrijk principe is dat een deel van het hemelwater binnen het plangebied wordt vastgehouden en/of geborgen en dus niet direct afgevoerd wordt naar de riolering of het oppervlaktewater. Hiermee wordt bereikt dat de waterzuiveringsinstallatie beter functioneert, verdroging wordt tegen gegaan en piekafvoeren in het oppervlaktewater (met eventueel wateroverlast in benedenstrooms gelegen gebieden) wordt voorkomen. Bij lozing op oppervlaktewater zal hiervan een melding gedaan moeten worden bij het waterschap.  Grondwaterneutraal bouwen Om grondwateroverlast te voorkomen adviseert het waterschap om boven de gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG) te ontwerpen. Dit betekent dat aspecten zoals ontwateringsdiepte en infiltratie van hemelwater, beschouwd worden ten opzichte van de GHG. Het structureel onttrekken / draineren van grondwater is geen duurzame oplossing en moet worden voorkomen.
Het waterschap adviseert de initiatiefnemer dan ook om voorafgaand aan de ontwikkeling een goed beeld te krijgen van de heersende grondwaterstanden en GHG. Eventuele grondwateroverlast is in eerste instantie een zaak voor de betreffende perceeleigenaar. Â Schoon houden - scheiden - schoon maken Om verontreiniging van bodem, grond- en/of oppervlaktewater te voorkomen is het van belang dat het afstromende hemelwater niet verontreinigd raakt. Dit kan door nadere eisen of randvoorwaarden te stellen aan bijvoorbeeld de toegepaste (bouw)materialen. Wij vragen de initiatiefnemer de beslisboom voor het afkoppelen van verhard oppervlak van ons waterschap toe te passen. Deze beslisboom is te vinden op onze website, -link-. Â Â Tot slot Eventueel benodigde vergunningen worden niet binnen de watertoets procedure of met deze Digitale Watertoets geregeld en zullen via daarvoor bedoelde procedures verkregen moeten worden. Een watervergunning van het waterschap is bijvoorbeeld nodig voor het dempen en/of vergraven van watergangen, het lozen van water op oppervlaktewater en het onttrekken van grondwater. Informatie over een watervergunning kunt u vinden op de website van het waterschap (www.vallei-veluwe.nl/loket). Op www.omgevingsloket.nl kunt u een watervergunning aanvragen. Daarnaast kunt u telefonisch contact opnemen met het waterschap onder telefoonnummer 055 - 52 72 911. Wij wensen u succes met de verdere ruimtelijke planvorming en verzoeken u het voorontwerp bestemmingsplan naar ons te mailen [
[email protected]]. Â Heeft u vragen of opmerkingen over deze watertoetsapplicatie? Laat het ons per mail weten [
[email protected]]. Voor dringende watertoetszaken kunt u ons telefonisch bereiken op 055 - 52 72 911.  Team Watertoets, Waterschap Vallei en Vallei  Disclaimer Waterschap Vallei en Veluwe streeft ernaar om correcte en actuele informatie in deze watertoetsapplicatie aan te bieden. Aan het beschikbaar gestelde kaartinformatie kunnen geen rechten worden ontleend. Waterschap Vallei en Veluwe aanvaard geen aansprakelijkheid voor enige vorm van schade naar aanleiding van het gebruik of de informatie die via deze applicatie beschikbaar wordt gesteld.   De WaterToets 2014
Bijlage 5
Reactie waterschap
bestemmingsplan Buitengebied, Zuiderzeestraatweg 224 VASTGESTELD
2 juni 2016 59
bestemmingsplan Buitengebied, Zuiderzeestraatweg 224 VASTGESTELD
2 juni 2016 60
Marjan Nagelhout – van den Bosch Van: Verzonden: Aan: CC: Onderwerp:
Doorn, Wessel <
[email protected]> vrijdag 7 augustus 2015 11:48 Marjan Nagelhout – van den Bosch 'Jan Willem van Hoorn' watertoets Zuiderzeestraatweg 224 Oldebroek (706613)
Geacht mw Nagelhout, Ten aanzien van de watertoets voor Zuiderzeestraatweg 224 te Oldebroek heb ik geen opmerkingen. Met vriendelijke groet, Wessel Doorn beleidsmedewerker planvorming 06 - 46 63 61 84 Waterschap Vallei en Veluwe Steenbokstraat 10 | Apeldoorn Postbus 4142 | 7320 AC Apeldoorn 055-527 29 11
1
Bijlage 6
Erftransformatie Zuiderzeestraatweg 224
bestemmingsplan Buitengebied, Zuiderzeestraatweg 224 VASTGESTELD
2 juni 2016 61
bestemmingsplan Buitengebied, Zuiderzeestraatweg 224 VASTGESTELD
2 juni 2016 62
Erftransformatie Zuiderzeestraatweg 224 Oldebroek Gemeente Oldebroek
Notitie Uitgangspunten en Randvoorwaarden
2015
Erftransformatie Zuiderzeestraatweg 224 Oldebroek Gemeente Oldebroek
COLOFON Contactpersoon gemeente Oldebroek: Jan Willem van Hoorn Initiatiefnemer: mevrouw van de Beek Advies 12 maart 2015 Gelders Genootschap | 026 442 17 42 Christel Steentjes | Ervenconsulent |
[email protected] Foto voorzijde: Foto van het erf jaren ‘50 met bakhuisje in orginele vorm
Notitie Uitgangspunten en Randvoorwaarden
2015
Inleiding Opgave Aan de Zuiderzeestraatweg 224 ligt een voormalig agrarisch erf. Op het erf staan diverse oude karakteristieke schuren. De boerderij is intern verbouwd met inwoning maar heeft zijn traditionele vorm en uitstraling behouden. De bewoonster is voornemens gebruik te maken van de regeling functieverandering van de gemeente Oldebroek. Ze halen daarbij net niet het aantal minimaal te slopen vierkante meters. De gemeente heeft aangegeven dat er gekeken kan worden naar maatwerk bij voldoende kwaliteit en wanneer er een kleine woning wordt teruggebouwd. Advies De gemeente Oldebroek wil dat verandering van erven bijdraagt aan de ruimtelijke kwaliteit van de omgeving. Daarom stelt zij deskundig advies van een ervenconsulent of landschapsarchitect verplicht. De initiatiefnemers hebben de ervenconsulent van het Gelders Genootschap ingeschakeld om advies te geven over de erftransformatie van Zuiderzeestraatweg 224. Dit advies geeft uitgangspunten en randvoorwaarden voor het ruimtelijk ontwerp voor het erf en de bebouwing. Het maakt duidelijk wat de ambities zijn en reikt inspiratie aan om mooie plannen te ontwerpen. De vraag is hoe met functieverandering de ruimtelijke kwaliteit en het landschap ter plekke versterkt kunnen worden.
Relevant beleid De gemeente hecht groot belang aan het karakteristieke bebouwingsbeeld langs de Zuiderzeestraatweg. Tussen de bebouwing door is doorzicht naar het landschap belangrijk. Daarom wil men geen verdere verdichting van de bebouwing langs deze weg. Het Landschapsontwikkelingsplan zet in op verbeteren van de landschappelijke kwaliteit door herstel van houtwallen, essen en erfbeplanting, waardoor ook toename van de leesbaarheid ontstaat. De locatie ligt in Nationaal landschap Veluwe. Het gebied is aangewezen vanwege de bijzondere gradiënt van de open polders aan de voormalige Zuiderzee naar het hoger gelegen Veluwe massief. Rondom de locatie is de slagenverkaveling kenmerkend en moet worden voorkomen dat de lintbebouwing aan de Zuiderzeestraatweg dicht groeit. EHS - Gelders Natuur Netwerk De locatie ligt niet in of nabij de ecologische hoofdstructuur. De polder ten noorden van de locatie is grotendeels weidevogelgebied. Welstand Het beleid van de gemeente Oldebroek is gericht op het handhaven van het bestaande afwisselende beeld van het bebouwingslint. Bebouwing dient zich te voegen in de bestaande structuur waardoor karakteristiek van het bebouwingslint behouden blijft, maar biedt wel mogelijkheden tot vernieuwing. In het bebouwingsbeeld is sprake van een kleinschalig gevarieerd bebouwingsbeeld, elk pand kent binnen beperkte marges zijn eigen situering, uitstraling en kleur- en materiaalgebruik. De Zuiderzeestraatweg valt als hoofdstructuur van de gemeente onder welstandsniveau 1. Cultuurhistorie De Zuiderzeestraatweg is cultuurhistorisch een waardevol lint. Boerderijen dragen bij aan de het karakteristieke bebouwingsbeeld langs deze weg. De Zuiderzeestraatweg 224 is hier een voorbeeld van.
3
Gelders Genootschap
Analyse
Kaart ca. 1900. De Zuiderzeestraatweg loopt ter hoogte van de locatie dwars door de lange kavels van het slagenlandschap heen. Het landschap aan de noordzijde is open. Aan de zuidzijde is het landschap kleinschalig.
Luchtfoto ca. 2010. Tussen de Oude dijk en de Zuiderzeestraatweg is het gebied verdicht met een bedrijventerrein. Ook aan de noordzijde is meer bebouwing bijgekomen en is het lint verder verdicht.
4
Notitie van uitgangspunten en randvoorwaarden| ERVENCONSULENT | 2015
Luchtfoto ca. 1930
Analyse Landschap De Zuiderzeestraatweg is de ontginningsbasis van de polder Oldebroek. Van oudsher is het een belangrijke verbindingsweg gelegen op een hogere zandrug in het landschap waaraan ook verschillende dorpen zijn ontstaan zoals Oldebroek. De Zuiderzeestraatweg is aangelegd in 1830 en volgde veelal oude routes. Ter hoogte van de Zuiderzeestraatweg 224 volgt de weg niet de ‘Oude dijk’ maar gaat schuin door de verkaveling heen om wat verder op de oude weg weer op te pakken. De locatie ligt aan dit ‘nieuwe’ stuk weg. Het slagenlandschap aan de weg bestaat uit lange percelen, waarbij aan de kop van veel percelen een boerderij staat aan de Zuiderzeestraatweg. In de loop der tijd is een aaneengesloten bebouwingslint ontstaan met beeldbepalende erven. Rondom de kruising van de Zuiderzeestraatweg en de Mheneweg bepalen aan de noordzijde een aantal kerken samen met de erven het beeld. Aan de zuidzijde, tussen de Oude dijk en de Zuiderzeestraatweg, is een bedrijventerrein ontstaan. De oorspronkelijke smalle verkaveling is aan deze zijde nauwelijks meer te herkennen. Ten noorden van de Zuiderzeestraatweg strekt het open polderlandschap zich uit. Het landschap is vanaf de Zuiderzeestraatweg te beleven door waardevolle doorkijkjes en open ruimten tussen de boerderijen.
Foto vanaf het erf richting het noorden. Het open polderlandschap. Rechts de parkeerplaats de naastgelegen kerk.
De Zuiderzeestraatweg vanaf de locatie, richting de kruising met de Mheneweg.
Het erf grenst aan de oostzijde aan een kerk met parkeerplaats voor en achter.
5
Gelders Genootschap
Analyse C
A K
I D
M
H
J
L
G
F
E B
Luchtfoto actuele situatie.
Tabel m2 te slopen schuren: B garage/bakhuis 39,60 C schuur 111,00 D kippenschuur 70,20 E schuurtje 16,20 F schuurtje 10,40 G schuurtje 30,25 H kippenschuur 111,10 I schuurtje 4,50 J oude hooiberg 61,25 Totaal 454,50 B deel bakhuis ca. 12 m2 Schematische weergave erf.
6
Notitie van uitgangspunten en randvoorwaarden| ERVENCONSULENT | 2015
Kenmerken Zuiderzeestraatweg 224 A = De kavel wordt aan de achterzijde begrensd door een rij bomen van elzen en beuken. Het geeft het erf een groen decor en versterkt het contrast met de open polder. B = De zuiderzeestraatweg wordt aan de noordzijde geflankeerd door lindebomen. C = Het erf grenst aan het open polderlandschap. De parkeerplaatsen van de twee naastgelegen kerken steken het landschap in. D = Aan de westzijde van het erf staan enkele oude fruitbomen. Restanten van een boomgaard. E = Het erf wordt ontsloten door een oprit aan de oostzijde. F= De boerderij is karakteristiek door de positie aan de Zuiderzeestraatweg en de traditionele hoofdvorm met grote rieten kap. G = Naast de boerderij staat een garage. Dit was van oorsprong het bakhuisje/stookhok maar is verder uitgebouwd en veranderd. H = Achter de boerderij staat een karakteristieke houten schuur met grote (oorspronkelijk) rieten kap en zwarte planken. Aan de oostzijde ligt de oude mestplaat. I = De hooiberg is niet meer als zodanig herkenbaar en omkleed met golfplaten. Naast de hooiberg staat een klein schuurtje. J en K = Op het erf staan twee oude kippenhokken met de kenmerkende grote ramen op het zuiden. L= Het erf aan het achterhuis heeft een betonverharding. Ook naast de grote schuur (H) en tussen de boerderij en de kippenschuur (J) ligt betonverharding van voormalige mestplaten. M = De buurwoning is recent gesloopt om het meubelbedrijf beter te ontsluiten. Kleine rode cirkel = oude ronde betonnen grassilo Oranje lijn = Kavel Zuiderzeestraatweg 224
Analyse Erf en gebouwen Zuiderzeestraatweg 224 is een karakteristiek erf. Het heeft al lange tijd geen agrarische functie meer maar heeft wel de oude agrarische bebouwing behouden. De opzet met een boerderij aan de weg, grote houten zwarte schuur met grote kap, hooiberg (niet meer herkenbaar), kippenhokken georiënteerd op het zuiden, restanten van een boomgaard en de ronde grassilo zijn kenmerken van een oud Veluws boerenerf. Het erf is aan het achterhuis grotendeels verhard, ook naast de boerderij en de oude houten schuur liggen betonplaten. Het erf ligt wat lager ten opzichte van de weg. De gebouwen staan haaks of parallel aan de kavelrichting, iets gedraaid van de weg. De boerderij is intern verbouwd, het achterhuis wordt gebruikt voor inwoning. De originele gevelindeling is aan de voor- en achterzijde grotendeels intact. Aan de zijkant zijn wat ingrepen gedaan, voornamelijk vanwege lage (maar karakteristieke) goot. Met name aan de voorzijde van het erf staat er wat exoten zoals coniferenhagen. Ontwikkelingspunten voor het nieuwe erf • Kleinschalig en karakteristiek ensemble met veel oorspronkelijke elementen en gebouwen van een Veluws boerenerf. • Karakteristieke erfopzet van hoofdgebouw en bijgebouwen, boerderij met bakhuisje en schuren. • Restant oude boomgaard. • Waardevolle beplanting aan noordzijde van het erf. • Veel erfverharding van beton. Het bakhuisje naast de boerderij is een kenmerkend element bij een boerderij. Het bakhuisje is geheel verbouwd met nieuwe muren, dak en verlengd aan de achterzijde. Binnen is nog wel de oude schoorsteen te herkennen.
7
Gelders Genootschap
De karakteristieke houten schuur achter de boerderij. Onder de golfplaten zit nog de rieten kap.
Het erf vanaf de westzijde met op de voorgrond één van de kippenschuren.
Betonnen grassilo.
Advies
H
A D
B
I F E
G C
Schets mogelijke inrichting.
Alle wooneenheden worden ontsloten via de bestaande toegangsweg en hebben een gezamenlijk bijgebouw. Prive-ruimten worden gecreeerd door een goede indeling van de woningen en door streekeigen beplanting.
8
Notitie van uitgangspunten en randvoorwaarden| ERVENCONSULENT | 2015
Hoofdpunten erftransformatie A = De bestaande kavelgrensbeplanting van elzen en beuken blijft behouden en zo nodig aangevuld. Er is sprake van achterstallig onderhoud. Mogelijk moeten enkele bomen gekapt of geknot worden. De beplanting vormt een contrast met de open polder en schermt het erf van de parkeerplaatsen af. Onder de kruinen is er zicht op het landschap. B = Aan de westzijde wordt een hoogstamboomgaard aangeplant. Daarmee wordt de oude boomgaard hersteld en vormt het een groen decor voor het nieuwe erf en bebouwing. C = De coniferenhagen worden vervangen door streekeigen soorten. Ook langs de weg kan een haag worden aangeplant. D = Een solitaire boom zoals een eik of linde is karakteristiek voor een boerenerf. E = De boerderij blijft het hoofdgebouw op het erf. De overige bebouwing is daaraan qua uitstraling ondergeschikt. Hou bij verbouwingen de oorspronkelijke gevelindeling intact. F= Het bakhuisje is een karakteristiek voor het silhouet. Het garage deel wordt gesloopt en het voorste deel wordt in orginele staat hersteld of herbouwd. G = De nieuwe woning komt aan de westzijde op het erf. Ongeveer op de plek van de voormalige kippenschuur. Het gaat om een kleine woning, één laag met kap. De woning heeft een eenvoudige uitstraling. De woning is gesloten naar de weg en kan zich openen naar het landschap/erf. H = Een gezamenlijk bijgebouw voor de woning staat achter op het erf zodat er weinig ‘verkeer’ over het erf is. Het bijgebouw met kap wordt bijvoorkeur uitgevoerd in zwart hout waarbij de oorspronkelijke houten schuur als inspiratie kan dienen. De schuur kan ook tegen de noordelijke erfgrens geplaatst worden. I = Het erf bevindt zich aansluitend aan het achterhuis en wordt ontsloten door de bestaande oprit. De betonverharding op het erf en oude mestplaten langs de schuur en tussen het kippenhok en boerderij worden gesaneerd. Beperk verharding tot het hoogst nodige en gebruik hier voor karakteristieke materialen zoals gebakken klinkers en grind. Gebruik geen dominante tuinafscheidingen zoals schuttingen maar gebruik hagen en struiken van streekeigen beplanting.
Advies Toelichting In deze paragraaf worden randvoorwaarden en uitgangspunten geformuleerd voor het ruimtelijk ontwerp van het erf. Het maakt duidelijk wat de ambities zijn en reikt inspiratie aan om mooie plannen te ontwerpen. De schetsen geven een mogelijke uitwerking van het advies, andere uitwerkingen binnen het gegeven advies zijn mogelijk. De initiatiefnemer wordt aangeraden een architect in te schakelen bij de uitwerking van plannen voor deze locatie. Functieverandering moet bijdragen aan de ruimtelijke kwaliteit. Een goede landschappelijke inpassing is voor de gemeente Oldebroek belangrijk. Zuiderzeestraatweg 224 is een karakteristiek erf qua indeling en ensemble van gebouwen en daardoor een beeldbepalend silhouet aan de Zuiderzeestraatweg. Het is daarom belangrijk het karakter van dit erf ook na de erftransformatie te behouden. Door een zorgvuldige erfindeling met streekeigen erfbeplanting en het gebruik van streekeigen materialen en kleuren kan ook het nieuwe erf de karakteristieke uitstraling behouden. De boerderij blijft het hoofdgebouw op het erf. De nieuwe woning komt op de plek van de oude kippenschuur in de nieuw aan te leggen hoogstamboomgaard op de oorspronkelijke locatie. De nieuwe woning heeft een volume van maximaal 400 m3 (ongeveer 100m2), één bouwlaag met kap. Het bijgebouw is gezamenlijk waarbij 50m2 voor elke wooneenheid is toegestaan. Door gebruik te maken van natuurlijke materialen en de karakteristieke zwarte kleuren voor schuren op de Noord-Veluwe blijft de kenmerkende uitstraling op het erf van een boerderij met bijgebouwen en streekeigen beplanting behouden. De grassilo en het voormalige bakhuis zijn karakteristieke elementen en blijven daarom behouden. Ze maken deel uit van de ontwikkeling van de landbouw op het erf. Het bakhuisje of stookhok wordt zoveel mogelijk in oude staat hersteld. Het nieuwere garage gedeelte er achter wordt gesloopt.
9
Gelders Genootschap
Woning op andere plek
Woning op andere plek De woning kan ook op een andere plek. Daarbij staat het parallel aan de boerderij op het achtererf. De woning heeft zo een meer zelfstandige plek en de boerderij komt als hoofdgebouw sterker naar voren. De voorkeur van de initiatiefneemster gaat uit naar een woning met de nokrichting haaks op de boerderij op de plek van de kippenschuur. Hierbij is een zorgvuldige en sobere vormgeving met name aan de kant van de Zuiderzeestraatweg belangrijk. Ook de aanplant van de hoogstam boomgaard is daarbij belangrijk voor een goede inpassing. Doordat de schuurwoning grenst aan het achterhuis van de boerderij en pas later te voorschijn komt achter de naast gelegen bebouwing en beplanting, blijft de boerderij het hoofdgebouw op het erf.
Inspiratiebeelden
Eenvoudige donkere woning met gesloten zijde naar het landschap (bij deze drie foto’s gaat het om twee wooneenheden in één volume).
10
Schuurwoning met eenvoudige uitstraling.
Woning geïnspireerd op een oude kippenschuur.
Eenvoudige erfinrichting.
Hooiberg als terras.
Notitie van uitgangspunten en randvoorwaarden| ERVENCONSULENT | 2015
Beukenhaag.
Ander voorbeeld van een donkere schuurwoning met serre/terras binnen het hoofdvolume voor lichtinval.
Meidoornhaag.
Bijlage: De erf-principes Van oudsher zijn erven op een bepaalde manier ontstaan en gegroeid. Daardoor zijn het duidelijk herkenbare eenheden met een logische plek in het landschap. Bij transformatie van erven is het belangrijk om de herkenbare eenheid van erven te behouden. Onderstaande, zogenaamde erf-principes zijn daarom ook het uitgangspunt bij de advisering bij erftransformaties. Zodat het nieuwe erf bijdraagt aan de versterking van het landschap en de ruimtelijke kwaliteit. 1. Een erf is een herkenbaar ensemble in het landschap. Het bestaat uit gebouwen, erfinrichting en beplanting.
2. Het erf wordt gevormd door een aantal gebouwen waarvan er één de belangrijkste is. Het hoofdgebouw staat voor op het erf.
3. De gebouwen staan dicht bij elkaar, gegroepeerd op en rond een gemeenschappelijke ruimte.
11
Gelders Genootschap
4. Er is een duidelijke hoofdentree.
5. Het erf is verankerd in het landschap door o.a. positie en oriëntatie van gebouwen, erfbeplanting en wandelpaden.
Streekeigen beplanting • Op kavelgrenzen en als solitaire boom rondom het erf: eiken. Richting de weilanden/polder es of elzen op de kavelgrenzen. • Hagen: beuk, haagbeuk, liguster bij de boerderij. Meidoorn en veldesdoorn op het achtererf. • Struiken: sering, boerenjasmijn, bessen
Gelders Genootschap • Postbus 68 6800AB Arnhem T(026) 442 1742 •
[email protected]
Regels
bestemmingsplan Buitengebied, Zuiderzeestraatweg 224 VASTGESTELD
2 juni 2016 63
bestemmingsplan Buitengebied, Zuiderzeestraatweg 224 VASTGESTELD
2 juni 2016 64
Hoofdstuk 1
Inleidende regels
Artikel 1
Begrippen
1.1
plan het bestemmingsplan Buitengebied, Zuiderzeestraatweg 224 te Oldebroek;
1.2
bestemmingsplan de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0269.BG139-VG01 met bijbehorende regels en de daarbij behorende Bijlagen bij regels;
1.3
aanbouw een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
1.4
aanduiding een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.5
aan-huis-verbonden bedrijfsactiviteit het verlenen van diensten of het uitoefenen van ambachtelijke - geheel of overwegend door middel van handwerk uit te oefenen - bedrijvigheid, waarvan de aard, de omvang en de uitstraling zodanig zijn, dat de activiteit in de woning en/of in de daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie ter plaatse, kan worden uitgeoefend;
1.6
aan-huis-verbonden beroep het in een woning en/of in de daarbij behorende bijgebouwen uitoefenen van een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, kunstzinnig, maatschappelijk, medisch, ontwerptechnisch, paramedisch of zakelijk gebied dan wel een daarmee gelijk te stellen gebied, alsmede dienstverlenende bedrijven (waaronder niet wordt begrepen een escortbedrijf en/of een seksinrichting), waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende beroepsuitoefening een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie;
1.7
afwijking een omgevingsvergunning die wordt verleend met toepassing van artikel 2.12 lid 1 onder a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
1.8
agrarisch gebruik gebruik dat gericht is op het bedrijfsmatig houden en/of op het hobbymatig houden van dieren (grondgebonden en niet-grondgebonden) en/of op het telen van gewassen, niet zijnde bloemkwekerijgewassen, boomkwekerijgewassen, graszodenteelt en/of containerteelt;
1.9
bebouwing één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.10
bed en breakfast een bedrijfsmatige voorziening die gericht is op het bieden van de mogelijkheid tot overnachting en het serveren van ontbijt als een toeristische recreatieve activiteit, aan maximaal acht personen en die ondergeschikt is aan de hoofdbestemming;
bestemmingsplan Buitengebied, Zuiderzeestraatweg 224 VASTGESTELD
2 juni 2016 65
1.11
beroeps- of bedrijfsvloeroppervlakte de totale vloeroppervlakte van de ruimte binnen een functie die wordt gebruikt voor een aan-huis-verbonden-beroep, voor een (dienstverlenend) bedrijf, voor een dienstverlenende instelling of voor een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, inclusief administratieruimte, opslagruimte en dergelijke;
1.12
bestaand a. voor bouwwerken die krachtens de Woningwet zijn toegestaan, andere werken geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden: aanwezig zijn, in uitvoering zijn, dan wel gebouwd kunnen worden krachtens een bouwvergunning, een omgevingsvergunning voor het bouwen, of een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk of van werkzaamheden, ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan; b. voor het overige gebruik: bestaand ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan;
1.13
bestemmingsgrens de grens van een bestemmingsvlak;
1.14
bestemmingsvlak een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.15
bijgebouw een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de functie en door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat geen interne verbinding heeft met dat hoofdgebouw;
1.16
bouwen het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
1.17
bouwgrens de grens van een bouwvlak;
1.18
bouwlaag een doorlopend gedeelte van een gebouw dat aan de bovenzijde en aan de onderzijde door een horizontale vloer of door een balklaag is begrensd, inclusief de onderliggende vloer en het deel van hetzelfde bouwniveau dat onder een dak ligt, waarvan de vrije doorgangshoogte meer bedraagt dan 1,50 meter;
1.19
bouwperceel een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.20
bouwperceelgrens de grens van een bouwperceel;
1.21
bouwvlak een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.22
bouwwerk een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;
1.23
college het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oldebroek;
1.24
dak iedere bovenbeëindiging van een gebouw;
bestemmingsplan Buitengebied, Zuiderzeestraatweg 224 VASTGESTELD
2 juni 2016 66
1.25
dakkapel een ondergeschikte uitbouw die het hellende dakvlak onderbreekt en aangebracht is om licht en lucht onder de kap toe te laten en om het gebruiksoppervlak te vergroten;
1.26
detailhandel het bedrijfsmatig te koop aanbieden met uitzondering van e-commerce, waaronder begrepen de uitstalling ten behoeve van verkoop, het leveren en/of het verkopen van goederen aan personen die de goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een bedrijfs- of beroepsactiviteit, alsook een ondergeschikte horecavoorziening;
1.27
e-commerce een vorm van bedrijfsvoering waarbij het bedrijf uitsluitend goederen aan particulieren verhandelt door middel van contact met die particulieren dat uitsluitend verloopt via e-mail, fax, internet, post of telefoon, waardoor geen handelswaren op het bedrijf worden aangeprezen en klanten op het bedrijf worden ontvangen en waarbij het bedrijfspand geen uitstraling heeft van een winkelpand, geen toonbank heeft en de goederen niet uitstalt ten verkoop en daarmee een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de bedrijvenfunctie, zijnde een magazijn en/of de opslag van goederen;
1.28
erf een al dan niet bebouwd perceel of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw en de bestemming deze inrichting niet verbiedt;
1.29
erker een uitbouw aan een hoofdgebouw waarvan: a. de breedte niet meer dan 60% is van de breedte van de gevel waaraan wordt gebouwd; b. de diepte niet meer dan 1,25 meter is; c. de bouwhoogte niet meer dan 3 meter is, waarboven een vloerafscheiding van niet meer dan 1 meter is toegestaan; d. de oppervlakte niet meer dan 6 m2 is;
1.30
gebouw elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.31
hoofdgebouw een gebouw dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt;
1.32
horizontale diepte van een gebouw de afmeting van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf de voorgevel;
1.33
kelder een bouwlaag onder een gebouw en die geheel of grotendeels beneden het aanliggende terrein is gelegen;
1.34
mantelzorg langdurige zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende door personen uit diens directe omgeving, waarbij de zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt;
1.35
nadere eis een nadere eis als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 onder d van de Wet ruimtelijke ordening;
bestemmingsplan Buitengebied, Zuiderzeestraatweg 224 VASTGESTELD
2 juni 2016 67
1.36
natuurlijke waarden de aan een gebied toegekende waarden in verband met de biologische elementen, de bodemkundige elementen en de geologische elementen, voorkomend in dat gebied;
1.37
normaal agrarisch gebruik het regulier gebruik, dat gelet op de bestemming, regelmatig noodzakelijk is voor een goede grondgebonden agrarische bedrijfsvoering en een goed grondgebonden agrarisch gebruik van de gronden;
1.38
normaal beheer en/of normaal onderhoud het beheer en/of het onderhoud, dat gelet op de bestemming, regelmatig noodzakelijk is voor een goed beheer en een goed gebruik van de gronden en van de gebouwen die tot de betreffende bestemming behoren;
1.39
nutsvoorzieningen voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals afvalverzamelpunten, apparatuur voor telecommunicatie (niet zijnde zendinstallaties voor mobiele telefonie of onderdelen daarvan), bemalingsinstallaties, gasreduceerstations, gemaalgebouwtjes, schakelhuisjes, telefooncellen en transformatorhuisjes;
1.40
omgevingsvergunning omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1 of artikel 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
1.41
ondergronds onder peil;
1.42
overkapping elk bouwwerk geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte met niet meer dan drie wanden vormt;
1.43
paardenbak, buitenbak, paardentrainingsveld of rijbak een niet-overdekte piste voorzien van een bewerkte of een aangepaste bodem, waar naast africhting en training van het paard eveneens toetsing van de prestaties van de combinatie paard en ruiter in diverse disciplines kan plaatsvinden;
1.44
paddock een ruimte, eventueel (deels) overdekt, waar één of meerdere paarden ter ontspanning en naar eigen inzicht vrij kunnen bewegen;
1.45
peil a. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst, geldt de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang; b. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst, geldt de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
1.46
perceelgrens de grens van een bouwperceel;
1.47
prostitutie het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een ander tegen vergoeding;
bestemmingsplan Buitengebied, Zuiderzeestraatweg 224 VASTGESTELD
2 juni 2016 68
1.48
seksinrichting een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden en waaronder in ieder geval wordt verstaan een erotische massagesalon, een escortservice, een parenclub, een prostitutiebedrijf, een seksautomatenhal, een seksbioscoop of een sekstheater, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.49
stapmolen of trainingsmolen een ruimte in de vorm van een cirkel, eventueel overdekt, waar meerdere paarden tegelijk kunnen draven, galopperen of stappen door middel van een machinale aansturing;
1.50
uitbouw een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
1.51
verbeelding a. de analoge verbeelding van het bestemmingsplan Buitengebied, Zuiderzeestraatweg 224, bestaande uit de kaart met tekeningnummer NL.IMRO.0269.BG139-VG01, en legenda; b. de digitale verbeelding van het bestemmingsplan Buitengebied, Zuiderzeestraatweg 224;
1.52
voorgevel de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, geldt de gevel van een gebouw die door de indeling van het gebouw, de ligging van het gebouw en/of de situatie ter plaatse, het sterkst op de weg gericht is;
1.53
voorgevelrooilijn zoals bedoeld in de gemeentelijke bouwverordening;
1.54
vrijstaande woning een woning zonder gemeenschappelijke wand met een andere woning;
1.55
woning/wooneenheid een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;
1.56
zolder een gedeelte in een gebouw dat direct onder het dak is gelegen en dat slechts geschikt is als bergruimte.
bestemmingsplan Buitengebied, Zuiderzeestraatweg 224 VASTGESTELD
2 juni 2016 69
Artikel 2
Wijze van meten Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten: bij onduidelijkheden of interpretatieverschillen betreffende de wijze van meten, is de uitleg van de NEN 2580 (geeft termen, definities en bepalingsmethoden voor de oppervlakte van terreinen met een bouwbestemming en voor de vloeroppervlakten en inhouden van gebouwen of delen daarvan) bepalend; dakkapellen bij woningen en erkers worden buiten beschouwing gelaten; op de verbeelding/plankaart hart-op-hart ten opzichte van de grenzen; voor het begrip peil wordt verwezen naar de begrippen.
2.1
Afmetingen ander bouwwerk de grootste afmeting van het bouwwerk neerwaarts of zijdelings geprojecteerd op een aanzichtvlak.
2.2
De afstand tot de (zijdelingse) perceelgrens de kortste afstand vanaf enig punt van een bouwwerk, overstekken uitgezonderd, tot de (zijdelingse) perceelgrens.
2.3
De bouwhoogte van een bouwwerk vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.4
De dakhelling langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.5
De goothoogte van een bouwwerk vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.6
De inhoud van een bouwwerk tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.7
De oppervlakte van een bouwwerk tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.8
De oppervlakte van een bouwwerk, geen gebouw zijnde de projectie van de grootste afmeting neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.9
De horizontale diepte van een gebouw de afmeting van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf de voorgevel.
2.10
De verticale diepte van een gebouw de diepte van een gebouw, gemeten vanaf de onderzijde van de begane grondvloer.
bestemmingsplan Buitengebied, Zuiderzeestraatweg 224 VASTGESTELD
2 juni 2016 70
Hoofdstuk 2
Bestemmingsregels
Artikel 3
Agrarisch
3.1
Bestemmingsomschrijving De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. het agrarische gebruik; b. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de cultuurhistorische waarden, van de landschappelijke kernkwaliteiten, van de landschappelijke waarden en van de natuurlijke waarden; c. het behoud van de openheid en van het verkavelingspatroon. met daaraan ondergeschikt: d. agrarisch natuurbeheer en agrarische natuurontwikkeling; e. beplanting, bermen en waterlopen; f. extensief dagrecreatief medegebruik; g. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van kleine landschaps- en natuurelementen; h. openbare nutsvoorzieningen; i. paden en wegen; j. waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder retentievoorzieningen en waterberging; met daarbij behorende: k. andere werken; l. bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde;
3.2
Bouwregels
3.2.1
Gebouwen Op de voor 'Agrarisch' aangewezen gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
3.2.2
Bouwwerken, geen gebouw zijnde Voor een bouwwerk, geen gebouw en overkapping zijnde gelden de volgende regels: a. de bouwhoogte van erf- en perceelafscheidingen mag niet meer dan 1,25 meter bedragen; b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 meter bedragen, met uitzondering van bouwwerken die benodigd zijn voor de beveiliging, voor de geleiding en voor de regeling van het verkeer en lichtmasten ten behoeve van het wegverkeer; c. er mag geen niet-perceelgebonden handelsreclame worden aangebracht en/of worden geplaatst; d. er mogen geen kassen worden gebouwd; e. er mogen geen lichtmasten en omheiningen ten behoeve van een paardenbak worden geplaatst; f. er mogen geen (mest)bassins, mest- en/of kuilplaten, (mest)silo's en/of sleufsilo's worden gebouwd.
bestemmingsplan Buitengebied, Zuiderzeestraatweg 224 VASTGESTELD
2 juni 2016 71
3.3
Nadere eisen
3.3.1
Nadere eisen Het college kan nadere eisen stellen aan de afmetingen van de bebouwing en aan de plaats van de bebouwing, ten behoeve van: a. de archeologische waarden; b. de cultuurhistorische waarden; c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden; d. de geomorfologische waarden; e. een goede woonsituatie; f. de landschappelijke waarden; g. de milieusituatie; h. de natuurlijke waarden; i. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld; j. de sociale veiligheid; k. de verkeersveiligheid.
3.4
Afwijken van de bouwregels Het college kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in: a. 3.2.2 onder a en toestaan dat er nestpalen worden geplaatst, met een bouwhoogte van niet meer dan 12 meter.
3.5
Specifieke gebruiksregels Tot een gebruik strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend: a. de opslag en/of de stalling van aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken rij-, vaar-, voer- en/of vliegtuigen; b. het gebruik van de gronden en van de daarop voorkomende bouwwerken ten behoeve van detailhandel, anders dan de verkoop van (streek)eigen producten, met een gebruiksoppervlakte van de bouwwerken van niet meer dan 5 m2; c. het gebruik van de gronden en van de daarop voorkomende bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting; d. het gebruik van de gronden en van de daarop voorkomende bouwwerken ten behoeve van niet-agrarische bedrijfsactiviteiten, anders dan kanoverhuur of naar de aard daarmee vergelijkbare bedrijvigheid; e. het gebruik van de gronden en van de daarop voorkomende bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatie, waaronder een standplaats voor één of meer kampeermiddelen; f. het gebruik van de gronden ten behoeve van bosbouw, houtteelt of overige opgaande meerjarige teeltvormen; g. het gebruik van de gronden ten behoeve van teeltondersteunende voorzieningen; h. het gebruik van de gronden ten behoeve van een paardenbak; i. het gebruik van de gronden voor de opslag van afbraak- en bouwmaterialen, bodemspecie, grond, puin en/of schroot, anders dan krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten, werken en werkzaamheden; j. het gebruik van de gronden voor het telen van gewassen (waaronder akkerbouw, boomteelt, sierteelt en/of tuinbouw), waarbij bestrijdingsmiddelen worden ingezet waarvan is aangetoond dat zij schadelijk zijn voor de volksgezondheid, binnen een afstand van 50 meter ten opzichte van aansluitende gevoelige functies die zowel binnen als buiten het plangebied kunnen liggen;
bestemmingsplan Buitengebied, Zuiderzeestraatweg 224 VASTGESTELD
2 juni 2016 72
k.
het kennelijk ten verkoop opslaan en stallen van bruikbare en niet aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken rij-, vaar-, voer- en/of vliegtuigen; l. het opslaan van hooibalen, mest en/of andere agrarische producten; m. het opslaan van niet-agrarische producten en/of het stallen van auto's, van boten en van caravans; n. het storten van afvalstoffen en van puin. 3.6
Afwijken van de gebruiksregels Het college kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.5 indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
3.7
Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.7.1
Verbod Het is verboden om zonder een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren: a. het aanbrengen en/of het aanleggen van drainage; b. het aanbrengen van afdekfolies; c. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen; d. het aanleggen van verharde paden en/of wegen en/of het verbreden van bestaande verharde paden en/of wegen; e. het aanleggen van aarden wallen; f. het aanleggen van bovengrondse en/of ondergrondse energie-, telecommunicatieen/of transportkabels en/of -leidingen; g. het aanleggen van voorzieningen ten behoeve van het educatief medegebruik en/of het extensief dagrecreatief medegebruik; h. het aanplanten van bomen en/of houtgewassen en/of andere opgaande beplantingen; i. het afgraven, het egaliseren, het ontgronden en/of het ophogen van gronden; j. het indrijven van voorwerpen in de bodem; k. het wijzigen van het verkavelingspatroon door het dempen en/of het graven en/of het verdiepen en/of het vergroten en/of het anderszins herprofileren van (erf)sloten en/of andere watergangen en het aanbrengen van kunstwerken zoals dammen en stuwen.
3.7.2
Uitzonderingen op verbod Het in 3.7.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die: a. het aanplanten van bomen en/of houtgewassen en/of andere opgaande beplantingen betreffen, als erfbeplanting aansluitend aan een in een aangrenzend bestemmingsplan voorkomende bestemming 'Agrarisch - 3'; b. het normale beheer en/of het normale onderhoud en/of het normale agrarische gebruik betreffen; c. het rooien en/of het vellen van bomen, struiken en/of andere houtgewassen betreffen, die plaatsvinden in het kader van natuurbeheer op basis van een beheersplan ex Natuurbeschermingswet 1998, het bosbeheer of het landschapsonderhoud; d. reeds in uitvoering zijn ten tijde van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan, met een daarvoor verleende vergunning.
bestemmingsplan Buitengebied, Zuiderzeestraatweg 224 VASTGESTELD
2 juni 2016 73
3.7.3
Strijd met de bestemming Een werk of werkzaamheid is in strijd met het bestemmingsplan, indien: a. de werken en/of de werkzaamheden de archeologische waarden en/of de cultuurhistorische waarden en/of de geomorfologische waarden en/of de landschappelijke waarden en/of de natuurlijke waarden welke de bestemming van de grond beoogt, onevenredig aantast; b. de werken en/of de werkzaamheden het (agrarisch) grondgebruik welke de bestemming van de grond beoogt, onevenredig aantast.
bestemmingsplan Buitengebied, Zuiderzeestraatweg 224 VASTGESTELD
2 juni 2016 74
Artikel 4
Wonen
4.1
Bestemmingsomschrijving De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. woningen, al dan niet in combinatie met ruimten voor: 1. een aan-huis-verbonden beroep of een aan-huis-verbonden bedrijfsactiviteit; 2. mantelzorg; b. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen; c. landschappelijke inrichting, een en ander met dien verstande dat gebruik van de gronden ten behoeve van bovengenoemde doeleinden niet is toegestaan zonder de aanleg en instandhouding van landschapsmaatregelen conform de uitgangspunten en randvoorwaarden van Bijlage 2 Erftransformatieuitgangspunten en -randvoorwaarden, een en ander ter beoordeling van het college; met daaraan ondergeschikt: d. paardenbak; met de daarbij behorende: e. andere werken; f. bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde; g. erven en tuinen.
4.2
Bouwregels Op de voor 'Wonen' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
4.2.1
Hoofdgebouwen Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels: a. als hoofdgebouwen mogen uitsluitend vrijstaande woningen worden gebouwd; b. de hoofdgebouwen dienen qua maatvoering te voldoen aan de eisen die in de onderstaande tabel zijn gesteld:
c. d. e. f.
g.
h.
Maximale goothoogte
Maximale bouwhoogte
Maximale inhoud
3,5 meter
8 meter
600 m3
met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding afwijkende maatvoering' de inhoud niet meer dan 400 m3 mag bedragen; een hoofdgebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd; op eigen terrein dient voldoende ruimte te worden gereserveerd voor ten minste één parkeerplaats per woning; de afstand van een hoofdgebouw ten opzichte van de as van de weg mag niet minder dan de bestaande afstand bedragen; indien de goothoogte, de bouwhoogte en/of de inhoud meer bedraagt dan in bovenstaande tabel is vermeld, mogen deze niet meer bedragen dan de bestaande maatvoering; een kelder mag in niet meer dan één bouwlaag worden gebouwd waarbij de kelder niet wordt betrokken bij het bepalen van de maximale inhoudsmaat van het hoofdgebouw; er mogen geen trekkershutten worden gebouwd.
bestemmingsplan Buitengebied, Zuiderzeestraatweg 224 VASTGESTELD
2 juni 2016 75
4.2.2
Aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen op een bouwperceel gelden de volgende regels: a. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen dienen qua maatvoering te voldoen aan de eisen die in de onderstaande tabel zijn gesteld: Maximale goothoogte gebouwen
Maximale bouwhoogte gebouwen
Maximale bouwhoogte overkappingen
Maximale gezamenlijke oppervlakte per woning inclusief een zwembad
3,5 meter
6 meter
3 meter
50 m2
b. aan- en uitbouwen en bijgebouwen dienen ten minste 1 meter achter de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan te worden gebouwd; c. bij het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen dient één strook van ten minste 3 meter evenwijdig aan een zijdelingse perceelgrens onbebouwd te blijven. 4.2.3
Bouwwerken, geen gebouw zijnde Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, gelden de volgende regels: a. aanverwante voorzieningen ten behoeve van een paardenbak, zoals een longeercirkel, een paddock, een stapmolen en een trainingsmolen dienen op hetzelfde bouwperceel te worden gebouwd; b. de bouwhoogte van aanverwante voorzieningen ten behoeve van een paardenbak, zoals een longeercirkel, een paddock, een stapmolen en een trainingsmolen, mag niet meer dan 4 meter bedragen; c. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, mag niet meer dan 3 meter bedragen; d. de bouwhoogte van een omheining ten behoeve van een paardenbak mag niet meer dan 1,5 meter bedragen; e. de bouwhoogte van erf- en perceelafscheidingen gelegen achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw, mag niet meer dan 2,5 meter bedragen; f. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen voor (het verlengde van) de achtergevel, mag bij hoekwoningen niet meer dan 1,5 meter bedragen; g. de bouwhoogte van erf- en perceelafscheidingen gelegen voor (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw, mag niet meer dan 1,5 meter bedragen; h. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer dan 6 meter bedragen; i. er mogen geen lichtmasten behorende bij een paardenbak worden geplaatst.
4.3
Nadere eisen
4.3.1
Nadere eisen Het college kan nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van: a. de archeologische waarden; b. de cultuurhistorische waarden; c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden; d. de geomorfologische waarden; e. een goede woonsituatie; f. de landschappelijke waarden; g. de milieusituatie;
bestemmingsplan Buitengebied, Zuiderzeestraatweg 224 VASTGESTELD
2 juni 2016 76
h. i. j. k.
de natuurlijke waarden; een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld; de sociale veiligheid; de verkeersveiligheid.
4.4
Afwijken van de bouwregels
4.4.1
Bed en breakfast voorziening Het college kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.1 onder a en toestaan dat een bed en breakfast voorziening in een woning mag worden aangebracht, mits tevens een omgevingsvergunning als bedoeld in 4.6.2 is verleend.
4.4.2
Inhoud van de woning Het college kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.2.1 onder b en toestaan dat de inhoud van een woning wordt vergroot tot niet meer dan 700 m3 mits: a. de woning daarmee aansluit op een voor het landschap kenmerkend bebouwingstype; b. de noodzaak daartoe kan worden aangetoond; c. het aantal woningen niet zal toenemen; d. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan: 1. het bebouwingsbeeld; 2. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden; 3. de milieusituatie; 4. de verkeersveiligheid; 5. de woonsituatie.
4.4.3
Inhoud van de woning ten behoeve van mantelzorg Het college kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.2.1 onder b en toestaan dat de inhoud van een woning ten behoeve van mantelzorg wordt vergroot tot niet meer dan 800 m3 mits: a. er sprake is van medische en/of sociale noodzaak, zoals moet blijken uit een medisch/sociaal advies van onafhankelijk medisch deskundigen (bureau); b. het aantal woningen niet zal toenemen; c. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan: 1. het bebouwingsbeeld; 2. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden; 3. de milieusituatie; 4. de verkeersveiligheid; 5. de woonsituatie.
4.4.4
Vergroten oppervlakte aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen Het college kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.2.2 onder a en toestaan dat de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, de bijgebouwen en de overkappingen wordt vergroot tot niet meer dan 200 m2, mits: a. de gebruiker van het woonperceel ten minste 5.000 m2 landbouwgrond in gebruik heeft ten behoeve van het hobbymatig weiden van vee en/of het telen van gewassen en/of het beheer van het landschap; b. deze vergroting uitsluitend noodzakelijk is ten behoeve van agrarische hobbyactiviteiten, zoals het onderbrengen van dieren, gereedschappen, landbouwwerktuigen, de opslag ten behoeve van het telen van gewassen en/of indien de vergroting noodzakelijk is voor het beheer van het landschap, de opslag van natuurproducten, zoals riet en dergelijke;
bestemmingsplan Buitengebied, Zuiderzeestraatweg 224 VASTGESTELD
2 juni 2016 77
c.
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan: 1. het bebouwingsbeeld; 2. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden; 3. de landschappelijke waarden; 4. de milieusituatie; 5. de natuurlijke waarden; 6. de woonsituatie.
4.4.5
Paardenbak Het college kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.2.3 onder i en toestaan dat er niet meer dan zes lichtmasten met knikarmaturen of met overhangende knikarmaturen ten behoeve van een paardenbak worden geplaatst, waarbij: a. de afstand tussen een lichtmast ten behoeve van een paardenbak en een nabijgelegen bouwperceel niet minder dan 50 meter zal bedragen; b. de bouwhoogte van een lichtmast ten behoeve van een paardenbak niet meer dan 8 meter zal bedragen; c. de lichtmasten ten behoeve van een paardenbak binnen 0,5 meter van de rand van de paardenbak worden geplaatst en waarbij de lampen zodanig zijn afgeschermd, dat strooilicht naar de omgeving zoveel mogelijk wordt voorkomen; d. de noodzaak daartoe kan worden aangetoond; e. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan: 1. het bebouwingsbeeld; 2. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden; 3. de milieusituatie; 4. de verkeersveiligheid; 5. de woonsituatie.
4.5
Specifieke gebruiksregels Tot een gebruik in strijd met het bestemmingsplan, wordt in ieder geval gerekend: a. het gebruik van bijgebouwen voor zelfstandige bewoning; b. het gebruik van de gronden als standplaats voor één of meer kampeermiddelen; c. het gebruik van de gronden en van de daarop voorkomende bouwwerken ten behoeve van detailhandel; d. het gebruik van de gronden en van de daarop voorkomende bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatie; e. het gebruik van de gronden en van de daarop voorkomende bouwwerken voor bedrijvigheid anders dan voor een aan-huis-verbonden beroep en/of voor een aan-huis-verbonden bedrijfsactiviteit; f. het gebruik van de gronden en van de daarop voorkomende bouwwerken voor de opslag en voor de stalling van aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken rij-, vaar-, voer- en/of vliegtuigen; g. het gebruik van de gronden en van de daarop voorkomende bouwwerken voor een aan-huis-verbonden beroep en/of voor een aan-huis-verbonden bedrijfsactiviteit, indien de bedrijfsvloeroppervlakte meer is dan 40% van de totale gebruiksoppervlakte van de gebouwen, met een maximum van 100 m2; h. het gebruik van de gronden en van de daarop voorkomende bouwwerken voor een seksinrichting; i. het gebruik van de gronden voor de opslag van afbraak- en bouwmaterialen, bodemspecie, grond, puin en/of schroot en voor het storten van vuil; j. het gebruik van de gronden voor een paardenbak, waarbij de afstand tot de zijdelingse perceelgrens minder dan 5 meter bedraagt;
bestemmingsplan Buitengebied, Zuiderzeestraatweg 224 VASTGESTELD
2 juni 2016 78
k. l. m. n. o. p.
het gebruik van de gronden voor een paardenbak, waarbij de afstand tot een bouwperceel met een gevoelige functie, minder dan 50 meter bedraagt; het gebruik van de gronden voor een paardenbak waarvan de oppervlakte meer dan 1.800 m2 bedraagt; het gebruik van de gronden voor meer dan één paardenbak per bouwperceel; het gebruik van een woning en van de daarbij behorende bebouwing door meer dan één afzonderlijk huishouden; het kennelijk ten verkoop opslaan en stallen van bruikbare en niet aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken rij-, vaar-, voer- en/of vliegtuigen; het gebruik van de gronden zonder de aanleg en instandhouding van landschapsmaatregelen conform de uitgangspunten en randvoorwaarden van Bijlage 2 Erftransformatieuitgangspunten en -randvoorwaarden als bedoeld in 4.1.
4.6
Afwijken van de gebruiksregels
4.6.1
Afwijkingsbevoegdheid Het college kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.5 van het onderhavige bestemmingsplan, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
4.6.2
Bed en breakfast voorziening Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 4.5 onder d en toestaan dat een bed en breakfast voorziening gerealiseerd kan worden, waarbij: a. de bed en breakfast voorziening uitsluitend mag worden geëxploiteerd door de bewoner(s) van het perceel; b. de oppervlakte voor de bed en breakfast voorziening niet meer mag bedragen dan 40% van de gebruiksoppervlakte van de woning, waarbij de gebruiksvloeroppervlakte voor een bed en breakfast voorziening niet meer dan 110 m2 mag bedragen; c. onder de gebruiksvloeroppervlakte voor een bed en breakfast voorziening vallen bad-, douche- en toiletruimte(n) die niet gedeeld worden met de bewoner(s), slaapkamer(s) en een gemeenschappelijke ruimte waarvan de oppervlakte niet meer dan 30 m2 mag bedragen, zonder een separate kookvoorziening; d. op eigen terrein dient per kamer voldoende ruimte te worden gereserveerd voor minimaal één parkeerplaats, waarbij de afstand tussen de parkeerplaats(en) en de perceelgrens niet minder dan tien meter dient te bedragen; e. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan: 1. het bebouwingsbeeld; 2. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden; 3. de milieusituatie; 4. de verkeersveiligheid; 5. de woonsituatie.
bestemmingsplan Buitengebied, Zuiderzeestraatweg 224 VASTGESTELD
2 juni 2016 79
Artikel 5
Waarde - Archeologie
5.1
Bestemmingsomschrijving De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de te verwachten archeologische waarden.
5.2
Bouwregels Ten behoeve van het bepaalde in de regels bij de andere daar voorkomende bestemming(en) gelden de volgende regels: a. Bij een aanvraag om een omgevingsvergunning, waarbij bodemroerende werkzaamheden ter realisering van deze gebouwen of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, noodzakelijk zijn, dient door de aanvrager een rapport te worden overlegd, waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar het oordeel van het college in voldoende mate te zijn vastgesteld. b. Indien uit dit archeologisch rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning kunnen worden verstoord, kan het college in ieder geval één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen: 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden; 2. de verplichting tot het doen van opgravingen; 3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg, die voldoet aan de door het college bij de vergunning te stellen kwalificaties. c. Het bepaalde onder b sub 1 is niet van toepassing in geval van een aanvraag om een reguliere omgevingsvergunning voor het bouwen voor: 1. de bouw van bouwwerken, waarbij geen grondwerk wordt verricht op een diepte van meer dan 0,4 meter onder peil; 2. de bouw van een bouwwerk met een oppervlakte van niet meer dan 100 m2.
5.3
Nadere eisen Het college kan nadere eisen stellen aan het gebruik, aan de inrichting en aan de situering van de gronden, indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn.
5.4
Afwijken van de bouwregels Het college kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.2 indien op basis van eerder uitgevoerd archeologisch onderzoek al is aangetoond, dat de archeologische waarden door de werken en/of de werkzaamheden niet onevenredig (kunnen) worden geschaad.
5.5
Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.5.1
Verbod Het is verboden om zonder een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren: a. het uitvoeren van graafwerkzaamheden en grondbewerkingen met een oppervlakte van meer dan 100 m2, in combinatie met werken op een diepte van 0,4 meter of meer, waartoe onder meer wordt gerekend: 1. het egaliseren, roeren en omwoelen van gronden; 2. het aanleggen en verbreden van water;
bestemmingsplan Buitengebied, Zuiderzeestraatweg 224 VASTGESTELD
2 juni 2016 80
3. het verlagen van het waterpeil, tenzij dit een maatregel is van het bevoegde waterschap; 4. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op andere wijze indrijven van objecten in de bodem; b. het aanbrengen van drainage op een diepte van 0,4 meter of meer; c. het aanbrengen van ondergrondse kabels, leidingen en andere infrastructurele voorzieningen op een diepte van 0,4 meter of meer. 5.5.2
Uitzondering op verbod Het in 5.5.1 vermelde verbod is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden, welke: a. het normale beheer en/of het normale onderhoud betreffen; b. reeds in uitvoering zijn ten tijde van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan met een daarvoor verleende vergunning; c. indien op basis van eerder uitgevoerd archeologisch onderzoek al is aangetoond, dat de archeologische waarden door de werken en/of de werkzaamheden niet onevenredig (kunnen) worden geschaad.
5.5.3
Archeologisch rapport De omgevingsvergunning wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overlegd, waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het college in voldoende mate is vastgesteld.
5.5.4
Voorwaarden Het college kan aan de omgevingsvergunning de volgende voorwaarden verbinden: a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden; b. de verplichting tot het doen van opgravingen; c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg, die voldoet aan de door het college bij de vergunning te stellen kwalificaties.
bestemmingsplan Buitengebied, Zuiderzeestraatweg 224 VASTGESTELD
2 juni 2016 81
bestemmingsplan Buitengebied, Zuiderzeestraatweg 224 VASTGESTELD
2 juni 2016 82
Hoofdstuk 3 Artikel 6
Algemene regels
Anti-dubbeltelregel Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
bestemmingsplan Buitengebied, Zuiderzeestraatweg 224 VASTGESTELD
2 juni 2016 83
Artikel 7
Algemene bouwregels
7.1
Parkeer-, laad- en losruimte
7.1.1
Parkeerruimte Indien de omvang of het gebruik van een bouwwerk of een perceel daartoe aanleiding geeft, moet ten behoeve van het parkeren of stallen van auto's in voldoende mate ruimte zijn aangebracht in of op het bouwwerk, dan wel op het onbebouwde terrein dat bij dat bouwwerk hoort. Hierbij worden de parkeernormen en uitgangspunten in acht genomen zoals opgenomen in Bijlage 1 Parkeernota.
7.1.2
Laad- en losruimte Indien het gebruik van een bouwwerk aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen, moet in deze behoefte in voldoende mate zijn voorzien aan of in dat bouwwerk, dan wel op het onbebouwde terrein dat bij dat bouwwerk behoort.
7.1.3
Nadere eisen Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan het aantal parkeerplaatsen, de situering van de parkeerplaatsen en de situering van de laad- en losruimte.
7.1.4
Afwijken Bij een omgevingsvergunning kan met inachtneming van Bijlage 1 Parkeernota worden afgeweken van het bepaalde in 7.1.1 en 7.1.2: a. indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit of b. voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingruimte, dan wel laad- of losruimte wordt voorzien.
bestemmingsplan Buitengebied, Zuiderzeestraatweg 224 VASTGESTELD
2 juni 2016 84
Artikel 8
Algemene afwijkingsregels
8.1
Afwijken
8.1.1
Afwijken Het college kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bestemmingsregels en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersintensiteit en/of de verkeersveiligheid daartoe aanleiding geven;
8.1.2
Afwegingskader Een in 8.1.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van: a. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden; b. de milieusituatie; c. de sociale veiligheid; d. het straat- en bebouwingsbeeld; e. de verkeersveiligheid; f. de woonsituatie.
bestemmingsplan Buitengebied, Zuiderzeestraatweg 224 VASTGESTELD
2 juni 2016 85
Artikel 9
Algemene procedureregels Op de voorbereiding van een besluit tot het stellen van één of meerdere nadere eisen is de volgende procedure van toepassing: a. een voorgenomen nadere eis ligt met bijbehorende stukken gedurende twee weken op het gemeentehuis ter inzage; b. het college maakt de nederlegging van tevoren bekend in één of meer dag- en/of nieuwsbladen die in de gemeente worden verspreid en voorts op de gebruikelijke wijze; c. de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid tot het indienen van zienswijzen; d. gedurende de onder a vermelde termijn kunnen belanghebbenden bij het college schriftelijk zienswijzen indienen omtrent de voorgenomen nadere eis.
bestemmingsplan Buitengebied, Zuiderzeestraatweg 224 VASTGESTELD
2 juni 2016 86
Hoofdstuk 4
Overgangs- en slotregels
Artikel 10
Overgangsrecht
10.1
Overgangsrecht bouwwerken
10.1.1
Overgangsrecht Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot: a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd; b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
10.1.2
Afwijken Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in 10.1.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
10.1.3
Uitzondering Het bepaalde in 10.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
10.2
Overgangsrecht gebruik
10.2.1
Overgangsrecht Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
10.2.2
Veranderen strijdig gebruik Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in 10.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
10.2.3
Onderbreken strijdig gebruik Indien het gebruik, bedoeld in 10.2.1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
10.2.4
Uitzondering Het bepaalde in 10.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
bestemmingsplan Buitengebied, Zuiderzeestraatweg 224 VASTGESTELD
2 juni 2016 87
Artikel 11
Slotregel Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Buitengebied, Zuiderzeestraatweg 224.
Aldus besloten in de openbare vergadering van de gemeenteraad van Oldebroek op 2 juni 2016.
, voorzitter mr. A. Hoogendoorn
, griffier J. Tabak.
bestemmingsplan Buitengebied, Zuiderzeestraatweg 224 VASTGESTELD
2 juni 2016 88
Bijlagen bij regels
bestemmingsplan Buitengebied, Zuiderzeestraatweg 224 VASTGESTELD
2 juni 2016 89
bestemmingsplan Buitengebied, Zuiderzeestraatweg 224 VASTGESTELD
2 juni 2016 90
Bijlage 1
Parkeernota
bestemmingsplan Buitengebied, Zuiderzeestraatweg 224 VASTGESTELD
2 juni 2016 91
bestemmingsplan Buitengebied, Zuiderzeestraatweg 224 VASTGESTELD
2 juni 2016 92
Parkeernota Oldebroek
Een weergave van de te hanteren beleidsuitgangspunten en daaruit voortvloeiende parkeernormen in de gemeenten Elburg, Hattem, Nunspeet en Oldebroek
Versie 14 augustus 2014
-2-
Inhoud
Blz.
Samenvatting .............................................................................................................................. - 3 Begrippenlijst .............................................................................................................................. - 4 1.1 Aanleiding .......................................................................................................................... - 5 1.2 Doel .................................................................................................................................... - 6 2 Parkeernormen ........................................................................................................................ - 7 2.1 Landelijke richtlijnen en stedelijkheidszone ....................................................................... - 7 2.3 Parkeernormen wonen....................................................................................................... - 8 2.4 Parkeernormen voor functies anders dan wonen .............................................................. - 9 2.5 Dubbelgebruik parkeerplaatsen ....................................................................................... - 10 2.6 Halen en brengen bij scholen .......................................................................................... - 10 2.7 Fietsparkeervoorzieningen .............................................................................................. - 10 3 Overige parkeeraspecten ..................................................................................................... - 12 3.1 Parkeerregulering ............................................................................................................ - 12 3.2 Parkeren op de rijbaan..................................................................................................... - 12 3.3 Vrachtwagenparkeren ...................................................................................................... - 12 3.4 Parkeren elektrische voertuigen ...................................................................................... - 12 3.5 Parkeren gehandicapten .................................................................................................. - 13 3.6 Parkeerregulering in woonwijken ..................................................................................... - 13 -
Bijlage 1a – Parkeernormen voor de verschillende functies (per 100 m² bvo*, tenzij anders vermeld) ...................................................................................................................................... - 14 Bijlage 1b – Fietsparkeernormen voor de verschillende functies (per 100 m² bvo, tenzij anders vermeld) ...................................................................................................................................... - 18 Bijlage 1c – Overzicht berekeningsaantallen parkeervoorzieningen bij woningen .................... - 19 Bijlage 2 – Onderbouwing parkeernorm ..................................................................................... - 20 Bijlage 3 – Rekenmethode voor halen en brengen bij basisscholen en kinderdagverblijven .... - 21 Bijlage 4 – Werkwijze berekening parkeerbehoefte (gedeeltelijke) nieuwbouw en herbestemming 22 Bijlage 5 – Kostenonderbouwing aanleg parkeervoorziening prijspeil 2013 (bedragen exclusief btw) ............................................................................................................................................. - 25 Bijlage 6 Beleidsregel Laadpalen Elektrisch vervoer (ter illustratie) .......................................... - 27 Bijlage 7 Parkeerfonds (Nunspeet en Elburg …………………………………………………………………………………
- 30-
-3-
Samenvatting Hoofddoel 1 De gemeenten voeren een parkeerbeleid dat (afgezien van pieken in de vraag) op acceptabele loopafstand voldoende parkeercapaciteit genereert. Beleidsuitgangspunten 2 De gemeenten hanteren een vaste parkeernorm voor alle functies binnen de bebouwde kom. Deze norm komt overeen met de maximale norm van “schil centrum” uit publicatie 317 van de CROW. 3
De gemeenten maken geen onderscheid in geografische ligging: centrum, schil en rest bebouwde kom.
4
Bij het toetsen van parkeernormen voor woningen moeten de berekeningsnormen worden gebruikt, waarbij er per woning ten minste 0,3 parkeerplaats voor bezoekers in de openbare ruimte of openbaar toegankelijk moet zijn, bij voorkeur binnen 100 m loopafstand.
5
Garages zonder oprit of oprit waarop geen ruimte is om de auto te parkeren, worden in de parkeernorm niet meegeteld.
6
Parkeergelegenheid vindt zo veel mogelijk op eigen terrein plaats.
7
De onderlinge uitwisselbaarheid (het dubbelgebruik) wordt door een parkeeronderzoek (uitgevoerd door een onafhankelijke deskundige) bepaald. Het parkeeronderzoek wordt betaald door de aanvrager.
8
Bij de herinrichting van de openbare ruimte wordt rekening gehouden met de aanwezigheid van voldoende fietsparkeervoorzieningen. Toetsing vindt plaats aan de hand van tellingen en van de kencijfers in bijlage1b..
9
De gemeenten streven bij herinrichtingen en nieuwbouw naar een indeling in parkeervakken om zodoende de herkenbaarheid te verbeteren.
10 De gemeenten reserveren in ruimtelijke plannen parkeermogelijkheden voor gehandicapten. Het initiatief daartoe wordt genomen door de vergunningplichtige. 11. (optioneel) Een parkeerfonds is een goed instrument dat ruimte biedt om mee te werken aan initiatieven die op eigen terrein onvoldoende parkeerplaatsen kunnen realiseren
-4-
Begrippenlijst Acceptabele loopafstand Als maat voor situering van de parkeerplaatsen ten opzichte van de functies kan de acceptabele loopafstand tussen parkeerplaats en het bestemmingsadres dienen. De acceptatie van die loopafstand hangt af van de parkeerduur en van het motief van het bezoek aan het bestemmingsadres. De acceptatie van loopafstanden vertoont marges. (publicatie 317, CROW, tabel 22; ASVV 2004 figuur 8.6/3). Activiteit Evenement ASVV Aanbevelingen voor verkeersvoorzieningen binnen de bebouwde kom. Bezettingsgraad Door het aantal geparkeerde voertuigen te delen op de parkeercapaciteit wordt de bezettingsgraad berekend. De bezettingsgraad is een indicator voor de beschikbaarheid van de parkeervoorzieningen. Bvo De vloeroppervlakte van de ruimte, dan wel van meerdere ruimten van een vastgoedobject gemeten (volgens NEN 2580) op vloerniveau langs de buitenomtrek van de (buitenste) opgaande scheidingsconstructie, die de desbetreffende ruimte(n) omhullen. CROW Nationaal kenniscentrum voor infrastructuur, verkeer en openbare ruimte. Drukste structurele parkeerbehoefte De periodiek terugkerende parkeerbehoefte op de drukste momenten. Dubbelgebruik parkeerplaatsen Onderlinge uitwisselbaarheid parkeerplaatsen indien meerdere functies hiervan op verschillende tijdstippen gebruik maken. Functie Gebruik. Functiewijziging Wijziging van het gebruik. Parkeerbalans Berekenen (on)balans tussen parkeervraag en parkeeraanbod binnen een bepaald gebied. Parkeernorm Dit cijfer geeft weer hoeveel parkeerplaatsen geëist worden bij een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling
-5-
1 Inleiding 1.1 Aanleiding Op dit moment wordt in nieuwbouwsituaties, na functiewijzigingen en na verbouwingen getoetst aan het parkeerartikel 2.5.30 in de bouwverordening. Op termijn (wanneer is nu nog niet duidelijk) is dat niet meer mogelijk maar zal het parkeren in bestemmingsplannen geregeld moeten worden. Het opnemen van alle concrete parkeernormen, zoals benoemd in bijlage 1 van deze nota, in alle bestemmingsplannen zou ertoe leiden dat alle bestemmingsplannen moeten worden gewijzigd wanneer de parkeernormen worden geactualiseerd. Dat is niet efficiënt. Het is voldoende in de bestemmingsplannen de algemene bepaling op te nemen dat binnen het plan voldaan moet worden aan de parkeernormen, zoals vastgelegd in de door de raad vastgestelde vigerende parkeernota. Dit ter aanvulling op het Gemeentelijk Verkeers- en Vervoerplan (GVVP), dat het verkeers- en parkeerbeleid op strategisch niveau behandelt. Bepalend voor de te hanteren parkeernormen is het moment waarop de voorgeschreven openbare procedure wordt opgestart. Bijvoorbeeld het moment van eerste publicatie. Omdat dat voor het bestemmingsplan als geheel anders is dan voor latere wijzigingen, kan dat ertoe leiden dat bij op verschillende tijdstippen vastgestelde plannen, en wijzigingen daarop, verschillende parkeernormen van kracht zijn. De in deze nota opgenomen fietsparkeernormen beogen een bijdrage te leveren aan een fietssysteem dat voor lokale verplaatsingen een aantrekkelijk alternatief is voor autoverplaatsingen. Desondanks is deze nota niet het geëigende instrument om invulling te geven aan het streven naar minder (auto)mobiliteit. Ook al zijn de parkeernormen in deze nota ca. 10 % lager dan de maximum parkeernormen met een vergelijkbare stedelijkheidsgraad. De bedoeling van deze nota is te voorzien in de parkeercapaciteit die hoort bij een gegeven (auto)mobiliteit. Rijksbeleid Door de sterke groei van het autobezit, is de auto in het dagelijks straatbeeld steeds dominanter aanwezig. De toename van deze fysieke aanwezigheid resulteert onder andere in een toenemende vraag naar parkeergelegenheid. Deze landelijke trend doet zich ook voor in Elburg, Nunspeet en Oldebroek. Omdat de in het verleden bebouwde gebieden niet allemaal op deze toename van het autobezit zijn ontworpen, leidt dit op verschillende plaatsen tot capaciteitsproblemen. Hierdoor hebben bewoners niet altijd de ruimte om hun voertuig op redelijke afstand van de te bezoeken locatie te parkeren wat leidt tot illegaal parkeren en frustratie. Daarnaast geeft het rijksbeleid in de rijksnota’s Mobiliteit en Ruimte een prikkel tot aanpassing van het gemeentelijk beleid. De nota Mobiliteit lijkt de sturing van de mobiliteit door de rijksoverheid geheel achterwege te willen laten. Burgers en bedrijven zijn zelf verantwoordelijk voor hun mobiliteitsgedrag en het maakt daarbij niet uit of zij gebruikmaken van de auto, de fiets of het openbaar vervoer. De overheid krijgt de taak de mobiliteitsvraag te faciliteren. Er wordt wel naar gestreefd de gebruiker te verleiden een keuze te maken voor een in een bepaalde situatie meest gewenste vervoersmiddel, zodat de leefbaarheid en de bereikbaarheid gegarandeerd blijven. De behoefte aan verplaatsen is het gevolg van de combinatie van de ruimtelijke spreiding van activiteiten. De persoonsgebonden behoefte aan en/of noodzaak tot bepaalde activiteiten en de persoonlijke vervoerwijzekeuze. Minder (auto)mobiliteit is dus het gevolg van goed doordachte maatregelen op het vlak van de ruimtelijke ordening en het doordacht inspelen op menselijke behoeften. De kern van de nota Ruimte is het toepassen van efficiëntere manieren om met de ruimte om te gaan. Daarbij wordt gesteld: centraal regelen wat moet, decentraal wat kan. De belangrijkste wijzigingen zijn: - Vervallen van het ABC-locatiebeleid: woningen, bedrijven en voorzieningen worden niet langer gescheiden maar met elkaar gemengd. - Vervoermanagement: bedrijven en instellingen worden meer gestimuleerd om hun verantwoordelijkheid te nemen ten aanzien van vervoer in relatie met ruimtelijk beleid, milieuzorg en energiebesparing.
-6-
-
Prijsbeleid: minder betalen voor bezit, meer betalen voor het gebruik van de auto. Stimulering gedeeld autogebruik bij inwoners en werknemers.
1.2 Doel Het doel is dat er in nieuwbouwsituaties, na functiewijzigingen en na verbouwingen op acceptabele loopafstand voldoende parkeercapaciteit is om te voorzien in de drukste structurele parkeerbehoefte. De in hoofdstuk 2 en bijlage 1 beschreven parkeernormen (inclusief fietsparkeernormen) fungeren als toetskader bij nieuwbouw, verbouw en functiewijzigingen. Voor bestaande situaties kunnen geen rechten of verplichtingen worden ontleend. Hoofdstuk 3 beschrijft het parkeerfonds (Nunspeet en Elburg). Hoofdstuk 4 gaat in op de overige parkeeraspecten. Beleidsuitgangspunt 1 De gemeenten voeren een parkeerbeleid dat (afgezien van pieken in de vraag) op acceptabele loopafstand voldoende parkeercapaciteit genereert.
-7-
2 Parkeernormen 2.1 Landelijke richtlijnen en stedelijkheidszone Beschikt de aanvrager over gegevens (onafhankelijke praktijkwaarnemingen, onafhankelijk extern onderzoek door deskundig adviesbureau naar genoegen van de gemeente) waaruit een parkeernorm voor het desbetreffende bedrijf en/of het specifieke beoogde gebruik kan worden afgeleid? Zo ja, dan wordt die parkeernorm als uitgangspunt voor de berekening gehanteerd. Anders wordt voor het bepalen van de parkeernorm gebruikgemaakt van de cijfers van het CBS en de richtlijnen van CROW. Het betreft hier CROW-publicatie 317 (Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie. Deze kencijfers zijn ook verwerkt in de ASVV 2012. Deze richtlijnen zijn landelijk geaccepteerd en worden gezien als meest betrouwbare gegevens met betrekking tot het bepalen van de benodigde parkeerplaatsen. Op basis hiervan wordt voorgesteld de parkeernorm voor woningen, bedrijven en voorzieningen te hanteren. De normen voor de functie wonen en de overige functies zijn gebaseerd op de landelijke kencijfers. Hierbij is rekening gehouden met de autonome ontwikkeling en autonome groei. In bijlage 1a wordt een overzicht gegeven. De CROW-systematiek heeft parkeernormdifferentiatie op basis van de stedelijkheidsgraad per gemeente, niet per kern. De gemeenten conformeren zich daaraan, en zullen dus niet per kern de stedelijkheidsgraad bepalen. En dus komen de gemeenten ook niet met verschillende parkeernormen per kern. Er wordt voor geen enkele kern onderscheid gemaakt in geografische ligging: centrum, schil centrum en rest bebouwde kom. Voor alle kernen geldt, ongeacht de locatie binnen de kern, één norm zonder bandbreedte. De vastgestelde norm die het meest aansluit bij de gemeentelijke praktijk komt overeen met de maximale norm van “schil centrum”. In bijlage 2 wordt deze praktijkbehoefte nader onderbouwd. Beleidsuitgangspunt 2 De gemeenten hanteren één vaste parkeernorm voor alle functies binnen de bebouwde kom. Deze norm komt overeen met de maximale norm van “schil centrum” uit publicatie 317 van de CROW Beleidsuitgangspunt 3 De gemeenten maken geen onderscheid in geografische ligging: centrum, schil en rest bebouwde kom In publicatie 317 is een nieuwe categorie: ‘buitengebied’ toegevoegd. Voor nieuwbouw en functiewijzigingen buiten de bebouwde kom wordt de maximale norm buitengebied gehanteerd. Vanwege het beperkt voorkomen van de parkeertoets bij functies in het buitengebied wordt hiervoor verwezen naar publicatie 317 van het CROW. In principe vindt parkeren buiten de bebouwde kom op eigen terrein plaats. Ook de stedelijkheidsgraad (het aantal adressen per vierkante kilometer) speelt een rol bij de vraag naar parkeergelegenheid. De volgende vijf stedelijkheidsgraden worden onderscheiden: 1. niet stedelijk; 2. weinig stedelijk; 3. matig stedelijk; 4. sterk stedelijk; 5. zeer sterk stedelijk. Volgens de cijfers van het CBS en de richtlijnen van de CROW vallen de gemeenten Elburg, Hattem, Nunspeet en Oldebroek onder de noemer ‘weinig stedelijk’. Door hiervoor te kiezen, wordt impliciet rekening gehouden met het aanbod aan openbaar vervoer, dat lager is dan in bijvoorbeeld (zeer) sterk stedelijke gemeenten. Deze nota is geen instrument om het openbaar vervoer te stimuleren.
-8-
2.3 Parkeernormen wonen De parkeernormen voor woningen geven de gelegenheid om te differentiëren per type woning, ingedeeld naar prijsklasse. Deze verdeling komt overeen met de categorieverdeling in de landelijke richtlijnen. De normen gelden bij nieuwbouw en functiewijziging. 1
2
Met de indeling in goedkoop , midden prijscategorieën bedoeld.
en duur
3
worden voor koop- en huurwoningen andere
Bij de totstandkoming van deze norm is rekening gehouden met bezoekers. Voor alle woningen uit bijlage 1a is binnen de parkeernorm 0,3 parkeerplaats voor bezoekers opgenomen. In verband met bezoekers moet deze 0,3 parkeerplaats per woning in de openbare ruimte beschikbaar zijn 4 dan wel openbaar toegankelijk . Dit hoeft niet noodzakelijk voor de woning te zijn maar binnen acceptabele loopafstand. Bij nieuwbouw moeten woningen in de dure klasse in alle gevallen voorzien zijn van parkeergelegenheid op eigen terrein.
Beleidsuitgangspunt 4 Bij het toetsen van parkeernormen voor woningen moeten de berekeningsnormen worden gebruikt, waarbij er per woning ten minste 0,3 parkeerplaats voor bezoekers in de openbare ruimte of openbaar toegankelijk moet zijn, bij voorkeur binnen 100 m loopafstand.
Een voorbeeld ter illustratie: men stelt bij een uitbreidingsplan een norm van 2,1. Er worden twee parkeervakken naast elkaar per woning als oprit aangebracht. In dat geval tellen de twee parkeervakken als 1,7 parkeerplaats (zie tabel 5.1) zodat er nog 0,4 parkeerplaats per woning in de openbare ruimte gezocht zal gaan worden (de norm is immers 2,1). Dit voldoet daarmee aan de wens om minimaal 0,3 parkeerplaats in de openbare ruimte aan te leggen. Parkeren op eigen terrein Bij het aanleggen van een parkeerplaats op eigen terrein bij een woning moet rekening worden gehouden met het gebruik van de parkeerplaats. Privéparkeerplaatsen worden over het dikwijls minder efficiënt gebruikt. Deze zijn over het algemeen niet uitwisselbaar met andere gebruikers. Het inrichten van de tuin als parkeerplaats is een mogelijkheid om zeker te zijn van een vrije parkeerplaats. Voor het gebruik van deze plaats is een inrit nodig. De aanleg van een inrit tot de tuin gaat meestal ten koste van het parkeren op straat, zodat bij het beoordelen van de vergunning de parkeerlast meegewogen moet worden. Dit geldt over het algemeen niet of minder buiten de bebouwde kom. Het onttrekken van een openbare parkeerplaats voor bijvoorbeeld de aanleg een parkeerplaats in de tuin mag alleen als: - dit niet leidt tot een verhoging van de parkeerdruk in de straat; - het niet ten koste gaat van beeldbepalend groen; - het niet ten koste gaat van de bruikbaarheid en verkeersveiligheid van de weg (niet op gebiedsontsluitende wegen). De Algemene plaatselijke verordening (artikel 2:12 maken, veranderen uitweg) biedt hiervoor het wettelijke kader. 1
Koop: < € 170.000,-, huur: beneden aftoppingsgrens voor 1- en 2 persoonshuishoudens (in 2013: € 535,91/maand)." 2 Koop: € 170.000,- - € 250.000,- v.o.n.; huur: tussen aftoppingsgrens voor 1- en 2persoonshuishoudens (in 2013: € 535,91/maand) en huurtoeslaggrens (in 2013: € 681,02/maand)." 3 Koop: > € 250.000,- v.o.n.; huur: boven huurtoeslaggrens (in 2013: € 681,02/maand). 4 als art. 1, lid 1, sub b in de Wegenverkeerswet 1994
-9-
Uitritten kunnen tot problemen leiden als er aan die zijde ook wordt geparkeerd in de straat. Door het aanleggen van de benodigde uitritconstructie vervalt een uitwisselbare parkeerplek. Bovendien kunnen bewoners hun uitrit moeilijk bereiken of uitgaan als voertuigen tot aan de uitrit parkeren
Bij het toepassen van de normen uit bijlage 1a (parkeernormen voor de verschillende functies)moeten deze daarom verrekend worden met de berekeningsaantallen uit bijlage 1c (overzicht berekeningsaantallen parkeervoorzieningen bij woningen). Privéparkeerplaatsen bij de woning moeten bij voorkeur naast elkaar gesitueerd worden. Hierdoor wordt de beschikbare ruimte zo effectief mogelijk benut. Garages krijgen gaandeweg een andere legale functie dan het stallen van de auto, bijvoorbeeld zoals berging, woon- of hobbyruimte. Daarom worden garages bij de woning, zonder oprit of met een oprit waarop geen ruimte is om de auto te parkeren, niet als parkeerplaats beschouwd. Beleidsuitgangspunt 5 Garages zonder oprit of met een oprit waarop geen ruimte is om de auto te parkeren, worden in de parkeernorm niet meegeteld. De vormgeving van straten kan bewoners (en bezoekers) een belangrijke impuls geven om toch vooral op eigen erf te parkeren. Door parkeren in de straat niet toe te staan, kan bijvoorbeeld de loopafstand naar de parkeervoorziening worden vergroot waardoor de behoefte om op eigen terrein te parkeren toeneemt. Het stedenbouwkundig concept en besluiten zijn bepalend voor de verdeling en gebruik van de parkeerplaatsen op eigen erf en op openbaar gebied. Om de kwaliteit van de openbare ruimte te verbeteren moet, met uitzondering van de directe omgeving rond verkeersaantrekkende voorzieningen, parkeergelegenheid zo veel mogelijk op eigen terrein plaatsvinden. Locatie parkeervoorzieningen Bewoners willen hun auto graag voor de deur parkeren. Wanneer zij de auto op meer dan 100 m van de woning moeten plaatsen, wordt dit vaak gezien als een lange loopafstand. Als iedereen zijn auto voor de deur zou willen parkeren dan creëren wij als gemeenschap echter een groot probleem. De benodigde ruimte hiervoor is ontoereikend. De acceptatie van een afstand wordt in de praktijk bepaald door de aantrekkelijkheid van de looproute, de inrichting van de parkeerplaats, concurrentiekracht van de alternatieven maar ook het vertrouwen in een veilige omgeving. Voor het openbaar vervoer wordt in de regel uitgegaan van een loopafstand van circa 500 m (circa 5 minuten lopen). Daarnaast is een van de eisen voor het afgeven van een gehandicaptenparkeerkaart dat de aanvrager minder dan 100 m zonder onderbreking kan lopen. Beleidsuitgangspunt 6 Parkeergelegenheid vindt zo veel mogelijk op eigen terrein plaats 2.4 Parkeernormen voor functies anders dan wonen Naast de normen voor woningen moeten ook normen vastgesteld worden voor de overige functies (bijlage 1a). Ook voor deze normen is de stedelijkheidsgraad bepalend voor de hoogte van de norm. Hier geldt hetzelfde als voor de normen voor de functie wonen. Bij opmerkingen in bijlage 1 a, b en c wordt overige relevante informatie gegeven. In sommige gevallen komen functies/voorzieningen op een bepaalde plek niet of nauwelijks voor. Achtereenvolgens komen aan bod: werken, winkelen en boodschappen, sport, cultuur en ontspanning, horeca en (verblijfs)recreatie, gezondheidszorg en (sociale) voorzieningen, onderwijs.
- 10 -
2.5 Dubbelgebruik parkeerplaatsen Bij het maken van herinrichting-, nieuwbouw- en (her)ontwikkelingsplannen komt ook de onderlinge uitwisselbaarheid (dubbelgebruik) van parkeerplaatsen aan de orde. Hierbij gaat het om de mate waarin een parkeervoorziening afwisselend door bewoners of hun bezoekers of werknemers of de bezoekers van kantoren, bedrijven, winkels en andere commerciële voorzieningen kunnen worden gebruikt. Uitwisselbaarheid van parkeerplaatsen zorgt er voor dat de openbare ruimte efficiënt wordt benut. Om deze benutting te bepalen, wordt gebruikgemaakt van aanwezigheidspercentages. Deze percentages worden gebruikt wanneer minimaal twee functies gebruik kunnen maken van dezelfde parkeervoorzieningen. Met een parkeerbalans wordt onderzocht of een gecombineerd gebruik van parkeerplaatsen mogelijk is. Vaak blijkt dat het niet noodzakelijk is om in een gebied de som van de vraag naar parkeerplaatsen van de afzonderlijke functies aan te leggen, doch slechts een deel ervan. De mogelijkheid tot gecombineerd gebruik binnen een gebied hangt af van de mate van openbaarheid en de locatie van de parkeervoorzieningen en de loopafstanden naar de bestemming. De opgenomen parkeernormen en aanwezigheidspercentages geven indicatief de omvang aan van het benodigd aantal parkeerplaatsen. Elke functie en elk gebied heeft zijn eigen karakter en omstandigheden. De gebruiker moet zich daarom vooraf goed inleven in de kenmerken van de functies en het gebied voordat hij de normen en aanwezigheidspercentages toepast. Parkeeronderzoek kan nauwkeuriger inzicht geven in lokale omstandigheden en in de te hanteren kencijfers. Beleidsuitgangspunt 7 De onderlinge uitwisselbaarheid (het dubbelgebruik) wordt door een parkeeronderzoek (uitgevoerd door een onafhankelijke deskundige) bepaald. Het parkeeronderzoek wordt betaald door de aanvrager. 2.6 Halen en brengen bij scholen Bij het halen en brengen van kinderen wordt veelal gebruik gemaakt van de auto. Door de ligging van de scholen in combinatie met een grote drukte tijdens het aan- en uitgaan van de scholen ontstaan dikwijls opstoppingen in de omliggende straten waardoor de verkeersveiligheid afneemt. Vanuit dit oogpunt verdient het, niet altijd geoorloofde, parkeren bij basisscholen en kinderdagverblijven/crèches bijzondere aandacht. Door een combinatie van dubbelgebruik van parkeerplaatsen van bewoners, handhaving, voorlichting en het stimuleren van fietsgebruik, kan het parkeerprobleem op de piekmomenten worden teruggedrongen. Het aantal aan te leggen parkeerplaatsen is afhankelijk van het type en grootte van de school. In bijlage 3 wordt voor het halen en brengen een rekenmethode weergegeven. 2.7 Fietsparkeervoorzieningen Om het verhaal over parkeernormen compleet fietsparkeerkencijfers toegevoegd (bijlage 1b).
te
maken,
is
deze
paragraaf
met
Voor afstanden tot 7,5 kilometer is de fiets een uitstekend alternatief voor de auto. Met de in opkomst zijnde E-bike zijn afstanden tot 12,5 km, met name voor woon-werkverkeer, goed te fietsen. Voldoende en goede fietsparkeervoorzieningen kunnen leiden tot minder autogebruik en dus tot een geringere behoefte aan parkeerplaatsen voor auto’s. Deze redenering geldt in mindere mate voor woningen, omdat de eigen auto doorgaans in de directe woonomgeving geparkeerd zal worden. Het gewenste aantal fietsparkeervoorzieningen bij een kantoor, een winkel of openbare voorziening wordt bij voorkeur bepaald op basis van tellingen. Dat biedt de beste garantie dat het aanbod past bij de vraag. De fietsparkeerkencijfers zijn bedoeld voor ‘solitaire’ functies. Ze zijn dus niet geschikt voor gebieden met een grote menging van functies, zoals binnensteden. Het drukste moment in de week of in het jaar is maatgevend voor het kencijfer.
- 11 -
Standaard is een marge van plus twintig procent in de kencijfers verwerkt (uitgezonderd woningen). Deze extra parkeercapaciteit is gewenst, omdat fietsers de lege plekken ook moeten kunnen vinden (frictieleegstand). Daarnaast wordt zo enige flexibiliteit geboden om een kleine groei van het fietsgebruik te kunnen opvangen. Voor werklocaties wordt zo veel mogelijk onderscheid gemaakt tussen werknemers en bezoekers. De fietsparkeerplekken voor werknemers worden bij voorkeur inpandig gerealiseerd. Treinstations zijn niet opgenomen in de cijfers. Daar waar geen kencijfers bekend zijn, wordt door middel van tellingen of empirisch het aantal aan te leggen fietsparkeervoorzieningen bepaald. Beleidsuitgangspunt 8 Bij de herinrichting van de openbare ruimte wordt rekening gehouden met de aanwezigheid van voldoende fietsparkeervoorzieningen. Toetsing vindt plaats aan de hand van tellingen en van de kencijfers in bijlage1b.
- 12 -
3 Overige parkeeraspecten In de voorgaande hoofdstukken is weergegeven op welke wijze parkeerproblemen in de toekomst voorkomen kunnen worden. In dit hoofdstuk komen parkeeraspecten aan de orde die de kwaliteit van de openbare ruimte in zowel bestaande als nieuwe situaties kunnen verbeteren. 3.1 Parkeerregulering Deze nota gaat vooral in op de totale parkeerbehoefte die nodig is voor een bepaalde activiteit, of cluster van activiteiten. Juist bij clusters komt het voor dat de ene activiteit andere eisen stelt aan loopafstand (in relatie tot verblijfsduur) dan een andere activiteit. Het komt ook voor dat bepaalde parkeerplaatsen specifiek voor een bepaalde doelgroep moeten worden gereserveerd. In dat soort omstandigheden kan het parkeren worden gereguleerd door het invoeren van betaald parkeren, een parkeerschijfzone ("blauwe zone") of vergunninghoudersparkeren. Daarmee kan bijvoorbeeld worden bereikt dat kortparkerende winkelbezoekers dichterbij de winkel kunnen parkeren dan langparkerend winkelpersoneel. De gemeenten zien parkeerregulering als een verbijzondering van de totale parkeerbehoefte, zoals die volgt uit deze nota. De behoefte aan een dergelijke verbijzondering blijkt doorgaans in de praktijk. Daarom valt gebiedsgebonden parkeerregulering buiten de reikwijdte van deze nota, die zich vooral richt op nieuwe locaties. 3.2 Parkeren op de rijbaan In beginsel is het toegestaan om te parkeren op de rijbaan, zowel binnen als buiten de bebouwde kom. De inrichting van de meeste woonwijken is zodanig dat parkeren op de rijbaan plaatsvindt. Omdat er in die straten geen vakaanduiding is, ligt de verantwoordelijkheid voor het (nette) parkeergedrag bij de desbetreffende voertuigbestuurder. Het parkeren van voertuigen op de rijbaan kan soms tot problemen leiden voor het normale gebruik van de weg. De toegankelijkheid voor vooral grotere voertuigen, zoals nooddiensten of vuilnisophaaldienst is dan niet meer gewaarborgd of uitritten worden onbereikbaar. Om dit te reguleren, worden er parkeerverboden geplaatst en zijn er in de wet bepalingen opgenomen. Daarom streven De gemeenten naar meer herkenbaarheid bij de inrichting van de openbare ruimte. Beleidsuitgangspunt 9 De gemeenten streven bij herinrichtingen en nieuwbouw naar een indeling in parkeervakken om zodoende de herkenbaarheid te verbeteren.
3.3 Vrachtwagenparkeren De gemeenten hebben een vrachtwagenparkeerverbod (voor de openbare weg) in de kernen, de gemeente Elburg ook voor het buitengebied. De gemeenten Elburg en Oldebroek hebben al een of meer vrachtwagenparkeerterrein(en), de gemeente Nunspeet streeft ernaar dit te realiseren. De hoofdmotieven voor dit vrachtwagenparkeerverbod zijn bescherming van het uiterlijk aanzien van de gemeente, het voorkomen van excessief weggebruik en de verkeersveiligheid. Bij ‘parkeerexces’ gaat het in de eerste plaats om het parkeren dat buitensporig is naar andere weggebruikers toe met het oog op de verdeling van de beschikbare parkeerruimte, en dat dit op grond daarvan niet toelaatbaar is. In de tweede plaats betreft het parkeren dat onaanvaardbaar is om andere redenen zoals de aantasting van de openbare orde en veiligheid, het schaden van het uiterlijk aanzien van de gemeente, geluidhinder en belemmering van het uitzicht. 3.4 Parkeren elektrische voertuigen Het gebruik van elektrische voertuigen is in opkomst. Daarmee ontstaat ook een claim op de openbare ruimte om oplaadpunten aan te brengen. Deze ontwikkeling wordt mogelijk gemaakt voor zover een aanvrager niet de mogelijkheid heeft op eigen terrein te parkeren. De snelheid van de ontwikkelingen en de mogelijke gevolgen zijn op dit moment echter nog lastig in te schatten.
- 13 -
De ontwikkeling op dit gebied wordt gevolgd. Ter illustratie is het Nunspeetse beleid bijgevoegd in bijlage 6. 3.5 Parkeren gehandicapten Mensen met een handicap kunnen in aanmerking komen voor een gehandicaptenparkeerkaart. Deze kaart geeft hen bijzondere rechten voor het gebruik van parkeervoorzieningen. Gehandicapten mogen met een algemene gehandicaptenparkeerkaart op algemene gehandicaptenparkeerplaatsen parkeren. Met de kaart mogen zij ook op andere plaatsen parkeren. De algemene regel: andere verkeersdeelnemers niet in gevaar brengen of hinderen, moet hierbij nageleefd worden. De plaatsen zijn: - Op wegen met een parkeerverbod; maximaal drie uur aaneengesloten. In de auto moet ook een parkeerschijf aanwezig zijn waarop de aankomsttijd duidelijk zichtbaar is. - In een erf, buiten de vakken; ook hier maximaal drie uur aaneengesloten en duidelijk zichtbaar een parkeerschijf met daarop de aankomsttijd. - Op wegen of parkeerterreinen met verplicht gebruik van een parkeerschijf; hier mag zonder parkeerschijf geparkeerd worden. Met een algemene gehandicaptenparkeerkaart mag niet geparkeerd worden: - Op wegen en terreinen die zijn aangeduid als parkeervoorziening voor vergunninghouders. - Op ruimte bestemd voor noodvoertuigen. - Voor uitritten (openbaar en particulier). - Bij een verbod om stil te staan. Aantal en plaats Bij publieke voorzieningen zoals gemeentehuis en bibliotheek moeten 5% van de parkeerplaatsen, algemene gehandicaptenparkeerplaatsen zijn. Deze gehandicaptenparkeerplaatsen moeten zo dicht mogelijk bij de ingang van het gebouw liggen. De afstand moet minder dan 100 meter zijn en bij voorkeur 50 meter of kleiner. De verantwoordelijkheid voor het initiëren van een algemene gehandicaptenparkeerplaats ligt bij de organisatie (bijvoorbeeld winkeliersvereniging, school, kerkgenootschap, bedrijf, vereniging van eigenaren, penvoerder namens gezamenlijke gebruikers van een gebouw) ten behoeve waarvan de gehandicaptenparkeerplaats zal gaan functioneren. Beleidsuitgangspunt 10 De gemeenten reserveren in ruimtelijke plannen parkeermogelijkheden voor gehandicapten. Het initiatief daartoe wordt genomen door de vergunningplichtige.
3.6 Parkeerregulering in woonwijken Soms is in een straat/buurt de behoefte aan parkeerplaatsen groter dan het aantal dat beschikbaar is. Vaak is er geen ruimte of geld om extra parkeerplaatsen aan te leggen. Dan kunnen de gemeente en de straat/buurt in onderling overleg besluiten het aantal voertuigen te beperken dat in het betreffende gebied mag parkeren. Bijvoorbeeld door het instellen van parkeren voor vergunninghouders (waarbij bijvoorbeeld per huishouden 1 vergunning wordt verleend). Of door een parkeerverbod voor een bepaalde voertuigcategorie. Zo kan in de APV een bepaling worden opgenomen waarmee de gemeente gebieden kan aanwijzen waarin het verboden is te parkeren met 'bedrijfsbusjes'. En zo zijn er nog wel meer mogelijkheden denkbaar. Dergelijke maatregelen worden gezien als maatwerk per straat/buurt. Daarom worden dergelijke maatregelen niet verder uitgewerkt in deze, voor het hele grondgebied van de gemeenten bedoelde nota.
- 14 -
Bijlage 1a – Parkeernormen voor de verschillende functies (per 100 m² bvo*, tenzij anders vermeld) Bvo: de vloeroppervlakte van de ruimte, dan wel van meerdere ruimten van een vastgoedobject gemeten (volgens NEN 2580) op vloerniveau langs de buitenomtrek van de (buitenste) opgaande scheidingsconstructie, die de desbetreffende ruimte(n) omhullen. Woningtype
Parkeernorm (per woning) Koop, vrijstaand 2,5 Koop, twee-onder-een-kap 2,4 Koop, tussen/hoek 2,2 Koop, etage, duur 2,3 Koop, etage, midden 2,1 Koop, etage, goedkoop 1,8 Huurhuis, vrije sector 2,2 Huurhuis, sociale huur 1,8 Huur, etage, duur 2,1 Huur, etage, midden 1,6 goedkoop Kamerverhuur, zelfstandig 0,7 (niet studenten) Kamerverhuur, studenten, 0,3 niet zelfstandig Aanleunwoning en serviceflat 1,3
Aandeel bezoeker 0,3 0,3 0,3 0,3 0,3 0,3 0,3 0,3 0,3
0,2 0,2 0,3
Werken Kantoor (zonder baliefunctie) Administratief en zakelijk. Commerciële dienstverlening Kantoren met een baliefunctie. Bedrijf arbeidsintensief/bezoekersextensief Bijvoorbeeld industrie, laboratorium, garagebedrijf of een werkplaats (relatief veel werknemers en relatief weinig bezoekers). Bedrijf arbeidsextensief/bezoekersextensief Bijvoorbeeld loods, opslag of transportbedrijf (relatief weinig werknemers en relatief weinig bezoekers). Bedrijfsverzamelgebouw Mix van kantoren (zonder baliefunctie) en bedrijven.
*
Parkeernorm 2,6
opmerkingen
3,2 2,2
Exclusief vrachtwagenparkeren
1,1
Exclusief vrachtwagenparkeren
2,0
Gelijkwaardige mix van kantoren (zonder baliefunctie), arbeidsextensieve en arbeidsintensieve bedrijven
Showroom Parkeren vrachtwagens
1,7 1,0 (minimum)
Winkelen en boodschappen Buurtsupermarkt Discountsupermarkt Fullservice supermarkt (laag en middellaag prijsniveau) Fullservice supermarkt (middelhoog en hoog prijsniveau) Grote supermarkt
Parkeernorm 4,2 6,6 6,3 5,6
*
8,6
per 1.000 inwoners opmerkingen
- 15 -
Buurt- en dorpscentrum Weekmarkt Kringloopwinkel Groothandel in levensmiddelen Bruin- en witgoedzaken Woonwarenhuis/woonwinkel (overig) Meubelboulevard/woonboulevard Winkelboulevard Outletcentrum Bouwmarkt Tuincentrum (inclusief buitenruimte) Groencentrum (inclusief buitenruimte)
4,3 0,27 per m1 kraam 1,5 8,1 6,9 2,0 2,4 4,2 10,5 2,1 2,6 2,6
Sport, cultuur en ontspanning Bibliotheek Bioscoop Filmtheater/filmhuis Theater/schouwburg Musicaltheater Casino Bowlingcentrum Biljartcentrum/snookercentrum Dansstudio Sportschool Fitnesscentrum Wellnesscentrum Sauna/hammam Sporthal Sportzaal Tennishal Squashhal Zwembad (overdekt) Zwembad (openlucht) Zwembad (combi) Kunstijsbaan Kleiner/groter dan 400 m Golfoefencentrum (ook wel pitch & put)
Parkeernorm 1,0 9,0 6,3 9,5 3,9 6,6 2,8 1,4 4,4 3,9 5,0 9,8 5,1 2,4 2,2 0,5 2,5 11,7 11,1 12,5 1,8/2,5 53,1
Golfbaan (18 holes) Indoorspeeltuin/kinderspeelhal Volkstuin Museum Sportveld Stadion Ski- en snowboardhal
106 6,4 1,4/10 tuinen 0,9 27,0/ha netto terrein 0,2/zitplaats 5,7 Per 100 m² sneeuw, exclusief oefenpistes 0,7/ligplaats 18,8/gemiddelde boerderij 0,5/box 12,0/ha. Netto terrein 12,0/ha. Netto terrein
Jachthaven Kinderboerderij (stadsboerderij) Manege (paardenhouderij) Dierenpark Attractie- en pretpark
*
opmerkingen
wedstrijdsport gymzaal
Per centrum, uitgaande van 6 ha Per 18 holes/60 ha
- 16 -
Evenementen
0,1/bezoeker op het drukste uur
Horeca en (verblijfs)recreatie Camping (kampeerterrein)
Parkeernorm* 1,3/standplaats
opmerkingen Exclusief 10% voor gasten en bezoekers
Bungalowpark (huisjescomplex) 1,8/bungalow 1 t/m 5 *hotel 11,8/10 kamers Discotheek 15,9 Café/bar/cafetaria 8,0 Restaurant 16* Evenementenhal/beursgebouw/congresgebouw 8,0 * Voor onbebouwd terras geldt geen parkeernorm. Grondslag hiervoor is dat aangenomen moet worden dat men of binnen of buiten eet en niet allebei. Zodoende is er geen sprake van extra bezetting van de horecagelegenheid en dus geen verkeersaantrekkende werking, zodat realisatie van extra parkeerplaatsen niet nodig is.” Gezondheidszorg en (sociale) voorzieningen Huisartsenpraktijk (-centrum) Apotheek Fysiotherapiepraktijk (-centrum) Consultatiebureau Consultatiebureau voor ouderen Tandartsenpraktijk Gezondheidscentrum
Parkeernorm* 3,0/behandelkamer 3,1/apotheek 1,9/behandelkamer 2,0/behandelkamer 1,7/behandelkamer 2,4/behandelkamer 2,3/behandelkamer
Crematorium
35,1/deels gelijktijdige plechtigheid 36,6/deels gelijktijdige plechtigheid 0,2/zitplaats 0,7/wooneenheid
Begraafplaats
Religiegebouw Verpleeg- en verzorgingstehuis Onderwijs Kinderdagverblijf
Parkeernorm* (crèche) 1,3
Basisschool 1,0/leslokaal De grootste parkeer- en verkeersdruk bij basisscholen ontstaat door het brengen en halen van kinderen. De hoeveelheid auto’s die hiermee gemoeid is, is mede afhankelijk van de grootte van de school (aantal kinderen), hoeveel kinderen begeleid naar school komen, hoeveel kinderen met de auto worden gebracht en hoeveel kinderen er overblijven. Er is een
opmerkingen
Een gezondheidscentrum is een locatie waar verschillende gezondheidsinstellinge n onder een dak gevestigd zijn. Vaak zijn dit huisartsen, fysiotherapeuten, verloskundigen en/of een consultatiebureau.
inclusief parkeren personeel opmerkingen Exclusief halen en brengen Exclusief halen en brengen
- 17 -
systematiek ontwikkeld waarmee dit berekend kan worden. Middelbare school 5,6/100 leerlingen ROC 6,4/100 leerlingen Hogeschool 12,1/100 studenten Universiteit 17,4/100 studenten Avondonderwijs of vrijetijdsonderwijs 6,7/10 studenten
- 18 -
Bijlage 1b – Fietsparkeernormen voor de verschillende functies (per 100 m² bvo, tenzij anders vermeld) Functie Kantoor (personeel)
fietsparkeereis 1,7
Kantoor met balie (bezoekers) Basisschool (leerlingen) Basisschool (medewerkers) Middelbare school (leerlingen) Middelbare school (medewerkers) Winkelcentrum Supermarkt Bouwmarkt Tuincentrum Restaurant (eenvoudig)
5 5/10 leerlingen 0,4/10 leerlingen 14 0,5 2,7 2,9 0,25 0,4 18
Restaurant (luxe) Apotheek (bezoekers) Apotheek (medewerkers) Begraafplaats/crematorium
4 7/locatie 4/locatie 5/gelijktijdige plechtigheid 1,3 0,4 40/100 zitplaatsen 0,5 0,4 3 4,3 3,7 0,9 2,5 wedstrijdsport 61/ha netto terrein 4 gymzaal 9/100 zitplaatsen 32/100 bezoekers 21/100 zitplaatsen 28/100 m² bassin 20/100 m² bassin 42/halterende buslijn 0,8/autoparkeerplaat s 6/woning 3/woning 1/woning
Gezondheidscentrum (bezoekers) Gezondheidscentrum (medewerkers) Kerk/moskee Ziekenhuis (bezoekers) Ziekenhuis (medewerkers) Bibliotheek Bioscoop Fitness Museum Sporthal Sportveld Sportzaal Stadion Evenement Theater Zwembad (openlucht) Zwembad (overdekt) Busstation Carpoolplaats Rij- en vrijstaande woning (bewoners) Appartement (met fietsenberging) (bewoners) Appartement (zonder fietsenberging) (bewoners)
opmerkingen Hoe meer gespecialiseerde functies, hoe lager het fietsgebruik. Ook de cultuur van de branche heeft invloed Minimaal 10
Bijvoorbeeld pannenkoekenhuis (terras meetellen)
- 19 -
Bijlage 1c – Overzicht berekeningsaantallen parkeervoorzieningen bij woningen Parkeervoorziening
5
Theoretisch aantal 1
Berekeningsaantal 1
Opmerking
1
0,8
Lange oprit zonder garage of carport Dubbele oprit zonder garage
2
1,0
Oprit minimaal 3 m breed en 5,5 m diep Oprit minimaal 10,0 m diep
2
1,7
Lange dubbele oprit met garage Garage zonder oprit (bij woning) Garagebox (niet bij woning) Garage met enkele oprit Garage met lange oprit Garage met dubbele oprit
5 1 1 2 3 3
2,2 0 0,5 1,0 1,3 1,8
Geclusterde parkeerplaats appartement Enkele oprit zonder garage
Oprit minimaal 4,5 m breed en 5,5 m diep
Oprit minimaal 5,5 m diep Oprit minimaal 10,0 m diep Oprit minimaal 4,5 m breed en 5,5 m diep
5 De diepte en breedte betreffen de ruimte die ten behoeve van het parkeren van het voertuig obstakelvrij dient te zijn. Indien er binnen deze ruimte geen obstakels zijn mag de diepte bij enkele opritten zonder garage minimaal 5,0 m zijn (met garage 5,5 m).
- 20 -
Bijlage 2 – Onderbouwing parkeernorm Het gemiddeld autobezit per inwoner bedroeg in 2007 in Elburg 0,45, in Nunspeet 0,43 en in Oldebroek ook 0,43. (geen recentere CBS-cijfers beschikbaar) Het gemiddeld aantal bewoners per woning bedroeg op 1/1/10 in Elburg 2,66, in Nunspeet 2,72 en in Oldebroek 2,75. (bron: Statistisch Zakboek Provincie Gelderland). Beide kentallen met elkaar combinerend, is het gemiddeld aantal auto’s per woning in Elburg 1,20, in Nunspeet 1,17 en in Oldebroek 1,18. De verwachting is dat het autobezit in 2030 14% hoger is dan in 2005 (bron: planbureau voor de leefomgeving). Landelijk wordt een daling verwacht van het aantal bewoners per woning met 8% (van 2,26 in 2005 tot 2,08 in 2030; bron: CBS). Het toepassen van deze trends op het bovengenoemde gemeentelijke autobezit en de gemeentelijke grootte van het huishouden, zal per saldo leiden tot een stijging van het aantal auto's per woning met 0,05 (+ 4%) in 25 jaar. De gemiddelde levensduur van een woning is 120 jaar (bron: kennisbank bestaande woningbouw). Bij een nu te bouwen woning zal het gemiddeld aantal auto’s aan het einde van de levensduur dus circa 1,20 + (5 x 0,05) = 1,45 zijn. Hierbij is uitgegaan van extrapolatie van de trends uit de afgelopen 25 jaar naar de komende 125 jaar. Een steekproef leert dat momenteel de parkeerbehoefte bij sociale huurwoningen rond de 1,25 ligt, bij middeldure rijtjes(koop)woningen op 1,5. Gaat ook die behoefte met 0,05 per 25 jaar omhoog, dan is deze behoefte -bij extrapolatie- aan het einde van de levensduur 1,5 respectievelijk 1,75. Daarbij opgeteld 0,3 parkeerplaats voor bezoekers, en De gemeenten komen uit op een parkeernorm voor sociale huurwoningen van 1,8 en voor middeldure rijtjes(koop)woningen van 2,1.
- 21 -
Bijlage 3 – Rekenmethode voor halen en brengen bij basisscholen en kinderdagverblijven Groepen 1 t/m 3 aantal leerlingen x % leerlingen met auto x 0,5¹ x 0,75² + Groepen 4 t/m 8 aantal leerlingen x % leerlingen met auto x 0,25¹ x 0,85² + Kinderdagverblijf aantal leerlingen x % leerlingen met auto x 0,25¹ x 0,75² = Het totaal aantal parkeerplaatsen voor halen en brengen. ¹ = reductiefactor parkeerduur groepen 1 t/m 3 gemiddeld 10 minuten in periode van 20 minuten = 0,5 groepen 4 t/m 8 gemiddeld 2,5 minuten in periode van 10 minuten = 0,25 kinderdagverblijf gemiddeld 15 minuten in periode van 60 minuten = 0,25 ² = reductiefactor aantal kinderen per auto groepen 1 t/m 3 = 0,75 groepen 4 t/m 8 = 0,85 kinderdagverblijf = 0,75 Het percentage leerlingen dat wordt gebracht en gehaald kan door middel van locatiespecifiek parkeeronderzoek worden vastgesteld. Zijn geen locatiespecifieke cijfers beschikbaar, dan wordt uitgegaan van de volgende percentages: groepen 1 t/m 3: 60% groepen 4 t/m 8: 40% kinderdagverblijf: 80% Het drukste tijdstip is maatgevend
- 22 -
Bijlage 4 – Werkwijze berekening parkeerbehoefte (gedeeltelijke) nieuwbouw en herbestemming Stap 1 -Parkeernorm Beschikt de aanvrager over gegevens (onafhankelijke praktijkwaarnemingen, onafhankelijk extern onderzoek door deskundig adviesbureau naar genoegen van de gemeente) waaruit een parkeernorm voor het desbetreffende bedrijf en/of het specifieke beoogde gebruik kan worden afgeleid? Zo ja, dan wordt die parkeernorm als uitgangspunt voor de berekening gehanteerd. Zo nee, dan wordt teruggevallen op de normen uit de geldende Parkeernota. Die zijn gebaseerd op de meest recente landelijke kentallen (momenteel CROW 317). Stap 2 - Bepaling van de huidige/voormalige parkeerbehoefte Is er in het verleden een bouw-/omgevingsvergunning voor het desbetreffende perceel verleend, waarbij de toenmalige parkeerbehoefte is vastgesteld? Zo ja, dan wordt die toenmalige parkeerbehoefte overgenomen. Zo nee, dan wordt in kaart gebracht wat het huidige/voormalige gebruik op het desbetreffende perceel is (met bijbehorende oppervlaktes), en wordt de parkeerbehoefte daarvan bepaald met gebruikmaking van de maximale parkeernorm voor het desbetreffende gebruik zoals die is opgenomen in het ASVV1996. De huidige/voormalige parkeerbehoefte wordt zowel bepaald voor het moment van de week dat het huidige/voormalige gebruik maximaal is, als voor het moment dat de parkeerbehoefte in de omgeving van het perceel maximaal is (voor woongebieden: doorgaans op weekendavonden; voor winkelgebieden: doorgaans op koopavonden en zaterdagen voor bedrijven doorgaans op weekdagen). Stap 3 - Bepaling van de nieuwe parkeerbehoefte Er wordt in kaart gebracht wat het beoogde gebruik op het desbetreffende perceel is (met bijbehorende oppervlaktes). Is er een locatiespecifieke parkeernorm voor (onderdelen van) dit gebruik, dan wordt aan de hand daarvan de nieuwe parkeerbehoefte bepaald. Is er geen locatiespecifieke parkeernorm, dan wordt de nieuwe parkeerbehoefte bepaald op basis van de normen zoals aangegeven in de Parkeernota. Ook de nieuwe parkeerbehoefte wordt zowel bepaald voor het moment van de week dat het nieuwe gebruik maximaal is, als voor het moment dat de parkeerbehoefte in de omgeving van het perceel maximaal is (voor woongebieden: doorgaans op weekendavonden; voor winkelgebieden: doorgaans op koopavonden en zaterdagen, voor bedrijven doorgaans op weekdagen). De parkeerbehoefte wordt berekend tot op 1 cijfer achter de komma. Het eindtotaal wordt altijd afgerond op het eersthogere hele getal (zo wordt 11,1 afgerond op 12). Stap 4 - Bepaling veilig bruikbare parkeercapaciteit op eigen terrein In veel gevallen gaat de aanvraag vergezeld van een nieuwe terreinindelingstekening, waarop de aanvrager aandacht besteed aan het parkeren. Of de beoogde parkeerplaatsen veilig bruikbaar zijn wordt de tekening getoetst op de volgende criteria: a. er wordt in principe niet toegestaan dat over een grotere lengte dan circa 4 m verkeer van/naar het perceel de openbare weg kan af- of oprijden; b. de ‘rijbaan’ naast een haaksparkeerplaats moet in principe 6 m breed zijn, langs langsparkeerplaatsen ten minste 3,0 m breed; bij zogenoemde ‘gestoken parkeren’ (dat wil zeggen onder een andere hoek dan 90° [haaksparkeren] of 0° [langsparkeren] met de rijbaan) naar verhouding; zie ASVV 2004, blz. 898; c. een parkeerplaats moet bij haaksparkeren ten minste 5 x 2,5 m zijn en bij langsparkeren ten minste 6 x 2 m. De vakindeling moet op straat zijn aangegeven; d. achteruitrijden is redelijkerwijs geminimaliseerd, en wordt over een grotere afstand dan circa 5 m niet toegestaan;
- 23 -
e. bij uitritten en nabij kruispunten van openbare wegen moeten uitzichtdriehoeken met rechthoekszijden van minimaal 10 m (buiten de bebouwde kom: minimaal 40 m) te worden vrijgehouden. Parkeerplaatsen die niet voldoen aan een of meer van deze criteria, tellen niet mee bij de bepaling van de veilig bruikbare parkeercapaciteit. Van criteria kan worden afgeweken wanneer de aanvrager daarvoor naar het oordeel van de gemeente goede argumenten aandraagt en/of op andere wijze voorziet in een veilige bruikbaarheid. De aanvrager krijgt gelegenheid de terreinindelingstekening aan te passen aan de hand van de gemaakte opmerkingen. Dit moet in ieder geval gereed zijn voordat de omgevingsvergunning is verleend. Stap 5 - Vergelijking van parkeercapaciteit op eigen terrein en nieuwe parkeerbehoefte De uitkomsten van de stappen 3 en 4 worden met elkaar vergeleken. Als de veilig bruikbare (nieuwe) parkeercapaciteit groter is dan de benodigde (nieuwe) parkeercapaciteit, dan wordt in het kader van de aanvraag omgevingsvergunning positief geadviseerd op het aspect parkeren. Zo niet, dan worden de volgende stappen doorlopen. Stap 6 - Parkeerbehoefte op drukste dagdeel in de omgeving De parkeerbehoefte is niet op alle 24 dagdelen van de week even groot. Zoals al bij de stappen 2 en 3 is aangegeven, is het dagdeel waarop de parkeerbehoefte het grootst is afhankelijk van het gebruik. Soms is het gebruik van een bepaald perceel afwijkend van het gebruik van percelen in de omgeving. (Bijvoorbeeld kantoren in een woon- of winkelgebied.) Dat kan leiden tot een verschillend piekmoment. Wanneer op eigen terrein wel voldoende veilig bruikbare parkeercapaciteit is op het drukste dagdeel in de omgeving, maar niet op het drukste moment voor het perceel zelf, dan kan worden gekeken of er op het drukste moment voor het perceel zelf voldoende vrij beschikbare parkeercapaciteit is op de openbare weg binnen de voor het desbetreffende gebruik aanvaardbare loopafstand (volgens landelijke kentallen). Is dat het geval, dan kunnen deze parkeerplaatsen ingezet worden ten behoeve van het beoogde gebruik/bestemming. Voor het inzetten van deze parkeerplaatsen dient dan een bedrag ter hoogte van 50 % van de vastgestelde bijdrage zoals opgenomen in het parkeerfonds te betalen. Dit bedrag is 50 % omdat de parkeerplaatsen/parkeermogelijkheden reeds aanwezig zijn en het daarom niet redelijk is het volledige bedrag in rekening te brengen. Stap 7- Parkeerfonds (facultatief) Wanneer de aanvraag niet op eigen terrein voorziet in de voor het desbetreffende perceel (nieuwe) parkeerbehoefte, verminderd met de huidige/voormalige parkeerbehoefte in het geval het een gedeeltelijke nieuwbouw dan wel herbestemming is; de aanvraag niet op eigen terrein voorziet in de parkeerbehoefte op het drukste dagdeel in de omgeving, terwijl er op het moment van de maximale behoefte voor het desbetreffende gebruik ook niet voldoende vrije openbare parkeercapaciteit beschikbaar is binnen aanvaardbare loopafstand op de openbare weg, wordt op het aspect parkeren negatief geadviseerd. Een omgevingsvergunning kan dan alleen worden verleend wanneer een bijdrage wordt gestort in het parkeerfonds. De hoogte van deze storting wordt bepaald door de extra parkeerbehoefte. Deze is afhankelijk van de benodigde parkeerbehoefte verminderd met het aantal bruikbare parkeerplaatsen op eigen terrein (stap 4). Een tekort kan eventueel gecompenseerd worden door openbare parkeerplaatsen, stap 6 (hier zijn kosten aan verbonden van 50 % van de vastgestelde bijdrage). Voorbeeld De voorgaande stappen worden nu toegelicht met een voorbeeld. In dit voorbeeld wordt in een winkelgebied een winkel (300 m² b.v.o.) met middelgrote bovenwoning verbouwd tot restaurant (300 m² b.v.o.) met kantoor op de bovenverdieping (150 m² b.v.o.). Er zijn geen parkeerplaatsen op eigen terrein. Er zijn geen specifieke parkeercijfers beschikbaar. Er is geen eerdere bouw-/omgevingsvergunning bekend. De openbare parkeercapaciteit in de omgeving wordt volledig benut.
- 24 -
Stap 1 Zie inleiding.
Stap 2 De maximale parkeerbehoefte van een winkel van 300 m² b.v.o. was (volgens ASVV1996) 3 x 2,4 = 7,2 parkeerplaatsen (pp). De maximale parkeerbehoefte van de bovenwoning was 1,1 pp. Samen 8,3 pp. In een winkelgebied zijn de koopavond en de zaterdag (overdag) de drukste dagdelen. Gedurende vooral de koopavond zijn ook de winkel en de woning volledig in gebruik. De parkeerbehoefte op het perceel tijdens het drukste moment in de omgeving is dus in de oude situatie gelijk aan de maximale parkeerbehoefte. Stap 3 De maximale parkeerbehoefte van een restaurant is 3 x16,0 = 48,0 pp. De maximale parkeerbehoefte van een kantoor is 1,5 x 2,8 = 4,2 pp. Samen 52,2 pp. Op de drukste dagdelen in een winkelgebied (koopavond en zaterdag) is het kantoor gesloten. De parkeerbehoefte van het perceel is in de nieuwe situatie dan 48,0 pp. Stap 4 Omdat er geen plan is voor parkeren op eigen terrein, is deze stap niet van toepassing. Stap 5 Het plan kent dus een maximaal tekort van 52,2 pp. Afgerond (naar boven): 53 pp Stap 6 Het plan kent dus op de drukste dagdelen in het gebied een tekort van 48,0 pp. Stap 7(facultatief) De storting in het Parkeerfonds is gebaseerd op: 48,0 (stap 3) – 8,3 (stap 2, op drukste tijdstip in omgeving) – 0 (stap 4) = 39,7 pp. Afgerond (naar boven): 40 pp. Deze 40 pp wordt vermenigvuldigd met € 6.038,--. Dit komt uit van een storting in het fonds van € 241.520,--.
- 25 -
Bijlage 5 – Kostenonderbouwing aanleg parkeervoorziening prijspeil 2013 (bedragen zijn exclusief btw)
- 26 -
Opnemen bestaande band 13/15*25
10
m
€ 4,00
€ 40,00
Opnemen bestaand trottoir
18 m2 € 4,00
€ 72,00
Frezen graszoden
25 m2 € 2,00
€ 50,00
Zagen bestaande asfaltverharding
10
€ 12,00
€ 120,00
Opnemen en verwijderen bestaande asfaltverharding
2,5 m2 € 40,00
€ 100,00
Ontgraven zwarte grond
8 m3 € 3,00
€ 24,00
Ontgraven zand
8 m3 € 3,00
€ 24,00
2,5 m3 € 4,00
€ 10,00
m
GRAAFWERKZAAMHEDEN
Ontgraven rioolsleuf RIOLERING Leveren en aanbrengen pvc 125
5 m1 € 32,00
€ 160,00
leveren en aanbrengen hulpstukken
6
st
€ 20,00
€ 120,00
Boren rioolleiding
1
st
€ 100,00
€ 100,00
Leveren en aanbrengen opzetstuk
1
st
€ 200,00
€ 200,00
aanvullen grond sleuf Rijbaan maken
2,5 m2 € 8,00 20
m2
€ 20,00
€ 15,00
€ 300,-
2,5 m2 € 20,00
€ 50,00
VERHARDINGEN Blokken BSS Leveren en aanbrengen straatkolk
1
st
€ 230,00
€ 230,00
Leveren en aanbrengen Bkk geel
8,5 m2 € 25,00
€ 212,50
Leveren en aanbrengen Bkk zwart
7,6 m2 € 30,00
€ 228,00
Leveren en aanbrengen hoekstukken
4
st
€ 40,00
€ 160,00
Leveren en aanbrengen trottoirband
12
m
€ 25,00
€ 300,00
Leveren en aanbrengen tegels (incl. zagen)
14 m2 € 15,00
€ 210,00
Leveren en aanbrengen asfalt
€ 500,00
ALGEMEEN Inzaaien groen Afvoeren puin
10 m2 € 5,00 1
??
€ 50,00
€ 250,00
€ 250,00
AANKOOP GROND Openbaar groen (inclusief kosten notaris + ambtelijke uren)
20
m2 € 65*
€ 1300,00
* gemiddelde van de deelnemende gemeenten Subtotaal
€ 4.830,50
Uitvoeringskosten
10%
€ 483,05
voorbereiding, toezicht
15%
€ 724,58 € 1.207,63
TOTAAL
€ 6038,13
- 27 -
Bijlage 6 Beleidsregel Laadpalen Elektrisch vervoer (ter illustratie) Onderwerp De hier aan de orde zijnde beleidsregel is bedoeld als afwegingskader ter beoordeling van particuliere aanvragen om (privaatrechtelijke) toestemming te verlenen voor het realiseren van oplaadlocatie’s voor elektrische auto’s. Juridisch kader Op basis van artikel 4:81 Algemene wet bestuursrecht (AWB) jo. artikel 160, eerste lid Gemeentewet. Artikel 1 - Definities Voor de toepassing van deze beleidsregel wordt verstaan onder: a. Aanvraag: de bij de gemeente ingediende aanvraag voor toestemming tot het plaatsen van een laadpaal op grond die in eigendom is van de gemeente. b. Elektrische auto: een motorvoertuig zoals bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel c van de Wegenverkeerwet 1994 dat bij de RDW staat geregistreerd als auto en geheel of gedeeltelijk door een elektromotor wordt aangedreven waarvoor de elektrische energie geleverd wordt door een batterij en waarvan de batterij (mede) kan worden opgeladen door een oplaadpunt. c. Laadpaal: openbare voorziening, inclusief alle daarbij behorende en achterliggende installaties, waar een elektrische auto kan worden opgeladen: een laadpaal kan een of meer oplaadpunten bevatten. d. Oplaadlocatie: locatie in de openbare ruimte waar een laadpaal en een of meer parkeerplaatsen uitsluitend voor het opladen van elektrische auto’s aanwezig zijn. e. Oplaadpunt: een op de laadpaal aanwezige voorziening waarmee de houder van een elektrische auto deze van stroom kan voorzien. f. Opladen: het gedurende een aaneengesloten periode opladen van een elektrisch voertuig bij een openbaar toegankelijke laadpaal; g. Bewoner: degene die daadwerkelijk woont in Nunspeet, volgens inschrijving in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens; h. Houder van een motorvoertuig: degene die naar de omstandigheden als houder van een motorvoertuig moet worden beschouwd, met dien verstande dat voor een motorvoertuig dat is ingeschreven in het krachtens de Wegenverkeerswet 1994 aangehouden register van opgegeven kentekens als houder wordt aangemerkt: 1. degene op wiens naam het voor het motorvoertuig opgegeven kenteken ten tijde van het parkeren in het register was ingeschreven, of 2. degene die een leasecontract heeft met een erkend autoverhuurbedrijf dan wel in dienst is van een bedrijf op wiens naam het voor het motorvoertuig opgegeven kenteken ten tijde van het parkeren in het register was ingeschreven en die in het bezit is van dat motorvoertuig of een leasecontract heeft met een erkend autoverhuurbedrijf, of 3. degene die een contract heeft voor een auto op afroep met een erkend autoverhuurbedrijf op wiens naam het voor het motorvoertuig opgegeven kenteken ten tijde van het parkeren in het register was ingeschreven en die in het bezit is van dat motorvoertuig. Artikel 2 - Elektrische auto 1. Op een aanvraag wordt toestemming verleend als de elektrische auto een volledig elektrisch bereik heeft van meer dan 60 km. 2. De elektrische auto mag met inbegrip van de lading een lengte hebben van niet meer dan 6 m en/of een hoogte van niet meer dan 2.40 m, en mag geen woonwagen, kampeerwagen, kampeerauto, aanhangwagen, keetwagen of ander dergelijk voertuig zijn dat voor de recreatie dan wel anderszins uitsluitend of mede voor andere dan verkeersdoeleinden wordt gebezigd. 3. De elektrische auto mag niet voorzien zijn van een handelaarskenteken (groene kentekenplaat).
- 28 -
Artikel 3 - Parkeergelegenheid op eigen terrein Een aanvraag wordt geen toestemming verleend wanneer: a. De particuliere aanvrager over een privéparkeergelegenheid op het woonadres kan beschikken. Aan het hebben van een privéparkeergelegenheid wordt gelijkgesteld de situatie dat men woont in gebouwen die gerealiseerd zijn inclusief een parkeergelegenheid in het gebouw. b. De zakelijke aanvrager over een parkeergelegenheid op het zakelijke adres binnen de gemeente, zoals geregistreerd in het register van de kamer van koophandel, beschikt. Artikel 4 - Gebieden met parkeerschijfzone In gebieden waar van gemeentewege een parkeerschijfzone is ingesteld, wordt geen toestemming verleend, tenzij aanvrager ook ontheffinghouder is of hiervoor in aanmerking komt in dit gebied en daarvoor een aanvraag heeft ingediend. Het streven is dat medewerking aan de realisatie van een oplaadpunt in gebieden waar de parkeerdruk op maatgevende momenten boven de 80% is, niet ten koste gaat van de bestaande parkeercapaciteit. In dat geval moet het mogelijk zijn een extra parkeergelegenheid te realiseren. Artikel 5 - Eén oplaadpunt per perceel, woning of per voertuig a. Per perceel of woning geldt een maximum van één oplaadpunt in de openbare ruimte. b. Per voertuig geldt een maximum van één oplaadpunt in de openbare ruimte. Artikel 6 - Locatiebepaling a. Aan een particulier verzoek wordt geen medewerking verleend als de locatie van het oplaadpunt niet in de directe nabijheid van het perceel of de woning is gepland. b. Aan het nabijheidscriterium wordt voldaan voor zover de afstand tot de woning hemelsbreed gezien niet meer bedraagt dan 250 m. c. Voor zover de aanvrager al een parkeerplaats van gemeentewege is aangewezen en deze is ingericht als gehandicaptenparkeerplaats, wordt deze aangemerkt als zijnde de locatie als bedoeld onder a. d. Op een aanvraag wordt geen toestemming verleend als er een openbaar toegankelijk oplaadpunt is binnen 500 m van het perceel of de woning van de aanvrager. Artikel 7 - Tenaamstelling elektrische auto Op een aanvraag wordt geen toestemming verleend als de aanvrager niet de houder is van de elektrische auto. Artikel 8 - Openbaarheid 1. De oplaadlocatie is een openbare voorziening voor het laden van elektrische auto’s. 2. Op een aanvraag wordt geen toestemming verleend wanneer blijkt dat aanvrager niet de intentie heeft de oplaadlocatie openbaar toegankelijk te houden voor het opladen van elektrische auto’s. 3. De oplaadlocatie mag, met uitzondering van de situatie zoals onder 6d geschetst, niet zijn voorzien van een bord waaruit zou blijken dat de locatie slechts voor een of meerdere bepaalde nader aangegeven elektrische auto’s is bedoeld. Artikel 9 - Dubbele laadvoorziening Er wordt alleen toestemming verleend als de laadpaal is voorzien of kan worden voorzien van een dubbele laadvoorziening zodat er gelegenheid is voor twee elektrische auto’s tegelijk om te kunnen laden. Artikel 10 - Maximum aantal laadpalen Er wordt toestemming verleend voor ten hoogste twintig openbare laadpalen op gemeentelijk grondgebied naast de al door e-laad.nl gerealiseerde vier openbaar toegankelijke laadpalen. Bij het bereiken van het maximum wordt de beleidsregel geëvalueerd.
- 29 -
Artikel 11 - Kosten plaatsen, onderhoud, beheer en aansprakelijkheid ten gevolge van schade door laadpaal en oplaadpunt 1. Alle kosten voor het plaatsen, onderhouden, beheren van en schade veroorzaakt door de laadpaal en het oplaadpunt, die niet worden gedragen door degene die de laadpaal en het oplaadpunt realiseert (bijvoorbeeld de netbeheerder of de leverancier), zijn voor rekening van de aanvrager. 2. De gemeente aanvaardt geen enkele aansprakelijkheid voor kosten, onderhoud en (vervolg)schade die het realiseren en gebruiken van de laadpaal met zich mee kan brengen. 3. De gemeente verleent alleen toestemming op een aanvraag wanneer in een overeenkomst met de leverancier ervan is vastgelegd, dat alle aansprakelijkheid waaronder voor het gebruik en onderhoud van de laadpalen en het oplaadpunt en eventuele schade hierdoor voor rekening van de aanvrager of de leverancier komen. Artikel 12 - Realisatie Om voor toestemming op een aanvraag in aanmerking te komen, moet een oplaadpunt op de oplaadlocatie daadwerkelijk kunnen worden gerealiseerd. In dat kader wordt ook de (technische) haalbaarheid bezien. Daarbij is de aanwezigheid van (hoofd)kabels en leidingen en het voorhanden zijn van een netwerk van belang. Artikel 13 - Deelauto Als uit de aanvraag blijkt dat er meerdere gebruikers van één elektrische auto zijn (bijvoorbeeld bij een deelauto), kan in afwijking van deze regeling toestemming worden gegeven. Artikel 14 - Hardheidsclausule Er kan van deze regeling worden afgeweken wanneer toepassing ervan gelet op het belang dat deze regeling beoogt te beschermen zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard. Artikel 15 - Inwerkingtreding Deze beleidsregel treedt in werking de dag na bekendmaking.
- 30 -
Bijlage 7
7 Parkeerfonds (zoals gebruikt door Elburg en Nunspeet)
7.1 Parkeerfonds De afgelopen jaren is gebleken dat het bij diverse bouwplannen niet mogelijk is om op eigen terrein te voorzien in parkeerruimte volgens de gemeentelijke parkeernorm. In dit soort gevallen zijn er vaak geen aangrenzend terrein aanwezig waarop die ruimte kan worden gerealiseerd en ook de bestaande openbare parkeerruimte biedt in de regel geen soelaas voor de extra parkeerdruk. Dat betekent concreet dat in zo’n geval een omgevingsvergunning niet kan worden verleend en dat de realisatie van de door de gemeente gewenste functies op bepaalde locaties niet mogelijk is. Een parkeerfonds kan hier uitkomst bieden. In bepaalde omstandigheden kan dan door het college van burgemeester en wethouders in afwijking van de parkeereis een omgevingsvergunning worden verleend. Voorwaarde is dat de aanvrager van de omgevingsvergunning voor bouwen een financiële bijdrage stort in het parkeerfonds. De middelen in dit fonds worden vervolgens door de gemeente gebruikt voor de aanleg van openbare parkeerplaatsen. Op die manier kan het totale gemeentelijke parkeerareaal in evenwicht worden gehouden en blijft de bereikbaarheid en leefbaarheid binnen de gemeente gewaarborgd. Hieronder wordt eerst het juridisch kader van het parkeerfonds uiteengezet. Vervolgens wordt aangegeven hoe de gemeentelijke parkeereis wordt vastgesteld en onder welke voorwaarden in afwijking van de parkeereis een omgevingsvergunning wordt verleend. Tot slot komen de hoogte van de parkeerbijdrage en de aanwending van de middelen uit het parkeerfonds aan de orde. 7.2 Juridisch kader Het vragen van een parkeerbijdrage vindt zijn juridische grondslag in de bouwverordening, het zogenoemde ‘parkeerartikel’ 2.5.30 vierde lid. Hierin staat dat het college in afwijking van het bepaalde in het eerste en derde lid van artikel 2.5.30 een omgevingsvergunning kan verlenen als de aanvrager een parkeerbijdrage stort in het gemeentelijk parkeerfonds. Als financiële voorwaarden worden gesteld, neemt de gemeente de verplichting van de aanleg van parkeerplaatsen over. De in afwijking van de parkeereis verleende omgevingsvergunning met financiële consequentie wordt verleend volgens een publiekrechtelijke regeling. De parkeerbijdrage moet op dezelfde wijze als de bouwleges door de aanvrager worden betaald. Er is geen sprake van een contract tussen partijen. In bijlage 1a zijn de parkeernormen opgenomen. In de volgende paragraaf wordt ingegaan op de voorwaarden waaronder vrijstelling van de parkeereis wordt verleend. 7.3 Beoordeling en verlening omgevingsvergunning in afwijking van de gemeentelijke parkeereis In deze paragraaf wordt aangegeven welke stappen worden doorlopen in de beoordeling om in afwijking van de parkeereis een omgevingsvergunning te verlenen. a) Uitgangspunt daarbij is dat de parkeereis op eigen terrein wordt gerealiseerd (het voldoen aan de gemeentelijke parkeereis). b) Als realisatie van de benodigde parkeerplaatsen op eigen terrein niet mogelijk is, wordt beoordeeld of een aanpassing van het bouwplan (bijvoorbeeld minder bouwvolume) kan leiden tot het wel voldoen aan de gemeentelijke parkeereis op eigen terrein. c) Als op omliggende percelen onvoldoende restparkeercapaciteit beschikbaar is, kan de aanvrager door een onafhankelijk verkeersadviesbureau onderzoek laten doen naar de drukste structurele parkeerbehoefte. Wanneer blijkt dat op het moment met de drukste structurele parkeerbehoefte de bezettingsgraad lager is dan 85%, kan de aanvrager aan de gemeente verzoeken het verschil tussen de feitelijke bezettingsgraad (inclusief reserveringen voor al
- 31 -
verleende, maar nog niet gerealiseerde omgevingsvergunningen) en de 85%-bezettingsgraad in te mogen zetten voor de aangevraagde omgevingsvergunning. Per gecompenseerde parkeerplaats dient aanvrager 50 % van de vastgelegde bijdrage zoals opgenomen in het parkeerfonds te betalen (deze bijdrage is lager omdat de parkeermogelijkheden er al wel zijn maar de gemeente wel de grond ter beschikking moet stellen en in stand moet houden). In de regel doet de drukste structurele parkeerbehoefte zich voor: - in woonwijken: op het drukste uur van negen gemiddelde weekendavonden (vrijdag, zaterdag, zondag); - bij winkels en hun invloedsgebied (500 m hemelsbreed vanaf het middelpunt van het gebied): op de drukste van drie koopavonden en drie zaterdagen; - bij toeristische bezienswaardigheden en weersafhankelijke activiteiten: op het drukste dagdeel in de op-2-na-drukste week van het jaar. Als a, b, c niet mogelijk blijken, kan de aanvrager van een omgevingsvergunning, een schriftelijk verzoek indienen bij het college van burgemeester en wethouders om in afwijking van de parkeereis toch een omgevingsvergunning te verlenen. Het verzoek van de aanvrager moet gegronde redenen bevatten om aan te tonen en/of aannemelijk te maken dat de realisatie van de benodigde parkeerplaatsen op eigen terrein niet mogelijk is en dat de parkeerbehoefte door een privaatrechtelijke overeenkomst niet elders kan worden gecompenseerd door (een combinatie van) de hiervoor genoemde mogelijkheden. Het college van burgemeester en wethouders kan besluiten in afwijking van de parkeereis een omgevingsvergunning te verlenen. Dit doet het college als zij de realisatie van het initiatief belangrijker acht dan de (tijdelijke) nadelige gevolgen op het gebied van bereikbaarheid en leefbaarheid en het college bereid is de verplichting van de aanvrager over te nemen om te zorgen voor voldoende parkeerplaatsen. Bij dit besluit moet aannemelijk worden gemaakt dat door de gemeente binnen een redelijke termijn (maximaal tien jaar) wordt voorzien in de gecompenseerde parkeerplaatsen binnen een hemelsbrede (redelijke) afstand van maximaal 750 meter van het bouwplan. Per afwijking van de norm moet dus gemotiveerd worden aangegeven waar en wanneer de parkeerplaatsen gecompenseerd worden door de gemeente. De bevoegdheid om te beslissen over het gebruik van het parkeerfonds ligt bij het college. Een aanvrager kan geen rechten ontlenen aan het bestaan van het fonds. Wanneer het college in afwijking van de parkeereis een omgevingsvergunning verleent, moet de aanvrager van een omgevingsvergunning een parkeerbijdrage per ontbrekende parkeerplaats in het parkeerfonds storten. 7.4 Berekeningswijze hoogte storting Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State, onder meer de uitspraken van 14 december 2005 (LJN: AU7951) van 1 september 2010 (LJN: BN5727) moet bij beoordeling van de vraag of wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid alleen worden gelet op de toename van de parkeerbehoefte als gevolg van het (bouw)plan. Het bedrag dat de aanvrager in het parkeerfonds moet storten = het aantal parkeerplaatsen behorend bij de nieuwe situatie berekend volgens de parkeernormen die zijn opgenomen in bijlage 1, (minus) de parkeerbehoefte behorend bij het laatst actieve gebruik berekend op basis van het ASVV 1996 of als het laatst actieve gebruik is begonnen na een nieuwere versie van het ASVV deze nieuwere versie (minus) de extra parkeercapaciteit op eigen terrein. De uitkomst van bovenstaande som wordt vermenigvuldigd met het tarief van € 6.038,--, exclusief btw (per parkeerplaats). In bijlage 4 wordt de werkwijze voor de berekening van de parkeerbehoefte toegelicht. Ook is in deze bijlage een voorbeeld opgenomen hoe de hoogte van de bijdrage in het parkeerfonds wordt berekend.
- 32 -
7.5 Tarief per parkeerplaats In deze paragraaf wordt aangegeven hoe hoog de parkeerbijdrage is en binnen welke voorwaarden de gemeente na storting in het parkeerfonds voorziet in de aanleg van parkeerplaatsen. De hoogte van het te storten bedrag bij realisatie van minder parkeerplaatsen dan de parkeerverplichting voorschrijft, is afgeleid van de reële gemiddelde aanlegkosten of stichtingskosten (inclusief de kosten voor grondverwerving). Daarmee wordt gewaarborgd dat de gemeente ook daadwerkelijk de aan te leggen parkeerplaatsen kan bekostigen, zonder dat zij zelf extra middelen beschikbaar hoeft te stellen. Hoewel dat mogelijk niet in alle gevallen lukt, is het uitgangspunt van het parkeerfonds dat deze kostenneutraal functioneert. Voor het hele grondgebied van de gemeente wordt één gelijke parkeerbijdrage gehanteerd. Ook in de parkeernormen is geen onderscheid gemaakt tussen verschillende gebieden. In bijlage 5 is een overzicht opgenomen van de reële aanlegkosten van een parkeerplaats. De hoogte van de storting is onafhankelijk van de soort ontwikkeling. De bijdrage voor de storting in het gemeentelijk parkeerfonds bedraagt € 6.038,-- exclusief btw per parkeerplaats. Het tarief wordt niet geïndexeerd. Jaarlijks wordt door het college een toets uitgevoerd of het gehanteerde bedrag nog toereikend is. Als het nodig is, wordt een voorstel gedaan tot wijziging van het tarief. Er vindt geen restitutie plaats in het geval het betaalde bedrag te hoog blijkt. Omgekeerd geldt dat geen nabetaling plaatsvindt in het geval het betaalde bedrag niet toereikend is.
7.6 Besteden gelden parkeerfonds De gemeente heeft bij een storting van € 6.038,-- per parkeerplaats in het fonds de verplichting om binnen tien jaar het aantal financieel gecompenseerde parkeerplaatsen te realiseren. De 10 jaar is reëel in relatie tot de tijd die gemoeid is met de realisatie van een bouwproject. Deze periode (van initiatief tot realisatie bedraagt gemiddeld namelijk 8 jaar. De parkeerplaatsen moeten openbaar toegankelijk zijn en gelegen zijn binnen een straal van hemelsbreed 750 m van het bouwplan. Voldoet de gemeente niet aan deze verplichting dan wordt het gestorte bedrag terugbetaald inclusief de wettelijk verschuldigde rente. Omdat de stortingen middelen zijn ter compensatie van het niet voldoen aan de parkeernorm, worden deze middelen gestort in de ‘voorziening parkeerfonds’. Het is niet mogelijk deze gelden later anders te bestemmen dan voor de aanleg van openbare parkeerplaatsen. Aan een storting in het fonds kan de aanvrager van de omgevingsvergunning geen rechten ontlenen aangaande het parkeren in de openbare ruimte en/of gebouwde parkeervoorziening. Er is geen sprake van een verworven eigendomsrecht. Beleidsuitgangspunt 11 Een parkeerfonds is een goed instrument dat ruimte biedt om mee te werken aan initiatieven die op eigen terrein onvoldoende parkeerplaatsen kunnen realiseren.
Bijlage 2
Erftransformatieuitgangspunten en -randvoorwaarden
bestemmingsplan Buitengebied, Zuiderzeestraatweg 224 VASTGESTELD
2 juni 2016 93
bestemmingsplan Buitengebied, Zuiderzeestraatweg 224 VASTGESTELD
2 juni 2016 94
Erftransformatie Zuiderzeestraatweg 224 Oldebroek Gemeente Oldebroek
Notitie Uitgangspunten en Randvoorwaarden
2015
Erftransformatie Zuiderzeestraatweg 224 Oldebroek Gemeente Oldebroek
COLOFON Contactpersoon gemeente Oldebroek: Jan Willem van Hoorn Initiatiefnemer: mevrouw van de Beek Advies 12 maart 2015 Gelders Genootschap | 026 442 17 42 Christel Steentjes | Ervenconsulent |
[email protected] Foto voorzijde: Foto van het erf jaren ‘50 met bakhuisje in orginele vorm
Notitie Uitgangspunten en Randvoorwaarden
2015
Inleiding Opgave Aan de Zuiderzeestraatweg 224 ligt een voormalig agrarisch erf. Op het erf staan diverse oude karakteristieke schuren. De boerderij is intern verbouwd met inwoning maar heeft zijn traditionele vorm en uitstraling behouden. De bewoonster is voornemens gebruik te maken van de regeling functieverandering van de gemeente Oldebroek. Ze halen daarbij net niet het aantal minimaal te slopen vierkante meters. De gemeente heeft aangegeven dat er gekeken kan worden naar maatwerk bij voldoende kwaliteit en wanneer er een kleine woning wordt teruggebouwd. Advies De gemeente Oldebroek wil dat verandering van erven bijdraagt aan de ruimtelijke kwaliteit van de omgeving. Daarom stelt zij deskundig advies van een ervenconsulent of landschapsarchitect verplicht. De initiatiefnemers hebben de ervenconsulent van het Gelders Genootschap ingeschakeld om advies te geven over de erftransformatie van Zuiderzeestraatweg 224. Dit advies geeft uitgangspunten en randvoorwaarden voor het ruimtelijk ontwerp voor het erf en de bebouwing. Het maakt duidelijk wat de ambities zijn en reikt inspiratie aan om mooie plannen te ontwerpen. De vraag is hoe met functieverandering de ruimtelijke kwaliteit en het landschap ter plekke versterkt kunnen worden.
Relevant beleid De gemeente hecht groot belang aan het karakteristieke bebouwingsbeeld langs de Zuiderzeestraatweg. Tussen de bebouwing door is doorzicht naar het landschap belangrijk. Daarom wil men geen verdere verdichting van de bebouwing langs deze weg. Het Landschapsontwikkelingsplan zet in op verbeteren van de landschappelijke kwaliteit door herstel van houtwallen, essen en erfbeplanting, waardoor ook toename van de leesbaarheid ontstaat. De locatie ligt in Nationaal landschap Veluwe. Het gebied is aangewezen vanwege de bijzondere gradiënt van de open polders aan de voormalige Zuiderzee naar het hoger gelegen Veluwe massief. Rondom de locatie is de slagenverkaveling kenmerkend en moet worden voorkomen dat de lintbebouwing aan de Zuiderzeestraatweg dicht groeit. EHS - Gelders Natuur Netwerk De locatie ligt niet in of nabij de ecologische hoofdstructuur. De polder ten noorden van de locatie is grotendeels weidevogelgebied. Welstand Het beleid van de gemeente Oldebroek is gericht op het handhaven van het bestaande afwisselende beeld van het bebouwingslint. Bebouwing dient zich te voegen in de bestaande structuur waardoor karakteristiek van het bebouwingslint behouden blijft, maar biedt wel mogelijkheden tot vernieuwing. In het bebouwingsbeeld is sprake van een kleinschalig gevarieerd bebouwingsbeeld, elk pand kent binnen beperkte marges zijn eigen situering, uitstraling en kleur- en materiaalgebruik. De Zuiderzeestraatweg valt als hoofdstructuur van de gemeente onder welstandsniveau 1. Cultuurhistorie De Zuiderzeestraatweg is cultuurhistorisch een waardevol lint. Boerderijen dragen bij aan de het karakteristieke bebouwingsbeeld langs deze weg. De Zuiderzeestraatweg 224 is hier een voorbeeld van.
3
Gelders Genootschap
Analyse
Kaart ca. 1900. De Zuiderzeestraatweg loopt ter hoogte van de locatie dwars door de lange kavels van het slagenlandschap heen. Het landschap aan de noordzijde is open. Aan de zuidzijde is het landschap kleinschalig.
Luchtfoto ca. 2010. Tussen de Oude dijk en de Zuiderzeestraatweg is het gebied verdicht met een bedrijventerrein. Ook aan de noordzijde is meer bebouwing bijgekomen en is het lint verder verdicht.
4
Notitie van uitgangspunten en randvoorwaarden| ERVENCONSULENT | 2015
Luchtfoto ca. 1930
Analyse Landschap De Zuiderzeestraatweg is de ontginningsbasis van de polder Oldebroek. Van oudsher is het een belangrijke verbindingsweg gelegen op een hogere zandrug in het landschap waaraan ook verschillende dorpen zijn ontstaan zoals Oldebroek. De Zuiderzeestraatweg is aangelegd in 1830 en volgde veelal oude routes. Ter hoogte van de Zuiderzeestraatweg 224 volgt de weg niet de ‘Oude dijk’ maar gaat schuin door de verkaveling heen om wat verder op de oude weg weer op te pakken. De locatie ligt aan dit ‘nieuwe’ stuk weg. Het slagenlandschap aan de weg bestaat uit lange percelen, waarbij aan de kop van veel percelen een boerderij staat aan de Zuiderzeestraatweg. In de loop der tijd is een aaneengesloten bebouwingslint ontstaan met beeldbepalende erven. Rondom de kruising van de Zuiderzeestraatweg en de Mheneweg bepalen aan de noordzijde een aantal kerken samen met de erven het beeld. Aan de zuidzijde, tussen de Oude dijk en de Zuiderzeestraatweg, is een bedrijventerrein ontstaan. De oorspronkelijke smalle verkaveling is aan deze zijde nauwelijks meer te herkennen. Ten noorden van de Zuiderzeestraatweg strekt het open polderlandschap zich uit. Het landschap is vanaf de Zuiderzeestraatweg te beleven door waardevolle doorkijkjes en open ruimten tussen de boerderijen.
Foto vanaf het erf richting het noorden. Het open polderlandschap. Rechts de parkeerplaats de naastgelegen kerk.
De Zuiderzeestraatweg vanaf de locatie, richting de kruising met de Mheneweg.
Het erf grenst aan de oostzijde aan een kerk met parkeerplaats voor en achter.
5
Gelders Genootschap
Analyse C
A K
I D
M
H
J
L
G
F
E B
Luchtfoto actuele situatie.
Tabel m2 te slopen schuren: B garage/bakhuis 39,60 C schuur 111,00 D kippenschuur 70,20 E schuurtje 16,20 F schuurtje 10,40 G schuurtje 30,25 H kippenschuur 111,10 I schuurtje 4,50 J oude hooiberg 61,25 Totaal 454,50 B deel bakhuis ca. 12 m2 Schematische weergave erf.
6
Notitie van uitgangspunten en randvoorwaarden| ERVENCONSULENT | 2015
Kenmerken Zuiderzeestraatweg 224 A = De kavel wordt aan de achterzijde begrensd door een rij bomen van elzen en beuken. Het geeft het erf een groen decor en versterkt het contrast met de open polder. B = De zuiderzeestraatweg wordt aan de noordzijde geflankeerd door lindebomen. C = Het erf grenst aan het open polderlandschap. De parkeerplaatsen van de twee naastgelegen kerken steken het landschap in. D = Aan de westzijde van het erf staan enkele oude fruitbomen. Restanten van een boomgaard. E = Het erf wordt ontsloten door een oprit aan de oostzijde. F= De boerderij is karakteristiek door de positie aan de Zuiderzeestraatweg en de traditionele hoofdvorm met grote rieten kap. G = Naast de boerderij staat een garage. Dit was van oorsprong het bakhuisje/stookhok maar is verder uitgebouwd en veranderd. H = Achter de boerderij staat een karakteristieke houten schuur met grote (oorspronkelijk) rieten kap en zwarte planken. Aan de oostzijde ligt de oude mestplaat. I = De hooiberg is niet meer als zodanig herkenbaar en omkleed met golfplaten. Naast de hooiberg staat een klein schuurtje. J en K = Op het erf staan twee oude kippenhokken met de kenmerkende grote ramen op het zuiden. L= Het erf aan het achterhuis heeft een betonverharding. Ook naast de grote schuur (H) en tussen de boerderij en de kippenschuur (J) ligt betonverharding van voormalige mestplaten. M = De buurwoning is recent gesloopt om het meubelbedrijf beter te ontsluiten. Kleine rode cirkel = oude ronde betonnen grassilo Oranje lijn = Kavel Zuiderzeestraatweg 224
Analyse Erf en gebouwen Zuiderzeestraatweg 224 is een karakteristiek erf. Het heeft al lange tijd geen agrarische functie meer maar heeft wel de oude agrarische bebouwing behouden. De opzet met een boerderij aan de weg, grote houten zwarte schuur met grote kap, hooiberg (niet meer herkenbaar), kippenhokken georiënteerd op het zuiden, restanten van een boomgaard en de ronde grassilo zijn kenmerken van een oud Veluws boerenerf. Het erf is aan het achterhuis grotendeels verhard, ook naast de boerderij en de oude houten schuur liggen betonplaten. Het erf ligt wat lager ten opzichte van de weg. De gebouwen staan haaks of parallel aan de kavelrichting, iets gedraaid van de weg. De boerderij is intern verbouwd, het achterhuis wordt gebruikt voor inwoning. De originele gevelindeling is aan de voor- en achterzijde grotendeels intact. Aan de zijkant zijn wat ingrepen gedaan, voornamelijk vanwege lage (maar karakteristieke) goot. Met name aan de voorzijde van het erf staat er wat exoten zoals coniferenhagen. Ontwikkelingspunten voor het nieuwe erf • Kleinschalig en karakteristiek ensemble met veel oorspronkelijke elementen en gebouwen van een Veluws boerenerf. • Karakteristieke erfopzet van hoofdgebouw en bijgebouwen, boerderij met bakhuisje en schuren. • Restant oude boomgaard. • Waardevolle beplanting aan noordzijde van het erf. • Veel erfverharding van beton. Het bakhuisje naast de boerderij is een kenmerkend element bij een boerderij. Het bakhuisje is geheel verbouwd met nieuwe muren, dak en verlengd aan de achterzijde. Binnen is nog wel de oude schoorsteen te herkennen.
7
Gelders Genootschap
De karakteristieke houten schuur achter de boerderij. Onder de golfplaten zit nog de rieten kap.
Het erf vanaf de westzijde met op de voorgrond één van de kippenschuren.
Betonnen grassilo.
Advies
H
A D
B
I F E
G C
Schets mogelijke inrichting.
Alle wooneenheden worden ontsloten via de bestaande toegangsweg en hebben een gezamenlijk bijgebouw. Prive-ruimten worden gecreeerd door een goede indeling van de woningen en door streekeigen beplanting.
8
Notitie van uitgangspunten en randvoorwaarden| ERVENCONSULENT | 2015
Hoofdpunten erftransformatie A = De bestaande kavelgrensbeplanting van elzen en beuken blijft behouden en zo nodig aangevuld. Er is sprake van achterstallig onderhoud. Mogelijk moeten enkele bomen gekapt of geknot worden. De beplanting vormt een contrast met de open polder en schermt het erf van de parkeerplaatsen af. Onder de kruinen is er zicht op het landschap. B = Aan de westzijde wordt een hoogstamboomgaard aangeplant. Daarmee wordt de oude boomgaard hersteld en vormt het een groen decor voor het nieuwe erf en bebouwing. C = De coniferenhagen worden vervangen door streekeigen soorten. Ook langs de weg kan een haag worden aangeplant. D = Een solitaire boom zoals een eik of linde is karakteristiek voor een boerenerf. E = De boerderij blijft het hoofdgebouw op het erf. De overige bebouwing is daaraan qua uitstraling ondergeschikt. Hou bij verbouwingen de oorspronkelijke gevelindeling intact. F= Het bakhuisje is een karakteristiek voor het silhouet. Het garage deel wordt gesloopt en het voorste deel wordt in orginele staat hersteld of herbouwd. G = De nieuwe woning komt aan de westzijde op het erf. Ongeveer op de plek van de voormalige kippenschuur. Het gaat om een kleine woning, één laag met kap. De woning heeft een eenvoudige uitstraling. De woning is gesloten naar de weg en kan zich openen naar het landschap/erf. H = Een gezamenlijk bijgebouw voor de woning staat achter op het erf zodat er weinig ‘verkeer’ over het erf is. Het bijgebouw met kap wordt bijvoorkeur uitgevoerd in zwart hout waarbij de oorspronkelijke houten schuur als inspiratie kan dienen. De schuur kan ook tegen de noordelijke erfgrens geplaatst worden. I = Het erf bevindt zich aansluitend aan het achterhuis en wordt ontsloten door de bestaande oprit. De betonverharding op het erf en oude mestplaten langs de schuur en tussen het kippenhok en boerderij worden gesaneerd. Beperk verharding tot het hoogst nodige en gebruik hier voor karakteristieke materialen zoals gebakken klinkers en grind. Gebruik geen dominante tuinafscheidingen zoals schuttingen maar gebruik hagen en struiken van streekeigen beplanting.
Advies Toelichting In deze paragraaf worden randvoorwaarden en uitgangspunten geformuleerd voor het ruimtelijk ontwerp van het erf. Het maakt duidelijk wat de ambities zijn en reikt inspiratie aan om mooie plannen te ontwerpen. De schetsen geven een mogelijke uitwerking van het advies, andere uitwerkingen binnen het gegeven advies zijn mogelijk. De initiatiefnemer wordt aangeraden een architect in te schakelen bij de uitwerking van plannen voor deze locatie. Functieverandering moet bijdragen aan de ruimtelijke kwaliteit. Een goede landschappelijke inpassing is voor de gemeente Oldebroek belangrijk. Zuiderzeestraatweg 224 is een karakteristiek erf qua indeling en ensemble van gebouwen en daardoor een beeldbepalend silhouet aan de Zuiderzeestraatweg. Het is daarom belangrijk het karakter van dit erf ook na de erftransformatie te behouden. Door een zorgvuldige erfindeling met streekeigen erfbeplanting en het gebruik van streekeigen materialen en kleuren kan ook het nieuwe erf de karakteristieke uitstraling behouden. De boerderij blijft het hoofdgebouw op het erf. De nieuwe woning komt op de plek van de oude kippenschuur in de nieuw aan te leggen hoogstamboomgaard op de oorspronkelijke locatie. De nieuwe woning heeft een volume van maximaal 400 m3 (ongeveer 100m2), één bouwlaag met kap. Het bijgebouw is gezamenlijk waarbij 50m2 voor elke wooneenheid is toegestaan. Door gebruik te maken van natuurlijke materialen en de karakteristieke zwarte kleuren voor schuren op de Noord-Veluwe blijft de kenmerkende uitstraling op het erf van een boerderij met bijgebouwen en streekeigen beplanting behouden. De grassilo en het voormalige bakhuis zijn karakteristieke elementen en blijven daarom behouden. Ze maken deel uit van de ontwikkeling van de landbouw op het erf. Het bakhuisje of stookhok wordt zoveel mogelijk in oude staat hersteld. Het nieuwere garage gedeelte er achter wordt gesloopt.
9
Gelders Genootschap
Woning op andere plek
Woning op andere plek De woning kan ook op een andere plek. Daarbij staat het parallel aan de boerderij op het achtererf. De woning heeft zo een meer zelfstandige plek en de boerderij komt als hoofdgebouw sterker naar voren. De voorkeur van de initiatiefneemster gaat uit naar een woning met de nokrichting haaks op de boerderij op de plek van de kippenschuur. Hierbij is een zorgvuldige en sobere vormgeving met name aan de kant van de Zuiderzeestraatweg belangrijk. Ook de aanplant van de hoogstam boomgaard is daarbij belangrijk voor een goede inpassing. Doordat de schuurwoning grenst aan het achterhuis van de boerderij en pas later te voorschijn komt achter de naast gelegen bebouwing en beplanting, blijft de boerderij het hoofdgebouw op het erf.
Inspiratiebeelden
Eenvoudige donkere woning met gesloten zijde naar het landschap (bij deze drie foto’s gaat het om twee wooneenheden in één volume).
10
Schuurwoning met eenvoudige uitstraling.
Woning geïnspireerd op een oude kippenschuur.
Eenvoudige erfinrichting.
Hooiberg als terras.
Notitie van uitgangspunten en randvoorwaarden| ERVENCONSULENT | 2015
Beukenhaag.
Ander voorbeeld van een donkere schuurwoning met serre/terras binnen het hoofdvolume voor lichtinval.
Meidoornhaag.
Bijlage: De erf-principes Van oudsher zijn erven op een bepaalde manier ontstaan en gegroeid. Daardoor zijn het duidelijk herkenbare eenheden met een logische plek in het landschap. Bij transformatie van erven is het belangrijk om de herkenbare eenheid van erven te behouden. Onderstaande, zogenaamde erf-principes zijn daarom ook het uitgangspunt bij de advisering bij erftransformaties. Zodat het nieuwe erf bijdraagt aan de versterking van het landschap en de ruimtelijke kwaliteit. 1. Een erf is een herkenbaar ensemble in het landschap. Het bestaat uit gebouwen, erfinrichting en beplanting.
2. Het erf wordt gevormd door een aantal gebouwen waarvan er één de belangrijkste is. Het hoofdgebouw staat voor op het erf.
3. De gebouwen staan dicht bij elkaar, gegroepeerd op en rond een gemeenschappelijke ruimte.
11
Gelders Genootschap
4. Er is een duidelijke hoofdentree.
5. Het erf is verankerd in het landschap door o.a. positie en oriëntatie van gebouwen, erfbeplanting en wandelpaden.
Streekeigen beplanting • Op kavelgrenzen en als solitaire boom rondom het erf: eiken. Richting de weilanden/polder es of elzen op de kavelgrenzen. • Hagen: beuk, haagbeuk, liguster bij de boerderij. Meidoorn en veldesdoorn op het achtererf. • Struiken: sering, boerenjasmijn, bessen
Gelders Genootschap • Postbus 68 6800AB Arnhem T(026) 442 1742 •
[email protected]
Vaststellingsbesluit
bestemmingsplan Buitengebied, Zuiderzeestraatweg 224 VASTGESTELD
2 juni 2016 95
bestemmingsplan Buitengebied, Zuiderzeestraatweg 224 VASTGESTELD
2 juni 2016 96