CLAEYS & ENGELS Advocaten Vorstlaan 280 1160 Brussel Tel
+32 2 761 46 00
Fax +32 2 761 47 00
[email protected]
Gebruik van de bedrijfswagen voor privé-doeleinden
www.claeysengels.be www.iuslaboris.com
Wanneer een werkgever een bedrijfswagen ter beschikking stelt van haar werknemers of bedrijfsleiders, staat ze hen meestal ook toe deze bedrijfswagen voor privédoeleinden te gebruiken. Het voordeel dat voortvloeit uit het privégebruik van een bedrijfswagen maakt een voordeel van alle aard uit dat onderworpen is aan belasting en een aan de RSZ te betalen CO2-taks.
I
FISCAALRECHTELIJKE ASPECTEN
1
Voor de verkrijger
Het gebruik van een bedrijfswagen voor privédoeleinden maakt een belastbaar voordeel van alle aard uit in hoofde van de verkrijger. 1.1
Raming van het belastbaar voordeel
Sinds 1 januari 2012, wordt het belastbaar voordeel berekend door een CO2percentage toe te passen op 6/7de van de cataloguswaarde van het voertuig.
6/7 van de cataloguswaarde van het kosteloos ter beschikking gestelde voertuig vermenigvuldigd met een CO2-percentage
Artikel 36 van het Wetboek Inkomstenbelastingen definieert de cataloguswaarde als de catalogusprijs van het voertuig in nieuwe staat bij verkoop aan een particulier, inclusief opties en de werkelijk betaalde belasting over de toegevoegde waarde, zonder rekening te houden met enige korting, vermindering, rabat of restorno. Om de catalogusprijs te bepalen, moet men ook nagaan of de prijs al dan niet gegarandeerd werd door de concessiehouder bij de bestelling van het voertuig. In geval van prijsgarantie, moet de catalogusprijs op het ogenblik van de bestelling gebruikt worden voor de berekening van het belastbaar voordeel.
1 van 12
Bij gebrek aan prijsgarantie, is de catalogusprijs gelijk aan de facturatieprijs van het voertuig in nieuwe staat. Voor praktische voorbeelden van de berekening van de cataloguswaarde (vooral voor de voertuigen ingeschreven in het buitenland, optiepakketten, promotionele acties bij een constructeur, accessoires betaald door de werkgever, enz.) verwijzen we naar de vragen 19 tot 34 van de FAQ van de administratie.1 Teneinde rekening te houden met de periode die is verstreken vanaf de datum van eerste inschrijving van het voertuig bij de Directie Inschrijvingen van Voertuigen moet deze cataloguswaarde vermenigvuldigd worden met een percentage dat is bepaald in de onderstaande tabel: Periode verstreken, sinds de eerste inschrijving van het voertuig (een begonnen maand telt voor een volledige maand) Van 0 tot 12 maanden Van 13 tot 24 maanden Van 25 tot 36 maanden Van 37 tot 48 maanden Van 49 tot 60 maanden Vanaf 61 maanden
Bij de berekening van het voordeel in aanmerking te nemen percentage van de cataloguswaarde 100 % 94 % 88 % 82 % 76 % 70 %
Het CO2-basispercentage bedraagt 5,5 % voor een uitstoot van: - 112 g/km voor voertuigen met een benzine-, LPG- of aardgasmotor; - 93 g/km voor voertuigen met dieselmotor. Deze bedragen zullen via een koninklijk besluit aangepast kunnen worden, in functie van de gemiddelde CO2-uitstoot van nieuw ingeschreven voertuigen over een periode van 12 opeenvolgende maanden die eindigt op 30 september van het jaar voorafgaand aan het belastbaar tijdperk ten opzichte van de gemiddelde CO2-uitstoot van het referentiejaar 2011. Wanneer de CO2-uitstoot van het betrokken voertuig hoger ligt dan de voormelde bedragen (112 of 93 g/km), wordt het basispercentage (5,5 %) met 0,1 pct. per CO2-gram vermeerderd, tot maximaal 18 pct. Indien de CO2-uitstoot echter lager ligt dan deze bedragen (112 of 93 g/km), wordt het basispercentage (5,5 %) met 0,1 pct. per CO2-gram verminderd, tot minimaal 4 pct. Dit minimum is dus in ieder geval van toepassing voor
1
http://www.minfin.fgov.be/portail2/nl/downloads/current/2012-10-01-voordeel-van-alle-aardbedrijfswagens.pdf.
2 van 12
voertuigen die 0 gram CO2 per kilometer uitstoten, zoals elektrische voertuigen. Voor de voertuigen waarvoor geen gegevens met betrekking tot de CO2uitstootgehaltes beschikbaar zijn, zullen de percentages van 205 g/km (benzine, LPG of aardgasmotor) en 195 g/km (diesel) van toepassing zijn. Het berekende voordeel mag nooit minder bedragen dan 820,00 EUR per jaar (te indexeren bedrag; 1.250 EUR voor het inkomstenjaar 2014). Voorbeeld 1: Een werknemer heeft een nieuwe bedrijfswagen Audi A6 (eerste periode van 12 maanden) met een dieselmotor en een CO2-uitstoot van 129 gr/ kilometer en waarvan de cataloguswaarde 37.700,00 EUR bedraagt. De CO2 coëfficiënt is gelijk aan: 5,5 % + [(129 - 93) x 0,1] = 9,1%. Het jaarlijks voordeel van alle aard: (37.700 x 6/7) x 9,1% = 2.940,60 EUR. Voorbeeld 2: Een werknemer heeft een bedrijfswagen Audi A6 met een dieselmotor en een CO2-uitstoot van 129 gr/kilometer en waarvan de cataloguswaarde 37.700,00 EUR bedraagt. Het voertuig is sinds 50 maanden ingeschreven bij de DIV. De CO2 coëfficiënt is gelijk aan: 5,5% + [(129 - 93) x 0,1] = 9,1%. Het jaarlijks voordeel van alle aard: [(37.700 x 76%) x 6/7] x 9,1% = 2.234,86 EUR. 1.2
Vermindering van het belastbaar voordeel
Het belastbaar voordeel wordt verminderd ten belope van de persoonlijke bijdrage van de werknemer in de kosten van de bedrijfswagen. Op dit punt verduidelijkt de FAQ van de administratie "dat het fundamenteel is dat die eigen bijdrage een tussenkomst van de werknemer/bedrijfsleider betreft in iets (in casu een voertuig) dat hem door de werkgever/onderneming ter beschikking wodt gesteld"2.
2
http://www.minfin.fgov.be/portail2/nl/downloads/current/2012-10-01-voordeel-van-alle-aardbedrijfswagens.pdf.
3 van 12
Voortaan zullen uitsluitend de betaling van kosten die deel uitmaken of bijdragen tot de vasstelling van de cataloguswaarde inbegrepen zijn in de eigen bijdrage. Wanneer een werknemer of bedrijfsleider de kosten voor opties zelf gedragen heeft, zal deze bijdrage in mindering worden gebracht van het belastbaar voordeel (zoals bepaald door de hierboven vermelde regels) voor zover deze opties de cataloguswaarde vermeerderd hebben. Indien een eenmalige bijdrage wordt betaald, dan mag de werknemer of de bedrijfleider deze bijdrage slechts één keer aftrekken in het jaar van de betaling en mag deze bijdrage niet over verschillende jaren worden gespreid. Voorbeeld 1: Een werknemer beschikt over een nieuwe bedrijfswagen BMW serie 5 met een dieselmotor en een CO2-uitstoot van 125 gr/kilometer en waarvan de cataloguswaarde 40.900,00 EUR bedraagt. Het voordeel van alle aard bedraagt dan 3.049,97 EUR3. Indien de werknemer voor dit voordeel een bijdrage levert van 3.049,97 EUR per jaar (of 254,16 EUR per maand), dan zal hij niet worden belast op dit voordeel van alle aard. Voorbeeld 2: Een werknemer beschikt van dezelfde BMW serie 5 maar wenst aan het model enkele opties toe te voegen. Hij betaalt in één keer het bedrag van de aanvullende opties voor een bedrag van 5.000,00 EUR. De cataloguswaarde is 45.900,00 EUR (cataloguswaarde inbegrepen de opties om aftrekbaar te zijn). Het voordeel van alle aard voor het voertuig bedraagt 3.422,83 EUR4. De eigen bijdrage is aftrekbaar en is bovendien ook hoger dan het belastbaar voordeel. Hij zal op dit voordeel van alle aard niet worden belast. Aangezien het een eenmalige bijdrage betreft, mag het restbedrag niet worden overdragen naar de volgende jaren De persoonlijke bijdrage van de werknemer kan verschillende vormen aannemen. Gewoonlijk doet de werkgever een inhouding op het nettoloon van de werknemer of maakt hij een factuur op voor het privégebruik van het voertuig. 3 4
[5,5% + [(125 - 93) x 0,1]] x 40.900,00 x 6/7 = 3.049,97 EUR [5,5% + [(125 - 93) x 0.1]] x 45.900,00 x 6/7 = 3.422,83 EUR
4 van 12
De benzinekosten betaald door de werknemer mogen beschouwd worden als een eigen bijdrage die in mindering mag worden gebracht van het belastbaar voordeel. Dit geldt echter enkel indien de werknemer beschikt over een tankkaart die samen met de bedrijfswagen ter beschikking is gesteld. Mogen daarentegen niet in mindering worden gebracht: kosten voor carwash, tolkosten in het buitenland, een verzekering gesloten door de bestuurder voor het privégebruik, enz. Voor praktische voorbeelden van de kosten die al dan niet aangemerkt kunnen worden als eigen bijdrage verwijzen wij naar de vragen n° 44 tot 55 van de FAQ5. 1.3
Aftrek woon-werkverkeer
De belastingplichtige aan wie een bedrijfswagen ter beschikking wordt gesteld kan er voor kiezen om de kosten van het woon-werkverkeer als (werkelijke) beroepskosten af te trekken. Het bedrag van de werkelijke beroepskost bedraagt slechts 0,15 EUR per kilometer6. Deze situatie is enkel van toepassing op werknemers of bedrijfsleiders die geen gebruik maken van de forfaitaire aftrek van beroepskosten. De kosten die worden afgetrokken voor de verplaatsingen tussen de woonplaats en de werkplaats mogen nooit hoger zijn dan het bedrag van het voordeel van alle aard (dit laatste eventueel verhoogd met de eigen bijdrage van de werknemer). Indien de belastingplichtige kiest voor de aftrek van forfaitaire beroepskosten, dan zal het belastbaar voordeel van alle aard dat volgt uit de ter beschikkingstelling van de bedrijfswagen kunnen worden verminderd met 380,00 EUR per jaar7. Om van deze vermindering te kunnen genieten is het van belang dat het voordeel op een correcte manier werd aangegeven op de fiscale fiche 281.10 (zie hierna). 1.4
Aangifte van het belastbaar voordeel
Het voordeel van alle aard ingevolge het privégebruik van de bedrijfswagen moet worden vermeld op de fiscale fiche 281.10 (werknemer) of 281.20 (bedrijfsleider). Indien geen fiscale fiche worden opgemaakt, dan riskeert de werkgever een aanslag geheime commissielonen van 300%, te vermeerderen met een aanvullende crisisbijdrage van 3% (of 309% in het totaal).
5
http://www.minfin.fgov.be/portail2/nl/downloads/current/2012-10-01-voordeel-van-alle-aardbedrijfswagens.pdf. 6 Artikel 66, §4 WIB 1992. 7 Bedrag voor aanslagjaar 2015 (inkomstenjaar 2014)
5 van 12
Om op correcte wijze de fiscale fiche 281.10 in te vullen (werknemer), moet er een onderscheid worden gemaakt al naargelang het voertuig: -
ofwel uitsluitend voor de "eigenlijke" privéverplaatsingen (in de vrije tijd) wordt gebruikt Het voordeel moet voor het volledig bedrag worden vermeld in het vak 9, rubriek c) "Voordelen van alle aard".
-
ofwel uitsluitend voor woon-werkverplaatsingen wordt gebruikt Het voordeel moet voor het volledig bedrag worden vermeld in het vak 17 "Bijdragen in de reiskosten", rubriek c) "Ander vervoersmiddel".
-
ofwel gemengd wordt gebruikt (voor eigenlijke privéverplaatsingen en voor de woon-werkverplaatsingen) In dit geval moet het voordeel als volgt worden vermeld op de fiche 281.10: maximaal 380,00 EUR (aanslagjaar 2015 - inkomsten 2014) in vak 17 "Bijdragen in de reiskosten", rubriek c) "Ander vervoermiddel"; het verschil tussen het bedrag van 380,00 EUR en het gewaardeerd voordeel van alle aard in het vak 9, rubriek c "Voordelen van alle aard".
Op de individuele fiscale fiche 281.20 (bedrijfsleiders), moet het voordeel van alle aard worden vermeld in het vak 9, rubriek c) "Voordelen van alle aard".
2
Voor de werkgever
Voor de fiscale behandeling in hoofde van de werkgever moet er een onderscheid gemaakt worden tussen de kilometers die worden afgelegd voor rekening van de werkgever en de kilometers die voor privédoeleinden worden afgelegd. Tevens moet er in hoofde van de werkgever rekening worden gehouden met een bijkomende verworpen uitgave alsook met een solidariteitsbijdrage. 2.1
Gebruik voor rekening van de werkgever
Alle kosten die verband houden met het gebruik van het voertuig voor rekening van de werkgever zijn aftrekbaar voor de werkgever. De aftrek is
6 van 12
beperkt tot een bepaald percentage dat varieert naargelang de CO2-uitstoot van de wagen8. Sinds 1 januari 2010 gelden de volgende percentages: CO2-uitstoot (in gram CO2 per km.) Diesel Benzine tot 60 tot 60 > 60 tot 105 > 60 tot 105 > 105 tot 115 > 105 tot 125 > 115 tot 145 > 125 tot 155 > 145 tot 170 > 155 tot 180 > 170 tot 195 > 180 tot 205 > 195 (of onbekend) > 205 (of onbekend)
Aftrekpercentage 100% 90% 80% 75% 70% 60% 50%
Voor voertuigen die een uitstoot hebben van 0 gram CO2 per kilometer (bijv. elektrische wagens) bedraagt het aftrekpercentage 120%. Voor auto’s waarvoor er geen officiële emissiecijfers beschikbaar zijn, is het laagste aftrekpercentage van 50% van toepassing. Die regel is van belang voor oudere auto’s, maar ook voor auto’s die ingevoerd zijn van buiten de EU en van een type waarvoor geen officiële Europese technische specificaties bekend zijn. Deze aftrekpercentages gelden enkel voor werkgevers-vennootschappen. Voor zelfstandigen, vrije beroepers, e.d.m. geldt in alle gevallen een aftrekbeperking van 75%. Let op: sinds 1 januari 2010 is de aftrek van de brandstofkosten beperkt tot 75% (zowel voor werkgevers-vennootschappen, als voor zelfstandigen, vrije beroepers, e.d.m.). De financieringskosten en mobilofoonkosten blijven in alle gevallen aftrekbaar ten belope van 100%. 2.2.
Privégebruik
De kosten van het ter beschikking gestelde voertuig die verband houden met het privé- gebruik zijn integraal aftrekbaar als bezoldiging. Om van deze aftrek te kunnen genieten, is het noodzakelijk het voordeel van alle aard te vermelden op de fiscale fiche 281.10 of 281.20. 2.3.
"Bijkomende" verworpen uitgave
Bij de nieuwe berekening van het voordeel van alle aard voor de ter beschikkingstelling van de bedrijfswagen heeft de wetgever de wens gehad om 8
Artikel 198bis WIB 1992.
7 van 12
de belastingdruk op de bedrijfswagen te spreiden tussen zowel de gebruiker van het voertuig als de werkgever. Om die reden wordt het voordeel van alle aard beperkt tot 6/7de. In hoofde van de werkgever kwalificeert dan 1/7de van het voordeel als een verworpen uitgave, onderworpen aan de vennootschapsbelasting. Dit deel komt overeen met 17% van het voordeel van alle aard. Deze 17% moet steeds berekend worden op het voordeel van alle aard. 2.4.
Solidariteitsbijdrage
De solidariteitsbijdrage wordt berekend in functie van de CO2-uitstoot van het voertuig en is verschuldigd in geval van een persoonlijk gebruik door de werknemer van het door de werkgever ter beschikking gesteld voertuig. Deze solidariteitsbijdrage mag op fiscaal vlak worden aangemerkt als een wettelijk verschuldigde sociale last en is bijgevolg niet onderworpen aan de aftrekbeperkingen die van toepassing zijn op autokosten9.
3
BTW
De BTW op de ter beschikkingstelling van bedrijfswagens werd grondig aangepast. Wanneer de werkgever aan zijn bedrijfsleiders of aan zijn personeelsleden een bedrijfswagen voor privédoeleinden of, meer algemeen, voor andere doeleinden dan deze van de economische activiteit van de vennootschapwerkgever ter beschikking stelt, maakt dit in overeenstemming met artikel 18 van het Wetboek van de BTW een dienst uit die principieel aan BTW is onderworpen. De BTW is niet langer verschuldigd op het voordeel van alle aard, dat berekend wordt op het privégebruik. De maatstaf van heffing is voortaan de aankoopprijs of huurprijs van het voertuig. Voor de voertuigen die zowel voor privé- als voor professionele doeleinden gebruikt worden (gemengd gebruik) moet de aftrekbare BTW worden bepaald in functie van het percentage van het beroepsmatige gebruik van de bedrijfswagen.
9
V.& A. Kamer 2007-2008, nr. 52-011 van 3 maart 2008, p. 1.609.
8 van 12
Volgens de recente beslissing van de BTW administratie nr. E.T. 119.650/3 van 11 december 2012, moet het percentage van de aftrekbare BTW worden bepaald op basis van één van de 3 volgende methodes: -
Methode 1: de aftrekbare BTW wordt per vervoermiddel bepaald op basis van de werkelijke beroepskilometers. Deze gaat uit van volgende formule: "% aftrekbaar = [(Totaal aantal km’s - afstand woonwerk10 x 2 - privé km’s) x 100] / Totaal aantal km’s"
-
Methode 2: de werkgever maakt gebruik van de volgende formule: "% privé = [(afstand woonwerk x 2 x 200 + 6.000) x 100] / totale afstand"
-
Methode 3: de aftrekbare BTW kan forfaitair worden vastgesteld op 35%11.
De werkgever mag methode 1 combineren met methode 2. Dit betekent dat hij per voertuig de keuze mag maken om ofwel methode 1 ofwel methode 2 toe te passen. Deze keuze geldt per (lopend) kalenderjaar. Methode 3 is niet combineerbaar met een andere methode. Zij geldt voor alle wagens en moet worden toegepast voor een periode van minstens drie jaar. Het aftrekbare BTW percentage zoals bepaald volgens één van de hiervoor vernoemde methoden moet worden toegepast op de BTW geheven op alle kosten die verband houden met het ter beschikking gestelde voertuig, o.a.: -
de aankoop en de huur van een voertuig de aankoop van brandstof de uitgaven voor herstelling en onderhoud de aankoop van toebehoren
In ieder geval, kan de aftrek nooit meer bedragen dan 50 %, ook al zou het beroepsmatige gebruik hoger zijn dan 50%.
10
Afstand woon-werk = de reële afstand van de woonplaats tot de werkplaats in kilometer. Ingevolge Beslissing E.T. 119.650/4 van 9 september 2013 die van toepassing is vanaf 1 januari 2012. De oorspronkelijke Beslissing E.T. 119.650/3 van 11 december 2012 ging uit van een autopark van minimaal 4 wagens. 11
9 van 12
II
SOCIALE ZEKERHEIDSRECHTELIJKE ASPECTEN
1
Solidariteitsbijdrage gebaseerd op CO2-uitstootgehalte
Op het privégebruik van bedrijfswagen wordt een solidariteitsbijdrage toegepast. De solidariteitsbijdrage wordt berekend op grond van het CO2-uitstootgehalte van de bedrijfswagen. De solidariteitsbijdrage, die minstens 25,10 EUR12 per maand bedraagt, wordt berekend volgens onderstaande formule: -
voor benzinevoertuigen: [(CO2-gehalte x 9,00 EUR) – 768,00 EUR] / 12 voor dieselvoertuigen: [(CO2-gehalte x 9,00 EUR) – 600,00 EUR] / 12 voor LPG-voertuigen: [(CO2-gehalte x 9,00 EUR) – 990,00 EUR] / 12 voor voertuigen met elektrische aandrijving: 25,10 EUR/maand13
Het bedrag van de solidariteitsbijdrage wordt jaarlijks op 1 januari geïndexeerd. Voor het jaar 2014, is de indexatiecoëfficiënt gelijk aan 1,2048. Zo zal bijvoorbeeld bij een benzinewagen met een CO2-uitstootgehalte van 150 gr/km een maandelijkse solidariteitsbijdrage van 58,43 EUR verschuldigd zijn, als volgt berekend: [(150,00 EUR x 9,00 EUR) – 768,00 EUR] / 12 x 1,2048. Voor voertuigen waarvoor het CO2-uitstootgehalte niet gekend is geldt een CO2-uitstootgehalte van 182 (benzine) of 165 (diesel). Het betreft hier meestal oudere wagens waarvoor destijds geen CO2-gegevens werden vastgelegd.
2
Voor welke bedrijfswagens?
1.De solidariteitsbijdrage is enkel verschuldigd indien de bedrijfswagen ook voor andere dan beroepsdoeleinden is bestemd1415. Hieronder worden zowel woonwerkverkeer door de werknemer als zuivere privéverplaatsingen bedoeld. 12
Bedrag geïndexeerd voor 2014, basisbedrag gelijk aan 20,83 EUR. Wij wensen er op te wijzen dat ingeval van niet-betaling van de CO2 bijdrage de sanctie enorm zwaar kan uitvallen. Immers, naast de toepassing van andere burgerrechtelijke sancties en strafrechtelijke bepalingen, is de werkgever een forfaitaire vergoeding verschuldigd indien het bewezen is dat hij één of meerdere wagens die onderworpen waren aan de solidariteitsbijdrage niet aangegeven heeft, of indien hij één of meerdere foutieve aangiften ingediend heeft met het oog op het omzeilen van de betaling van de bijdrage of een deel ervan. Het bedrag van deze forfaitaire vergoeding is gelijk aan het dubbele van de ontdoken bijdragen. De RSZ heeft evenwel de mogelijkheid om in uitzonderlijke omstandigheden het bedrag van deze forfaitaire vergoeding te verminderen.
13
10 van 12
De bedoelde hypothesis is deze waarin de werkgever de bedrijfswagen rechtstreeks of onrechtstreeks ter beschikking stelt van de werknemer. Dit betekent dat ook de terbeschikkingstelling van een wagen door een leasingmaatschappij, die terugbetaald wordt door de werkgever onder het toepassingsgebied van deze bepalingen valt. De bedrijfswagenmoet een voertuig zijn dat behoort tot de zogenaamde categorieën M1 of N1. De categorie M1 omvat de personenauto’s, auto’s voor dubbel gebruik en minibussen. Tot de categorie N1 behoren de auto’s voor dubbel gebruik ingericht voor het vervoer van goederen, de trekkers en de lichte vrachtauto’s met een maximale massa van 3.500 kg. 2.In haar "Richtlijnen" maakt de RSZ een onderscheid tussen gewone voertuigen en utilitaire voertuigen ( wat de fiscus kwalificeert als lichte vrachtwagens). Als de werknemer enkel een utilitair voertuig gebruikt voor zijn woonwerkverkeer (zonder ander privégebruik) is de CO2-solidariteitsbijdrage niet verschuldigd. Bij gewone voertuigen worden de verplaatsingen die de werknemer uitvoert met een gewoon voertuig om zich van zijn woonplaats naar een werkplaats, die niet zijn vaste werkplaats is, te begeven, niet beschouwd als woonwerkverkeer. Een vaste werkplaats voldoet aan de volgende twee voorwaarden: -
-
het gaat om een plaats waar de werknemer effectief prestaties van enige omvang verricht (zijn eigen onderneming, een werf, een klant ...); het voertuig wordt ten minste 40 dagen per jaar gebruikt om zich naar dezelfde plaats te begeven, wat geen opeenvolgende dagen hoeven te zijn. Van zodra men 40 dagen bereikt heeft op één plaats, is de solidariteitsbijdrage verschuldigd voor het hele jaar.
Als er geen vaste werkplaats is en geen ander privégebruik van het voertuig, dan is er geen solidariteitsbijdrage verschuldigd. Als er privégebruik is, dan is de solidariteitsbijdrage in elk geval verschuldigd.
14
In haar "Richtlijnen" spreekt de RSZ over "gebruik ander dan louter professioneel". De RSZ verduidelijkt tevens in haar "Onderrichtingen" dat de CO2-bijdrage eveneens verschuldigd is voor het collectief vervoer van werknemers, tenzij mits voldaan is aan bepaalde strikte voorwaarden.
15
11 van 12
3.In haar "Richtlijnen" neemt de RSZ daarentegen een erg strikt standpunt in wat betreft de mogelijkheden voor de werkgever om te bewijzen dat er geen gebruik "anders dan louter professioneel" was. De RSZ verduidelijkt vervolgens in haar "Richtlijnen" dat de CO2-bijdrage verschuldigd is voor elke maand waarin het voertuig ter beschikking is gesteld van een werknemer en dit zelfs indien de werknemer het voertuig gedurende een deel van de maand niet gebruikt heeft. Wanneer de werknemer van voertuig verandert in de loop van een maand, zal het meest gebruikte voertuig in rekening gebracht worden. Als de werknemer meerdere bedrijfswagens gebruikt zonder dat het om een vervanging gaat, dan is de bijdrage verschuldigd voor elke gebruikte wagen.
3
En wat als de werknemer betaalt voor het privégebruik van de bedrijfswagen?
De solidariteitsbijdrage zal eveneens verschuldigd zijn, ongeacht of de werknemer zelf al dan niet een financiële bijdrage levert in de financiering of het gebruik van de wagen. Het feit dat de werknemer betaalt voor het gebruik van de wagen, heeft geen effect op het niveau van de sociale zekerheid.
Claeys & Engels September 2014 www.claeysengels.be
Dit document is bestemd om algemene informatie te geven over de fiscale en sociale zekerheidsrechtelijke aspecten van het behandelde onderwerp. Vanzelfsprekend waken wij over de betrouwbaarheid van deze informatie. Dit document bevat echter geen juridische analyse of advies en kan in geen geval de aansprakelijkheid van Claeys & Engels in het gedrang brengen.
12 van 12