Centrum Basiseducatie Brusselleer Budget
Oefenmap lezen en schrijven Wat is de index?
p. 1 Niveau 3
Geld
Wat is de index? Het leven wordt steeds duurder. Een brood kost vandaag meer dan vorig jaar. “Het index-cijfer is gestegen”, is dan de uitleg. Wat betekent dat allemaal?
De prijzen van producten stijgen meestal snel. Slechts 2 maal per jaar mogen de prijzen sterk zakken.
Leven kost geld. We moeten eten en drinken. We moeten de huur betalen. Dat krijgen we niet gratis. Daar moeten we voor werken. Voor dat werk krijgen we een loon. Mensen zonder werk krijgen een uitkering. Markt Prijzen hebben te maken met ‘de markt’. We bedoelen dan niet een marktplaats. Met ‘de markt’ bedoelen we het kopen en verkopen van goederen in het algemeen. Zeldzame dingen zijn ook duur. Als er genoeg van iets is, is het goedkoop. Dat kan veranderen. Fruit en groente bijvoorbeeld zijn duurder in de winter. Door het weer is er minder fruit en groente. Maar mensen willen het ook in de winter eten. Ze moeten er dan wel meer voor betalen. Prijzen Prijzen kunnen zo schommelen. Bij een slechte oogst zijn er minder koffiebonen. De prijs stijgt dan. Fabrieken die koffie branden, malen en verpakken hebben zo meer kosten. Dat rekenen ze door aan de klant. Het pakje in uw winkel wordt duurder. Ook benzine, kledij, voedsel en alle andere producten kunnen op dezelfde manier duurder worden.
Tekst uit: Wablieft 413
Centrum Basiseducatie Brusselleer Budget
Oefenmap lezen en schrijven Wat is de index?
p. 2 Niveau 3
Veranderen Door hogere prijzen in de winkel kunnen we minder producten kopen. Ons geld lijkt minder waard. Het raakt immers vlug op. Gelukkig is er nog een dienst van de overheid. Die verzamelt heel veel prijzen. Dat doet ze al sinds 1920. Zo kan ze het stijgen en dalen van de prijzen volgen. Korf Prijzen stijgen op korte tijd soms niet zoveel. Maar over een lange tijd is het verschil wel groot. Sinds 1920 is alles maar liefst 15 keer duurder geworden. Dat jaar dient als basis voor het index-cijfer. Voor de berekening van het index-cijfer gebruikt de overheid een ‘korf’ van bijna 500 producten en diensten. Gezinnen kopen en verbruiken die. Dat zijn bijvoorbeeld de prijzen van brood, gas, benzine, kledij, huur, tabak, de bus, naar de film gaan, de hulp van de wegenwachter,... Maandelijks Al die prijzen samen worden nu vergeleken met een maand geleden en met de prijzen van het basisjaar. Voor het basisjaar wordt 1996 genomen. Dat jaar kreeg de som van de prijzen in de ‘korf’ het getal 100. Nu (maart 2002) bedraagt de index 109. Wat betekent dit nu? We leggen het uit met een voorbeeld. Een product kostte 100 euro in 1996. Vandaag betaalt u er 109 euro voor. In 1999 was het index-cijfer nog maar 104. Toen betaalde u voor hetzelfde product 104 euro. Vakbonden U verdient niet meer dan vorig jaar. Toch zijn de prijzen gestegen. U kan dus minder kopen. U hebt meer geld nodig. De vakbonden strijden voor de rechten van de arbeiders en bedienden. Zij volgen de stijging van de prijzen en het index-cijfer over een langere tijd. Daarmee stappen ze naar de bazen van de bedrijven. Ze eisen meer loon. Uiteindelijk worden ze het eens over een kleine stijging van de lonen. Gevaar Soms stijgen de prijzen meer dan ons loon. “Alles wordt duurder”, zeggen we dan. Ons geld is minder waard. Dat is inflatie. Een reden daarvoor is de stijging van de lonen. Bazen geven meer geld aan de werknemers. Dat geld moeten ze ergens halen. Dus verkopen ze hun producten duurder. U betaalt dan ook meer voor die producten. Een andere reden ligt bij de overheid. Die heeft veel geld nodig voor onderwijs, wegen, het leger, uitkeringen en lonen... Dat geld halen ze uit de
Tekst uit: Wablieft 413
Centrum Basiseducatie Brusselleer Budget
Oefenmap lezen en schrijven Wat is de index?
p. 3 Niveau 3
belastingen. Iedereen betaalt belastingen. Bedrijven vragen ook meer voor hun producten als de belastingen stijgen. Elke stijging zorgt eigenlijk voor een andere stijging. Maar dat mag niet te snel en te vaak gebeuren. Anders zijn de prijzen niet meer te stoppen. En dan kan een heel land bankroet gaan. Te veel en te snel De overheid heeft nog een regel. Prijzen kunnen te veel en te snel stijgen. Dat heet: ‘de spil-index is overschreden’. Dat wil zeggen dat de prijzen met meer dan 2 euro op 100 duurder werden op 4 maanden tijd. Dan worden de meeste lonen en uitkeringen vanzelf aangepast en verhoogd. De uitkeringen gaan een maand later met evenveel omhoog. De meeste lonen worden 2 maanden later aangepast. Ook de huurprijs van je woning mag nu ineens stijgen.
Voor de gezondheids-index worden alcohol, tabak en benzine niet meegerekend.
Gezondheid Voor de spil-index wordt niet gekeken naar de prijzen van alcohol, tabak en benzine. Dat besliste de overheid in 1994. Die prijzen schommelen immers te sterk. Dan zou er te vaak aangepast moeten worden. Het zijn ook geen echt gezonde producten. Daarom spreekt de overheid zonder die producten van de ‘gezondheids-index’.
(w)
Tekst uit: Wablieft 413
Centrum Basiseducatie Brusselleer Budget
1
Oefenmap lezen en schrijven Wat is de index?
Waar of niet waar? 1. 2. 3. 4.
Mensen zonder werk krijgen een loon. Zeldzame producten zijn goedkoop. Fabrieken rekenen hun kosten door aan de klant.
Maandelijks vergelijkt de overheid de prijzen van nu met de prijzen van 1996. 5. Het stijgen van lonen kan inflatie veroorzaken. 6. Wanneer de spil-index overschreden wordt, gaan de uitkeringen een maand later omhoog.
2
p. 4 Niveau 3
.............................. .............................. .............................. .............................. .............................. ..............................
Zoek het antwoord in de tekst. 1. Waarom zijn fruit en groente duurder in de winter? ......................................................................................................................... 2. Hoe beïnvloeden hogere prijzen in de winkel onze koopkracht? ......................................................................................................................... 3. Waarom verzamelt een overheidsdienst sinds 1920 heel veel prijzen? ......................................................................................................................... 4. Wat gebruikt de overheid voor de berekening van het index-cijfer? ......................................................................................................................... 5. Waarvoor strijden vakbonden? ......................................................................................................................... 6. Wanneer zegt men: ‘De spil-index is overschreden’? .........................................................................................................................
3
Zoek op in je woordenboek. abcdefghijklmnopqrstuvwxyz 1. de index (2): ...................................................................................................... ......................................................................................................................... 2. de inflatie: ......................................................................................................... ......................................................................................................................... 3. de regel (2): ...................................................................................................... .........................................................................................................................
Tekst uit: Wablieft 413
Centrum Basiseducatie Brusselleer Budget
1
3
het de de de de het
cijfer klant overheid manier reden verschil
de het de de de de
koper getal methode staat afwijking oorzaak
1. 2. 3. 4. 5. 6.
......................... ......................... ......................... ......................... ......................... .........................
= = = = = =
......................... ......................... ......................... ......................... ......................... .........................
Wat is het tegengestelde? (zelfstandige naamwoorden) 1. de klant 2. de belasting
de
plicht het dalen
1. 2.
......................... ......................... ......................... .........................
3. 4. 5. 6.
de
werkgever het probleem de subsidie de verkoper
3. 4. 5. 6.
......................... ......................... ......................... .........................
......................... ......................... ......................... .........................
......................... ......................... ......................... ......................... ......................... .........................
= = = = = =
......................... ......................... ......................... ......................... ......................... .........................
......................... ......................... ......................... ......................... ......................... .........................
......................... ......................... ......................... ......................... ......................... .........................
uitleg de werknemer het stijgen het recht de
Wat is ongeveer hetzelfde? (werkwoorden) 1. 2. 3. 4. 5. 6.
4
p. 5 Niveau 3
Wat is ongeveer hetzelfde? (zelfstandige naamwoorden) 1. 2. 3. 4. 5. 6.
2
Oefenmap lezen en schrijven Wat is de index?
betekenen krijgen verzamelen strijden bedragen uitleggen
ontvangen bijeenbrengen willen zeggen komen op verklaren vechten
1. 2. 3. 4. 5. 6.
Wat is het tegengestelde? (werkwoorden) 1. 2. 3. 4. 5. 6.
eten betalen werken stijgen verpakken verhogen
Tekst uit: Wablieft 413
rusten vasten ontvangen verlagen dalen uitpakken
1. 2. 3. 4. 5. 6.
Centrum Basiseducatie Brusselleer Budget
1
3
p. 6 Niveau 3
Wat is ongeveer hetzelfde? (bijvoeglijke naamwoorden + bijwoorden) 1. 2. 3. 4. 5. 6.
2
Oefenmap lezen en schrijven Wat is de index?
zeldzaam duur bankroet gratis vandaag vanzelf
automatisch nu kosteloos failliet prijzig schaars
1. 2. 3. 4. 5. 6.
......................... ......................... ......................... ......................... ......................... .........................
= = = = = =
......................... ......................... ......................... ......................... ......................... .........................
Wat is het tegengestelde? (bijvoeglijke naamwoorden + bijwoorden) 1. duur
veelvoorkomend 1.
2. 3. 4. 5. 6.
betalend
zeldzaam gratis vorig samen soms
goedkoop apart dikwijls volgend
2. 3. 4. 5. 6.
......................... ......................... ......................... ......................... ......................... ......................... .........................
......................... ......................... ......................... ......................... .........................
Kruis aan wat het betekent in de tekst. 1. de markt het dorpsplein het kopen en verkopen van goederen in het algemeen de economie 2. het product het voorwerp voortbrengsel van industrie of landbouw het resultaat 3. de gezondheids-index het index-cijfer met de prijsstijgingen van biologische producten het index-cijfer met de prijsstijgingen in de gezondheidszorg het index-cijfer zonder de prijsstijgingen van alcohol, tabak en benzine
Tekst uit: Wablieft 413
Centrum Basiseducatie Brusselleer Budget
1
Oefenmap lezen en schrijven Wat is de index?
p. 7 Niveau 3
Kruis aan wat wordt bedoeld. 1. geld dat je als vergoeding krijgt voor werk de uitkering het loon de gift 2. deel van je inkomen dat je aan de staat moet geven voor openbare werken, onderwijs, gezondheidszorg enz. de bijdrage de belasting de subsidie 3. vereniging van werknemers uit hetzelfde vak of dezelfde bedrijfstak, die opkomen voor de belangen van die werknemers het team de mutualiteit de vakbond
2
Schrap wat er niet bij hoort. Let op de betekenis. 1. de fabriek - de werkgever - de leraar - de werknemer 2. de overheid - de staat - de regering - de burger 3. de korf - de kinderbijslag - het basisjaar - het index-cijfer 4. het loon - de prijs - het salaris - de wedde 5. de vakbond - het ministerie - het syndicaat - de vakbondsafgevaardigde 6. de alcohol - de tabak - de drugs - het fruit
Tekst uit: Wablieft 413
Centrum Basiseducatie Brusselleer Budget
1
Oefenmap lezen en schrijven Wat is de index?
p. 8 Niveau 3
Kruiswoordraadsel. Zoek het woord onder de pijl. De ‘ij’ schrijf je in één vakje. 1. de 2. de 3. het 4. de 5. de 6. het 7. het 8. de
HORIZONTAAL 1.
woorden waarmee je iets duidelijk en begrijpelijk maakt
2.
hoe iets gebeurt of hoe je iets moet doen wijze, methode
3.
plaats waar iets gemaakt of gedaan wordt om geld te verdienen onderneming
4.
het helpen
5.
datgene wat vastligt, waar je van uit moet gaan uitgangspunt
6.
nummer dat uit een of meer cijfers bestaat
7.
punt waarop twee of meer mensen, dieren of dingen van elkaar verschillen onderscheid
8.
iemand die voor een ander werkt, in het huishouden, in een winkel of op kantoor
VERTICAAL Het woord onder de pijl is: .....................................................
De oplossing van het kruiswoordraadsel vind je op p. 15.
Tekst uit: Wablieft 413
Centrum Basiseducatie Brusselleer Budget
1
3
4
p. 9 Niveau 3
Zet de lettergrepen in de goede volgorde. 1. 2. 3. 4. 5. 6.
2
Oefenmap lezen en schrijven Wat is de index?
ke - uit - ring der - bei - ar in - tie - fla cij - dex - in - fer duct - pro beeld - voor - bij
1. de ............................................. 2. de ............................................. 3. de ............................................. 4. het ............................................. 5. het ............................................. 6. .............................................
Vul in : d of t. 1. het gel.....
de diens.....
2. het broo.....
de maan.....
3. de mark.....
het rech.....
4. de klan.....
de overhei.....
5. het frui.....
gezon.....
Vul in: ei of ij. 1. het c.....fer
de overh.....d
de pr.....s
2. de arb.....der
de kled.....
de gezondh.....d
3. de st.....ging
het bedr.....f
de t.....d
4. st.....gen
k.....ken
vergel.....ken
5. str.....den
overschr.....den
kr.....gen
Onderstreep de fout. Schrijf het woord correct. 1. de indeks
…………………
het produkt
…………………
2. het sijfer
…………………
de inflasie
…………………
3. de mart
…………………
de wegewagter …………………
4. de fabrik
…………………
de bazis
…………………
5. de alkool
…………………
de benzien
…………………
Tekst uit: Wablieft 413
Centrum Basiseducatie Brusselleer Budget
1
3
boon plaats wachter index cijfer jaar
1. 2. 3. 4. 5. 6.
de de de de het het
koffie markt wegen spil index basis
............................................. ............................................. ............................................. ............................................. ............................................. .............................................
1. in-
dex
1.
de .............................................
2. 3. 4. 5. 6.
kering heid schil tal duct
2. de ............................................. 3. de ............................................. 4. het ............................................. 5. het ............................................. 6. het .............................................
-te -ter -ning -zine -tie -je
1. de 2. de 3. de 4. de 5. de 6. het
Wat past bij elkaar?
uitoververgepro-
Wat past bij elkaar? 1. 2. 3. 4. 5. 6.
4
p. 10 Niveau 3
Maak een samenstelling. 1. 2. 3. 4.. 5. 6.
2
Oefenmap lezen en schrijven Wat is de index?
groen win wo ben infla pak
............................................. ............................................. ............................................. ............................................. ............................................. .............................................
Zoek het meervoud in de tekst. 1. 2. 3. 4. 5. 6.
één product één belasting één koffieboon één baas één prijs één arbeider
Tekst uit: Wablieft 413
meer ....................................................... meer ....................................................... meer ....................................................... meer ....................................................... meer ....................................................... meer .......................................................
Centrum Basiseducatie Brusselleer Budget
1
Oefenmap lezen en schrijven Wat is de index?
p. 11 Niveau 3
Schrijf de woorden van elkaar. Plaats hoofdletters en leestekens.
1. watisdeindex ......................................................................................................................... 2. hetindexcijferisgestegenisdandeuitleg ......................................................................................................................... 3. prijzenhebbentemakenmetdemarkt ......................................................................................................................... 4. alsergenoegvanietsisishetgoedkoop ......................................................................................................................... 5. fabriekendiekoffiemalenenverpakkenhebbenzomeerkosten ......................................................................................................................... 6. Datzijnbijvoorbeelddeprijzenvanbroodgasbenzinekledijhuurtabakdebusnaarde filmgaandehulpvandewegenwachter ......................................................................................................................... .........................................................................................................................
2
Maak met de zinsdelen een zin. 1. meer dan ons loon / soms / de prijzen / stijgen ......................................................................................................................... 2. dan / alles wordt duurder / zeggen / we ......................................................................................................................... 3. is / waard / ons geld / minder ......................................................................................................................... 4. de stijging van de lonen / een reden / is daarvoor ......................................................................................................................... 5. aan de werknemers / bazen / meer geld / geven ......................................................................................................................... 6. halen / dat geld / ergens / moeten / ze .........................................................................................................................
Tekst uit: Wablieft 413
Centrum Basiseducatie Brusselleer Budget
1
Oefenmap lezen en schrijven Wat is de index?
p. 12 Niveau 3
Zet de zinnen in een logische volgorde. De eerste zin is vet gedrukt. Probeer zonder in de tekst te kijken.
-
Toch zijn de prijzen gestegen.
-
U verdient niet meer dan vorig jaar.
-
U hebt meer geld nodig.
-
U kan dus minder kopen.
1.
.........................................................................................................................
2.
.........................................................................................................................
3.
.........................................................................................................................
4.
.........................................................................................................................
-
Maar dat mag niet te vaak gebeuren.
-
Elke stijging zorgt eigenlijk voor een andere stijging.
-
Anders zijn de prijzen niet meer te stoppen.
-
En dan kan het land bankroet gaan.
1.
.........................................................................................................................
2.
.........................................................................................................................
3.
.........................................................................................................................
4.
.........................................................................................................................
Tekst uit: Wablieft 413
Centrum Basiseducatie Brusselleer Budget
1
Oefenmap lezen en schrijven Wat is de index?
p. 13 Niveau 3
Schrijven. Laat je leiden door de vraagjes.
Wat leerde je uit het artikel? Wat wist je al? Vind je artikels over economie en financiën interessant? Waarom wel/niet?
.........................................................
......................................................................................................................... ......................................................................................................................... ......................................................................................................................... ......................................................................................................................... ......................................................................................................................... ......................................................................................................................... ......................................................................................................................... ......................................................................................................................... ......................................................................................................................... ......................................................................................................................... ......................................................................................................................... .........................................................................................................................
Tekst uit: Wablieft 413
Centrum Basiseducatie Brusselleer Budget
Oefenmap lezen en schrijven Wat is de index?
p. 14 Niveau 3
......................................................................................................................... ......................................................................................................................... ......................................................................................................................... ......................................................................................................................... ......................................................................................................................... ......................................................................................................................... ......................................................................................................................... ......................................................................................................................... ......................................................................................................................... ......................................................................................................................... ......................................................................................................................... ......................................................................................................................... ......................................................................................................................... ......................................................................................................................... ......................................................................................................................... ......................................................................................................................... ......................................................................................................................... .........................................................................................................................
Tekst uit: Wablieft 413
Centrum Basiseducatie Brusselleer Budget
Oefenmap lezen en schrijven Wat is de index?
p. 15 Niveau 3
Oplossing kruiswoordraadsel.
1. de
u
i
t
l
e
m
a
n
i
e
r
d
r
ij
f
4. de
h
u
l
p
5. de
b
a
s
i
s
l
2. de 3. het
7. het
b
e
6. het
g
e
t
a
e
r
s
c
h
i
l
8. de
b
e
d
i
e
n
v
Tekst uit: Wablieft 413
d
e
g