Gedetineerdenvervoer Inspectiebericht Vervolgonderzoek
Gedetineerdenvervoer | Juni 2010 |
1
2 |
Gedetineerdenvervoer | Juni 2010
Gedetineerdenvervoer Inspectiebericht Vervolgonderzoek
Juni 2010
Inhoudsopgave
4 |
Gedetineerdenvervoer | Juni 2010
Voorwoord
4
1 Inleiding 1.1 Aanleiding en doel 1.2 Reikwijdte 1.3 Opzet 1.4 Tijdpad 1.5 Leeswijzer
6 7 7 7 8 8
2 Aanpak aanbevelingen 2006 aan MvJ 2.1 Verantwoordelijkheid 2.2 Klachtafhandeling
10 11 11
3 Aanpak aanbevelingen 2006 aan DJI 3.1 Voeding 3.2 Overdracht 3.3 Informatieverstrekking 3.4 Procedure goederenvervoer 3.5 Luchten
12 13 14 15 16 16
4 Aanpak aanbevelingen 2006 aan DV&O 4.1 Spreek- luisterverbinding 4.2 Veiligheidsgordels 4.3 Reistijd 4.4 Beperkingen 4.5 Geweldstoepassing 4.6 Opleiding 4.7 Rijstijl 4.8 Calamiteiten 4.9 Goederenvervoer
18 19 19 20 21 22 23 24 25 26
5 Slotbeschouwing
28
Bijlage 1 Afkortingen
30
Gedetineerdenvervoer | Juni 2010 |
5
Voorwoord
6 |
Gedetineerdenvervoer | Juni 2010
In 2006 voerde de Inspectie voor de Sanctietoepassing (ISt) een themaonderzoek uit naar het gedetineerdenvervoer. In 2008 wilde de ISt een vervolgonderzoek uitvoeren. De Inspectie heeft daar echter van afgezien, omdat al snel bleek dat met de aanbevelingen uit het eerdere onderzoek nog vrijwel niets was gedaan. De ISt legde die constatering vast in een in juli 2008 verschenen inspectiebericht, en kondigde aan in 2009 alsnog een vervolgonderzoek te zullen uitvoeren. In dit bericht wordt verslag gedaan van de bevindingen daarvan. Het gaat niet om een opnieuw uitgevoerd volledig onderzoek: dit bericht beperkt zich tot de aanbevelingen uit het eerdere themaonderzoek. Het doet de ISt genoegen nu te kunnen constateren dat inmiddels serieus werk gemaakt is van de door haar gedane aanbevelingen. Ook waar een aanbeveling niet werd overgenomen werd daar een heldere onderbouwing bij gegeven. Omdat de Dienst Vervoer & Ondersteuning (DV&O) met alle penitentiaire inrichtingen (en een aantal andere instellingen) te maken heeft ligt het voor de hand dat de ISt in haar reguliere onderzoeken bij pi’s marginaal zal toetsen of de werkwijze van DV&O nog altijd aansluit bij de in dit vervolgonderzoek weergegeven bevindingen.
W.F.G. Meurs hoofdinspecteur
Gedetineerdenvervoer | Juni 2010 |
7
1 Inleiding
8 |
Gedetineerdenvervoer | Juni 2010
1.1 Aanleiding en doel Dit is het tweede inspectiebericht over gedetineerdenvervoer. In 2006 voerde de Inspectie voor de Sanctietoepassing een themaonderzoek uit naar het gedetineerdenvervoer. De rapportage daarover is door de minister van Justitie in januari 2007 aangeboden aan de Kamer. In 2008 beoogde de ISt een vervolgonderzoek uit te voeren om na te gaan óf en in welke mate de door de minister overgenomen aanbevelingen van het themaonderzoek ter hand waren genomen. De bevindingen waren teleurstellend omdat bleek dat, behoudens de ontwikkeling van een basiscalamiteitenplan, met de aanbevelingen nog vrijwel niets was gedaan. De ISt publiceerde in dat kader in juli 2008 het eerste inspectiebericht gedetineerdenvervoer en kondigde daarin aan het vervolgonderzoek tot 2009 op te schorten. Eind 2009 is het vervolgonderzoek voor de tweede maal opgestart met het doel om na te gaan in hoeverre en op welke wijze door Justitie, DJI en de Dienst Vervoer en Ondersteuning daadwerkelijk vervolg is gegeven aan de aanbevelingen van het themaonderzoek. Dit inspectiebericht doet verslag van de bevindingen van dit vervolgonderzoek.
1.2 Reikwijdte Dit vervolgonderzoek beperkt zich tot de aanbevelingen uit het eerdere themaonderzoek. Deze waren toentertijd gericht aan de minister van Justitie, DJI en DV&O. De ISt gaat na wat er met de aanbevelingen is gedaan en wat daarvan, begin 2010, het concrete resultaat is.
1.3 Opzet De regievoering ten behoeve van de aanpak van de aanbevelingen lag bij DJI. Om die reden is medio 2009 bij DJI geïnformeerd naar de stand van zaken. Dit resulteerde in een overzicht waarin de stand van zaken met betrekking tot de aanpak van de aanbevelingen werd weergegeven. Afgezet tegen de inhoud hiervan zijn vragenlijsten opgesteld ten behoeve van leidinggevenden en medewerkers van de DV&O en justitiabelen.1 In januari 2010 zijn, verspreid over het land, een viertal units van DV&O bezocht en leidinggevenden en medewerkers geïnterviewd; daarnaast zijn 1
In het rapport gedetineerdenvervoer is de term gedetineerden gehanteerd. Omdat voor dit vervolgonderzoek ook gedetineerde vreemdelingen zijn geïnterviewd wordt in deze rapportage de duiding justitiabelen gebruikt.
Gedetineerdenvervoer | Juni 2010 |
9
nabij deze DV&O units gelegen justitiële inrichtingen interviews van justitiabelen afgenomen.2 De units en inrichtingen waren niet betrokken bij het eerdere onderzoek. Ook zijn gesprekken gevoerd met de directie van DV&O, zijn op 4 locaties van DV&O de voertuigen geschouwd en is een bezoek gebracht aan de afdelingen logistiek en veiligheid op het hoofdkantoor van DV&O. Daarnaast is het opleidingscentrum van DV&O nabij Assen door de inspecteurs bezocht. De op deze wijze verzamelde informatie vormt de input voor dit inspectiebericht.
1.4 Tijdpad Het vervolgonderzoek is op 4 november 2009 aangekondigd bij de algemeen directeur van DV&O, hoofd DJI en DGPJS. Uitvoering van het veldonderzoek vond plaats in de periode tussen 17 december 2009 en 27 januari 2010. Op 28 april is dit inspectiebericht voor wederhoor voorgelegd aan DV&O, DJI en DGPJS met het verzoek om een gezamenlijke reactie. Op 7 juni 2010 is het bericht vastgesteld door de hoofdinspecteur en aangeboden aan de minister van Justitie.
1.5 Leeswijzer Hoofdstuk 2 is opgebouwd aan de hand van de aanbevelingen uit het themaonderzoek van 2006. Per geadresseerde volgt eerst een duiding van de aanbevelingen en een beschrijving van de bevindingen aan de hand van de in het vervolgonderzoek aangetroffen stand van zaken. Iedere aanbeveling sluit af met een conclusie. Hoofdstuk 3 omvat een korte slotbeschouwing.
2
10 |
Bezocht werden de DV&O units Nieuwegein, Oosterwolde, Tilburg en Zaandam en de inrichtingen Nieuwegein, Norgerhaven, Breda en het detentiecentrum voor vreemdelingen in Zaandam.
Gedetineerdenvervoer | Juni 2010
Gedetineerdenvervoer | Juni 2010 | 11
2 Aanpak aanbevelingen 2006 aan MvJ
12 |
Gedetineerdenvervoer | Juni 2010
2.1 Verantwoordelijkheid Aanbeveling 1 Regel meer expliciet onder wiens verantwoordelijkheid het vervoer van gedetineerden plaats vindt en onder wiens gezag de gedetineerden tijdens het vervoer door de DV&O staan. Bevindingen Er is een wetswijziging in voorbereiding die de verantwoordelijkheid voor het vervoer van gedetineerden verduidelijkt. Uitgangspunt is dat inrichtingsdirecteuren verantwoordelijk zijn en blijven voor het vervoer van gedetineerden vanuit hun inrichting. Het is de bedoeling dat de wijziging meegaat in een tranche met meerdere aanpassingen van de Penitentiaire beginselenwet. De termijn waarop de wijziging geëffectueerd zal zijn is, mede vanwege de huidige demissionaire status van de regering, onduidelijk. Conclusie De aanbeveling is nog niet volledig gerealiseerd maar er is wel duidelijk sprake van voorbereidingshandelingen die het mogelijk maken dat de aanbeveling op termijn volledig gerealiseerd is.
2.2 Klachtafhandeling Aanbeveling 2 Bewerkstellig, in samenhang met voorgaande aanbeveling, een onafhankelijke klachtafhandeling voor gedetineerden Bevindingen Onlangs is een (landelijke) commissie van toezicht (cvt) voor het gedetineerdenvervoer ingesteld. De commissie is samengesteld uit leden met ervaring in het DJI-veld. Vooralsnog richt deze commissie zich uitsluitend op de toezicht- en adviestaak omdat er nog geen wettelijke basis is voor het behandelen van klachten. Zodra de wettelijke basis er wel is zal deze cvt ook klachten rond het gedetineerdenvervoer in behandeling kunnen nemen. Conclusie De aanbeveling is nog niet volledig gerealiseerd maar er is wel duidelijk sprake van voorbereidingshandelingen die het mogelijk maken dat de aanbeveling op termijn volledig gerealiseerd is.
Gedetineerdenvervoer | Juni 2010 | 13
3 Aanpak aanbevelingen 2006 aan DJI
14 |
Gedetineerdenvervoer | Juni 2010
3.1 Voeding Aanbeveling 3 Bewerkstellig dat landelijk op uniforme wijze wordt zorggedragen voor de verstrekking van voeding aan gedetineerden indien de periode van vervoer naar verwachting de gebruikelijke lunchtijd omvat dan wel zich naar verwachting zal uitstrekken tot na beëindiging van het gebruikelijke dagprogramma in een pi. Bevindingen DJI spreekt in het overzicht van medio 2009 over een informatiefolder ten behoeve van gedetineerden en het gebruik van een checklist door de DV&O-medewerkers wanneer zij bij een pi een gedetineerde ophalen. Daarnaast zullen de directeuren van pi’s er middels een circulaire en begeleidende brief op gewezen worden dat aan te vervoeren of vervoerde gedetineerden tijdig voeding, medicijnen en een luchtmoment wordt aangeboden. De folder zal vertaald worden in het Engels, Frans, Spaans, Arabisch en Turks. Ten tijde van het vervolgonderzoek bleek geen van de respondenten op de hoogte van de beschikbaarheid en/of het gebruik van een folder om gedetineerden voor te bereiden op een vervoersbeweging. Wel gaven de gedetineerden aan dat er bij vertrek uit de pi meestal wel geïnformeerd wordt door de badmeester of een DV&O-medewerker naar de beschikbaarheid van een lunchpakket en sommige pi’s verstrekken standaard een lunchpakket. Een opmerkelijk gegeven was dat gedetineerden aangaven dat het ten opzichte van eerdere ervaringen vaker voorkomt dat bij lange wachttijden in rechtbanken de rechtbank zelf voor een bescheiden (magnetron)maaltijd zorgt. (Zie ook 4.3) Conclusie Het ingezette beleid om gedetineerden en DJI-medewerkers door middel van een folder en circulaire te bewegen tot alertheid ten aanzien van de verstrekking van voeding bij transport is ten tijde van het vervolgonderzoek (nog) niet gerealiseerd.3 Wel is er een lichte verbetering te bespeuren in de verstrekking van voeding tijdens vervoer door DV&O. Sommige pi’s verstrekken standaard een lunchpakket en sommige rechtbanken lijken meer faciliteiten te bieden voor de verstrekking van voeding aan justitiabelen. Gedetineerden geven aan dat zij het incidenteel niet tijdig verstrekken van voeding niet als een groot probleem ervaren.
3
Medio maart 2010 is de folder in meerdere talen alsnog beschikbaar gekomen.
Gedetineerdenvervoer | Juni 2010 | 15
3.2 Overdracht Aanbeveling 4 Bewerkstellig dat inrichtingen zo volledig mogelijk informatie verstrekken aan DV&O met betrekking tot bijzonderheden van de te vervoeren gedetineerde(n). Dit geldt in het bijzonder voor informatie met betrekking tot veiligheidsrisico’s, de (tijdige) medicatieverstrekking, het geslacht en/of fysieke beperkingen van de te vervoeren gedetineerden. Bevindingen DJI verwijst bij deze aanbeveling naar eerdergenoemde checklist. Het gebruik van deze lijst is, zoals gemeld, in de praktijk niet aangetroffen. Desalniettemin is er voorafgaand aan een vervoersbeweging een risicotaxatie door DV&O zelf doordat de interne afdeling risicoadvies een database onderhoudt met gegevens over risico’s en/of incidenten met eerder vervoerde justitiabelen. Op indicatie kan deze afdeling ook andere aan Justitie gelieerde instellingen zoals politie en KLPD benaderen voor informatie over mogelijke risico’s. Een belangrijke informant voor DV&O is de pi zelf. Het is van belang dat de pi bij de vervoersaanvraag bijzonderheden met betrekking tot de justitiabele aangeeft. Deze bijzonderheden worden dan ook gemeld op het faxbericht voor de transportgeleiders die het transport uitvoeren. Overigens hoeft het hierbij niet altijd om veiligheidsrisico’s te gaan. Ook medische beperkingen kunnen zo worden aangegeven. DV&O stemt dan de wijze van vervoer af op de bijzonderheid. Ook is gebleken dat transportgeleiders van DV&O bij het afhalen van de justitiabele in de pi meestal wel informeren naar bijzonderheden. Zij houden daar dan tijdens het transport rekening mee. (Zie ook 4.4) Conclusie De beoogde checklist is en wordt in de praktijk nooit gebruikt maar dankzij een tamelijk complete risicoanalyse door DV&O zelf is vrijwel altijd bekend of er aan een uit te voeren transport bijzonderheden gekoppeld zijn. Een enkele keer is dat niet het geval wanneer de aanvragende pi verzuimt om bijzonderheden rond het vervoer te vermelden. Ook informeren transportgeleiders vrijwel altijd naar eventuele bijzonderheden bij het ophalen van de justitiabele in de pi.
16 |
Gedetineerdenvervoer | Juni 2010
3.3 Informatieverstrekking Aanbeveling 5 Bewerkstellig dat gedetineerden door inrichtingen structureel duidelijk worden geïnformeerd over de gang van zaken tijdens het vervoer. Bevindingen DJI verwijst hier naar de folder die ten tijde van het vervolgonderzoek nog niet beschikbaar was. De geïnterviewde gedetineerden geven echter aan dat zij door ervaring of ‘van horen zeggen’ meestal wel weten hoe het transport verloopt. Ook nemen de transportgeleiders initiatief om informatie te verstrekken over de gang van zaken tijdens de rit, bijvoorbeeld over route en duur. Transportgeleiders van de in het kader van dit vervolgonderzoek bezochte unit Nieuwegein zijn positief over de werkwijze van pi Nieuwersluis. Daar worden gedetineerden tevoren geïnformeerd over de voorwaarden bij een transport, zoals het gebruik van veiligheidsmiddelen, en zijn er vrijwel nooit problemen omdat gedetineerden tevoren weten waar zij aan toe zijn. Conclusie Tijdens de uitvoering van het vervolgonderzoek blijken, op een enkele uitzondering na, justitiabelen nog niet stelselmatig te worden geïnformeerd over de gang van zaken tijdens vervoer. Andermaal blijkt wel dat transportgeleiders én gedetineerden het prettig vinden als laatstgenoemden op de hoogte zijn van de gang van zaken tijdens het vervoer, zoals bijvoorbeeld de toepassing van broekstok of handboeien naar een niet beveiligde locatie zoals een ziekenhuis. Inmiddels is, zoals gemeld, een informatiefolder beschikbaar die, voorafgaand aan transporten, aan justitiabelen uitgereikt kan worden. De ISt heeft echter niet meer kunnen vaststellen of dat daadwerkelijk gebeurt. Omdat de ervaring leert dat het proces van informatieverstrekking middels een folder kwetsbaar is doet de ISt hier de suggestie om (beknopte) informatie over de gang van zaken bij vervoer van justitiabelen op te nemen in (een uittreksel van) de huisregels van een pi. Gebleken is dat justitiabelen in het algemeen de huisregels als een belangrijke bron van informatie beschouwen over de praktische gang van zaken tijdens detentie.
Gedetineerdenvervoer | Juni 2010 | 17
3.4 Procedure goederenvervoer Aanbeveling 6 Voorzie in een binnen alle inrichtingen van DJI toegepaste procedure met betrekking tot de logistiek van aan gedetineerden toebehorende goederen. Laat hier deel van uitmaken een gedetailleerde en door de gedetineerde geautoriseerde registratie van goederen die hij in de inrichting in bezit heeft. Bevindingen Deze aanbeveling heeft het oogmerk om het aantal aan gedetineerde toebehorende goederen dat bij verplaatsing tussen pi’s zoekraakt te verminderen. Hiervoor wilde DJI een nieuw landelijk dekkend systeem ontwikkelen, het zgn. gedetineerdengoedereninformatiesysteem (GGIS). Door een heroverweging uit oogpunt van bezuinigingen is deze ontwikkeling niet ter hand genomen en onderzoekt DJI of op andere wijze aan de aanbeveling tegemoet kan worden gekomen. Het is de ISt niet duidelijk of dit al tot resultaten heeft geleid. (Zie ook 4.9) Conclusie Uit de interviews met gedetineerden blijkt dat het nog steeds voorkomt dat goederen bij verplaatsing tussen pi’s zoek raken. Vooralsnog is er geen sprake van (de introductie van) andere procedures of systemen die kunnen bijdragen aan een betere beheersing van dit proces. De ISt merkt in dit verband op dat in het oorspronkelijke rapport werd geconstateerd dat de vermissing van goederen met name plaatsvindt in pi’s. Het logistieke proces van DV&O is naar behoren georganiseerd.
3.5 Luchten Aanbeveling 7 Bewerkstellig dat aan gedetineerden voor, tijdens of na een (langdurige) vervoersbeweging de gelegenheid wordt geboden om geruime tijd in de buitenlucht te verkeren. Bevindingen Wederom verwijst DJI naar de folder. Hierin is aangegeven dat vanwege het transport het luchten geen doorgang kan vinden maar dat dit in de pi de volgende dag gecompenseerd kan worden met extra luchttijd (evt. in een luchtkooi).
18 |
Gedetineerdenvervoer | Juni 2010
Justitiabelen geven aan dat er tijdens vervoer door DV&O nooit gelegenheid is om te luchten. Ook voorafgaand aan, of bij terugkeer na transport bieden de pi’s die gelegenheid niet expliciet, tenzij het activiteitenprogramma voor de afdeling van verblijf daarvoor nog ruimte biedt. Justitiabelen ervaren het incidenteel niet kunnen luchten echter niet als een probleem en tonen begrip voor het feit dat daar binnen het activiteitenprogramma van een pi niet altijd ruimte voor is. (Zie ook 4.3) Conclusie DV&O biedt tijdens vervoer geen mogelijkheid tot luchten. In de praktijk blijkt het in een pi niet altijd te lukken om voor of na een transport door DV&O enige tijd verblijf in de buitenlucht aan te bieden. Gedetineerden hebben er echter begrip voor dat het dagelijkse luchten, vanwege hun transport, incidenteel geen doorgang vindt.
Gedetineerdenvervoer | Juni 2010 | 19
4 Aanpak aanbevelingen 2006 aan DV&O
20 |
Gedetineerdenvervoer | Juni 2010
4.1 Spreek- luisterverbinding Aanbeveling 8 Overweeg om vanuit het oogpunt van veiligheid ieder voertuig waarmee het vervoer van gedetineerden plaatsvindt en waarbij geen direct zicht is van de transportgeleiders op de compartimenten waarin de gedetineerden verblijven, uit te rusten met cameratoezicht en een (eenzijdige, vanuit het bestuurderscompartiment te bedienen) spreek-luisterverbinding tussen de verblijfscompartimenten van de gedetineerden en het bestuurderscompartiment. Bevindingen Deze aanbeveling is door DV&O overgenomen. Met uitzondering van de voertuigen die in 2010 worden vervangen zijn alle voertuigen met af te sluiten compartimenten thans voorzien van een spreek- luisterverbinding en cameratoezicht. In de interviews geven DV&O-medewerkers unaniem aan deze voorzieningen te waarderen. Gedetineerden waarderen de mogelijkheid om tijdens het transport gemakkelijk in contact te kunnen komen met de transportgeleiders. Met het cameratoezicht hebben zij minder op omdat zij nu eerder betrapt worden op illegaal roken in het voertuig. Conclusie De aanbeveling is volledig overgenomen en betrokkenen beoordelen nagenoeg alle getroffen voorzieningen als positief.
4.2 Veiligheidsgordels Aanbeveling 9 Overweeg, in combinatie met voorgaande aanbeveling, het aanbrengen van (een bepaalde vorm van) veiligheidsgordels in de voertuigen waarmee gedetineerden vervoerd worden en draag zorg voor een betere informatievoorziening aan de te vervoeren gedetineerden ten aanzien van de noodfaciliteiten en –procedures bij zich voordoende calamiteiten in het voertuig. Bevindingen Naar aanleiding van deze aanbeveling heeft DV&O aan het onderzoeksinsituut TNO opdracht gegeven onderzoek te doen naar het toepassen van veiligheidsvoor-zieningen bij het vervoer van justitiabelen. Het onderzoek leverde geen concrete verbetermaatregelen op maar wel de constatering dat het vervoer relatief veilig is en DV&O ‘heel veel doet om de transportveilig-
Gedetineerdenvervoer | Juni 2010 | 21
heid te waarborgen’. Gezien dit resultaat en de daarmee gemoeid gaande kosten heeft DV&O besloten om niet meer te investeren in het door TNO voorgestelde vervolgonderzoek. Dit impliceert ook dat de beveiligde bussen niet worden voorzien van veiligheidsgordels. In het vervolgonderzoek heeft de ISt geconstateerd dat DV&O de passieve informatievoorziening over veiligheidsvoorzieningen in de transportbus heeft verbeterd door het aanbrengen van pictogrammen. Deze duiden op de locatie van het vluchtluik en de aanwezigheid van een spreek- luisterverbinding en intercom in het beveiligde compartiment. Desgewenst wordt aan gedetineerden uitgelegd hoe deze voorzieningen toegepast (moeten) worden. Conclusie DV&O heeft serieus werk gemaakt van de aanbeveling door te onderzoeken of de materiële veiligheidsvoorzieningen voor justitiabelen tijdens vervoer verbeterd kunnen worden. Op grond van de resultaten heeft zij een afweging gemaakt en is een helder besluit genomen het huidige voorzieningenniveau niet te wijzigen. De informatievoorziening aan justitiabelen omtrent de veiligheidsvoorzieningen in het voertuig is -letterlijk- zichtbaar verbeterd.
4.3 Reistijd Aanbeveling 10 Ga na in hoeverre het mogelijk is om (het systeem van) de ritplanning zodanig te wijzigen dat wordt bewerkstelligd dat de (meeste) gedetineerden maximaal één dagdeel worden vervoerd en aldus een kortere reistijd ervaren en de gelegenheid hebben om in de inrichting van herkomst of aankomst aanspraak te maken op hun rechtens toekomende voorzieningen zoals een (warme) maaltijd en luchten. Bevindingen In de tweede helft van 2009 is door DV&O nieuwe software in gebruik genomen voor de ondersteuning van het toegepaste planningssysteem. Dit was ondermeer nodig vanwege wijzigingen in de personele inzet. Dit alles met het oogmerk om efficiencywinst te boeken. De eerste ervaringen wijzen er op dat er een lichte verbetering waarneembaar is in de aansluiting van ritten waardoor gedetineerden minder lang ‘onderweg zijn’. De IStinspecteurs bezochten in dit verband ook de afdeling logistiek van DV&O in Assen en maakten kennis met de hectiek en complexiteit rond de planning van het dagelijks vervoer van justitiabelen.
22 |
Gedetineerdenvervoer | Juni 2010
De justitiabelen die werden geïnterviewd over de duur van een transport door DV&O gaven incidenteel aan dat een rit hen onlogisch voorkomt maar ervoeren dit in het algemeen niet als storend. Eenmaal terug in de pi van herkomst informeren inrichtingsmedewerkers bij gedetineerden meestal nog naar de behoefte aan een maaltijd. De pi’s treffen geen voorzieningen om de luchtactiviteit alsnog aan te bieden als het transport tijdens het vastgestelde luchtmoment plaatsvindt. Justitiabelen ervaren dit niet als een bezwaar en vinden het wel prettig om in plaats van het dagelijkse luchten eens op transport te zijn omdat dit ‘de dagelijkse sleur doorbreekt’. De geïnterviewde DV&O medewerkers zeggen dat de doelmatigheid van de ritplanning de afgelopen jaren is toegenomen en onlogische routes minder vaak voorkomen. Conclusie De ISt heeft binnen de DV&O duidelijk inspanningen waargenomen om de afstemming van de ritplanning te verbeteren en is van mening dat er, mede dankzij een heldere toelichting op de randvoorwaarden en werking van het toegepaste logistieke systeem, binnen de huidige werkwijze sprake is van een zo goed mogelijke afstemming van de inzet van mensen en middelen.
4.4 Beperkingen Aanbeveling 11 Bewerkstellig betere waarborgen in de toepassing van door de rechtercommissaris opgelegde beperkingen bij het vervoer van gedetineerden. Bevindingen DJI verwijst in eerdergenoemde nota aan de bewindslieden naar het gebruik van checklist en informatiefolder. Tijdens het vervolgonderzoek werden deze, zoals gemeld, nog niet gebruikt. Toch zijn er wel wijzigingen ten opzichte van eerder constateringen. Door het gebruik van andere, gemodificeerde voertuigen is de compartimentering zodanig dat er minder gemakkelijk (visueel) contact is tussen de compartimenten in de bus. Uitgangspunt voor de transportgeleiders is om gedetineerden met beperkingen individueel in het voorste compartiment te plaatsen. Voorwaarde is dan wel dat zij op de hoogte zijn van deze beperkingen en dat is niet altijd het geval omdat de aanvragende pi of gerechtelijke instantie dat dan niet heeft vermeld op de vervoersaanvraag. Het aantal incidenten waarbij er geen afscherming is van justitiabelen met beperkingen lijkt ten opzichte van eerdere constateringen wel af te nemen. (Zie ook 3.2)
Gedetineerdenvervoer | Juni 2010 | 23
Conclusie Hoewel de voorgenomen informatieoverdracht nog niet was geëffectueerd constateert de ISt dat er door het gebruik van andere middelen een lichte verbetering is in de toepassing van beperkingen tijdens vervoer. Desalniettemin komt het nog voor dat er incidenteel sprake is van onvoldoende afscherming. Gebrekkige informatieoverdracht door de opdrachtgever van het transport is dan vaak de oorzaak.
4.5 Geweldstoepassing Aanbeveling 12 Instrueer de DV&O medewerkers zodanig dat na geweldstoepassing door hen jegens een gedetineerde altijd schriftelijk rapport wordt opgemaakt en in overleg met hun leidinggevende altijd wordt overwogen om een arts te betrekken bij de beoordeling van de gevolgen van deze geweldstoepassing. Bevindingen Volgens DJI wordt, índien er geweld is toegepast, dit gemeld en een arts ingeschakeld. Ook wordt een bijzondere melding gemaakt. De noodzaak voor transportgeleiders om geweld toe te passen komt in de praktijk weinig voor. De praktijk is dat bij onverhoopte geweldstoepassing door de transportgeleiders zij dit als bijzonderheid op de transportorder en aan hun leidinggevende melden. Hierbij is niet altijd sprake van het inschakelen van een arts om eventueel letsel te beoordelen. Indien dit naar het oordeel van de betrokken transportgeleiders zinvol is schakelen zij een medewerker van de medische dienst van een pi in om eventueel letsel te beoordelen. In voorkomend geval kan dit ook een arts zijn. Conclusie Anders dan DJI stelt is het bij geweldstoepassing door DV&O geen standaardprocedure om een arts in te schakelen om eventueel letstel te beoordelen. Het is primair aan de DV&O-medewerkers om een afweging te maken om, al dan niet in overleg met hun leidinggevende, een medisch deskundige te raadplegen. Daarmee wordt de strekking van de eerdere aanbeveling om bij geweldstoepassing altijd te overwegen om, in overleg met een leidinggevende, een arts eventueel letsel te laten beoordelen, in de praktijk niet toegepast.
24 |
Gedetineerdenvervoer | Juni 2010
4.6 Opleiding Aanbevelingen 13 Bewerkstellig dat de deelname aan zogenaamde BTO-dagen door transportgeleiders niet wordt doorkruist door een andere prioritering van de personeelsinzet. Borg in dit verband dat per (executief ) medewerker op jaarbasis aan tenminste 10 BTO-dagen wordt deelgenomen. Bewaak hierbij de doelmatigheid vanuit het oogpunt dat de inhoud en het rendement van een BTO-dag zo min mogelijk worden beïnvloed door de reisduur van de deelnemers. 14 (Her)introduceer de verplichting voor elke bestuurder van een DV&O- voertuig om een aanvullende rijopleiding te volgen die leidt tot vergroting van het inzicht in de risico’s van het collectieve personenvervoer en tot een betere beheersing van het voertuig. Bevindingen Het opleidingsbeleid van DV&O is aangepast. Jaarlijks hebben de transportgeleiders verspreid over het jaar zes onderhoudstrainingsdagen waarbij telkens een relevant aspect van het werk wordt uitgediept, geoefend en getoetst. Deelname is verplicht en gepland. Prioritering van andere werkzaamheden is niet meer aan de orde. Het aanbod van trainingen is gevarieerd en praktisch van aard en de trainingen zijn veelal op een redelijk bereisbare afstand van de standplaats. De toets is niet vrijblijvend maar vereist en onderdeel van de jaarlijkse functioneringscyclus. De transportgeleiders en hun leidinggevenden waarderen deze (nieuwe) opzet positief. DV&O heeft in samenwerking met de Nederlandse Politie Academie een tweedaagse rijopleiding ontwikkeld die structureel onderdeel is van het opleidingenaanbod. Het is de bedoeling dat de opleiding tweejaarlijks wordt gevolgd. Ten tijde van het vervolgonderzoek was de ervaring van transportgeleiders met de opleiding nog gering. Zie in dit verband ook aanbeveling 15. Conclusie DV&O besteedt (weer) structureel aandacht aan de rijvaardigheid van transportgeleiders. Door een andere opzet heeft DV&O het rendement van opleidingsinspanningen voor transportgeleiders aanmerkelijk verbeterd; hiervoor bestaat binnen de organisatie waardering.
Gedetineerdenvervoer | Juni 2010 | 25
4.7 Rijstijl Aanbeveling 15 Controleer een beheerste rijstijl van de bestuurders van DV&O voertuigen; overweeg daarbij om de snelheidsbegrenzing neerwaarts aan te passen. Bevindingen DV&O heeft de functie van inspecteur ingesteld. De functionaris ziet onder andere toe op het rijgedrag van medewerkers in DV&O-voertuigen en behandelt klachten van medeweggebruikers over het rijgedrag van DV&O-voertuigen. De voertuigbewegingen worden centraal door middel van GPS ‘geplot’ en geregistreerd. De afdeling logistiek gebruikt software die GPS en planningsgegevens combineert waardoor (ook historisch) is na te gaan welk voertuig op welk moment en met welke snelheid door welke transportgeleiders wordt of werd gebruikt. Op basis van deze gegevens worden transportgeleiders wel eens geconfronteerd met hun rijgedrag. Overigens betalen bestuurders eventuele verkeersboetes zelf. De ISt had ook inzage in de verslaglegging van een zogenaamde ‘mystery guest’ over zijn ervaringen tijdens zijn transport tussen pi’s. Betrokkene vond zich, afgezet tegen zijn verwachtingen, bovenmatig correct behandeld door de DV&O medewerkers. Deze ervaring sluit deels aan bij die van de geïnterviewde justitiabelen. Deze hebben geen bemerkingen over hun behandeling tijdens transport, maar wel over het rijgedrag van de transportgeleiders. Evenals in het eerdere onderzoek beklagen zij zich over de snelheid en het weggedrag bij het maken van bochten of het passeren van verkeersdrempels. De harde kunststof stoelen in de compartimenten van de bus bieden dan nauwelijks comfort of houvast en door de onmogelijkheid om vanuit het compartiment naar voren te kijken is het ook niet mogelijk om te anticiperen op minder veilige situaties. Conclusie DV&O besteedt actief aandacht aan de controle van het rijgedrag maar dit heeft er nog niet toe geleid dat justitiabelen tevreden zijn over het rijgedrag van bestuurders. Vrijwel alle geïnterviewde justitiabelen zijn van mening dat de bestuurders meer rekening zouden moeten houden met de gevolgen van hun rijgedrag voor de passagiers in de bus.
26 |
Gedetineerdenvervoer | Juni 2010
4.8 Calamiteiten Aanbeveling 16 Maak een risicoanalyse van de optionele risico’s tijdens het vervoer van gedetineerden en formuleer op basis van deze analyse calamiteitenscenario’s waarmee een (voorspelbaar) handelingspatroon van bij de calamiteit betrokken medewerkers en overige hulpverleningsdiensten kan worden gerealiseerd. Bevindingen Door DV&O zijn calamiteitenscenario’s opgesteld. Deze scenario’s zijn omgezet in een handzaam pakket incidentkaarten met daarin aanwijzingen over ‘hoe te handelen bij’. Iedere bus is voorzien van zo’n pakket instructiekaarten. De transportgeleiders zijn te spreken over de vorm en inhoud van de instructies en participeren in de samenstelling daarvan; hun praktijkervaring is daarbij mede het vertrekpunt. Daarnaast zijn door DV&O convenanten afgesloten met landelijke hulpdiensten zoals het KLPD en de centrale ambulancevoorziening. Omdat DV&O is aangesloten op het C 2000 netwerk van politie en andere hulpverleningsdiensten is er snel onderling contact. Een beperkt aantal incidenten heeft volgens DV&O doen blijken van goede afstemming en snelle, adequate assistentie. Naast genoemde maatregelen oefent men tijdens de onderhoudstrainingen actief in het optreden bij calamiteiten zoals brand in een voertuig of het overplaatsen van justitiabelen in een ander voertuig. Ook hier hebben de transportgeleiders inbreng in de vorm en inhoud van de trainingen die grotendeels zijn gebaseerd op hun praktijkervaring en wordt aangevuld met de kennis van professionele instructeurs. Conclusie DV&O heeft werk gemaakt van de aanbeveling om te anticiperen op mogelijke risisco’s tijdens het vervoer. Er zijn heldere instructies beschikbaar voor de transportgeleiders die regelmatig oefenen in de toepassing daarvan. In de praktijk blijkt dat landelijk opererende hulpverleningsdiensten in staat zijn om in voorkomend geval snel en adequaat hulp te verlenen.
Gedetineerdenvervoer | Juni 2010 | 27
4.9 Goederenvervoer Aanbevelingen 17 Bewerkstellig dat DV&O-medewerkers de regelgeving met betrekking tot het vervoer van aan gedetineerden toebehorende goederen op een uniforme wijze toepassen; overweeg daarbij of de hoeveelheid goederen die bij overplaatsing van de gedetineerde gelijktijdig kan worden meegenomen kan worden vergroot. 18 Beoordeel -in nauwe samenwerking met deskundige inrichtingsvertegenwoordigers- kritisch de processen bij het (afzonderlijke) vervoer van goederen van gedetineerden en ga na in hoeverre verbeteringen in deze processen zijn door te voeren om de zorgvuldigheid bij en de snelheid van overdracht van deze goederen te vergroten. Bevindingen De eerder aangetroffen praktijk is niet gewijzigd. Uitgangspunt is en blijft om bij verplaatsing van een justitiabele naar een andere locatie niet meer dan één (verhuis)doos privé goederen mee te nemen. Incidenteel nemen de transportgeleiders meer mee dan de toegestane hoeveelheid van één doos. Dit is het geval als een enkele justitiabele wordt vervoerd en er dus voldoende ruimte is om meer dan één doos mee te nemen. DJI geeft aan dat in de informatiefolder de justitiabelen worden geïnformeerd over de beperkte mogelijkheden om goederen mee te nemen. Ten tijde van de uitvoering van het vervolgonderzoek was deze folder nog niet beschikbaar. In de inmiddels beschikbare versie is inderdaad sprake van één doos en ook is aangegeven dat nazending van goederen 10 dagen kan duren. De justitiabelen geven, evenals in het eerdere themaonderzoek, aan dat zij bij vervoer door DV&O incidenteel al hun spullen mogen meenemen maar tevens dat het nog voorkomt dat spullen zoek raken. Het oogmerk van deze aanbeveling was om met name het logistieke proces van goederenoverdracht te verbeteren omdat de ISt constateerde dat nagenoeg iedere inrichting er een eigen werkproces op nahield om goederen van justitiabelen te verzenden. Een betere uniformering en stroomlijning van dit proces zou soelaas kunnen bieden om de goederenoverdracht te versnellen en het zoekraken van goederen meer te voorkomen. DJI geeft aan dat om budgettaire redenen is afgezien van de introductie van een zogenaamd tracking en tracing systeem dat op geautomatiseerde wijze de doelmatige overdracht van goederen zou kunnen ondersteunen.
28 |
Gedetineerdenvervoer | Juni 2010
De ISt begreep van de DV&O-directie dat zij er naar streeft om de logistieke processen te verbeteren. Om die reden overweegt DV&O om het goederentransport tussen pi’s vaker en met kleinere voertuigen uit te voeren zodat de overdracht sneller en doelmatiger gaat. (Zie ook 3.4) Conclusie De praktische werkwijze is door DV&O niet aangepast. Wel kunnen justitiabelen beter geïnformeerd zijn over het vervoer van hun goederen. De feitelijke situatie bij de overdracht van goederen tussen pi’s is (nog) niet gewijzigd. Budgettaire overwegingen spelen hierbij een voorname rol. De ISt is echter van mening dat onder een goede centrale regie ook zonder investeringen in hard- en software nog verbeteringen in het logistieke proces van goederentransport kunnen worden geboekt. De directie van DV&O staat hier kennelijk voor open.
Gedetineerdenvervoer | Juni 2010 | 29
5 Slotbeschouwing
30 |
Gedetineerdenvervoer | Juni 2010
De ISt constateert dat, na aanvankelijke stagnatie, door Justitie, DJI en DV&O serieus werk is gemaakt van de door haar gedane aanbevelingen. Hoewel niet in alle gevallen een verbetering waarneembaar is, is telkenmale wel overwogen een aanbeveling al dan niet ter hand te nemen. De ISt waardeert het dat in de gevallen waarbij een aanbeveling niet heeft geleid tot een concrete aanpak daar een heldere overweging aan ten grondslag ligt. In het vervolgonderzoek heeft met name de DV&O zich doen kennen als een organisatie die, met inachtneming van de budgettaire en andere beperkingen die een overheidsdienst met zich meebrengt, continu streeft naar verbetering van de kwaliteit van haar dienstverlening en bereid is daarin ook daadwerkelijk te investeren. In haar reguliere onderzoeken bij pi’s zal de ISt marginaal toetsen of de werkwijze van DV&O nog aansluit bij de thans aangetroffen bevindingen. Mocht daartoe aanleiding zijn dan is er altijd de mogelijkheid om een nieuw onderzoek in te stellen.
Gedetineerdenvervoer | Juni 2010 | 31
Bijlage 1 Afkortingen
32 |
Gedetineerdenvervoer | Juni 2010
BTo
Basis Teamontwikkeling
Cvt
Commissie van toezicht
DGPJS
Directoraat-Generaal Preventie, Jeugd en Sancties
DJI
Dienst Justitiële Inrichtingen
DV&O
Dienst Vervoer en Ondersteuning
Ggis
Gedetineerden goederen informatiesysteem
ISt
Inspectie voor de Sanctietoepassing
KLPd
Korps Landelijke Politiediensten
Pi
Penitentiaire inrichting
Gedetineerdenvervoer | Juni 2010 | 33
Missie ISt “De ISt ziet toe op de sanctietoepassing met het oog op zichtbare verbetering van de effectiviteit en kwaliteit van de sanctietoepassing. De ISt adviseert de minister van Justitie ten behoeve van borging van behoorlijke sanctietoepassing. De ISt is hierbij onafhankelijk in haar oordeel, transparant in haar werkwijze en professioneel in haar kennis, vaardigheid en houding.”
Dit rapport is een uitgave van: Inspectie voor de Sanctietoepassing Kalvermarkt 53 | 2511 CB Den Haag Postbus 20301 | 2500 EH Den Haag www.inspectiesanctietoepassing.nl © Rijksoverheid | Maart 2009 | Publicatie-nr. 0900 00000
34 |
Gedetineerdenvervoer | Juni 2010