Geen spreker overtreft een zwijger!? -wel of geen verschoningsrecht voor de mediator-
Emine Sarigul ANR 943448 Universiteit van Tilburg Tilburg, 16 december 2010
Geen spreker overtreft een zwijger!? –wel of geen verschoningsrecht voor de mediator-
Geen spreker overtreft een zwijger!? -wel of geen verschoningsrecht voor de mediator-
Scriptie master Rechtsgeleerdheid, afstudeerrichting Privaatrecht te verdedigen tegenover de Examencommissie van de Faculteit Rechtsgeleerdheid van de Universiteit van Tilburg (mr. C.M.C. van Zeeland en mr. dr. S. van Gulijk)
2
Geen spreker overtreft een zwijger!? –wel of geen verschoningsrecht voor de mediator-
Voorwoord Voor
u
ligt
mijn
masterscriptie
geschreven
ter
afsluiting
van
de
Masteropleiding
Rechtsgeleerdheid aan de Universiteit van Tilburg. Ik heb onderzoek gedaan naar het verschoningsrecht van de mediator. Ik heb voor dit onderwerp gekozen omdat vertrouwelijkheid een wezenskenmerk van mediation is en tegelijkertijd de huidige wet- en regelgeving geen waterdichte garantie voor de overeengekomen vertrouwelijkheid tussen de partijen en de mediator geeft. Het schrijven van deze scriptie heb ik als een leerzame tijd ervaren.
Via deze weg wil ik graag een aantal mensen bedanken. Allereerst wil ik mr. C.M.C. van Zeeland bedanken voor haar steun en begeleiding tijdens mijn onderzoek. Ten tweede wil ik mijn vrienden voor hun grote steun bij het schrijven van mijn scriptie bedanken. Daarnaast bedank ik mijn familie voor hun onvoorwaardelijke steun.
Emine Sarigul Tilburg, 16 december 2010
3
Geen spreker overtreft een zwijger!? –wel of geen verschoningsrecht voor de mediator-
Inhoudsopgave LIJST VAN AFKORTINGEN................................................................................................ 6
1.
Inleiding................................................................................................................... 7
§1.1
Aanleiding ................................................................................................................ 7
§1.2
Hoge Raad, 10 april 2009; LJN: BG9470 ................................................................. 8
§1.3
Europese Mediationrichtlijn ...................................................................................... 9
§2.
Het onderzoek .........................................................................................................11
§2.1
Probleemstelling......................................................................................................11
§2.2
De onderzoeksvraag ...............................................................................................12
§2.3
Methoden van onderzoek ........................................................................................12
§2.4
Plan van aanpak .....................................................................................................12
2.
Het verschoningsrecht...............................................................................................14
§2.1
Wat houdt het verschoningsrecht in? ......................................................................14
§2.2
Verschoningsrecht en andere beroepsbeoefenaren ................................................17
§2.3
Juridische hulpverlening en het belang van het verschoningsrecht .........................18
§2.4
Conclusie ................................................................................................................20
3.
Mediation en Vertrouwelijkheid..................................................................................21
§3.1
Mediation in Nederland ...........................................................................................21
§3.2
Mediation en het belang van vertrouwelijkheid ........................................................22
§3.3
De Europese Mediationrichtlijn ................................................................................24
§§3.3.1 Totstandkoming van de Europese Mediationrichtlijn………………………………....24 §3.4
Nederlandse wetgevingsbeleid inzake mediation en verschoningsrecht ..................25
§3.4.1 Rechtspraak en het verschoningsrecht van de mediator…………………………..….27 §3.4.2 Literatuur: mediator en het verschoningsrecht………………………………………….29 §3.5 Europese Mediationrichtlijn versus Nederlands wetgevingsbeleid inzake het verschoningsrecht van de mediator....................................................................................30 §3.5.1 Hoe dient Nederland nu te handelen?......................................................................31 §3.5.2 De Franse en Belgische regeling van vertrouwelijkheid rondom mediation ...……...32 §3.6
Conclusie ................................................................................................................34
4
Geen spreker overtreft een zwijger!? –wel of geen verschoningsrecht voor de mediator-
4.
Conclusies en aanbevelingen.................................................................................35
§4.1
Conclusie ................................................................................................................35
§4.1.1 Het verschoningsrecht is een uitzonderingsrecht…………………………...…………35 §4.2
Centrale onderzoeksvraag ......................................................................................36
§4.3
Aanbevelingen ........................................................................................................39
Literatuurlijst ......................................................................................................................41
5
Geen spreker overtreft een zwijger!? –wel of geen verschoningsrecht voor de mediator-
LIJST VAN AFKORTINGEN
ADR
Alternatieve geschillenbeslechting
EVRM
Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens
Ger.W
Belgisch Gerechtelijk Wetboek
HR
Hoge Raad
MLC
Model Law on International Commercial Conciliation
NMI
Nederlands Mediation Instituut
Rb
Rechtbank
Rv
Burgerlijke Rechtsvordering
SW
Strafwetboek
6
Geen spreker overtreft een zwijger!? –wel of geen verschoningsrecht voor de mediator-
1.
Inleiding
§1.1
Aanleiding
Civiele procedures duren vaak lang.1 Een dergelijke procedure vergt veel tijd, energie en kosten van partijen. Partijen kunnen verder verwikkeld raken in het conflict met alle negatieve gevolgen van dien. Dit is een van de redenen waarom steeds meer aandacht aan de alternatieve geschillenbeslechting (ADR) waaronder mediation wordt geschonken.2 Mediation probeert in onze maatschappij een belangrijke plaats in te nemen en wordt steeds vaker aangeraden om conflicten op te lossen. 3 Sinds geruime tijd verwijst ook de rechter procespartijen door naar mediation. In januari 2005 werd dan ook door de wetgever besloten om mediation een vaste plaats te geven binnen de mogelijkheden van de rechter. Zo kan de rechter, naast het bevorderen van een schikking of het nemen van een beslissing, een zaak doorverwijzen
naar
mediation.
Stapsgewijs
is
bij
alle
gerechten
een
structurele
doorverwijzingvoorziening naar mediation ingevoerd en sinds 1 april 2007 is het voor partijen mogelijk om bij de 26 gerechten in Nederland tijdens de procedure op verwijzing van de rechter een keuze te maken hun geschil op te lossen door middel van mediation.4
In Nederland vindt deelname aan mediation plaats op basis van vrijwilligheid van de partijen. Uitgangspunt van mediation is dat de derde, dus de mediator, partijen op een gestructureerde wijze ertoe tracht te brengen, dat zij zelf een oplossing voor hun geschil uitonderhandelen. Centraal hierbij staan de belangen van partijen.5 Partijen kunnen om verschillende redenen voor mediation kiezen, bijv. uit tijd- en kostenoverwegingen. Een andere reden voor mediation kan zijn dat het een bevredigender alternatief voor partijen biedt, omdat met mediation oplossingen voor het onderliggende probleem kunnen worden gevonden. Mocht de mediation niet slagen dan staat de weg tot de rechter nog open.6
1
A.S. Rueb, Compendium van het Burgerlijk Procesrecht, Deventer: Kluwer 2009, p.263. Kamerstukken II, vergaderjaar 2003-2004, 29528, nr.1, p. 5. 3 A.F.M. Brenninkmeijer e.a. (red.), Handboek Mediation, Den Haag: Sdu Uitgevers 2005, p. 6-7. 4 H.F.E Montree & A.W. Oosterman (red.), Mediation en vertrouwelijkheid, Den Haag: SDU, p.13. 5 R. Verkijk, ‘Mediation in wetgeving in Nederland?’,TCR 2005-2, p.35. 6 E. Giebels & M. Euwema, Conflictmanagement Analyse, diagnostiek en interventie, Wolters Noordhoff: 2006, p.176177. 2
7
Geen spreker overtreft een zwijger!? –wel of geen verschoningsrecht voor de mediator-
Vertrouwelijkheid is een van de belangrijkste pijlers van mediation. Voor partijen is het belangrijk dat zij erop kunnen vertrouwen, dat zij tijdens de mediation datgene kunnen zeggen wat hen op het hart ligt. Op die manier kunnen zij samen met de mediator op zoek gaan naar de beste oplossing voor het geschil.7 De effectiviteit van mediation wordt mede bepaald door het feit dat informatie die partijen aan elkaar geven tijdens de sessies slechts gebruik wordt voor het doel waarvoor zij is vrijgegeven, namelijk het oplossen van het geschil. 8 Het is daarom belangrijk om te weten wat de juridische randvoorwaarden zijn van mediation. Een van de kernpunten betreft dan de vertrouwelijkheid: is die juridisch gewaarborgd? Kunnen partijen erop vertrouwen dat datgene zij tijdens de mediation bespreken niet openbaar wordt gemaakt? Recent hebben zich over het verschoningsrecht van de mediator twee ontwikkelingen voorgedaan. In de volgende paragrafen zullen deze twee ontwikkelingen worden besproken. §1.2
Hoge Raad, 10 april 2009; LJN: BG9470
Tot op heden is de plicht tot geheimhouding voor een mediator niet vastgelegd in de wet en komt de mediator geen verschoningsrecht toe. De vertrouwelijkheid van de mediation tussen partijen
en
mediator
wordt
uitsluitend
contractueel
gewaarborgd
door
de
mediationovereenkomst.
Recent is een arrest over het verschoningsrecht van de mediator verschenen. In deze zaak ging het om de volgende: ‘’Gedurende een echtscheidingsprocedure heeft mediation plaatsgevonden. De mediation werd door een mediator (tevens een advocaat) verricht. In deze echtscheidingsprocedure is tussen partijen in geschil of partijen tijdens de laatste sessie van de mediation die tussen hen heeft plaatsgevonden algehele (mondelinge) overeenstemming hebben bereikt. De man had in de procedure een kopie van het echtscheidingsconvenant aan de rechtbank overgelegd maar dat had de vrouw niet ondertekend. De man dient nu te bewijzen dat er een algehele overeenstemming is bereikt en roept de mediator op als getuige.’’
9
7
C.J. van Weering, ‘Verschoningsrecht voor de mediator’, PIV-Bulletin december 2009. H.F.E. Montree & A.W. Oosterman (red.), Mediation en vertrouwelijkheid, Den Haag: SDU, p. 16. 9 HR 10 april 2009, LJN BG9470. 8
8
Geen spreker overtreft een zwijger!? –wel of geen verschoningsrecht voor de mediator-
Hier ontstond de vraag of de mediator als getuige de vragen moest beantwoorden of zich kon verschonen. De Hoge Raad heeft besloten dat een geheimhoudingsbeding in een mediationovereenkomst niet zondermeer tot geheimhouding leidt en oordeelde dat een verschoningsrecht voor een mediator (vooralsnog) niet kan worden aangenomen. De Hoge Raad overwoog als volgt: ‘’Erkenning van een verschoningsrecht van mediators in het algemeen zou meebrengen dat de kring van verschoningsgerechtigden aanzienlijk zou worden uitgebreid zonder voldoende waarborgen voor de kwaliteit van de mediators, hetgeen zich niet verdraagt met het uitzonderingskarakter van het verschoningsrecht, en dat bij een met het oog daarop noodzakelijke beperking van die groep regelmatig geschillen zouden ontstaan omtrent het daarbij te hanteren criteria en de wijze waarop die zouden moeten worden toegepast, met alle nadelige gevolgen van dien voor de voortgang van procedures.’’
10
De Hoge Raad is van mening, dat wanneer aan een mediator het verschoningsrecht zal worden toegekend een wildgroei zal ontstaan van de kring van verschoningsgerechtigden. Het voorgaande wordt niet anders, indien het een mediator betreft die tevens een beroep uitoefent op grond waarvan hem wel een verschoningsrecht toekomt. Het gaat immers om informatie die hem in het kader van mediation ter orde is gekomen. §1.3
Europese Mediationrichtlijn
Vanuit de Europese Unie is er ook veel belangstelling voor de alternatieve wijzen van geschillenbeslechting, waaronder mediation. Hiermee komen we bij de tweede recente ontwikkeling op het gebied van vertrouwelijkheid bij mediation.11 Op 21 mei 2008 heeft de Commissie de Europese Mediationrichtlijn vastgesteld. Deze richtlijn is van toepassing op grensoverschrijdende burgerlijke en handelsgeschillen.12 Zodra de richtlijn een definitieve status krijgt, brengt dit met zich mee dat deze de lidstaten gaat binden. De lidstaten dienen de richtlijn om te zetten in hun nationale wetgeving. Het is de bedoeling dat de lidstaten ervoor zorgen dat de Europese Mediationrichtlijn uiterlijk voor 21 mei 2011 in werking treedt.13 10
HR10 april 2009, LJN BG9470. AJM Sponselee, Verplichte mediation, een wereld van verschil (masterscriptie Universiteit Leiden) 2005. 12 Richtlijn nr. 2008/52/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 mei 2008 betreffende bepaalde aspecten van bemiddeling/mediation in burgerlijke en handelszaken (PbEU 2008, L 136/3). 13 Artikel 12 Europese Mediationrichtlijn. 11
9
Geen spreker overtreft een zwijger!? –wel of geen verschoningsrecht voor de mediator-
Het doel van deze richtlijn is de toegang tot alternatieve geschillenbeslechting te vergemakkelijken. Enerzijds wordt dit verwezenlijkt via bepalingen die tot doel hebben voor een goede relatie tussen de bemiddeling en gerechtelijke procedures te zorgen en door in de Gemeenschap betreffende bemiddeling minimumvoorschriften vast te stellen.14 Anderzijds door aan de gerechtelijke instanties van de lidstaten de nodige instrumenten te verschaffen om het gebruik van bemiddeling te bevorderen.15 Om deze doelstellingen te kunnen bereiken acht de Commissie het van belang dat er uniforme basisregels worden opgesteld in plaats van de individuele initiatieven van de lidstaten.16
Dit onderzoek zal zich tot artikel 7 van de Europese Mediationrichtlijn richten. Dit artikel houdt het volgende in: ‘’Artikel 7 ziet op de vertrouwelijkheid van de bemiddeling. De lidstaten dienen ervoor te zorgen dat, tenzij partijen anders overeenkomen, noch de bemiddelaar, noch enig ander bij de mediation betrokken persoon, tijdens een burgerlijke of handelsrechtelijke rechtszaak of arbitrage verplicht word getuigenis af te leggen omtrent informatie die voortvloeit uit of verband houdt met een mediationprocedure. Dit is anders in geval het de openbare orde raakt, of openbaarmaking voor de tenuitvoerlegging van de overeenkomst noodzakelijk is.’’
14
AJM Sponselee, Verplichte mediation, een wereld van verschil (masterscriptie Universiteit Leiden) 2005. Freudenthal&Schonewille, ‘De Europese Mediationrichtlijn is een feit: de Nederlandse wetgever moet nu aan de slag!’ in: Jongebloed&Schonewille, De implementatie van de Europese Mediationrichtlijn: kans voor de Nederlandse wetgever?, Apeldoorn: Maklu 2009, p. 15-16. 16 AJM Sponselee, Verplichte mediation, een wereld van verschil (masterscriptie Universiteit Leiden) 2005. 15
10
Geen spreker overtreft een zwijger!? –wel of geen verschoningsrecht voor de mediator-
§2.
Het onderzoek
§2.1 Probleemstelling We komen nu voor een probleem te staan. Enerzijds zegt de Europese Mediationrichtlijn, dat elke lidstaat maatregelen moet nemen om het gebruik van mediation te stimuleren en in de wet te verankeren, waaronder waarborging van de vertrouwelijkheid. De richtlijn sluit in principe goed aan de visie van Nederland, met betrekking tot alternatieve vormen van conflictoplossing. Nederland acht het namelijk van belang, dat naast een goed functionerend systeem van overheidsrechtspraak, de toepassing van alternatieve mogelijkheden voor conflictoplossing wordt gestimuleerd, voornamelijk mediation. Anderzijds stelt Nederland zich terughoudend op voor regulering van mediation. 17 De Nederlandse overheid is van mening, dat zowel op nationale als op Europees niveau regulering, afbreuk zou kunnen doen aan de flexibiliteit van mediation. In het bijzonder acht Nederland een wettelijke regeling van het verschoningsrecht voor de mediator niet nodig.18 Daarnaast hebben we de recente uitspraak van de Hoge Raad waar aan de mediator geen verschoningsrecht wordt toegekend.
Maar door de komst van de richtlijn en vooral door artikel 7, zoals in vorige paragraaf is beschreven, ontstaat de discussie of er voor de mediator ook voor de niet-grensoverschrijdende gevallen (interne gevallen) een wettelijke regeling van het verschoningsrecht moet komen. Artikel 7 van de richtlijn bepaalt namelijk, dat de mediator bij grensoverschrijdende geschillen niet verplicht kan worden om een getuigenis af te leggen van hetgeen tijdens de mediation wordt besproken. Hierdoor wordt het noodzakelijk dat Nederland bij de inwerkingtreding van de richtlijn de vertrouwelijkheid van een mediationprocedure voor die grensoverschrijdende gevallen garandeert.19
In het licht van de uitspraak van de Hoge Raad dreigt nu een tweedeling te ontstaan over de vertrouwelijkheid tussen de internationale en nationale mediations. In deze scriptie zal ik dan een uiteenzetting geven over de vraag of het wenselijk is dat de Nederlandse wetgever het verschoningsrecht, waar de Europese Mediationrichtlijn over spreekt, naar de interne gevallen moet doorvoeren. Er zal duidelijk worden gemaakt of het van belang is dat een mediator een 17
Groenboek, Kamerstukken II, vergaderjaar 2002-2003, 22 112, nr. 253 AJM Sponselee, Verplichte mediation, een wereld van verschil (masterscriptie Universiteit Leiden) 2005. 19 A.W.Jongbloed& F. Schonewille, De implementatie van de Europese Mediationrichtlijn: kans voor de Nederlandse wetgever?, Maklu: 2009, p. 13. 18
11
Geen spreker overtreft een zwijger!? –wel of geen verschoningsrecht voor de mediator-
verschoningsrecht krijgt en wat dit zal betekenen voor de mediator, de partijen en hun onderlinge relatie. §2.2
De onderzoeksvraag
De onderzoeksvraag van deze scriptie luidt als volgt: ‘’Is het wenselijk dat de Nederlandse wetgever bij de implementatie van artikel 7 Europese Mediationrichtlijn ook het verschoningsrecht van de mediator voor de nietgrensoverschrijdende gevallen regelt?’’
Uit de centrale probleemstelling zijn de volgende vier subonderzoeksvragen afgeleid:
Wat houdt het verschoningsrecht in?
Wanneer kan een beroepsgroep aanspraak maken op het verschoningsrecht?
Hoe wordt de vertrouwelijkheid bij mediation thans gewaarborgd?
Wat houdt artikel 7 van de Europese Mediationrichtlijn in?
Is het in Nederland, in het bijzonder in het licht van de (heersende) Nederlandse visie en de visie van de Hoge Raad, een wettelijke regeling betreffend het verschoningsrecht van mediation wenselijk?
§2.3
Methoden van onderzoek
Voor het beantwoorden van de hoofdvraag zal hoofdzakelijk gebruik worden gemaakt van literatuuronderzoek. Op de eerste plaats zal worden gekeken naar relevante artikelen, jurisprudentie en literatuur betreffend het onderwerp mediation, geheimhoudingsplicht en verschoningsrecht. Daarnaast zal de Europese Mediationrichtlijn nader onder de loep worden genomen. Tot slot zal, aan de hand van een rechtsvergelijking, de wetgeving van België en Frankrijk rondom dit onderwerp worden bestudeerd. §2.4
Plan van aanpak
Het onderzoek zal op de volgende wijze worden uitgevoerd. Allereerst zal in hoofdstuk 2 in beeld worden gebracht hoe het verschoningsrecht in Nederland is geregeld en welke andere beroepsbeoefenaren dit recht uitoefenen. Hoofdstuk 3 zal beginnen met een korte beschrijving over mediation en vertrouwelijkheid en artikel 7 van de Europese Mediationrichtlijn. Vervolgens
12
Geen spreker overtreft een zwijger!? –wel of geen verschoningsrecht voor de mediator-
geef ik in dit hoofdstuk de heersende visie van de Hoge Raad en de Nederlandse regering gekoppeld met de opkomst van de Europese Mediationrichtlijn weer. In dit hoofdstuk zal worden beoordeeld of Nederland een wettelijke regeling betreffend het verschoningsrecht van mediation wenselijk acht. Tevens wordt bestudeerd hoe de Belgische en Franse wetgeving de vertrouwelijkheid van mediation regelt. Dit onderzoek zal ik vervolgens met mijn conclusies en aanbeveling afsluiten.
13
Geen spreker overtreft een zwijger!? –wel of geen verschoningsrecht voor de mediator-
2.
Het verschoningsrecht
Partijen hebben zelf de keus of ze voor mediation of een gerechtelijke procedure kiezen. Wanneer partijen voor een gerechtelijke procedure hebben gekozen, dan kunnen zij alsnog door de rechter naar een mediator worden doorverwezen. Mocht de mediation niet in een overeenkomst eindigen, dan kan de gerechtelijke procedure worden voortgezet. Ook kunnen de partijen die in de eerste instantie voor mediation hadden gekozen, na een mislukte mediation in een gerechtelijke procedure verwikkeld raken. Is de vertrouwelijkheid tijdens een afgebroken mediation absoluut of zijn er feiten die naar de procedure kunnen worden meegenomen? Deze vraag leidt naar het belang van een verschoningsrecht aan de mediator toe. Voordat ik met de kern van de probleemstelling begin, namelijk of het wenselijk is dat de mediator ook voor de niet-grensoverschrijdende gevallen het verschoningsrecht krijgt, is het van belang het verschoningsrecht eerst goed onder de loep te nemen. In dit hoofdstuk zal dan de subvraag wat het verschoningsrecht inhoudt, worden behandeld. Er zal een uiteenzetting van het verschoningsrecht in het algemeen worden gegeven; wat houdt het in, wie hebben er een verschoningsrecht,
wat
is
het
doel
ervan
en
aan
welke
criteria
moet
een
verschoningsgerechtigde voldoen. §2.1
Wat houdt het verschoningsrecht in?
In het burgerlijk procesrecht is de vaststelling van de formele waarheid is belangrijk, maar toch kan het zo zijn dat dit belang van waarheidsvinding dient te wijken voor een ander belang. 20 Wanneer een getuige voor de rechter wordt opgeroepen, dan is hij of zij verplicht te verschijnen en om alle vragen van de rechter en partijen te beantwoorden (artikel 165 lid 1 Rechtsvordering). 21 Artikel 165 lid 2 Rv bepaalt echter dat aan een bepaalde groep personen het verschoningsrecht toekomt. Deze groep getuigen met een verschoningsrecht hoeft de vragen van de rechter niet te beantwoorden. Sub a van dit artikel noemt als eerste groep verschoningsgerechtigden bepaalde verwanten van een partij. Voor het overige moet worden gekeken naar de jurisprudentie. 22 De jurisprudentie heeft in de loop van de jaren duidelijk gemaakt wie aanspraak op het verschoningsrecht kunnen maken. Deze groep bestaat uit de advocaat, arts, geestelijke en notaris, ook wel de klassieke vier genoemd (artikel 165 lid 2 Rv).
20
De waarheidsplicht is in artikel 21 Rv opgenomen en heeft tot doel dat de waarheid aan het licht komt met doel het tegengaan van een oneerlijke procesverhouding. 21 F.J. Fernhout, Het verschoningsrecht van getuigen in civiele zaken, Deventer: Kluwer 2004. 22 F.J. Fernhout, Het verschoningsrecht van getuigen in civiele zaken, Deventer: Kluwer 2004, p. 69 e.v.
14
Geen spreker overtreft een zwijger!? –wel of geen verschoningsrecht voor de mediator-
Het toekennen van een verschoningsrecht is een uitzonderingsrecht en kan als een bijzondere en ingrijpende bevoegdheid worden aangemerkt, omdat het zwaarwegende belang van waarheidsvinding wegvalt. Op grond van artikel 165 lid 2 sub b Rv kan de rechter de lijst van de verschoningsgerechtigden uitbreiden. Voor de uitbreiding dient de rechter twee eisen in acht te nemen, namelijk de vertrouwensfunctie en de eis dat het belang dat met die functie wordt gediend, zwaarder moet wegen dan het belang dat met de inlichtingenplicht wordt gediend.23 In het eerste arrest waarin de Hoge Raad zich inhoudelijk uitsprak over het verschoningsrecht maakte de Hoge Raad duidelijk wat het doel is van het verschoningsrecht; namelijk te voorkomen
dat
de
beroepsbeoefenaren
uit
vrees
voor
openbaarheid
niet
worden
24
geraadpleegd. Wanneer dit arrest wordt doorgetrokken naar beroepen die een geheimhouding hebben dan gaat het om een beroep dat alleen naar behoren kan worden uitgeoefend, indien geheimhouding onder alle omstandigheden door de beroepsbeoefenaar kan worden gegarandeerd.25 In een later arrest maakte de Hoge Raad duidelijk dat het verschoningsrecht wordt toegekend op grond van het algemeen belang dat is betrokken bij een ongestoorde beroepsuitoefening. 26 Uiteindelijk heeft de Hoge Raad in zijn arrest van 1 maart 1985 de grondslag van het verschoningsrecht duidelijk weergegeven: 27 “R.o. 3.1(….) 'De grondslag van dit verschoningsrecht moet worden gezocht in een in Nederland geldend algemeen rechtsbeginsel dat meebrengt dat bij zodanige vertrouwenspersonen het maatschappelijke belang dat de waarheid in rechte aan het licht komt, moet wijken voor het maatschappelijk belang dat een ieder zich vrijelijk en zonder vrees voor openbaarmaking van het gesprokene om bijstand en advies tot hen moet kunnen wenden.’
In het Happy Family-arrest voegt de Hoge Raad daaraan toe dat er een geheimhoudingsplicht op de functie dient te berusten.28 Uit deze lijn volgt, dat het verschoningsrecht niet voor elke professional zal kunnen gelden, maar dat dit per afzonderlijk geval door de rechter moet worden bepaald. 29 Er zijn vele beroepsgroepen geweest die ook subject van het verschoningsrecht
23
S.A. Munneke, ‘Inlichtingenplichten en verschoningsgronden in het staatsrecht’, 2006, p 18. HR 21 april 1913, NJ 1913, 985 (Liefdehuis- arrest). 25 F.J. Fernhout, Het verschoningsrecht van getuigen in civiele zaken, Deventer: Kluwer 2004, p.64. 26 HR 23 juni 1961, NJ 1964, 170 (Gezinsvoogd). 27 HR 1 maart 1985, NJ 1986, 173 mnt. WLH (Notaris Maas-arrest). 28 HR 7 november 1986, NJ 1987, 457 (Happy Family). 29 HR 25 oktober 1983, NJ 1984, 132. 24
15
Geen spreker overtreft een zwijger!? –wel of geen verschoningsrecht voor de mediator-
wilden worden, maar allemaal tevergeefs een beroep op dit recht deden.
30
Enkele
beroepsbeoefenaren kregen wel het verschoningsrecht toegekend, waaronder recentelijk ook de journalisten. Dit zal verder in de loop van het hoofdstuk worden behandeld.
Wil een beroep op het verschoningsrecht een kans van slagen hebben, dan moet er aan een aantal criteria 31 zijn voldaan. Criteria die door de rechter voor de toekenning van een verschoningsrecht genoemd worden zijn32:
Er moet sprake zijn van een geheimhoudingsplicht die voortvloeit uit de wet, overeenkomst, normen van maatschappelijk behoren of beroepscodes;33
De betreffende beroepsbeoefenaar moet specifieke kennis hebben en er moet sprake zijn van toelatingseisen gebaseerd op opleiding en/of ervaring;34
Met de uitoefening van het desbetreffende ambt of beroep moet een aanzienlijk algemeen belang gemoeid zijn;35
Het ambt of beroep moet een tuchtrechtelijke controle kennen;36
In het kader van aard en inhoud van de functie moet sprake zijn van een redelijk omlijnde of te omlijnen taak; de uit hoofde van de functie te behartigen belangen mogen niet al te zeer uiteenlopend zijn;37
De vraag of de functie van de geheimhouder niet deugdelijk kan worden uitgevoerd, indien de hulpzoekenden geen zekerheid krijgen dat hun geheimen ook tegenover de rechter worden bewaard; vertrouwelijkheid dient te worden gewaarborgd.38
Een verschoningsgerechtigde kan zich slechts met betrekking tot bepaalde informatie verschonen, zoals vermeldt in artikel 165 lid 2 Rv. In dit artikel staat dat een verschoningsgerechtigde zichzelf slechts kan verschonen wanneer de wetenschap aan hen als
30
Politieambtenaar(HR 17 maart 1981, NJ 1981, 382) Assurantieadviseur (Hof ’s-Hertogenbosch 28 april 1982, NJ 1983, 164) Gezinsvoogd (HR 23 juni 1961, NJ 1964, 179). 31 HR 18 december 1998, RvdW 1999, 2C. 32 A.W. Jongbloed, ‘Een verschoningsrecht voor mediators?’, AA april 2010. 33 HR 7 november 1986, NJ 1987, 457 (Happy Family). 34 HR 7 november 1986, NJ 1987, 457 (Happy Family), HR 15 oktober 1999, NJ 2001, 42 (Vertrouwensarts). 35 HR 23 juni 1961, NJ 1964, 170 (Gezinsvoogd). 36 HR 21 april 1913, NJ 1913, 958 (Liefdehuis), HR 6 mei 1986, NJ 1986, 814 en 815. 37 HR 1 maart 1985, NJ 1986, 173 (Notaris Maas-arrest), HR 7 juni 1985, NJ 1986, 174. 38 HR 1 maart 1985, NJ 1986, 173 (Notaris Maas-arrest).
16
Geen spreker overtreft een zwijger!? –wel of geen verschoningsrecht voor de mediator-
zodanig is toevertrouwd.39 Er kan geen verschoningsrecht worden toegekend wanneer buiten redelijke twijfel staat dat de gevraagde informatie niet onder het verschoningsrecht valt.40 §2.2
Verschoningsrecht en andere beroepsbeoefenaren
Zoals eerder genoemd, werd het verschoningsrecht slechts toegekend aan het klassieke viertal van de advocaat, notaris, arts en geestelijke. Verschoningsgerechtigden zullen zich bij de uitoefening van hun werkzaamheden bedienen van assistenten, die in hun opdracht werken en daardoor ook kennis krijgen van vertrouwelijke zaken. Van het verschoningsrecht zou dan weinig overblijven als die personen wel tot spreken worden verplicht. Daarom hebben zij een zgn. afgeleid verschoningsrecht.41 Het verschoningsrecht ontwikkelde zich echter door de jaren heen en werd ook aan andere personen, die een beroep met een vertrouwelijk karakter uitoefenen, toegekend. Zo streden de journalisten decennia om de erkenning van hun verschoningsrecht in het belang van de vrije nieuwsgaring. Journalisten konden namelijk in onaangename situaties komen, zoals waarbij ze werden opgesloten, omdat ze hun bronnen probeerden te beschermen. In het arrest Goodwin42 heeft het EVRM zich op het standpunt gesteld dat aan journalisten geen volledig verschoningsrecht toekomt, maar dat zij vanwege het belang van de vrijheid van meningsuiting en persvrijheid in een democratische samenleving onder omstandigheden wel aanspraak kunnen maken op een recht op bronbescherming. De rechter behoeft dit beroep echter niet te honoreren, wanneer hij van oordeel is dat in de bijzondere omstandigheden van het gegeven geval openbaring van die bron in een democratische samenleving noodzakelijk is, met het oog op 1 of meer in art. 10, tweede lid EVRM43 genoemde belangen.
39
Artikel 218 Strafvordering: van het geven van getuigenis of van het beantwoorden van bepaalde vragen kunnen zich ook verschonen zij die uit hoofde van hun stand, hun beroep of hun ambt tot geheimhouding verplicht zijn, doch alleen omtrent hetgeen waarvan de wetenschap aan hen als zoodanig is toevertrouwd. 40 A.W. Jongbloed, ‘Vertrouwelijkheid bij mediation in het burgerlijk recht’ in H.F.E. Montree & A.W. Oosterman (red.), Mediation en vertrouwelijkheid, Den Haag: SDU, p. 77. 41 F.J. Fernhout, Het verschoningsrecht van getuigen in civiele zaken, Deventer: Kluwer 2004. Als voorbeeld kunnen worden genoemd: de personeelsleden van de advocaat zoals de secretaresse, typiste maar ook de koffiejuffrouw (die toevallig iets heeft opgevangen). 42 EHRM 27 maart 1996, NJ 1996, 571 27. 43 Genoemde belangen in dit artikel zijn: nationale belangen, territoriale integriteit of openbare veiligheid, het voorkomen van wanordelijkheden en strafbare feiten, de bescherming van gezondheid en de goede zeden.
17
Geen spreker overtreft een zwijger!? –wel of geen verschoningsrecht voor de mediator-
In 2008 wordt dan ook een wetsvoorstel met betrekking het verschoningsrecht van de journalisten ingediend.44 Hoe kan de journalist nu een verschoningsrecht toebedeeld krijgen, terwijl verschoningsrecht toekomt aan degene die uit hoofde van zijn stand, beroep of ambt tot geheimhouding is verplicht ter aanleiding van gegevens die hem in die hoedanigheid zijn toevertrouwd?45 De journalist onderscheidt zich namelijk van deze belangrijke kenmerken van het verschoningsrecht. Het betreft a) de vrije toegang tot het beroep(een ieder kan zich zonder vooropleiding op diploma journalist noemen), b) het is in hoofdzaak geen vertrouwenszaak (het gaat om openbaarmaking en niet op geheimhouding) en c) de beroepsbeoefenaren zijn niet onderworpen aan tuchtrecht. In het wetsvoorstel wordt met een zakelijke beschrijving van de activiteit van de journalist waarvoor bronbescherming nodig is, een antwoord op deze vraag gegeven, namelijk: het gaat om gegevens die hem zijn toevertrouwd in de uitoefening van zijn beroep.46 Daarom wordt bronbescherming als wenselijk geacht. De journalist heeft dan onder omstandigheden
een
beperkt
verschoningsrecht,
namelijk
een
zwijgrecht
i.v.m.
47
bronbescherming. §2.3
Juridische hulpverlening en het belang van het verschoningsrecht
Juridische hulpverlening is in Nederland niet het exclusieve domein van advocaten. Sociale raadslieden, rechtskundig adviseurs, belastingadviseurs, slachtofferhelpers, deurwaarders en rechtswinkeliers doen deels hetzelfde als advocaten en beschikken net als advocaten over vertrouwelijke informatie.
48
Zo kregen juridische medewerkers van een Bureau voor
49
Rechtshulp het recht op een (zelfstandig) verschoningsrecht.50 De Hoge Raad concludeerde namelijk dat de juridische medewerker van een Bureau voor Rechtshulp belast waren met het geven van informatie en advies aan en doorverwijzing van rechtzoekende, dat deze uit hoofde van zijn functie verplicht was tot geheimhouding.51
44
Hirsch Balin, ‘Wijziging van het wetboek van strafvordering tot vastlegging van het recht op bronbescherming bij vrij nieuwsgaring (bronbescherming in strafzaken)’, Conceptvoorstel 29-10-2008. 45 Art 219 Strafvordering. 46 Rapport commissie verschoningsrecht, NVJ: 2001, <www.villamedia.nl/n/nvj/verschoningsrecht/ >. 47 Hirsch Balin, ‘Wijziging van het wetboek van strafvordering tot vastlegging van het recht op bronbescherming bij vrij nieuwsgaring (bronbescherming in strafzaken)’, Conceptvoorstel 29-10-2008. 48 F.J. Fernhout, Het verschoningsrecht van getuigen in civiele zaken, Deventer: Kluwer 2004. 49 In 2005 zijn de Bureaus voor Rechtshulp opgeheven en omgezet in een Juridisch Loket. Voor de medewerkers van het Juridisch Loket geldt ook het recht op een verschoningsrecht. 50 HR 25 oktober, 1985, NJ 1986, 176. 51 F.J. Fernhout, Het verschoningsrecht van getuigen in civiele zaken, Deventer: Kluwer 2004, p.227.
18
Geen spreker overtreft een zwijger!? –wel of geen verschoningsrecht voor de mediator-
Gelet op de onderbouwing van de beslissing van de Hoge Raad kan dit niet zonder meer worden doorgetrokken naar andere (rechts)hulpverleners. Dit bleek uit de beslissing t.a.v. de belastingadviseurs aan wie het verschoningsrecht werd onthouden.52 Hier kwam de vraag aan de orde of aan de belastingadviseur, die eveneens als een rechtshulpverlener kan worden gezien, een beroep op het verschoningsrecht kan doen. In een eerder arrest oordeelde de Hoge Raad namelijk: ‘’dat het van belang is dat in Nederland rechtshulp in beginsel door een ieder kan worden verleend en dat deze in de praktijk beroepsmatig wordt verleend door allerlei personen, die zelfstandig of in dienst van een organisatie werkzaam zijn. Het aanmerken van al deze personen als verschoningsgerechtigden zou niet stroken met het vorenbedoelde uitzonderingskarakter van het verschoningsrecht. In het algemeen moet dan ook andere rechtshulpverleners dan de advocaat en de notaris het verschoningsrecht worden ontzegd.’’
53
In Nederland kan rechtshulp in beginsel door een ieder worden verleend. In de praktijk wordt deze dan ook beroepsmatig verleend door allerlei personen, die zelfstandig of in dienst van een organisatie werkzaam zijn. Het aanmerken van al deze personen als verschoningsgerechtigden zou niet in overeenstemming zijn met het uitzonderingskarakter van het verschoningsrecht. Zo oordeelde de Hoge Raad dan ook met betrekking tot belastingadviseur dat hen geen verschoningsrecht toekomt omdat zij geen homogene groep vormen, geen wettelijke taak hebben en het beroep vrij toegankelijk is.54
52
HR 6 mei, 1986, NJ 1986, 814 en 815. HR 6 mei 1986, NJ 1986, 814. 54 Fernhout, Het verschoningsrecht van getuigen in civiele zaken, Deventer: Kluwer 2004, p. 227-228. 53
19
Geen spreker overtreft een zwijger!? –wel of geen verschoningsrecht voor de mediator-
§2.4
Conclusie
Het verschoningsrecht voor beroepsuitoefenaars wordt beperkt in de wet geregeld en heeft zich verder in de loop van de jaren in de jurisprudentie uitgekristalliseerd. Door de open norm van artikel 165 lid 2 Rv is het in feite de rechter die uiteindelijk bepaalt of aan een bepaalde beroepsgroep het verschoningsrecht toekomt. Zo hebben de arts, notaris, advocaat en de geestelijke het recht om zich te verschonen van het afleggen van een getuigenverklaring met betrekking tot datgene wat hun in hun hoedanigheid is toevertrouwd. Met het verschoningsrecht wordt voorkomen dat de beroepsbeoefenaren uitvrees voor openbaarheid niet worden geraadpleegd.
De jurisprudentie heeft in de loop van de jaren het verschoningsrecht ook aan andere beroepen toegekend, het blijft dus niet meer bij de klassieke vier. Vele beroepen hebben aanspraak gedaan op het verschoningsrecht, maar slechts enkele hebben dit recht toebedeeld gekregen. Als bijv. een juridische medewerker van een Bureau voor Rechtshulp en een journalist het recht op verschoningsrecht kunnen hebben hoe zit dit dan met een mediator, waar er wettelijk gezien nog niets voor wordt geregeld? Kan de groep van de verschoningsgerechtigde ook met de beroepsgroep van de mediator worden uitgebreid? Welke gronden kunnen daarvoor worden aangevoerd? In het volgend hoofdstuk zal het verschoningsrecht met betrekking tot mediation worden behandeld.
20
Geen spreker overtreft een zwijger!? –wel of geen verschoningsrecht voor de mediator-
3.
Mediation en Vertrouwelijkheid
‘Een verschoningsrecht kan (vooralsnog) niet worden aangenomen voor de mediator,’ oordeelde de Hoge Raad in zijn uitspraak van 10 april 200955. Dat wordt niet anders in het geval dat iemand als mediator optreedt die een beroep uitoefent uit hoofde waarvan hij op grond van art. 165 lid 2 aanhef en onder b Rv een verschoningsrecht heeft, zoals een advocaat,’ voegt de Hoge Raad daaraan toe. Elke hoop op een verschoningsrecht voor de Nederlandse mediator lijkt in rook op te gaan of opent het ‘’vooralsnog’’ perspectieven?56
Het verschoningsrecht voor de mediator is een veel besproken onderwerp in de literatuur en het Nederlandse wetgevingsbeleid, maar toch laat de Hoge Raad (vooralsnog) de mediator niet zonder meer toe tot de beperkte groep van vertrouwenspersonen met het verschoningsrecht. Aan de andere kant komt er binnen de Europese Unie meer steun voor mediation in burgerlijke en handelszaken en is de Europese Mediationrichtlijn tot stand gekomen. Gezien de strekking van de Europese Mediationrichtlijn lijkt het verschoningsrecht voor de mediator toch van belang te zijn. In dit hoofdstuk zal ik, aan de hand van de Europese Mediationrichtlijn, het standpunt van de Nederlandse regering, jurisprudentie en literatuur kijken wat de huidige stand van zaken is betreffende de vraag of de mediator aan de lijst van de verschoningsgerechtigden dient te worden toegevoegd. Alvorens die vraag te kunnen beantwoorden is het van belang om wat over mediation in Nederland en het belang van vertrouwelijkheid te vertellen. §3.1
Mediation in Nederland
De beroepsgroep van de mediators betreft een onbeschermd beroep zonder een wettelijke regulering, daarom kan een ieder zichzelf een mediator noemen.57 Begin 2010 stonden 4500 mediators ingeschreven in een door het Nederlands Mediation Instituut (NMI) bijgehouden register, terwijl het in 1999 om 1018 mediators ging. 58 We zien een flinke groei binnen een periode van tien jaar. Mediators die een erkende basisopleiding hebben gevolgd en geslaagd zijn voor de daarbij behorende kennistoets kunnen zich bij het NMI laten inschrijven. Daarnaast
55
HR 10 april 2009, LJN BG9470. Wackie Eysten, ‘Advocaat-scheidingsmediator heeft wel verschoningsrecht’, Adv.bl. 12 februari 2010. 57 A.W. Jongbloed, ‘Een verschoningsrecht voor mediators?’, AA april 2010. 58 R.J.M. Vogels & P.Th. van der Zeijden, ‘De stand van Mediation in Nederland’, Zoetermeer: 16 april 2010 (in opdracht van het Nederlands Mediation Instituut NMI). 56
21
Geen spreker overtreft een zwijger!? –wel of geen verschoningsrecht voor de mediator-
kunnen mediators ervoor kiezen zich daarna te laten certificeren. Dit gebeurt door het afleggen van een assesment59.
In het NMI register zijn dus twee typen mediators opgenomen, namelijk de gecertificeerde en de niet-gecertificeerde mediators. Partijen kunnen door de rechter naar een gecertificeerde mediator doorverwezen worden, wanneer een bepaald geschil een oplossing verlangt. Aan deze mediators worden dus meer eisen gesteld voor het bijhouden van hun kennis en vaardigheden.60 §3.2
Mediation en het belang van vertrouwelijkheid
Een mediationproces wordt gekenmerkt door een aantal aspecten en wel vrijwilligheid, vertrouwelijkheid, en neutraliteit. Mediation is een methode van conflictbemiddeling waarbij een onafhankelijke en onpartijdige derde, de mediator, de partijen begeleidt naar een oplossing. Mocht de mediation slagen dan worden de oplossing en de hieruit voortvloeiende afspraken in een vaststellingsovereenkomst vastgelegd.61
Vaak wordt een mediation gestart, terwijl er al een gerechtelijke procedure loopt. Hier bestaat de kans dat die procedure wordt voorgezet mocht de mediation niet slagen, daarom speelt het aspect van vertrouwelijkheid een belangrijke rol bij mediation. Partijen zullen zich minder gemakkelijk blootgeven, als de vertrouwelijkheid niet gewaarborgd blijft. De angst zal bestaan dat het besprokene tijdens de mislukte mediation in een gerechtelijke procedure tegen hen zal worden gebruikt. Zowel de partijen als de mediator verplichten zich daarom tot geheimhouding, wat contractueel in de zogeheten mediationovereenkomst wordt afgesproken. 62 Mocht er echter een geschil ontstaan, dan staat deze geheimhoudingsplicht op gespannen voet met de bepalingen van art. 21 en 165 Rv. Het wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering regelt namelijk dat de partijen verplicht zijn de voor de beslissing van belang zijnde feiten volledig en
59
Toetsing van praktische vaardigheden door middel van rollenspelen. R.J.M. Vogels & P.Th. van der Zeijden, ‘De stand van Mediation in Nederland’, Zoetermeer: 16 april 2010 (in opdracht van het Nederlands Mediation Instituut NMI). 61 NMI Mediation Reglement 2008: Artikel 10.1: Vastlegging van het resultaat van mediation: ‘De mediator draagt er zorg voor dat hetgeen de partijen overeengekomen deugdelijk, al dan niet door of met behulp van een deskundige derde, in een overeenkomst wordt vastgelegd’. 62 NMI Mediation Reglement 2008: Artikel 7 Geheimhouding: ‘De partijen doen aan derden – onder wie begrepen arbiters en rechters – geen mededelingen omtrent het verloop van de mediation, de daar door de bij de mediation aanwezige personen ingenomen standpunten, gedane voorstellen en de daarbij mondeling of schriftelijk, direct of indirecte, verstrekte informatie’. 60
22
Geen spreker overtreft een zwijger!? –wel of geen verschoningsrecht voor de mediator-
naar waarheid aan te voeren, aldus art. 21 Rv.63 Ook art. 165 Rv acht de waarheidsvinding van belang.64 Daarentegen biedt art. 153 Rv partijen de mogelijkheid af te wijken van de wettelijke bewijsregels door middel van een bewijsovereenkomst.65 De wetgever spreekt dus zowel over de waarheidsplicht als over de bewijsovereenkomst. Aan de ene kant heeft de rechter te maken met de overeenkomst die de partijen hebben gesloten aan het begin van de mediation (mediationovereenkomst) en aan de andere kant dient de rechter de waarheid boven tafel te krijgen.
Een
bewijsovereenkomst,
zoals
de
geheimhoudingsbepaling,
die
bij
de
mediationovereenkomst wordt gesloten, beperkt de rechter om de materiële vrijheid van het geschil te onderzoeken. De bewijsovereenkomst kent echter ook weer zijn grenzen: de overeenkomst kan de bevoegdheid van de rechter niet opzij zetten en zal voorrang aan de waarheidsplicht kunnen worden gegeven. Volgens Jongbloed en Montree moet de jurisprudentie in Nederland zich op dit punt nog ontwikkelen, al lijkt het erop dat de Hoge Raad hier een weg in heeft gevonden66. De Hoge Raad handelt hier net zoals in de Verenigde Staten, waar voor de rechter een mogelijkheid bestaat om een belangenafweging te maken bij de beslissing of bepaalde informatie wel of niet zal
worden
gebruikt.
‘’Hierbij
prevaleert
de
rechter
waarheidsplicht
boven
de
bewijsovereenkomst’’.67
We zien dat de rechter mogelijk niet de gevolgen aan de geheimhoudingsplicht verbindt, die partijen en mediator hieraan zouden willen verbinden. Dit kan dus tot onzekerheid leiden en daarom houdt men zich in de literatuur en rechtspraak nog steeds bezig met de vraag, in hoeverre de geheimhoudingsplicht van de mediator wordt gewaarborgd, beziggehouden.68 Met de totstandkoming van de Europese Mediationrichtlijn lijkt, in ieder geval ten aanzien van grensoverschrijdende gevallen, een antwoord te worden gegeven op deze vraag. In de volgende paragraaf zal nader op de Europese Mediationrichtlijn worden ingegaan.
63
Dit artikel heeft tot strekking om partijen ertoe te bewegen een eerlijk overzicht van zaken te geven en geen informatie achter te houden wat van belang kan zijn voor de beslissing van de rechter. 64 Een ieder, daartoe op wettige wijze opgeroepen, is verplicht te getuigen. Van deze verplichting kunnen alleen degene zich verschonen zoals beschreven in art. 165 lid 2 Rv en hoofdstuk 2. 65 Weering, ‘Verschoningsrecht voor de mediator?’, PIV-Bulletin december 2009, p.1. 66 Zoals in de uitspraak van HR 10 april 2009, LJN BG9470. 67 A.W. Jongbloed & H.F.E. Montree, ‘Vertrouwelijkheid bij mediation in het burgerlijk recht’, in: H.F.E. Montree & A.W. Oosterman (red.), Mediation en vertrouwelijkheid, Den Haag: SDU 2009, p.120. 68 Weering, ‘Verschoningsrecht voor de mediator?’, PIV-Bulletin december 2009, p.2.
23
Geen spreker overtreft een zwijger!? –wel of geen verschoningsrecht voor de mediator-
§3.3
De Europese Mediationrichtlijn
De bemoeienis van de EU omtrent mediation is niet nieuw. In 2008 is de richtlijn betreffende aspecten van bemiddeling in burgerlijke en handelszaken in grensoverschrijdende gevallen aangenomen. De richtlijn heeft tot doel de toegang tot de geschillenbeslechting voor burgers en instellingen in de Europese Unie te vergemakkelijken door het gebruik van bemiddeling te bevorderen. Daarnaast streeft de richtlijn ernaar dat tijdens de gerechtelijke procedures vaker naar mediation zal worden verwezen.69 Volgens de richtlijn moet iedere staat het gebruik van mediation stimuleren en in de nationale wetgeving opnemen.70 Om deze twee doelstellingen te kunnen bereiken bevat de richtlijn een aantal opdrachten aan de lidstaten.
De belangrijkste opdracht die van toepassing is op mijn onderzoek is artikel 7van de richtlijn. De personen die betrokken zijn bij mediation mogen niet verplicht worden tijdens een gerechtelijke procedure een getuigenis af te leggen over de mediation en al hetgeen wat voortvloeit uit de mediation, aldus artikel 7 Europese Mediationrichtlijn. Het vertrouwensbeginsel van dit artikel heeft alleen betrekking op de personen die beroepsmatig bij de bemiddeling betrokken zijn, dus de mediator. 71 Dit is een belangrijke bepaling, omdat in Nederland nog geen duidelijkheid bestaat over het verschoningsrecht voor de mediator.
§3.3.1
Totstandkoming van de Europese Mediationrichtlijn
Bij de totstandkoming van de Europese Mediationrichtlijn was de strekking van artikel 65 EGverdrag het onderwerp van gesprek. 72 Volgens het oorspronkelijke richtlijnvoorstel zou de richtlijn ook op interne gevallen van toepassing zijn, maar uiteindelijk is de reikwijdte van de Europese Mediationrichtlijn beperkt tot grensoverschrijdende gevallen. De Commissie was echter van mening dat het verschoningsrecht niet alleen tot grensoverschrijdende gevallen moest worden beperkt, maar ook naar de interne gevallen moest worden doorgevoerd. De meeste lidstaten (waaronder ook Nederland) waren het hier niet mee eens. De reikwijdte van 69
Jongebloed&Schonewille, De implementatie van de Europese mediationrichtlijn: wetgever?, Apeldoorn: Maklu 2009. 70 Jongebloed&Schonewille, De implementatie van de Europese mediationrichtlijn: wetgever?, Apeldoorn: Maklu 2009. 71 Jongebloed&Schonewille, De implementatie van de Europese mediationrichtlijn: wetgever?, Apeldoorn: Maklu 2009. 72 P.A. Wackie Eysten, ‘De Europese Mediationrichtlijn en zijn implementatie in het Jongbloed & F. Schonewille, De implementatie van de Europese Mediationrichtlijn: wetgever?, Apeldoorn: Maklu 2009, p. 38.
24
kans voor de Nederlandse kans voor de Nederlandse kans voor de Nederlandse Nederlands recht’, in: A.W. kans voor de Nederlandse
Geen spreker overtreft een zwijger!? –wel of geen verschoningsrecht voor de mediator-
artikel 65 EG-verdrag is namelijk beperkt tot het gebied van ’samenwerking in burgerlijke zaken met grensoverschrijdende gevolgen’ en daarom willen de landen dat de bemoeienis van de Commissie zich niet verder strekt dan de grensoverschrijdende gevallen. Zo willen de lidstaten eigen bevoegdheid behouden om regels op te stellen voor hun eigen interne gevallen. 73 De Nederlandse wetgever dient dus tenminste voor de grensoverschrijdende zaken een wettelijk verschoningsrecht voor mediators in te voeren, maar mag voor de niet-grensoverschrijdende zaken een ander beleid voorschrijven.
De Europese Mediationrichtlijn is ontleend aan de UNCITRAL Model Law on International Commercial Conciliation (MLC). 74 Bij het opstellen van de MLC is het verschoningsrecht aan de mediator toebedeeld, omdat het voor partijen belangrijk is te weten waar ze aan toe zijn en zodat de vertrouwelijkheid van de mediation gewaarborgd blijft. Als voorbeeld 75 werd hier gegeven, dat wanneer er in land A mediation plaatsvindt met wetgeving die de vertrouwelijkheid waarborgt van alle deelnemers en vervolgens er een procedure in land B is die andere regels heeft, die de geheimhoudingsplicht anders uitlegt en getuigenverklaringen toelaat over wat er tijdens de mediation in Land A is gezegd. Hierbij is de vraag welk recht de buitenlandse rechter zal toepassen. Deze gevallen kunnen tot ongewenste situaties leiden waardoor het belang van een uniforme wetgeving voor mediation groot geacht wordt. Dezelfde gedachtegang zien we terug bij de totstandkoming van de Europese Mediationrichtlijn. 76 §3.4
Nederlandse wetgevingsbeleid inzake mediation en verschoningsrecht
Het verschoningsrecht van de mediator staat al langer op de agenda van de Nederlandse regering. Op 20 maart 2002 heeft de Staatssecretaris van Justitie aan de Tweede Kamer een nota gezonden waarin het verschoningsrecht voor de mediator aan de orde werd gesteld. De Staatssecretaris van Justitie gaf in deze nota aan, ‘’dat eerst de vraag of mediation een dermate belangrijke positie inneemt in het geheel van geschilbeslechtings-methoden dat het belang van 73
P.A. Wackie Eysten, ‘De Europese Mediationrichtlijn en zijn implementatie in het Nederlands recht’, in: A.W. Jongbloed & F. Schonewille, De implementatie van de Europese Mediationrichtlijn: kans voor de Nederlandse wetgever?, Apeldoorn: Maklu 2009, p. 38. 74 Mediation begon namelijk als een vrijwillig proces in Californie met de MLC als wetgeving. Zo spreekt artikel 10 van de MLC over toelaatbaarheid van bewijs wat we weer terugzien in artikel 7 van de richtlijn. Artikel 10 spreekt over het feit dat een mediator niet ter getuigenis tijdens een gerechtelijke procedure mag worden opgeroepen. Artikel 10: A party to the conciliation proceedings, the conciliator and any third person, including those involved in the administration of the conciliation proceedings, shall not in arbitral, judicial or similar proceedings rely on, introduce as evidence or give testimony or evidence regarding any of the following: 75 voorbeeld ontleend aan E. van Ginkel, ‘Een Californisch Perspectief op de Mediation Richtlijn’, Tijdschrift Conflicthantering 2006-2, p. 32. 76 E. van Ginkel, ‘Een Californisch Perspectief op de Mediation Richtlijn’, Tijdschrift Conflicthantering 2006-2, p. 32.
25
Geen spreker overtreft een zwijger!? –wel of geen verschoningsrecht voor de mediator-
waarheidsvinding in een gerechtelijke procedure zou moeten wijken voor het belang van de geheimhouding binnen een mediation moest worden beantwoord, voordat de vraag kon worden beantwoord of het beroep van een mediator in aanmerking zou moeten komen voor toekenning van een verschoningsrecht.’’ Naar haar mening was dit nog niet het geval aangezien de beroepsgroep van mediators niet duidelijk was afgebakend van andere beroepsgroepen.77 In 2004 heeft de Minister van Justitie in een brief wederom het onderwerp mediation en het verschoningsrecht bij de Tweede Kamer aangesneden. Hierin concludeert hij dat er geen verschoningsrecht aan de mediator toegekend moet worden. De kracht van mediation ligt juist in het feit dat het zich los van wettelijke regels kan aanpassen aan omstandigheden en behoeften. Bovendien vindt de Minister van Justitie dat er nog geen behoefte aan een wettelijke regeling voor het verschoningsrecht is, omdat de noodzaak daarvan nog niet is aangetoond. Dit werd al door de Staatssecretaris van Justitie aangehaald en vooralsnog zijn er nog geen problemen ontstaan door het ontbreken van een wettelijk verschoningsrecht aan de mediator.78 De Nederlandse regering nam wat betreft het Groenboek79 een terughoudend standpunt in. In de reactie op het Groenboek gaf zij aan dat Nederland niet veel voelde voor een gemeenschappelijke regeling. De Nederlandse regering acht het van belang en ziet het als een belangrijk voordeel van mediation dat deze aan zo min mogelijk processuele formaliteiten is gebonden. Het gebruik van gemeenschappelijke regeling zou een belemmering vormen voor de vormvrije mediation en leiden tot ingewikkelde wetgevings- en jurisdictieproblemen. Nu juist de kwestie van het verschoningsrecht wilde de Nederlandse wetgever niet wettelijk regelen. Als reactie op het artikel 7 van de Europese Mediationrichtlijn geeft de Minister van Justitie aan dat de regeling van het verschoningsrecht voor mediators het risico in zich draagt tot verdere regulering rondom mediation te gaan werken. De Minister van Justitie is ook t.a.v. de richtlijn van mening dat vooralsnog de noodzaak niet is aangetoond om tot invoering van een wettelijke regeling van de geheimhoudingsplicht van de mediator over te gaan. 80 Daarnaast
77
Kamerstukken II 2001-2002, 26352, nr.60. Kamerstukken II 2003-2004, 29 528, nr.1. 79 COM (2002) 196 def., 19 april 2002; Het groenboek gaf een zo volledig mogelijke inventarisatie van de initiatieven op het gebied van alternatieve geschilbeslechting in de diverse lidstaten en hoe de lidstaten over de vraag dachten of en zo ja hoe ADR een plaats in de civiele rechtsorde moest en kon krijgen. Bron: P.A Wackie Eysten, ‘De Europese Mediationrichtlijn en zijn implementatie in het Nederlandse recht’, in: Jongebloed&Schonewille, De implementatie van de Europese Mediationrichtlijn: kans voor de Nederlandse wetgever?, Apeldoorn: Maklu 2009, p. 36; Groenboek ADR 2002, Groenboek betreffende alternatieve wijzen van geschillenbeslechtingop het gebied van het burgerlijk recht en het handelsrecht, Europese Commissie, Brussel, 19 april 2002, nr.COM/2002/0196 def.,
. 80 Kamerstukken II 2003-2004, 29 528, nr.1. 78
26
Geen spreker overtreft een zwijger!? –wel of geen verschoningsrecht voor de mediator-
heeft de minister gezegd te twijfelen aan het nut van grensoverschrijdende mediation, omdat hiervan zelden gebruik wordt gemaakt.
81
De toegevoegde waarde van de Europese
Mediationrichtlijn wordt dan ook niet gezien.
Is het Nederlandse wetgevingsbeleid, naast de grensoverschrijdende gevallen, toe aan een verschoningsrecht voor de mediator voor de interne gevallen? In de volgende subparagrafen zal het verschoningsrecht van een mediator m.b.t. interne gevallen worden behandeld. Dit zal gebeuren aan de hand van de rechtspraak over het verschoningrecht van de mediator. Vervolgens zullen de standpunten in de literatuur rondom dit onderwerp onder de loep worden genomen.
§3.4.1
Rechtspraak en het verschoningsrecht van de mediator
Wanneer het conflict niet door mediation kan worden opgelost, staat het de partijen vrij om het geschil alsnog aan de burgerlijke rechter voor te leggen. De vraag die hierbij rijst is in hoeverre de rechter in de praktijk de vertrouwelijkheid van de mediation waarborgt. Ter beantwoording van deze vraag volgt een bespreking van de jurisprudentie hieromtrent. De Rechtbank van Arnhem oordeelde in 200082 en in 200383 dat wat zich in een mediation had afgespeeld vertrouwelijk was en niet aan de rechter voorgelegd mocht worden. Het Hof van Amsterdam84 oordeelde echter dat de geheimhoudingsplicht, die uit de mediationovereenkomst voortvloeide, niet zo nauw moest worden genomen. Zij oordeelde dat het mediationgesprek tussen partijen en de mediator in het geding gebracht moest worden. In 2004 werd de positie van de mediator als verschoningsgerechtigde aan rechterlijk oordeel onderworpen. De rechtbank van Almelo85 sprak zich als eerst over dit onderwerp uit. Hier kwam de vraag aan de orde welk belang een hogere prioriteit had; de getuigplicht om feiten aan het licht te brengen of het verschoningsrecht. De rechter was hier van oordeel dat in het kader van de vertrouwelijkheid van mediation het verschoningsrecht van de mediator een hogere prioriteit toekomt. De rechtbank overwoog als volgt:
81
Kamerstukken II 2007-2008, 23490, nr 482. Pres. Rb. Arnhem 4 februari 2000, KG 2000, 65. 83 Rb. Arnhem 5 december 2003, LJN AQ2565. 84 Hof Amsterdam 18 december 2003, LJN AR5527. 85 Rb. Almelo 29 september 2004, rolnr. 61101/HA ZA 03/910. 82
27
Geen spreker overtreft een zwijger!? –wel of geen verschoningsrecht voor de mediator‘’De rechtbank is van oordeel dat een NMI gecertificeerd mediator in principe een beroep toekomt op zijn verschoningsrecht met een verwijzing naar de vertrouwelijkheid van de mediation zoals vastgelegd in het NMI reglement en in de door de partijen ondertekende mediationovereenkomst.’’
De rechtbank van Utrecht86 deed op 2 februari 2005 uitspraak over het geheimhoudingsbeding dat in een mediationovereenkomst is opgenomen. De rechter komt tot het oordeel dat het geheimhoudingsbeding is te karakteriseren als een bewijsovereenkomst en dat er ruimte is om een belangenafweging te maken tussen een bewijsovereenkomst en de waarheidsvinding. Partijen (waaronder de mediator) kunnen niet tot getuigen worden verplicht. In 2005 oordeelde de rechtbank van Arnhem
87
dat de geheimhoudingsplicht, zoals neergelegd is in de
mediationovereenkomst, tussen partijen niet geldt in een beroepsaansprakelijkheidsprocedure.
In
2007
kwam
de
rechtbank
van
Zutphen
88
tot
de
conclusie
dat
de
gesloten
geheimhoudingsclausule tussen partijen zich niet uitstrekt tot tijdens het mediationproces begane strafbare feiten/wangedrag van één van de partijen of de mediator. De rechtbank van Amsterdam overwoog op 19 december 2007 in dezelfde lijn als de rechtbank van Almelo en Utrecht en honoreerde het beroep van de mediator op haar contractuele geheimhoudingsplicht. De rechtbank was van oordeel dat de in deze zaak overeengekomen mediationovereenkomst is te karakteriseren als een bewijsovereenkomst. De mediator hoefde de vragen van de rechter niet te beantwoorden. Contactuele verplichting tot geheimhouding kan zwaarder wegen dan de wettelijke plicht om de rechter volledig en naar waarheid in te lichten, mits er een vaststellingsovereenkomst is gesloten, aldus rechtbank van ’s-Gravenhage in 2008.89 Ondanks de uitspraak van de rechter van ’s-Gravenhage overwoog de rechtbank van Assen 90 , dat wanneer een derde een beroep doet op een wettelijke plicht tot openbaarmaking op grond van de wet, de door de partijen gemaakte afspraken, zoals de geheimhoudingsplicht, daaraan niet in de weg staan.
In 2009 lag het oordeel van de rechtbank van Amsterdam in cassatie en de Hoge Raad maakte korte metten met bovenstaande uitspraken. In de uitspraak van 10 april 2009 oordeelde de Hoge Raad namelijk dat de rechter in eerste instantie het algemeen maatschappelijk belang
86
Rb. Utrecht 2 februari 2005, LJN AS5144. Rb. Arnhem 25 mei 2005, LJN AUO366. 88 Rb. Zutphen 9 januari 2007, LJN AZ6524. 89 Rb. ’s-Gravenhage 13 mei 2008, LJN BD7543. 90 Rb. Assen 31 maart 2009, LJN BH9172. 87
28
Geen spreker overtreft een zwijger!? –wel of geen verschoningsrecht voor de mediator-
heeft miskend en de geheimhoudingsverplichting die in de mediationovereenkomst was opgenomen niet zonder meer als een bewijsovereenkomst mocht worden aangenomen. In deze zaak kwam ook naar voren dat een mediator (vooralsnog) geen recht op het verschoningsrecht heeft. ‘’De groep van mediators is op dit moment onvoldoende bepaald en er gelden te weinig kwaliteitswaarborgen’’, aldus de Hoge Raad91.
Afgezien van het feit dat er weinig jurisprudentie omtrent het verschoningsrecht van de mediator bestaat, zien we dat er een wisselend beeld is. De rechtbank van Almelo, Amsterdam en Utrecht spreken over het verschoningsrecht van de mediator. De Hoge Raad verwerpt dit echter en komt tot het oordeel dat aan de mediator vooralsnog geen verschoningsrecht toekomt. De groep van de verschoningsgerechtigden wordt niet gauw uitgebreid, de rechter gaat hier restrictief te werk.92
§3.4.2
Literatuur: mediator en het verschoningsrecht
Nadat het Nederlandse wetgevingsbeleid en de uitspraak van de Hoge Raad onder de loep zijn genomen zien we dat er op dit moment geen draagvlak bestaat voor het verschoningsrecht van de mediator. Het verschoningsrecht van de mediator is tevens een veelbesproken onderwerp in de literatuur en de meningen hieromtrent zijn verdeeld.
De meeste schrijvers menen dat er een verschoningsrecht voor de mediator moet komen, maar voordat dit kan gebeuren dient de beroepsgroep van de mediator duidelijk afgebakend te zijn. Bosnak en Doeleman zijn van mening dat ‘’zolang er geen garanties zijn voor professionele kwaliteit, het risico van misbruik de ontwikkeling van het verschoningsrecht in de weg zal staan’’.93 Aan de andere kant grijpt Bosnak de toekenning van het verschoningsrecht aan de journalist aan als argument om ook voor de mediator verschoningsrecht toegekend te krijgen, namelijk:
91
HR 10 april 2009, LJN BG9470. Dit kwam in hoofdstuk 2 al naar voren. 93 A.W. Jongbloed & H.F.E. Montree, ‘Vertrouwelijkheid bij mediation in het burgerlijk recht’, in: H.F.E. Montree & A.W. Oosterman (red.), Mediation en vertrouwelijkheid, Den Haag: SDU 2009, p.109. 92
29
Geen spreker overtreft een zwijger!? –wel of geen verschoningsrecht voor de mediator‘’Wanneer het vertrouwelijke karakter van de mediation als een zo zwaarwegend belang wordt gezien dat het kan worden vergeleken met een fundamenteel recht als persvrijheid, kan de lijn uitgezet in jurisprudentie,
worden
doorgetrokken
verschoningsrecht van de mediator’’.
naar
het
voor
deze
vertrouwelijkheid
onontbeerlijke
94
Volgens Jongbloed is de wereld van mediation de laatste tien jaar erg veranderd. Hij zegt hierover in het maandblad Ars Aequi95: ‘’ Er zijn nu veel professionele mediators die hun vak met liefde en kunde uitoefenen. Ze hebben zich onderworpen aan tuchrecht en houden hun vak nauwgezet bij. Deze groep verdient het dat indien noodzakelijk een verschoningsrecht wordt toegekend. Op die wijze kunnen partijen vol vertrouwen tot de mediator wenden en vrijuit praten. Dan zal bij een conflict nog eerder voor mediation worden gekozen en dat betekent minder gerechtelijke procedures waardoor het beroep op de rechter daalt’’.
Verkijk denkt anders over het toekennen van het verschoningsrecht aan de mediator en deelt dezelfde mening als de Minister van Justitie en de Hoge Raad van 10 april 2009. Volgens Verkijk is de noodzaak nog niet aangetoond en kan de praktijk goed uit de voeten met de regels die er zijn.96 Van Schelven beoordeelt de Europese Mediationrichtlijn inhoudelijk en volgens hem walst de richtlijn ‘’als een olifant door de porseleinkast van het verschoningsrecht’’, 97 omdat artikel 7 van de richtlijn de wetgever geen ruimte biedt om het verschoningsrecht te beperken tot een bepaald soort mediator, bijv. tot NMI geregistreerde of gecertificeerde mediators. Nu kan ‘’Jan en alleman’’ als mediator optreden omdat er geen enkele kwaliteitseis aan het beroep van de mediator wordt gesteld, aldus van Schelven.98 §3.5 Europese Mediationrichtlijn versus Nederlands wetgevingsbeleid inzake het verschoningsrecht van de mediator Zowel de Hoge Raad als de Nederlandse regering zijn van mening dat de mediator niet aan de lijst
van
de
verschoningsgerechtigden
dient
te
worden
toegevoegd.
De
Europese
Mediationrichtlijn verplicht nu echter de Nederlandse wetgever om voor ten minste 94
A.W. Jongbloed & H.F.E. Montree, ‘Vertrouwelijkheid bij mediation in het burgerlijk recht’, in: H.F.E. Montree & A.W. Oosterman (red.), Mediation en vertrouwelijkheid, Den Haag: SDU 2009, p.108. 95 A.W. Jongbloed, ‘Een verschoningsrecht voor mediators?’, AA april 2010. 96 R.Verkijk, ‘Mediation in wetgeving in Nederland’, TCR 2005-2. 97 P.C. van Schelven, ‘De Europese Mediationrichtlijn 2008’, in: P.C. van Schelven (red), Van geschil tot oplossing, Deventer: Kluwer 2009, p. 195-223. 98 P.C. van Schelven, ‘De Europese Mediationrichtlijn 2008’, in: P.C. van Schelven (red), Van geschil tot oplossing, Deventer: Kluwer 2009, p. 215.
30
Geen spreker overtreft een zwijger!? –wel of geen verschoningsrecht voor de mediator-
grensoverschrijdende zaken een wettelijk verschoningsrecht voor mediators in te voeren. Bij de implementatie zou de Nederlandse wetgever ervoor kunnen kiezen om het verschoningsrecht voor de mediator zowel voor de grensoverschrijdende als voor de niet-grensoverschrijdende gevallen te regelen. In de volgende subparagrafen zal vanuit de kant van de partijen worden bekeken wat het voor hen betekent, indien de richtlijn het verschoningsrecht van de mediator alleen de grensoverschrijdende gevallen zou regelen. Vervolgens zal er kort worden beschreven hoe Frankrijk en België de geheimhoudingsplicht van de mediator hebben geregeld.
§3.5.1
Hoe dient Nederland nu te handelen?
Een geschil ontstaat wanneer partijen een belangenconflict niet zelf kunnen oplossen. Partijen die aan mediation deelnemen ondertekenen aan het begin de mediationovereenkomst. Bij het sluiten van deze overeenkomt wordt geacht dat partijen zelf hebben gekozen voor het risico dat zij bepaalde getuigen niet kunnen horen, omdat de informatie die tijdens de mediationsessies naar voren wordt gebracht vertrouwelijk is.99 De kans is groot dat de partijen zich hiervan niet bewust zijn en daarom is het van belang dat de mediator nadrukkelijk op deze consequentie wijst. 100 De partijen vertrouwen er dus op dat het besprokene vertrouwelijk blijft en om rechtszekerheid te bieden is het van belang dat deze vertrouwelijkheid gewaarborgd blijft.
Indien Nederland het verschoningsrecht van de mediator alleen voor de grensoverschrijdende gevallen zou regelen, zou dit voor de partijen tot verwarrende situaties kunnen leiden. Aan de ene kant ontstaat de situatie dat de mediator wel een verschoningsrecht heeft wanneer één van de partijen in het buitenland woont. Aan de andere kant heeft de mediator geen recht op het verschoningsrecht in het geval dat beide partijen in Nederland wonen. Partijen kunnen dan, omdat zij vertrouwelijkheid hoog in het vaandel hebben staan, constructies 101 bedenken om gebruik te maken van de voordelen die de richtlijn wel biedt. Dit kan tot rechtsonzekerheid leiden. Door deze rechtsonzekerheid zullen partijen daarnaast minder snel gebruik maken van mediation. Wanneer Nederland zowel voor de grensoverschrijdende als voor de interne gevallen het verschoningsrecht van de mediator regelt zou dit tot rechtszekerheid leiden. 99
Rb. Amsterdam 19 december 2007, RFR 2008, 35. A.H. Santing-Wubs ,’Mediation: vertrouwelijkheid gegarandeerd?’, Nederlands-Vlaams tijdschrift voor mediation en conflictmanagement, 2009, p. 9. 101 Bosnak noemt als voorbeeld van de constructies dat een in Nederland gevestigde partijen ervoor zullen kiezen een Nederlandse Belgische mediation aan te stellen en de mediation te laten plaatsvinden op basis van Belgisch recht. Het Belgische interne recht regelt het beroepsgeheim van de mediator. M. Bosnak, ‘De mediationrichtlijn werpt haar vraagtekens vooruit’, in: Jongebloed&Schonewille, De implementatie van de Europese mediationrichtlijn: kans voor de Nederlandse wetgever?, Apeldoorn: Maklu 2009, p. 25-26. 100
31
Geen spreker overtreft een zwijger!? –wel of geen verschoningsrecht voor de mediator-
Partijen weten dan waar ze aan toe zijn, omdat de vertrouwelijkheid daadwerkelijk wordt gewaarborgd.
§3.5.2
De Franse en Belgische regeling van vertrouwelijkheid rondom mediation
In 2003 is een onderzoek naar de praktijk van mediation in de omringende landen gehouden en daaruit kwam naar voren dat de geheimhoudingsplicht van mediators vrijwel nergens een wettelijke basis heeft gekregen, behalve in Frankrijk.102 In Frankrijk wordt, wat we in Nederland ook kennen, doorverwezen naar mediation tijdens de gerechtelijke procedure. Het verschil met Nederland is dat in Frankrijk de doorverwijzing echter in de wet is verankerd en dat ook het verschoningsrecht van de mediator wettelijk is geregeld. De mediator mag alleen met toestemming van beide partijen als getuige worden gehoord, mits het de procedure behelst waarin naar mediation is doorverwezen. In andere procedures mag de mediator niet worden opgeroepen.103 Dit betekent dus dat een mediator het recht op een verschoningsrecht heeft, maar dat dit recht terzijde kan worden geschoven in een procedure, die tot verwijzing heeft geleid, wanneer beide partijen hiermee toestemmen.
Nadien loopt België ver vooruit op andere Europese landen wat betreft het wettelijk regelen van bemiddeling104. Als uitgangspunt hanteert België, dat eerst sprake moet zijn van een wettelijk kader wil mediation plaatsvinden. Op 30 september 2005 is dan ook in het Belgisch gerechtelijk Wetboek (Ger.W) Deel VII bemiddeling ingevoegd, waarmee de Belgische wetgever de Europese Mediationrichtlijn voortijdig in nationale wetgeving heeft omgezet. De Belgische wetgeving spreekt over enkele minimale juridische waarborgen omtrent bemiddeling. Een belangrijke voorwaarde is dat de bemiddelaar een erkende bemiddelaar dient te zijn. Indien een bemiddelaar in aanmerking wil komen voor een erkenning, dan moet hij aan een aantal strenge vereisten voldoen die zijn kwaliteit t.a.v. bemiddeling waarborgen. De bemiddelaar moet een opleiding hebben gevolgd en erkend zijn door de Federale Bemiddelingscommissie. 105 De rechter homologeert 106 alleen bemiddelingsakkoorden die met 102
A. De Roo & R.Jagtenberg, ‘De praktijk van mediation in ons omringende landen; een vergelijkend onderzoek’, Rotterdam: Erasmus universiteit, 2003. 103 M. Pel, ‘La mediation judiciaire in Frankrijk. De wettelijke regeling in Frankrijk vergeleken met de projectmatige aanpak in Nederland’, TMD 2001-2. 104 De Belgische wet spreekt niet over mediation maar over bemiddeling. 105 Artikel 1727 lid 6 Belgisch Gerechtelijk Wetboek. 106 Zodra de partijen een schriftelijk akkoord hebben opgesteld met de hulp van de bemiddelaar kunnen ze dit akkoord laten homologeren. De rechter neemt dan akte van het bemiddelingsakkoord tussen de partijen waardoor dit akkoord authentiek en uitvoerbaar word.
32
Geen spreker overtreft een zwijger!? –wel of geen verschoningsrecht voor de mediator-
behulp van een erkende bemiddelaar zijn opgesteld.
107
Bovendien moet een erkende
bemiddelaar voldoen aan bepaalde kwaliteitscriteria, een bepaalde mate van ervaring hebben en is permanente bijscholing verplicht. Tot slot dient de bemiddelaar neutraal, onpartijdig en onafhankelijk te zijn.108 Artikel 1728 van het Belgische Gerechtelijk Wetboek regelt de geheimhouding van de bemiddelaar. Het eerste lid van dit artikel luidt als volgt:109 ‘‘De documenten die worden opgemaakt en de mededelingen die worden gedaan in de loop van de procedure en ten behoeve van een bemiddelingsprocedure zijn vertrouwelijk. Zij mogen niet worden aangevoerd in een gerechtelijke, administratieve of arbitrale procedure of in enige andere procedure voor het oplossen van conflicten en zijn niet toelaatbaar als bewijs, zelfs niet als buitengerechtelijke bekentenis. De geheimhoudingsplicht kan slechts worden opgeheven met instemming van de partijen om onder meer de rechter in staat te stellen de bemiddelingsakkoorden te homologeren.’’
110
Art 1728 bepaalt vervolgens dat de Belgische bemiddelaar onderworpen is aan een beroepsgeheim. Op grond van artikel 458 SW heeft de houder van het beroepsgeheim een zwijgrecht. Dit betekent dat de bemiddelaar het recht heeft maar niet de plicht om zich te verschonen als getuigen.111
Kunnen we nu in de Belgische wetgeving een verschoningsrecht constateren? In de Belgische wetgeving staat niet met zoveel woorden dat de bemiddelaar een verschoningsrecht heeft, maar gezien de wettekst kan er verondersteld worden dat aan de bemiddelaar indirect een verschoningsrecht toekomt. De bovenstaande bepaling kan gezien worden als een geheimhoudingsplicht voor de partijen en de mediator, dus is er een contractuele verplichting tussen partijen. Dit zien we terug in de Nederlandse mediationovereenkomst.
107
Artikel 1734 lid 1 Belgisch Gerechtelijk Wetboek- De partijen komen overeen over de naam van de bemiddelaar, die moet erkend zijn door de in artikel 1727 bedoelde commissie. Echter kunnen de partijen gemeenschappelijk en op gemotiveerde wijze aan de rechter vragen dat hij een niet-erkende bemiddelaar aanwijst. Tenzij de bemiddelaar die de partijen voorstellen klaarblijkelijk niet voldoet aan de voorwaarden bedoeld in artikel 1726, willigt de rechter dit verzoek in, indien de partijen aantonen dat geen enkele erkende bemiddelaar beschikbaar is die over de vereiste bekwaamheden beschikt voor die bemiddeling. 108 Artikel 1726 Belgisch Gerechtelijk Wetboek. 109 Dijkstra, ‘De Europese Mediationrichtlijn en de Belgische Wet op de Bemiddeling’, in: De regeling van mediation onder de Nederlandse, Europese en Belgische loep, Universiteit Utrecht. 110 Artikel 1728 Ger. W. Dit artikel behandelt de geheimhoudingsplicht en het beroepsgeheim. 111 S.Storm,. ‘De deontologie van de bemiddelaar’, lezing UA Antwerpen: 14 mei 2007, p. 9.
33
Geen spreker overtreft een zwijger!? –wel of geen verschoningsrecht voor de mediator-
§3.6
Conclusie
Op dit moment wordt de vertrouwelijkheid van mediation niet door een wettelijk voorschrift gewaarborgd. Mocht mediation niet slagen, dan kunnen de partijen alsnog naar de rechter, waar de rechter de mediator als getuige kan horen omdat deze geen verschoningsrecht heeft. Gezien het bovenstaande kunnen we constateren dat de Europese Mediationrichtlijn en het standpunt van de Nederlandse regering niet op een lijn zitten. Desondanks is toch de Europese Mediationrichtlijn aangenomen en dient het verschoningsrecht voor de mediator bij grensoverschrijdende gevallen te worden geregeld. Het is nu belangrijk dat de implementatie van de richtlijn goed verloopt, zodat hier effectief gebruik van kan worden gemaakt. De richtlijn bevat regels voor de lidstaten en is bindend. Hoe de implementatie van de richtlijn geschiedt, is verder aan de lidstaten overgelaten. Aangezien de Mediationrichtlijn de grensoverschrijdende situaties regelt, wordt de interne situatie aan de lidstaten overgelaten en zijn deze vrij om op dat gebied eigen beleid te voeren. Wat betreft de vertrouwelijkheid, bepaalt artikel 7 lid 2 letterlijk dat niets de lidstaten ervan weerhoudt om strengere maatregelen te nemen ter bescherming van het vertrouwelijke karakter van de bemiddeling.
Hoe het verschoningsrecht voor de niet-grensoverschrijdende gevallen verder wordt geregeld, is nog steeds aan de Nederlandse wetgever overgelaten. Mocht de Nederlandse wetgever ervoor kiezen alleen de grensoverschrijdende en niet de interne gevallen te regelen, kan dit tot onbegrijpelijke situaties leiden. Het valt niet uit te leggen dat een mediator die betrokken is bij een mediation tussen partijen uit Amsterdam en Den Bosch geen verschoningsrecht heeft, maar in het geval dat de partijen woonachtig zijn in Amsterdam en Brussel de mediator wel een verschoningsrecht heeft.112
Frankrijk en België zijn vergeleken met Nederland ver vooruit wat betreft de wettelijke regeling van bemiddeling. De Belgische wetgeving spreekt over enkele minimale juridische waarborgen m.b.t. bemiddeling en wordt de vertrouwelijkheid samenhangend met de geheimhoudingsplicht van de mediator wettelijk geregeld. Een mediator dient een erkende bemiddelaar te zijn, die aan vereisten met betrekking tot opleiding en ervaring dient te voldoen. Kan de Nederlandse wetgever een voorbeeld nemen aan de Belgische aanpak? 112
M. Bosnak, ‘De mediationrichtlijn werpt haar vraagtekens vooruit’, in: Jongebloed&Schonewille, De implementatie van de Europese mediationrichtlijn: kans voor de Nederlandse wetgever?, Apeldoorn: Maklu 2009, p. 25-26.
34
Geen spreker overtreft een zwijger!? –wel of geen verschoningsrecht voor de mediator-
4.
Conclusies en aanbevelingen
§4.1
Conclusie
§4.1.1
Het verschoningsrecht is een uitzonderingsrecht
Door de open norm van art. 165 Rv is het uiteindelijk de rechter die bepaalt of aan een bepaalde
beroepsgroep
het
verschoningsrecht
toekomt.
De
lijst
van
de
verschoningsgerechtigde wordt niet zomaar uitgebreid, omdat de rechter het verschoningsrecht als een uitzonderingsrecht beschouwt. Naast de klassieke vier113 heeft de rechter in de loop van de jaren het verschoningsrecht ook aan andere beroepsgroepen toegekend. Een recent voorbeeld hiervan zijn de journalisten. De beroepsgroep van de mediators heeft ook een beroep op het verschoningsrecht gedaan, maar de Hoge Raad heeft geoordeeld dat de mediator (vooralsnog) geen recht op het verschoningsrecht heeft. In het arrest van 10 april 2009 overwoog de Hoge Raad namelijk, dat een erkenning van het verschoningsrecht aan deze beroepsgroep in het algemeen zou meebrengen dat de kring van de verschoningsgerechtigde aanzienlijk zou worden uitgebreid, die zich niet verdraagt met het uitzonderingskarakter van het verschoningsrecht. De groep van de mediators is op dit moment onvoldoende bepaald en er gelden nog te weinig kwaliteitswaarborgen, aldus de Hoge Raad. Desalniettemin heeft de Europese wetgever de meerwaarde van mediation voor de grensoverschrijdende geschiloplossing erkend en de Europese Mediationrichtlijn opgesteld. Deze richtlijn regelt o.a. het verschoningsrecht van de mediator bij de grensoverschrijdende gevallen.
Centraal heeft gestaan in deze scriptie, of het wenselijk is het verschoningsrecht ook voor de niet-grensoverschrijdende gevallen aan de mediator toe te kennen. De meningen rondom dit gebied zijn verschillend. De Nederlandse regering is van mening dat de kracht van mediation gelegen is in het feit dat het niet gekoppeld is aan formele regels. Wat betreft de Europese Mediationrichtlijn nam de Nederlandse regering een terughoudend standpunt in. De regering is van mening dat de praktijk goed uit de voeten kan met de regels die er zijn. Als reactie op het artikel, dat het verschoningsrecht van de mediator regelt, geeft de Minister van Justitie aan, dat de regeling van het verschoningsrecht voor mediators het risico in zich draagt als versnelling
113
Hiermee word bedoeld: de advocaat, notaris, arts en geestelijke.
35
Geen spreker overtreft een zwijger!? –wel of geen verschoningsrecht voor de mediator-
voor verdere regulering rondom mediation te gaan werken. De Minister van Justitie is ook bij de richtlijn van mening dat vooralsnog de noodzaak niet aangetoond is om tot wettelijke regeling van de geheimhoudingsplicht van de mediator over te gaan. We constateren hier dat de Europese Mediationrichtlijn en het standpunt van de Nederlandse regering niet op een lijn zitten. §4.2
Centrale onderzoeksvraag
De centrale onderzoeksvraag van dit onderzoek luidde als volgt: Is het wenselijk dat de Nederlandse wetgever bij de implementatie van artikel 7 Europese Mediationrichtlijn ook het verschoningsrecht van de mediator voor de niet-grensoverschrijdende gevallen regelt?
Uit het onderzoek kwam naar voren dat de groep van de verschoningsgerechtigden door de rechter niet snel wordt uitgebreid. De rechter gaat hier consequent te werk en heeft (vooralsnog) geen verschoningsrecht voor de beroepsgroep van de mediators toegekend. De deur voor de mediator wordt door de rechter dichtgegooid. De Europese Mediationrichtlijn opent echter de deur voor de mediator wat betreft het verschoningsrecht bij de grensoverschrijdende gevallen. Aangezien de richtlijn de grensoverschrijdende situaties regelt, wordt de interne situatie verder aan Nederland overgelaten. De Nederlandse wetgever kan ervoor kiezen om het verschoningsrecht van de mediator zowel voor de grensoverschrijdende gevallen als voor de interne gevallen te regelen. Uit literatuur kwam naar voren dat de meeste schrijvers menen, dat er een verschoningsrecht voor de mediator moet komen, maar voordat dit kan gebeuren dient de beroepsgroep duidelijk afgebakend te zijn.
Om erachter te kunnen komen of er überhaupt een mogelijkheid bestaat het verschoningsrecht aan de mediator toe te kennen, zal ik de geldende voorwaarden voor de toekenning van het verschoningsrecht op het beroep van de mediator toepassen.
Er moet sprake zijn van een geheimhoudingsplicht die voortvloeit uit de wet, overeenkomst, normen van maatschappelijk behoren of beroepscodes;
De betreffende beroepsbeoefenaar moet specifieke kennis hebben en er moet sprake zijn van toelatingseisen gebaseerd op opleiding en/of ervaring;
Met de uitoefening van het desbetreffende ambt of beroep moet een aanzienlijk algemeen belang gemoeid zijn;
36
Geen spreker overtreft een zwijger!? –wel of geen verschoningsrecht voor de mediator-
Het ambt of beroep moet een tuchtrechtelijke controle hebben;
In het kader van aard en inhoud van de functie moet sprake zijn van een redelijk omlijnde of te omlijnen taak; De uit hoofde van de functie te behartigen belangen mogen niet al te zeer uiteenlopend zijn;
De vraag of de functie van de geheimhouder niet deugdelijk kan worden uitgevoerd indien de hulpzoekenden geen zekerheid krijgen dat hun geheimen tegenover de rechter worden bewaard.
Om te beginnen bij voorwaarde 1 zien we dat de geheimhoudingsplicht van mediation voortvloeit uit de gesloten overeenkomst tussen de partijen, de mediationovereenkomst. Artikel 7 van deze overeenkomst regelt de geheimhoudingsplicht. 114 Aan voorwaarde 1 wordt dan voldaan. Voorwaarde 2 spreekt over dat degene die het beroep uitoefent specifieke kennis dient te hebben en dat er sprake moet zijn van toelatingseisen gebaseerd op opleiding en/of ervaring. Ongeacht dat de NMI met duidelijke voorwaarden werkt bij de erkenning van een mediator, is de beroepsgroep nog niet voldoende afgebakend en bestaat geen garantie voor professionele kwaliteit. Er dienen duidelijke toelatings- en ervaringseisen te komen. We kunnen hier denken aan bijv. de verplichting om de eerste twee jaar opleidingspunten te moeten behalen, het blijven actualiseren en professionalisering van de beroepsvaardigheden en twee jaar ervaring te hebben opgedaan. Mediation wordt steeds belangrijker binnen het veld van geschillenbeslechting. Deze vorm van conflictoplossing krijgt zo langzamerhand een vaste vorm en wordt in de Nederlandse samenleving geaccepteerd. Aan de voorwaarde van het algemeen belang wordt dan voldaan. Daarnaast heeft het beroep van de mediator aan de hand van de NMI mediationovereenkomst een vorm van tuchtrechtspraak. 115 Er zijn verschillende soorten tuchtrecht waaronder het wettelijke en het niet-wettelijke tuchtrecht. De wetgever is overgegaan tot een wettelijke regeling van het tuchtrecht bij vertrouwenspersonen, omdat het openbaar belang bij een goede beroepsuitoefening hierbij centraal staat. Door het tuchtrecht wordt de verantwoordelijkheid van de beroepsgroep voor de kwaliteit van de beroepsuitoefening verstrekt.116 Het kan beschreven worden als preventieve werking t.o.v. de gehele beroepsgroep. Het tuchtrecht van de beroepsgroep van de mediator zal dan wettelijk moeten worden geregeld. Ook is er in het kader 114
Artikel 7 NMI Mediation Reglement 2008. Zie Reglement Stichting Tuchtrechtspraak Mediators. 116 Rapport van de werkgroep tuchtrecht over beleidsuitgangspunten wettelijk geregeld tuchtrecht, Den Haag: 2006. 115
37
Geen spreker overtreft een zwijger!? –wel of geen verschoningsrecht voor de mediator-
van aard en inhoud van de mediator inmiddels sprake van een redelijk omlijnde taak. Het NMI heeft duidelijke voorwaarden wil een mediator tot een erkende mediator benoemd worden en zijn er gedragregels opgesteld voor de NMI mediator. Verder zijn de belangen van de mediator niet al te zeer uiteenlopend. De mediator treedt namelijk als een neutrale bemiddelaar op en helpt partijen bij het vinden van een oplossing voor hun probleem. Tot slot spreekt voorwaarde 6 over vertrouwelijkheid. Wanneer partijen voor mediation kiezen is het van belang, dat zij zekerheid krijgen dat de vertrouwelijkheid wordt gewaarborgd. Wanneer partijen deze zekerheid niet krijgen dan kan de mediation niet deugdelijk worden uitgevoerd. We zien dat het beroep ‘mediator’ vastloopt bij voorwaarde 2 en 4. Op dit moment is de groep van de mediators onvoldoende bepaald en gelden te weinig kwaliteitswaarborgen. Dit zijn ook de bezwaren van de Hoge Raad. Daarnaast is de beroepsgroep niet voorzien van een wettelijk tuchtrecht.
Door de opkomst van de Europese Mediationrichtlijn wordt voor de beroepsgroep van de mediators, m.b.t. de grensoverschrijdende gevallen, veel geregeld. Mijns inziens is om dit door te voeren naar de nationale gevallen zodat de beroepsgroep ook een duidelijke plek in de Nederlandse wetgeving krijgt. Zo kan het tuchtrecht wettelijk worden geregeld en het opleidingsen ervaringsniveau worden vastgelegd, zoals we ook in de Belgische wetgeving terugzien. De bezwaren van mediation waarover de Hoge Raad twijfel uitsprak worden zo opgelost. Naar mijn mening werkt het namelijk verwarrend op wanneer de mediator, op grond van de richtlijn een verschoningsrecht alleen voor de grensoverschrijdende gevallen toebedeeld zou krijgen. Het is van belang dat een mediator haar/zijn werk goed kan uitoefenen en de vertrouwelijke informatie van de cliënt kan waarborgen. Die zekerheid hebben we op dit moment niet; we zijn afhankelijk van de uitspraak van de rechterlijke macht betreffende de eventuele geheimhouding van een mediationsessie en het hierbij bijhorende verschoningsrecht van de mediator. Partijen, mediators en rechters dienen te weten waar ze aan toe zijn. Voor partijen wordt het daarnaast minder aantrekkelijk om een mediator in te schakelen wanneer deze niet van het verschoningsrecht is voorzien. Partijen zullen eerder een advocaat in de arm nemen. Ik ben dan ook van mening, dat er met de komst van de Mediationrichtlijn een wettelijke regeling met betrekking tot het verschoningsrecht voor de mediator ook voor de niet-grensoverschrijdende gevallen wenselijk is.
38
Geen spreker overtreft een zwijger!? –wel of geen verschoningsrecht voor de mediator-
Het standpunt van de Nederlandse regering en de uitspraak van de Hoge Raad vind ik niet geheel onbegrijpelijk. Het klopt dat de kracht van mediation gelegen is in het feit dat het niet aan formele regels gekoppeld is, maar zo langzamerhand krijgt mediation een vaste vorm en staat een wettelijke regeling van het verschoningsrecht van de mediator niet in de weg voor de verdere ontwikkeling van mediation. Verder zie ik het argument van de Nederlandse regering dat in de praktijk geen problemen zijn ontstaan, niet als een overtuigend argument. Inmiddels hebben zich enkele zaken afgespeeld waar de overeengekomen geheimhoudingsplicht door de rechter werd doorkruist, doordat de mediator verplicht werd tot het spreken. Of er nu veel of weinig van mediation wordt gebruik gemaakt, het is goed om zulke zaken goed geregeld te hebben, zodat de vertrouwelijkheid van mediation wordt gewaarborgd. §4.3
Aanbevelingen
De Hoge Raad is van mening dat de groep van de mediators op dit moment onvoldoende is bepaald en te weinig kwaliteitswaarborgen voor deze groep beroepsgroep gelden. Mijn eerste aanbeveling is dan dat strengere criteria dienen te worden gehanteerd voor de toelating tot het beroep van de mediator. De gecertificeerde en de niet-gecertificeerde mediator wat we op dit moment kennen moet worden omgezet naar één soort mediator, namelijk de gecertificeerde mediator. Het invoeren van een algemeen wettelijk verschoningsrecht dient gekoppeld te zijn aan de gecertificeerde mediator. Zo krijgt de titel ‘gecertificeerde mediator’ een beschermde status. Tevens is het van noodzaak dat een verdere ontwikkeling van professionele vaardigheids- en kwaliteitseisen plaatsvinden. We kunnen hier denken aan de verplichting om de eerste twee jaar opleidingspunten te moeten behalen, het blijven actualiseren en professionalisering van de beroepsvaardigheden en twee jaar ervaring te hebben opgedaan. Hierdoor wordt het verschoningsrecht op een duidelijk omlijnde groep uitgebreid en zal de kwaliteit van mediation worden gewaarborgd 117 . Daarnaast moet de beroepsuitoefening voorzien zijn van een wettelijk tuchtrecht. Zo worden de bezwaren die vooralsnog de doorslag geven voor het niet-toekennen van het verschoningsrecht aan de mediator weggehaald118.
Mijn tweede aanbeveling is dat de Nederlandse wetgever wat van de Belgische aanpak kan leren. België is vergeleken met Nederland ver vooruit, wat betreft de wettelijke regeling van bemiddeling. De Belgische wetgeving spreekt over enkele minimale juridische waarborgen over bemiddeling en wordt de vertrouwelijkheid samenhangend met het verschoningsrecht van de 117 118
Sujecki, ‘De Europese mediationrichtlijn’, Tijdschrift voor de procespraktijk, 2009-6, p. 221. Weering, Verschoningsrecht voor de mediator?, PIV-Bulletin december 2009, p.9.
39
Geen spreker overtreft een zwijger!? –wel of geen verschoningsrecht voor de mediator-
mediator geregeld. Een belangrijke voorwaarde is dat de mediator een erkende bemiddelaar dient te zijn. Indien een bemiddelaar in aanmerking wil komen voor een erkenning, dan moet hij aan een aantal strenge vereisten voldoen die zijn kwaliteit waarborgen. De bemiddelaar moet een opleiding hebben gevolgd en erkend zijn door de Federale Bemiddelingscommissie. De rechter homologeert alleen bemiddelingsakkoorden die met behulp van een erkende bemiddelaar zijn opgesteld. Bovendien moet een erkende bemiddelaar voldoen aan bepaalde kwaliteitscriteria, een bepaalde mate van ervaring hebben en is permanente bijscholing verplicht. Tot slot dient de bemiddelaar neutraal, onpartijdig en onafhankelijk te zijn.
Concluderend kan ik naar aanleiding van de voorgaande onderzoeksvraag stellen dat het van belang is dat naast het verschoningsrecht voor de grensoverschrijdende gevallen, tevens verschoningsrecht voor de mediator voor de niet-grensoverschrijdende gevallen dient te komen. Er zullen echter nog aan de benodigde vereisten dienen te worden voldaan, zoals ik in mijn aanbevelingen heb beschreven. Een belangrijke constatering hierbij is, dat wanneer de benodigde vereisten worden doorgevoerd de bezwaren, die op dit moment de doorslag geven voor het niet-toekennen van het verschoningsrecht, weggehaald zullen worden. De rechter zal dan de mediator aan het lijstje van de verschoningsgerechtigden kunnen toevoegen.
40
Geen spreker overtreft een zwijger!? –wel of geen verschoningsrecht voor de mediator-
Literatuurlijst
Boeken
A.F.M. Brenninkmeijer e.a. (red.), Handboek Mediation, Den Haag: Sdu Uitgevers 2005.
A.S. Rueb, Compendium van het Burgerlijk Procesrecht, Deventer: Kluwer 2009.
F.J. Fernhout, Het verschoningsrecht van getuigen in civiele zaken, Deventer: Kluwer 2004.
E. Giebels & M. Euwema, Conflictmanagement Analyse, diagnostiek en interventie, Wolters Noordhoff: 2006.
H.F.E. Montree & A.W. Oosterman (red.), Mediation en vertrouwelijkheid, Den Haag: SDU 2009.
Jongebloed&Schonewille, De implementatie van de Europese mediationrichtlijn: kans voor de Nederlandse wetgever?, Apeldoorn: Maklu 2009.
P.C. van Schelven (red), Van geschil tot oplossing, Deventer: Kluwer 2009.
Tijdschriftartikelen
A.H. Santing-Wubs ,’Mediation: vertrouwelijkheid gegarandeerd?’, Nederlands-Vlaams tijdschrift voor mediation en conflictmanagement, 2009.
A.W. Jongbloed, ‘Een verschoningsrecht voor mediators?’, AA april 2010.
C.J. van Weering, ‘Verschoningsrecht voor de mediator’, PIV-Bulletin december 2009.
E. van Ginkel, ‘Een Californisch Perspectief op de Mediation Richtlijn’, Tijdschrift Conflicthantering 2006-2.
M. Pel, ‘La mediation judiciaire in Frankrijk. De wettelijke regeling in Frankrijk vergeleken met de projectmatige aanpak in Nederland’, TMD 2001-2.
R.Verkijk, ‘Mediation in wetgeving in Nederland’, TCR 2005-2.
Sujecki, ‘De Europese mediationrichtlijn’, Tijdschrift voor de procespraktijk, 2009-6.
Weering, Verschoningsrecht voor de mediator?, PIV-Bulletin december 2009.
Wackie Eysten, ‘Advocaat-scheidingsmediator heeft wel verschoningsrecht’, Adv.bl. 12.
41
Geen spreker overtreft een zwijger!? –wel of geen verschoningsrecht voor de mediator-
Jurisprudentie
Hof ’s-Hertogenbosch 28 april 1982, NJ 1983, 164.
Hof Amsterdam 18 december 2003, LJN AR5527.
HR 21 april 1913, NJ 1913, 985 (Liefdehuis- arrest).
HR 23 juni 1961, NJ 1964, 170 (Gezinsvoogd).
HR 17 maart 1981, NJ 1981, 382.
HR 25 oktober 1983, NJ 1984, 132.
HR 1 maart 1985, NJ 1986, 173 (Notaris Maas-arrest).
HR 7 juni 1985, NJ 1986, 174.
HR 25 oktober, 1985, NJ 1986, 176.
HR 6 mei 1986, NJ 1986, 814 en 815.
HR 7 november 1986, NJ 1987, 457 (Happy Family).
HR 18 december 1998, RvdW 1999, 2C.
HR 15 oktober 1999, NJ 2001, 42 (Vertrouwensarts).
HR 10 april 2009, LJN BG9470.
Pres. Rb. Arnhem 4 februari 2000, KG 2000, 65.
Rb. Arnhem 5 december 2003, LJN AQ2565.
Rb. Almelo 29 september 2004, rolnr. 61101/HA ZA 03/91.
Rb. Utrecht 2 februari 2005, LJN AS5144.
Rb. Arnhem 25 mei 2005, LJN AUO366.
Rb. Zutphen 9 januari 2007, LJN AZ6524.
Rb. Amsterdam 19 december 2007, RFR 2008, 35.
Rb. ’s-Gravenhage 13 mei 2008, LJN BD7543.
Rb. Assen 31 maart 2009, LJN BH9172.
Kamerstukken
Kamerstukken II 2001-2002, 26352, nr.60.
Kamerstukken II 2002-2003, 22 112, nr. 253.
Kamerstukken II 2003-2004, 29 528, nr.1.
Kamerstukken II, vergaderjaar 2003-2004, 29528, nr.1.
Kamerstukken II 2007-2008, 23490, nr 482.
42
Geen spreker overtreft een zwijger!? –wel of geen verschoningsrecht voor de mediator-
Overige
De Roo & R.Jagtenberg, ‘De praktijk van mediation in ons omringende landen; een vergelijkend onderzoek’, Rotterdam: Erasmus universiteit, 2003.
AJM Sponselee, Verplichte mediation, een wereld van verschil (masterscriptie universiteit Leiden) 2005.
COM (2002) 196 def., 19 april 2002 (Groenboek).
Dijkstra, ‘De Europese Mediationrichtlijn en de Belgische Wet op de Bemiddeling’, in: De regeling van mediation onder de Nederlandse, Europese en Belgische loep, Universiteit Utrecht.
Hirsch Balin, ‘Wijziging van het wetboek van strafvordering tot vastlegging van het recht op bronbescherming bij vrij nieuwsgaring (bronbescherming in strafzaken)’, Conceptvoorstel 29-10-2008.Rapport commissie verschoningsrecht, NVJ: 2001,
Rapport van de werkgroep tuchtrecht over beleidsuitgangspunten wettelijk geregeld tuchtrecht, Den Haag: 2006.
R.J.M. Vogels & P.Th. van der Zeijden, ‘De stand van Mediation in Nederland’, Zoetermeer: 16 april 2010 (in opdracht van het Nederlands Mediation Instituut NMI).
S.A. Munneke, ‘Inlichtingenplichten en verschoningsgronden in het staatsrecht’, 2006, p 18.
S.Storm,. ‘De deontologie van de bemiddelaar’, lezing UA Antwerpen: 14 mei 2007, p. 9.
Internet
http://ec.europa.eu/civiljustice/adr/adr_ec_nl.htm>.
www.villamedia.nl/n/nvj/verschoningsrecht/ .
43