CONSEIL SUPERIEUR DE LA JUSTICE HOGE RAAD VOOR DE JUSTITIE
SEIL SUPÉRIEUR DE LA JUSTICE E RAAD VOOR DE JUSTITIE
« Croire en la“Bemiddeling: médiation et la pratiquer Geloven en gebruiken”
Ideeëndebat over de bemiddeling. dées sur la médiation en matière familiale, civile, commerciale et
Bruxelles, le 30 a Brussel, 30 april 2010
HOGE RAAD VOOR DE JUSTITIE
2
HOGE RAAD VOOR DE JUSTITIE
INHOUDSOPGAVE
Verwelkoming . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5 Inleidende uiteenzetting . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 9 Mediation naast rechtspraak in Nederland: een andere benadering . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 15 Presentatie van de concrete regelingen voor de toepassing van bemiddeling door de gerechtelijke actoren en de factoren die de ontwikkeling van het gebruik van bemiddeling in het Verenigd Koninkrijk hebben mogelijk gemaakt . . . . . . 23 Hoe de (toekomstige) juristen tijdens hun opleiding warm maken voor bemiddeling? . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 43 Hoe de potentiële gebruikers informeren en gevoelig maken voor bemiddeling? . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 49 Hoe bemiddeling concreet implementeren in de rechtscolleges? . . . . . . . . . . . 53 Hoe bemiddeling concreet integreren in de uitoefening van het beroep van advocaat? . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 59 Hoe de opleiding van de bemiddelaars optimaliseren? Welke deontologische regels invoeren voor de bemiddelaars? . . . . . . . . . . . . . 63 De bemiddeling, paradigma van een maatschappelijke verandering . . . . . . . . . 69 Toekomstperspectieven . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 83 Conclusies . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 91 Slotwoord . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 101
3
HOGE RAAD VOOR DE JUSTITIE
4
HOGE RAAD VOOR DE JUSTITIE
Gedachtwisseling “Bemiddeling: geloven en gebruiken” Brussel, 30 april 2010
Verwelkoming van de h. Jean-Luc COTTYN, Voorzitter van de HRJ
Dames en heren parlementsleden, Dames en heren hoge magistraten, Dames en heren magistraten, advocaten, bemiddelaars, Dames en heren, Bij het openen van dit colloquium, wens ik u in naam van mijn collega’s, leden van de Hoge Raad voor de Justitie, en in eigen naam hartelijk te danken voor uw talrijke opkomst vanmorgen voor dit ideeëndebat over de bemiddeling, met als titel “Bemiddeling: geloven en gebruiken”. 5
HOGE RAAD VOOR DE JUSTITIE
Door uw aanwezigheid, bevestigt u het belang van het thema van vandaag. We zullen het thema van de bemiddeling in burgerlijke, handels- en sociale zaken op concrete wijze bespreken en van gedachten kunnen wisselen. Door het grote aantal deelnemers waren we genoodzaakt de zitting in deze zaal uit te zenden in een tweede zaal waar de deelnemers die hier, in de Congreszaal, geen plaats vonden de debatten kunnen volgen, in net dezelfde omstandigheden als hier. Sta mij toe om de wording van deze studiedag kort te herinneren. Al in 2004 had de Hoge Raad voor de Justitie de bemiddelingskwestie grondig onderzocht. Op 4 februari 2004 had hij een omstandig advies gegeven over de verschillende wetsvoorstellen ingediend bij de Kamer en de Senaat, voorstellen die in fine de wet van 21 februari 2005 in verband met de bemiddeling zouden worden, die een zevende deel invoegde in het Gerechtelijk Wetboek. U weet het: al lang wordt binnen de gerechtelijke organisatie gesproken over bemiddeling of verzoening, wijzen van alternatieve geschillenbeslechting. Maar zelfs na de tussenkomst van de wetgever om de mogelijkheid te veralgemenen om beroep te doen op bemiddeling - vrijwillige of gerechtelijke- , dient er vastgesteld te worden dat er veel over bemiddeling wordt gesproken, dat de meeste gerechtelijke actoren overtuigd zijn van het nut ervan voor talrijke geschilvormen, dat verschillende colloquia of juridische werken eraan gewijd zijn geweest, maar dat men er helaas heel weinig beroep op doet. In het kader van het Meerjarenplan heeft de HRJ zich onder meer tot doel gesteld in dialoog te treden met de burgers en de gerechtelijke actoren. Het eerste ontwikkelde project in dit kader had betrekking op de bemiddeling. Er werden rondetafels georganiseerd bij de HRJ met enerzijds de magistraten waaronder korpschefs, en anderzijds met advocaten. Deze rondetafels monden vandaag uit in de organisatie van deze ontmoeting en deze debatten met jullie allen aanwezig. Dit is dus wel degelijk de doelstelling van dit ideeëndebat: verandering brengen in deze situatie door de professionals en de burgers een aantal aanbevelingen voor te leggen die het beroep op de bemiddeling kunnen stimuleren. Het gaat dus niet om een nieuw wetenschappelijk colloquium over de bemiddeling, de juridische kenmerken ervan, de procedure, of nog de methodologie, maar om een open debat teneinde te komen tot concrete voorstellen opdat de bemiddeling daadwerkelijk zou worden toegepast. Na een inleidende uiteenzetting die, ik weet het al, bijzonder boeiend en opmerkelijk zal zijn, zullen twee deskundigen (van Nederland en van het Verenigde Koninkrijk) een uiteenzetting geven over nogal geslaagde ervaringen in hun landen. Na twee specifieke panels over bemiddeling in familiezaken en in handelszaken, zullen
6
HOGE RAAD VOOR DE JUSTITIE
we verdeeld worden in 5 workshops waarin verschillende standpunten aangehaald zullen worden: • de opleiding van juristen; • het informeren en het sensibiliseren van potentiële gebruikers; • het integreren van bemiddeling in de werking van hoven en rechtbanken; • het integreren van bemiddeling in de advocatenopleiding; • de opleiding en deontologie van de bemiddelaars. Na een reflectie over de vereiste van een mentaliteitswijziging opdat bemiddeling intrinsiek verbonden zou zijn met de geschillenbeslechting, en een toespraak over de toekomstperspectieven voor de HRJ ter zake, zal Staatssecretaris voor Gezinsbeleid, dhr. Melchior Wathelet, de eindtoespraak houden, onder meer omwille van zijn inzet ten gunste van bemiddeling in het kader van geschillenbeslechting in familiezaken. In uw documentatiemap vindt u het volledige programma van vandaag. Ik kan u nu reeds meegeven dat de bijdragen van de sprekers van vandaag en de verslagen van de workshops het voorwerp zullen uitmaken van een specifieke publicatie vanwege de HRJ, die elke deelnemer zal ontvangen. Net als ik, merkt u dat het programma van vandaag bijzonder goed is gevuld. En dat is het ook! Maar ik ben er zeker van dat aan het einde van deze dag, we allen overtuigd zullen zijn concreet bijgedragen te hebben tot de bewustwording van de noodzaak de bemiddeling te gebruiken als middel om geschillen op te lossen. Dames, Heren, Alvorens deze inleiding tot het colloquium af te sluiten, wens ik de Kamer van Volksvertegenwoordigers en het Senaat te bedanken, in het bijzonder hun respectieve voorzitters, de heren Dewael en De Decker, voor het mogelijk maken van de organisatie van dit colloquium in uitstekende omstandigheden, namelijk in de parlementsgebouwen. Ik wens jullie een uitstekend colloquium toe evenals een prettige dag.
7
HOGE RAAD VOOR DE JUSTITIE
8
HOGE RAAD VOOR DE JUSTITIE
Gedachtwisseling “Bemiddeling: geloven en gebruiken” Brussel, 30 april 2010
Inleidende uiteenzetting van de h. Avi SCHNEEBALG Advocaat en erkend bemiddelaar
Geachte heer voorzitter, Geachte dames en heren magistraten, Geachte confraters, Beste collega’s, Dames en heren, Beste vrienden, Vandaag, op 30 april 2040, zijn wij hier bijeen voor de 30e verjaardag van het colloquium “Bemiddeling: geloven en gebruiken” dat de Hoge Raad voor de Justitie hier, in deze zelfde zaal, op 30 april 2010, organiseerde.
9
HOGE RAAD VOOR DE JUSTITIE
De rechtspractici en rechtshistorici zijn het er immers over eens dat niet de wet van 2005, noch de Europese richtlijn van 2008, en al evenmin de omzetting van die richtlijn zes jaar later (de Belgische traditie van die tijd getrouw, werd de termijn voor omzetting ruimschoots overschreden, wat België een sanctie van het Hof van Justitie in Luxemburg opleverde), maar wel het colloquium van 30 april 2010 en de daaropvolgende weken, maanden en jaren ertoe heeft geleid dat in de praktijk vandaag bemiddeling algemeen wordt toegepast – wat voor de jongste deelnemers aan deze bijeenkomst de gewoonste zaak van de wereld lijkt. Paradoxaal genoeg vond dat colloquium plaats vier dagen nadat de regering Leterme II de handdoek in de ring had gegooid na een lange reeks van onderhandelingen en … bemiddelingen … Waar staan we vandaag? Waar stonden we zo’n dertig jaar geleden? Op de eerste vraag is het antwoord u, als practici, allen bekend, zodat ik daarover kort kan zijn. Wat in 2010 nog utopie was, is vandaag realiteit: • De elementaire technieken voor conflictbeheersing, met name de onderhandeling, de bemiddeling en de later ontwikkelde technieken, zijn opgenomen in de leerplannen van het basis- en het middelbaar onderwijs. • Wat eeuwenlang rechtenstudie werd genoemd, werd omgedoopt tot master in preventie, beheersing en regeling van conflicten: de eerste jaren van die studie zijn gewijd aan de regels die voortaan gelden: de niet-verplichte methoden en technieken om sociale vrede te waarborgen tussen mensen, groepen, collectiviteiten en naties. • Slechts tijdens de laatste jaren van de studie komen de veronderstelde en daadwerkelijke uitzonderingen aan bod: de dwingende geschillenbeslechting door de hoven en de rechtbanken – de regels van de procedure (die geen doel op zich zijn, maar wel, zoals prof. Storme het vijftig jaar geleden al aangaf, enkel de rechten van de verdediging willen vrijwaren) en de regels voor de behandeling van de zaak ten gronde. • Net zoals enkel patiënten die aan een ernstige kwaal lijden of een zwaar ongeval meemaakten, tot de diensten spoedgevallen en heelkunde van onze ziekenhuizen toegang krijgen, worden in de regel enkel de conflicten waarvoor onderhandeling in een eerste fase, en bemiddeling in een volgende fase en de overige niet-dwingende wijzen van conflictoplossing geen soelaas konden bieden, voorgelegd aan de hoven en rechtbanken. • Dertig jaar en langer geleden stelde een chirurg die niet eerst, alvorens over te gaan tot de amputatie van een ledemaat, met alle mogelijke middelen had geprobeerd om de zieke ledemaat te redden, zich bloot aan strafrechtelijke, civielrechtelijke en tuchtrechtelijke vervolging. 10
HOGE RAAD VOOR DE JUSTITIE
Vandaag dreigt hetzelfde risico voor de advocaat die het zich in zijn hoofd zou zetten om ten gronde een rechtsvordering in te stellen of door te drijven alvorens alle niet-dwingende wijzen van preventie, beheersing, en regeling van conflicten te hebben overwogen of geprobeerd. • De gerechtelijke bemiddeling, zoals zij door de wet van 2005 werd ingevoerd, komt nog steeds voor in de wetboeken – wellicht niet meer voor lang – maar wordt nog amper aangewend: wanneer de onderhandeling mislukt wachten de partijen en de advocaten niet, of niet meer, op het uitdrukkelijke verzoek van de rechter om een beroep te doen op de bemiddeling. Vandaag lijkt dat niet meer dan normaal, en dat is beter. * * * Laten wij dan nu de situatie van 2010 onder de loep nemen: • Onderricht over recht en zogenaamde ADR’s (alternative dispute resolutions) of alternatieve wijzen voor conflictoplossing werd niet eerder dan aan de universiteit verstrekt. • De vijfjaarse rechtenstudie was vrijwel uitsluitend gewijd aan de enige wijze van conflictoplossing die werd onderwezen, met name een beroep doen op de rechtbanken! Om het met een medische metafoor te zeggen die mijn grootvader langs vaders kant – een fervent voorstander van bemiddeling - zo graag gebruikte, net alsof de faculteit geneeskunde om alle kwalen te genezen enkel de regels en technieken van de heelkunde zou onderwijzen, zonder te verwijzen naar hygiëne en preventieve en curatieve geneeskunde. Vakken zoals onderhandeling en bemiddeling waren vrijwel steeds optioneel, en werden tijdens het laatste jaar van de rechtenstudie aarzelend aangebracht. En vanuit onder meer hun opleiding en hun lange juridische en gerechtelijke traditie dienden de advocaten bij de uitoefening van hun nobele beroep, wanneer de tegenpartij de brieven van ingebrekestelling die zij in zo agressief mogelijke bewoordingen opstelden niet binnen de vijf dagen beantwoordde, uiteraard systematisch een vordering in voor de rechtbank.
11
HOGE RAAD VOOR DE JUSTITIE
• De rechtbanken kampten met een catastrofale gerechtelijke achterstand, waartegen geregeld de strijd werd aangebonden door in het Gerechtelijk Wetboek sommige bepalingen te wijzigen. De oudsten onder u herinneren zich wellicht nog voor hoeveel deining de afschaffing van artikel 751 zorgde, het artikel waarmee tal van advocaten destijds een haat-liefdeverhouding onderhielden… Om nu de medische metafoor door te trekken, hadden de artsen al hun patiënten die aan griep of constipatie leden systematisch laten opnemen in het ziekenhuis, dan waren de ziekenhuizen - horresco referens - net zo overvol geweest als de rechtbanken. *
* *
De wet van 21 februari 2005, die na een lange zwangerschap met tal van onverwachte wendingen het licht zag, wekte grote hoop bij de uitgesproken en overtuigde voorstanders van de bemiddeling: dertig jaar ervaring in het buitenland, vooral in NoordAmerika en in het Verenigd Koninkrijk leerden dat de bemiddeling maar echt tot ontwikkeling komt wanneer zij door de rechtbanken op actieve wijze wordt aangemoedigd, gepromoot, en zelfs opgelegd. Deze wet bood op wel zeer uitdrukkelijke wijze vrijwel alle rechters de mogelijkheid om een bemiddeling te “bevelen”, om het met het woord uit de wet te zeggen, dat wil zeggen om de partijen, indien zij niet zelf vroegen om een bemiddelaar aan te stellen, de aanbeveling te doen gebruik te maken van bemiddeling. De geboorte en de peutertijd van de wet werden door de FOD Justitie, de balies en de kamers van koophandel met veel publicitair tromgeroffel begeleid. En wat, denkt u, gebeurde er op het terrein in de loop van de vijf jaar en twee maanden tussen de afkondiging van de wet en het colloquium van 2010 waarvan wij vandaag de verjaardag vieren? Bijna niets of toch zó weinig … in verhouding tot de verwachtingen en de hoop van sommigen. Hetzelfde verschijnsel werd overigens vastgesteld in Frankrijk na de wet van 1995 en het toepassingsdecreet van 2006, net als in Oostenrijk na de wet van 2003.
12
HOGE RAAD VOOR DE JUSTITIE
Niettegenstaande de overgrote meerderheid van de rechters had aangegeven intellectueel een grote voorstander te zijn van de praktijk van de bemiddeling, had niet één van hen een bemiddeling “bevolen”. Voor juristen betekent de invoering van de bemiddeling een echte culturele omwenteling, die niet zomaar van de ene dag op de andere door de uitvaardiging van de wet tot stand komt. (In diezelfde periode werd geprobeerd om Irak en Afghanistan in één keer het westerse democratische model op te leggen: de resultaten daarvan zijn ons genoegzaam bekend…). Een omwenteling dus, en wel in tal van opzichten: • De doelstelling van bemiddeling bestaat er niet in om recht te spreken, om te bepalen wie “in rechte” gelijk heeft en wie ongelijk, maar wel om het probleem op te lossen, om vrede te bereiken of te herstellen … • Het centrale concept van “schuld”, “culpa”, verliest terrein aan creatieve, toekomstgerichte oplossingen. • Dat de partijen emoties uiten wordt niet alleen getolereerd maar ook aangemoedigd. • Het vertrouwelijke karakter van het bemiddelingsproces en de praktijk van “caucus”, of afzonderlijke gesprekken van de bemiddelaar met elk van de partijen, vormt een radicale breuk met het heilige principe van de tegenspraak. • De centrale rol is weggelegd voor de partijen zelf, en niet langer voor de rechter en de advocaten. Ik zou zo nog lang kunnen doorgaan … Na een langdurige, gezamenlijke reflectie van GEMME en de HRJ over de vraag waarom de rechters zo weinig bemiddelingen “bevolen” en hoe dat kon worden verholpen, nam de HRJ het initiatief om op 30 april 2010 een colloquium te organiseren, met de duidelijke bedoeling om de daadwerkelijke toepassing van de bemiddeling, onder meer de gerechtelijke bemiddeling, aan te moedigen. Een dag lang debatteerden eminente deelnemers over het thema bemiddeling, dat zij vanuit alle invalshoeken aan een analyse onderwierpen. En… - er zijn geen andere woorden voor - het mirakel geschiedde!
13
HOGE RAAD VOOR DE JUSTITIE
Al de week nadien – het colloquium werd, net zoals vandaag, op een vrijdag georganiseerd – deden de aanwezige magistraten, getroffen door goedgunstigheid, eindelijk afstand van hun schuchtere voorbehoud en stelden zij zeer geregeld bemiddeling voor, in de eerste plaats en vooral tijdens inleidingszittingen en zittingen van kort geding, waarbij zij, in voorkomend geval, bevolen dat de partijen in persoon moesten verschijnen om hen te overtuigen een bemiddelingspoging te aanvaarden. Het aandringen van de rechter botste maar zelden op afwijzing van het voorstel door de partijen …, en heel wat zaken werden op die wijze geregeld. De collega’s die niet op het colloquium aanwezig waren, namen die praktijk al snel over. De advocaten, die vaak sceptisch, verblufd en soms vijandig zijn, voelden aan dat het om een historisch moment ging en sloten zich aan: zij moedigden hun cliënten aan het beginsel van de bemiddeling te aanvaarden, zij volgden de gepaste opleidingen voor hun nieuwe rol en begeleidden de partijen voor, tijdens, en na de bemiddeling … Het duurde niet lang voor ze de aanbeveling van de rechter niet langer afwachtten en ze de “bemiddelingsreflex” verwierven voor de gevallen waarin de noodzakelijk voorafgaande onderhandeling uitmondde in een mislukking of een patstelling … Het is de hoogste tijd dat ik afrond: Geachte dames en heren magistraten, waarde confraters, ik vraag u dan ook om vanaf volgende week te handelen zoals ik daarnet uiteenzette, opdat al het voorgaande realiteit moge worden! De wet bestaat, de structuren zijn voorhanden, honderden bemiddelaars volgden een opleiding en werden door de Federale Bemiddelingscommissie erkend, nu hangt het dus volledig van u af! En, concreet gesproken, hoe dan? Wel, dat is nu precies wat tijdens de werkzaamheden vandaag aan bod zal komen. Ik dank u voor uw aandacht.
14
HOGE RAAD VOOR DE JUSTITIE
Gedachtewisseling “Bemiddeling: geloven en gebruiken” Brussel, 30 april 2010
Mediation naast rechtspraak in Nederland: een andere benadering Nicolien Verkleij vice-president in de rechtbank Den Haag 1. Dank voor de uitnodiging. Ik kom altijd al heel graag in België en dan mag ik ook nog voor zo’n bijzonder en gemengd gezelschap spreken over een onderwerp dat mij zo na aan het hart ligt en daarmee bovendien een bijdrage leveren aan de verdere ontwikkeling van mediation naast rechtspraak in België. In het vervolg van mijn betoog zal ik steeds spreken over mediation, omdat die term als een specifieke vorm van bemiddeling in Nederland is ingeburgerd.
15
HOGE RAAD VOOR DE JUSTITIE
2. Mijn naam is Nicolien Verkleij, ik ben vice-president in de rechtbank Den Haag en voorzitter van de per 1 januari van dit jaar in het leven geroepen landelijke Expertgroep Maatwerk Conflictoplossing. Een mondvol, die ik u ga uitleggen. 3.
Ik zou graag veel willen zeggen over het maatschappelijke belang van het onderwerp van uw colloquium: “Bemiddeling: geloven en gebruiken”. Dat zal ik niet doen, gelet op de andere sprekers in het programma. Ik kan het ook niet beter verwoorden dan de heer Veroughstraete reeds heeft gedaan in het voorwoord van het nieuwe boek van De Bauw en Gayse: Bemiddeling en rechtspraak Hand in Hand. Daarom zal ik mij beperken tot de meer praktische gang van zaken in Nederland. Wel zou ik willen opmerken dat ‘geloven’ mogelijk een wat gevaarlijk woord is in dit verband. Geloof kan immers door non-believers gemakkelijk worden weggezet als iets irrationeels en onwetenschappelijk, dat niet serieus hoeft te worden genomen. Het is waar dat de mensen, in het bijzonder juristen, die kennis hebben gemaakt met de essentie van mediation, door hun enthousiasme soms wat op zendelingen gaan lijken. Het is echter geen kwestie van geloven; de bevindingen uit wetenschappelijk onderzoek naar de effecten van goede communicatie en procedurele rechtvaardigheid, zoals die in mediation worden toegepast, zijn keihard en hebben met geloof niets van doen.
4. De afgelopen zes jaar heb ik als leidinggevende en kamervoorzitter in de strafsector doorgebracht. Als ik iets van het leidinggeven heb geleerd is het wel het belang van verwachtingenmanagement: “Nederland: een geslaagd voorbeeld van bemiddeling” staat in uw programma. Ik zou daar bescheiden aan willen toevoegen dat ook wij nog aan het begin staan, zij het een veelbelovend begin. Daar vertel ik u graag meer over. 5. In de jaren negentig werd een aantal pioniers binnen de rechterlijke macht enthousiast voor mediation, een uit Amerika overgewaaide methode van conflictoplossing. Zij bundelden hun krachten, wisten anderen van het belang van deze methode te overtuigen en zo kreeg in 1999 het Landelijk Bureau Mediation naast Rechtspraak – destijds nog in projectvorm – gestalte, met Machteld Pel, velen onder u wel bekend, als directeur. Deze organisatorische stap is van groot belang geweest. Het LBM heeft onder de bezielende leiding van Machteld aanvankelijk bij een aantal gerechten pilots uitgevoerd, die nauwkeurig wetenschappelijk werden gevolgd en onderzocht. Met de bevindingen werden volgende stappen aangepast, en zo is uiteindelijk in de periode van 2005-2007 bij alle gerechten een verwijsvoorziening geïmplementeerd. Nu dit belangrijke doel was bereikt, is het bureau op 31 december 2009 opgeheven. In het laatste jaar van zijn bestaan zijn ruim 4170 zaken vanuit de
16
HOGE RAAD VOOR DE JUSTITIE
rechtspraak naar een mediator verwezen, met een geheel of gedeeltelijk slagingspercentage van 58 % (50 respectievelijk 8). Dit alles is gebeurd zonder dat er eerst voorzieningen in de wet waren getroffen. De Nederlandse wetten gaven voldoende ruimte om zonder nadere voorziening verwijzing naar mediation in te passen in de procedures. Op dit moment wordt overigens wel aan wetgeving gewerkt. Ik weid daar nu niet verder over uit. 6. Er zijn meer stappen gezet in het kader van de organisatie: Als onderdeel van de verwijsvoorziening zijn bij ieder gerecht een of meer mediationfunctionarissen aangesteld, mensen op het niveau van juridisch medewerker, die –veelal naast hun bestaande werk– tot taak hebben contact met de mediatiors op de lijst te onderhouden, mensen die ter zitting voor mediation hebben gekozen te begeleiden in de keuze voor een mediator, het maken van afspraken, het bewaken van termijnen, het bijhouden van gegevens voor onderzoek. Daarnaast is er bij elk gerecht een rechter of raadsheer aangesteld als mediationcoördinator, die op iets meer afstand van de dagelijkse praktijk de gang van zaken volgt. De mediationfunctionarissen hebben tweemaal per jaar een landelijke vergadering, evenals de coördinatoren. Daar worden organisatorische moeilijkheden besproken, best practices uitgewisseld e.d. Voorts is in samenwerking met de Raad voor Rechtsbijstand, die verantwoordelijk is voor het toevoegen van een rechtshulpverlener aan mindervermogende rechhtzoekenden, een lijst met mediatiors opgesteld die voldoen aan gestelde eisen van opleiding en ervaring op bepaalde vakgebieden. Het gaat om gecertificeerde NMI-mediators, die aan extra ervaringseisen moeten voldoen. Dit is een belangrijke voorwaarde om rechters het vertrouwen te geven dat “hun” zaak bij een verwijzing in goede handen komt. Het Nederlands Mediationinstituut (NMI) dat beoogt de kwaliteit van mediators te waarborgen, is pleitbezorger van de zogeheten faciliterende stijl; dat wil zeggen dat de mediator niet inhoudelijk adviseert of beslist. Dit is in Nederland ook de meest voorkomende stijl en in die zin is er een vrij grote eenduidigheid over wat mediation inhoudt. Dat is een voordeel ten opzichte van sommige andere landen zoals de VS, omdat iedereen over ongeveer hetzelfde spreekt. 7. Tot zover de hoofdlijnen van de organisatie van de verwijsvoorziening, waarbij ik nog graag opmerk dat er de laatste tien jaren in de rechterlijke organisatie, geheel los van de medationvoorziening, wijzigingen in de structuur hebben plaatsgevonden. Alle gerechten –behalve de allerkleinste– zijn onderverdeeld in sectoren, waarvan de voorzitters zitting hebben in het bestuur van de rechtbank. De sectoren zijn weer verdeeld in teams of afdelingen met een teamleider, die verantwoordelijk is voor het voeren van jaarlijkse functioneringsgesprekken met
17
HOGE RAAD VOOR DE JUSTITIE
alle medewerkers – ook rechters – in zijn of haar team en het organiseren van jurisprudentieoverleg en teamvergaderingen. Dit heeft het goed functioneren van de individuele rechter bevorderd en daarmee de kwaliteit van de organisatie als geheel. De initiële opleidingen zijn aanzienlijk beter gestructureerd, maar ook bij ervaren rechters wordt gericht aandacht besteed aan opleiding, intervisie, carrièreplanning, het verbeteren van minder sterke punten in het optreden ter zitting of de samenwerking met collega’s. Ik vermeld dit, omdat deze structuur de opleiding van rechters en de ondersteunende medewerkers ook op het gebied van medation heeft vergemakkelijkt. 8.
Inhoudelijk is namelijk voor het succes van de doorverwijzing in Nederland tot nu essentieel geweest dat er vanaf 2000 doorverwijscursussen zijn georganiseerd voor rechters en juridisch medewerkers, waar voorlichting werd gegeven over wat mediation is en wat het verschil is met de wijze waarop de rechter in het algemeen met partijen spreekt. Veel gerechten hebben deze trainingen verplicht gesteld en daarin wordt duidelijk gemaakt dat het bij mediation draait om: • uitvinden welke belangen achter de standpunten schuilgaan: waar gaat het echt om? • vertaling van verwijten naar wensen; • en van wat fout ging in het verleden naar wat nog goed kan gaan in de toekomst.
Ook worden daarvoor essentiële vaardigheden geoefend: het stellen van open vragen om uit te vinden waar de werkelijke belangen van partijen liggen, bijvoorbeeld, en positief heretiketteren. Het vergt luisteren op een nieuwe manier en kijken met andere ogen; letten op non-verbale uitingen, een open, nieuwsgierige, minder normatieve houding innemen ten aanzien van wat mensen zeggen. Dat is echt een nieuwe benadering voor veel juristen! En heel moeilijk voor mensen wie geleerd is en die gewend zijn zich op de inhoud (en in verband daarmee op het verleden) te richten. Ik spreek uit ervaring! Maar als je het eenmaal onder de knie krijgt, is het zoveel bevredigender voor alle procespartijen. Uit onderzoek is gebleken dat partijen veel tevredener zijn met de uitkomst van een procedure als het werkelijke probleem tijdens een zitting op tafel is gekomen. 9.
Het belang van deze voorlichting en van werkelijk begrip van het verschil met een juridische procedure is hierin gelegen dat rechters in het algemeen buitengewoon consciëntieuze mensen zijn, die zich verantwoordelijk voelen voor de zaken die partijen aan hen toevertrouwen. Dat is natuurlijk goed; dat moet ook vooral zo blijven. Er staat in het algemeen veel op het spel. Het is dan ook geen wonder dat rechters een zaak niet snel uit handen zullen geven. Zij zullen dit alleen doen als zij ervan overtuigd zijn dat een ander met deze partijen tot een betere oplossing kan 18
HOGE RAAD VOOR DE JUSTITIE
komen dan een schikking of een einduitspraak die zij zelf kunnen bereiken. En dat geldt in dezelfde mate voor advocaten. Ook zij willen in het belang van hun cliënt zeker zijn dat een verwijzing iets kan toevoegen. Als dat het geval is, blijken zij in het algemeen loyaal mee te werken aan mediation en daarin vaak een vruchtbare rol te spelen. Wij merken nu hoe belangrijk het is dat de aandacht voor deze trainingen beklijft. Er komen in hoog tempo steeds nieuwe rechters bij en het onderwerp kan snel wegzakken in de dagelijkse routine. Het is dus zaak geregeld terugkomdagen te organiseren om de aandacht voor mediation vast te houden. Overigens zijn de deelnemers in het algemeen zeer enthousiast, omdat het hen perspectief biedt op een aanzienlijk bevredigender bespreking van de zaken met partijen, ook voor henzelf. De weerstand die in de jaren tot 2007 nog wel werd ervaren, is inmiddels vrijwel verdwenen. Vermoedelijk hangt dit ook samen met het feit dat geschilbeslechting op maat sindsdien een uitdrukkelijke doelstelling van de rechtspraak is geworden.
10. Inmiddels heeft er overigens een verschuiving plaatsgevonden in het karakter van de training. De term “Doorverwijzing” wordt nog wel gebruikt, maar strikt genomen is er natuurlijk geen sprake van doorverwijzing door de rechter. Niets moet en een goede schikking kan ook een uitstekende oplossing zijn. Daarom zijn de trainingen nu “Conflictdiagnose” gedoopt en wordt de rechters geleerd om samen met partijen expliciet uit te vinden en vast te stellen wat voor soort conflict tussen hen speelt, welke aspecten daarin een belangrijke rol spelen en welke afdoeningsmethode voor dit geschil het meest geëigend is. Dit betekent dus dat de verantwoordelijkheid voor de keuze van die afdoeningsmethode in eerste instantie bij partijen wordt gelegd. Ook dit is een moeilijk punt voor rechters! Toch is het erg belangrijk met partijen door te nemen wat hun belangen zijn bij een bepaalde methode; moet het snel, is geld van belang, speelt er meer, zijn er nog andere partijen bij betrokken? Dit voorkomt onnodige verwijzingen naar mediation, want die kunnen een verspilling zijn van tijd, geld en energie. Juiste verwijzing verhoogt ook de slagingspercentages. 11. In wat ik zojuist heb opgemerkt over de rechter, komt mede naar voren wat voor partijen belangrijk is: • voldoende inzicht en dus goede voorlichting over wat mediation is; • door goede vragen van de rechter inzicht krijgen in de aspecten van hun eigen geschil; • keuzevrijheid, dus meebeslissen over wat de meerwaarde van mediation in hun geschil zou kunnen zijn ten opzichte van het verkrijgen van een vonnis of het bereiken van een schikking op de zitting. Dit beïnvloeden van de afdoenings19
HOGE RAAD VOOR DE JUSTITIE
methode verhoogt ook hun gevoel van rechtvaardigheid over de procedure, en daarmee de acceptatie van de uitkomst. Succesindicatoren daarbij zijn de wens de oplossing van het conflict in eigen hand te houden en besparing van tijd en/of kosten. 12. Ook in Nederland weten wij niet wat de toekomst zal brengen. Zoals gezegd is eind 2009 het LBM opgeheven. De Expertgroep Maatwerk Conflictoplossing heeft tot taak de aandacht voor mediation naast rechtspraak levend te houden en nieuwe ontwikkelingen te stimuleren en onderzoeken. De Expertgroep heeft geen eigen budget en aanzienlijk minder tijd en ondersteuning ter beschikking dan het LBM. Het zwaartepunt ligt nu bij de gerechten zelf en het is afwachten wat dit voor de verwijzingen zal betekenen. Wat op dit moment spannend is, is dat tot eind 2010 door het Ministerie van Justitie een stimuleringsbijdrage wordt verstrekt, die inhoudt dat de eerste twee uur mediation voor partijen geen kosten meebrengen; vooral belastingrechtelijke geschillen worden veelal binnen die twee uur opgelost (totale kosten ongeveer € 600.000,-- per jaar). Ik hoef u hier niets te vertellen over Nederlanders en geld; wij weten allemaal waaraan wij de uitvinding van het koperdraad te danken hebben! Het is dan ook de vraag hoe de afschaffing van deze bijdrage het aantal verwijzingen zal beïnvloeden; de indruk bestaat dat tenminste een deel van de verwijzingen door deze bijdrage inderdaad zeer is gestimuleerd. Toch ben ik niet al te pessimistisch; uit de onderzoeken is gebleken dat een keuze voor mediation veelal om andere dan financiële motieven plaatsvindt. Bovendien bestaat de indruk dat er nog veel meer geschikte zaken zijn voor verwijzing naar mediation dan die nu worden doorverwezen. De verwachting is dat met meer en gerichtere opleiding van rechters en ondersteuners deze zaken vaker tot een verwijzing zullen leiden. 13. Ik kom bijna aan het einde van mijn betoog, maar ik maak nog een klein, persoonlijk uitstapje. Zoals ik u vertelde heb ik de afgelopen zes jaar het strafrecht beoefend. Mediation in strafzaken, ook wel herstelbemiddeling genoemd, staat in Nederland –anders dan in uw land– nog in de kinderschoenen en daar hebben wij nog veel werk te doen. Voorafgaand aan mijn verblijf in de strafsector heb ik zeven jaar civiele zaken behandeld en vanaf 10 mei a.s. zal ik dat weer gaan doen. Mijn liefde voor mediation is ontstaan tijdens de comparities in de civiele sector. Mensen kwamen soms bijna grommend binnen, elkaar bij de achternamen noemend, en gingen handenschuddend en schouderkloppend weer weg als Jan en Marie. Vaak kwamen zij mij dan bedanken, terwijl ik mij er niet van bewust was wat mijn rol was 20
HOGE RAAD VOOR DE JUSTITIE
in dit geheel. Daar wilde ik meer van weten. Daaom heb ik in 2003 een intensieve mediationopleiding gevolgd en vanaf 2005 ben ik als rechter-trainer voor het LBM de eerdergenoemde trainingen gaan geven. 14. De mediationopleiding heeft niet alleen mijn professionele bestaan, maar ook mijn persoonlijke leven veranderd. De sleutel voor die verandering is gelegen in de inzichten die ik heb verworven ten aanzien van menselijke communicatie in het algemeen en met betrekking tot mijn eigen manier van met confrontaties en conflicten omgaan in het bijzonder. Ik heb het inzicht verworven dat een conflict geen statische toestand is, maar een dynamisch en voortgaand proces. Men kan niet alleen van gedachten veranderen, maar ook van gevoelens. Nog steeds vind ik het merkwaardig dat juristen, die hun dagen veelal slijten door geschillen en conflicten van anderen te hanteren, in hun opleiding in het algemeen niets te horen krijgen over de aard van conflicten en over de psychologische mechanismen en wetmatigheden waar ieder mens in een conflictsituatie mee te maken krijgt. Daar is dus nog veel werk te doen. 15. Want dit is waar het allemaal om draait: het belang van een echt goed, geïnteresseerd gesprek van de rechter met partijen, leidend tot werkelijke verbinding tussen de maatschappelijke werkelijkheid en het recht. Ik doe een beroep op de hier aanwezige beleidsmakers om stappen in die richting te ondernemen. De pioniers op het gebied van mediation wens ik veel succes toe! Ik dank u zeer voor uw aandacht.
21
HOGE RAAD VOOR DE JUSTITIE
22
HOGE RAAD VOOR DE JUSTITIE
Gedachtewisseling “Bemiddeling: geloven en gebruiken” Brussel, 30 april 2010
Presentatie van de concrete regelingen voor de toepassing van bemiddeling door de gerechtelijke actoren en de factoren die de ontwikkeling van het gebruik van bemiddeling in het Verenigd Koninkrijk hebben mogelijk gemaakt ANDREW GOODMAN, Advocaat en bemiddelaar bij het CEDR, professor Conflict Management and Dispute Resolution Studies, Rushmore University, gastdocent Dispute Resolution, UCL en SOAS, University of London, directeur, RICS Accredited Mediator Training, secretaris van de Standing Conference of Mediation Advocates
23
HOGE RAAD VOOR DE JUSTITIE
Van oudsher heeft bemiddeling in het Verenigd Koninkrijk zich ontwikkeld als een open commerciële markt zonder regelgeving en zo goed als geen richtlijnen van de staat. Dit is nu aan verandering toe omwille van de uitvoering van de Europese Richtlijn. Van oudsher was de staat veeleer een waarnemer en gebruiker dan een organisator van bemiddelingsdiensten. De steun van de staat voor het gebruik van bemiddeling in familiezaken na 1996 en in burgerlijke en handelszaken na 1999 heeft geleid tot een concrete toename van zowel de bewustwording als het gebruik. Een toonaangevend verslag van de huidige stand van zaken op gebied van bemiddeling in het Verenigd Koninkrijk werd door Sir Henry Brooke overhandigd aan de academische commissie van het Centre for Effective Dispute Resolution (CEDR, centrum voor doeltreffende geschiloplossing) in januari 2010. Een groot deel van dit verslag geeft inzicht in de toepassing van bemiddeling door de gerechtelijke actoren en de factoren die de ontwikkeling van het gebruik van bemiddeling in het Verenigd Koninkrijk mogelijk hebben gemaakt. Bovendien wordt in bemiddelingskringen in het Verenigd Koninkrijk met interesse uitgekeken naar de imminente publicatie van de halfjaarlijkse statistieken van de sector door het CEDR voor zijn audit.
Bemiddeling in familiezaken in het Verenigd Koninkrijk De mogelijkheid tot bemiddeling in familiezaken werd gecreëerd halverwege de jaren 1980. De inwerkingtreding van de Family Law Act 1996 (wet familierecht) in 1997 betekende een doorbraak op dit gebied en er werden publieke fondsen ter beschikking gesteld via de Legal Services Commission (LSC of commissie juridische diensten). De bemiddelingstechnieken die in het Verenigd Koninkrijk gebruikt worden door de bemiddelaars in familiezaken verschillen nogal wat van het standaard bemiddelingsmodel dat wordt toegepast in burgerlijke en handelszaken. De partijen blijven gewoonlijk in dezelfde kamer als de bemiddelaar doorheen de procedure, zoals ook het geval zou zijn bij de ICC of volgens het handelsmodel van Harvard. Bijna altijd is dit voor partijen een vrij emotionele gebeurtenis. De bemiddelingsprocedure is gewoonlijk gespreid over een aantal sessies (gewoonlijk tussen 3 en 5) van elk ongeveer negentig minuten, met een periode tussen twee sessies van 4 à 5 weken. Omdat hier veel geld van de belastingbetaler mee gemoeid is, is er uiteraard veel meer toezichthoudende controle. Bemiddelaars in familiezaken moeten “erkend” zijn om te mogen werken met gesubsidieerde partijen. Deze erkenning kunnen zij verkrijgen door een portfolio voor te leggen voor competentiebeoordeling, gewoonlijk na een minimum van 40 praktijkuren. Er zijn heel wat minder onafhankelijke organisaties bij betrokken dan in burgerlijke zaken. Er bestaat een National Family Mediation Service (nationale dienst voor bemiddeling in familiezaken) met 47 aangesloten dienstverleners in Engeland en Wales. Al deze dienst-
24
HOGE RAAD VOOR DE JUSTITIE
verleners zijn verenigingen zonder winstoogmerk die overeenkomsten hebben met de LSC. Er bestaat ook een Family Mediation Association, Resolution (vereniging voor bemiddeling in familiezaken, geschiloplossing; de huidige benaming voor de vereniging van advocaten familierecht), de ADR-groep (ADR staat voor Alternative Dispute Resolution of alternatieve geschiloplossing), een panel van bemiddelaars in familiezaken binnen The Law Society (vereniging van ‘solicitors’) en tot slot het College of (Family) Mediators (college van bemiddelaars (in familiezaken)) . Dit is het vroegere UK College of Family Mediators. De naam werd gewijzigd toen de activiteiten werden uitgebreid tot het vastleggen van normen voor bemiddelaars in de gemeenschap en de werkplaats. In het verleden hebben er zich in de wereld van bemiddeling in familiezaken afsplitsingen voorgedaan. Sinds einde 2007 is er een nieuwe Family Mediation Council (FMC, raad voor bemiddeling in familiezaken) die als leden enkel de zes grote bovenvermelde organisaties telt. Er zijn geen individuele leden. Een van zijn opdrachten is het vastleggen en handhaven van een stel professionele praktijken en opleidingsnormen voor alle bemiddelaars in familiezaken. Elk lid van de zes leden-organisaties dient deze normen na te leven en de organisaties zelf dienen de prestaties van hun leden te regelen en te controleren. Het werk van bemiddelaars in familiezaken wordt enkel door de LSC gesubsidieerd indien die bemiddelaars werken via een bemiddelingsdienst die bij de LSC aangesloten is en het kwaliteitskenmerk van de LSC draagt. Dit kwaliteitskenmerk schrijft voor dat elke bemiddelaar die gesubsidieerde bemiddelingsdiensten aanbiedt, aangesloten moet zijn bij een van de FMC-leden. Dit is niet van toepassing op niet-gesubsidieerde bemiddeling in familiezaken maar de FMC zou over de hele linie graag gelijkaardige normen willen zien zodat bemiddelaars in familiezaken onderworpen zijn aan dezelfde regels. Alle organisaties voor bemiddeling in familiezaken, met uitzondering van Resolution en The Law Society tellen onder hun leden niet enkel advocaten maar ook therapeuten, sociale assistenten, gezondheidswerkers en opvoedkundigen. Er zijn veel spanningen geweest doorheen de jaren in de gemeenschap van bemiddeling in familiezaken maar dit is nu hopelijk verleden tijd.
Gemeenschaps- en burenbemiddeling Gemeenschaps- en burenbemiddelaars zijn werkzaam in de sector van de liefdadigheid of voor de plaatselijke overheid. Minstens 134 organisaties zijn geheel of gedeeltelijk betrokken bij gemeenschapsbemiddeling. Een private onderneming, Mediation UK, trad vroeger op als nationale overkoepelende organisatie voor 120 verschillende verleners van gemeenschapsbemiddelingsdiensten.
25
HOGE RAAD VOOR DE JUSTITIE
Zij had een zeer nuttige website waarop men een plaatselijke organisatie kon opzoeken. Drie jaar geleden ging deze onderneming echter in vereffening en werd nooit vervangen. Een van de achtergebleven zaken is een adressenbestand van bemiddelaars in het Verenigd Koninkrijk, met een database waarin men sommige van deze dienstverleners kan opzoeken. Vorig jaar nam het College of Mediators een aanvang met het opstellen van normen voor gemeenschapsbemiddelaars. Momenteel voldoen reeds 100 leden aan deze normen. In 2009 is het LSC gestopt met het verlenen van het kwaliteitslabel aan gemeenschapsbemiddelaars. Er zijn verscheidene uitstekende verleners van gemeenschapsbemiddelingsdiensten. Er zijn verscheidene vernieuwende programma’s. Er zijn bemiddelingsexperimenten aan de gang met leerlingen onderling in scholen, met herstelrechtspleging in samenwerking met plaatselijke strafrechtbanken, in en tussen etnische gemeenschappen en zelfs in de onderwereld. Gemeenschapsbemiddelaars zijn vaak vrijwilligers die hun diensten kosteloos aanbieden. Burenruzies gaan vaak over lawaai of begrenzingen en muren. Als deze geschillen niet in de kiem gesmoord worden, kunnen ze escaleren tot een rechtszaak. Bij kwetsbare en achtergestelde gemeenschappen hebben bemiddelaars vaak een beter inzicht nodig van de sociale context dan de gewone burgerlijke bemiddelaars, vooral als er diversiteitskwesties mee gemoeid zijn of geschillen betreffende betrokkenheid bij de gemeenschap. In de wereld van de gemeenschapsbemiddeling heersen er spanningen tussen advocaten en niet-advocaten. De wereld van de gemeenschapsbemiddeling is erg verdeeld. Sommige van deze organisaties voelen zich vrij geïsoleerd. Zij ondervinden vaak ernstige financieringsproblemen wat het moeilijk maakt om personeel te vinden en te houden. Zij kunnen vaak niet steunen op regelmatige inkomsten jaar na jaar. Sommige onder hen ontvangen veel of weinig financiering van de lokale overheid. Sommige hebben dienstverleningsovereenkomsten voor verstrekking van bemiddelingsdiensten aan verscheidene organisaties in hun gebied, zoals onderwijs- of gezondheidsautoriteiten. Wandsworth Mediation, bijvoorbeeld, is een dienst die geen steun krijgt van de lokale overheid maar zij hebben burgerlijke en handelsbemiddelaars in hun rangen die hun erelonen afstaan ter financiering van andere onderdelen van hun bemiddelingsdiensten, zoals gemeenschaps- en buurtbemiddeling. Deze diensten kunnen vaak geen goede bemiddelingsopleiders betalen. Zij staan zelf in voor hun opleiding. Vaak, maar niet altijd, is deze van zeer goede kwaliteit. Bij gemeenschapsbemiddeling worden vaak een beroep gedaan op mede-bemiddelaars, zodat men van elkaar leert. Vaak zijn er zeer goede regelingen voor mentorschap, feedback en toezicht, met een aanzienlijk voortdurend opleidingsprogramma. Naast de wereld van de gemeenschapsbemiddeling, is er ook nog Law Works, een onafhankelijke liefdadigheidsinstelling die werkzaam is overal in Engeland en Wales. Dit
26
HOGE RAAD VOOR DE JUSTITIE
is een uitstekend en lang niet voldoende gebruikt hulpmiddel. Deze organisatie heeft meer dan 150 bemiddelaars op de lijst staan. Deze zijn allen opgeleid als burgerlijke en handelsbemiddelaars en zijn bereid om bemiddelingsdiensten pro bono aan te bieden aan mensen die geen bemiddelaar kunnen betalen, maar hun bereidwilligheid wordt lang niet voldoende benut.
Bemiddeling op de werkplaats Bemiddeling op de werkplaats moet onderscheiden worden van tewerkstellingsbemiddeling, waar de hulp van bemiddelaars wordt ingeroepen als de relatie volledig vastgelopen is en de procedure voor de arbeidsrechtbank werd opgestart. Bemiddelaars op de werkplaats worden verzocht om te helpen bij het oplossen van geschillen op de werkplaats vooraleer de zaak escaleert. Hier kunnen zich spanningen voordoen tussen advocaten en niet-advocaten. Toen de Employment Act 2008 (wet tewerkstelling) in werking trad in 2009, heeft de overheid een registratieprogramma ingevoerd voor bemiddelaars op de werkplaats. Dit programma is verplicht voor wie gebruik wenst te maken van de gesubsidieerde Advisory Conciliation and Arbitration Scheme (ACAS, adviesprogramma voor verzoening en arbitrage) en identificeert en promoot goed gereglementeerde organisaties. Op dit ogenblik kunnen dienstverleners zich registreren vanaf het ogenblik dat ze twee leden hebben. Er zijn op dit ogenblik 37 geregistreerde bemiddelingsdienstverleners voor de werkplaats. 27 onder hen zijn ook erkend als burgerlijke/handelsbemiddelaars. Er werd nog niet in die mate gebruik gemaakt van werkplaatsbemiddeling als sommigen hadden gehoopt. Integendeel, sinds april 2009 werden meer zaken verwezen naar arbeidsgerechten, niet minder. Het is mogelijk dat de recessie hier een rol in heeft gespeeld. Opleiders werkplaatsbemiddeling promoten nu omvormingscursussen voor opgeleide burgerlijke/handelsbemiddelaars.
Noord-Ierland Het is begrijpelijk dat de afgelopen jaren gemeenschapsbemiddeling een zeer belangrijke rol heeft gespeeld in de provincie Noord-Ierland. Een in 1985 georganiseerde workshop over het gebruik van bemiddelingsvaardigheden bij conflicten heeft geleid tot de oprichting van een overkoepelende organisatie die haar naam een aantal keren gewijzigd heeft. Op dit ogenblik heet deze organisatie Mediation Northern Ireland. Een van haar kernactiviteiten is het verlenen van bemiddelings- en opleidingsdiensten van goede kwaliteit. Deze organisatie heeft heel wat subsidies kunnen aantrekken van on-
27
HOGE RAAD VOOR DE JUSTITIE
der andere openbare overheden, zoals bijvoorbeeld van de gedecentraliseerde overheid van Noord-Ierland. Burgerlijke en handelsbemiddeling bevinden zich in een minder ver ontwikkeld stadium in Ulster. De Noord-Ierse rechtbanken werken nog steeds volgens de grotendeels niet hervormde gerechtelijke regels en er wordt in de praktijkregels niet dezelfde nadruk gelegd op de noodzaak om de mogelijkheden van de verschillende oplossingstechnieken in elke fase van de gerechtelijke procedure te onderzoeken. In december 2009 heeft de CEDR een presentatie gegeven in Belfast voor rechters en ervaren advocaten. De meeste hogere rechters van de provincie waren aanwezig onder leiding van de Lord Chief Justice van Noord-Ierland. Hopelijk volgen er nu snel ontwikkelingen daar. Er is geen regeling voor de registratie of erkenning in Noord-Ierland van bemiddelaars op burgerlijk en handelsvlak.
Schotland In Schotland heeft de gedecentraliseerde overheid ook fondsen voorzien ter ondersteuning van de promotie van bemiddeling. Overleg in 2006 heeft geleid tot de oprichting van het Scottish Mediation Register (Schots bemiddelingsregister), onder toezicht van een onafhankelijke Standards Board (Normraad) en onder leiding van personeel van het Scottish Mediation Network (Schots bemiddelingsnetwerk). De Normraad houdt zich bezig met elk type bemiddeling in Schotland en stelt de normen vast voor de toelating van individuele Schotse bemiddelaars op het register. Deze Raad telt tien leden: drie onder hen vertegenwoordigen bemiddelaars of leveranciers van bemiddelingsdiensten, drie andere zijn vertegenwoordigers van gebruikers of cliënten van bemiddelingsdiensten of vertegenwoordigers van het openbaar belang. In de Raad zetelt ook een Schotse rechter. Twee leden hebben ervaring met het opstellen van normen in een andere context en twee leden zijn academici. Deze academici zijn iemand van de rechtsfaculteit van Aberdeen University en een sociaal wetenschapper van Stirling. In Schotland bestaat er een regeling waarbij bemiddelaars door de toezichthouder worden voorzien van een kenteken (“badging”). Bemiddelaars in een specifieke sector die voldoen aan de minimumvereisten krijgen van de toezichthouder het kenteken van bemiddelingsdeskundige in geschillen van een bepaald type. Voor bemiddeling in familiezaken kan dit gebeuren door Relationship Scotland. Voor gemeenschapsbemiddeling gebeurt dit door het Scottish Mediation Centre (Schots centrum voor bemiddeling). Het College of Mediators (college van bemidde-
28
HOGE RAAD VOOR DE JUSTITIE
laars) kan eveneens deze kentekens uitdelen en CORE Solutions Group en Catelyst Mediations werden goedgekeurd als toezichthouders die kentekens kunnen uitreiken voor de burgerlijke/handelsbemiddeling. De website toont een aanvraag door het Chartered Institute of Arbitrators (erkend instituut van scheidsrechters) als toezichthouder die kentekens kan uitreiken. Het register is een algemeen register dat open staat voor alle bemiddelaars die minstens 30 uur opleiding en rollenspel hebben gevolgd, inclusief minstens 15 uur actieve betrokkenheid bij rollenspelen gevolgd door een formele beoordeling en ten minste twee bemiddelingssessies van minstens zes uur gevolgd als mede-bemiddelaar. De geregistreerde bemiddelaar moet ook minstens 12 uur voortdurende praktijkontwikkeling per jaar ondernemen en verklaren dat hij/zij de Code of Practice for Mediation in Scotland (praktijkcode voor bemiddeling in Schotland, die ontwikkeld werd in samenwerking met en goedgekeurd werd door de Raad van het Scottish Mediation Network) naleeft. Elke bemiddelaar moet ook een geschreven procedure voor de behandeling van klachten hebben alsook een gepaste verzekering. Naast een algemene praktijkcode voor bemiddeling in Schotland, heeft het Scottish Mediation Network eveneens een richtlijn opgesteld over klachtenbehandeling en twee richtlijnen met betrekking tot bemiddeling tussen leerlingen op school - een voor opleiders en een voor bemiddelaars. Geregistreerde bemiddelaars kunnen het logo van een of meerdere toezichthouders die kentekens kunnen uitreiken op hun website toevoegen als ze kunnen verklaren dat ze aan de bijkomende door de toezichthouder in kwestie vereiste normen voldoen. Zij mogen ook het logo van het Scottish Mediation Register gebruiken op hun marketingmateriaal. Schotland heeft heel wat minder bemiddelaars en dienstverleners van bemiddelingsdiensten dan Engeland en Wales. Deze registratieregeling nam een aanvang met een programma voor de registratie van individuele bemiddelaars die kunnen verklaren dat ze voldoen aan bepaalde minimumnormen. In 2009 heeft de Normraad eveneens regelingen goedgekeurd voor de registratie van dienstverleners van bemiddelingsdiensten. Het gebruik ervan verloopt echter traag. In september stelde het Civil Justice Review (beoordeling van de burgerlijke rechtspleging) van Lord Gill vast dat procesvoerende partijen een meer positieve houding hebben tegenover bemiddeling en andere vormen van alternatieve geschiloplossing dan ondervraagden uit de juridische sector. Hij suggereerde dat “een rechtszaak niet alles levert wat mensen zoeken in een geschiloplossingsprocedure en men verlangt dat het burgerlijk gerechtelijke systeem een bredere waaier aan mogelijkheden biedt.”
29
HOGE RAAD VOOR DE JUSTITIE
Burgerlijke en handelsbemiddeling in Engeland en Wales 1989 is het jaar dat burgerlijke/handelsbemiddeling in Engeland voet kreeg. Een Amerikaans en een aantal Engelse advocaten zagen hoe het eraan toe ging in de Verenigde Staten en Canada en wilden dit ook hier doen. Op dat ogenblik was alternatieve geschiloplossing reeds gevestigd als onderwerp voor ernstige academische studie aan universiteiten van de Verenigde Staten. In 1989 werden de CEDR en de ADR Group opgericht en tegen het begin van de jaren negentig waren handelsrechters reeds bezig met het schorsen van zaken om te zien of ze buitengerechtelijk konden worden opgelost met alternatieve geschiloplossing zoals bemiddeling. De studie van Lord Woolf over toegang tot justitie (Access to Justice) in 1994-6 werd toegejuicht door voorstanders van alternatieve geschiloplossing. Zijn filosofie werd vertaald in de Civil Procedure Rules (of CPR, regels voor de burgerlijke procedure) in 1999 volgens welke partijen verplicht zijn om samen te werken en mee te werken met het gerecht om te komen een oplossing. Zij geven de rechtbank ook de bevoegdheid om het gedrag van partijen in aanmerking te nemen bij de beslissing omtrent de kosten. In de zaak Dunnett v Railtrack van 2002, stelde het hof van beroep van Engeland en Wales dat een partij bij de beroepsprocedure de suggestie van de rechtbank om bemiddeling te proberen, niet zomaar zonder reden van tafel kon vegen. In 2004, in de zaak Halsey v Milton Keynes NHS Trust, stelde een andere samenstelling van de rechtbank de basisregels vast die vandaag nog steeds gelden. Rechtbanken kunnen bemiddeling misschien wel zeer sterk aanmoedigen, maar echter niet opleggen (uit angst in strijd te zijn met artikel 6 van het EVRM).
De opkomst van de Civil Mediation Council in het Verenigd Koninkrijk Het landschap van de burgerlijke bemiddeling was volledig verdeeld en in bepaalde mate, blijft dit zo. In 2002 werden leidinggevende dienstverleners in burgerlijke en handelsbemiddeling overhaald tot een bijeenkomst onder leiding van de gepensioneerde rechter Sir Brian Neill om te bespreken hoe deze gemeenschap een eenstemmig gemeenschappelijk front kon vormen in de promotie van burgerlijke en handelsbemiddeling en ook om met gezag en kennis van zaken te onderhandelen met de overheid en andere partijen. Dit heeft geleid tot de oprichting van een tijdelijke commissie waarvan de bijeenkomsten hebben geleid tot de vaststelling van de statuten voor de Civil Mediation Council (raad voor burgerlijke bemiddeling) in december 2003. De verslagen van deze bijeenkomsten worden op de website van de CMC geplaatst en weerspiegelen de wijze waarop het debat op dat ogenblik werd gevoerd. De nieuw aangenomen statuten schreven een paritair samengestelde raad voor van 30
HOGE RAAD VOOR DE JUSTITIE
vijf verkozen dienstverleners en vijf verkozen individuele bemiddelaars. In deze raad zetelen ook vertegenwoordigers van de Bar Council en The Law Society (de beroepsverenigingen van barristers respectievelijk solicitors), van twee ministeries (het voormalige Department for Constitutional Affairs of DCA – nu het ministerie van Justitie, en het ministerie voor handel en industrie) en twee verkozen academici. De Raad kiest zijn voorzitter die gewoonlijk, doch niet noodzakelijk, een gepensioneerde rechter is.
Het Public Service Agreement van de DCA Na 2000 werd grote druk uitgeoefend op het Department of Constitutional Affairs (DCA) door het ministerie van Financiën. Tijdens de bezuinigingsmaatregelen van 2002 weigerde het ministerie om de broodnodige uitgaven goed te keuren in de volgende fase van het IT-moderniseringsprogramma voor burgerlijke en familierechtbanken. Integendeel, met het zogenaamde Public Service Agreement (PSA of overeenkomst openbare diensten) met de DCA, werd van deze dienst geëist dat hij het aantal zaken verminderde dat bij de rechtbank werden aangebracht voor een oplossing alsook het aantal zittingen. De vertegenwoordiger van deze dienst bracht de Raad van de CMC regelmatig op de hoogte over wat een commissie onder de naam PSA3 zoal deed om deze doelstellingen te bereiken. De promotie van bemiddeling speelde een belangrijke rol in de strategie van de dienst op een ogenblik dat de markt van de procesvoering er niet helemaal klaar voor was. In de eerste jaren van de CMC waren er twee gelijktijdige processen aan de gang. Aan de ene kant was de DCA bezig met het uitwerking van de beste manier om bemiddeling te promoten zowel in gevallen waarin een gerechtelijke procedure reeds begonnen was en de rechtbank bemiddeling aanmoedigde, als gevallen waarin geen procedure was opgestart maar waarbij een van de partijen bij een geschil bemiddeling wenste maar niet wist waar begonnen. De dienst begon met een National Mediation Helpline (nationale hulplijn voor bemiddeling), een telefonische dienstverlening die werd uitbesteed aan een bemiddelingsdienstverlener in de buurt van Taunton. Het was van bij het begin duidelijk dat de hulplijn niet kon functioneren zonder het vertrouwen van de dienst in de kwaliteit van de dienstverleners waarnaar zaken zouden worden doorverwezen.
Het erkenningsstelsel van de CMC De belangrijkste taak van de in 2004 verkozen Raad was de beslissing over wat de norm moest zijn voor erkenning van bemiddelaars. Wat opleiding betreft, heeft de Raad de opleidingsnormen aangenomen die reeds werden gehandhaafd door The Law Society
31
HOGE RAAD VOOR DE JUSTITIE
voor solicitors/bemiddelaars. Deze normen werden door de Bar Council ook reeds aanvaard voor barristers/bemiddelaars. Het eerste erkenningsstelsel van de CMC bevatte de volgende bepalingen (die vandaag nog steeds gelden): (1) “De bemiddelaars van een erkende verlener van bemiddelingsdiensten moeten met succes een cursus met examen hebben afgerond. (2) Die cursus moet opleiding in ethiek, bemiddelingstheorie, bemiddelingspraktijk, onderhandeling en rollenspelen omvatten. (3) Als de bemiddelaar niet beroepsmatig gekwalificeerd is in een discipline die recht omvat, dat moet de bemiddelaar een begrip van de basisbeginselen van contractenrecht aantonen indien hij/zij zich wenst in te laten met burgerlijke of handelsbemiddeling. (4) Prestaties tijdens of bij het beëindigen van de opleiding moeten worden beoordeeld. (5) De opleidingscursus dient te bestaan uit minstens 24 uur les en rollenspelen, alsook een formele beoordeling. (6) Een erkende verlener van bemiddelingsdiensten is verantwoordelijk voor zijn leden en dient te verzekeren dat zij een erkende bemiddelingsopleiding en beoordeling met succes hebben afgerond.” Er wordt verwezen naar een “erkende “bemiddelingsopleiding maar het stelsel van de CMC legt echter nergens uit wat deze erkenning juist inhoudt. In de praktijk waren er in de markt van de burgerlijke en handelsbemiddeling een aantal gekende namen die opleidingen aanboden en in de loop der tijd kwamen er nog enkele bij. Zolang de opleiding gegeven werd door een erkende dienstverlener en voldeed aan deze vrij beperkte criteria was de CMC tevreden.
De door de CMC bepaalde interessesfeer Het doel van de CMC, volgens de statuten, is het vertegenwoordigen van de gemeenschappelijke belangen van verleners van bemiddelingsdiensten en bemiddelaars bij de promotie van bemiddeling; dit moet worden bereikt met doelstellingen van de Raad en in het algemeen door verbetering van het begrip van het gebruik en de toepassing van bemiddeling. De specifieke doelstellingen zijn uitgedrukt in zeer algemene termen waarbij de beperkte betekenis die gegeven wordt aan het woord “bemiddeling” in het achterhoofd wordt gehouden. Vier van deze zouden ook aantrekkelijk moeten zijn voor academici: • Een centrum zijn voor onpartijdige en wetenschappelijke beschouwing van vraagpunten die te maken hebben met bemiddeling en andere geschiloplossingstechnieken;
32
HOGE RAAD VOOR DE JUSTITIE
• Onderzoek naar het gebruik en de toepassing van bemiddeling en andere geschiloplossingsmogelijkheden bevorderen en hiertoe zelf opdrachten geven; • Een platform zijn voor het bespreken van kwesties met betrekking tot bemiddeling onder andere door het organiseren van jaarlijkse conferenties en seminaries; • Het samenstellen en ter beschikking stellen van een neutrale informatiebibliotheek over bemiddeling en andere geschiloplossingsmogelijkheden zoals praktijkmethoden, erkenningsinstituten en dienstverleners. • Drie andere doelstellingen tonen hoe de CMC zeer begaan is met bemiddeling met name in de context van advocaten en gerechtelijke procedures: • Een neutraal en onafhankelijk orgaan te zijn in de vertegenwoordiging van en verlening van burgerlijke en handelsbemiddeling en andere geschiloplossingsmogelijkheden als alternatief voor een gerechtelijke procedure en daarbij een wetswijziging en toegang tot justitie voor het brede publiek aanmoedigen. • Een toegangsportaal zijn voor mogelijke gebruikers en personen die doorverwijzen naar bemiddeling en andere geschiloplossingsmogelijkheden zoals rechters, advocaten en het brede publiek; • Het totstandbrengen en aanmoedigen van een volledig begrip onder leden van de rechterlijke macht, advocaten en het brede publiek, van bemiddeling en andere geschiloplossingsmogelijkheden, met inbegrip van toegangsmiddelen, de kosten/baten en de eenvoud van een bemiddelingsprocedure. Maar het belangrijkste doel is misschien toch wel uitgedrukt in deze termen: • Het creëren van een cultuur van beste praktijken door het aanmoedigen van onderzoek, het voortzetten van opleiding en de kwaliteitsnormen op dit gebied; door het uitvaardigen van gedragscodes en door het erkennen van verleners van bemiddelingsdiensten en via hen, individuele bemiddelaars. • Daarnaast heeft zij nog drie andere doelstellingen; • [Lobbyen] Het identificeren van en lobbyen voor doeltreffende wettelijke en regelgevende voorzieningen ter ondersteuning van bemiddeling en het efficiënte gebruik ervan; en het verlenen van toegang aan de overheid en anderen, tot de weloverwogen standpunten van de bemiddelingsgemeenschap als geheel; • [Informatieverstrekking] Het verzamelen en aanbieden van gepaste informatie over bemiddeling en andere geschiloplossingsmogelijkheden zoals de toegang tot diensten en beoefenaars. • [De rol van liaison] Samenwerken met alle andere relevante organen, personen en diensten om de doelstellingen te bereiken.
33
HOGE RAAD VOOR DE JUSTITIE
Experimenten binnen de rechtbank In 2002 moest de DCA beslissen wat ze zouden doen met door de rechtbank doorverwezen bemiddeling. Er waren enkele programma’s binnen de rechtbank, die werden georganiseerd door plaatselijke voorstanders van bemiddeling en door de plaatselijke rechters werden aangemoedigd en gesteund maar het waren er slechts enkele. De PSA3-stimulans stelde de dienst in staat te investeren in experimenten met verschillende soorten bemiddeling binnen de rechtbank. Elk van deze programma’s werd ondersteund door onafhankelijke academische beoordeling, en ze hadden elk een andere aanpak om te zien welke het beste resultaat had. Zo experimenteerde een programma in Manchester met een enkele bemiddelaar die alle kleine bemiddelingszaken zelf afhandelde; in Exeter experimenteerde men met een plaatselijke groep enthousiaste advocaten-bemiddelaars; een programma in Reading legde de nadruk op het geven van advies en informatie over de procedure kleine vorderingen aan niet vertegenwoordigde procespartijen. Er was een programma in het centrum van Londen, onder toezicht van Professor Hazel Genn, dat experimenteerde met door de rechtbank doorverwezen bemiddeling in daartoe geschikte zaken (waartegen de partijen daarna bezwaar konden uiten). Dit onderzoek werd ernstig ondermijnd door de beslissing in de zaak Halsey. De dienst investeerde ook in twee weken Mediation Awareness (bewustwording bemiddeling) in 2005 en 2006, in een poging de bewustwording van de waarde van bemiddeling bij advocaten, rechters en het brede publiek te vergroten. De verwijzingen naar bemiddeling ingefluisterd door het ministerie van Financiën zijn te vinden op bladzijde 38 van het verslag van de DCA voor 2005-6: “Kleine vorderingen “We zijn bezig met een aantal proefprojecten voor (voor de gebruiker gratis) mogelijk nieuwe diensten om te kunnen vaststellen welke de beste manieren zijn om mensen met kleinere vorderingen te helpen bij het oplossen van hun geschillen vooraleer ze voor de rechtbank verschijnen. Deze proefprojecten worden na een jaar beoordeeld en we streven ernaar om in april 2007 te beginnen met de implementatie van het beste model. Het succes van deze initiatieven wordt gemeten tijdens SR02 door PSA doelstelling 3 en tijdens SR04 door PSA doelstelling 5 (maatregel 2)1. De uiteindelijke output van PSA 1 Noot van de vertaler: SR staat voor Spending Review (bezuinigingsperiode); PSA staat voor Public Service Agreement (overeenkomst openbare diensten).
34
HOGE RAAD VOOR DE JUSTITIE
doelstelling 3 is te vinden in hoofdstuk 10 en de gegevens over PSA doelstelling 5 zijn beschikbaar in hoofdstuk 2.” Hoofdstuk 10 van het verslag stelt dat het overeengekomen doel van vermindering van het aantal zaken dat opgelost werd met een rechtszaak (in tegenstelling tot op voorhand opgelost) met 1,9 % met triomf bereikt werd omdat het aantal zaken niet daalde van 48,9 % tot 47 % maar tot 41,1 %. Het aantal rechtszaken daalde ook en zelfs met meer dan de 9,3 % die vooropgesteld werd. Hoofdstuk 2, dat handelde over een nieuwe bezuinigingsperiode, verwees naar een nieuw doel dat voorschrijft dat de dienst “de mogelijkheden voor mensen om geschillen buiten het gerecht op te lossen moet vergroten”. Op dit vlak ging het minder goed omdat, in plaats van zoals vooropgesteld was, te dalen van 40,5 % tot 38,5 %, het aantal geschillen in de rechtbank die uiteindelijk werden opgelost door een zitting steeg tot 41,3 %. Volgens de dienst werd verwacht dat dit cijfer gelijk bleef in 2005-6, met een impact van geplande activiteiten die zich zou tonen in 2006-7 en 2007-8. In de volgende jaren daalde het cijfer tot 40,7 %, met de opmerking dat de prestatie aanzienlijk verbeterd was sinds juli 2006 en nog verder zal dalen met de nationale introductie van bemiddelingsdiensten voor kleine vorderingen in 2007-8. Het laatste verslag, een prestatieverslag van het najaar van 2009, stelt een nieuw doel van 65 % voorop voor oplossing van burgerlijke zaken. Dit werd snel bereikt, het semestrieel cijfer in het verslag was reeds 74 %. Dit cijfer illustreert duidelijk de problemen waarmee rechters en directeurs bedrijfsvoering van de rechtbanken dagelijks te maken krijgen in onze burgerlijke rechtbanken. De nadruk ligt op het halen van cijfers waar het ministerie van Financiën gelukkig mee is, op de hoeveelheid output, niet op de kwaliteit, en op het verminderen van de gelegenheden voor rechters om zittingen te houden waarop advocaten aanwezig zijn (in tegenstelling tot de meer onpersoonlijke telefonische vergaderingen). De kwaliteit komt niet ter sprake (voornamelijk met betrekking tot grotere vorderingen) laat staan de fase van de gerechtelijke procedure waarin de oplossing bereikt wordt annex de met een vroegtijdige oplossing gepaard gaande besparingen voor de partijen en de rechtbanken. Op het ogenblik dat deze schitterende cijfers werden gepubliceerd, had de moraal in de districtsrechtbanken (county courts) waar deze cijfers grotendeels vandaan komen, wegens de bezuinigingen een absoluut dieptepunt bereikt. De beschrijvingen van de Designated Civil Judges (DCJ’s of rechters verantwoordelijk voor de hervorming van de burgerlijke rechtspleging) van de stand van zaken in Londen, Manchester, Birmingham en Exeter, vier rechtbanken die de bemiddelingsprogramma’s georganiseerd binnen de rechtbank ernstig namen, zijn als volgt:
35
HOGE RAAD VOOR DE JUSTITIE
Londen
2006-7 De rechtbanken werken dagelijks met een tekort aan mankracht dat soms aanzienlijk is. Aantal dagen verloren door ziekte: 8.833. 1.965 ervan waren te wijten aan stress.
2007-8 Bemanning van de rechtbanken blijft een ernstig probleem. Met uitzondering van 2 rechtbanken: hoe dichter bij het centrum van Londen, hoe groter het probleem. Dat een directeur verwijst naar het feit dat er verbetering is "nu het personeelsverloop nog maar 22 % bedraagt" is zeer veelzeggend.
Birmingham
Er zijn grenzen aan de hoeveelheid werk die men zonder een volledige instorting van de moraal te bewerkstelligen, kan geven aan een personeelsbestand dat alsmaar kleiner wordt.
[Vorig jaar heb ik gezegd]: “Ik ben nu van mening dat, ongeacht de inspanningen van plaatselijke bestuurders, we dicht bij een breekpunt zijn." Deze opmerking geldt nog steeds.
Exeter
Er was een zeer groot personeelsverloop, langdurig ziekteverlof, wat heeft geleid tot een tekort aan ervaren personeel.
Exeter heeft moeilijkheden ondervonden met de rekrutering en het behoud van personeel en is op dit ogenblik onderbemand aangezien het onmogelijk bleek om vacatures tijdig in te vullen.
Manchester
Wat de statistieken ook aantonen, de werking van de rechtbank staat op instorten. De moraal is zeer slecht.
[De opening van een groot nieuw Civil Justice Centre wordt beschreven]. Een iets positiever bericht: de nieuwe omgeving blijkt een goede impact te hebben op het personeelsbehoud.
36
HOGE RAAD VOOR DE JUSTITIE
Bemiddelaars voor kleine vorderingen bij Her Majesty’s Court Service (HMCS) Het is tegen deze achtergrond dat de Dienst het grootste gedeelte van haar middelen heeft gewijd aan de bemiddeling bij kleine vorderingen. Er werd beslist om eerst 10, daarna 25 vrij hooggeplaatste HMCS managers aan te nemen als (kosteloze) bemiddelaars, en de meesten onder hen kregen ook een administratieve assistent. Bemiddeling bij zeer kleine vorderingen is niet echt lonend voor de privémarkt, tenzij een heel aantal middelen van de rechtbank werden aangewend om de oude programma’s binnen de rechtbank te doen functioneren, maar deze middelen waren gewoonweg niet aanwezig. De dienst was van mening dat kwaliteitscontrole gemakkelijker kon worden bereikt met bezoldigde werknemers. Of wat er gebeurde nu echt kan worden beschreven als bemiddeling in de eigenlijke zin van het woord, kan worden betwist maar op het eerste gezicht, en bij afwezigheid van academische onderzoeksresultaten die het tegenovergestelde bewijzen, lijken deze regelingen toch goed te werken. Dit is een zeer interessant experiment dat terecht bekroond werd voor zijn vernieuwend karakter, zowel in het Verenigd Koninkrijk als in de rest van Europa, maar een strenge academische evaluatie is noodzakelijk. Behalve de zware nadruk die gelegd wordt op telefonische bemiddeling, die gewoonlijk consecutief en niet gelijktijdig wordt gevoerd, hebben plaatselijke rechters niet steeds het gevoel dat ze het programma volledig in handen hebben en dat beter gebruik kan worden gemaakt van de overvloed aan op de privémarkt opgeleide bemiddelaars die staan te springen en zeer bereidwillig zijn om aan pro bono-bemiddeling te doen voor de ervaring. In zijn jaarlijks verslag van 2007-8, bijvoorbeeld, schreef Judge David Mitchell, DCJ voor de rechtbanken van Londen, over de wenselijkheid van een tweede bemiddelaar voor kleine vorderingen omdat de vraag zo groot was. Over het idee om naar Law Works (of andere private dienstverleners) te gaan om te zien hoe zij kunnen helpen, repte hij met geen woord.
Het programma van de National Mediation Helpline vandaag Voor fast track (kleine niet ingewikkelde vorderingen) en multi-track (ingewikkelde vorderingen), is bemiddeling bij de NMH beschikbaar voor de privémarkt tegen vaste prijs voor bemiddeling die beperkt is in tijd en vorderingen tot £ 50.000. Voor grotere vorderingen kan over de vergoeding worden onderhandeld. Zoals dit programma was opgebouwd, diende het vrij zwaar op gecentraliseerde wijze gecontroleerd te worden om goed te kunnen functioneren, maar dit was niet mogelijk omwille van de personeelsbesparingen in het aantal mensen die met dit programma bezig waren. In tegenstelling
37
HOGE RAAD VOOR DE JUSTITIE
tot het snel groeiende aantal bemiddelingen bij kleine vorderingen, bleef het aantal NMH-verwijzingen naar de privémarkt halsstarrig gelijk. Gedeeltelijk is dit te wijten aan het algemene probleem van bewustwording bij rechters en advocaten die niet altijd even vatbaar zijn voor verandering, gekoppeld aan de vermindering van gevallen waar rechters oog in oog staan met advocaten. Gedeeltelijk is dit ook te wijten aan het feit dat eens een plaatselijke advocaat tevreden is met een plaatselijke dienstverlener, Hij/ zij in de toekomst veeleer rechtstreeks contact zal nemen met deze dienstverlener, dan via de NMH.
De groei van burgerlijke en handelsbemiddeling In januari 2005 telde de CMC 19 dienstverlenende leden. Vandaag zijn er 71 leden, waarvan 50 ook CMC-erkenning hebben aangevraagd en verkregen. Deze cijfers omvatten niet de 19 leden voor werkplaatsbemiddeling die niet erkend zijn voor burgerlijke en handelsbemiddeling. Er is geen twijfel mogelijk dat het enthousiasme voor publieke en private bemiddeling in burgerlijke en handelszaken in opmars is. De statistieken van de CMC voor 2008 tonen aan dat het aantal bemiddelingen in burgerlijke en handelszaken op een jaar tijd verdubbeld is. Deze cijfers omvatten niet de 10.000 bemiddelingen bij kleine vorderingen.
38
HOGE RAAD VOOR DE JUSTITIE
Over de spreker Andrew Goodman LL.B., MBA, FCIArb, FInstCPD, FRSA, advocaat (barrister) Andrew Goodman is reeds pleitend advocaat sinds 1978 en erkende CEDR-bemiddelaar sinds 1993, actief in geschillen in handelszaken, bouw, partnerships, franchising, professionele nalatigheid en landbouw. Hij werd gedurende 15 jaar in the Legal 500 aanbevolen als leidinggevende junior in zaken betreffende professionele schadeloosstelling en alternatieve geschiloplossing en stond gedurende vier jaar op de lijst van de Chambers Directory als vooraanstaand beoefenaar van alternatieve geschiloplossing. Momenteel is hij hoogleraar Conflict Management and Dispute Resolution aan de universiteit van Rushmore, gastdocent voor de LLM/MA cursussen in Dispute Resolution aan de UCL en SOAS, University of London, en werkt hij aan een doctoraatsstudie over de mediation dynamics (bemiddelingsdynamiek) aan het Birkbeck College. Hij was voorheen lid van de Civil Mediation Council. Hij werd verzocht om te getuigen voor de Commissie Lord Woolf over toegang tot justitie betreffende alternatieve geschiloplossing binnen de rechtbank en voor de Jackson Review betreffende de kosten van burgerlijke procedures. Van 2001 tot 2003 deed hij dienst als Nominet UK Domain Name Panel Expert. Hij is momenteel lid van de commissie alternatieve geschiloplossing van de balie en opleider in bemiddelingsadvocatuur. Hij was een niet-deskundig lid van de RICS Dispute Resolution Governance Group en daarvoor van het Ethics, Conduct and Consumer Policy Committee van deze groep. Hij is gastdocent alternatieve geschiloplossing voor het Visiting Chinese Lawyers’ Fellowship Programme van de Lord Chancellor, gastdocent geschiloplossing aan de UCL en SOAS, University of Londen en heeft programma’s geleid in Hongkong, Dubai, Parijs, Brussel, Ankara en Montreux. Hij is de auteur en uitgever van 30 boeken, waaronder Mediation Advocacy (samen met Alastair Hammerton)(Xpl 2006), Small Claims Procedure in the County Court – A Guide to Mediation and Litigation (samen met HH Judge Pearl, Wildys 2010) How Judges Decide Cases: Reading, Writing and Analysing Judgments (Xpl publishing 2005), en de opvolger Influencing the Judicial Mind: Effective Written Advocacy in Practice (Xpl 2006). In april 2006 richtte Andrew Goodman Xpl-Professional Skills Training op dat een op maat gemaakte, interne gespecialiseerde en gevorderde opleiding aanbiedt in gespecialiseerde en geschreven advocatuur en bemiddelingsvertegenwoordiging/advocatuur: zie http://www.xpl-pst.com
39
HOGE RAAD VOOR DE JUSTITIE
Andrew Goodman is voorzitter van de Standing Conference of Mediation Advocates (www.mediationadvocates.org.uk), de Britse beroepsvereniging voor opleidingsvertegenwoordigers in bemiddelingsbekwaamheid voor alle beroepen.
Bibliografie Engelstalige werken over bemiddeling Abel, Richard ‘The Contradictions of Informal Justice’ in The Politics of Informal Justice 1982 Academic Press, New York ed. Abel, R. Birch, Elizabeth New Sophistications in Commercial Mediation, ACI Nieuwsbrief uitgave 9 lente/zomer 2004 Black D. and Baumgartner M.P. ‘Toward a Theory of the Third Party’ in Empirical Theories about Courts 1983 Longman New York ed. Boyum K. en Mather L. Burgess, Heidi Transformative Mediation 1997 Conflict Research Consortium Damaska, Mirjan R. The Faces of Justice and State Authority YUP 1986 Dingwall, Robert. Empowerment or Enforcement: Some Questions About Power and Control in Divorce Mediation in R. Dingwall en J.Eekelaar (eds) Divorce Mediation and the Legal Process OUP 1988 Dodson, Charles Preparing for Mediation (1997) 17 Resolutions, CEDR Folberg, Jay: A Mediation Overview: History and Dimensions of Practice (1983) 1 Mediation Quarterly 3 Folger J. en Bush R.B. ‘Ideology, Orientation to Conflict, and Mediation Discourse’ in New Directions in Mediation 1994 Sage Publications, Thousand Oaks, California eds. Folger J en Jones, T. Folger J. en Bush R.B. The Promise of Mediation: Responding to Conflict Through Empowerment and Recognition 2n d edn 2006 Jossey-Bass, San Francisco. Galanter, Marc Justice in Many Rooms: Courts, Private Ordering and Indigenous Law (1981) J.Legal Pluralism 1 Galanter, Marc ‘The Radiating Effects of Courts’ in Empirical Theories about Courts 1983 Longman New York ed. Boyum K. en Mather L.
40
HOGE RAAD VOOR DE JUSTITIE
Galanter, Marc Reading the Landscape of Disputes: What We Know and Don’t Know (And Think We Know) About Our Allegedly Contentious and Litigious Society (1983) 31 UCLA L.R. 4 Galanter, Marc Adjudication, Litigation and Related Phenomena in Law and the Social Sciences 1986 Russell Sage Foundation ed. Lipson, L en Wheeler S. Galanter, Marc Compared to What?Assessing the Quality of Dispute Processing (1989) 66 Denver L.R. vol 3 xi Galanter, Marc A World Without Trials? [2002] Journal of Dispute Resolution 1 Galanter, Marc Planet of the APs: Reflections on the Scale of Law and its Users (2006) 54 Buffalo L.R. 1055 Galanter, Marc The Privatisation of Justice and the Vanishing Trial paper, IALS WG Hart Legal Workshop 2006: The Retreat of the State: Challenges to Law and Lawyers Goodman, Andrew en Hammerton, Alastair Mediation Advocacy Xpl Publishing 2006 Greatbach, David en Dingwall, Robert Selective Facilitation: Some Preliminary Observations on a Strategy used by Divorce Mediators (1989) 23 Law & Society Review 4. Mackie, Karl The Effective Mediator CEDR paper seminarie februari 2002 Menkel-Meadow, Carrie Is the Adversary System Really Dead? Dilemmas of Legal Ethics as legal Institutions and Roles Evolve (2004) 57 CLP 85 Mnookin R en Kornhauser L Bargaining in the Shadow of the Law: The Case of Divorce (1979) 88 Yale Law Journal 950 Murray, John S., Rau, Alan Scott en Sherman, Edward F. Processes of Dispute Resolution: The Role of Lawyers 1989 Foundation Press, Westbury, New York. Nesic, Miryana Mediation advocacy: how to keep it on track for results Paper voor CEDR First Mediators’ Congres 20 november 2003 Palmer, M en Roberts S Dispute Processes: ADR and the Primary Forms of Decision Making
41
HOGE RAAD VOOR DE JUSTITIE
Roberts, Simon Toward a Minimal Form of Alternative Intervention (1986) 11 Mediation Quarterly 25 Roberts, Simon Mediation in the Lawyers’ Embrace (1992) 55 MLR 258 Roberts, Simon ADR and the Contemporary Expansion of State Power paper, IALS WG Hart Legal Workshop 2006: The Retreat of the State: Challenges to Law and Lawyers Schwerin, Edward W. Mediation, Citizen Empowerment and Transformational Politics 1995 Praeger, Westport, Connecticut Spangler, B. Problem-Solving Mediation 2003 Beyond Intractability Knowledge Base Project Spangler, B. Settlement, Resolution, Management and Transformation: An Explanation of Terms 2003 Beyond Intractability Knowledge Base Project York, Stephen D, Preparing Your Client for Mediation Resolutions issue 17 Summer 1997
42
HOGE RAAD VOOR DE JUSTITIE
Gedachtewisseling “Bemiddeling: geloven en gebruiken” Brussel, 30 april 2010
1ste WORKSHOP Hoe de (toekomstige) juristen tijdens hun opleiding warm maken voor bemiddeling? Animator: Guy Horsmans, advocaat, plaatsvervangend raadsheer bij het hof van beroep te Bergen Verslaggever: Louise-Marie Henrion, voorzitter van de rechtbank van koophandel te Namen
43
HOGE RAAD VOOR DE JUSTITIE
De workshop was samengesteld uit ereadvocaten, familiaal bemiddelaars, Parketmagistraten, bemiddelaars in strafzaken, bedrijfsadviseurs, universiteitsprofessoren en verschillende soorten van opleiders. De doelstelling van de bespreking werd begrepen als “hoe juristen sensibiliseren voor bemiddeling?”
De uitgangsvaststellingen 1) Bemiddeling wordt niet voorgeschreven omdat de mensen ze niet kennen. Ook omdat juristen geformatteerd zijn om “in rechte” te winnen. => informatie is dus van fundamenteel belang a) opdat bemiddeling wordt voorgesteld. b) opdat, na het begrijpen van de aard alsook de voor- en nadelen, de rechtspractici hun angsten kunnen overstijgen, in het bijzonder de angst een minder goed inkomen te hebben, en de rol begrijpen die zij in het proces te spelen hebben. c) om van geestesgesteldheid te veranderen, een ingesteldheid die vandaag heel strijdvaardig is, naar het beeld van onze maatschappij, en die terzelfder tijd wordt ontzenuwd door een natuurlijke behoefte om terug te keren naar een evenwicht in de relatie door meer dialoog en herstel van rust en orde. 2) Men wil de “zuivere” juristen niet elimineren, maar de burgers hun vrijheid teruggeven in het kader van de conflicten die zij meemaken; het is wenselijk dat zij geïnformeerd worden over de bestaande alternatieven.
Welnu, die informatie verloopt via de rechtspractici, nl. advocaten, bedrijfsjuristen, enz.
Het is dus van essentieel belang dat zij hun cliënten, werkgevers, enz. heel objectief informeren om een werkelijke keuze mogelijk te maken.
De wens is dus dat de juristen hun horizonten inzake conflictoplossing verruimen en niet enkel meer toegespitst zijn op de gerechtelijke procedures sensu stricto. 3) Erger nog dan onwetendheid is dat velen denken het te weten maar het niet weten. Dat is het geval inzake verzoening. Iedereen denkt in staat te zijn om te verzoenen, maar dat is iets wat men leert. Men wordt zelden geboren als “verzoener”. Ook in bemiddeling is dat voelbaar, want de mensen gooien bemiddeling, verzoening en onderhandeling op één hoop.
44
HOGE RAAD VOOR DE JUSTITIE
Wie zijn de betrokken juristen? a) Advocaten Magistraten Bedrijfsjuristen Juristen die op de verschillende diensten van justitie werken Juristen van de verschillende commerciële beroepen b) Toekomstige juristen: universitaire opleiding Huidige juristen: beroepsopleiding
Mogelijke oplossingen A) Informatie vereist een opleiding. Er is een debat ontstaan omtrent al dan niet specialisatie van de opleiding. Uiteindelijk zijn de meesten voor een algemene opleiding met daarbij meer gespecialiseerde opleidingen voor zij die er meer een specifiek beroep van wensen te maken. Soort van opleiding: een algemene cursus voor iedereen.
• Aan de universiteit: – Hetzij een deel van de cursus gerechtelijke procedure, hetzij een aparte cursus. – in elk geval een zeer praktische cursus – oefeningen in bemiddeling – simulaties – praktische oefeningen in kleine groepjes – stages voor de meest gemotiveerden • Aan de balie: verplichte BUBA-cursussen. • In de magistratuur: verplichte praktische opleidingsdagen. • In de privésector: verschillende opleidingen aangeboden.
Voor sommigen (waaronder ik), zou bemiddeling reeds in het lager onderwijs moeten worden onderwezen, onder meer door oefeningen geweldloze communicatie. Zij zou aan leraars moeten worden onderwezen. Men zou zich ook zeer ernstig kunnen afvragen wat het heilzaam karakter is van praktisch onderricht – zelfs van korte duur – inzake bemiddeling in het kader van alle onderwijsrichtingen (ingenieurs, dokters, technici, ...), ongeacht het niveau van dat onderwijs. Als men afgaat op de statistieken van aanzienlijke vermindering van de gerechtelijke conflicten die worden opgetekend in het buitenland waar de informatie over 45
HOGE RAAD VOOR DE JUSTITIE
bemiddeling doeltreffend is, zou dit niet anders kunnen dan iedereen ten goede kunnen komen, ook de Staat, in termen van kosten, tijd en vreedzaamheid – dus in termen van fysieke en geestelijke gezondheid. (Zie toespraak van Melchior Wathelet van 30 april 2010). B) Behalve de opleiding is er de openbaarheid. Er zou openbaarheid van de resultaten van de bemiddeling moeten zijn om bij te dragen tot sensibilisering. Er is een discussie ontstaan over het voorwerp van de openbaarheid: – De inhoud van een bemiddeling – maar opgelet met de vertrouwelijkheid. Die optiek werd niet door de meerderheid gevolgd. – De resultaten van bemiddelingen, zoals bijvoorbeeld de homologaties van bemiddelingsakkoorden, of het aantal homologaties per jaar per rechtbank. De algemene wens was om aan het publiek positieve resultaten bekend te kunnen maken, maar er daarbij zeer goed op lettend de creativiteit van de bemiddeling niet te breken, de zaken niet te doen verstarren, geen “bemiddelingsrechtspraak” te creëren. • Meer websites over bemiddeling ontwikkelen en daarbij met concrete voorbeelden, gefilmde simulaties, enz. uitleggen waar het om gaat.
Wens van professor Horsmans Guy Horsmans zou graag hebben dat men de mening van de jongeren vraagt in het kader van een Europese juridische dag die elk jaar georganiseerd zou worden, achtereenvolgens door de rechtsfaculteiten van de verschillende universiteiten van het land, zowel in strafzaken als in sociale, familiale en handelszaken. Hij legt sterk de nadruk op de noodzaak om aan de partijen hun vrijheid terug te geven in de keuzes die zij maken, waaronder die van de wijzen van oplossing van hun conflicten. En dan… In de beste der werelden zouden kinderen geboren worden in families die hun conflicten zouden oplossen door wederzijds naar elkaar te luisteren en hun oplossing te zoeken in het belang van de familie en elk van de familieleden. Zij zouden naar school gaan en leren hun geschillen te regelen door geweldloze communicatie. Zij zouden in hun tienertijd en vervolgens aan de universiteit bemiddelingstechnieken aanleren die ze in staat zouden stellen om binnen hun beroep in een grotere gemeenschappelijke creativiteit te leven.
46
HOGE RAAD VOOR DE JUSTITIE
En de rechtbanken zouden dienen om de rechtsregels te verfijnen, teneinde de toepassing van de regels van het maatschappelijk leven te verbeteren en te vergemakkelijken. Er zouden minder rechters, deurwaarders, griffiers, ... nodig zijn. En verder nog zouden de mensen zich beter voelen, zouden zij minder behoefte hebben aan diverse geneesmiddelen; de sociale zekerheid zou er wel bij varen. Wat kan men nog mooier dromen?!
47
HOGE RAAD VOOR DE JUSTITIE
48
HOGE RAAD VOOR DE JUSTITIE
Gedachtewisseling “Bemiddeling: geloven en gebruiken” Brussel, 30 april 2010
2ste WORKSHOP Hoe de potentiële gebruikers informeren en gevoelig maken voor bemiddeling? Animator: Nicolas Snelders, kamervoorzitter in het hof van beroep te Antwerpen, lid van de HRJ en Diana Evers, bemiddelaartrainer Verslaggever: Nadia De Vroede, bureaulid van de HRJ, voorzitter van de werkgroep
De 2e workshop werd wegens het grote aantal deelnemers opgesplitst in twee subgroepen. Dit verslag bespreekt de werkzaamheden van de subgroep die door Nico Snelders werd gecoördineerd. De subgroep vertrekt van de vaststelling dat bemiddeling nog steeds weinig bekendheid geniet, niettegenstaande er diverse informatiekanalen bestaan, zoals de zeer volledig 49
HOGE RAAD VOOR DE JUSTITIE
gedocumenteerde website van de Federale bemiddelingscommissie. De informatieverstrekking over bemiddeling via de gebruikelijke informatiekanalen is ontoereikend. Hoe kan dat worden verbeterd? Hoe kan aan het imago van bemiddeling worden gesleuteld, en via welke middelen? Welke boodschap wil men over bemiddeling overbrengen? Hoe kun je het publiek stimuleren om zich te informeren? Hoe kan je de media gevoelig maken voor bemiddeling? Hoe zet je informatieverstrekking om in gevoeligmaking? De werkgroep bespreekt diverse denksporen, die verband houden met communicatie, informatie, en bewustmaking: de communicatie moet via verschillende kanalen verlopen; het is ook belangrijk om de informatieverstrekking te coördineren en bemiddeling meer dynamisch ter sprake te brengen. De subgroep formuleerde concrete voorstellen: • Een bemiddelingscentrum oprichten, naar het voorbeeld van Nederland. • De Federale bemiddelingscommissie een speciaal budget voor de promotie van bemiddeling toekennen. • Een eigen website ontwikkelen in plaats van te werken met een subsite van de FOD Justitie. Misschien kan de HRJ dat op zich nemen. • Links tot stand brengen tussen die website en andere websites die gespecialiseerd zijn in alle conflictvormen. • Discussieforums creëren op Facebook, Twitter… • Een kosteloze telefoonpermanentie inrichten. • Affiches maken. • Promotiecampagnes voeren. • In het kunst-, film-, en journalistiek onderwijs een wedstrijd over het thema bemiddeling organiseren. • Clips maken. • Regelmatig acties organiseren (week van de bemiddeling, …). • De jongeren in de scholen gevoelig maken; de departementen van Onderwijs gevoelig maken. • Alle ministeries bewustmaken voor bemiddeling. 50
HOGE RAAD VOOR DE JUSTITIE
• De gesubsidieerde diensten die de burgers, de consumenten advies verlenen, gevoelig maken en zelfs verplichten om informatie over bemiddeling te verstrekken. • Organisaties zoals verzekeringsmaatschappijen gevoelig maken (bemiddeling aankaarten in hun tijdschriften …). • Bij de gevoeligmaking of de informatieverstrekking het begrip bemiddeling zelf duidelijk uitleggen (bemiddeling wordt voor zowat alles gebruikt); onderstrepen hoe origineel bemiddeling wel is in vergelijking tot andere concepten, zoals de verzoening. • De rechtzoekende verplichten om vóór elke rechtsvordering een kosteloze informatiesessie over bemiddeling te volgen. Sommige deelnemers aan de workshop overwegen zelfs de rechtzoekende te verplichten om een bemiddelingsprocedure in te stellen zonder verlies van het recht om die bemiddeling later desgewenst af te breken: hoewel de bemiddeling een procedure moet blijven die uit vrije wil wordt gevoerd, kunnen informatieverstrekking en zelfs een bemiddelingspoging worden opgelegd, met een eventuele financiële stimulans van de overheid. • In de contracten die de overheid afsluit een bemiddelingsclausule opnemen. Momenteel mag de overheid dat niet doen. Er is een in ministerraad overlegd koninklijk besluit voor nodig. • Ook voor collectieve schadeclaims (class action) bemiddeling voorzien.
51
HOGE RAAD VOOR DE JUSTITIE
52
HOGE RAAD VOOR DE JUSTITIE
Gedachtewisseling “Bemiddeling: geloven en gebruiken” Brussel, 30 april 2010
3ste WORKSHOP Hoe bemiddeling concreet implementeren in de rechtscolleges? Animator: Sabine De Bauw, raadsheer in het hof van beroep te Gent en Barbara Gayse, attaché bij de Federale Bemiddelingscommissie Verslaggever: Carl Vrints, toegevoegd vrederechter voor het gerechtelijk arrondissement Brussel. 53
HOGE RAAD VOOR DE JUSTITIE
Een documentatiemap werd aan elke deelnemer overhandigd. Deze wordt gevoegd. De inhoud ervan was samengesteld als volgt: — De bemiddelingswet — De bemiddelingsrichtlijn — De slides — De toolkits van het boek van de auteurs S. DE BAUW en B. GAYSE, Bemiddeling en rechtspraak hand in hand. Wegwijs voor de rechter, die Keure, Brugge, 2009, 231 p. — Een folder van het volledige boek van de auteurs S. DE BAUW en B. GAYSE, Bemiddeling en rechtspraak hand in hand. Wegwijs voor de rechter, die Keure, Brugge, 2009, 231 p. — De aankondiging van de studiedag van de FBC en de Belgische afdeling van Gemme op 8 oktober 2010 Er werden 5 groepen gevormd waarin telkens 1 verslaggever werd benoemd. Deze laatste bracht in plenaire vergadering verslag van de bespreking. Om de discussie aan te zwengelen werden een aantal vragen voorgelegd: 1. Is er op vandaag een rol weggelegd voor de rechter? 2. Hoe kan deze rol ingevuld worden? a. Biedt de wetgever daartoe voldoende mogelijkheden? b. Is er nood aan bijkomende ondersteuning ter uitvoering van deze rol? c. Wanneer suggereert u bemiddeling? 3. Zijn er goede lokale initiatieven die navolging verdienen op nationaal Vlak? 4. Welke rol is in het buitenland voorzien voor de rechter?
54
HOGE RAAD VOOR DE JUSTITIE
Groep I samenstelling: 5 magistraten (waarvan 1 Marokkaanse delegatie) + 1 bemiddelaar uitgangspunten: De bemiddelingswet werkt niet. De rechter wordt alleen door verzoeningen gevat. Daarbuiten bestaat zijn rol erin te vonnissen. aanbevelingen: — het invoeren van een verplichte informatiesessie over bemiddeling; — in elke jurisdictie moet(en) er een referentiemagistraat (referentiemagistraten) worden aangesteld die opgeleid is (zijn) in schikkings- en bemiddelingstechnieken; — een opleiding als bemiddelaar helpt om bemiddeling terdege aan te kunnen bevelen.
Groep II samenstelling: 4 magistraten (waarvan 2 magistraten Marokkaanse delegatie) + 1 advocaat-bemiddelaar aandachtspunten: — het bestaan van rechtsbijstand inzake bemiddeling is positief, maar wordt weinig gebruikt; — de advocaten zijn in het algemeen weinig receptief voor bemiddeling; — de rechter kan bemiddeling alleen maar aanbevelen; — mogelijke hindernissen zijn het gebrek aan tijd en het gegeven dat de persoonlijke verschijning van de partijen niet altijd verplicht is; aanbevelingen: — een strikte scheiding is nodig tussen de rechter die ten gronde zetelt en de rechter die schikt (met behulp van bemiddelingstechnieken). 55
HOGE RAAD VOOR DE JUSTITIE
Groep III samenstelling: 4 magistraten (waarvan 1 Nederlandse en 1 korpsoverste) + 1 referendaris + 1 lid HRJ aandachtspunten: — de rechter heeft wel degelijk een rol inzake bemiddeling, namelijk om deze aan te brengen en dit ook in graad van hoger beroep; — ideaal is om bemiddeling reeds bij de inleiding van de zaak voor te stellen; — indien mogelijk moet de rechter een persoonlijke verschijning bevelen van de partijen om te kunnen doorverwijzen naar bemiddeling. aanbevelingen: — het opleiden van een referendaris tot bemiddelingsfunctionaris wat een tijdsbesparing kan zijn voor de rechter.
Groep IV samenstelling: 6 magistraten (waarvan 2 van de Marokkaanse delegatie) + 2 advocaten-bemiddelaars + 1 bemiddelaar aandachtspunten: (1) De rol van de rechter bestaat er voor deze groep ook in om “de advocaat te “neutraliseren” (sic) bij het verzet tegen bemiddeling. De rechter moet de scenario’s (met en zonder bemiddeling) toelichten, zoals de tijd- en kostenfactor. Hoe langer het zaaktraject, hoe groter wel de kans is op medewerking van de advocaat. (2) De bemiddelingswet is voorbeeldig, doch de bijkomende ondersteuning (zoals bijvoorbeeld in Nederland) ontbreekt in België.
56
HOGE RAAD VOOR DE JUSTITIE
aanbevelingen: — het aanduiden van een mediationfunctionaris in de gerechtsgebouwen (cf. Nederland); — verplichte persoonlijke verschijning van de partijen bij de inleiding van de zaak; — inspiratie zoeken bij verschillende “goede praktijken”: bv. rechtbank van koophandel Turnhout: combinatie deskundigenopdracht en bemiddeling.
Groep V samenstelling: 5 magistraten (waarvan 2 van de Marokkaanse delegatie en 1 plaatsvervanger) + 1 ombudsman aandachtspunten: (1) De rechter heeft een rol inzake het verschaffen van informatie over bemiddeling, het promoten van bemiddeling, het voorstellen van de persoon van de bemiddelaar. Hij heeft ook een rol bij de homologatie van de bemiddelingsakkoorden. (2) Bij het vervullen van die rol vervul speelt de factor tijdsbeperking en het gevaar voor rechtsweigering. aanbevelingen: — het inlassen van een schikkings-/bemiddelingsfase tijdens het verloop van de termijn voor in staat stelling van de zaak tot de bepaling van rechtsdag; — materiële ondersteuning van de Staat: door (a) informatieverstrekking inzake bemiddeling en (b) het financieren van de eerste bemiddelingssessie(s) ten laste van de Staat; — bemiddelaars moeten beschikbaar zijn in de rechtbank (cf. “goede praktijken jeugdrechtbank Brussel (aanwezigheid bemiddelaar naast de zittingszaal) en arbeidsrechtbank Brussel (schikking door de rechter) en Hof van Beroep Mons (plaatsvervangende raadsheren hebben een schikkingsbevoegdheid).
Besluit van de workshop Op grond van het in de werkgroepen geleverde werk vatten we volgende concrete suggesties samen:
57
HOGE RAAD VOOR DE JUSTITIE
— — — — — — — —
informatieverstrekking door de Staat inzake bemiddeling; het invoeren van een verplichte informatiesessie over bemiddeling; het financieren door de Staat van de eerste bemiddelingssessie(s); het aanwenden van de termijn (van in staat stelling) tussen de inleiding en de rechtsdag voor bemiddeling(spogingen); het aanduiden van referentiemagistraten inzake schikking en bemiddeling; gedegen opleiding inzake bemiddeling; (verplichte) persoonlijke verschijning van partijen bij de inleiding; beschikbaarheid van mediationfunctionarissen in de gerechtsgebouwen.
Algemeen Besluit Ter aanvulling van deze suggesties willen de animators van deze workshop nog graag hun eigen aanbevelingen meegeven: 1. Gedegen onderzoek en opvolging van de bemiddelingspraktijk is noodzakelijk om • goede werkzame praktijkincentives op te sporen • om nevenproblemen in de toekomst doelmatig te kunnen opvolgen 2. Een mentaliteitswijziging bij alle actoren van justitie dient nog te gebeuren; 3. Een goede informatieverstrekking en – doorstroom is daarbij cruciaal; 4. Een partnerschap tussen alle actoren van justitie is de manier om bemiddeling meer ingang te doen verkrijgen; 5. Ondersteuning bij de implementatie van bemiddeling is broodnodig; 6. Transparantie inzake de kosten van bemiddeling is wenselijk.
Tevens zouden verschillende goede praktijken die werden meegedeeld tijdens de workshop en/of reeds opgenomen zijn in het boek (S. DE BAUW en B. GAYSE, Bemiddeling en rechtspraak hand in hand. Wegwijs voor de rechter, die Keure, Brugge, 2009, 66-74,zie bijlage 3) het voorwerp kunnen uitmaken van verschillende door de overheid ondersteunde pilootprojecten, ter bevordering van het gebruik van bemiddeling en de rol van de rechter hierbij.
58
HOGE RAAD VOOR DE JUSTITIE
Gedachtewisseling “Bemiddeling: geloven en gebruiken” Brussel, 30 april 2010
4ste WORKSHOP Hoe bemiddeling concreet integreren in de uitoefening van het beroep van advocaat? Animator: Luc Steyaert, advocaat bij de balie te Dendermonde, bemiddelaar in familiezaken, en Carine Vander Stock, advocaat bij de balie te Brussel, bemiddelaar in familiezaken Verslaggever: Ria Mortier, advocaat-generaal bij het Hof van Cassatie, lid van de HRJ
59
HOGE RAAD VOOR DE JUSTITIE
Door Mr. Luc Steyaert werd de discussie geopend met de vraag: “Is de advocaat met betrekking tot bemiddeling onwillig? Uit de hieropvolgende gedachtenwisseling bleken volgende standpunten I. Problemen — Onbekend maakt onbemind De advocaat is niet vertrouwd met bemiddeling, ziet dit te veel als een manier om het dossier te verliezen of uithanden te moeten geven, zodat hij de controle verliest en hij niet op de hoogte gehouden wordt van het resultaat — wantrouwen Advocaten die met bemiddeling bezig zijn worden door andere advocaten argwanend bekeken. Men beschouwt dit als een aparte groep waarvan niet geweten is wat die groep nu eigenlijk doet (lijkt ook in het buitenland (UK) zo te zijn) — imago De advocaat is traditioneel een vechter, wil winnen. Dit is ook het beeld dat leeft bij cliënten (om te procederen moet men bij een advocaat zijn, om een vredige oplossing te krijgen moet je bij een notaris zijn); bemiddelen wordt eerder gezien als een zwakte in plaats van een sterkte; — vermogen tot communicatie Advocaten zijn wel goede juristen, maar missen soms het vermogen om goed te communiceren met de cliënt; de cliënt weet niet wat de advocaat kan bieden en de advocaat weet niet wat de cliënt wil; vaak durft de advocaat de bemiddeling niet voor te stellen of slaagt hij er niet in open vragen te stellen waardoor hij niet te weten komt wat de cliënt nu in feite wil (procederen dan wel bemiddelen).
60
HOGE RAAD VOOR DE JUSTITIE
II. Oplossingen -betere formatie en informatie De advocaat moet gesensibiliseerd worden, weten wat bemiddeling is, wat men ermee kan bereiken. De advocaat moet een opleiding krijgen in bemiddelingstechnieken (er wordt geopteerd voor praktische opleidingen in plaats van dure, tijdrovende opleidingen) De advocaat moet inzien dat hij een rol te spelen heeft, ook als de bemiddeling gebeurt door iemand anders (de advocaat kan kiezen welk aspect via de rechtbank wordt geregeld, en welk aspect voor bemiddeling in aanmerking komt; de advocaat wordt adviseur om te zien of hetgeen in bemiddeling werd afgesproken werd redelijk is; de advocaat kan zelfs met akkoord van de partijen tussenkomen in de bemiddeling wanneer zich technisch-juridische problemen stellen of de cliënt niet goed begrijpt wat er tijdens de bemiddeling gezegd wordt; hij kan op de hoogte gehouden worden van de evolutie van het bemiddelingsproces) — veranderen van mentaliteit Men moet inzien dat het traditioneel procederen in termen van WIN-LOOSE kan omgebogen worden in een WIN-WIN situatie ingeval van bemiddeling De advocaat moet zich leren oriënteren op de cliënt en hem durven zeggen dat (in bepaalde gevallen) bemiddeling een optie kan zijn om het geschil te beslechten. De advocaat moet durven alternatieven voorstellen. — marktgericht denken De advocaat moet ook marktgericht denken en bemiddeling kunnen aanbieden indien de nood daaraan zich laat voelen. Het zou een onderdeel van de praktijk van de advocaat moeten worden, waardoor bemiddeling voor de advocaat een troef wordt, een teken van sterkte, in plaats van een teken van zwakte. III. Wie moet informeren? — Appèl aan de universiteiten De universitaire opleiding is te sterk gericht op traditionele geschillenoplossing; bemiddeling komt wel aan bod maar in minieme mate. Het zou ook in het verplichte lessen-
61
HOGE RAAD VOOR DE JUSTITIE
pakket moeten opgenomen worden zodat de jonge juristen dit als een normale alternatieve manier van geschillenbeslechting ervaren. — deontologie In de lessen deontologie voor advocaten zou de alternatieve geschillenoplossing ook aan bod moeten komen. Nu is men nog te veel onwetend — appèl aan de wetgever Sommigen pleiten voor het verplicht maken van bemiddeling (hoewel dit blijkbaar in het buitenland niet de verhoopte resultaten heeft opgeleverd; ook bij ons verloopt gerechtelijke bemiddeling vaak moeilijker omdat het geen vrijwillig karakter heeft maar opgelegd werd door de rechter); sommigen opteren voor het aanpassen van de procedure (vb. bij het versturen van gerechtsbrieven informatie verstrekken over de mogelijkheid tot bemiddeling) — appèl aan de magistratuur Ook de magistratuur moet op sleutelmomenten bemiddeling durven voorstellen of suggereren als alternatief; de rechtbank zou de lijst van erkende bemiddelaars kunnen meedelen aan het publiek. Het zou evenwel geen goede zaak zijn dat de magistraat zelf bemiddelaar wordt. Er moet een scheiding blijven tussen de taak van de bemiddelaar en die van de magistraat zodat, indien de bemiddeling mislukt, er nog steeds een magistraat is die kan beslissen.
IV. Enkele geslaagde samenwerkingsinitiatieven — Door de kamer van koophandel en met akkoord van de balies te Luik, Namen, Verviers en Eupen werd een “Charter van de bemiddeling” opgesteld. Aan advocaten wordt gevraagd toe te treden tot dit charter — Op 10 mei 2010 start een gemeenschappelijk initiatief van de Rechtbank van eerste aanleg en de balie te Brussel om in de jeugdrechtbank een meer systematische doorverwijzing te doen naar bemiddeling.
62
HOGE RAAD VOOR DE JUSTITIE
Gedachtewisseling “Bemiddeling: geloven en gebruiken” Brussel, 30 april 2010
5ste WORKSHOP Hoe de opleiding van de bemiddelaars optimaliseren? Welke deontologische regels invoeren voor de bemiddelaars? Animator: Stanislas Ossieur, advocaat bij de balie te Gent, bemiddelaar, Bernard Castelain, directeur van Legibel en Voorzitter van IVORM (Interdisciplinair Vormingscentrum voor Mediatie) Verslaggever: Etienne Roose, Federale Bemiddelingscommissie 63
HOGE RAAD VOOR DE JUSTITIE
Deelnemers: — Johan Billet, advocaat-bemiddelaar, voorzitter van de Association for International Arbitration (A.I.A.) — Annette Bridoux, advocaat, bemiddelaar, voorzitter van de Association pour la médiation familiale (A.M.F.), lid van de Federale bemiddelingscommissie en professor aan de universiteit van Bergen. — Monique Depauw, plaatselije bemiddelaar. — Claire Escoyez, familiaal bemiddelaar en trainer famililale bemiddeling aan de Académie universitaire de Louvain. — Filiz Korkmazer, jurist bij de Orde van de Nederlandstalige balie. — Betül Kurtoglu, intercultureel en familiaal bemiddelaar, lid van de Federale bemiddelingscommissie. — Patricia Malbosc, bemiddelaar, voorzitter van Planet’Médiation, voormalig advocaat, en bemiddelaar inter en intra ondernemingen. — Valériane Meysan, maatschappelijk assistent en bemiddeling in een SPEIG (service prestation éducative et d’intérêt général, aide à la jeunesse) in Namen. — Caroline Mignon, criminoloog, geslaagd voor de opleiding bemiddeling in strafzaken, schoolbemiddeling en plaatselijke bemiddeling. — Jef Mostinckx, bemiddelaar. — Josiane Paul, adviseur FOD Justitie, dienst internationale samenwerking in burgerlijke zaken, DG Wetgeving. — Pierre-Paul Renson, advocaat, erkend bemiddelaar, voorzitter van het centre de médiation van de balie van Charleroi en assistent aan de ULB. — Denis Slachmulders, advocaat, erkend bemiddelaar, plaatsvervangend rechter in de rechtbank van koophandel. — Monique Van Eyken, familiaal bemiddelaar, professor aan de KULeuven opleiding bemiddeling. Zestien personen nemen deel aan de workshop. Het debat wordt geopend door Bernard Castelain en Stanislas Ossieur, die de overige veertien deelnemers hartelijk welkom heten, zichzelf voorstellen, en vervolgens het thema van de workshop uiteenzetten en daarbij wijzen op het bijzondere punt van de opleiding bemiddeling, waarbij het aanleren van bemiddeling hoofdzakelijk vertrekt van een afleerproces. De workshop richt zich op de twee volgende thema’s: de opleiding en de gedragscode.
64
HOGE RAAD VOOR DE JUSTITIE
De opleiding: Tijdens een rondvraag vraagt Bernard Castelain de deelnemers om zich voor te stellen, hun opinie en opmerkingen over de opleiding van de bemiddelaars uiteen te zetten, alsook hun reacties en opmerkingen vanuit hun beroepservaring. Er zijn opmerkingen en opinies over de opleiding in het algemeen. Er wordt onderstreept dat het noodzakelijk is om naast een basisopleiding een voortgezette opleiding te verstrekken, wil men kwaliteitsvolle knowhow waarborgen. Het belang van “afleren” komt herhaaldelijk ter sprake om te benadrukken hoe noodzakelijk het is dat de bemiddelaar ongereptheid bezit. De deelnemers zijn het er unaniem over eens dat een kwalitatieve basisopleiding nodig is. Sommigen betreuren dat een bemiddelaarsrol wordt gegeven aan personen die daartoe geen specifieke opleiding genoten. Vanuit de invalshoeken kwaliteitsvol en bekwaam bemiddelingswerk is het ondenkbaar dat er geen goede opleiding inzake bemiddeling bestaat. Een andere noodzakelijke voorwaarde om de kwaliteit van de bemiddelaar te waarborgen, is de erkenning van de post-bachelor opleidingen. Niet zelden worden personen die daartoe geen opleiding genoten aangewezen als bemiddelaars. Wat die opleidingen betreft, moet ook de financiering worden bekeken. Kan niet worden overwogen om de publieke sector daarin te betrekken? Verschillende deelnemers formuleerden de suggestie om een stageperiode in te voeren die vergelijkbaar is met de stage van de advocaten. De kap maakt de monnik niet, en het diploma de bemiddelaar niet. De bemiddeling in de praktijk uitoefenen zou voor de beginnende kandidaat-bemiddelaar beslist een meerwaarde betekenen. Die opmerking is des te relevanter omdat zij raakt aan de doelmatigheid van intervisie en supervisie. Een cursus over hoe de bemiddelaar als bemiddelaar functioneert is geen overbodige luxe, waarbij een presentatie van het profiel en het functioneren in de praktijk zelf een inleiding op intervisie en supervisie zijn. Intervisie en supervisie zijn technieken die aanmoediging verdienen. Intervisie is net zo belangrijk als supervisie: het eerste werkt isolement in het werk tegen, en het tweede impliceert introspectie over de eigen werkwijze. Intervisie maakt integraal deel uit van de – noodzakelijke – voortgezette opleiding, en ervaringen delen moet worden uitgebreid tot intervisie met personen die de bemidde-
65
HOGE RAAD VOOR DE JUSTITIE
ling uitoefenen op andere plaatsen, in andere landen, om praktijkanalyses te kunnen uitwisselen en op basis daarvan zijn eigen praktijk te kunnen verbeteren. Supervisie legt de nadruk op de essentiële fusie tussen de juridische wereld en de psychologie, de haast therapeutisch-technische kijk opdat neutraliteit mogelijk is en de beïnvloeding door persoonlijke emoties wordt vermeden. Reglementering van de supervisie wordt over het algemeen noodzakelijk geacht; het is dan ook belangrijk dat iedere bemiddelaar tot een netwerk behoort. Hoewel het niet echt onder de noemer van de opleiding valt, wordt ook de juridische omlijsting van de bemiddeling ter sprake gebracht, onder meer als nader te definiëren punt. Een juridische beveiliging van de minnelijke schikking zelf zou resultaat moeten hebben, en wel vanuit dubbel opzicht, als waarborg voor de partijen en als opwaardering van de rol van de bemiddeling. Gelet op het internationale aspect van bemiddeling is het praktisch gezien en ook in het licht van de wens tot uitwisseling en promotie noodzakelijk te beschikken over internationale lijsten van bemiddelaars. De gedragscode: Van meet af aan wordt opgemerkt dat het wel degelijk om een “gedragscode” gaat, en dat de term “deontologie” niet wordt gebruikt. De deelnemers zijn het eens over de volgende punten: — Begeleiding van het bemiddelingstraject is noodzakelijk om het werk van de bemiddelaar af te bakenen; — De gewaarborgde geheimhouding is van wezenlijk belang; — Sommigen wensten een vorm van bescherming die buiten het toepassingsveld van de wet over de bemiddeling ligt; — Waarborg voor de onafhankelijkheid van bemiddeling als instituut. Wat de gedragscode betreft, werd het accent niet enkel gelegd op het principe dat de basis voor die code vormt, maar op alles wat zich tijdens het volledige bemiddelingsproces voordoet. De gedragscode bevat alle belangrijke begrippen, van het begin tot het einde maar ook gedurende het volledige bemiddelingstraject.
66
HOGE RAAD VOOR DE JUSTITIE
De gewaarborgde geheimhouding of de plicht tot vertrouwelijkheid is een noodzaak, maar sommige verschillen in de praktijken worden aangestipt naargelang van het domein waarin wordt bemiddeld. Bij een bemiddeling in burgerlijke en in handelszaken geldt een andere terughoudendheid inzake vertrouwelijkheid dan bij een familiale bemiddeling. In sommige gevallen komt de bemiddelaar terecht in een situatie van afhankelijkheid tegenover een overheid, en dat maakt de opdracht ambivalent. Aangezien de workshop beperkt was in de tijd werd dat tweede punt sneller behandeld, maar de deelnemers ontkenden het belang ervan niet. De interesse voor de twee discussie-onderwerpen kwam bij alle sprekers gedurende de hele discussie naar voren.
67
HOGE RAAD VOOR DE JUSTITIE
68
HOGE RAAD VOOR DE JUSTITIE
Gedachtewisseling “Bemiddeling: geloven en gebruiken” Brussel, 30 april 2010
De bemiddeling, paradigma van een maatschappelijke verandering Frank Fleerackers, decaan van de faculteit Rechtsgeleerdheid van de HUB, advocaat, lid van de HRJ
69
HOGE RAAD VOOR DE JUSTITIE
Bemiddeling vereist een mentaliteitswijziging, een pan-juridische, interactieve aanpak van conflicten, in harmonie met de wijzigende samenleving.
Maatschappelijke verandering • Overtuigings-individualisme • Je suis ce que je pense • Clash of convictions Recht als conflictregeling • Conflict als verschildynamiek • Van verschil tot geschil • Recht als geschillenregeling 19e eeuws rechtsdenken • Kwalificatie en categorisatie • Waarheid als vindplaats • Recht als archeologie
70
HOGE RAAD VOOR DE JUSTITIE
Recht, rede en redelijkheid • Kant — Rawls — Habermas • Categorische imperatief • Zekerheid als redelijke fictie 21e eeuws verschildenken • Kennedy — Derrida — Deleuze • Die Welt ist was der Fall ist • Differentieel en dynamisch Vernieuwd rechtsdenken • Casusgedreven: casus = motor • Interactie: onder-handelen • Betekenisgeneratie: con-sensus Bemiddeling als paradigma • • • •
Dynamische zekerheid Interactieve waarheid (A. Sen) Bemiddeling als paradigma voor juridische verandering
“Juristen zijn de filosofen van de XXIe eeuw.” Jacques Derrida Het Recht van de Filosoof E-post:
[email protected]
71
HOGE RAAD VOOR DE JUSTITIE
The Role of Lawyers in Interaction2: Mediation, ADR and Legal Thinking Frank Fleerackers
This article focuses on a key provision of the new EU directive on mediation: the obligation for Member States to encourage training of mediators. Such education, a revision of legal education, may prove necessary for the future of legal thinking. Referring to Deleuze and Derrida as well as Rawls and Habermas, Fleerackers argues against rationalized views of law as communication, by heralding an interactive, casedriven and interdisciplinary (ICI) approach to surpass the decay of liberal legal thought. Sharing Derrida’s perspective as a compagnon de route, Fleerackers focuses on the affective/effective aspects of law in order to update legal discourse for a changing world of difference, embracing a dynamic concept of legal certainty. At its core, legal theory is legal practice. And legal practice in all its forms is casedriven, directed towards an effective cohabitation of an increasingly multi-cultural, multi-moral and multi-individual society, ridden by rationalization. At the failure of iusnaturalism as well as legal positivism, communitarianism as well as liberalism, many have forsaken the legal field’s underlying strongholds of either morality or rationality. Not all cases are hard cases but surely the latter are of crucial interest to any legal theorist or philosopher. If morality or rationality may indeed still uphold legal effectiveness in most cases, then these are of minor importance, given the huge difficulties societies encounter when legal norms cannot be upheld but by force or violence. Epitomized as the conscious acceptance by a minority of a decision taken by a majority or as the legal awareness of a condemned party with regard to the decision of an adjudicating judge, legal effectiveness consequently has shed its traditional skin and its once underlying structures have faded dramatically. Hence, any survival of legal pragmatism as an effective instrument to uphold society’s communal aspirations depends mainly on a lawyer’s attitude. Well-trained lawyers enable social interaction to uncover differences as well as interactive truths, indeed effectively shared by all parties of a conflict. As such, legal education finds itself unambiguously at the center of legal theory and legal practice. The need for a change of legal thinking, still very much rooted in 19th century thought, in order to cope with contemporary globalization, crucially depends on the way legal education will be reformed in the years to come. Concludingly, Fleerackers argues 2
The New EU Directive on Mediation, Maklu, 2008, p. 25-36. An earlier version of this article was published as: Fleerackers, F., Æffective Law through Legal Education, ARSP, Beiheft 106, 2007, p. 211-220.
72
HOGE RAAD VOOR DE JUSTITIE
for a legal education that teaches lawyers to master interactive processes and turn these into frames of social cohesion, thus upholding legal discourse through an underlying cogency from within: an interactive, casedriven and interdisciplinary (ICI) legal attitude. 1. In this article, the position of law and legal theory is analyzed against the backdrop of an evidently evolved social context, lacking uniformity as well as stability. Such complex but crucial analysis will necessarily be implemented by legal scientists, in direct reference to legal practice. Practice and practical experience serve as fundamental research criteria: there is no law outside of legal practice, as there is no law outside of the case at hand. Legal research beyond legal practice makes no sense, since all things legal originate in and through legal practice. The perspective of an external analyst, though maybe of meta-juridical interest, is of little use to the legal practitioner. The external position, held by legal philosophers and many legal theorists, relates to the law and lawyers the way an ornithologist relates to a bird: that what is of interest to those theorists often does not concern practitioners, unless such theorists open up to practice and its particularities. Granted of course that no legal theorist or philosopher holds an exclusively external position with regard to the law. Every single one of us is a legal subject. Yet such membership of a legal community does not discharge us from our duty to uphold a case-driven position, if we want our analysis and insights to have any repercussion on the nucleus of our research: legal practice3. Both singularity and multiplicity of reality are almost literally expressed in the case at hand. Deleuze uses the concept of l’événement in order to demonstrate that reality withstands categorization, as it is epitomized by différence4. The classic philosophical and scientific gaze, categorizing reality in recognizable as well as recognized entities, gainsays this difference-related stance. Surely, one understands mankind’s eagerness to get a grip or grasp, i.e. to seize reality by classification and qualification in order to render his environment usable, functional and operative. However, if reality remains unaffected by these attempts of categorization, then the underlying posture should be 3 One should note that a strategic positional leap from participant to observer, hence from an internal to an external perspective, will necessarily be perceived as ineffectual if not embedded in attitude-related research. When on September 21st 2005, a JetBlue airplane preformed an emergency landing in Los Angeles, participants were able to view the news updates of their ordeal live on the in-cabin television screens, sharing in real time the paradoxical experience of an internal as well as external perspective. One may question the viability of even arguing any disparity between both perspectives in this case, more particularly with regard to the positional leap from internal to external, and the related positional amalgam, in view of its analytical use to unprepared participants such as these JetBlue passengers. See www.msnbc. msn.com/id/9440519. 4 Deleuze, G., Différence et répétition, Seuil, Paris, 1969, rééd. Puf, 1997. According to Deleuze, the main task of philosophy is: “dégager l’événement”, See also: Deleuze, G. and Guattari, F., Qu’est-ce que la philosophie?, Minuit, Paris, 1991.
73
HOGE RAAD VOOR DE JUSTITIE
questioned. Such posture, stance, or attitude, although understandable in its objectives to manage reality and render it transparent as well as exploitable, underlies and motivates a perverted frame of mind and action, that leads to the opposite of its aspirations. The fixation on certainty by qualification and classification of what cannot be classified or qualified necessarily fails. The artificial creation of certainty and manageability by way of a rationalized categorization at first summons a myth of an ideal, qualified and classified world, initiating a parallel sphere of worship, institutionalized by the conception of professional parallel worlds with associated professionals such as lawyers and managers, both with their own parallel vocabulary and rituals. Here, institutions and parallel worlds are defined in accordance to similar patterns of dominance, in order to hopefully limit the structural uncertainty of a dynamic reality5. Behold, a valuable quest. If it were at all realistic. This fixation on certainty suffers a double failure. On one hand it is adamantly clear that an apology for qualification as an assurance filter is futile, given its lack of impact on an indeterminate world, although one surely may show consideration for such endeavor. On the other hand, more importantly, it is of the essence to realize that this attempt in its most absolutist form renders people ever more dependent on their pursuit of certainty, which not only is to be considered as pointless and unrealizable, but furthermore as incompatible with reality as such, and thus as profoundly alienating. At most, one may contend that it remains defendable to provide mankind, in its yearning for certainty, with an instrument to that effect, yet its essence would have to be distrusted at once as well as linked to an ambition to cope with the dynamics of reality without having to qualify, classify and categorize. Such instances of qualification, classification and categorization would only prove allowable if they are not detrimental to our insight of the differential disposition of reality. 3. And that is quite simply not feasible in the context of contemporary legal thought and education. The former, proliferated and propagated by the latter, falls short in its effort to mirror or emulate a changed and changing reality effectively6. The idiosyncrasies of this dynamic reality have been imaginatively described by Derrida with the concept of différance7. Described indeed, since by substituting one character a more fitting de(s)cription of reality originated, illustrating dynamics as well as multiplicity. The amalgamation of deferral and difference shows how the interrelation of both concepts reflects the dynamics of reality. Although an intricate and multifaceted connection, 5 Foucault, M., Les mots et les choses. Une archéologie des sciences humaines, Gallimard, Paris, 1966, rééd. 1990. See also: id., Surveiller et punir. Naissance de la prison, Gallimard, Paris, 1975, p. 261-299. 6 On the problem of congruence, see: Fleerackers, F., Affective Legal Analysis. On the Resolution of Conflict, Duncker & Humblot, Berlin, 2000, 212p. 7 Derrida, J., Marges de la philosophie, Minuit, Paris, 1972.
74
HOGE RAAD VOOR DE JUSTITIE
lawyers will have to acknowledge the relation between these concepts and recognize that the reality of any particular case may never be brought to a standstill, nor can it ever be delineated, defined or definite. They will have to concede that any analysis of such case necessarily endorses dynamics as well as diversity, if an effective, necessarily dynamic, understanding of cases is to be achieved. Contemporary lawyers on the other hand, in their lust for qualification, tend to locate and isolate cases, securing and immobilizing what cannot be fixed. Accordingly, in their fixation, they block and obstruct the way to the essence of their quest: the truth of the case. Dynamic for sure, such truth will only reveal itself as far as time and space are granted for an evolving context. Such truth is unavoidably dynamic, and any related concept of certainty will be as well, leading to an unyielding Umwertung of legal discourse. The insight that the quest for static certainty in contemporary legal thought inevitably collides with the essential volatility of reality and of the cases, will lead to a distinctive posture, stance or attitude, upholding the dynamic and evolving character of reality, and thus allowing for a more effective legal discourse. 4. Again, Derrida proves more than interesting, when he connects différent (difference) to différend (conflict). If the concept of difference can be seen as a reflection of the structurally dynamic disposition of reality, then the concept of conflict may help us to understand such dynamics more appropriately. Also, the relation between différance and différend demonstrates how both conflict and difference are associated with deferral and suspension, allowing for a non-negative and neutral perception of conflicts as indispensable components of a dynamic reality. If differences cannot be reduced and conflicts cannot be discarded or rationalized, then our lawyers will have to acknowledge their découpage of reality by way of disguised qualification. They will have to admit that reality is in continuous realization: always developing, always evolving, always dynamic, never static8. Hence, conflicts need not to be solved. Conflict resolution, as a synonym for solving conflicts, is an exponent of classic legal thought, related to the rationalizing and categorizing stance described above. Conflict resolution should never be simply understood as solution-driven. In fact, more effectively, the resolution of a conflict may resemble the resolution of a computer screen. The higher its resolution, the more detail a screen has. Moreover, such resolution should not be seen as static but as a dynamic image of a conflict’s present situation. Conflicts are expressions of nonrationalizable differences, waiting to be directed or conducted by conflict directors, i.e. by a decisive new breed of lawyers, heralding their difference-related legal attitude instead of the rationalizing posture of old.
8 See: Deleuze, G., and Guattari, F., o.c., heralding the dynamics of evolving against the discontinuity of a static moment.
75
HOGE RAAD VOOR DE JUSTITIE
Undoubtedly, the apparent human desire for certainty, truth and solutions should not be passed over lightly. Doing so would lead to a form of radicalism, Deleuze and Derrida were accused of 9. Human nature, in all its complexity, is to be scrutinized, not rationalized. And mankind’s yearning for certainty is present in the entire human realm, with regard to the law, to jobs, to love etc. Hence, embracing the paradox (para-doxa) may provide a key to the problem. No denial, but an acceptance of the irreducible tension between differences: on one hand acknowledging man’s own craving for certainty and on the other recognizing our powerlessness and the failure of rationalization. And then, the quest for certainty and the acknowledgment of uncertainty join in as signifiers and as dynamic couple of significance or even meaning. They become the key to a dynamics of truth in a society where concepts such as certainty, truth and meaning are understood and exercised as non-static. The concept of dynamic certainty or truth in first instance may appear hopelessly postmodern and for sure highly susceptible. Yet it seems to be the only possible escape from the barren grounds of static fixation, spawn by infinite rationalization, definitely leading to an —admittedly— infertile postmodern concept of truth: a “chacun pour soi”, where all truths and convictions are interchangeable and truth has achieved the status of merchandise. Truth as a penultimate expression of the self. Evidently, this concept of truth is auto-destructive, a postmodern concept, not identifiable as truth, as much as a corresponding postmodern concept of certainty will never be effectively acknowledged as certainty. 5. But then how can truth and certainty be saved from the claws of a seemingly nihilist postmodern turmoil? Would there still be room left for a concept of truth or certainty in a multi-cultural, multi-moral, multi-individual society? Shouldn’t we simply forgo the idea of shared values, truths, certainties? Or even, if from a rational point of view we could legalize these values and truths in the framework of international treaties and constitutions, would these texts then have any correlation with so-called real values and truths people share or could we plainly refer to the effects of public reason10 or the better argument11, hence to human reason, to embody the effectiveness of what we have written? Dare we indeed define mankind, in essence or evolution, as a rational species, on the basis of which these texts may be vested in view of their effectiveness? Derrida is correct in criticizing our way of thought as logocentric. The emphasis on reason and language (since the Greek noun ‘logos’ hints at both) is even perilous, as it constructs a human capacity, leading to dehumanization. Again, the accomplishments of the Enlightenment need not be questioned, but its excesses surely deserve 9 Ferry, L. and Renaut, A., La pensée 68. Essai sur l’anti-humanisme contemporain, Gallimard, Paris, 1985, p. 266. 10 Rawls, J., Political Liberalism, Columbia University Press, New York, 1993, p. 172-179. 11 Habermas, J., Theorie des kommunikativen Handelns, Suhrkamp, Frankfurt, 1981; also: id., Faktizität und Geltung, Suhrkamp, Frankfurt, 1992.
76
HOGE RAAD VOOR DE JUSTITIE
adjustment. A criticism of logocentric thought will help us to understand why instances of rationalization in the writings of Rawls as well as Habermas, though rooted in the idea of social progress, prove to be inhuman because of their metaphysical (mis)representation of human nature. Evidently, the capacity of reason seems to allow mankind to surpass one’s own individuality and build bridges towards fellow men. And surely that very same capacity, aided by language as a means of communication, admittedly brings most conflicts and cases in a social context to a seemingly effective solution, to an overlapping consensus12, indeed. Yet clearly, logos and reason fall short in the presence of so-called hard cases such as abortion, euthanasia, free speech, when people do not straightforwardly disregard their competing, incompatible convictions. Moreover, when analyzing so-called ordinary cases and exploring instances of effective understanding or acceptance through reason or by way of argumentation, the promises of reason and logos often prove to be hollow: underneath the rationalized surface of a conflict’s solution, most incompatible convictions simmer on and intensify and then wield their devastating effects. Thus reason, rationalized to such extent, is little more than varnish on canvas, with fluid colors under the surface, ready to mingle at the slightest movement. Accordingly, one may criticize Habermas and Rawls on having disfigured a promising yet delicate instrument by way of rationalization. Or, in the words of Derrida: “ce sont les soi-disant philosophes, théoriciens et idéologues de la communication, du dialogue, du consensus, de l’univocité ou de la transparence, ... de la discussion et de l’échange, ce sont ceux qui le plus souvent se dispensent de lire et d’écouter attentivement l’autre, qui font preuve de précipitation et de dogmatisme.”13 Indeed, those are the dogmatists of rationalization, their writings filled with references to communication and reason, without any actual connection to legal or political practice. They are guilty of “contradiction performative”, a criticism applicable to many a legal theorist’s blind idolatry of the communicative paradigm. Communication and reason are the skeleton and spine of dogmatic legal thought. The perils of their fictional fixation as well as the accompanying performative contradiction should be denounced forthwith. Rationalizing the unreasonable by fixation or sublimation of reason, albeit directed towards commendable objectives such as legal certainty, is ever more destructive than the recognition of uncertainty. Such recognition is no simple acquiescence, but requires a change of attitude towards reality: “le problème n’est pas celui de dépasser les frontières de la raison, c’est de traverser vainqueur celles de la déraison: alors on peut parler de bonne santé
12 This familiar concept from: Rawls, J., A Theory of Justice, Oxford University Press, 1972, can be considered as a paradigm of contemporary legal thought. Yet, as stated above, it also serves as a conceptual paradigm of rationalization and logocentrism. 13 Derrida, J., Limited Inc., Galilée, Paris, 1990, p. 246-247.
77
HOGE RAAD VOOR DE JUSTITIE
mentale, même si tout finit mal.”14 There is no alternative. The multiplicity and dynamics of our environment necessarily translates into our attitude, posture or stance with regard to that reality. Hence, a fixation on the rationalization of logocentric thought only engenders nonsense. 6. For the law, a complete makeover is in order to adopt an attitude that still wields reason as an instrument, but with a complex and paradoxical twist. Classic reason, as we have grown to know and use it, tends to distort and fixate the relation between man and reality, between legal subject and fact. It would be, nonetheless, futile to conclude that reason has reached its downfall. Yet while cherishing the rightful realizations of Enlightenment, man should acknowledge the confines of his instrument and apprehend that a rationalized as well as rationalizing perspective on law, reality and society leads to more insanity instead of (legal) certainty. Accordingly, he will understand that only an paradoxical perception of certainty, matching the dynamics of reality, may effectively endorse social and legal discourse. Finally, such insight necessitates a paradoxical image of the self, favoring dynamics above stability, multiplicity above unicity, difference above identity. Not as an expression of preference, but out of pure necessity, in view of reality’s disposition. Connecting to reality as it is, or becomes, or is evolving, hence requires an attitude, able to realize this connection. The same argument refrains legal theorists from merely engaging in generalities, the way many a philosopher clings onto representational thought. By means of generalizing representation, legal philosophers and theorists try to escape the dynamics of reality, yet in vain. But although philosophers will make few victims while entertaining such train of thought, legal theorists and lawyers are to be banned from even considering it, as their attitude is directly related to the effectiveness of their province. Since legal effectiveness is to be heralded as main aspiration of any legal theorist and practitioner, lawyers will have to adapt their professional attitude to the reality surrounding them, i.e. a dynamic, moving, changing, complex, multiple, manifold reality, that cannot be simplified, generalized or rationalized. 7. This intricate perspective on reality markedly leads to a highly unusual and renewing legal attitude. If a lawyer still aims at getting grip or grasp on reality, as classic vocabulary would put it, then he will have to adjust his professional attitude as close as possible to its characteristics. Firstly, his education will have to move him on the verge of reality’s intricacies, in order to allow him to experience and appreciate the multiplicity and dynamics of conflicts and cases at hand. Such attitude breaks free from classic representation, from fixation and generalization, opening up to a dynamic understanding 14 Deleuze, G., Critique et Clinique, Minuit, Paris, 1993. The concepts of multiplicité and devenir are described as ways to more effectively cope with reality or l’événement. See also: Deleuze, G., Différence et répétition, note 3, supra.
78
HOGE RAAD VOOR DE JUSTITIE
of the way human interaction develops and evolves. Even if lawyers would then still categorize instances of human interaction by way of dogmatist rationalization, no harm is done, as long as such dogmatism is recognized as a professional strategy and given its procedural place. Dogmatism is not perilous if applied within its technical confines. Conceivably, dogmatism may even serve as a paradigm of representational thought and thus structurally enhance legal discourse, only if lawyers are aware of the perils of rationalization and if they acknowledge its deformation of reality. Consequently, he will regard his dogmatist constructs as temporal and artificial simplifications of reality, contrasting contemporary legal discourse’s depiction of legal dogmatics as a descriptive representational model, mirroring reality. Hence, contemporary lawyers omit context as well as subtext, blinded by dogmatism’s découpage, and ostensibly adhere to a static, homogeneous, rationalized environment. 8. Here again, mankind’s craving for an effective concept of truth or certainty comes to the fore. As argued, the mere existence of this yearning validates our continuing concern. After postmodernity’s havoc, would there still be room for such concept? Should not the equalization between truth and one’s conviction be considered as a form of conceptual suicide? Not necessarily. In line with a different breed of reason, i.e. affective reason, as solely viable alternative for a rationalized as well as rationalizing logocentrism15, social and legal discourse may open up to an interactive and affective concept of certainty or truth. In comparison to a conviction, such truth shares its affective effect. However, in order to separate truth from conviction, this effect necessarily transcends the individual. In relation to uncertainty, affective certainty shares the dynamics of the unresolved, of the ambivalent, of that which is still evolving (Deleuze). This espousal and embracing of the paradox is a unique opportunity to uphold a concept of truth or certainty in an altering and shifting world. Implementing certainty as a dynamic concept will only be feasible if the person operating this approach is capable of incorporating the paradox between movement and rest, allowing movement to engender rest and allowing rest to engender movement, without ever allowing one or the other to recede. The tension between both is never discharged or transcended, as interpersonal differences and conflicts are never to be resolved. They may however be temporarily managed, awaiting continuous alteration and change. Similarly, in legal thought, the dynamic feature of reality is paradoxically coupled with its static counterpart in order to comprehend the intricacies of law. Law, effective law, originates from the paradoxical tension between rest and movement, between stability and dynamics, between truth and conviction, between certainty and qualm. The preconditions of this contradictory posture or attitude are considerable: an interactive practice and a location (locus) for such practice to occur; and a dynamic matrix or grid (processus) as a change-related 15 See also: Toulmin, S., Return to Reason, Harvard University Press, Cambridge, 2001.
79
HOGE RAAD VOOR DE JUSTITIE
framework16. Above all, however, a subject is required, whose subjectivity is not objectified. Legal subjects are incessantly inquisitive and they are aware of such condition as a result of their essentially paradoxical existence, craving for a certainty they knowingly will never accomplish. Moreover, realizing that the only certainty they will ever come to value, will inevitably be dynamic. 9. Hence, an affective attitude towards reality, embedded in practice, is what mankind needs to embrace. A posture or stance with regard to reality as it is. Or better: with regard to reality as it becomes, as it is evolving. Such attitude resists the contemporary fixation on representation. Such attitude, directed to effectiveness, is necessarily affective. An affective attitude is an attitude that values the way people are affected by there convictions, institutions and other affectors in order to assume or leave particular conflict positions. Similar to Derrida’s association between différence and différance17, effective and affective aspects of law and legal theory are intertwined. Effectiveness in law coincides with interactive affectivity. Conversely, knowledge of affective patterns in law enhances legal effectiveness. Therefore, in combining both constitutive strands for legal analysis, the intertwinement of affective/effective can be materialized as æffectivity, using the æ-ligature to underline the way these notions are closely yet paradoxically related. Furthermore, the paradox of æffectivity evidently relates to the aforementioned concept of affective reason, or æffective reason for that matter18. Surely, notions of affectivity or æffectivity are only of interest to legal analysis if the affective effects of reason, hence also of argumentation, are taken into account. The Habermasian idea of the better argument palpably necessitates the incorporation of affective effect. Accordingly, the realization of public reason, if at all feasible, depends upon affective analysis, upon æffectivity. Even Deleuze claims that to affect and to be affected characterizes the essence of human existence. Moreover, in the legal field, instances of adjudication or judgment deferral are vital for an understanding of interpersonal differences and conflicts. Within the realm of law, différence and répétition (Deleuze) as well as différence and différance (Derrida) are almost blatantly present. They prove quite useful for legal analysis, an æffective analysis, focused on the dynamic role of a similarly coined æffective legal attitude. This attitude furthermore reflects the way even Derrida did not consider deconstruction as a method, but as a posture, stance, attitude. A subversive posture or stance, but nonet16 Such processus will enable mankind to come within reach of the multiplicity of reality. See: le texte-rhizome (Deleuze): “Nous écrivons ce livre comme un rhizome. Nous l’avons composé de plateaux. ... Chaque plateau peut être lu à n’importe quelle place et mis en rapport avec n’importe quel autre.” Deleuze, G. and Guattari, F., Mille Plateaux, Minuit, Paris, 1980, rééd. 1997. 17 Derrida, J., Marges de la philosophie, Minuit, Paris, 1972, supra. 18 Fleerackers, F., ibid.
80
HOGE RAAD VOOR DE JUSTITIE
heless definitely an attitude he most explicitly bestowed upon lawyers, as the so-called philosophers of the future19. The concept of deferral (an instance or the process of putting something off, especially a trial or court hearing, until a later date) in law is a paradoxical notion lawyers may implement by way of æffective analysis, allowing them to accomplish dynamic certainty. Deferral accordingly serves as a contradictory paradigm for a volatile kind of certainty, never fixated, always on the move. Correspondingly, critical legal theorists like Roberto Unger would not describe their analysis as a contribution to a school of thought, but to a movement. 10. Concludingly, the eternal return of difference and conflict may very well be confirmed as essential to the human condition and to our understanding of law as a means to æffectively direct society. Rationalized stability inevitably remains fictitious and the complex reality of cases cannot be reduced to a generalized system of rules. Each case not only is unique, but at the same time multiple as well as continuously evolving. Even in recurrence or repetition, we recognize difference above resemblance, as we distinguish and acknowledge that what diverges, that what is different. Hence, lawyers, as princes of difference and interaction, in their æffective analysis of conflicts, scrutinize the legal æffectivity of cases and analyze the underlying difference-affectors of conflict positions, as these affectors influence (affect) the parties at hand in assuming or leaving particular conflict positions. Then, potential legal interventions are analyzed in view of their æffective quality, by interactively examining how these interventions may provide answers or affective effects with regard to the analyzed affectors. This æffective attitude in legal analysis can only be put into operation through interactive practice. If difference and conflict are indeed irreducible, then any attitude of thought or analysis may only be effective if the dynamics of interaction are fully endorsed. Interaction conclusively proves to be the forum of choice for truth creation. Through interaction, mankind seems to be able to generate a concept of meaning that, notwithstanding postmodernism, lives up to a dynamic, yet defendable notion of truth. Surely, the classic archeological notion of truth is far gone and its postmodern successor failed in every aspect. Yet now, interaction allows us to engender instances of truth and certainty, by way of juxtaposition and concurrence, directed by conflict conductors. For it is interaction itself, at the heart of æffective law, conducted by lawyers as directors of conflict, donning their newly acquired æffective attitude. Lawyers direct the interaction of conflicting parties by æffectively analyzing the effects of dynamic conflict affectors as well as the effects of different interactions on these affectors and the related conflict positions. Through such interaction, an æffective concept of truth and certainty is generated, surpassing the individual because of its affective effect on the 19 Cfr. www.indymedia.be/news/2004/04/83119.php
81
HOGE RAAD VOOR DE JUSTITIE
parties at hand. For that reason, this concept of truth and certainty is highly effective, as it wields its indispensable effect, while at the same time remaining interactive and dynamic. Or, as Deleuze puts it: “il n’y a que des mots inexacts pour désigner des choses exactement”20. Definitely, rules are not conceptually compatible with cases. The application of a legal norm to a case is not only complex, but impossible. Only in and through interaction between parties will lawyers succeed in directing the dynamics of conflict affectors by way of an æffective attitude in order to generate legal meaning, truth and even certainty. As such, nor legal meaning nor legal certainty even remotely refer to the rationalized constructs of classic legal thought. Hence, legal education opens the way to a new definition of meaningful legal analysis as a reflection of human interaction. 11. As for legal education, the suggested ICI-attitude builds on an interactive, case-driven and interdisciplinary approach. Such attitude, aimed at coping with the irreducible complexity of reality, uses interaction as its format for the generation of meaning and the creation of a dynamic framework. This format is driven by the multifarious reality of cases and not by a superstructure of rules. Accordingly, no rigid disciplinary partitions of reality are endorsed. The ICI-approach has already been implemented in courses such as Law and Conflict Analysis (KU Brussels Faculty of Law). Students learn to analyze the actors and affectors of a particular case, interact with each other through a dedicated ICT-application facilitating virtual experience, in order to conclusively evaluate the possible gains of particular legal solutions with regard to æffectivity. One may argue that this interactive attitude be taught to all academics or even to every citizen21, in order to acquaint them with difference or conflict. On the other hand, lawyers may be educated as paradigmatic negotiators and mediators, as they ideally combine knowledge of the law with a conflict-related attitude and experience. Law as a paradigm of difference and interaction: if Derrida is right, lawyers could be the (æffective) philosophers of the 21st century. Hence, negotiation and mediation training may provide contemporary legal thinking with a necessary interactive format for legal education and practice, as a means to pursue and uphold legal effectiveness.
Prof. Fleerackers is Dean of the KU Brussels Law Faculty and President of the Association of Flemish Academics. (E-post:
[email protected])
20 Deleuze, G. and Parnet, C., Dialogues, Flammarion, Paris, 1977. 21 Unger, R., The Self Awakened: Pragmatism Unbound, Harvard University Press, Cambridge, 2007.
82
HOGE RAAD VOOR DE JUSTITIE
Gedachtewisseling “Bemiddeling: geloven en gebruiken” Brussel, 30 april 2010
Toekomstperspectieven Nadia De Vroede, bureaulid van de HRJ, voorzitter van de werkgroep
Mr. Schneebalg nam ons deze ochtend mee naar de toekomst: een “ideale” toekomst waarin bemiddeling vanzelf haar plaats in en buiten het gerecht heeft gekregen. Ik voor mij hou het meer nuchter en keer terug naar het heden – om te beginnen althans. Daarna zullen wij, met de hulp van u allen, magistraten, advocaten, bemiddelaars, maatschappelijk assistenten, …, bouwen aan de toekomst, aan de justitie van morgen: een 83
HOGE RAAD VOOR DE JUSTITIE
innovatieve, humane justitie, die open staat voor dialoog; een kwaliteitsvolle justitie ten dienste van de burger. De studiedag vandaag was niet bedoeld als een stroom van mooie woorden, wensen en beloftes. Voor de Hoge Raad voor de Justitie bestaat de uitdaging erin concrete voorstellen te formuleren, met de hulp van alle actoren; daarnaast bestaat de uitdaging er ook en vooral in om die voorstellen snel in de praktijk om te zetten. Morgen al mag de bemiddeling niet langer slechts een instrument zijn waarvan men zegt dat men het interessant vindt, dat het een antwoord is waarin men gelooft. De bemiddeling moet ook een gebruikelijke praktijk zijn, die voor de hand ligt in de gerechtelijke cultuur, maar die ook in de geest van iedere burger ingebakken zit. En dat is vandaag niet het geval. Nochtans was alles goed begonnen. De wet van 21 februari 2005 over de bemiddeling is ongetwijfeld een beslissend keerpunt in het Belgische recht. Die wet behelst niet alleen een veralgemening van dit proces van conflictoplossing naar alle materies, maar regelt eveneens een wettelijke omkadering, die zowel de personen die er gebruik van willen maken als hun raadslieden veiligheid biedt. In het licht van de Europese richtlijn van 2008 toont België zich een zeer goede leerling. Enkele zeldzame punten niet te na gesproken, beantwoordde onze wet van 2005 al aan de vereisten van de richtlijn. De wet is dus a priori goed. De instrumenten die nodig waren om de wet uit te voeren, werden zeer snel ontplooid. De Federale Bemiddelingscommissie werd opgericht. Vandaag worden de bemiddelaars opgeleid, erkend, en ze zijn aanwezig in alle domeinen van het recht. Er zijn meer dan 1800 bemiddelaars, die gespecialiseerd zijn in diverse domeinen. De trage rechtsgang, de gerechtelijke achterstand, de kostprijs van de rechtsplegingen, het zijn evenveel factoren die de rechtzoekende moeten aansporen om gebruik te maken van de bemiddeling. Geld vormt geen ernstig obstakel. Een bemiddelingsproces is niet speciaal duur en de minstbedeelde rechtzoekenden genieten rechtsbijstand. Aan de invoering van de wet werd veel ruchtbaarheid gegeven. Om de ontwikkeling van de bemiddeling te promoten, vaardigde de OBFG bijvoorbeeld al in 2005 de aanbeveling uit dat iedere advocaat zijn cliënten spontaan moet inlichten over de mogelijkheid om bemiddeling aan te wenden. Tal van colloquia werden georganiseerd om uit te leggen wat bemiddeling inhoudt en er de loftrompet over te steken. Iedereen kan in legio artikels en werken opzoekingen doen. Een dergelijke behandeling is maar weinig sectoren uit de rechtswereld voorbehouden. Men zou zelfs kunnen spreken van een informatieverzadiging over de procedure en de wijzen van bemiddeling. Nieuwe wetgeving bevat voortaan voor de rechter niet alleen maar aansporingen, maar ook verplichtingen om bemiddeling te bevorderen. De samenleving zelf gaat er 84
HOGE RAAD VOOR DE JUSTITIE
zich mee bemoeien en looft de inherente waarden van de bemiddeling: dialoog, overleg, vrijwaring van de sociale banden. Overigens heeft de bemiddeling zowel in de private als in de publieke sector algemene ingang gevonden en worden er eigen bemiddelingsdiensten opgericht. Alles samen genomen heeft België, in vergelijking met andere landen – lijkt België , in vergelijking met andere landen – de bemiddeling alle kansen voor ontwikkeling te hebben geboden. En desalniettemin werkt het niet. Uiteraard is het geen fiasco over de hele lijn. Uit de justitiebarometer die in 2007 op initiatief van de HRJ werd afgenomen, blijkt dat de houding tegenover bemiddeling positief is geëvolueerd sinds de eerste justitiebarometer, die in 2002 werd afgenomen. Die evolutie is evenwel het meest manifest bij de bevraagde personen van wie het werk gelieerd is met justitie. Tijdens een recente studie bij een groot staal van scheidende of gescheiden ouders werd vastgesteld dat 70 % van de ouders nooit over bemiddeling had horen spreken. Uiteraard veronderstelt de uitbouw van de bemiddeling een diepgaande mentaliteitswijziging aangezien men bereid moet zijn om, in plaats van de overwinning te behalen op de tegenstrever, samen te zoeken naar oplossingen die voor alle partijen positief zijn. Die uitbouw vereist ook dat de rechtzoekende de gerechtelijke overheid niet alleen ziet als een derde legitieme stemhebbende speler, maar ook als een overheid met andere, evenzeer belangrijke opdrachten. Dergelijke veranderingen in de cultuur vragen per definitie tijd. Nochtans zijn sinds de inwerkingtreding van de wet al vijf jaren, vijf lange jaren verlopen zonder dat enige vooruitgang van betekenis werd geboekt, zoals nochtans onze wens was. Wel dan, moeten we de armen laten zakken? Laten we niet te pessimistisch zijn. Toen de HRJ vorig jaar rondetafels met magistraten en advocaten organiseerde, bleek dat er op lokaal niveau steeds meer initiatieven werden genomen, door zowel magistraten, advocaten als bemiddelaars. Die goede praktijken blijven helaas vaak een plaatselijk en onbekend karakter behouden. Soms gaan die projecten teniet wanneer de initiatiefnemer ervan weggaat. Soms wordt hun teloorgang uitgelegd door het tekort aan – personele of financiële – middelen. Hoe dan ook, die initiatieven herbergen een schat aan praktijken die nog op brede schaal moet worden ontgonnen. Ik denk onder meer aan het Antwerpse project van rechters-bemiddelaars, dat vóór de wet van 2005 het licht zag. Ik denk eveneens aan sommige rechtbanken en hoven van beroep waar in jeugd- en familiedossiers de bemiddeling in familiezaken steeds meer tot haar recht komt, in een gunstige context waarbij de klemtoon ligt op mondelinge debatten en de aanwezigheid van de partijen
85
HOGE RAAD VOOR DE JUSTITIE
op de terechtzitting. Ook in handelszaken ontwikkelen sommige rechtbanken en hoven van beroep het gebruik van bemiddelingsvormen. In andere rechtscolleges werden telefoonpermanenties of permanenties van bemiddelaars ingericht – zoals in de jeugdrechtbank te Brussel - soms met succes, soms zonder enig resultaat. Op sociaalrechtelijk vlak stichtten in 2007 advocaten, magistraten, rechters in sociale zaken en vertegenwoordigers van de vakverenigingen een vzw, MEDIATION ET CONCILIATION EN DROIT SOCIAL. Die vzw organiseert onder meer opleidingen, heeft een website, publiceerde een informatiebrochure, en zelfs een stripverhaal. Aan initiatieven is er dus geen gebrek. Helaas blijven die initiatieven hangen in het stadium van het proefproject, en is hun toekomst onzeker. Vandaag zou de fase van proefproject moeten voorbij zijn. Het is tijd om te handelen en de beste initiatieven te veralgemenen. In dat verband is het eveneens jammer dat er geen statistieken voorhanden zijn. Al lijkt statistieken bijhouden niets om het lijf te hebben, het is heel belangrijk. Momenteel bestaan er geen statistieken die een beeld kunnen geven van het aantal gerechtelijke bemiddelingen en van de factoren die het mislukken of het welslagen van bemiddeling in de hand werken. Soms is het moeilijk om uit alle bestaande initiatieven te kiezen en te bepalen welke ervan moeten worden veralgemeend omdat zij een significante impact zullen hebben op het aantal opgestarte bemiddelingen. Er werden niet alleen al initiatieven genomen. Daarnaast bestaan er ook tal van ideeën die evenwel nog geen concrete invulling kregen. Tijdens de rondetafels van de HRJ werden heel wat suggesties geformuleerd. Zij leidden al tot een aantal aanbevelingen. Ik wil het daarover met u hebben, al zullen de workshops van deze namiddag nog nieuwe aanbevelingen opleveren. Vooreerst wat de opleiding betreft. Dat thema kwam ook tijdens de eerste workshop aan bod. Het belang van de opleiding van de toekomstige juristen is niet te onderschatten. Een cursus over bemiddeling en alternatieve vormen van conflictoplossing moet een onderdeel vormen van de opleiding van de rechtsstudenten. Het zou zelfs een verplicht vak moeten zijn en niet alleen een optioneel vak, zoals aan sommige universiteiten. Ik denk zelfs dat de onderhandelingscultuur vakoverschrijdend moet aanwezig zijn in iedere cursus die de studenten te verwerken krijgen. In de realiteit zou dat vanaf de lagere school of vanaf het secundair onderwijs moeten gebeuren. Initiatieven om over justitie te informeren, zoals onder meer door de balie worden genomen, moeten ook tot doel hebben de studenten, de toekomstige burgers, te leren om conflicten op een andere manier aan te pakken. Als de opleiding van de studenten belangrijk is, dan is de opleiding van de magistraten en van het gerechtspersoneel dat evenzeer. Laten we immers niet vergeten dat het tot
86
HOGE RAAD VOOR DE JUSTITIE
de opdrachten en de bevoegdheden van de magistraten behoort om de partijen die voor hen verschijnen te informeren over bemiddeling, uit te leggen wat bemiddeling is, en aan te moedigen om bemiddeling te proberen. Bij de opleiding van het gerechtspersoneel moet men niet enkel denken aan een opleiding over de rechtspleging, over de wetgevende bepalingen. Men moet ook en vooral denken aan de bewustmaking van de magistraten, zodat zij de bemiddeling volkomen begrijpen en bemiddeling ook echt gaan verdedigen. Een ander belangrijk aandachtspunt, dat in workshop 4 aan bod kwam, is de bewustmaking van de advocaten. Men moet ophouden te zeggen dat de advocaten vijandig staan tegenover bemiddeling omdat zij dreigen er hun cliënten aan te verliezen. De rol van de advocaat en die van de bemiddelaar zijn complementair. Binnen de context van een bemiddeling blijft de advocaat zijn rol van raadsman volledig opnemen. In sommige gevallen is de rol van de advocaat zelfs bijzonder essentieel: ik denk hierbij in het bijzonder aan de gevallen waarbij de bemiddeling belangrijke juridische gevolgen voor de partijen met zich brengt. De advocaten mogen overigens niet onderschatten dat een geslaagde bemiddeling een positieve impact heeft op hun imago bij hun cliënt. De informatieverstrekking en de gevoeligmaking van het publiek zijn eveneens van essentieel belang. Dat thema kwam aan bod in de tweede workshop. Het is belangrijk, enerzijds, om een zo groot mogelijk publiek algemene informatie te verstrekken. De verenigingssector, de gemeentelijke ambtenaren, de ocmw’s, de justitiehuizen, de bedrijven moeten de doelgroep worden van perscampagnes, folders, clips, blogs, … Het is nodig om het grootst mogelijke publiek ervan te overtuigen dat conflicten op een andere manier dan via gerechtelijke weg kunnen worden geregeld. Naast die informatieverstrekking die gericht is op het publiek in ruime zin, is het ook belangrijk te waken over informatieverstrekking aan het rechtstreeks betrokken publiek, dat wil zeggen aan de rechtzoekenden. Zij moeten gerichte informatie ontvangen die hen in staat stelt om met kennis van zaken een beslissing te nemen. Er bestaan diverse mogelijkheden, waarvan er in andere landen werden uitgeprobeerd. Verplichte informatieverstrekking over bemiddeling voorafgaandelijk aan de inleiding van een rechtspleging is bijvoorbeeld één weg. Die informatieverstrekking moet kosteloos en degelijk zijn, zo niet wordt het een stijlclausule. Bij de oproepingen en de dagvaardingen informatie over de bemiddeling voegen; telefoonpermanenties of permanenties in de gerechtsgebouwen organiseren zijn andere manieren die hetzelfde beogen. Op het niveau van de magistratuur kunnen tal van initiatieven worden genomen om een grotere aanwending van de bemiddeling te bewerkstelligen. In het bijzonder zouden de korpschefs gevoelig moeten worden gemaakt en worden aangemoedigd om de bemiddeling in hun rechtscollege te ontwikkelen. Men zou referentiemagistraten kunnen aanstellen om als contactpunt met hun collega’s te fungeren. De partijen moeten ertoe worden aangezet om op de terechtzitting aanwezig te zijn. Ook kan worden 87
HOGE RAAD VOOR DE JUSTITIE
overwogen om een preselectie te maken van de dossiers die het meest in aanmerking komen voor een bemiddeling. Kamers voor verzoening en voor bemiddeling inrichten zou zeker een belangrijke stap zijn. Laten we in dat verband ophouden met verzoening en bemiddeling tegenover elkaar te zetten; in werkelijkheid zijn het complementaire instrumenten. Er zijn nog andere mogelijkheden. Denken we bij voorbeeld aan het initiatief van de arbeidsrechtbank te Brussel in het kader van de beschikkingen van instaatstelling die bepaald zijn door artikel 747 van het Gerechtelijk Wetboek. De uitgesproken beschikkingen bepalen uitdrukkelijk tijd voor de bemiddeling of onderhandelingen, voordat de conclusietermijnen die aan elke partij worden toegekend beginnen te lopen. De beschikking bepaalt voor de partijen de mogelijkheid om zelfs na het verstrijken van die termijnen, in de periode tot aan de pleitdatum, om een rechtsdag voor een rechter te verzoeken om alsnog een poging tot een consensuele oplossing van het geschil te ondernemen. Men zegt vaak dat geld de zenuw van de oorlog is. Het is waar dat via die weg een aantal weerstanden overwonnen zouden kunnen worden. Kosteloze informatiesessies over bemiddeling zouden het werk van al wie de bemiddeling wil bevorderen, in ruime mate vergemakkelijken. Men zou zelfs kunnen bepalen dat de eerste bemiddelingssessies kosteloos zijn. Dat zou het mogelijk maken om definitief de weerstand te overwinnen van wie bang is om twee keer te moeten betalen: een keer voor de bemiddeling; een tweede keer voor het proces. Een geheel andere aanpak zou erin bestaan het aantal punten dat voor een bemiddeling aan de stagedoende advocaten wordt toegekend, te herzien. Men zou ook nog verder durven gaan in de voorstellen. Men zou, zoals dat bij onze Engelse vrienden het geval is, de partij die niet op gemotiveerde wijze instemt met de bemiddeling die de rechter voorstelt, kunnen bestraffen en veroordelen tot het betalen van een gedeelte van de kosten. Men zou kunnen overwegen om de aanbeveling van de OBFG dwingend te maken, zodat de advocaten die nalaten een bemiddelingsconsult te geven, een sanctie kunnen oplopen. Men zou kunnen overwegen om bij de evaluatie van de magistraten of de korpschefs rekening te houden met de initiatieven die inzake bemiddeling werden genomen. Men zou kunnen… men zou moeten… In werkelijkheid is wat telt dat die voorwaardelijke wijs aan de kant wordt geschoven. Er is nood aan iets concreets. Het is nodig de beste initiatieven en de beste ideeën te kiezen en te vertalen in realiteiten. Dat is waar de HRJ zich nu voor gaat inzetten. Zeer concreet zullen de aanbevelingen die u deze namiddag in de workshops hebt geformuleerd, alsook andere aanbevelingen, door de HRJ worden gebundeld en geanalyseerd.
88
HOGE RAAD VOOR DE JUSTITIE
Dat is de opdracht van de HRJ: bijdragen tot het herstellen van het vertrouwen van de burgers in justitie; zich engageren om, ter ondersteuning van het parlement, de regering en de gerechtelijke wereld, de omstandigheden te scheppen voor het optimaliseren van de werking van justitie ten dienste van de burgers. Dat is de rol van de voorstellen en de adviezen die de Hoge Raad richt aan zowel de korpschefs van de rechtscolleges en de parketten, als aan de minister en de leden van de Kamer en de Senaat. Dat is wat de HRJ zal doen op het vlak van de bemiddeling. Vijf jaar na de goedkeuring van de wet over de gerechtelijke bemiddeling is het tijd om tot daden over te gaan. Het is de hoogste tijd. Het vertoog over de bemiddeling moet niet langer een vertoog tussen overtuigden zijn, steeds dezelfde mensen die je op dit colloquium of op gene opleiding opnieuw tegenkomt. Men moet afstappen van het conventionele vertoog dat we allen kennen: de bemiddeling is een geweldig instrument, jammer dat ze zo weinig wordt benut. Men moet zo handelen dat de bemiddeling de zaak van iedereen wordt. De inzet is dat niet meer over bemiddeling zal worden gepraat omdat het niet meer de moeite is erover te spreken, omdat het zo een gemeengoed, banaal iets is geworden, een natuurlijk, vanzelfsprekend iets. De weddenschap is niet bij voorbaat gewonnen, maar is wel haalbaar. In de loop van de namiddag konden wij tijdens de workshops luisteren naar getuigenissen van advocaten, magistraten, bemiddelaars, buitenlandse collega’s die ons hebben uitgelegd hoe de bemiddeling bij hen werkte. Waarom zou de bemiddeling bij ons niet werken? Tijdens de afgelopen jaren werden wel andere, meer gewaagde weddenschappen gewonnen. Zo werd bijvoorbeeld het thema van de mensenrechten, dat ooit was voorbehouden aan een hoog gezagscollege van specialisten, verspreid over de volledige samenleving. Men ziet hoe het Europees recht zijn statuut van hermetisch recht aflegt en ons dagelijkse leven binnenstapt. Wedden dat het met de bemiddeling ook zo zal lopen? Laten we opnieuw vooruitblikken naar de toekomst. Laten we vandaag de wens formuleren dat wij in de toekomst een vertoog pro bemiddeling zullen voeren, voor een bemiddeling die niet meer over zichzelf zal spreken maar die voor zichzelf zal spreken.
89
HOGE RAAD VOOR DE JUSTITIE
90
HOGE RAAD VOOR DE JUSTITIE
Gedachtewisseling “Bemiddeling: geloven en gebruiken” Brussel, 30 april 2010
Conclusies Melchior Wathelet, Staatssecretaris voor Gezinsbeleid
91
HOGE RAAD VOOR DE JUSTITIE
Mijnheer de voorzitter, Dames en heren, Eerst en vooral wil ik u bedanken voor deze studiedag. Mijn bijzondere dank gaat uit naar mevrouw Nadia DE VROEDE. Zij is zeer begaan met dit thema dat ons na aan het hart ligt en waarover wij geregeld bijeenkomen: de bemiddeling. Aan de bemiddeling worden tal van colloquia, ontmoetingen, en discussies gewijd. Wij zouden uiteraard liever zien dat die initiatieven worden genomen terwijl de bemiddeling al gemeengoed is en vaker wordt gebruikt. Maar wanneer de bemiddeling grotere ingang zal hebben gevonden (en dat komt nog, ik ben ervan overtuigd), zullen wij nog een colloquium zoals dat van vandaag kunnen organiseren, een ontmoeting die bedoeld is om de bemiddeling te verbeteren en te verfijnen en nog positiever te benaderen. Vandaag wordt bemiddeling geassocieerd met justitite. In andere sectoren, zoals de mijne, en in het bijzonder in de politiek, zou een vleugje bemiddeling zeker te pas komen en ons alleen maar goed doen. Overigens, mochten er in de zaal bereidwilligen zitten die ons af en toe willen komen helpen, ze zijn steeds welkom; wij hebben nood aan echte professionals want het is geen sinecure. Vandaar, hartelijk dank voor deze studiedag, en nu viel mij de weinig gemakkelijke opdracht te beurt om de conclusie te verzorgen. Een conclusie geven over een thema dat zo omvangrijk is als de bemiddeling, het is niet eenvoudig… Zoals u hebt aangegeven, was ik een van de indieners van het wetsvoorstel van 2005. Ik zat toen als volksvertegenwoordiger in de oppositie, en wanneer iemand van de oppositie erin slaagt om parlementsleden van de meerderheid een tekst te laten aannemen, dan gaat het voorstel echt wel over een onderwerp waarover unanimiteit bestaat. Ja, over de bemiddeling bestond er echt eensgezindheid! De hoofddoelstelling van bemiddeling, die ook latent aanwezig is in elk debat, elke uitlating, elke discussie over het onderwerp, is steeds dezelfde: we kennen het allemaal: het gaat erom de relaties tot bedaren te brengen, en dat kunnen de relaties binnen het gezin zijn – een thema dat mij in mijn huidige bevoegdheid van gezinsbeleid zeer
92
HOGE RAAD VOOR DE JUSTITIE
na aan het hart ligt – maar ook de relaties in een andere context, zoals bijvoorbeeld in handelszaken. Bereid zijn om rond de tafel te gaan zitten en te zoeken naar een overeenkomst in plaats van het conflict op de spits te drijven, is uiteraard bijzonder positief, het is iets wat we allemaal moeten nastreven. De aloude zinspreuken – “beter een slechte overeenkomst dan een goed conflict of een goed proces” - klinken ons misschien als afgezaagd en triviaal in de oren maar als ze worden bewaarheid, en je een onderhandeld akkoord kan bereiken en langetermijnoplossingen vindt, dan houdt die vorm van conflictoplossing een meerwaarde in en kan men zich volledig vinden in de beslissing en in de overeenkomst die werd afgesloten. Wanneer deze manier om conflicten op te lossen tot een gunstig resultaat leidt, dan vindt iedereen via de bemiddeling een snellere oplossing die na onderhandeling tot stand komt, en worden de beslissingen, die gezamenlijk werden genomen, uit vrije wil uitgevoerd, zonder dat er een gevoel van frustratie bij komt kijken, zonder dat de partijen blijven zitten met een gevoel van onrechtvaardigheid dat zij overigens terecht of onterecht kunnen hebben. Behalve dat het de relaties tot bedaren brengt en dat de partijen zich er volledig kunnen in vinden, vormt de bemiddeling ook een voordeel op justitieel vlak, laten we het duidelijk erkennen. Iedere vorm van conflictoplossing die buiten de rechtbank blijft, houdt een meerwaarde in voor justitie. Hoewel het voor de partijen niet direct een voordeel is dat zij niet systematisch hun toevlucht nemen tot de hoven en rechtbanken, voor de rechtzoekende in het algemeen is het voordeel reëel. En waarom dan wel? Omdat daardoor voor alle andere dossiers, de dossiers die niet anders dan door de hoven en rechtbanken moeten worden geanalyseerd en opgelost, de behandeling veel doeltreffender, misschien veel grondiger en ongetwijfeld veel sneller zal verlopen. Tegelijkertijd ben ik van mening dat we niet mogen vergeten dat de bemiddeling één wijze van conflictoplossing is. Ik denk dat het verkeerd is om te geloven dat we nog enkel aan bemiddeling moeten doen of dat de bemiddeling alles zal oplossen!! Wij moeten bijzonder bescheiden zijn over de meerwaarde van de bemiddeling. Bescheiden omdat bemiddeling een schakel in de keten is. Het is een manier, een methode van conflictoplossing tussen alle andere. De bemiddeling is complementair met die andere vormen van conflictoplossing, en dat gegeven mogen wij niet uit het oog verliezen.
93
HOGE RAAD VOOR DE JUSTITIE
Zoals mevrouw DE VROEDE eerder vandaag terecht aangaf, heeft iedereen een positief beeld of standpunt over de bemiddeling, of het nu de man in de straat is, of een parlementslid of nog, een jurist… “Ja, bemiddeling verdient toch wel de voorkeur boven naar de hoven en rechtbanken stappen. Je vecht minder, je kan sneller een oplossing bereiken en met elkaar blijven praten.”. Het gevoel over bemiddeling en de houding ertegenover zijn altijd zeer positief. Bemiddeling is fantastisch! Maar wanneer je de volgende vraag stelt: “Zeg, jij die bemiddeling zo interessant vindt, mocht je morgen bemiddeling moeten gebruiken, wat zou je doen, waar zou je heen gaan?”. Dan worden de antwoorden minder formeel en ze gaan een beetje in alle richtingen. Sommigen zullen je vertellen dat ze hun advocaat zullen raadplegen opdat die hen zou informeren. Anderen zullen antwoorden dat ze de gouden gids en de website 1207.be zullen raadplegen. Zelf zou ik op het internet gaan zoeken op het woord “bemiddeling” om te zien of ik op die manier een bemiddelaar zou vinden. Anderen zullen zeggen dat ze naar het Justitiehuis zullen gaan omdat ze er al eerder waren; nog anderen zullen misschien naar het gerechtsgebouw gaan. Het is waar dat het bij bemiddeling minder eenvoudig is dan bij het gerecht. In het geval van het gerecht weet je hoe je moet handelen, en maak je een afspraak met een advocaat, of leidt je gewoonweg rechtstreeks een procedure in. Bij bemiddeling bestaat die ingang niet, die wetenschap bij de bevolking dat bemiddeling bestaat, die toegankelijkheid die nodig is als ingang voor conflictoplossing. In de theorie zullen het gevoel over bemiddeling en de houding ertegenover zeer positief zijn, de mensen zullen er bereidwillig tegenover staan, en tegelijkertijd moet worden vastgesteld dat het niet werkt, dat de bemiddeling niet het succes heeft dat ze verdient. Vanuit mijn positie als staatssecretaris voor het Gezinsbeleid heb ik enkele initiatieven genomen om bemiddeling te ontwikkelen en ingang te doen vinden: — de goedkeuring van de wet van 2005 over de bemiddeling; — de invoering van de informatieplicht over bemiddeling in alle teksten die sindsdien werden ingediend;
94
HOGE RAAD VOOR DE JUSTITIE
— in het wetsontwerp houdende instelling van een familierechtbank – dat wegens het ontslag van de regering helaas in de ijskast ligt – hebben wij voor de bemiddeling in familiezaken die voorafgaande informatie verplicht gemaakt. — in het parlement voerden wij onlangs een discussie over het verschijnen van de partijen bij familiale geschillen, en wij hebben die verschijningsplicht gekoppeld aan die informatieplicht over bemiddeling. Indien de partijen aanwezig zijn, is het immers uiteraard een van de beste manieren om hen te informeren en hun te vragen om deel te nemen aan de bemiddelingsprocedure. — wij hebben ook een studie over bemiddeling opgestart en professor Jacques MARQUET van de Université catholique de Louvain heeft een hele reeks remmende factoren voor bemiddeling opgelijst. Weet u (en mevrouw De Vroede heeft het cijfer daarnet al vermeld) dat 70 % van de partijen die na een familiaal geschil werden ondervraagd, zelfs niet op de hoogte waren dat bemiddeling bestaat! Dat cijfer is bijzonder verontrustend. Dat wil zeggen dat al die personen, 70 %, zelfs niet de keuze hebben gemaakt, ze hebben zich zelfs niet de vraag van de keuze kunnen stellen. Neen! Ze hadden zelfs geen weet van de mogelijkheid om gebruik te maken van bemiddeling! Wij hebben ook een aantal proefprojecten opgestart waarbij wij – wat wij noemen – “bemiddelingscentra” oprichtten om te werken met de onderscheiden actoren van het geschil in familiezaken, of het nu gaat om de magistraten die kort gedingen behandelen, jeugdmagistraten, de actoren van de justitiehuizen; het is de bedoeling om in die bemiddelingscentra, in drie gerechtelijke arrondissementen, te zorgen voor een betere coördinatie, en het beter op elkaar afstemmen raken van de actoren van de gerechtelijke wereld om de bemiddeling te laten evolueren en de reële voordelen ervan aan te tonen. Wij hebben eveneens geprobeerd om te begrijpen waarom Québec zo een goede ervaring heeft met de bemiddeling in familiezaken. Wij zijn zelf in Québec gaan kijken, met de beslissingnemers maar ook met de magistraten, de advocaten, de bemiddelaars en de personen die in de bemiddeling werkzaam zijn, welke initiatieven in Québec werden genomen en ervoor hebben gezorgd dat de bemiddeling echt werkt (en het heeft niet alleen te maken met hun charmante accent). Laten we enkele bijzonder interessante initiatieven bekijken die ons kunnen inspireren bij onze reflectie:
95
HOGE RAAD VOOR DE JUSTITIE
1. Het verplicht informeren over bemiddeling vóór elke procedure. Voor je eender wat voor procedure in familiezaken kan inleiden, moet je een document indienen (het zogenaamde roze formulier) dat bevestigt dat je wel degelijk werd geïnformeerd over bemiddeling. Laten we een snelle rekensom maken. Enerzijds kent in België 70 % van de mensen niet eens het bestaan van bemiddeling; in Québec is het net andersom! Heb je dat roze document niet, die sleutel – die enkel onder bepaalde voorwaarden mag worden ingevuld door personen die daartoe gemachtigd zijn – dan kan je geen gerechtelijke procedure opstarten. Québec gaat dus heel ver in de informatieplicht en de mensen van Québec - momenteel om sommige ongezonde misbruiken te vermijden – willen het systeem wijzigen om na jaren van praktijk die waarborg van de informatieplicht voort te zetten. 2. Tweede factor: de begroting. In Québec is de bemiddeling kosteloos tijdens de eerste zes sessies wanneer een koppel kinderen heeft en het om een geschil in familiezaken gaat. Bovendien worden bij iedere herziening van de overeenkomst nieuwe sessies (3 per jaar) voorzien. Ik ben staatssecretaris voor het Gezinsbeleid, maar ook staatssecretaris voor de Begroting. Om dat systeem in te voeren, om aan te tonen wat de meerwaarde is op het vlak van conflictoplossing, maar ook op financieel vlak, een vermindering van de kostprijs van justitie, moet je aantonen dat het kosteloze karakter van bemiddelingssessies veel meer opbrengt dan de voorafgaande informatie. Je krijgt niet alleen informatie, maar je maakt bovendien gebruik van de procedure die je in staat zal stellen om oplossingen te vinden. De kosteloosheid werd door de mensen die we in Québec ontmoetten unaniem gezien als fundamenteel voor het goed functioneren van de bemiddeling in familiezaken in Québec. 3. Derde factor: de informatiecampagnes. De mensen hebben zeker uitleg gehad over het hoe. Hoe moet je aan bemiddeling doen? En welke meerwaarde heeft bemiddeling? En wat dan interessant is, is dat alle actoren de informatie over de bemiddeling op dezelfde manier hebben ervaren. Uiteraard is het in die omstandigheden veel makkelijker, vooral wanneer iedereen op hetzelfde ogenblik en op dezelfde wijze de meerwaarde van bemiddeling kan aantonen. Op dat ogenblik gaat het om informatie die voor de mensen echt belangrijk is, aangezien iedereen die informatie geeft en de informatie een echte meerwaarde biedt. Als u die drie factoren samenvoegt: kosteloosheid, informatieplicht, en informatiecampagnes, dan komt u uit bij cijfers die vrij moeilijk te geloven zijn!
96
HOGE RAAD VOOR DE JUSTITIE
Ik geef er u twee, drie. Het zijn de cijfers die mij zelf het meest hebben aangesproken: — 82 % van de koppels die de bemiddeling uitprobeerden hebben een overeenkomst bereikt! — 92 % van de consumentenservices voor bemiddelingsdiensten raden hun omgeving aan om ook gebruik te maken van bemiddeling — nog 7 % van de dossiers in familiezaken worden voor de rechtbanken gebracht!!! Dat bewijst dat de bemiddeling, hoewel het niet het enige middel is om de rechtbank te vermijden, een volwaardige plaats heeft ingenomen en de cijfers tonen alvast duidelijk positieve gevolgen. Samengevat, dat alles toont aan dat wanneer de bereidheid, de informatie, de coördinatie van de actoren en de financiële middelen aanwezig zijn, de bemiddeling kan werken met uiteraard een zeer positieve impact op de personen. Waarom? Omdat bij bemiddeling de partijen zich zelf hun dossier eigen maken en omdat, voor de slechts 7 % van de geschillen die voor de hoven en rechtbanken terechtkomen, de beslissingen sneller en efficiënter kunnen worden genomen door magistraten die zich beter kunnen concentreren op en specialiseren in de moeilijkste dossiers of althans op de dossiers die niet via bemiddeling konden worden opgelost. De voordelen die eveneens werden onderstreept zijn: de vertrouwelijkheid, die een zeer belangrijke factor vormt om de partijen te overtuigen gebruik te maken van de bemiddeling, en ook de vrijwillige uitvoering van de beslissingen waartoe de bemiddeling leidde. Wie een overdachte overeenkomst met een derde en met de andere partij afsluit, is veel meer geneigd dat akkoord vrijwillig uit te voeren. De partijen moeten dat gegeven voortdurend in hun achterhoof houden wanneer zij ervoor kiezen een conflict via bemiddeling in plaats van via de rechtbanken en hoven te beslechten. Opdat de bemiddeling zou werken is de factor beschikbaarheid een fundamenteel gegeven: weten waar je terecht kunt, weten tot wie je je moet richten met je vraag als je een beroep wil doen op bemiddeling. Maar ook de snelheid van de actie – want dankzij een snel tot stand gekomen bemiddeling kunnen oplossingen worden gevonden die niet vastlopen in het conflict, zelfs al hebben de partijen er soms behoefte aan hun gal te spuwen, in een conflict te zitten, en eerst een gerechtelijke procedure in te leiden voordat ze uiteindelijk de dialoog wensen.
97
HOGE RAAD VOOR DE JUSTITIE
De beschikbaarheid van de bemiddeling moet gelden voor alle niveaus, de bemiddeling moet voor, tijdens en na de gerechtelijke procedure beschikbaar zijn en het moet mogelijk zijn op ieder ogenblik en in eender welke situatie bemiddeling op te starten. Daarin precies is de bemiddeling complementair met justitie en met de andere vormen van conflictoplossing. Een tweede essentiële voorwaarde voor de bemiddeling is de opleiding: opleiding van alle actoren, zowel de professionals als de magistraten en alle gerechtelijke en sociale actoren die de personen geldig moeten kunnen informeren over de voordelen en de beperkingen van de bemiddeling. De derde essentiële voorwaarde behelst het financiële aspect. Kosteloosheid, zoals in Québec, is een beetje de droom maar het financiële belang moet reëel zijn. Er is ook nood aan een financiële voorspelbaarheid. Vandaag moet iemand die een beroep doet op bemiddeling zich ervan bewust zijn dat het hem niet meer zal kosten dan een gerechtelijke procedure. Bemiddeling heeft eveneens een financieel belang want in heel wat gevallen is de bemiddeling minder duur dan een gerechtelijke procedure en zal zij niet worden herhaald. Laatste factor: duidelijkheid. Naarmate de regels duidelijker zijn en de bemiddeling steeds degelijker is georganiseerd in termen van termijnen, opleiding van de bemiddelaars en procedure, zal de bemiddeling meer bijval krijgen want die organisatie is in deze materie noodzakelijk. Het is op al die punten dat wij vooruitgang moeten maken. Wij moeten de bemiddeling die kans bieden: financiële toegankelijkheid, opleiding, beschikbaarheid, en duidelijke regels. Het idee om alle goede praktijken die vandaag bestaan te associëren en te verzamelen is mijns inziens de goede aanpak. Waarom? Omdat de bemiddeling aantrekkingskracht heeft. Zij zou succes moeten hebben maar de initiatieven zijn vandaag te veel gebaseerd op de goede wil van de personen die in de bemiddeling geloven, op het geloof van de overtuigde bemiddelaars veeleer dan op een reële ondersteuning. En net dat moeten wij omkeren om de bemiddeling alle kansen te geven die zij verdient. Die ondersteuning vereist dat er opleidingen worden georganiseerd. Een ondersteuning van opleiding, van gestructureerde en reële beschikbaarheid met snel toegankelijke informatie over de mogelijkheden om een beroep te doen op bemiddeling (waar, hoe en in welke contexten en binnen welke grenzen?) en het voordeel ervan. Dat is wat wij moeten invoeren, verstevigen, op het
98
HOGE RAAD VOOR DE JUSTITIE
niveau van onze wetgevende teksten maar ook bij de actoren van het gerecht en van de maatschappij. Ik dank nogmaals de actoren voor hun engagement want de bemiddeling zal niet zomaar die aangetoonde meerwaarde verwerven en de kans die zij verdient krijgen. Moge de positieve respons wanneer we van bemiddeling horen spreken, moge dat gunstige onthaal worden omgezet in beslissingen, in oplossingen, in reëel behandelde dossiers die dankzij de bemiddeling een oplossing bereiken. Dan zal het niet langer om vooruitzichten of weddenschappen gaan, maar dan zal iedereen kunnen vaststellen welke voordelen de bemiddeling inhoudt, het voordeel dat een gezamenlijk gevonden akkoord beter zal worden uitgevoerd. Dat de mogelijkheid dat tal van geschillen niet langer voor de hoven en rechtbanken worden uitgevochten voor iedereen een meerwaarde is; voor wie gebruik maakt van de bemiddeling maar eveneens voor alle dossiers die door justitie worden behandeld! Deze win-winoperatie, die zeer in de mode is, die zeer modern is, zowel voor de rechtzoekende als voor justitie, zal dan zijn volledige meerwaarde hebben bewezen. Wij moeten voortgaan op deze weg, alle goede initiatieven met elkaar associëren en verzamelen. Nochtans zal dat niet voldoende zijn; die initiatieven moeten worden ondersteund door een reëel daadkrachtig bemiddelingsbeleid waarin wij de klemtoon zullen leggen op die drie fundamentele gegevens: beschikbaarheid, opleiding en financiële ondersteuning. Alleen dan zal de bemiddeling er eindelijk in slagen om de doelstelling te bereiken die wij vandaag allemaal wensen.
Ik dank u.
99
HOGE RAAD VOOR DE JUSTITIE
100
HOGE RAAD VOOR DE JUSTITIE
Gedachtewisseling “Bemiddeling: geloven en gebruiken” Brussel, 30 april 2010
Slotwoord Jean-Luc COTTYN, Voorzitter van de HRJ
Mijnheer de Staatssecretaris, Dames en heren, We zijn aan het einde gekomen van onze, toch wel boeiende, debatten. Dankzij uw talrijke opkomst en vooral dankzij uw persoonlijke kwaliteitsvolle bijdragen in deze zaal hier of tijdens de workshops, hebt u aangetoond dat ons initiatief om deze dag te organiseren goed zat. Door een concrete benadering van de bemiddeling, met een analyse van de praktische hindernissen voor een veralgemening van het aanbod inzake bemiddeling, door de formulering van concrete voorstellen, aanbevelingen voor de opleiding van de juristen, voor de integratie van de bemiddeling in de werking van de rechtscolleges of in het 101
HOGE RAAD VOOR DE JUSTITIE
werk van de advocaat, of meer algemeen, voor de verbetering van de informatie aan en de bewustmaking van de rechtzoekenden, ben ik er immers van overtuigd dat wij hier nuttig en vooral duurzaam werk verricht hebben. De Hoge Raad voor de Justitie is opgericht om voorstellen te formuleren teneinde de werking van Justitie te verbeteren. In samenwerking met alle betrokken actoren bij bemiddeling, bemiddelaars, advocaten, magistraten, verenigingen, politieke verantwoordelijken, zal de HRJ zijn werk in dit domein voortzetten. En zoals mijn collega Nadia De Vroede het net uiteengezet heeft, zullen we ervoor zorgen alle middelen die de wet ons biedt te gebruiken, om de politieke en gerechtelijke actoren te overtuigen dat die onvermijdelijke beweging vandaag de volle aandacht moet genieten teneinde dat ambitieus project meer en meer werkelijkheid zou worden in ieder van onze gerechtelijke arrondissementen. Dames, Heren, Alvorens dit colloquium af te sluiten, zou ik mijn dankbaarheid willen betuigen. Vooreerst wil ik alle sprekers van vandaag hartelijk danken en ze waren talrijk. Ze hebben zich allemaal, zowel in plenaire zitting als tijdens de workshops, ingezet voor het welslagen van deze dag. Ik dank meer bepaald de Federale bemiddelingscommissie, de leden en het secretariaat, alsook de leden van GEMME, die ons gesteund hebben van bij het opstarten van dit project. In naam van de HRH wil ik u zeggen: dank u wel! Nogmaals sta ik erop de voorzitters van de Kamer en de Senaat te bedanken om ons hier in het Huis der Parlementairen te hebben verwelkomd, in uitstekende omstandigheden. Zonder de personeelsleden van het Parlement te vergeten voor hun vriendelijkheid en hun beschikbaarheid in de loop van deze dag. Nogmaals dank aan Mijnheer Wathelet voor zijn aanwezigheid en zijn tussenkomst, tekenen van zijn eerlijke belangstelling voor de Hoge Raad en de werken die we uitvoeren om bij te dragen tot het verbeteren van de werking van justitie in ons land. Ik houd er ook aan mijn collega’s van de Hoge Raad te danken die meegewerkt hebben aan de voorbereiding van deze dag en die animator of verslaggever waren van de debatten in de workshops. Dank u wel voor uw concrete inzet in het verwezenlijken van de opdracht van onze Instelling. Ook dank u de personeelsleden van de HRJ die door hun professionnalisme en doeltreffendheid nogmaals hun engagement bewezen hebben voor onze Raad en het succes van onze initiatieven.
102
HOGE RAAD VOOR DE JUSTITIE
Last but not least. Ik sta er in het bijzonder op mijn Collega Nadia De Vroede te bedanken. Beste Nadia, Al lang geleden heb je aan je professionele loopbaan als parketlid, een sterke inzet toegevoegd voor het ontwikkelen van de bemiddeling. Niet alleen van bemiddeling in strafzaken in de jeugdbeschermingssector, waar je een eersterangsactor ben geweest opdat men er op een meer veralgemeende wijze beroep op zou doen, maar ook van bemiddeling in familiezaken waarvan je een vurig voorvechter bent geworden. Je hebt je diepe overtuigingen overgebracht naar de HRJ en je hebt ons overtuigd om concreet voort te gaan. Wij zijn je het succes van dit colloquium grotendeels verschuldigd. Namens alle collega’s van de HRJ, sta ik erop je in het bijzonder te bedanken voor al het werk en al de energie die jij gewijd hebt aan het voorbereiden en het verwezenlijken van onze werken. Hartelijk dank, beste Nadia. Dames, Heren, Dank u voor uw aanwezigheid en uw deelname. Zoals ik reeds zei, zal u de handelingen van de debatten ontvangen zodat u het vandaag aangevatte werk kan voortzetten in uw beroepsbezigheden. Ik wens jullie alvast een goede eerste mei en een prettig weekend.
103