RAADSBESLUIT Raadsvergadering van 10 december 2009 De raad van de gemeente Moerdijk, gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 27 oktober 2009; overwegende dat de huidige tekst van artikel 17 lid 4 van het Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning niet voldoet aan de eisen van de Belastingdienst voor de verrekening van de BTW; gelet op het Besluit voorzieningen maatschappelijk ondersteuning welke is vastgesteld in de raadsvergadering van 29 mei 2008;
BESLUIT: vast te stellen BESLUIT VOORZIENINGEN MAATSCHAPPELIJKE ONDERSTEUNING GEMEENTE MOERDIJK
Hoofdstuk 1.
Richtlijnen rond omvang, bepaling en verstrekking persoonsgebonden budget
Artikel 1. Begripsbepalingen In dit besluit wordt verstaan onder: 1. Verordening: 2. Persoonsgebonden budget: 3. Financiële tegemoetkoming: 4. Inkomen:
de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Moerdijk. een geldbedrag waarmee de aanvrager een of meer aan hem te verlenen individuele voorzieningen kan verwerven; een tegemoetkoming in de kosten van een voorziening welke kan worden afgestemd op het inkomen van de aanvrager. Het belastbaar inkomen van de aanvrager en zijn eventuele partner over het jaar 2 jaar voorafgaande aan het lopende jaar (bijvoorbeeld voor een aanvraag in 2006 wordt het belastbaar inkomen over 2004 gehanteerd) Wanneer het belastbaar inkomen over het lopende jaar tenminste € 1.816,- lager zal zijn dan dat van het referentiejaar dan kan uitgegaan worden van het belastbaar inkomen over het lopende jaar.
Artikel 2. Persoonsgebonden budget Verstrekking van een toegekende individuele voorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget vindt plaats op verzoek van de aanvrager. Bij iedere aanvraag wordt de keuzemogelijkheid tussen een voorziening in natura en een voorziening door middel van een persoonsgebonden budget besproken. Artikel 3. Uitzondering toekenning PGB Verstrekking als persoonsgebonden budget vindt niet plaats indien op grond van aanwijzingen, die tijdens het onderzoek en de toepassing van de bij de verordening behorende protocollen aan het licht zijn gekomen, de overtuiging bestaat dat de aanvrager problemen zal hebben bij het omgaan met een persoonsgebonden budget tenzij de aanvrager beschikt over een toegewezen bewindvoerder of goed netwerk dat zorg draagt voor het financiële beheer.
Artikel 4. Besteding 1. Het persoonsgebonden budget kan alleen besteed worden aan een of meerdere voorzieningen die het college bij beschikking heeft toegekend aan de aanvrager. 2. Het college kan de budgethouder verzoeken bewijsstukken te overleggen van de besteding van zijn of haar persoonsgebonden budget. 3. De artikelen 29 t/m 31 van de verordening zijn onverkort van toepassing. Hoofdstuk 2.
Eigen bijdrage
Artikel 5. Omvang van de eigen bijdrage 1. De berekening en de vaststelling van de maximale eigen bijdrage geschiedt overeenkomstig artikel 7 van de verordening, artikel 15 en 16 van de wet en hoofdstuk 4 van het Besluit maatschappelijke ondersteuning. 2. Er wordt uitsluitend een eigen bijdrage opgelegd bij de voorziening hulp bij het huishouden. 3. De eigen bijdrage mag niet hoger zijn dan de kosten van de werkelijke kostprijs van het product en de hoogte van het PGB. Hoofdstuk 3.
Hulp bij het huishouden
Artikel 6. Vaststelling maximale eigen bijdrage bij huishoudelijke hulp De maximale eigen bijdrage voor huishoudelijke hulp wordt conform hoofdstuk 4 van het Besluit maatschappelijk ondersteuning als volgt vastgesteld: 1. Het bedrag dat ongehuwde personen (eenpersoons huishouden) jonger dan 65 jaar moeten betalen bedraagt € 16,80 per vier weken, terwijl het percentage van het inkomen boven € 16.301,00 dat boven dit bedrag per vier weken betaald moet worden 15% per jaar bedraagt. 2. Het bedrag dat ongehuwde personen (eenpersoons huishouden) van 65 jaar of ouder moeten betalen bedraagt € 16,80 per vier weken, terwijl het percentage van het inkomen boven € 14.365,00 dat boven dit bedrag per vier weken betaald moet worden 15% per jaar bedraagt. 3. Het bedrag per vier weken dat gehuwde personen (meerpersoons huishouden) beiden of een van beiden jonger dan 65 jaar moeten betalen bedraagt € 24,20 per vier weken, terwijl het percentage van het inkomen boven € 21.002,00 dat boven dit bedrag per vier weken betaald moet worden 15% per jaar bedraagt. 4. Het bedrag per vier weken dat gehuwde personen die beiden 65 jaar of ouder zijn moeten betalen bedraagt € 24,20 per vier weken, terwijl het percentage van het inkomen boven € 19.759,00 dat boven dit bedrag per vier weken betaald moet worden 15% per jaar bedraagt. Kolom 1
Kolom 2 Maximale eigen bijdrage per 4 weken voor personen beneden inkomensgrens
Kolom 3 Inkomensgrens, waarboven maximaal 15% van het meerinkomen bovenop de eigen bijdrage van kolom 2 mag worden geheven
A Ongehuwd en jonger dan 65 jaar
€ 16,80
€ 16.301,00
B Ongehuwd en ouder dan 65 jaar
€ 16,80
€ 14.365,00
C Gehuwd en jonger dan 65 jaar of een van beiden jonger dan 65 jaar
€ 24,20
€ 21.002,00
D Gehuwd en ouder dan 65 jaar
€ 24,20
€ 19.759,00
Tabel maximale eigen bijdrage (peil 2008) Artikel 7. Vaststelling bedrag persoonsgebonden budget hulp bij huishouden De vaststelling van een persoonsgebonden budget overeenkomstig artikel 11 van de Verordening ten aanzien van hulp bij het huishouden wordt berekend op de bedragen van de aanbesteding van de hulp in de huishouding bij thuiszorginstellingen. Bij de aanbesteding is uitgegaan van de volgende richtprijzen (jaar 2007).
De uurlonen voor de berekening van de persoonsgebonden budgetten bedragen voor de in artikel 10 van de Verordening genoemde categorieën als volgt: - HbH1 ad € 14,50 per uur, - HbH2 ad € 22,00 per uur en - HbH3 ad € 23,00 per uur. Hoofdstuk 4.
Woonvoorzieningen
Artikel 8. Verhuis- en inrichtingskosten De financiële tegemoetkoming zoals bedoeld in artikel 13 aanhef onder a van de Verordening bedraagt € 2.900,-- voor verhuizing naar een aangepaste woning en € 3.835,-- wanneer een aangepaste woning wordt vrijgemaakt. Artikel 9. Onderhoud, keuring en reparatie 1. Voor een financiële tegemoetkoming van kosten van onderhoud, keuring en reparatie zoals bedoeld in artikel 13 van de verordening, komen in aanmerking de kosten gemaakt voor het onderhoud, de keuring en de reparatie van: a. stoelliften; b. rolstoel- of sta-plateauliften; c. woonhuisliften; d. hefplateauliften; e. balansliften; f. de mechanische inrichting voor het verstellen van een in hoogt verstelbaar keukenblok, bad of wastafel; g. elektromechanische openings- en sluitingsmechanismen van deuren. 2. In de kosten van keuring en onderhoud van de in het eerste lid onder a tot en met e vermelde voorzieningen wordt een financiële tegemoetkoming toegekend die als volgt is vast gesteld: Keuring van liften Beginkeuring
Kosten excl. btw
Frequentie periodieke keuring
Kosten excl. Btw
Stoelliften
Ja
€ 279,96
1 x per 4 jaar
€ 197,53
Rolstoelplateaulifte Ja n
€ 279,96
1 x per 4 jaar
€ 197,53
Sta-plateauliften
Ja
€ 279,96
1 x per 4 jaar
€ 197,53
Woonhuisliften
Nee, inbegrepen in nieuwprijs
1 x per 1,5 jaar
€ 291,84
Hefplateauliften
Nee, inbegrepen in nieuwprijs
1 x per 1,5 jaar
€ 252,43
Balansliften
Worden niet meer nieuw gemaakt
1 x per 1,5 jaar
€ 139,35
Tabel keuringen (prijzen 2007)
In de bovengenoemde bedragen zijn opgenomen de kosten van keuring door het Liftinstituut (50%) en de kosten van de noodzakelijks assistentie door de onderhoudsfirma (eveneens 50%) Onderhoud van
Frequentie periodiek onderhoud
Kosten excl. Btw
Stoelliften
1 x per jaar
€ 145,92
Rolstoelplateauliften
1 x per jaar
€ 145,92
Sta-plateauliften
1 x per jaar
€ 145,92
Woonhuisliften
2 x per jaar
€ 210,20
Hefplateauliften
2 x per jaar
€ 145,92
Balansliften
1 x per jaar
€ 145,92
Tabel onderhoud van diverse soorten liften in woningen en trappenhuizen (prijzen 2007) Maximale toeslagen op bovengenoemde tarieven: - 50% voor installaties geplaatst buiten de woningen; - 50% voor installaties die meer dan 1 verdieping overbruggen; - 50% voor installaties uitgevoerd met elektrische aangedreven plateau en/of afrijdbeveiliging respectievelijk elektrisch weg klapbare raildelen. Artikel 10. Tijdelijke huisvesting De financiële tegemoetkoming bedoeld in artikel 13 aanhef onder f van de Verordening wordt toegekend tot het bedrag van de werkelijke kosten met een maximum van het bedrag van de maximale subsidiabele huur op grond van de Wet op de huurtoeslag. Artikel 11. Huurderving 1. Ingeval van huurbeëindiging van een aangepaste woonruimte, die voor meer dan € 7.500,-- is aangepast, kan het college een financiële tegemoetkoming verlenen aan de eigenaar van de woning in verband met derving van huurinkomsten voor de duur van maximaal zes maanden na de eerste maand huurderving die niet voor een financiële tegemoetkoming in aanmerking komt. 2. De hoogte van de financiële tegemoetkoming zoals bedoeld in het eerste lid wordt vastgesteld op de werkelijke kosten per maand, doch maximaal op het bedrag van de maximale subsidiabele huur op grond van de Wet op de huurtoeslag. Artikel 12. Bijzondere bepalingen 1. Een aanvraag voor een woonvoorziening die bestaat uit een bouwkundige of woontechnische aanpassing van een woning die eigendom is van de aanvrager wordt toegekend wanneer het belastbaar inkomen van de aanvrager en zijn eventuele partner minder bedraagt dan € 75.000,-per jaar. 2. Voor het bezoekbaar maken van de in artikel 17 lid 2 van de verordening bedoelde woning wordt geen maximum bedrag vastgesteld. 3. De bedragen voor stoffering op basis van de beleidsregels bedragen voor vloerbedekking € 53,-per strekkende meter en voor gordijnen € 15,-- per meter. Hoofdstuk 5.
Het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel
Artikel 13. Persoonsgebonden budget 1. Bij verstrekking van de voorziening in eigendom wordt het persoonsgebonden budget voor vervoersvoorzieningen vastgesteld op basis van de tegenwaarde van de adequaat goedkoopste voorzieningen, indien nodig verhoogd met een bedrag voor onderhoud en reparatie, gebaseerd op het gemiddelde bedrag voor onderhoud en reparatie over het jaar voorafgaand aan het laatste volle kalenderjaar voor de toekenning van de voorziening; 2. Bij verstrekking van de voorziening in huur wordt het persoonsgebonden budget voor een scootmobiel vastgesteld aan de hand van de adequaat goedkoopste huurprijs, inclusief onderhoud en reparatie, zoals die door het college aan de leverancier wordt betaald met dien
verstande dat het persoonsgebonden budget toereikend is bij besteding ervan bij dezelfde leverancier. Artikel 14. Inkomensgrens De maximale inkomensgrens voor het in aanmerking komen voor een autoaanpassing, scootmobiel of aangepaste fiets op grond van de verordening is vastgesteld op een belastbaar inkomen van € 75.000,-- voor een aanvrager en zijn eventuele partner. Artikel 15. Financiële tegemoetkomingen gebruik eigen auto, taxi of rolstoeltaxi 1. Het bedrag dat per jaar verstrekt wordt voor het gebruik van een (eigen) auto bedraagt € 1.075,-2. Het bedrag dat per jaar verstrekt voor gebruik van een taxi bedraagt € 3.600,-3. Het bedrag dat per jaar verstrekt wordt voor gebruik van een rolstoeltaxi bedraagt € 4.070,-Artikel 16. Samenhang gebruik eigen auto, taxi of rolstoeltaxi Indien beide echtgenoten in aanmerking komen voor een financiële tegemoetkoming in de kosten van vervoersvoorzieningen als bedoeld in artikel 22 van de verordening bedraagt de hoogte van de financiële tegemoetkoming per persoon maximaal 75% van het normbedrag als bedoeld in artikel 17 van de verordening. Artikel 17. Collectief vervoer Het in artikel 19 van de verordening bedoelde collectief systeem van aanvullend al dan niet openbaar vervoer bestaat uit het zogenaamde deeltaxi-systeem volgens de hierna volgende opzet: 1. Aan de aanvrager die in aanmerking komt voor het deeltaxi-systeem wordt een deeltaxipas verstrekt op vertoon waarvan rechthebbende gebruik kan maken van de deeltaxi tegen betaling van de voor de betreffende rit benodigde strippen; 2. Voor de tarifering van het deeltaxi-systeem wordt dezelfde zone-indeling en strippensysteem gehanteerd als bij openbaar busvervoer; 3. Het vervoer wordt naar afstand onderscheiden in intern en extern vervoer. Buiten het extern vervoersgebied is gebruik van de deeltaxi onmogelijk; 4. Voor elke rit is een bijdrage gebaseerd op een basistarief van één strip vermeerderd met het tarief van een strip per zone; De gebruiker is een betaling verschuldigd voor het vervoer met de deeltaxi, waarbij het tarief gebaseerd is op het reizigerstarief van het openbaar vervoer; De betaling van de gebruiker wordt door de vervoerder in ontvangst wordt genomen, in naam en voor rekening van de gemeente die het vervoer aanbiedt; 5. Een aanvrager kan zich door één (sociale) begeleider laten vergezellen. Voor de begeleider is dezelfde ritprijs van toepassing, tenzij de begeleiding naar het oordeel van het college medisch noodzakelijk is. In dat geval is het vervoer van de (medische) begeleider gratis.
Hoofdstuk 6 Verplaatsen in en rond de woning Artikel 18. Persoonsgebonden budget rolstoel 1. Bij verstrekking van een rolstoel in eigendom wordt het persoonsgebonden budget voor een rolstoel vastgesteld als tegenwaarde van de adequaat goedkoopste voorziening, verhoogd met het gemiddelde bedrag voor onderhoud en reparatie voor vergelijkbare rolstoelen, waarbij voor onderhoud en reparatie rekening wordt gehouden met verwachte indexeringen voor de duur waarvoor het persoonsgebonden budget bedoeld is; 2. Bij het verstrekken van een voorziening in huur wordt het persoonsgebonden budget voor een rolstoel vastgesteld aan de hand van de adequaat goedkoopste huurprijs, inclusief onderhoud en reparatie zoals bedoeld die door het college aan de leveranciers wordt betaald. Artikel 19. Sportrolstoel Een sportstoel wordt uitsluitend verstrekt als een forfaitair budget en bedraagt € 2.885,-- welk bedrag bedoeld is als financiële tegemoetkoming in de aanschaf en onderhoud van een sportstoel voor een periode van drie jaar.
Hoofdstuk 7.
Advisering en samenhangende afstemming
Artikel 20. Samenhangende afstemming 1. Om de verkrijging van individuele voorzieningen samenhangend af te stemmen op de situatie van de aanvrager wordt bij het onderzoek inzake het advies van artikel 30 van de Verordening indien van toepassing aandacht besteed aan: a. de algemene gezondheidstoestand van de aanvrager; b. de beperkingen die de aanvrager in zijn functioneren ondervindt als gevolg van ziekte of gebrek inclusief chronisch psychische en psychosociale problemen; c. de woning en de woonomgeving van de aanvrager; d. de sociale omstandigheden van de aanvrager; 2. Bij de besluitvorming en de motivering van de beschikking wordt door het college bij deze bevindingen aangesloten. Artikel 21. Verplicht advies Het bedrag waarboven extern advies gevraagd moet worden bedraagt € 20.000,-Hoofdstuk 8 Slotbepalingen Artikel 22. Intrekking vorige besluit Het Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning van 29 mei 2008 wordt ingetrokken. Artikel 23. Inwerkingtreding 1. Dit uitvoeringsbeleid treedt in werking op 1 januari 2010 Artikel 24. Citeertitel Deze verordening wordt aangehaald als Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Moerdijk.
Vastgesteld in de vergadering van de raad d.d. 10 december 2009, de griffier, de voorzitter,
J.A.M. Hereijgers
Drs. W.M.J. Denie