Geertekerk, 23 augustus 2015 Inleiding I Hoe bouw je een land op, hoe hou je alle inwoners tevreden en hoe zorg je dat andere mogendheden je grenzen respecteren? Uitermate actuele vragen voor landen in bijvoorbeeld het Midden-Oosten, Oost-Afrika, of voor de buurlanden van Rusland. Precies dezelfde vragen speelden in het Midden-Oosten in de negende eeuw voor onze jaartelling. Het gebied dat tegenwoordig Israël/Palestina is, was toen een lappendeken van stadsstaten, koninkrijken in alle soorten en maten, met bedoeïen die overal tussendoor trokken en met de voortdurende druk en dreiging van de grote supermacht van die dagen: het Assyrische rijk dat grote delen van Irak, Syrië, Turkije en Iran besloeg. Nog minder dan nu lagen grenzen vast en ze werden per definitie altijd bevochten. Goede relaties met de buurkoningen waren essentieel om in deze uitermate instabiele situatie te overleven. Net als in het Middeleeuws Europa, waren strategische huwelijken een van de middelen om wederzijdse verbondenheid en loyaliteit te garanderen. Daarbij ging het niet alleen om het creëren van bloedbanden. Die strategische huwelijken betekenden ook culturele en religieuze uitwisseling. Door elkaars cultuur niet alleen te respecteren maar door bijvoorbeeld de goden van bevriende mogendheden een plek in je eigen religieuze systeem te geven bezegelde je de onderlinge solidariteit. In de negende eeuw voor Christus slaagde ene koning Omri erin om volgens deze strategie in het noorden van Israël/Palestina een bloeiend koninkrijk op te bouwen. Zijn koninkrijk werd wel Samaria genoemd. Omri liet zijn dochter Athalja trouwen met Joram, de koning van Judea, het koninkrijk in het zuiden van Israël/Palestina dat Jeruzalem als hoofdstad had. Volgens de Bijbel hadden het Samaria van Omri en het Judea van Joram een eeuw eerder nog samen het koninkrijk Israël gevormd met aan het hoofd David en later Salomo. Het bestaan van Samaria en Judea wordt door niemand betwijfeld, maar er is een groep historici die er niet van overtuigd is dat dat ongedeelde koninkrijk Israël ooit echt bestaan heeft. Nadat hij zijn dochter had uitgehuwelijkt aan de machthebbers in Judea, deed Omri hetzelfde met zijn zoon Ahab die hij liet trouwen met Izebel, de dochter van een Fenicische koning, die de scepter zwaaide over een rijk dat samenviel met wat tegenwoordig Libanon is en dat bekend stond om zijn zeehandelsvloot. Izebel verhuisde naar Samaria en nam daarbij ook haar eigen cultuur en goden mee. De meest bekende van die goden was Baäl. Door de huwelijken van zijn kinderen had Omri zich verzekerd van de steun van en vrede met zijn Zuider- en Noorderburen. Door die rust kon zijn eigen Samaria zich ontwikkelen tot een welvarend land. Echter, de nieuwe rijkdom leidde onder de inwoners tot spanningen. De gewone man/vrouw, vooral op het platteland, profiteerden nauwelijks van de toegenomen welvaart. Het geld concentreerde zich in de steden, terwijl het platteland achter bleef. Daar kwam bij dat op het platteland met toenemende ergernis gekeken werd naar al die nieuwe gebruiken en goden die werden geïmporteerd. Een aantal jaren van grote droogte en dus van mislukte oogsten werd door de boeren geïnterpreteerd als straf voor de aanbidding van die nieuwe goden. Onder deze omstandigheden kon onder leiding van een paar radicale profeten een religieuze protestbeweging ontstaan. De belangrijkste leiders waren Elia en zijn opvolger Elisa. Zij kwamen al snel in botsing met de koning en de stadselite. Als je de verhalen over Elia en Elisa in de Bijbel leest,
dan wordt meteen duidelijk dat de Bijbelschrijvers een grote sympathie voor de profeten hadden. De koningen van Samaria worden als afgodendienaars afgeserveerd. 1 Koningen 16:29-33; 17:1-6 Achab, de zoon van Omri, werd koning van Israël in het achtendertigste regeringsjaar van koning Asa van Juda. Tweeëntwintig jaar regeerde hij in Samaria. Achab deed wat slecht is in de ogen van de HEER; zijn gedrag was nog erger dan dat van zijn voorgangers. Alsof het nog niet erg genoeg was dat hij het voorbeeld volgde van Jerobeam, de zoon van Nebat, nam hij Izebel tot vrouw, de dochter van koning Etbaäl van Sidon, en begon hij Baäl te vereren. Hij liet in Samaria een tempel voor Baäl bouwen en richtte er een altaar voor hem op. Ook maakte hij een Asjerapaal. Zo deed hij allerlei dingen waarmee hij de HEER, de God van Israël, tergde, meer nog dan de vorige koningen van Israël gedaan hadden. […] De Tisbiet Elia uit Gilead zei tegen Achab: ‘Zo waar de HEER leeft, de God van Israël, in wiens dienst ik sta, de eerstkomende jaren zal er geen dauw of regen komen tenzij ik het zeg.’ De HEER richtte zich tot Elia met de woorden: ‘Ga weg van hier. Ga naar het oosten en zoek een schuilplaats in de wadi Kerit, aan de overkant van de Jordaan. Drinken kun je uit de rivier, en ik heb de raven opgedragen je daar van voedsel te voorzien.’ Elia deed wat de HEER hem had gezegd, hij ging weg en trok zich terug in de wadi Kerit, ten oosten van de Jordaan. De raven brachten hem daar ’s ochtends en ’s avonds brood en vlees, en water dronk hij uit de rivier.
Inleiding II In de komende weken zullen we nog meer verhalen over Elia lezen. In zijn activiteiten richtte Elia zich eigenlijk op twee doelen: hij vroeg aandacht voor het lot van de arme boeren die onder de voet gelopen werden door de regerende elite en zette zich onophoudelijk in voor het geloof in de Ene God. Dat laatste doel zit al verborgen in Elia’s naam. Wat betreft de formulering past die naam helemaal in de campagne van de Remonstranten met teksten als Mijn God laat me zelf denken en Mijn God kent geen dogma’s. Letterlijk betekent Elia’s naam namelijk: Mijn God is God. Dat klinkt misschien wel iets radicaler dan Mijn God is een superoptimist. Elia was een gepassioneerde, overtuigde ijveraar voor het geloof in de Ene. Van politieke compromissen moest hij niets weten. Het ging hem om het zuivere geloof. Zijn opvolger Elisa was zo mogelijk nog radicaler. Die wist uiteindelijk Jehu, de legeraanvoerder van Samaria, zover te krijgen dat die koning Joram doodde. Dit was niet koning Joram van Judea, maar de zoon en opvolger van Achab die naar zijn oom uit Judea vernoemd was. Die Joram vermoorden was niet zo lastig. Joram was al gewond geraakt tijdens een oorlog met de oosterburen: want die waren er natuurlijk ook nog. Verzwakt door zijn verwondingen was Joram geen partij voor Jehu en werd hij met pijl en boog neergeschoten. Daarna liet Jehu ook Joram’s moeder Izebel de Fenicische prinses van de toren gooien en de Baäl priesters uitmoorden. Een beetje Bartholomeusnacht/Red Wedding Games of Thrones bloedbad, dat uiteindelijk ook in de ogen van de Bijbelschrijvers wel een beetje te ver ging. Na deze moordpartij wordt Jehu zelf koning en aangespoord door Elisa probeert hij weer een strikt staatsgeleid monotheïsme in te voeren. Maar door zijn religieuze en culturele zuiveringen had Jehu alle vroegere bondgenoten van Samaria tegen zich in het harnas gejaagd. Het rijk raakt geïsoleerd en de economie stort in. Een aantal buurlanden ziet zijn kans schoon en valt Samaria aan. Al snel wordt
de situatie zo penibel dat Jehu met hangende pootjes naar de Assyrische koning moet om hulp en bescherming te vragen. De Assyrische koning verleent die graag: op voorwaarde dat Jehu neerknielt voor de Assyrische goden. Zo leidt het project van Elia en Elisa om het geloof in één God weer tot staatsgodsdienst te maken al binnen korte tijd schipbreuk. In de eeuwen daarna bleef bij een gedeelte van het Joodse volk het verlangen bestaan naar zuiverheid, naar een gedeeld geloof in de Ene als basis voor de samenleving. Maar iedere keer weer bleek dat droombeeld niet uitvoerbaar. Daarom gingen deze Joden in de loop der tijd hun kaarten steeds meer op het einde der tijden zetten: aan het einde van de geschiedenis zou het geloof in de God die is en die zal zijn algemeen aanvaard worden en de basis vormen voor een rechtvaardig koninkrijk waarin de shalom, de vrede universeel zal zijn. Er zou een nieuwe koning komen, een soort David, een gezalfde, een Messias die het koninkrijk van shalom op aarde zou vestigen. Vlak voordat dat koninkrijk zou aanbreken zou Elia nog een keer terugkeren om de komst van dat koninkrijk te verkondigen. Zodat mensen nog een laatste kans zouden hebben om zich te bekeren Toen Jezus voor het eerst van zich lieten horen vroegen veel mensen zich af of hij misschien de teruggekeerde Elia was die het aanbreken van het koninkrijk van de shalom kwam aankondigen. Of misschien was Johannes de Doper wel Elia geweest en was Jezus zelfs de Messias, de Christus, de zoon van David die het rijk zou vestigen. In de Bijbel vind je op een aantal plekken discussies over wie Jezus nu precies is. Er worden verschillende antwoorden gegeven. Uit het verhaal van de verheelijking op de berg wordt duidelijk hoezeer Jezus in verband wordt gebracht met Mozes, de bevrijder van Israël en de wetgever die de tien geboden had meegedeeld en met Elia, de profeet van het geloof in de Ene God en het aanstaande koninkrijk van de shalom. Jezus wordt in die tekst een zoon van God genoemd, iemand die laat zien wat liefde, hoop en geloof betekent. Anders dan zijn discipelen, trokken zijn meeste tijdgenoten de conclusie dat Jezus niet Elia en zeker niet de Messias was, want na Jezus’ heengaan leek het er niet op dat het koninkrijk van shalom echt was aangebroken. De volgelingen van Jezus zeiden dat het koninkrijk als een mosterdzaadje aan het groeien was, en dat Jezus, net als Elia, aan het einde der tijden alsnog zou terugkeren om zijn werk af te maken. Niet iedereen vond dat overtuigend. Binnen de Joodse traditie leeft de verwachting van de terugkomst van Elia nog steeds erg sterk. Binnen het christendom duurt de verwarring over wie Jezus nu was nog steeds voort. Lezen: Lucas 9:28-33 Ongeveer acht dagen nadat hij dit had gezegd ging hij met Petrus, Johannes en Jakobus de berg op om te bidden. Terwijl hij aan het bidden was, veranderde de aanblik van zijn gezicht en werd zijn kleding stralend wit. Opeens stonden er twee mannen met hem te praten: het waren Mozes en Elia, die in hemelse luister verschenen waren. Ze spraken over het levenseinde dat hij in Jeruzalem zou moeten volbrengen. Petrus en de beide anderen waren in een diepe slaap gevallen; toen ze wakker schoten, zagen ze de luister die Jezus omgaf en de twee mannen die bij hem stonden. Toen de mannen zich van hem wilden verwijderen, zei Petrus tegen Jezus: ‘Meester, het is goed dat wij hier zijn, laten we drie tenten opslaan, een voor u, een voor Mozes en een voor Elia,’ maar hij wist niet wat hij zei. Terwijl hij nog aan het spreken was, kwam er een wolk aandrijven, die een schaduw over hen wierp; ze werden bang toen de wolk hen omhulde. Er klonk een stem uit de wolk, die zei: ‘Dit is mijn zoon, mijn uitverkorene, luister naar hem’.
Inleiding III Elia is van alle profeten uit de Bijbel wel een van de meest radicale en compromisloze. Binnen het Jodendom heeft Mozes vaak als een soort tegenhanger gefungeerd: hij is degene van de tien geboden: van het leven in het hier en nu waarin je steeds weer voor de vraag staat hoe je die geboden in de praktijk kunt brengen. Bovendien was Mozes een politicus, iemand die niet terugschrok voor beslissingen, maar die ook compromissen kon sluiten. Elia was daarentegen de radicale profeet die een samenleving predikte waarin het geloof in de ene God centraal staat. Maar ook iemand die als profeet zelf geen vuile handen hoefde te maken. Deze spanning tussen Mozes en Elia, tussen de focus op je eigen levensvragen en de naar buiten gerichte radicaliteit is ook herkenbaar in de christelijke traditie waarin persoonlijk geloof en radicale maatschappijvernieuwing altijd twee polen zijn geweest. Waarbij de Remonstranten onder leiding van Arminius historisch iets meer aan de kant van Mozes hebben gestaan en de volgelingen van Gomarus iets meer aan de kant van Elia. Elia, Mozes, Jezus, maar bijvoorbeeld ook Abraham en Sara. Het zijn sleutelfiguren in alle drie de monotheïstische religies: Jodendom, Christendom en Islam. Het zijn voorgangers in het geloof: spiegelfiguren, mensen die net als wij zoekend waren. Elk van hen staat voor een specifiek aspect van geloven en vertrouwen, aspecten die we elk op ons eigen manier in ons eigen geloof kunnen verwerken: een dosis Abraham en Sara: de oervader en -moeder, de verbinders; een beetje van Mozes: de politicus, de wetgever, een flinke schep Jezus: de profeet van de gerechtigheid, en een vleugje Elia: passie, radicaliteit, overtuigingskracht. Zo komen we Elia tot slot ook in de Koran tegen: Sura 37:123-132 Ook Elia is één van de boodschappers Elia zei tot zijn volk: ‘Wat is er met jullie geloof gebeurd? Waarom aanbidden jullie Baäl en zijn jullie ondertussen de Beste onder de scheppers vergeten? God is jullie Heer en de Heer van jullie voorouders.’ Maar zijn toehoorders verklaarden Elia voor leugenaar. Daarom zullen zij zeker bestraft worden. Dit geldt niet voor de mensen die toegewijd zijn aan de Eeuwige. En zo kreeg Elia een goede naam onder de latere generaties. Vrede zij met Elia.
Overweging Op de voorkant van de liturgie staat het prachtige beeld van Elia die voor zijn rots zit terwijl hij gevoed wordt door de vogels. Een raaf komt hem een stuk brood aanbieden dat wel verdacht veel lijkt op een hostie. Elia is de woestijn ingevlucht nadat hij koning Achab een droogte voorspeld heeft als straf voor de koninklijke Baäl verering. Die periode van lange droogte laat een straffende God zien. Een God die geen concurrentie duldt en die absolute trouw vraagt van zijn aanhangers. Op de icoon zien we het tegenbeeld van die straffende God: namelijk een zorgzame en liefdevolle Eeuwige, een vogel: eentje die mensen opmerkt die in nood zijn, die kracht en inspiratie geeft en in dit geval zelfs brood en water. Naar aanleiding van de verhalen over Elia zou je hele preken kunnen vullen over de strijd tegen de afgoderij, tegen Baäl. En dat is ook maar al te vaak gebeurd. Afhankelijk van wie je het vroeg werd die Baäl dan gelijkgesteld met het kapitalisme, de Paus, je eigen verslavingen. Je moest afscheid nemen van die Baäl en je richten op de Eeuwige, de naastenliefde, het pure. Met een radicale profeet als Elia kom je al snel in grote zwart-wit schema’s terecht waarbij het gaat om keiharde keuzes. Die radicaliteit, die gerichtheid op die ene, absolute waarheid: het is onlosmakelijk verbonden met een monotheïstische godsdienst: er is een God en die moet alle aandacht krijgen. Wie het nieuws volgt zou gaan denken dat radicalisme van dit kaliber vooral binnen de islam bestaat, wellicht de dader van de aanslag op de Thalys, vrijdag in ieder geval nog het bericht over de sloop van een Syrisch orthodox klooster door ISIS, maar het is net zo goed aanwezig in het jodendom en het christendom. Toch heb ik er ergens wel bewondering voor: dat monomane, dat vurige geloof. Het is ook een beetje Steve Jobs: The ones who are crazy enough to think they can change the world, are the ones that do. Dat keiharde radicalisme is soms misschien zelfs op zijn plek. Als Elia van leer trekt tegen Achab vanwege diens hebzucht en uitbuitingspraktijken, dan zit daar een vurige rechtvaardigheidsgevoel achter die bewondering wekt en zelfs inspirerend kan zijn. Aan de andere kant, als je de gevolgen overziet van de radicale campagne die Elia en Elisa voeren voor die Ene God dan zie je hoe snel en hoe gevaarlijk diepe overtuigingen kunnen omslaan in blind geloof: de moordpartij op Joram en zijn moeder Izebel is het huiveringwekkende resultaat. Radicalisme leidt meestal tot ongelukken: de strijd voor de zuivere waarheid leidt regelmatig tot aantasting van dat wat het meest heilig hoort te zijn: het bestaansrecht van de ander. Een balans of compromis tussen je eigen overtuigingen en de acceptatie van de ander is essentieel. Tolerantie, verdraagzaamheid, vrijheid, zonder dat is samenleven onmogelijk. En datzelfde geldt misschien ook wel voor ons eigen leven. Uiteindelijk zijn er compromissen nodig tussen je idealen aan de ene kant en je reëele mogelijkheden, je zwakke, donkere eigenschappen aan de andere kant, zodat je geen onmogelijke dingen van jezelf vraagt, zodat je jezelf niet te hoge eisen stelt, zodat je niet aan de radicale stem van de veeleisende Elia in jezelf ten onder te gaat. Maar dat is wat anders dan dat je hele leven uit compromissen zou moeten bestaan: iets van die zuiverheid, van het radicalisme, van de passie die Elia had, dat basale vertrouwen dat het wel goed komt ook als je de wildernis intrekt, het vertrouwen op de vogels, dat alles zorgt wel voor de durf die nodig is om te staan voor die dingen waar jij echt in gelooft. In die zin blijft die man daar voor de grot weldegelijk inspireren.