Gegevens - Auteur Hajo Schoppen - 1997 - Willem Pompe Instituut voor Strafrechtswetenschappen (Universiteit Utrecht) Te leen bij het LBR, 010 201 02 01 of
[email protected] o.v.v. 174.97.04 Uittreksel 10 Conclusie In Nederland heeft men lange tijd gedacht dat geweld tussen verschillende etnische groepen hier niet tot een belangrijk probleem zou uitgroeien. Tolerantie wordt beschouwd als een centrale waarde in de vaderlandse geschiedenis en ook internationaal heeft Nederland in dit opzicht een gunstige reputatie. Toch lijkt de laatste jaren ook in Nederland sprake van een toename van het aantal incidenten op het gebied van geweld tegen allochtonen. Ofschoon ook uit ander onderzoek blijkt dat het hierbij meestal gaat om daders die in groepen opereren, gaat het bestaande onderzoek in onvoldoende mate uit van het groepsaspect van geweld tegen allochtonen. De groepsleden zijn het onderling eens over hun houding tegenover allochtonen; er is overeenstemming met betrekking tot het gebruik van geweld in situaties waarin zij zich allen regelmatig bevinden. Bovendien is racistisch geweld meestal een expressief delict, omdat de symbolische waarde van het delict belangrijker is dan het bereiken van een concreet doel. Deze factoren rechtvaardigen het vermoeden dat dit geweld ingebed is in bepaalde jeugdculturen, zoals ook in het buitenland het geval is. Doel van dit onderzoek is om na te gaan of dat inderdaad het geval is, en zo ja, welke jeugdculturen daarbij een rol spelen. Vervolgens heb ik getracht te analyseren waarom jongeren, die zich aangetrokken voelen tot een bepaalde jeugdcultuur, meer geneigd zijn tot het plegen van dit gedrag dan andere jongeren en welke groepsmechanismen daarbij werken. Tenslotte zijn enkele factoren beschreven, die dit proces van buitenaf beïnvloeden. 1. Welk verband bestaat er tussen jeugdculturen en geweld tegen leden van andere etnische groepen? Om welke jeugdculturen gaat het daarbij? Sinds de Tweede Wereldoorlog vormen jongeren ook in Nederland in toenemende mate een aparte groep met een eigen cultuur. Dit heeft geleid tot het ontstaan van verschillende, soms onderling concurrerende jeugdculturen. Jeugdculturen zijn meer dan groepen; ze bestaan uit jongeren die elkaar niet noodzakelijkerwijs persoonlijk kennen, maar die een gemeenschappelijke uiterlijke stijl, muzikale voorkeur en bepaalde waarden delen en die zich nadrukkelijk onderscheiden van de wereld van de volwassenen. Afgaande op de internationale ervaringen, berichten in de vaderlandse media, politieberichten en eigen oriëntatie heb ik aanvankelijk drie jeugdculturen uitgekozen die
een verhoogd potentieel lijken te bieden voor geweld tegen allochtonen: skinheads, voetbalhooligans en gabbers. De skinheadcultuur is in de jaren zestig ontstaan in Groot-Brittannië. Elementen uit de verdwijnende cultuur van Britse arbeiders en uit de cultuur die Westindische immigranten meenamen lagen eraan ten grondslag. De harmonie tussen Westindische en Britse jongeren bleek van korte duur; spoedig ontstonden problemen tussen skinheads en immigranten. Een van de gevolgen was dat de skinheadcultuur van een jeugdcultuur met een multiculturele oorsprong verschoof in de richting van een jeugdcultuur voor blanke jongeren. Hoewel een deel van de skinheads zich altijd bleef verzetten tegen de racistische tendenzen, kregen die geleidelijk de overhand. Dit effect werd versterkt toen in de jaren tachtig een deel van de punkbeweging teleurgesteld raakte in de idealen van de punk en zich tot de ‘nationalistische’ skinheadkringen bekeerde en de hakenkruizen, die punks droegen om te shockeren, weer hun nazistische betekenis gaven. In toenemende mate vond een proces van etnisering van de skinheadcultuur plaats, waarbij etnisering kan worden beschouwd als het creëren van sociale tegenstellingen langs etnische lijnen. Ofschoon de skinheadcultuur zich vooral in de jaren tachtig en negentig verspreidde naar vele andere landen, heeft ze in Nederland nooit een grote aanhang gekregen. Dat neemt niet weg dat ook in ons land in de jaren tachtig en de vroege jaren negentig sprake was van een groep racistische skinheads, die weliswaar klein, maar buitengewoon gewelddadig was en waarvan de leden elkaar grotendeels kenden. In verschillende steden bevonden zich cafés die als verzamelplaatsen van skinheads dienden. Verder nam het blad Hou Kontakt een centrale positie in. Het fungeerde als een clubblad van de - tamelijk geïsoleerde - scene in Nederland. Deze skinheads vochten voortdurend conflicten uit met verschillende groepen. Ze profileerden zich door oppositie te zoeken met hun gecreëerde vijanden en tegenpolen, om zo hun eigen identiteit te construeren. Die vijanden bestonden niet alleen uit allochtonen, maar ook uit antiracistische skinheads, krakers, punks, hippies en de media. De media namen een bijzondere plaats in: enerzijds scholden de skinheads op de media, die hen als neonazi’s afschilderden; anderzijds waren ze trots op het feit dat ze in het nieuws kwamen. Doordat de groep klein maar radicaal was, stond men vijandig tegenover de gehele buitenwereld. Thans zijn er nog steeds racistische skinheads in Nederland, maar het gaat om een zeer kleine groep, die voornamelijk te vinden is in de buurt van enkele militante extreem-rechtse partijen. Voor het overige kent Nederland nauwelijks een skinheadcultuur van betekenis. Enige jaren geleden doken in Nederland, net als in Groot-Brittannië, neonazistische skinheads op tussen de hooligans (voetbalvandalen) in de voetbalstadions. Ook extreemrechtse partijen deden hun best om greep te krijgen op voetbalsupporters. Dat leverde in de meeste gevallen weinig resultaat op. Dat lag voor een belangrijk deel aan de samenstelling van de diverse harde kernen van de supporters, die steeds sterker een multi-
etnisch karakter droegen. Het gevolg is dat hooligans tegenwoordig weliswaar een probleem vormen, maar niet waar het racistisch geweld betreft. De derde onderzochte jeugdcultuur, die van de gabbers, vertoont een zekere verwantschap met skinheads en laat hier en daar overlappingen met voetbalsupporters zien. Gabbers kunnen worden gezien als een moderne, Nederlandse variant van skinheads; uiterlijk lijken zij op hen (bijvoorbeeld in hun gemillimeterde haardracht), ze nemen een vergelijkbare houding ten opzichte van de maatschappij aan, maar hun culturele basis is anders: zij komen voort uit de housecultuur. House is een muzikaal genre, dat oorspronkelijk uit de Verenigde Staten komt en tot bloei is gekomen in GrootBrittannië. Inmiddels is de housecultuur zeer populair en rijk geschakeerd. De centrale waarde binnen het grootste deel van de housewereld is er een van a-politiek hedonisme. Gabberhouse is een Rotterdamse variant van house. De overeenkomst met de skinheadcultuur is gelegen in het nadrukkelijk volkse aspect: gabberhouse ontstond als reactie op de extravagantie die de house - vooral in Amsterdam - kenmerkte, enigszins vergelijkbaar met de wijze waarop Britse skinheads zich in de jaren zestig afzetten tegen de hippiecultuur. Men kan gabberhouse dan ook zien als ‘house voor het volk’. Dit komt onder meer tot uitdrukking in de ‘dresscode’: gabbers hebben niet alleen een uniforme haardracht, maar ze dragen ook overeenkomstige trainingspakken en sportschoenen. Dat neemt niet weg dat de commercie al jaren geleden vat kreeg op de gabbercultuur, zodat de outfit bepaald niet goedkoop is, evenmin als de feesten zelf. Hoewel het op basis van dit onderzoek niet mogelijk is om uitspraken te doen over het aantal gabbers, is wel duidelijk dat de jeugdcultuur een brede aanhang heeft. Kwam men gabbers rond 1990 hoofdzakelijk in de Randstad tegen, tegenwoordig vindt men ze in alle delen van Nederland. Ze zijn zichtbaar op straat, op school en in het uitgaansleven; hun uiterlijk is geen ‘gimmick’, die speciaal voor het feest wordt gecreëerd, maar maakt deel uit van een complete levensstijl. Op de feesten komen vaak duizenden bezoekers af. Verder onderzoek naar de kwantitatieve aspecten van de gabbercultuur is vereist om nauwkeuriger te kunnen bepalen welk deel van de gabbers geneigd en in staat is tot het plegen van geweld tegen leden van andere etnische groepen. Duidelijk is wel dat gabbers in de afgelopen jaren veelvuldig betrokken zijn geraakt bij agressie tegen allochtonen, waarbij aangetekend moet worden dat het nochtans om een minderheid van de gabbers gaat. 2. Waarom raken Nederlandse jongeren in conflict met allochtonen en welke sociale mechanismen spelen daarbij een rol? Uit dit en ander onderzoek blijkt dat een deel van de Nederlandse jongeren zich bedreigd voelt door allochtonen. Die bedreiging komt vooral tot uiting wanneer zij allochtone jongeren tegenkomen op straat, in het uitgaansleven, op school en in jongerencentra. Net als Britse skinheads zien zij allochtonen, in het bijzonder allochtone jongeren, als
concurrenten. Soms speelt, zoals ondere anderen Scheepers en Coenders schrijven, de angst voor werkloosheid een rol, maar meestal maken zij zich zorgen over problemen die dichterbij hun eigen ervaring staan. Daarbij lijkt het erop dat wanneer er slechts weinig allochtonen zijn, de exotische belangstelling het wint; het gevoel van bedreiging ontstaat pas als er sprake is van groepen allochtonen. De ruzies om Nederlandse meisjes, die in de meeste van de onderzochte incidenten de aanleiding vormden van het conflict, vormen het duidelijkste concrete symptoom van de ervaren bedreiging. Dit verschijnsel is niet nieuw: in de jaren vijftig en zestig vochten nozems met Indische Nederlanders en Zuid-Europese immigranten naar aanleiding van onenigheid over Nederlandse meisjes. De conflicten tussen Nederlandse en allochtone jongeren gaan om macht: macht op straat, op school, in de discotheek, het jongerencentrum. Wanneer een allochtone jongen erin slaagt het aan te leggen met een blank meisje, wint hij terrein in deze machtsstrijd. Het gaat de vechtersbazen weliswaar in eerste instantie om het betreffende meisje, maar in sociologisch opzicht reikt haar belang verder. Zij heeft een symbolische waarde: de Nederlandse jongens zien haar verbintenis met een allochtoon als een verloren punt in de machtsstrijd, die gewroken moet worden, desnoods met geweld. Zo kan een langdurige strijd ontstaan, waarin de betreffende jongeren steeds sterker gepolariseerd raken en een cyclus van geweld en tegengeweld het resultaat is. Jongerencentra vormen regelmatig de inzet van confrontaties. Gabbers staan daarbij tegenover allochtone jongeren; beide groepen vinden dat hun muziek in het centrum moet worden gedraaid of dat hun groep meer recht heeft om het centrum op een bepaalde avond in gebruik te hebben. In een aantal gevallen is het hierbij tot grote vechtpartijen gekomen. De strijd kan zich ook toespitsen op pleintjes in de stad. Een groep jongeren is gewend zich op koopavond op een plein in het centrum op te houden; op een zekere avond blijkt hun plaats te zijn ingenomen door een groep met een andere etnische achtergrond. Deze situatie heeft eveneens in verschillende plaatsen tot geweld geleid. Ook de feesten zelf vormen regelmatig het decor voor agressie. Een deel van de gabbers meent dat de feesten uitsluitend voor blanke jongeren zijn bedoeld en doet zijn best dat zo te houden. De gepleegde agressie varieert van het brengen van de Hitlergroet en het dragen van ‘White Power’-kleding tot direct fysiek geweld. Het bovenstaande verklaart nog niet waarom het juist gabbers zijn die in deze problemen verzeild raken. Deze verklaring moet worden gezocht in het feit dat gabbers aanhangers zijn van een specifiek Nederlandse jeugdcultuur. Nederlandse skinheads kopieerden hun stijl van het Britse origineel en namen ook de nationalistische, blanke lading die er in Groot-Brittannië aan gegeven was. Gabberhouse daarentegen is een Nederlandse vinding. Net als Britse skinheads, die op het Brits-zijn veel nadruk legden, beklemtonen gabbers
de Nederlandse oorsprong van hun cultuur. Het is geen van elders geadopteerde stijl, maar een poging om een eigen, Nederlandse identiteit voor jongeren te ontwikkelen. In reactie op de gepercipieerde dreiging vormen Nederlandse jongeren groepen, waarin zij bescherming hopen te vinden. Hun onderlinge solidariteit betuigen ze door duidelijke zichtbare tekens te dragen, zoals de Nederlandse vlaggetjes die op de mouw van een bomberjack worden bevestigd, rood-wit-blauwe veters of rood-wit-blauwe bandjes om de paardenstaarten van meisjes. Een jeugdcultuur voorziet in een gevoel van solidariteit, die over vriendengroepen heenreikt; een typisch autochtone, Nederlandse jeugdcultuur vormt een ‘safe haven’ voor Nederlandse jongeren die menen dat hun etnische groep wordt bedreigd. Gabbers vormen een grotendeels autochtone, blanke jeugdcultuur; allochtonen beschouwen hen als jongeren die zich afzetten tegen niet-blanken. Gabbers creëren hun identiteit in oppositie tot de relevante anderen, net als skinheads dat deden. Dat leidt tot wederzijdse agressie, waartoe soms gabbers en soms ook allochtone jongeren de aanzet geven. Zodoende nemen we ook in Nederland de etnisering van een jeugdcultuur waar. Het niveau van fysiek geweld valt in Nederland in zekere zin nog mee; in veel gevallen gaat het niet om direct fysiek geweld en vallen er geen ernstig gewonden of doden. In dit onderzoek zijn geen aanwijzingen gevonden voor het ontstaan van grootscheepse rassenrellen. ‘Niettemin neemt het geweld onder jongeren toe. De multi-etnische samenleving is gegrondvest op de gedachte van wederzijds respect, tolerantie en harmonie tussen bevolkingsgroepen. We zien echter hoe de verbondenheid tussen aanhangers van een jeugdcultuur een etnische lading krijgt, die etnische tegenstellingen verscherpt. Hierdoor ontstaat juist conflictstof in plaats van tolerantie en harmonie. Een belangrijk deel van het geweld tussen jongeren kan daardoor worden verklaard. Wanneer we spreken over etnisering, zoals geleerden doen die de multi-etnische samenleving tot voorwerp van studie maken, wordt het verschijnsel normaliter beschouwd als een sociale Beweging onder allochtonen. Daarbij wordt onvoldoende ingezien dat in de multi-etnische samenleving ook autochtone Nederlanders etniseren. In het rapport wordt gewezen op het feit dat de etnisering van jeugdculturen niet uitsluitend speelt bij autochtone jongeren. De aanzet tot het plegen van geweld tussen autochtone en allochtone jongeren wordt niet altijd gegeven door blanke jongeren; steeds meer zien we dat de agressie over en weer plaatsvindt. Het is dan ook niet voldoende om etniseringsprocessen onder autochtone jongeren te onderzoeken en het verdient aanbeveling soortgelijk onderzoek te verrichten naar jongeren uit andere etnische groepen. 3. Welke factoren van buitenaf zijn van invloed op agressie van autochtone jongeren tegen allochtonen?
In de eerste plaats zijn daar de pogingen van extreem-rechtse organisaties om gabbers te werven. In dit rapport is beschreven hoe vooral CP ‘86 verwoede pogingen in het werk stelt om gabbers voor de partij te winnen, pogingen die soms wel, maar meestal niet succesvol zijn. De opwinding die ontstond over het dragen van Nederlandse vlaggetjes alsmede het weinig doordachte verbod daarop heeft extreem-rechts een strijdpunt gegeven om hier en daar voet aan de grond te krijgen in gabberkringen. Tweede factor is de rol van het geruchtencircuit en de media, waardoor ‘besmetting’ optreedt, getuige bijvoorbeeld de kwestie van de verbranding van de Feyenoord-vlag en de wens van Limburgse gabbers om hun randstedeljke geestverwanten te imponeren. De besmetting bestaat eruit dat jongeren in verschillende delen van het land inspiratie ontlenen aan de berichten over elkaars daden en die nabootsen. De toegenomen mobiliteit, die een algemeen kenmerk is van de hele housewereld, waardoor bezoekers van een groot feest vaak uit het gehele land afkomstig zijn, is hierop van invloed. In de derde plaats dient de invloed van het enorme druggebruik onder ogen gezien te worden. Vooral speed is een middel dat latente agressie naar boven kan halen. Daarbij is van belang dat de jongeren, die zelf in drugs handelen of er gemakkelijk toegang toe hebben, in veel gevallen een leidersrol vervullen binnen hun groep. Zij zijn vaak de aanstichters tot delinquent en agressief gedrag. De vervuiling van de ecstacy-pillen en de vervanging van ecstacy door speed dragen daaraan bij. Hier en daar worden, bijvoorbeeld door politie en jongerenwerk, initiatieven ontplooid om de vijandigheid tussen jongeren uit verschillende etnische groepen te beteugelen. Hoewel deze initiatieven soms succesvol zijn, blijft structureel beleid vooralsnog uit. Binnen de gabberwereld bestaan plannen om actie te ondernemen om racistische tendenzen te bestrijden. Stimulering van deze plannen is nuttig om de etnische lading die de gabbercultuur heeft gekregen, weg te nemen en het daaruit voortvoeiende geweld te doen verminderen. Discussie We kunnen ons de vraag stellen in hoeverre het beschreven proces zich laat beïnvloeden. De keus voor de overheid lijkt niet ruim. Repressie neemt de oorzaak van het geweld niet weg en stuit bovendien op praktische problemen, omdat veel incidenten de politie niet ter ore komen. Stimulering van tolerantie tussen verschillende bevolkingsgroepen in het onderwijs is een nobel streven, maar dreigt voorbij te gaan aan de vage gevoelens van bedreiging dat een deel van de Nederlandse jongeren ervaart en aan de etnisering die daarop de reactie vormt. Het is voor de overheid lastig om vat te krijgen op een jeugdcultuur, omdat die de eigen normen juist stelt in plaats van normen die van bovenaf worden opgelegd. Daarom dient men aan te sluiten op signalen uit de jeugdcultuur zelf. Het belangrijkste doel waarnaar gestreefd dient te worden om de tendens tot etnisering van jeugdculturen en het daruitvloeiende geweld het hoofd te bieden, is het ombuigen van het beeld van de gabbercultuur als ‘blank’, zodat het verband tussen jeugdcultuur en etniciteit wordt doorbroken. Ook voor gabbers die geweld tegen allochtonen plegen, ligt
hun loyaliteit in de meeste gevallen in eerste instantie bij de gabbercultuur en pas daarna bij hun etniciteit. Het is dan ook van het grootste belang dat zij gedwongen worden tot het maken van een keuze tussen deze twee identiteiten, zodat de combinatie onmogelijk wordt gemaakt. Hiertoe moeten tegenkrachten binnen de gabberwereld zelf worden gemobiliseerd; een dergelijke mentaliteitsverandering kan niet van buitenaf worden opgelegd maar zal door de gabbers zelf moeten worden uitgedragen. Het is een hoopgevend teken dat vanuit de gabberscene het verzet groeit tegen racistische uitingen van gabbers. Zo is een aantal gabbers bezig met de oprichting van een groep, die het racisme binnen de scene wil tegengaan, mede uit onvrede met de negatieve beeldvorming die daarvan het resultaat vormt. Zij ‘villen acties organiseren tegen het racisme in de gabberwereld. Ook een aantal andere betrokkenen, zoals organisatoren en diskjockeys, heeft zich bereid "verklaard zich voor dat doel in te zetten. Deze acties doen op het eerste gezicht denken aan SHARP, de organisatie van skinheads die het racisme uit de skinheadscene wilde bannen. Gezien het matige succes van de Nederlandse afdeling van SHARP en de uiteenlopende vormen van agressie van de zijde van racistische skinheads, waaraan de leden blootgesteld waren, lijken de antiracistische gabbers een moeilijke tijd tegemoet te gaan. Toch is er zeker reden om aan te nemen dat hun toekomst er rooskleuriger uitziet. De politieke polarisatie en het daaruit voortvloeiende geweld tussen skinheads onderling ‘varen beduidend sterker dan die binnen de huidige gabberscene. Initiatieven als het bovenstaande verdienen daarom ondersteuning. Aandacht voor en stimulering van de positieve signalen uit de jeugdcultuur zelf kunnen meer gabbers ertoe aanzetten de ‘handshake-and-hug culture of hardcore’, waarover een Brits tijdschrift schrijft, in ere te herstellen