Gemeente Goirle
Masterplan Afkoppelen
Witteveen+Bos Willemstraat 28 postbus 3465 4800 DL Breda telefoon 076 523 33 33 telefax 076 514 44 42
Gemeente Goirle
Masterplan Afkoppelen
Witteveen+Bos Willemstraat 28
referentie
projectcode
status
GLE122-4/albs/019
GLE122-4
definitief
projectleider
projectdirecteur
datum
ing. G. Tommassen
prof. dr. ir. F.H.L.R. Clemens
22 januari 2008
autorisatie
naam
paraaf
goedgekeurd
ir. J.W. Hartemink
Het kwaliteitsmanagementsysteem van Witteveen+Bos is gecertificeerd volgens ISO 9001 : 2000
postbus 3465 4800 DL Breda telefoon 076 523 33 33 telefax 076 514 44 42
© Witteveen+Bos Niets uit dit bestek/drukwerk mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook zonder voorafgaande toestemming van Witteveen+Bos Raadgevende ingenieurs b.v., noch mag het zonder een dergelijke toestemming worden gebruikt voor enig ander werk dan waarvoor het is vervaardigd.
INHOUDSOPGAVE
blz.
1. INLEIDING 1.1. Aanleiding 1.2. Methode
1 1 1
2. VISIE EN BELEID 2.1. Visie 2.2. Beleid waterschappen 2.3. Beleid
2 2 2 3
3. AFKOPPELTECHNIEKEN 3.1. Mogelijke afkoppeltechnieken 3.2. Afweging afkoppeltechnieken
4 4 4
4. HOOFDSTRUCTUUR REGENWATERAFVOER 4.1. Methode 4.2. Hoofdafvoerstructuur 4.3. Dimensionering hoofdafvoerleidingen
6 6 6 7
5. PROGRAMMA VAN EISEN AFKOPPELTECHNIEKEN 5.1. Inleiding 5.2. Wadi’s 5.2.1. Eisen voor aangesloten verhard oppervlak 5.2.2. Eisen aan oppervlakte transport 5.2.3. Voorwaarden voor de voorziening zelf 5.3. Waterpasserende en waterdoorlatende verharding 5.3.1. Eisen voor aangesloten verhard oppervlak 5.3.2. Voorwaarden voor waterpasserende / waterdoorlatende verharding 5.4. IT – riolen 5.4.1. Eisen voor aangesloten verhard oppervlak 5.4.2. Voorwaarden voor IT-riolen
9 9 9 9 9 10 10 11 11 11 12 12
6. BEHEER EN ONDERHOUD 6.1. Aandachtspunten beheer 6.2. Aandachtspunten onderhoud 6.2.1. Algemeen onderhoud 6.2.2. Onderhoud wadi 6.2.3. Onderhoud waterdoorlatende/waterpasserende verharding 6.2.4. Onderhoud IT-riool 6.3. Communicatie met bewoners
13 13 13 13 13 14 14 14
7. ORGANISATIE EN FINANCIERING 7.1. Organisatie en verantwoordelijkheden 7.2. Kosten van investering, beheer en onderhoud 7.3. Kostendekking
16 16 16 17
laatste bladzijde
18
Witteveen+Bos GLE122-4 Masterplan Afkoppelen definitief d.d. 22 januari 2008
bijlagen I inventarisatie gegevens II afkoppelmethodes III kansenkaart: gescheiden stelsels IV kansenkaart: IT riolering V kansenkaart: ondergrondse voorzieningen VI kansenkaart: oppervlakte infiltratie VII kansenkaart: waterpasserende verharding VIII hoofdstructuur regenwaterafvoer IX tabel gemiddeld hoogste en laagste grondwaterstand (GHG en GLG) X handreiking afkoppelen waterschap De Dommel XI handreiking afkoppelen waterschap Brabantse Delta
Witteveen+Bos GLE122-4 Masterplan Afkoppelen definitief d.d. 22 januari 2008
aantal bladzijden 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1
1. INLEIDING 1.1. Aanleiding In 2006 is het GRP van de gemeente Goirle vastgesteld. Kenmerkend voor dit GRP is de korte looptijd (2006-2008) en het grote aantal onderzoeken dat hierin is opgenomen. Gekozen is voor een korte planperiode om aan te kunnen sluiten bij ontwikkelingen als de Europese Kaderrichtlijn Water, de integrale waterwet en de Wet Gemeentelijke Wateropgaven met het bijbehorende verbrede rioolrecht. De belangrijkste onderzoeken die de gemeente Goirle wil uitvoeren gedurende de looptijd van het GRP zijn: - onderzoek waterkwaliteitsspoor en Europese Kaderrichtlijn Water; - meten en monitoren werkelijk systeemgedrag; - opstellen masterplan afkoppelen; - onderzoek relatie rioolinspectie en rioolvervanging. Dit rapport omvat het masterplan afkoppelen. 1.2. Methode Gemeentelijke afkoppelplannen zijn er in vele soorten en maten. Dit masterplan afkoppelen is een document waarin de gemeente het beleid met betrekking tot afkoppelen vastlegt, een verkenning maakt van de afkoppelkansen en op hoofdlijnen invulling geeft aan afvoermogelijkheden en -richtingen, zodat een kader ontstaat voor alle toekomstig uit te voeren reconstructieplannen. Bij het opstellen van dit masterplan afkoppelen zijn de volgende stappen doorlopen: - inventarisatiefase: ⋅ in de inventarisatiefase wordt zowel de technische als beleidsmatige input voor het afkoppel masterplan geïnventariseerd. De inventarisatiefase is hiermee randvoorwaarden scheppend. Tevens worden de kansrijke projecten op korte en middellange termijn in kaart gebracht; - planfase: ⋅ in de planfase worden de verschillende toe te passen afkoppeltechnieken en hoofdafvoerstructuren op de kaart gezet. In de planfase wordt niet in detail gerekend aan afkoppelvoorzieningen, wel worden de hoofdafvoerstructuren voor een aantal scenario’s gedimensioneerd; - PvE afkoppelvoorzieningen: ⋅ in deze fase worden voor enkele kansrijke afkoppeltechnieken de ontwerpeisen en -uitgangspunten uitgewerkt. Hierbij wordt aandacht besteed aan de dimensionering van de afkoppelvoorzieningen en aan de uitvoeringsaspecten; - beheer en onderhoud: ⋅ in het masterplan afkoppelen wordt aandacht besteed aan beheer en onderhoud. Hoe wordt geregistreerd welke oppervlakken zijn afgekoppeld, hoe moeten de afkoppelvoorzieningen worden onderhouden en welke communicatie dient er plaats te vinden met de bewoners; - organisatie en financiering: ⋅ afhankelijk van de gekozen afkoppeltechnieken ontstaat een verdeling van inrichtings- en beheertaken. De verdeling kan van belang zijn voor zowel investerings- als onderhouds- en beheersbudgetten. De uitgangspunten hiervoor zijn in het masterplan vastgelegd.
Witteveen+Bos GLE122-4 Masterplan Afkoppelen definitief d.d. 22 januari 2008
1
2. VISIE EN BELEID 2.1. Visie In lijn met landelijke aanbevelingen op het gebied van duurzaam stedelijk waterbeheer heeft de gemeente Goirle een visie vastgesteld op de omgang met regenwater in stedelijk gebied. Deze visie is gestoeld op een aantal overwegingen. Momenteel wordt veel relatief schoon regenwater middels het gemengde stelsel afgevoerd naar de RWZI Biest-Houtakker en de RWZI Riel. Dit zorgt voor een relatief grote belasting van de zuiveringen. Om afvoerpieken in het oppervlaktewatersysteem te voorkomen is het conform de trits vasthoudenbergen-afvoeren gewenst om het water niet direct af te voeren naar het oppervlaktewater, maar het in eerste instantie te infiltreren of te bergen. De afgelopen jaren zijn er verscheidene afkoppeltechnieken ontwikkeld en met wisselende ervaringen toegepast. Verkeerd beheer van en onderhoud aan afkoppelvoorzieningen heeft geleid tot verminderd functioneren van voorzieningen en het verloren gaan van investeringen. Verder zijn sommige voorzieningen gevoeliger voor verkeerd beheer dan andere. Op basis van deze overwegingen wil de gemeente Goirle het verhard oppervlak zoveel als mogelijk afkoppelen van de gemengde riolering maar dat alleen doen via duurzame en robuuste oplossingen, die goed beheerbaar en beheersbaar zijn. 2.2. Beleid waterschappen De gemeente Goirle valt binnen het beheergebied van twee waterschappen: het beheergebied van waterschap De Dommel omvat het oostelijke deel van de gemeente met onder andere de kern Goirle en het beheergebied van waterschap Brabantse Delta omvat het westelijke deel van de gemeente Goirle met onder andere kern Riel. De grens van beide beheergebieden ligt bij de Oude Leij. De gemeente Goirle wil één afkoppelbeleid voor de gehele gemeente hanteren, waarbij het beleid van beide waterschappen zoveel als mogelijk wordt gevolgd. Beide waterschappen willen dat verlies aan berging in het rioolstelsel wordt gecompenseerd met een uitbreiding van berging door middel van retentie. De waterschappen willen echter pragmatisch met deze regel omgaan. Retenties worden bij voorkeur aangebracht binnen het bemalingsgebied. Als er geen ruimte aanwezig is voor de aanleg van retentievoorzieningen kunnen die in overleg met het waterschap elders worden aangebracht of eventueel worden gecompenseerd. Het waterschap De Dommel wil retenties groter dan vijf hectare in beheer van het waterschap brengen en kleinere in beheer van de gemeente. Afhankelijk van de inrichting kan hier echter van worden afgeweken. In het beheergebied van waterschap Brabantse Delta is het beheer afhankelijk van de inrichting; natte retenties in beheer van het waterschap en droge retenties in beheer van de gemeente. Geen van beide waterschappen verplicht de aanleg van zuiveringsvoorzieningen bij lozingen uit gescheiden stelsels, maar laten ruimte voor maatwerk. Wel hebben beide waterschappen een handreiking afkoppelen die aangeeft wanneer zuiveringsvoorzieningen gewenst zijn. Deze afkoppelbeslisbomen zijn vergelijkbaar en toegevoegd als bijlage X (waterschap De Dommel) en XI (waterschap Brabantse Delta). Regenwateruitlaten zijn niet Wvo-vergunningsplichtig, maar een lozingsvergunning in het kader van de keurverordening is wel nodig.
Witteveen+Bos GLE122-4 Masterplan Afkoppelen definitief d.d. 22 januari 2008
2
2.3. Beleid Op basis van de visie en het beleid van de waterschappen en regelgeving is het volgende beleid geformuleerd: De gemeente Goirle wil op termijn een zo groot mogelijk deel van haar gemengde stelsel ombouwen zodat regenwater en afvalwater gescheiden ingezameld en afgevoerd worden. Waar mogelijk zal het regenwater geïnfiltreerd worden. Als dat niet mogelijk is wordt het direct naar oppervlaktewater afgevoerd. Bij afvoer naar het oppervlaktewater kan in bijzondere gevallen een zuiveringsvoorziening worden aangelegd. In de afweging worden de benodigde investeringen voor aanleg, beheer en onderhoud van zuiveringsvoorzieningen afgezet tegen het milieurendement. Vooralsnog wordt alleen een investering in zandfiltratie als doelmatig gezien bij bepaalde typen vervuiling, maar deze methode is beperkt toepasbaar. Ook voor retentievoorzieningen wordt de afweging gemaakt of de positieve invloed op het stedelijke watersysteem opweegt tegen de benodigde investeringen voor aanleg, beheer en onderhoud. Deze afweging is onderdeel van een beoordeling van het functioneren van het stedelijk watersysteem in het kader van Waterbeheer 21e eeuw. Bij aanleg van afkoppelvoorzieningen wordt gekozen voor robuuste en duurzame systemen die goed te beheren en onderhouden zijn. Mede met het oog op beheerbaarheid hebben enkele grotere centrale voorzieningen de voorkeur boven veel versnipperde kleinere voorzieningen. Om de beschikbare middelen doelmatig in te kunnen zetten zullen afkoppelprojecten gecombineerd worden met rioolvervangingen, wegwerkzaamheden en stedelijke reconstructies. Afkoppelen om waterkwaliteitsdoelstellingen te behalen wordt niet overwogen.
Witteveen+Bos GLE122-4 Masterplan Afkoppelen definitief d.d. 22 januari 2008
3
3. AFKOPPELTECHNIEKEN 3.1. Mogelijke afkoppeltechnieken In de onderstaande tabel 3.1 zijn de verschillende afkoppeltechnieken vermeld. De afkoppelmethodes staan op volgorde van voorkeur volgens de commissie Waterbeheer 21e eeuw. Tabel 3.1. Afkoppeltechnieken afkoppelmethode
techniek
hergebruik
regenton benuttingreservoir grijswatercircuit wadi infiltratiegreppel waterdoorlatende verharding waterpasserende verharding IT-riool infiltratiekratten watershell infiltratieput diepte-infiltratie helofytenfilter bezinkbassin bodempassage lamellenfilter gescheiden stelsel
infiltratie (bovengronds)
infiltratie (ondergronds)
afvoer naar oppervlaktewater via zuivering
directe afvoer naar oppervlaktewater overige afkoppeltechnieken
waterdaken vegetatiedaken
Enkele technieken combineren verschillende afkoppelmethodes. In dat geval zijn ze ingedeeld bij de afkoppelmethode die het belangrijkste is. De afvoer van hemelwater kan in alle gevallen zowel bovengronds als ondergronds plaatsvinden, waarbij bovengronds de voorkeur heeft. Bij het toepassen van afkoppeltechnieken moet er in het algemeen gelet worden op een goede beheerbaarheid en moet naast kwantiteit ook gelet worden op de kwaliteit van het afvoerende water. De afkoppelmethoden worden nader beschreven in bijlage II. 3.2. Afweging afkoppeltechnieken In de afweging zijn de afkoppeltechnieken vergeleken op de volgende aspecten: - kosten; - ruimtebeslag; - risico’s verontreiniging; - robuustheid (weerstand tegen of gevoeligheid voor foutief gebruik of beheer); - toe te passen schaalgrootte; - gezondheidsrisico; - beheer en onderhoud. Een kort overzicht met voor- en nadelen is weergegeven in tabel 3.2.
Witteveen+Bos GLE122-4 Masterplan Afkoppelen definitief d.d. 22 januari 2008
4
Tabel 3.2 Voor- en nadelen afkoppelmethodes methode
techniek
hergebruik
regenton,
voordelen benuttingreservoir -
grijswatercircuit -
nadelen
relatief schoon water wordt be- -
seizoensgebonden
nut
raad
lager drinkwaterverbruik
-
watervoor-
kwaliteitsvermindering bij lange verblijfstijd
infiltratie (bovengronds)
wadi, infiltratie greppel
-
afvlakken neerslag
-
-
aanvullen grondwater
-
moeilijk inpasbaar
relatief goedkoop
-
afname doorlatendheid
waterdoorlatende en water- infiltratie (ondergronds)
groot ruimtebeslag
passerende verharding
-
geen ondergronds ruimtebeslag
-
risico op verontreiniging
IT-riool
-
aanvulling grondwater
-
water niet zichtbaar
-
geen ondergronds ruimtebeslag
-
kruising kabels en leidingen
aanvulling grondwater
-
moeilijk beheer en onderhoud
infiltratiekratten,
watershell, -
gering ruimtebeslag
-
water niet zichtbaar
afvoer naar oppervlak- helofytenfilter
infiltratieput, diepte infiltratie
-
natuurwaarde
-
groot ruimtebeslag
tewater via zuivering
-
inzichtelijk
-
seizoensgebonden kwaliteit
-
zuivert regenwater
-
-
gering ruimtebeslag -
weinig afvoervertraging
-
aanvulling grondwater
-
groot ruimtebeslag
-
water blijft zichtbaar
-
moeilijk inpasbaar
directe afvoer naar op- gescheiden stelsel
-
goedkope oplossing
-
slibafzet
pervlaktewater
-
reductie vuiluitworp
-
ongezuiverde lozing
overige afkoppeltechnie- waterdaken, vegetatiedaken
-
vertraagde afvoer
-
zware constructie
ken
-
afvang verontreiniging
-
moeilijk in bestaand gebied
bezinkbassin, lamellenfilter
bodempassage
alleen afvang grove bestanddelen
Op basis van de combinatie van deze criteria ontstaat de volgende lijst van kansrijke technieken voor afkoppelen binnen de gemeente Goirle: - wadi; - waterpasserende- en doorlatende verharding; - IT/DT-riool; - gescheiden stelsel (eventueel met een randvoorziening).
Witteveen+Bos GLE122-4 Masterplan Afkoppelen definitief d.d. 22 januari 2008
5
4. HOOFDSTRUCTUUR REGENWATERAFVOER 4.1. Methode Ten behoeve van de afvoer van overtollig regenwater is een hoofdafvoerstructuur uitgewerkt voor de afvoer van hemelwater dat niet meer op de gemengde riolering wordt geloosd. De toegepaste methode voor het bepalen van de hoofdafvoerstructuur bestaat globaal uit twee stappen. Eerst zijn de kernen Goirle en Riel opgedeeld in verschillende afstroomgebieden. Daarbij zijn de volgende criteria meegenomen: - locatie oppervlaktewater; - hoeveelheid verhard oppervlak; - maaiveldverhang; - beschikbare ruimte voor voorzieningen (op basis van de GBKN); - de bestaande rioolstructuur; - bestaande afgekoppelde, gescheiden en verbeterd gescheiden stelsels; - bestaande afkoppelplannen. Vervolgens is binnen elk van deze afstroomgebieden de locatie voor een hoofdafvoerleiding weergegeven. 4.2. Hoofdafvoerstructuur De geschetste hoofdafvoerstructuur voor Goirle is weergegeven in afbeelding 4.1 en vergroot in de bijlage VIII. De peilen geven de hoofdafvoerleiding of richting aan en de gekleurde gebieden geven de afstroomgebieden aan. De codes G1 tot en met G10 en R1 tot en met R4 zijn werknummers voor de afstroomgebieden. Enkele gebieden zoals de Tijvoortsebaan, die momenteel worden afgekoppeld middels een gescheiden stelsel of reeds afgekoppeld zijn, zijn in het grijs weergegeven.
Witteveen+Bos GLE122-4 Masterplan Afkoppelen definitief d.d. 22 januari 2008
6
Afbeelding 4.1. Hoofdafvoerstructuur van Goirle
G1 G2 G8 R1 R2
R4
R3
G7 G3
G6 G9 G5
G10 G4
4.3. Dimensionering hoofdafvoerleidingen Voor alle aftstroomgebieden is het verhard oppervlak bepaald en voor diverse afkoppelpercentages globaal de benodigde diameter van de hoofdafvoerleiding nodig. Er zijn 4 scenario’s uitgewerkt: 25 % van het aangesloten verhard oppervlak afkoppelen; 50 % van het aangesloten verhard oppervlak afkoppelen; 75 % van het aangesloten verhard oppervlak afkoppelen; - 100 % van het aangesloten verhard oppervlak afkoppelen. Het gaat hierbij om gemiddelde afkoppelpercentages over het hele gebied, onafhankelijk van het type verhard oppervlak. Hoeveel er in de praktijk afgekoppeld kan worden is afhankelijk van de grote en versnippering van de aangesloten verharde oppervlakken. Een afkoppelpercentage van 100 % zal moeilijk te realiseren zijn. Voor gebieden G2, G10 en R4 is niet uitgegaan van één afvoerleiding. Omdat deze gebieden parallel aan een watergang liggen wordt uitgegaan van meerdere lozingspunten, waarvan de leidingdiameters beperkt kunnen zijn.
Witteveen+Bos GLE122-4 Masterplan Afkoppelen definitief d.d. 22 januari 2008
7
De diameters zijn bepaald op basis van: - maximaal hydraulische verhang 1/750; - wandruwheid van 3 mm volgens Chézy; - een statische hydraulische belasting van 90 l/s/ha. De benodigde diameters staan per scenario weergegeven in tabel 4.1. Tabel 4.1. Benodigde hoofdafvoerleiding diameters afstroomgebied
Goirle G1 G2 G3 G4 G5 G6 G7 G8 G9 G10 Riel R1 R2 R3 R4
scenario 1: 25 %
scenario 2: 50 %
scenario 3: 75 %
scenario 4: 100 %
oppervlak
diameter
oppervlak
diameter
oppervlak
diameter
oppervlak
diameter
ha
mm
ha
mm
ha
mm
ha
mm
1,8 3,3 8,7 4,3 3,2 2,3 1,2 3,7 1,5 1,0
600
3,7 6,7 17,4 8,6 6,4 4,6 2,5 7,5 3,1 2,0
800
5,5 10,0 26,0 12,9 9,7 6,9 3,7 11,2 4,6 0,2
900
7,4 13,3 34,7 17,2 12,9 9,1 5,0 14,9 6,2 4,0
1.000
8,2 5,4 1,7 2,3
1.000 900 600
2,0 1,4 0,4 0,6
1)
1.250 800 700 700 500 800 600 1)
600 500 400 1)
4,1 2,7 0,8 1,1
1)
1.500 1.000 900 800 700 1.000 700 1)
800 700 500 1)
6,1 4,1 1,2 1,7
1)
1.800 1.250 1.250 1.000 800 1.250 800 1)
900 800 500 1)
1)
1.800 1.500 1.250 1.250 900 1.250 900 1)
1)
1) De diameter van de hoofdafvoerleiding is niet bepaald omdat uitgegaan wordt van meerdere lozingspunten.
Witteveen+Bos GLE122-4 Masterplan Afkoppelen definitief d.d. 22 januari 2008
8
5. PROGRAMMA VAN EISEN AFKOPPELTECHNIEKEN 5.1. Inleiding In hoofdstuk 3 is een aantal afkoppelmethodes besproken die, naast het gescheiden stelsel, mogelijk toepasbaar zijn binnen Goirle. De volgende 3 technieken worden zeer kansrijk geacht: - wadi’s; - waterdoorlatende / waterpasserende verharding; - IT-riolen. In dit hoofdstuk wordt een beknopt programma van eisen (PvE) voor de drie afkoppeltechnieken gegeven. Dit programma van eisen zal bij toepassing voor iedere specifieke situatie verder moeten worden aangevuld. De onderstaande drie paragrafen behandelen elk een afkoppeltechniek. Voor elk afkoppeltechniek zal onderscheid worden gemaakt in eisen voor het aangesloten verhard oppervlak en eisen met betrekking tot het ontwerp van de voorziening zelf. In alle gevallen geldt dat in verband met de bij afkoppelvoorzieningen horden onzekerheden ruim gedimensioneerd moet worden, zodat een robuust systeem ontstaat. 5.2. Wadi’s Een wadi is een systeem dat bestaat uit een ondiepe sloot of greppel waaronder zich een drainagesleuf bevindt. Binnen deze sleuf wordt een drainagebuis aangebracht. Zo worden de functies van de regenwaterafvoer middels sloten en rioolleidingen, gecombineerd met het vertragen en infiltreren van water. (Zie tevens afbeelding 5.1.) Afbeelding 5.1. Werking wadi (bron: Leidraad Riolering)
5.2.1. Eisen voor aangesloten verhard oppervlak De volgende eisen gelden voor op de voorziening aangesloten verhard oppervlak: - er dient geen vervuild oppervlak aangesloten te zijn; - ten behoeve van effectief beheer en onderhoud bedraagt het oppervlak dat aangesloten wordt op een wadi tenminste 0,5 ha. 5.2.2. Eisen aan oppervlakte transport De volgende eisen gelden voor oppervlakte transport middels goten: - de afvoer over straat dient onder verhang van 3 tot 5 promille te worden aangelegd; - de maximale transportafstand via afvoergoten is circa 150 meter;
Witteveen+Bos GLE122-4 Masterplan Afkoppelen definitief d.d. 22 januari 2008
9
-
de afvoergoten mogen geen scherpe bochten hebben. In plaats van een bocht van 90º is het beter om bijvoorbeeld 2 keer een hoekaansluiting van 45º te gebruiken bij gootafmetingen in de rijweg moeten minstens de volgende verhouding gehanteerd worden: breedte:diepte, 10:1; bij gootafmetingen in het trottoir moet in verband met toegankelijkheid minstens de volgende verhouding gehanteerd worden: breedte:diepte, 6:1; bij de verzameling van regenwater uit dakoppervlakken bladvangers toepassen.
5.2.3. Voorwaarden voor de voorziening zelf De volgende eisen gelden voor de voorziening zelf: - het beschikbare ruimtebeslag in bebouwd gebied is tussen de 5 % en 10 % van het aangesloten verhard oppervlak; - de ondergrond mag niet verontreinigd zijn; - de gemiddelde hoge grondwaterstand (GHG) mag maximaal tot 0,50 meter onder de wadibodem komen; - er moet een afvoermogelijkheid beschikbaar zijn richting oppervlaktewater of regenwaterhoofdstructuur; - minimale doorlatendheid ondergrond 0,5 m/d; - filterlaag dikte tussen de 0,3 en 0,5 meter houden; - als er sprake is van kruipruimte of kelder bij aangrenzende huizen, is de minimale afstand tot de gevel van de betreffende bebouwing 1 meter; - maximale waterstand in wadi; 0,20-0,30 meter. Dit in verband met verdrinkingsgevaar van kleine kinderen; - waakhoogte 0,10 meter; - slokoppen (overlopen) plaatsen op een hoogte gelijk aan de maximale waterstand en aansluiten op hemelwaterriool of oppervlaktewater; - slokoppen voorzien van zandvanger; - een afsluitvoorziening voor calamiteiten; - minimale bodembreedte wadi 0,50 meter; - drains om de 150 á 200 meter voorzien van doorspuitputjes; - talud wadi 1:3 als gemaaid wordt vanaf de kant en 1:4 of flauwer bij gebruik van een maaimachine in de wadi zelf; - maximale ledigingstijd 24 uur; - de begroeiing (bijvoorbeeld gras) dient bestand te zijn tegen zeer wisselende hydrologische omstandigheden, variërend van een zeer vochtige bodem en onder water staan tot langdurige zeer droge bodem; - er dient ruim gedimensioneerd te worden, zodat een robuust systeem ontstaat, bijvoorbeeld T=10 als maatgevende belasting; - bij het ontwerp dienen voldoende mogelijkheden voor inspectie, beheer en onderhoudswerkzaamheden gereserveerd te worden; - de voorziening is betreedbaar, maar intensief gebruik is ongewenst omdat dit de begroeiing beschadigt en de toplaag verdicht. 5.3. Waterpasserende en waterdoorlatende verharding Waterpasserende en waterdoorlatende verhardingen bestaan doorgaans uit twee elementen, de toplaag en de funderingslaag. De toplaag bij waterpasserende verharding (meestal klinkers) laat het water snel wegzakken door inkepingen die in de omtrek van de steen zijn gemaakt. De toplaag bij waterdoorlatende verharding bestaat uit poreus gesteente waardoor het water indringt. De funderingslaag, bij beide verhardingen, vangt het water op en fungeert tevens als berging. Vanuit deze berging kan het regenwater infiltreren in de ondergrond. Van hier kan het water dan vertraagd afvoeren naar het oppervlaktewater. Voor extreme gevallen wanneer de berging niet meer toereikend is, wordt een overloop ontworpen door het water over straat rechtstreeks naar het oppervlaktewater af te voeren of door een overloopriool aan te leggen. (Zie tevens afbeelding 5.2.)
Witteveen+Bos GLE122-4 Masterplan Afkoppelen definitief d.d. 22 januari 2008
10
Afbeelding 5.2. Werking waterpasserende / doorlatende verharding (bron: Leidraad Riolering)
5.3.1. Eisen voor aangesloten verhard oppervlak De volgende eisen gelden voor op de voorziening aangesloten verhard oppervlak: - niet geschikt voor locaties waar veel fijn stof en organische stoffen kunnen vrijkomen, te denken valt aan drukke wegen, verkeersknooppunten; - minimale doorlatendheid ondergrond 0,2 m/d. 5.3.2. Voorwaarden voor waterpasserende / waterdoorlatende verharding De volgende eisen gelden voor de voorziening zelf: - frequentie volledige vulling berging 0,5 / jaar (T=2); - maximale ledigingstrijd 24 uur; - minimale afstand tussen gemiddeld hoog grondwaterstand en maaiveld 0,7 meter; - grondverbetering onder de funderingslaag van 0,50 meter; - in woonwijken waterdoorlatende / waterpasserende verharding alleen toepassen in rijweg, rijbaan is minder verontreinigd en makkelijker schoon te houden dan parkeervakken of opritten. Het is wel mogelijk om parkeervakken of opritten af te laten voeren naar waterdoorlatende / waterpasserende verharding; - holle ruimte in wegfundering moet minimaal 30 % bedragen; - doorlatendheid van funderingsmateriaal moet groter zijn dan de doorlatendheid van de ondergrond; - de leveranciers van waterpasserende systemen hebben een eigen PvE beschikbaar voor het voldoende functioneren van het betreffende systeem. 5.4. IT – riolen Het IT-riool (infiltratie-transport riool), is een vorm van ondergrondse infiltratie. Doormiddel van leidingen wordt het water afkomstig van het verhard oppervlak ingezameld en afgevoerd. IT-riolen zijn geperforeerd of poreus zodat water dat door de buis getransporteerd wordt, deels infiltreert in de ondergrond. Om inspoeling van grond te voorkomen zijn geperforeerde IT-riolen meestal omhuld met een geotextiel. (Zie tevens afbeelding 5.3.)
Witteveen+Bos GLE122-4 Masterplan Afkoppelen definitief d.d. 22 januari 2008
11
Afbeelding 5.3. Werking IT-riool (bron: Leidraad Riolering)
Bij dit soort voorzieningen moet ook rekening worden gehouden met het optreden van calamiteiten. Als er gevaarlijke stoffen in de riolering worden geloosd, zal de ondergrond vervuild raken over een groot gebied. 5.4.1. Eisen voor aangesloten verhard oppervlak De volgende eisen gelden voor op de voorziening aangesloten verhard oppervlak: - er dient geen vervuild oppervlak aangekoppeld te zijn. 5.4.2. Voorwaarden voor IT-riolen De volgende eisen gelden voor de voorziening zelf: - blad- en zandvang toepassen; - het geotextiel dient bij voorkeur een non-woven doek te zijn dat prefab rond de buis is aangebracht; - minimale doorlatendheid ondergrond 0,5 m/d; - overstort bij voorkeur naar open water; - instroom van oppervlaktewater dient voorkomen te worden; - indien mogelijk, riolen boven oppervlaktewater- en grondwaterpeil aanleggen, afvoeren onder vrijverval; - minimaal toe te passen buis diameter is 250 mm; - bodemverhang is minimaal 1:1000 en maximaal 1:100; - minimale gronddekking 1,20 tot 1,35 meter; - ledigingstijd 10 tot 24 uur; - maximale afstand tussen inspectieputten 50 tot 80 meter, afhankelijk van buisdiameter en reinigingsmethode; - rond de buis dient minimaal 30 cm drainagezand aangebracht te worden; - de toplaag dient niet verdicht te worden; - er dient ruim gedimensioneerd te worden, zodat een robuust systeem ontstaat; - bij het ontwerp dienen voldoende mogelijkheden voor inspectie, beheer en onderhoudswerkzaamheden gereserveerd te worden; - putten met verdiepte bodem toepassen in verband met reinigingswerkzaamheden; - IT-riool buizen dienen binnen twee maanden verwerkt te worden in verband met de UV bestendigheid van de geotextielen.
Witteveen+Bos GLE122-4 Masterplan Afkoppelen definitief d.d. 22 januari 2008
12
6. BEHEER EN ONDERHOUD 6.1. Aandachtspunten beheer De gekozen varianten voor het infiltreren van regenwater zullen grote invloed uitoefenen op de wijze waarop de gemeente de verschillende infiltratiesystemen zal beheren. De genoemde punten gelden algemeen voor het beheer van infiltratievoorzieningen. Afhankelijk van de specifieke situatie zal het beheerplan nader uitgewerkt moeten worden. De volgende punten zijn algemeen voor infiltratievoorzieningen: - beperk het aantal verschillende infiltratiesystemen. Bij verschillende infiltratiesystemen zal de beheerder veel tijd en moeite moeten investeren voordat hij/zij alle infiltratiesystemen kent; - voorkom het strooien van strooizout op wegen die afwateren op infiltratievoorzieningen; - wees voorzichtig om infiltratiesystemen toe te passen op locaties waar veel bomen staan of waar veel fijn stof wordt geproduceerd. Bladeren en fijn stof kunnen leiden tot een versnelde verstopping van een infiltratiesysteem; - probeer afstroming niet te leiden door locaties met veel bladvuil en/of zwerfvuil. Ook dit kan leiden tot versnelde verstopping van de voorziening; - houd het systeem simpel. Niet meer leidingen plaatsen dan noodzakelijk om foutieve aansluitingen te minimaliseren; - leg de ontwerp- en aanleggegevens van de voorziening goed vast. Er bestaat geen gestandaardiseerde bestek systematiek voor infiltratievoorzieningen. Hierdoor is het van groot belang voor de beheerders van infiltratievoorzieningen om alle referentiemetingen, opleveringsinspecties en uitgevoerd onderhoud goed vast te leggen; - maak een planning met de verschillende beheer en onderhoudszaken die per systeem in een jaar moeten plaatsvinden; - monitor de werking van het systeem. In de praktijk zullen er altijd kleine afwijkingen, zoals bodemopbouw, grondwaterstandverloop, de wijzigingen bij de uitvoering en het uitgevoerde onderhoud, zijn ten opzichte van de ideale, ontworpen toestand. De frequentie van monitoren dient bij aanvang hoog te zijn. Als blijkt dat het systeem goed functioneert kan besloten worden de frequentie omlaag te brengen. 6.2. Aandachtspunten onderhoud Ook bij dit onderwerp onderhoud geldt dat er een gedetailleerde onderhoudsplan voor de specifieke situatie nodig is. Enkele belangrijke onderhoudaspecten worden in deze paragraaf genoemd. Eerst in algemene zin en daarna ook in subparagrafen voor de drie gekozen afkoppeltechnieken. 6.2.1. Algemeen onderhoud Er zijn verschillende onderhoudsaspecten die betrekking hebben op ieder afkoppelsysteem; er wordt hier een aantal genoemd: - zwerfvuil en bladeren dienen regelmatig opgeruimd te worden. Vooral in de herfst en na festiviteiten en nieuwjaarsnacht is dit van groot belang; - het schoonmaken van op infiltratievoorzieningen aangesloten oppervlakken kan beter uitgevoerd worden door te vegen, dan door te spoelen. 6.2.2. Onderhoud wadi De volgende werkzaamheden zijn nodig voor het onderhouden van wadi’s: - in verband met het niet verdichten van de wadibodem, mag zwaar materieel de wadi niet betreden; - de slokop moet goed werken, daarom dient deze regelmatig te worden leeggezogen, minstens één a twee keer per jaar; - gebruik voor het maaien de juiste machine zodat de grasmat niet beschadigd wordt; - voorkom het gebruik van een maaimachine op een te natte wadibodem; - maai de grasmat regelmatig, bijvoorbeeld 1 keer per week in het groeiseizoen. Afhankelijk van de grassoort dient er in totaal ongeveer 20 maal per jaar gemaaid te worden. De snede is dan zo klein dat deze gemakkelijk verteert en het opruimen daarvan achterwege kan worden gelaten;
Witteveen+Bos GLE122-4 Masterplan Afkoppelen definitief d.d. 22 januari 2008
13
-
-
-
kale plekken minstens een keer per jaar behandelen, door bezanden en verticuteren. Het eerste om het bodemniveau weer op juiste hoogte te krijgen en het tweede om de bovenste viltlaag in de grasmat te verwijderen en zo water, licht, lucht en voedingstoffen toe te laten treden tot de bodem; geen nieuwe bomen planten, die in de winter hun bladeren verliezen, binnen een straal van 10 meter van de wadi; de werking van de drain dient jaarlijks gecontroleerd te worden; drains dienen elke twee tot vijf jaar gereinigd te worden; bij locaties waar het grondwater sterk ijzerhoudend is, treedt na contact met lucht, vlokvorming op van ijzeroxide, dat neerslaat op de bodem en vervolgens de gaatjes van de drains kan verstoppen. Bij ijzeroxidehoudende bodem wordt aangeraden één keer per jaar de drains goed door te spoelen; de toplaag van de wadi dient vervangen te worden bij overschrijding van streefwaarden; bij bouwwerkzaamheden vlak bij wadi’s is het aan te raden om aparte greppels te maken voor het regenwater.
6.2.3. Onderhoud waterdoorlatende/waterpasserende verharding Voor waterdoorlatende en waterpasserende verharding wordt onder andere aandacht besteed aan: - bij dit soort verharding worden geen kolken gebruikt, onderhoud is dus nodig dit kan het beste gebeuren met de veeg-zuigauto. Hierbij de borstels stil zetten en alleen de zuigfunctie gebruiken; - voor het zuigen, het wegoppervlak niet bevochtigen; - een brede zuigmond gebruiken en het volledige wegprofiel met doorlatende verharding zuigen; - de frequentie die toegepast kan worden is in eerste instantie dezelfde als die voorheen werd toegepast (bij bestaande wijken) of van aangrenzende wijken (bij nieuwbouwwijken). Na monitoren kan worden gezien of deze frequentie een goed resultaat oplevert. Veelal is de frequentie 12 keer per jaar, maar dit is mede afhankelijk van het type verharding; - jaarlijks controleren of er nog voldoende inveegmateriaal, 1 tot 5 mm, boven de sparingen aanwezig is en zonodig aanvullen; - onderhoud dient te worden gepleegd bij droog weer; - verwijder bladeren, zaden en vruchten van bomen voordat deze gaan rotten. 6.2.4. Onderhoud IT-riool Bij onderhoud aan het IT-riool kunnen de volgende aspecten een goed functioneren bevorderen: - slib regelmatig verwijderen, bijvoorbeeld elke vijf jaar. Hierbij dient de druk op de spuitkop te worden beperkt tot ongeveer 40 bar; - putten toepassen met verdiepte bodem, tijdens reiniging wordt slib in putten gespoten in plaats dat het verspreid wordt in de rioolbuis; - straat- en trottoirkolken regelmatig schoonmaken; - defecte deksels tijdig vervangen; - verstopte afvoerleidingen ontstoppen; - bladvangers en zandvangers leeghalen, ongeveer twee keer per jaar; - overstort één á twee keer per jaar leegzuigen; - de rioolbuizen regelmatig inspecteren, bijvoorbeeld jaarlijks, in verband met foutieve aansluitingen; - de rioolputten regelmatig schoonmaken; - zorg voor voldoende ont- en beluchting. 6.3. Communicatie met bewoners Communicatie is van essentieel belang bij het introduceren van afkoppeltechnieken. De medewerking van bewoners zal afhangen van het draagvlak onder bewoners voor het plan. Bovendien is het belangrijk dat bewoners op de hoogte zijn van beperkingen die het regenwatersysteem in hun wijk oplegt. Hierbij kan gedacht worden aan auto’s wassen, honden uitlaten en aansluitingen van nieuwe badkamers en toiletten.
Witteveen+Bos GLE122-4 Masterplan Afkoppelen definitief d.d. 22 januari 2008
14
Een belangrijk communicatiemiddel is de informatieavond in de plan- of ontwerpfase van het project. Het doel van de informatieavond is het informeren van de bewoners over het nut en noodzaak van het regenwatersysteem en het creëren van draagvlak. Op de informatieavond zal onder andere het volgende op het programma staan: - wat is het doel van deze informatieavond; - waarom komt er een regenwatersysteem; - beschrijving regenwatersysteem; - wat mag wel en wat mag niet en waarom; - beantwoorden vragen bewoners. Na de infoavond moet de reactie van bewoners geëvalueerd worden en moet er bekeken worden in hoeverre hier acties aan verbonden moeten worden. Gedacht kan worden aan een additionele brief aan bewoners, een extra infoavond of eventueel zelfs bijstelling van het ontwerp.
Witteveen+Bos GLE122-4 Masterplan Afkoppelen definitief d.d. 22 januari 2008
15
7. ORGANISATIE EN FINANCIERING 7.1. Organisatie en verantwoordelijkheden Wat betreft de organisatie van onderhoud en beheer wordt een aantal aspecten onderscheiden. Voor beheer wordt vaak de volgende onderverdeling aangehouden: 1. operationeel of dagelijks beheer; hier wordt onder verstaan het in goede werking houden van voorzieningen door eerste lijns controle en reinigingswerkzaamheden. Voor de in dit rapport beschreven afkoppeltechnieken is in ieder geval de volgende indeling van belang: 1. leiding- en andere ondergrondse systemen: reiniging en inspectie uitbesteden aan aannemer, controle door gemeentelijke organisatie; 2. “groene” oppervlaktesystemen (wadi, helofytenveld): reiniging en onderhoud conform de overige groenvoorzieningen in de gemeente (eigen organisatie of uitbesteden); 3. waterpasserende en waterdoorlatende verharding: conform overig wegbeheer (eigen organisatie of uitbesteden); 2. technisch beheer; het in technisch goede toestand houden van objecten. Inspectie en controle kan worden uitbesteed of door de gemeentelijke rioolbeheerder worden uitgevoerd, toetsing vindt altijd door de rioolbeheerder plaats. Wat betreft de doorlatende verharding speelt ook de technische beoordeling door de wegbeheerder een rol. 3. functioneel beheer; hieronder wordt de controle en functionele toetsing van de infiltratiesystemen bedoeld. Een voorziening kan technisch perfect werken, maar als de belasting groter is dan bij het ontwerp aangenomen ontstaat er wel overlast. De functioneel beheerder is ook verantwoordelijk voor het opstellen van het programma van eisen en de inrichting van voorzieningen. Omdat het hier over ontwateringvoorzieningen gaat is de rioolbeheerder de aangewezen functioneel beheerder. Naast de beheer verantwoordelijkheden moeten nog twee aspecten worden vastgelegd: 1. financiële verantwoordelijkheid; 2. beheer van gegevens. Wat betreft de financiën moet onderscheid worden gemaakt tussen nieuwaanleg, aanleg in het kader van reconstructie en beheerkosten. Nieuwaanleg wordt doorgaans betaald uit te exploitatie; de huidige wetgeving voor rioolrechten staat niet toe dat nieuwsinvesteringen uit rioolrechten worden betaald. Naar verwachting zal dat ook in de toekomst onder de nieuwe wetgeving niet het geval zijn. De kosten voor aanleg in het kader van reconstructie kunnen uit het rioolrecht worden gefinancierd. Onder de huidige wetgeving is dat niet geheel zonder risico; met de wetswijzigingen per 1 januari 2008 is het zonder meer toegestaan. De beheerkosten kunnen volledig worden doorbelast op het rioolrecht. In het geval van reconstructie kan worden overwogen om een deel van de kosten te verhalen op andere gemeentelijke beleidsvelden als groen- en wegbeheer. Het goed functioneren van de hier beschreven afkoppelvoorzieningen is van cruciaal belang voor de ontwatering van de gemeente. Dat is de reden waarom wordt voorgesteld het functioneel beheer bij de rioolbeheerder neer te leggen. In het verlengde hiervan is het ook noodzakelijk dat het bestand waarin de voorzieningen worden vastgelegd, onder verantwoordelijkheid van de rioolbeheerder valt. Natuurlijk zullen er koppelingen moeten zijn met de beheerbestanden van de groen- en de wegbeheerder, die verantwoordelijk zijn voor het dagelijks beheer, maar de basisgegevens waarmee kan worden getoetst of wordt voldaan aan de functionele eisen worden beheerd door de rioolbeheerder. Dit betekent dat het rioolbeheerbestand mogelijk hierop aangepast dient te worden. Om één en ander in de toekomst ook nog te laten functioneren moet een protocol worden opgesteld voor het verwerken van revisies. 7.2. Kosten van investering, beheer en onderhoud De kosten van investeringen, beheer en onderhoud bij afkoppelen zijn in de regel maatwerk en zeer projectafhankelijk door lokale factoren. Het afkoppelen van een groot dakoppervlak van een bedrijfspand is bijvoorbeeld vele malen aantrekkelijker dan dakoppervlakken aan de achterzijde van woonhuizen.
Witteveen+Bos GLE122-4 Masterplan Afkoppelen definitief d.d. 22 januari 2008
16
Toch kunnen de onderstaande kentallen houvast bieden bij het maken van een eerste raming. - aanlegkosten waterpasserende verharding: EUR 86,00/m2 afgekoppeld oppervlak; - onderhoudskosten waterpasserende verharding: EUR 2,70/m2 voor groot onderhoud; - aanlegkosten wadi: EUR 5,40/m2 afgekoppeld oppervlak; - onderhoudskosten wadi: EUR 0,15/jr/m2 afgekoppeld oppervlak; - aanlegkosten IT-riool: deze zijn afhankelijk van de diameter. Een overzicht is gegeven in tabel 7.1; - onderhoudskosten IT-riool: EUR 7,00/jr/m leiding.; - aanlegkosten regenwaterstelsel: EUR 25,00/m2 afgekoppeld oppervlak. Tabel 7.1 Kosten IT-riool diameter IT-riool
kosten
Ø mm
EUR/m
kunststof 250 kunststof 315 kunststof 400 kunststof 500 kunststof 630 kunststof 800 beton 400 beton 600 beton 800
330 380 470 590 730 1.070 400 590 765
Over het algemeen geldt dat kosten inclusief aannemersoverhead, planonvolledigheid, voorbereiding, administratie en toezicht en onvoorzien zijn, maar exclusief omzetbelasting, grondverwerving- en sloopkosten. 7.3. Kostendekking Vanaf 1 januari 2008 is de nieuwe Wet Gemeentelijke Watertaken van kracht. Deze wet biedt de mogelijkheid om via de rioolheffing ook middelen te verwerven voor het beheer en onderhoud van regenwaterstructuren en afkoppelvoorzieningen. In het huidige GRP is hier nog geen rekening mee gehouden. Het huidige rioolrecht mag formeel niet gebruikt worden ten behoeve van regenwaterstructuren en afkoppelvoorzieningen, hoewel het hier in veel gevallen wel voor gebruikt wordt. Voor de investeringskosten geldt dat indien er sprake is van nieuwbouw of herinrichting kunnen de kosten verrekend worden in de kosten van het project. In geval van herstraten of renovatie van groenvoorzieningen kan werk met werk gemaakt worden en kunnen de investeringskosten in overleg met de betrokken afdelingen gedeeld worden. Er zijn momenteel geen afkoppelsubsidiemogelijkheden bij een van beide waterschappen. 7.4. Vervolgstappen Doel van dit masterplan afkoppelen is het geven van een kader voor toekomstige reconstructieplannen. Voor het maken van een inschatting van de te verwachten doorvoer van eventueel in de toekomst af te koppelen bovenstrooms gelegen gebieden is het belangrijk dat de gemeente een realistisch ambitieniveau vaststelt voor het gewenste afkoppelpercentage binnen de gemeente maar met name ook van de bovenstroomse gebieden. Dit zal afhankelijk zijn van het karakter van het betreffende gebied. Zijn er grotere verharde oppervlakken of versnipperde kleine verharde oppervlakken? Zijn de verharde oppervlakken goed bereikbaar vanaf de openbare weg of juist aan de achterzijde van woningen gelegen? Kosten spelen tevens een belangrijke rol in het bepalen van de afkoppelambitie.
Witteveen+Bos GLE122-4 Masterplan Afkoppelen definitief d.d. 22 januari 2008
17
In deze fase is het wenselijk de voorgestelde aanpak te toetsen aan het beleid van de waterkwaliteitsbeheerders. Van het Waterschap Brabantse Delta is bekend dat hij een nieuw beleid voor het omgaan met hemelwater aan het implementeren is. De eerste communicatie over het nieuwe beleid is niet erg hoopvol voor inliggende gemeenten; aan lozingen op oppervlaktewater worden zulke strenge eisen gesteld dat vrijwel altijd voorzieningen nodig zijn. Omdat nut en noodzaak van die voorzieningen betwistbaar zijn, is het mogelijk dat de gemeente op kosten wordt gejaagd zonder aantoonbare milieuwinst. Na het vaststellen van de ambitie per deelgebied, kunnen structuur en diameters voor de afkoppelvoorzieningen in de gemeente worden vastgesteld. Hierbij kan tot een globale invulling per deelgebied worden gekomen. Op deze wijze wordt het kader gevormd voor de detailplannen die in de toekomst worden uitgevoerd. Het is wenselijk dit structuurplan over een aantal jaren te evalueren. Wijzigingen in gebiedsinrichting, wijzigingen in europees een rijksbeleid, ontwikkelingen van technische voorzieningen en een toename van de kennis van emissie-effectrelaties zullen mogelijk leiden tot een aanpassing van de structuur.
Witteveen+Bos GLE122-4 Masterplan Afkoppelen definitief d.d. 22 januari 2008
18
BIJLAGE I Inventarisatie gegevens
Witteveen+Bos GLE122-4 Masterplan Afkoppelen definitief d.d. 22 januari 2008
Voor het masterplan afkoppelen zijn veel gegevens nodig. In deze bijlage worden de gebruikte gegevens beschreven. GBKN De GBKN van Goirle en Riel is beschikbaar. Herstructureringsplannen en - projecten Op een kaart zijn de locaties van reeds uitgevoerde afkoppelprojecten en geplande herstructureringsplannen aangegeven. Watergangen De waterschappen Brabantse Delta en De Dommel hebben beiden gegevens van watergangen binnen hun beheergebied aangeleverd. Verhard oppervlak Het overzicht van het afvoerende oppervlak van de kern Goirle is beschikbaar vanuit het door Witteveen+Bos gemaakte BRP Goirle. Het verhard oppervlak van Riel is put, vanuit het rioleringsmodel, bekend per. Rioleringsstructuur Van zowel Goirle als Riel is een rioleringsmodel beschikbaar. Het model van Goirle is door Witteveen+Bos gebruikt voor het basisrioleringsplan Goirle en het model van Riel is in dsd-formaat. Maaiveldhoogte De maaiveldhoogte is uit twee bronnen te herleiden: 1. uit de putdekselhoogtes uit het puttenbestand van Goirle en Riel; 2. uit de AHN (Actueel Hoogtebestand Nederland, geleverd door waterschap De Dommel). Grondwaterstand De maatgevende grondwaterstand bij afkoppelvoorzieningen is over het algemeen de gemiddeld hoogste grondwaterstand (GHG). Deze wordt verkregen door over een aantal jaren met een voldoende aantal grondwater metingen het meerjarig gemiddelde van jaarlijks hoogste grondwaterstanden te nemen. Een grondwaterkaart met GHG was niet beschikbaar voor het plangebied, daarom is op basis van peilbuizen van de gemeente Goirle, waterschap Brabantse Delta en TNO-NITG een alternatief GHG samengesteld op basis van de volgende eisen: - minimaal 6 metingen per jaar; - minimaal 4 jaren met goede metingen. Dit zijn minder metingen dan normaliter worden gebruikt voor het samenstellen van een GHG en GLG. De grondwaterstanden tussen de peilbuizen zijn via interpolatie tot stand gekomen. Een tabel met de waarden is opgenomen in bijlage IX. Leeftijd riolering De leeftijd van de riolering van Goirle is bekend uit het gemeentelijke rioleringsbeheerbestand. De strengen zijn onderverdeeld in jonger dan 50 jaar, tussen de 50 en 60 jaar oud en ouder dan 60 jaar. Voor onbekende strengen (3 stuks) is de aanname gedaan dat de leeftijd gelijk is aan de leeftijd van omliggende strengen. Bij controle bleek dat de meeste strengen ouder dan 50 jaar reeds vervangen zijn of op korte termijn vervangen worden. De oudste leidingen in Riel zijn in 1965 aangelegd. Alle leidingen zijn dus jonger dan 50 jaar.
Witteveen+Bos GLE122-4 Masterplan Afkoppelen definitief d.d. 22 januari 2008
Vervuilde oppervlakken Oppervlakken zijn mogelijk vervuild als er markten of evenementen georganiseerd worden. Markten en evenementen worden georganiseerd op de volgende locaties: - Kloosterplein/ Tilburgseweg; - Thomas van Diessenstraat (voor het Jan van Besouwhuis); - Oranjeplein; - Dorpsplein te Riel. Het heeft de voorkeur dergelijke oppervlakken niet aan te sluiten op regenwaterstelsels. Indien dit toch wordt gedaan verdient het aanbeveling om de oppervlakken na de betreffende markt of het evenement goed te vegen. Als alternatief kunnen de oppervlakken wel op het regenwaterstelsel aangesloten worden, maar dient een voorziening aangebracht te worden om deze aansluiting tijdelijk dicht te zetten en rioolwater weg te pompen, zodat afvalwater niet kan leiden tot verontreiniging van het oppervlaktewater of infiltratievoorzieningen. Bodemgesteldheid De bodemgesteldheid is van grote invloed op de mogelijkheid om afgekoppeld water te kunnen infiltreren. De voornaamste parameter, die van invloed is op de mogelijkheid tot infiltreren, is de doorlatendheid aangegeven met de zogenaamde k-waarde (m/dag). Voor Goirle en Riel zijn er onvoldoende metingen van de k-waarde, daarom is op basis van het grondtype een grove inschatting van de doorlatendheid gemaakt. Uit bodemonderzoeken blijkt dat in Goirle en Riel overwegend zeer fijn zand met een leem of silt fractie aanwezig is. Zeer fijn zand met een leem of silt fractie is matig doorlatend waardoor in de meeste gevallen grondverbetering en drains nodig zijn bij afkoppelvoorzieningen. Mede met het oog op storende lagen zal per afkoppelproject nader grondonderzoek uitgevoerd worden voor het ontwerp van de voorziening. Bodemverontreiniging Locaties van voormalige stortplaatsen zijn de enige bekende bodemverontreinigingen. Infiltratie van hemelwater in gebieden met bodemverontreiniging is niet wenselijk vanwege de mogelijke verspreiding van de verontreinigingen
Witteveen+Bos GLE122-4 Masterplan Afkoppelen definitief d.d. 22 januari 2008
BIJLAGE II Afkoppelmethodes
Witteveen+Bos GLE122-4 Masterplan Afkoppelen definitief d.d. 22 januari 2008
In deze bijlage worden afkoppelmethodes nader toegelicht, wordt de toepasbaarheid beschreven en worden de randvoorwaarden voor berekening genoemd. 1. BESCHRIJVING AFKOPPELMETHODES In deze paragraaf worden afkoppelmethodes nader toegelicht. 1.1. Hergebruik In theorie gaat de voorkeur uit naar hergebruik, mits: - dit geen negatieve effecten heeft op het natuurlijke watersysteem (bijvoorbeeld een ongewenste afname van de natuurlijke aanvoer naar een beek); - er geen gezondheidsrisico’s zijn. In de afgelopen jaren zijn bij diverse projecten slechte ervaringen opgedaan met collectieve hergebruiksystemen voor toepassing als huishoudwater. Regenwater dat in contact is geweest met dakoppervlak is namelijk doorgaans fecaal belast, waarbij nagroei van de bacteriën in de opslag te verwachten is. Daarnaast spelen verkeerde aansluitingen en verkeert gebruik een rol. Door het KIWA wordt het toepassen van collectieve hergebruik dan ook afgeraden [Quick scan collectieve regenwatersystemen, KIWA, 2001]. Dit advies is vooral gericht op systemen met gebruik als water voor toiletspoeling, gebruik in wasmachines of voor het sproeien van tuinen. Afstromend regenwater kan wel met succes gebruikt worden voor toepassing als bedrijfswater (met name koelwater). Ook kleinschalige systemen zoals, het toepassen van regentonnen en benuttingreservoirs, worden met succes toegepast. Het toepassen van regentonnen e.d. heeft altijd een positief effect maar volstaat niet voor het volledig bergen van het afstromend regenwater. 1.2. Infiltreren Het infiltreren heeft de voorkeur boven bergen in en afvoer naar oppervlaktewater, omdat hiermee bijgedragen wordt aan de grondwateraanvulling, het herstel en behoud van natuurlijke systemen en het vertragen van de afvoer. Bovengronds infiltreren heeft de voorkeur boven ondergronds infiltreren omdat hiermee de zuiveringsvoorziening zichtbaar blijft met voordelen als de beleving van water en een eenvoudigere inspectie en onderhoud. Een nadeel van infiltratie is dat bij foutieve aansluitingen bodemvervuiling ontstaat. Bovengrondse infiltratievoorzieningen zoals wadi’s en infiltratievelden met een toplaag teelaarde hebben een zuiverende werking met een hoog rendement voor de zware metalen. Ook waterpasserende en waterdoorlatende systemen hebben een zuiverende werking. Eventuele ernstige vervuilingen door lozingen vanuit tankauto’s en dergelijke kunnen de infiltratiecapaciteit van de verharding ernstig aantasten en de infiltratiezone sterk vervuilen. Dit is met name een risico op industrieterreinen. Door reiniging met een ZOAB-reinigingssysteem kan de infiltratiecapaciteit weer op niveau worden gebracht, echter voor het verwijderen van vervuilingen in de infiltratie- en bergingslaag zijn ingrijpender maatregelen noodzakelijk. Bouwverkeer en te laat reinigen kunnen de infiltratiecapaciteit blijvend verslechteren. Van ondergrondse infiltratievoorzieningen is weinig bekend over het zuiveringsrendement. De verwachting is echter dat ook bij een ondergrondse voorziening een groot deel van de vervuiling wordt tegengehouden in de voorziening of in de grond direct rond de voorziening. Infiltratiekratten, infiltratieputten en diepte-infiltraties zijn doorgaans niet goed te reinigen en daardoor slecht te beheren. Daarom worden deze systemen tot op heden in Goirle niet toegepast. Nieuwe ontwikkelingen maken ook inspectie en reiniging van infiltratiekratten mogelijk. Hoewel bij infiltreren het water tevens gezuiverd wordt, kan er toch verontreiniging van de grond of het grondwater ontstaan. In verband met bijvoorbeeld foutieve aansluitingen en calamiteiten is dit een reëel
Witteveen+Bos GLE122-4 Masterplan Afkoppelen definitief d.d. 22 januari 2008
risico. Met name als er geïnfiltreerd wordt in drinkwaterwingebieden (het noordwesten van Goirle), is dit een bezwaar. 1.3. Afvoer op oppervlaktewater Lozen op lokaal oppervlaktewater heeft de voorkeur boven afvoer naar de rioolwaterzuivering, omdat er minder energiekosten nodig zijn voor het verpompen van afvalwater, er meer ruimte in de afvalwaterketen beschikbaar is voor de afvoer van afvalwater, wat leidt tot minder vuilemissie, en omdat de afvalwaterzuivering hierdoor beter kan functioneren. Bij directe afvoer naar het oppervlaktewater kan een buffer (berging) gerealiseerd worden, zodat piekafvoeren afgevlakt worden. Het ruimtegebruik van deze buffer kan omvangrijk zijn. Afvoer via een zuiverende voorziening heeft de voorkeur boven directe lozing. Dit geldt zeker als de kans op verontreinigingen in het water groter is, zoals bij industrieterreinen. Met helofytenfilters kan een hoog zuiveringsrendement bereikt worden. Het nadeel van een helofytenfilters is dat de werking seizoensafhankelijk is en het grote ruimtegebruik. Andere mogelijkheden zijn open of gesloten bezinkbassins (zie afbeelding 1). Het rendement hiervan is vergeleken met die van een infiltratievoorziening beperkt. Met behulp van een lamellenfilter kan het bezinkproces versneld worden. Het principe van een lamellenfilter is dat de valhoogte beperkt wordt, waardoor in theorie meer deeltjes zullen bezinken. Een lamellenfilter zou zodoende tot een beter zuiveringsrendement kunnen leiden. In de tot nog toe uitgevoerde praktijkonderzoeken aan lamellenfilters blijkt dat het verwijderingsrendement voor kleine deeltjes beperkt is. Dit betekent dat de verwijdering van zware metalen nauwelijks of niet gebeurt. Afbeelding 1. afvoer op oppervlaktewater via bezinkbassin (bron [Leidraad Riolering, Stichting Rioned])
Een andere zuiveringsvoorziening die toegepast kan worden is een slibvangput. Het rendement van een slibvangput is afhankelijk van de belasting en de dimensie van de put. De laatste techniek, die genoemd moet worden, is het zandfilter. Zandfilters worden vaak in combinatie met slibvangputten of olie- en vetscheiders toegepast met name voor locaties waar hemelwater vervuild is met zware metalen. Voor alle bovengenoemde technieken geldt dat het verwijderingsrendement sterk negatief beïnvloed wordt door wisselende belastingen. Het effect is het grootst als de belasting min of meer constant is. Daarmee zijn de technieken in principe niet zonder meer geschikt voor de behandeling van hemelwater. Het is daarom wenselijk bij toepassing van deze technieken ook gebruik te maken van een bypass of van extra berging met een gelimiteerde afvoer over het filter.
Witteveen+Bos GLE122-4 Masterplan Afkoppelen definitief d.d. 22 januari 2008
1.4. Overige afkoppelmethodes Naast de bovengenoemde technieken kunnen bijvoorbeeld ook vegetatiedaken gebruikt worden om regenwater tijdelijk te bergen en vervolgens te verdampen. Doordat vegetatiedaken een verzwaring van de dakconstructie inhouden is de techniek niet kosteneffectief in bestaande situaties toe te passen. 1.5. Afvoer Omdat bij bovengrondse afvoer relatief veel straatvuil en bladeren worden meegevoerd en de bovengrondse afvoergoten in sommige situaties bovendien als hinderlijk worden ervaren door de gemeente wat betreft het afvoerende water en de oneffenheid in het wegprofiel wordt hier terughoudend mee omgegaan. De voorkeur gaat daarom uit naar ondergrondse afvoer.
2. TOEPASBAARHEID AFKOPPELTECHNIEKEN In deze paragraaf zal een eerste selectie gemaakt worden in de afkoppeltechnieken. Afkoppeltechnieken die grote bezwaren hebben of niet interessant zijn worden verder niet meer meegenomen in dit project. Voor de technieken die wel kansrijk zijn worden in paragraaf 3 randvoorwaarden opgesteld welke gebruikt worden voor het opstellen van afkoppelkansenkaarten. Aan elke afkoppelmethode wordt een paragraaf gewijd. 2.1. Hergebruik Regentonnen zijn in principe bij alle daken toepasbaar, maar effectieve toepassing is afhankelijk van de bereidheid van bewoners om de regenton te installeren en de bereidheid om deze daadwerkelijk te gebruiken. Vanwege het individuele karakter zijn voor de regenton geen afkoppelkansenkaarten gemaakt. De gemeente kan gebruik van regentonnen wel stimuleren door het verstrekken van regentonnen, subsidie en informatie. Benuttingreservoirs zijn afhankelijk van de aanwezigheid van bedrijven die het opgeslagen water kunnen gebruiken. Daarom zal ook hier per individueel project bekeken moeten worden of benuttingreservoirs een optie zijn en zijn geen afkoppelkansenkaarten gemaakt. Vanwege het risico van foute aansluitingen worden grijswatercircuits niet als een verantwoorde optie tot afkoppelen gezien. 2.2. Bovengrondse infiltratie Voor zowel de wadi, infiltratiegreppel en waterpasserende en waterdoorlatende verharding geldt dat in verband met de bodemgesteldheid in Goirle uitgegaan moet worden van toepassing met een bodemverbetering en drain. In de subparagrafen 3.1 en 3.2 wordt nader ingegaan op de voorwaarden waaronder bovengrondse infiltratie mogelijk is. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen oppervlakte infiltratie en infiltratieverhardingen. Waterpasserende en waterdoorlatende verhardingen worden in Goirle bovendien alleen in nieuwe situaties toegepast. 2.3. Ondergrondse infiltratie Het IT-riool, infiltratiekratten, watershell en infiltratieputten zijn alleen onder bepaalde voorwaarden toepasbaar in Goirle. Deze voorwaarden worden nader toegelicht in de subparagrafen 3.3 (IT-riool) en 3.4 (overige ondergrondse infiltratie). Diepte-infiltratie wordt niet toegepast in verband met het risico van verontreiniging van drinkwaterbronnen. 2.4. Afvoer naar oppervlaktewater via zuivering Afvoer naar oppervlaktewater via een zuivering zoals een helofytenfilter, bezinkbassin, bodempassage of lamellenfilter is in principe toepasbaar in Goirle. De voorwaarden worden nader beschreven in subparagraaf 3.5.
Witteveen+Bos GLE122-4 Masterplan Afkoppelen definitief d.d. 22 januari 2008
2.5. Directe afvoer naar oppervlaktewater Gescheiden stelsels zijn goed toepasbaar in Goirle. Dit wordt nader uitgewerkt in subparagraaf 3.5. 2.6. Overige afkoppeltechnieken Normale dakconstructies zijn niet ontworpen voor toepassing als waterdak of vegetatiedak. Vanwege de toenemende belasting en de kans op lekkage is het nodzakelijk daken aan te assen. Bovendien is een aanpassing op particulier terrein nodig. Daarom wordt geadviseerd water- en vegetatiedaken alleen op individueel initiatief of bij nieuwbouw toe te passen en zijn er geen afkoppelkansenkaarten gemaakt. 2.7. Samenvatting toepasbaarheid afkoppeltechnieken Tabel 1 vat samen welke afkoppeltechnieken toepasbaar zijn in Goirle. Tabel. Toepasbaarheid afkoppeltechnieken afkoppelmethode
techniek
toepasbaar
hergebruik
regenton benuttingreservoir grijswatercircuit wadi infiltratiegreppel waterdoorlatende verharding waterpasserende verharding IT-riool infiltratiekratten watershell infiltratieput diepte-infiltratie helofytenfilter bezinkbassin bodempassage lamellenfilter gescheiden stelsel
individueel individueel nee zie subparagraaf 3.1 zie subparagraaf 3.1 zie subparagraaf 3.2 zie subparagraaf 3.2 zie subparagraaf 3.3 zie subparagraaf 3.4 zie subparagraaf 3.4 zie subparagraaf 3.4 nee zie subparagraaf 3.5 zie subparagraaf 3.5 zie subparagraaf 3.5 zie subparagraaf 3.5 zie subparagraaf 3.5
waterdaken vegetatiedaken
individueel of nieuw individueel of nieuw
infiltratie bovengronds
infiltratie ondergronds
afvoer naar oppervlaktewater via zuivering
directe afvoer naar oppervlaktewater overige afkoppeltechnieken
3. RANDVOORWAARDEN AFKOPPELTECHNIEKEN In de onderstaande subparagrafen zijn de toepasbare afkoppeltechnieken gegroepeerd op basis van de randvoorwaarden waaronder ze toegepast kunnen worden. De geïnventariseerde gegevens zijn in een GIS omgeving getoetst aan deze randvoorwaarden. De afkoppelkansenkaarten in bijlage III tot en met VII zijn hier het product van. 3.1. Oppervlakte infiltratie met drain Oppervlakte infiltratie met drain omvat onder andere de wadi en infiltratiegreppel. Oppervlakte infiltratie met drain is toepasbaar onder de volgende voorwaarden voor het aangesloten verhard oppervlak: - geen vervuilde oppervlakken; - minimaal 0,5 ha (5000 m2) verhard oppervlak. En de volgende voorwaarden voor de voorziening zelf. - het ruimtebeslag in onbebouwd gebied is minimaal 5 % van het aangesloten verhard oppervlak; - de ondergrond is niet verontreinigd; - lage grondwaterstand (GHG < -1,1 m +mv); - er is een afvoermogelijkheid richting oppervlaktewater of regenwaterhoofdstructuur.
Witteveen+Bos GLE122-4 Masterplan Afkoppelen definitief d.d. 22 januari 2008
3.2. Waterpasserende verharding met berging In plaats van systemen met waterpasserende verharding zijn ook systemen met waterdoorlatende verharding denkbaar. Waterpasserende verharding met berging is toepasbaar onder de volgende voorwaarden: - geen vervuilde oppervlakken; - minimaal 0,5 ha (5000 m2) verhard oppervlak. - de ondergrond is niet verontreinigd; - lage grondwaterstand (GHG < -0,7 m +mv); - er is een afvoermogelijkheid richting oppervlaktewater of regenwaterhoofdstructuur; - niet in bestaande situaties. 3.3. IT-riool IT-riolen zijn toepasbaar onder de volgende voorwaarden: - geen vervuilde oppervlakken; - de ondergrond is niet verontreinigd; - lage grondwaterstand (GHG < -1,2 m +mv) misschien mogelijk; - lage grondwaterstand (GHG < -1,5 m +mv) goed mogelijk; - minimaal 0,5 ha (5000 m2) verhard oppervlak; - er is een afvoermogelijkheid richting oppervlaktewater of regenwaterhoofdstructuur. 3.4. Ondergrondse infiltratievoorzieningen Ondergrondse infiltratievoorzieningen omvatten onder andere infiltratiekratten, watershell en infiltratieputten. Ondergrondse infiltratie is toepasbaar onder de volgende voorwaarden voor het aangesloten verhard oppervlak: - geen vervuilde oppervlakken; - minimaal 0,5 ha (5000 m2) verhard oppervlak. En de volgende voorwaarden voor de voorziening zelf: - lage grondwaterstand (GHG < -1,1 m +mv); - de ondergrond is niet verontreinigd; - er is een afvoermogelijkheid; - de voorziening is afsluitbaar in geval van calamiteiten. 3.5. Gescheiden stelsel Hierbij wordt geen onderscheid gemaakt tussen directe afvoer en afvoer via een zuiverende voorziening. Een gescheiden stelsel is toepasbaar onder de volgende voorwaarden: - geen vervuilde oppervlakken; - minimaal 0,5 ha (5000 m2) verhard oppervlak.
Witteveen+Bos GLE122-4 Masterplan Afkoppelen definitief d.d. 22 januari 2008
BIJLAGE III Kansenkaart: gescheiden stelsels
Witteveen+Bos GLE122-4 Masterplan Afkoppelen definitief d.d. 22 januari 2008
Witteveen+Bos GLE122-4 Masterplan Afkoppelen definitief d.d. 22 januari 2008
BIJLAGE IV Kansenkaart: IT riolering
Witteveen+Bos GLE122-4 Masterplan Afkoppelen definitief d.d. 22 januari 2008
Witteveen+Bos GLE122-4 Masterplan Afkoppelen definitief d.d. 22 januari 2008
BIJLAGE V Kansenkaart: ondergrondse voorzieningen
Witteveen+Bos GLE122-4 Masterplan Afkoppelen definitief d.d. 22 januari 2008
Witteveen+Bos GLE122-4 Masterplan Afkoppelen definitief d.d. 22 januari 2008
BIJLAGE VI Kansenkaart: oppervlakte infiltratie
Witteveen+Bos GLE122-4 Masterplan Afkoppelen definitief d.d. 22 januari 2008
Witteveen+Bos GLE122-4 Masterplan Afkoppelen definitief d.d. 22 januari 2008
BIJLAGE VII Kansenkaart: waterpasserende verharding
Witteveen+Bos GLE122-4 Masterplan Afkoppelen definitief d.d. 22 januari 2008
Witteveen+Bos GLE122-4 Masterplan Afkoppelen definitief d.d. 22 januari 2008
BIJLAGE VIII Hoofdstructuur regenwaterafvoer
Witteveen+Bos GLE122-4 Masterplan Afkoppelen definitief d.d. 22 januari 2008
Witteveen+Bos GLE122-4 Masterplan Afkoppelen definitief d.d. 22 januari 2008
BIJLAGE IX Tabel gemiddeld hoogste en laagste grondwaterstand (GHG en GLG)
Witteveen+Bos GLE122-4 Masterplan Afkoppelen definitief d.d. 17 januari 2008
Normaal gesproken worden de GHG en GLG verkregen door over een aantal jaren met een voldoende aantal grondwater metingen de meerjarige gemiddeldes van de jaarlijks hoogste en laagste grondwaterstanden te nemen. Een grondwaterkaart met GHG en GLG is niet beschikbaar voor het plangebied, daarom is op basis van peilbuizen van de gemeente Goirle, waterschap Brabantse Delta en TNO-NITG een alternatief GHG en GLG samengesteld op basis van de volgende eisen: - minimaal 6 metingen per jaar; - minimaal 4 jaren met goede metingen. Dit zijn minder metingen dan normaliter worden gebruikt voor het samenstellen van een GHG en GLG. De grondwaterstanden tussen de peilbuizen zijn via interpolatie tot stand gekomen. De onderstaande tabel geeft de GHG en GLG voor een aantal peilbuizen op basis van de meetgegevens. Tabel 1. GHG en GLG locatie
GHG
GLG
m +NAP
Gildestraat Marijkestraat 7 Marijkestraat 26 Tyvoortsebaan PB2 Tyvoortsebaan PB3 Dr. Ariensstraat Dr. Ariensstraat Acacialaan 35 De Hovel: nabij ingang Edah. Volmolen huisno. 78 PB 2.a Volmolen huisno. 78 PB 2.b Voldijkje 1 tm 13 PB3 Voldijkje 2 tm 14 PB3 Volmolen/Heeshoek lichtmast 1PB 5b Dr. Keyzerlaan Nortonput De Hilver Nieuwe Erven Peilbuis 1 A Peilbuis 2 A Peilbuis 5 A Peilbuis 5 B Peilbuis 6 B Peilbuis 8 A Peilbuis 10 A
Witteveen+Bos GLE122-4 Masterplan Afkoppelen definitief d.d. 17 januari 2008
m +NAP
15,56 13,28 13,04 15,05 14,64 13,67 13,60 14,72 13,18 12,03 12,82 13,01 12,09 11,95 12,57 14,39
14,66 12,16 12,19 13,98 13,67 13,15 13,08 13,80 12,38 11,20 11,93 11,38 11,05 10,85 11,91 13,52
15,03 15,65 15,27 15,25 15,48 15,30 15,73
14,01 14,92 14,49 14,25 14,62 14,45 14,64
BIJLAGE X Handreiking afkoppelen waterschap De Dommel
Witteveen+Bos GLE122-4 Masterplan Afkoppelen definitief d.d. 22 januari 2008
Witteveen+Bos GLE122-4 Masterplan Afkoppelen definitief d.d. 17 januari 2008
BIJLAGE XI Handreiking afkoppelen waterschap Brabantse Delta
Witteveen+Bos GLE122-4 Masterplan Afkoppelen definitief d.d. 22 januari 2008
Witteveen+Bos GLE122-4 Masterplan Afkoppelen definitief d.d. 22 januari 2008
Sluitlijn Waterschapsgrens Gemeentegrens mogelijk niet mogelijk
RIEL
GOIRLE
Witteveen+Bos Geo-Informatie
´ Waterschap Brabantse Delta
D:\PROJECTS\gle122-4\GLE122-4_gescheiden_stelsel_2008.mxd 10-01-2008 14:49:40
Waterschap De Dommel
Gemeente Goirle Gescheiden stelsel schaal: 1:15000 projectcode: versie: datum: getekend: gecontroleerd: goedgekeurd:
GLE122-4 definitief 10-01-2008 ing. H.E.J. Nieuwland ing. B.J. Roosendaal ing. G. Tommassen
0
60
120
180
240
300
360 m
mogelijk misschien mogelijk niet mogelijk Sluitlijn Waterschapsgrens Gemeentegrens
RIEL
GOIRLE
Witteveen+Bos Geo-Informatie
´ Waterschap Brabantse Delta
D:\PROJECTS\gle122-4\GLE122-4_IT-riool_2008.mxd 10-01-2008 14:53:20
Waterschap De Dommel
Gemeente Goirle IT-riool schaal: 1:15000 projectcode: versie: datum: getekend: gecontroleerd: goedgekeurd:
GLE122-4 definitief 10-01-2008 ing. H.E.J. Nieuwland ing. B.J. Roosendaal ing. G. Tommassen
0
60
120
180
240
300
360 m
mogelijk niet mogelijk Sluitlijn Waterschapsgrens Gemeentegrens
RIEL
GOIRLE
Witteveen+Bos Geo-Informatie
´ Waterschap Brabantse Delta
D:\PROJECTS\gle122-4\GLE122-4_ondergrondse_infiltratievoorzieningen_2008.mxd 10-01-2008 14:56:54
Waterschap De Dommel
Gemeente Goirle Ondergrondse infiltratievoorzieningen schaal: 1:15000 projectcode: versie: datum: getekend: gecontroleerd: goedgekeurd:
GLE122-4 definitief 10-01-2008 ing. H.E.J. Nieuwland ing. B.J. Roosendaal ing. G. Tommassen
0
60
120
180
240
300
360 m
mogelijk niet mogelijk Sluitlijn Waterschapsgrens Gemeentegrens
RIEL
GOIRLE
Witteveen+Bos Geo-Informatie
´ Waterschap Brabantse Delta
D:\PROJECTS\gle122-4\GLE122-4_opp_infiltratie_met_drain.mxd 10-01-2008 15:04:33
Waterschap De Dommel
Gemeente Goirle Oppervlakte infiltratie met drain schaal: 1:15000 projectcode: versie: datum: getekend: gecontroleerd: goedgekeurd:
GLE122-4 definitief 10-01-2008 ing. H.E.J. Nieuwland ing. B.J. Roosendaal ing. G. Tommassen
0
60
120
180
240
300
360 m
mogelijk niet mogelijk Sluitlijn Waterschapsgrens Gemeentegrens
RIEL
GOIRLE
Witteveen+Bos Geo-Informatie
´ Waterschap Brabantse Delta
D:\PROJECTS\gle122-4\GLE122-4_waterpasserende_verharding_met_berging_2008.mxd 10-01-2008 15:07:41
Waterschap De Dommel
Gemeente Goirle Waterpasserende verharding met berging schaal: 1:15000 projectcode: versie: datum: getekend: gecontroleerd: goedgekeurd:
GLE122-4 definitief 10-01-2008 ing. H.E.J. Nieuwland ing. B.J. Roosendaal ing. G. Tommassen
0
60
120
180
240
300
360 m
Handreiking afkoppelen & niet-aankoppelen Verhard oppervlak
Dak
Schadelijke Uitlogende Bouwmaterialen in excessieve toepassing?
Licht verontreinigde oppervlakten: (1)
Matig verontreinigde oppervlakten: (1)
Voorbeelden: Vrijliggende voet-/fietspaden Schoolpleinen Parkeergelegenheden voor personenauto’s (lage wisselfrequentie)
Voorbeelden: Kantoorterreinen, Wijkontsluitingswegen Woonerven Winkelstraten Doorgaande wegen Busbanen Parkeergelegenheden (hoge wisselfrequentie en/of vrachtwagens)
JA
NEE
Verontreinigde oppervlakten: (1,3) Voorbeelden: Industrieterreinen Marktpleinen Laad-/losplaatsen Overslagterreinen Busstations Trambanen Tunnels
Verbeterd gescheiden stelsel met beperkte berging en poc (kleiner of gelijk aan 2mm resp. 0,2 mm/h, bijvoorbeeld poc terugbrengen naar 0 bij begin van overstort of tijdgestuurd) of gelijkwaardig (bijvoorbeeld Aquaflow, Aquasep, Smartdrain, Hydrocompact)
Infiltreren of lozing op oppervlaktewater bij voorkeur met bodempassage (of gelijkwaardig) (2)
Infiltreren of rechtstreeks lozen op oppervlaktewater
ruimtelijk beheer & inrichting uitlogende (bouw)materialen beheer en onderhoud (*) monitoring calamiteitenvoorziening
++ ++ -
Infiltreren of lozing op oppervlaktewater via bodempassage of gelijkwaardig (bijvoorbeeld Aquaflow, Wadi) (2)
(*) gladheidbestrijding, autowassen, vuurwerk, hondenpoep, onkruidbestrijding
ruimtelijk beheer & inrichting ruimtelijk beheer & inrichting JA
Vervangen / behandelen of andere bronmaatregel mogelijk ?
NEE
uitlogende (bouw)materialen beheer en onderhoud (*) monitoring calamiteitenvoorziening
+ + ++ +
(*) gladheidbestrijding, autowassen, vuurwerk, hondenpoep, onkruidbestrijding
uitlogende (bouw)materialen beheer en onderhoud (*) monitoring calamiteitenvoorziening
+ + + ++
(*) gladheidbestrijding, autowassen, vuurwerk, hondenpoep, onkruidbestrijding
Infiltreren
JA
JA
JA
Zuiveringstechniek niet nodig. Directe lozing op oppervlaktewater toelaatbaar.
NEE
Infiltratie JA mogelijk?
NEE
Lood, koper en zink in excessieve toepassing?
Dak
Maatregel aan de bron mogelijk?
NEE
45
Zuiveringstechniek gewenst. Bijvoorbeeld: • Bodempassage; • Slibafvang.
NEE
Infiltratie mogelijk?
Infiltreren
NEE
Infiltratie mogelijk?
Zuiveringstechniek noodzakelijk. Bijvoorbeeld: • Bodempassage; • Slibafvang; • Olieafscheider.
JA
Voorbeelden: Kantoorterreinen, Wijkontsluitingswegen Woonerven Winkelstraten Doorgaande wegen Busbanen Parkeergelegenheden (hoge wisselfrequentie en/of vrachtwagens)
NEE
Hergebruik mogelijk?
Voorbeelden: Vrijliggende voet-/fietspaden Schoolpleinen Parkeergelegenheden voor personenauto’s (lage wisselfrequentie)
JA
JA
Matig verontreinigde oppervlakken:
Hergebruiken
Regenwaterlozing van verhard oppervlak
Licht verontreinigde oppervlakken:
Handreiking omgaan met regenwater op verhard gebied
Verbeterd gescheiden stelsel of vergelijkbaar (ook lokale zuivering mogelijk).
Voorbeelden: Industrieterreinen Marktpleinen Laad-/losplaatsen Overslagterreinen Busstations Trambanen Tunnels
Verontreinigde oppervlakken: