Preek van 23 augustus 2015, 10e zondag van de zomer, gehouden in De Morgenster in Papendrecht door Piet van Die
GEDULD MET GOD Wacht op de HEER, wees dapper en vastberaden, ja, wacht op de HEER. (Psalm 27,14) ‘Ik wens je veel geduld’ Wachten. Er is, denk ik, niemand die dat graag doet. Zeker niet als iets of iemand láng op zich laat wachten. ‘Waar blijft die bus toch?’ zeggen we ongeduldig als er vertraging is. Of neem het wachten op de uitslag van een medisch onderzoek. Zenuwslopend! Revalideren – ook zoiets. ‘Ik wens je veel geduld,’ hoor ik me in zo’n geval vaak zeggen. Want ik weet dat je dat dan het hardste nodig kunt hebben. Ik ben van nature zelf namelijk nogal erg ongeduldig, moet u weten. Ook bij geloven hoort geduld. Geduld met God. Dat verzin ík niet; dat zegt Psalm 27. Een mens moet in het leven op talloos veel zaken wachten. Maar wie gelooft moet ook nog wel eens wachten op God! Het slot van de Psalm roept daartoe op. Patchwork Wel eigenaardig! Want het lied was begonnen met een heel andere toon. Een juichtoon. ‘De HEER is mijn licht, mijn behoud, wie zou ik vrezen?’ En er is kennelijk reden tot juichen. We horen er over verslagen vijanden, over bevrijding. Wie die vijanden waren blijft in het midden. Het kan van alles zijn, inclusief gedachten die door je hoofd spoken en die je belagen. Een mens heeft namelijk ook innerlijk nog weleens te strijden. Maar de gedachten die de Psalmist ‘kwelden, vervolgden en ontstelden’ (Nicolaas Beets) zijn verdreven zoals mist door een warme wind. De zon is weer doorgebroken. Gods warme stralen zijn te voelen. En de dichter is er dankbaar voor. Hij weet zich vervuld van Gods aanwezigheid. Hoe kan hij dan aan het eind ineens spreken over wachten op God? Och, Psalmen zijn vaak grillig. Ze lijken op patchwork: een handwerktechniek waarbij lapjes stof 1
van verschillende kleur en grootte aan elkaar worden genaaid. Een beetje rommelig. In ieder geval geen strak patroon. Zo worden ook in Psalmen vaak ongelijksoortige dingen aan elkaar geplakt. Er zijn dan ook vaak onverwachte overgangen die niet altijd logisch lijken. Gods verborgenheid Maar waarom zo grillig? Omdat een ménsenhart grillig is. Psalmen zijn dan ook een spiegel van de ziel. Na de aanvankelijk hoge toon van de Psalm komt er een ander deel: ‘Ik vraag aan de HEER één ding.’ Kennelijk is er toch nog iets te wensen, namelijk te wonen in de tempel, dicht bij God. ‘Nearer, my God, to Thee’ – ‘Nader, mijn God, tot U.’ In een heiligdom kun je je dichter bij God weten dan elders. Niet omdat God elders minder aanwezig zou zijn, maar omgekeerd: de mens is op zo’n plek meer open voor God. Voor ons zijn sommige plaatsen transparanter tot op God dan andere plekken. ‘Dunne plekken’ werden ze in het oude Keltische christendom genoemd. Het is alsof de Psalmist ook zo’n plek nodig heeft om de vervulling van zo-even vast te houden. Maar nog weer verderop lijkt de vervulling verder weg dan ooit. Het lied verschiet ineens drastisch van kleur. Er wordt een heel ander stuk aan het patchwork van de Psalm genaaid. ‘Hoor mij, HEER, als ik tot u roep, wees mij genadig en antwoord mij.’ Je voelt ineens vertwijfeling en angst. De vervulling door God heeft plaats gemaakt voor de verborgenheid van God. En opnieuw duiken er vijanden op. Gedachten en beelden die kwellen, vervolgen en ontstellen. De rijgdraad van het wachten Wat een wispelturig verloop! Ach ja, we zeiden het al: Psalmen zijn de spiegel van de ziel. En in de ziel gaat het er meestal niet zo logisch of rationeel aan toe. Ook niet in de ziel van een gelovige. Het geloof kent hoogseizoenen. Momenten of perioden van vervulling door Gods aanwezigheid. ‘Hij is het weer’ luidde de titel van een boek over die hoogseizoenen. Maar na de hoogseizoenen komen er andere perioden. Grijze. Lege. Stormachtige. Dorre. Het geloof van het hoogseizoen lijkt verdwenen, verdampt. Geloof is een kwetsbaar goedje. Maar er helpt geen moedertje lief aan. De Bijbel is er realistisch over. Het kan niet altijd zomer zijn. Geloven zelf is een patchwork van ongelijksoortige stemmingen of 2
perioden. Ze worden alleen bij elkaar gehouden door…geduld. Door de rijgdraad van het wachten. Nu heb je wachten en wachten. Er is een passief wachten en een actief wachten. Passief wachten is het wachten van: ‘Of het nog komt? Misschien niet, maar ach, het zal mijn tijd wel duren.’ Actief wachten is verwachtingsvol op de uitkijk staan: de trein heeft vertraging, lastig, maar heb nog even geduld. De Psalm bedoelt dat laatste. Het woord voor ‘wachten’ dat hier gebruikt wordt, kan ook betekenen: hopen op, of zelfs: loeren op. ‘Wachten op de HEER’ is de horizon afspeuren of er al iets komt. God doet vast wel weer van zich spreken! Dan zal je zeggen: ‘Hij is het weer.’ Tot die tijd moet je geduld oefenen. Consumenten Hebben wij dat geduld nog? Wij zijn immers consumenten geworden die gewend zijn geraakt meteen hun product te krijgen. In de schappen van de winkel kun je alleen al tientallen soorten kaas krijgen. We zien het al niet eens meer, zó zijn we er al aan gewend. En één druk op de knop van het internet is voldoende om te bestellen wat we willen. Daarom kunnen we steeds moeilijker omgaan met zaken die zich niet meteen laten regelen. Ziekte bijvoorbeeld. Veel patiënten gedragen zich als consumenten die menen recht te hebben op het product gezondheid. Arme doktoren! Ze hebben het niet gemakkelijk in deze tijd. Maar zou dat ook niet voor God gelden? Datzelfde ongeduld kom je in de spirituele sfeer ook tegen. Wij willen beleving. We zijn uit op zingeving. We zoeken vervulling. Veel mensen noemen zich vandaag de dag zoekers. Maar vaak is dat alleen maar om je nergens meer aan te hoeven binden. Want ook als zoekers niet meteen iets van hun gading vinden, haken ze vaak af. ‘Het doet mij niets meer, dominee.’ Maar moet het je dan altijd en overal iets doen? God laat zich niet op bestellen leveren! De vader van gelovigen De dichter van Psalm 27 roept ons op om God wat tegemoet te komen en daarom ook wat geduld met God te hebben. Dat doe je door trouw te blijven aan de hoogtepunten in je geloof. Kijk naar de vader van alle gelovigen. Hoe vaak heeft Abraham God ontmoet? Ik heb het eens nageteld: tien keer in honderd jaar. Hij liep om zo te zeggen 1 op 10: één Godsontmoeting in de tien jaar. In de tussentijd moest hij het alleen doen. Het verlangen naar God mocht niet doven, 3
maar hij moest ook leren de vervulling van het verlangen uit te stellen. Geloof is: trouw blijven aan de mooiste momenten van je geloof. En verder: geduld oefenen. Geduld kun je op verschillende manieren oefenen. Abraham bouwde hier en daar een altaar dat herinnerde aan zo’n ontmoeting met God. Een ritueel is dus een manier van wachten, van geduld oefenen. Van: verlangen levend houden en tegelijk de vervulling van het verlangen kunnen uitstellen. Een ritueel valt niet vanzelf samen met de vervulling met God. Het perron op het station biedt ook niet elk moment een instap in een trein. Maar het perron is wel het middel om de trein, als hij dan komt, niet te missen. Wie voortijdig uit ongeduld het perron verlaat, moet niet klagen dat hij nooit meer een trein ziet. Avondmaal De samenkomst van de gemeente van Christus en haar liturgie kan zo’n perron zijn: ruimte van verlangen om op reis te zijn met God. We wachten. Soms behoorlijk lang. Maar ineens kan er dan iets langs komen. Een lied dat je raakt, een zegen die je optilt, een gebed dat zich vult met Gods aanwezigheid, brood en wijn waarvan ineens de diepste betekenis tot je doordringt. Geloven is niet voor watjes. Watjes zeuren en zwelgen zich in zelfmedelijden. Maar Psalm 27 roept ons op om dapper te zijn, vastberaden. Als wij een tijd niets merken van God, dan blijven we toch op onze post. Met die houding mogen we vanmorgen ook het avondmaal vieren. Niet als consumenten die menen recht te hebben op een instant-beleving, maar als bondgenoten die God tegemoet komen. Letterlijk: we komen naar voren – in de hoop dat de drie-enige God in brood en wijn ook ons tegemoet komt. Maar we hebben geduld – omdat de Eeuwige zoveel geduld heeft met mensen. Ons geduld en Gods geduld komen samen in onze open hand en het brood en de wijn die ons worden uitgereikt. En of er dan iets gebeurt – we wachten het gelovig af.
4
5