Gebruik van beveiligingsmiddelen in 1997
Ing. J.A.G. Mulder
Gebruik van beveiligingsmiddelen in 1997 Gordels, kinderzitjes en hoofdsteunen in personenauto's en gordels in bestelauto's
R-97-32 Ing. J.A.G. Mulder Leidschendam, 1997 Stichting Wetenschappelijk Onderzoek Verkeersveiligheid SWOV
Documentbeschrijving
Rapportnummer:
Titel: Ondertitel:
R-97-32 Gebruik van beveiligingsmiddelen in 1997 Gordels, kinderzitjes en hoofdsteunen in personenauto's en gordels in bestelauto's
Auteur(s):
Ing. J.A.G. Mulder
Onderzoeksmanager:
Mr. P. Wesemann
Projectnummer SWOV:
51.109
Proj ectcode opdrachtgever:
BPVL 97.907 De inhoud van dit rapport berust op gegevens die zijn verkregen in het kader van een project, dat is uitgevoerd in opdracht van de Hoofdafcleling Basisgegevens van de Adviesdienst Verkeer en Vervoer van Rijkswaterstaat.
Opdrachtgever:
Trefivoord(en): Projectinhoud:
Safety belt, use, seat (veh), vehicle occupant, driver, data acquisition, head rest, adjustment, child, car, delivery vehicle, Netherlands. Dit rapport beschrijft de resultaten van een onderzoek naar de lande-
lijke ontwikkeling in het gebruik van beveiligingsmiddelen in personenauto's en bestelauto's. Het onderzoek maakt deel uit van een reeks die in 1968 is gestart. Aanvankelijk was het onderzoek alleen gericht op personenauto's en op het gebruik van gordels voorin. Sinds 1989 zijn daarbij ook de gordels achterin en de kinderzitjes betrokken. Wat de draagplicht van gordels achterin betreft is dit onderzoek tevens een derde nameting. In 1991 is een schriftelijke enquête onder de inzittenden van personenauto's aan het onderzoek toegevoegd. Sinds 1995 maakt ook het bepalen van de afstelling van hoofdsteunen deel uit van het onderzoek. Daarvan heeft nu een tweede grootschalige meting plaatsgevonden. Aan het onderzoek is in 1997 opnieuw een onderdeel toegevoegd: de aanwezigheid en het gebruik van gordels in bestelauto's. Aantal pagina's: Prijs: Uitgave:
42p.+98p. f 40,SWOV, Leidschend am, 1997
Stichting Wetenschappelijk Onderzoek Verkeersveiligheid SWOV Postbus 1090 2260B] Leidschendam
Telefoon 070-3209323 Telefax 070-3201261
Samenvatting De SWOV verricht regelmatig onderzoek naar de aanwezigheid en het gebruik van autogordels in personenauto's. Aanvankelijk had dat alleen betrekking op de gordels voorin. In de loop derjaren het onderzoek uitgebreid tot de aanwezigheid en het gebruik van gordels achterin; dit met het oog op een op handen zijnde verplichting daartoe. Ook het gebruik van kinderzitjes werd tot onderdeel van het onderzoek gemaakt. In 1995 is onderzoek toegevoegd naar de afstelling van de hoofdsteun bij voorinzittenden van personenauto's. Alle genoemde beveiligingsmiddelen zijn ook onderwerp van dit onderzoek, waaraan wederom een nieuw element is toegevoegd. Dit betreft het gebruik van de autogordel bij voorinzittenden van bestelauto's. Al deze onderzoekingen zijn uitgevoerd in opdracht van de Adviesdienst Verkeer en Vervoer van Rijkswaterstaat.
Dit rapport beschrijft de ontwikkelingen van het feitelijk en beweerd gedrag bij het gebruik van autogordels en kinderzitjes. Tevens wordt ingegaan op de afstelling van de hoofdsteun. De gegevens voor het onderzoek werden in de eerste plaats verzameld door waarnemingen bij op met verkeerslichten geregelde kruispunten, en in de tweede plaats door een schriftelijke enquête onder een deel van de geobserveerde automobilisten en passagiers.
De belangrijkste resultaten van het onderzoek zijn dat sinds 1995: het draagpercentage van de gordel bij bestuurders en voorpassagiers van personenauto's niet sterk is veranderd; het gebruik van de gordel door de achterpassagiers aanzienlijk is toegenomen; het gebruik van kinderzitjes onveranderd groot is en mogelijk nog iets toegenomen; een verslechtering is opgetreden in de afstelling van de hoofdsteun.
-
-
Ook blijkt uit het onderzoek dat het gordelgebruik in bestelauto's, hoewel gordels hier in hoge mate aanwezigzijn, sterk achterblijft bij dat in personenauto's. Dat geldt zowel voor bestuurders als voor passagiers. Wederom wordt aanbevolen om met een combinatie van voorlichting en toezicht het publiek ervan te doordringen dat het gebruik van de gordel de eigen veiligheid bevordert. Datzelfde is van toepassing op de afstelling van de hoofdsteun.
Summary SWOV frequently conducts surveys on the presence and use of seat belts by drivers and passengers ofpassenger cars. Initially only seat belts on the front seats were subject of these studies. With the obligatory use of seat belts on the back seats in view, over the years the surveys were extended to that subject and also to children restraint systems. In 1995 the survey was also extended to the proper adjustment of head rests by drivers and front seat passengers.
All
above mentioned restraint systems are subject of this study which incorporates also a new element: the presence and use of seat belts by
drivers and front seat passengers ofvans. conducted on behalf of the Dutch Ministry of Transport. This report discusses the developments in actual and pretended behaviour in their use.
All of these studies were
Data were gathered in actual trafFrc by observations at traffic lights on several types ofroads on one hand and by setting up an inquiry into a part ofthe observed drivers and passengers. The main conclusions of the survey are that since 1995: - the use ofseat belts by drivers and front seat passengers did not actually change; - the use ofseat belts by back seat passengers has raised considerably; - the use of children restraint systems is still high and has even increased to a certain extent; - the proper use of head rests is worsening. The survey also shows that even the high presence ofseat belts on the front seats of vans their use is backward to the use in passenger cars. This applies
drivers and passengers as well.
It is recommended again to use a combination of information
and
enforcement campaigns to make the public realise that the proper use of seat belts is in favour of their own safety. This concerns the proper use of head rests as well.
Inhoud Voorwoord 1.
Inleiding
2.
Doel van het onderzoek
a J.
Methode van onderzoek Waarnemingen
3.1. 3.2. 4.
4.t. 4.2. 4.3.
Enquêtes
10
Uítvoering van de waarnemingen Algemeen Waamemingsperiode en -tijden
ll ll ll ll
Waarnemingsplaatsen
5.
Uitvoering van de enquêtes
5.1. 5.2. 5.3.
De steekproef De vragenlijsten
Inleiding
6.2. 6.3.
Gebruik v an b eve il igingsmidde len Algemeen Gebruik van de gordel Afstelling van hoofclsteunen
7.
Resultaten van de schriftelijke enquête
7.1. 7.2. 7.3. 7.4.
Algemeen
6.
6.1.
t.).
Responskenmerken Besfuurder personenauto Achterpassagiers Inzittenden van bestelauto's
8.
Discussie, conclusies en aanbevelingen
Literatuur Bijlage
I
9 9
t/m 13
t2 l2 t2 t2
l4 t4 t4 22 25 25 25 25
30 34 39 42 43
Voorwoord Dit rapport beschrijft de resultaten van een onderzoek naar het gebruik van beveiligingsmiddelen in personenauto's en bestelauto' s. Het onderzoek maakt deel uit van een reeks onderzoeken die in 1968 is gestart. In verband met de vergelijkbaarheid zijn de tabellen in deze rapportage grotendeels op dezelfde wijze vormgegeven als in de vorige rapportage over de ontwikkelingen in het gebruik van beveiligingsmiddelen (Mulder, 1995). De waarnemingen en de enquêtes werden in opdracht van de SWOV uitgevoerd door INSPECTRUM buro voor inventarisatie en inspectie b.v., dat ook zorgde voor de verwerking van de waarnemings- en enquêteresultaten.
Het onderzoek is door de SWOV uitgevoerd in opdracht van de Hoofdafcleling Basisgegevens van de Adviesdienst Verkeer en Vervoer (AWBG) van Rijkswaterstaat. De uitvoering vond plaats binnen het kader van het Onderzoek Jaar Programmal997 van de SWOV. De projectbegeleiding bij AW/BG was in handen van de heer A.H. Gruis.
t.
Inleiding De sinds 1968 vrijwel jaarlijks uitgevoerde observaties die de aanwezigheid en het gebruik van autogordels moesten vaststellen hadden tot en met 1988 betrekking op de voorzitplaatsen van personenauto's. Vanaf 1989 zijn deze observaties gecombineerd met waarnemingen van de aanwezigheid en het gebruik van autogordels en kinderzitjes op de achterzitplaatsen. In l99l is de steekproef uitgebreid en ook meer regionaal gespreid. Toen ook is aan het onderzoek het afiremen van schriftelijke enquêtes toegevoegd om inzicht te krijgen in beweerde gedragingen en motieven. Op I april 1992 is de draagplicht van gordels op de achterzitplaatsen ingevoerd. Om het effect daarvan te evalueren is het onderzoek in 1992 herhaald op gelijke wijze als in 1991. Om de ontwikkeling te kunnen blijven volgen is in 1995 het onderzoek wederom op identieke wijze uitgevoerd, waarbij ook het effect werd vastgesteld van de invloed van een voorlichtingscampagne die in de laatste maanden van 1994 en de eerste maanden van 1995 was gehouden. In 1995 is aan het onderzoek voorts een onderdeel toegevoegd dat inzicht gaf in de aanwezigheid en het (goede) gebruik van hoofdsteunen op de
voorzitplaatsen van personenauto's. Het onderzoek waarover hier wordt gerapporteerd is opnieuw een herhaling van het onderzoek uit 1995, zij het dat ook nu weer een nieuw onderdeel is toegevoegd: de aanwezigheid en het gebruik van de gordel in de bestelauto. Voor deze categorie voertuigen bestaat inmiddels ook al langere tijd de gordeldraagplicht voor zover er gordels aanwezig zijn. Bovendien dient het onderzoek als een voormeting in de evaluatie van een waarschijnlijk in het najaar van 1997 te houden campagne gericht op het gebruik van beveiligingsmiddelen. Met deze rapportage wordt een vrijwel volledig beeld geschetst van de aanwezigheid en het gebruik van de op dit moment gangbare beveiligingsmiddelen in personenauto's en, voor zover het gordels betreft, in bestelauto's.
In dit rapport worden de resultaten besproken van onderzoek naar de landelijke ontwikkeling in het gebruik van beveiligingsmiddelen. Uitspraken op basis van de naar provincie onderscheiden resultaten hebben soms een indicatief karakter. De relatief beperkte steekproefomvang per provincie laat een onderverdeling naar bepaalde kenmerken of naar een combinatie van die kenmerken dan niet toe.
2.
Doel van het onderzoek Het doel van het onderzoek behelst
1.
2. 3. 4. 5.
vijf
onderdelen: Ten eerste wil dit onderzoek vaststellen wat de ontwikkeling is in het gebruik van gordels en kinderzitjes in personenauto's; in dat verband is het een voormeting in de evaluatie van een campagne die waarschijnlijk in het najaar van 1997 wordt uitgevoerd. Ten tweede dient het onderzoek als een derde nameting naar het effect van de invoering van de draagplicht op de achterzitplaatsen. In de derde plaats moet het onderzoek inzicht geven in de ontwikkeling bij de juiste afstelling van hoofdsteunen. Ten vierde moet het onderzoek voor de eerste maal vaststellen hoe het is gesteld met het gebruik van gordels in bestelauto's. In de vijfde plaats wordt met het onderzoek beoogd aanbevelingen te doen op basis van de verzamelde gegevens enerzijds en de bestaande kennis anderzijds.
3.
Methode van onderzoek
3.1.
Waarnemingen De waarnemingen werden op twee manieren uitgevoerd: met behulp van de IMA-methode ('Inkijk') en de AMA-methode ('Afstand'). Per observatieplaats werden beide methoden gelijktijdig toegepast door verschillende enquêteurs. De lMA-methode De IMA-methode werd toegepast bij die personenauto's waarin minimaal één achterpassagier aanwezig was. Deze werden telkens geselecteerd uit de
rij auto's die stilstonden voor rood licht. De IMA-methode houdt in dat de enquêteur contact zoekt met de bestuurder en vraagt naar de aanwezigheid van autogordels of kinderzitjes op de achterzitplaatsen. Indien er gordels op de achterbank aanwezig zijn wordt gevraagd naar het type op de verschillende achterzitplaatsen. De enquêteur kijkt tevens of alle inzittenden de gordel dragen, vraagt naar de leeftijd van hen en noteert het geslacht. Ter bepaling van de ouderdom van de auto wordt het kenteken genoteerd.
Voor de gebruikte vragenlijst wordt verwezen naar Bijlage 3. De AMA-methode
Bij
de AMA-methode wordt geen direct contact met de bestuurder gezocht, maar wordt door de enquêteur tijdens het langslopen van de rij voor rood
licht stilstaande personenauto's zoveel als mogelijk het gordelgebruik van de bestuurder en de eventueel naastzittende passagier vastgesteld. Tevens wordt het geslacht van bestuurder en deze eventuele passagier genoteerd. De AMA-methode leent zich niet voor de vaststelling van de aanwezigheid en het gebruik van gordels op de achterzitplaatsen, omdat het visuele
contact daarvoor onvoldoende is. De gehanteerde vragenlijst is opgenomen als
Bijlage
4.
Hoofdsteunen
De waameming van de aanwezigheid en de afstelling van hoofdsteunen vond op soortgelijke wijze plaats als bij de AMA-methode: door langslopen van de rij auto's en het daarbij op ooghoogte brengen van de hoofdsteunen voorin. De waarnemingen werden uitgevoerd door de enquêteur die met de uitvoering van de lMA-methode was belast in die gevallen wanneer er zich in de rij auto's geen achterpassagier(s) bevonden. Dit is gedaan uit overwegingen van efficiency, omdat uit vorig onderzoek bekend was dat het aandeel auto's met een achterpassagier klein is (circaTYo). Van de bestuurder en de eventueel naastzittende passagier werd behalve de afstelling van de hoofdsteun in de categorieën 'goed', 'twijfel' en 'fout' (zie Bijlage 6) ook het geslacht genoteerd. Het type personenauto werd onderverdeeld in de categorieën 'klein', 'middel' en 'groot', waarbij de enquêteur werd geïnstrueerd de indeling te volgen volgens Bijlage 7. De vragenlijst maakte onderdeel uit van de lijst die bij de lMA-methode werd gebruikt (B ij lage 3).
Bestelauto's De waarneming van de aanwezigheid en het gebruik van autogordels door de voorinzittenden van bestelauto's vond plaats met behulp van de IMAmethode op gelijke wijze als bij personenauto's. Een afzonderlijke enquêteur was belast met deze waarnemingen. Bestelauto's werden uit de verkeersstroom geselecteerd aan de hand van het zogenaamde 'grijze' kenteken. Dit is voor de enquêteur te herkennen doordat de letter-cijfer combinatie van het kenteken begint met een B of een V. De vragenlijst is opgenomen als Bijlage 5. 1a ).2.
Enquêtes
Bij aanwezigheid in personenauto's van achterpassagier(s) vanaf
12 jaar
oud werd zowel aan de bestuurder van de betreffende personenauto als aan deze achterpassagier(s) een enquêteformulier uitgereikt met het verzoek dit per post te retoumeren. Uiteraard vond dit uitsluitend plaats tijdens de uitvoering van de IMA-methode waarbij direct contact met de inzittenden mogelijk was. Op gelijke wijze werden enquêteformulieren uitgereikt aan bestuurders en voorinzittenden van bestelauto's. De enquêteformulieren voor bestuurders en passagiers zijn respectievelijk opgenomen als Bijlagen 8, 9 en 10.
10
4.
Uitvoering van de waarnemingen
4.1.
Algemeen De waarnemingen vonden plaats op kruisingen van wegen die met verkeerslichten zijn geregeld, tijdens de roodlicht-fase. De waarnemingen werden verricht door zes teams van drie enquêteurs elk, die per team per dag twee observatieplaatsen bezochten. Er werden alleen waarnemingen gedaan Ílan personenauto's en bestelauto's met een Nederlands kenteken.
4.2.
Waarnemingsperiode en -tijden De waarnemingen zijn uitgevoerd op vier aansluitende werk- en weekeinddagen en wel van donderdag 17 tlm zondag 20 april 1997 . Deze periode stemt grotendeels overeen met die in 1995. De vorige reeksen waarnemingen werden onveranderlijk in de maand oktober van het betreffende jaar uitgevoerd, maar in 1995 is aangetoond dat er geen rekening hoeft te worden gehouden met een seizoenseffect. De waarnemingstijden zijn weergegeven in onderstaand schema en zijn dezelfde als tijdens het onderzoek in 1995.
werkdagen
weekeinddagen
van
tot
van
tot
07.00
09.00
09.00
10.30
09.15
I
l.l5
10.45
12.15
verplaatsing 13.15 r
l5
14.15
15.45
17.30
16.00
t7.30
15.
5.30 totaal 8 uren
4.3.
verplaatsing
totaal 6 uren
Waarnemingsplaatsen Overeenkomstig het onderzoek uit 1995 is het aantal waarnemingsplaatsen gesteld op 48: vier in iedere provincie. De toen gekozen plaatsen zijn zoveel mogelijk gehandhaafd. In een enkel geval bleek dat onmogelijk door reconstructie of werkzaamheden ter plaatse. In die gevallen is uitgeweken naar al eerder geselecteerde en vergelijkbare observatieplaatsen. De plaatsen zijnte onderscheiden naar wegtype en ligging binnen of buiten de bebouwde kom. Buiten de bebouwde kom zijn datautosnelweg en nietautosnelweg. Binnen de bebouwde kom is onderscheid gemaakt tussen belangrijke verkeersstraten met een doorgaande functie en verkeersstraten in de stad. Elk type waarnemingsplaats kwam in iedere provincie éénmaal voor en zijn vermeld in Bijlage 11.
ll
5.
Uitvoering van de enquêtes
5.1.
Inleiding Nadat op
I april 1992 de verplichting tot het dragen van autogordels
op de achterzitplaatsen van personenauto's was ingevoerd, is in het najaar van 1992 een evaluatieonderzoek uitgevoerd. Behalve om (veranderingen ig) het feitelijk gebruik vast te stellen, werd deze evaluatiestudie ook gebruikt om kennis te nemen van de opvattingen over het gebruik. Deze kennis werd verkregen door het uitzetten van een schriftelijke enquête onder de benaderde bestuurders en achterpassagiers. Dit onderzoek kan in feite worden beschouwd als een derde nameting. De enquêtevragen zijn dezelfde als die in 1995. Een nieuw element is dat nu ook inzittenden van bestelauto's zijn geënquêteerd. Daarvoor is een afzonderlijk enquêteformulier samengesteld.
5.2.
De steekproef
Bij personenauto's is de enquête beperkt tot die gevallen waarin minimaal één achterpassagier aanwezig was. De bestuurders van die auto's kregen een enveloppe uitgereikt met daarin een vragenlijst, achtergrondinformatie en een retourenveloppe. Als de auto was voorzien van gordels achterin werd ook aan de achterpassagiers, mits deze ouder waren dan l2jaar, een soort-
gelijke enveloppe overhandigd. Bij bestelauto's werd aan alle inzittenden een soortgelijke enveloppe uitgereikt, onaftrankelijk van het feit of in de auto al dan niet gordels aanwezig waren.
Het uitreiken ging altijd gepaard met het verzoek de vragenlijst zo spoedig mogelijk ingevuld terug te zenden. 5.3.
De vragenlijsten De vragenlijsten voor bestuurders en passagiers van personenauto's en inzittenden van bestelauto's verschilden op sommige punten van elkaar. Zij zijn opgenomen als Bijlage 8, 9 en 10. Hieronder (in $ 5.3 . I tlm 5 .3 .3) wordt kort weergegeven wat er per groep werd gevraagd.
5.3.l.
Bestuurder Aan bestuurders werden vragen over de volgende onderwerpen voorgelegd: - Gordelgebruik binnen en buiten de bebouwde kom, bij soort rit en bij de laatste l0 ritten (vragen I ím 6). - Motieven voor al of geen gordelgebruik (vragen 7 en 8). - Aanwezigheid van gordels op de achterbank, gebruik ervan en de behoefte om ze aan te schaffen (vragen 9 t/m I l). - Draagplicht achterin (vraag l2). - Belang van gordeldragen (vragen 13 ím 16). - Voorbeeldwerking van gebruik door de bestuurder (vragen l7 en 18). - Veiligheidsaspecten (vragen 19 en 20). - Voorlichting over gordels in het algemeen (vragen 2l en22).
t2
-
Voorlichting over gordels, kinderzitjes en hoofclsteunen in het laatste halfiaar, de aard daarvan en de invloed op het gedrag (vragen 23 tlm30). Algemene vragen zoals leeftijd, geslacht, autogebruik, pakkans, andere veiligheidsvoorzieningen en veiligheid van het verkeer in het algemeen (vragen
31tlm
45).
5.3.2. Achterpassagier De vragen over de aanwezigheid van gordels op de achterbank, het gebruik ervan en de behoefte om ze aan te schaffen werden niet aan de achterpassagier gesteld. De overige vragen zijn identiek aan die welke aan de bestuurder werden gesteld, uiteraard aangepast aan de positie van achterpassagier.
5.3.3.
Inzittenden van bestelauto's
Bij de inzittenden van bestelauto's werden geen vragen gesteld die verband hielden met het gordeldragen achterin. Wel werd gevraagd of men de auto bestuurde of meereed, of er gordels op de voorstoelen aanwezigwaren en wat voor type gordels dat waren.
t3
6.
Gebruik van beveiligingsmiddelen
6.1.
Algemeen De meeste van de steekproeven die genomen zijn hebben een zodanige grootte, dat gevonden verschillen in het algemeen statistisch significant zijn. Voor die gevallen waarin er sprake is van te weinig waarnemingen wordt daarvan in de tekst melding gemaakt en wordt daarvan de betekenis aangegeven.
Bij de steekproefuitkomsten behoren nauwkeurigheidsmarges die, binnen een gekozen nauwkeurigheid (meestal95Yo), bepalen tussen welke waarden de gevonden resultaten liggen. In de tekst zijn bij de gevonden resultaten geen marges vermeld. Deze kunnen met behulp van de tabel in Bijlage 12
eenvoudig worden afgeleid. de vergelijking van gegevens uit verschillende jaren is ervan uitgegaan dat de omstandigheden waaronder de gegevens zijnverzameld zoveel mogelijk gelijk zijn. Dat geldt niet meer voor de periode in het jaar waarin de gegevens zijn vergaard. Tot en met 1992 was dat altijd het najaar en sinds 1995 is dat het voorjaar. Bij het onderzoek van 1995 is evenwel vastgesteld dat geen rekening hoeft worden gehouden met een seizoenseffect voor zover het voor- en najaar betreft.
Bij
In het hiernavolgende wordt eerst ingegaan op het gebruik van gordels door bestuurders, voor- en achterpassagiers en op het gebruik van kinderzitjes. Daarna wordt aandacht besteed aan de aanwezigheid van hoofdsteunen in personenauto's en het gebruik ervan. Ten slotte wordt ingegaan op het gebruik van de autogordel door inzittenden van bestelauto's. Waar mogelijk en indien relevant worden de gegevens onderscheiden naar verschillende kenmerken zoals bebouwing, dag, tijdstip, enzovoort.
6.2.
Gebruik van de gordel
6.2.1.
Bestuurders envoorpassagiers
Naar bebouwing Voor de draagpercentages binnen en buiten de bebouwde kom wordt verwezen naar de Afbeeldingen I en 2 (zie Bijlage I) en Tabel I (zie Bijlage 2).De afbeeldingen geven de ontwikkeling weer van de draagpercentages van bestuurders en voorpassagiers van personenauto's over de periode 1979 tot en met 1997 . Tot 1992 is binnen de bebouwde kom sprake geweest van een toename van het gordelgebruik. Deze toename heeft zich in 1995 bij bestuurders omgezet in een afname tot 640Á en bij voorpassagiers tot een stabilisering tot72%o. Nu blijkt het het draagpercentage bij bestuurders weer te zijn teruggekeerd op het niveau van 1992: 66Yo.Het draagpercentage van voorpassagiers heeft zich ongeveer gehandhaafd op het niveau van 1995:7lYo. Buiten de bebouwde kom was er voor zowel bestuurders als voorpassagiers al geruime tijd sprake van een redelijk stabiel niveau, waarbij het draagpercentage aan kleine veranderingen onderhevig was. ln 1997 blijkt het
I4
draagpercentage van bestuurders metT6Yo gehandhaafd op het niveau van 1995. Bij passagiers is er evenwel sprake van een daling met drie percentagepunten tot77Yo. Het draagpercentage van passagiers ïvas zowel binnen als buiten de bebouwde kom altijd hoger dan dat van bestuurders. Buiten de bebouwde kom is daarin nu verandering gekomen en is het draagpercentage van voorpassagiers ongeveer gelijk aan dat van bestuurders. Binnen de bebouwde kom bedraagt het verschil in draagpercentage tussen passagiers en bestuurders nu vijf percentagepunten, wat echter drie punten minder is dan in 1995.
Naar type weg Voor de draagpercentages verdeeld naar het type weg wordt verwezen naar Tabel2 (zie Bijlage 2). Al jaren geldt dat in - het algemeen gesproken - het gordeldraagpercentage afneemt naarmate de weg van een lagere orde is. Dit is ook nu weer het geval. Bij bestuurders is dit een continue daling vanT6Yo naar 63Yo;bij passagiers vanTSVo naar 66Yo.
Sinds 1992 is op autosnelwegen het gebruik van de gordel door de bestuurder voortdurend afgenomen: v an 8l%o in 1992 via 7 80Á in I 995 tot 760Á nu. Ook op autowegen is het draagpercentage van bestuurders 76Yo; dit betekent dat er geen verandering is ten opzichte van 1995. Zowel op wegen met gemengd verkeer als met lokaal verkeer is bij bestuurders een toename van het draagpercentage te zien. Deze toename bedraagt in beide gevallen twee percentagepunten tot respectievelijk 68% en 63Yo. Met uitzondering van autowegen is het gebruik van de gordel door de voorpassagiers op alle typen wegen hoger dan dat van bestuurders. Dit verschil varieert van zes percentagepunten op wegen met gemengd verkeer tot twee percentagepunten op autosnelwegen. Vergeleken met 1995 is het draagpercentage van voorpassagiers alleen op wegen met gemengd verkeer onveranderd. Het bedraagtT4%. Op alle andere typen wegen is het gebruik van de gordel door voorpassagiers met twee percentagepunten gedaald; op wegen met lokaal verkeer zelfs met zes percentagepunten.
Noar dagsoort Voor de draagpercentages verdeeld naar werkdag en weekeinddag wordt verwezen naar Tabel 3 (zie Bijlage 2). Bij bestuurders is in 1997 het draagpercentage op werkdagen 72%.Dit percentage is vergeleken met 1995 niet veranderd. Bij voorpassagiers daarentegen is het draagpercentage in 1997 weer met drie percentagepunten gedaald tot het niveau van 1992:73Yo. Op weekeinddagen is bij passagiers het draagpercentage ongewijzigd; het bedraagt 75%.Dit in tegenstelling tot de bestuurders waar ten opzichte van 1995 een stijging met twee percentagepunten optreedttotT}yo en daarmee weer het niveau van 1992 bereikt. Het draagpercentage van passagiers is onafhankelijk van de dagsoort altijd hoger dan dat van bestuurders. Naar provincie en bebouwing Voor de draagpercentages verdeeld naar de provincies en binnen ofbuiten de bebouwde kom wordt verwezen naar de Áfbeeldingen 3a, 3b, 4a en 4b (zie Bijlage /) en de Tabellen 4 en 5 (zie Bijlage 2).
15
Bij het interpreteren van
deze draagcijfers moet men zich realiseren dat het aantal waarnemingen per provincie enige honderden bedraagt en dat dientengevolge de significantiemarge ongeveer vier percentagepunten is. De uitkomsten dienen dan ook als indicatief te worden beschouwd.
Het landelijk draagpercentage van bestuurders binnen de bebouwde kom is 66Yo en zoals eerder gesteld twee percentagepunten gestegen vergeleken
met 1995. Vijfprovincies hebben een hoger draagpercentage ofevenaren dat. Friesland en Groningen hebben de hoogste draagpercentages, respectievelijk 79Yo enTSYo.Dan volgen Utrecht metT3Yo,ZeelandmetTlYo en Drenthe met66%o. Met uitzondering van Drenthe waar sprake is van een daling, is het draagpercentage in deze provincies in vergelijking met 1995 toegenomen.
In de overige provincies is het percentage lager dan 66Yol het is daarmee gelijk gebleven ten opzichte van 1995, of iets toegenomen. De grootste toename deed zich met zeven percentagepunten voor in Gelderland en de grootste afname met vier percentagepunten in Flevoland. Het laagste draagpercentage wordt met 52Yo aangetroffen in Zuid-Holland. Buiten de bebouwde kom is in zes provincies bij de bestuurders het draagpercentage hoger dan het onveranderde landelijk gemiddelde van 76Yo of wordt dit percentage geëvenaard. Groningen heeft met 87oÁ het hoogste draagpercentage, daarna volgen Utrecht met 860Á, Noord-Holland met 8 I oá, Drenthe met80Yo, Flevoland metTSYo en Friesland met760Á. De grootste toename deed zich voor in Groningen met negen percentagepunten; de grootste afnames in Friesland en Noord-Brabant met zeven percentagepunten. De laagste draagpercentages laten Noord-Brabant en Zuid-Holland zien met respectievelijk 69% en 68%o. Het landelijk draagpercentage binnen de bebouwde kom bij voorpassagiers isTl7o. Groningen, Friesland, Utrecht enZeeland laten een hoger draagpercentage zien dat varieert van 7 6%o tot 84Yo. In Drenthe, Overijssel, Noord-Brabant en Flevoland is sprake van een daling van het draagpercentage bij voorpassagiers en in Noord- en ZuidHolland van een stijging. Flevoland heeft.52%o het laagste draagpercentage; Groningen met 84%o het hoogste. Buiten de bebouwde kom, waar het landelijk percentage gordeldragende voorpassagiersTTYo is, wordt dit percentage door zes provincies overschreden of geëvenaard. Noord-Holland, Groningen en Utrecht hebben de hoogste draagpercentages, respectievelijk 9loÁ,89yo en 88%. NoordBrabant heeft met SgYohet laagste aandeel gordeldragende voorpassagiers. Aanzienlijke dalingen van het draagpercentage deden zich voor in Friesland, Drenthe, Overijssel, Noord-Brabant en Limburg; een aanzienlijke stijging in Utrecht. Gebruik voorpassagier naar gebruik bestuurder en bebouwing Er is een duidelijke relatie tussen het gordelgebruik van de voorpassagier en dat van de bestuurder. Voor deze relatie wordt verwezen naar de A/beeldingen 5a en 5b (zie Bijlage 1) en Tabel 6 (zie Bijlage 2). Buiten de bébouwde kom draagt 89%o van de voorpassagiers de gordel als de bestuurder die ook draagt. Er is hierbij wel sprake van een afname ten
T6
opzichte van 1995. Als de bestuurder de gordel niet draagt, draagt 65Yovan de voorpassagiers hem ook niet en ook dat betekent een verslechtering ten opzichte van 1995. Binnen de bebouwde kom bedragen deze percentages respectievelijk 88% en 69Yo. Zowel als de bestuurder de gordel draag! als wanneer hij hem niet draagt is er sprake van een afname van het gebruik door voorpassagiers. Gebruik voorpassagier naar gebruik bestuurder en type weg Ook hier is een duidelijke relatie tussen het gordelgebruik van de bestuurder en dat van de voorpassagier, maar daarin is sinds 1995 wel verandering gekomen. Voor beter inzicht in deze relatie wordt verwezen naar Tabel 7 (zie Bijlage 2). Als de bestuurder de gordel droeg, dan droeg in 1995 op alle wegtypen omstreeks 92%ovan de voorpassagiers ook de gordel. Voor vrijwel alle wegtypen is dat draagpercentage in 1997 minder geworden; soms tot zes percentagepunten. Als de bestuurder de gordel niet draagt, dan draagt op wegen buiten de bebouwde kom 660Á van de voorpassagier hem ook niet en op wegen binnen de bebouwde kom is dat ongeveer 70Yo. Ook hier is sprake van een vermindering van de draagpercentages in vergelijking met 1995. Naar geslacht en bebouwing
Voor de draagpercentages verdeeld naar bebouwing en het geslacht van de bestuurder wordt verwezen naar Tabel I (zie Bijlage 2). Het draagpercentage van vrouwelijke bestuurders blijft al gedurende een reeks van jaren zowel binnen als buiten de bebouwde kom altijd hoger dan bij mannen. Buiten de bebouwde kom is het verschil ten opzichte van 1995 met negen percentagepunten vrijwel onveranderd gebleven. Binnen de bebouwde kom is bij vrouwen het gordelgebruik ten opzichte van 1995 gelijk gebleven. Bij mannen is er sprake van een lichte toename zodat het verschil nu niet meer elf percentagepunten bedraagt, maar slechts zeven. Gebruik voorpossagier naar gebruik bestuurder en geslacht Het geslacht van de bestuurder blijkt nog steeds geringe invloed op de draagpercentages van de voorpassagiers te hebben, onaftrankelijk van het feit of de bestuurder de gordel wel of niet draagf.. Hiervoor wordt verwezen naar Tabel 9 (zie Bijlage 2).Het aantal vrouwelijke bestuurders en voorpassagiers dat geen gordel draagt is statistisch gezien gering. Uitspraken over het dragen zijn daarmee indicatief. Als mannelijke bestuurders de gordel dragen, draagt 83%ovan de mannelijke en9loÁ van de vrouwelijke voorpassagiers hem ook. Dit is een daling ten opzichte van 1995. Datzelfde geldt als mannelijke bestuurders de gordel niet dragen. Dan draagt maar 20%o van de mannelijke en39Yo van de
vrouwelijke passagiers de gordel. Als vrouwelijke bestuurders de gordel dragen, draagt 84%o van de mannelijke en 87%o van de vrouwelijke voorpassagiers hem ook. Ook hier is sprake van een verschil met 1995. Er lijkt sprake van een verandering als vrouwelijke bestuurders de gordel niet dragen. Dan draagt 32oÁ van de mannelijke en27%o van de vrouwelijke passagiers de gordel wel. Bij de mannen is dat een verbetering ten opzichte van 1995 en bij de vrouwen is er sprake van een verslechtering.
l7
Samenvatting De ontwikkeling van het draagpercentage van autogordels door bestuurders en voorpassagiers kan als volgt worden gekarakteriseerd: - binnen de bebouwde kom is het gebruik bij bestuurders licht toegenomen tot 66Yo; bij voorpassagiers heeft het gebruik zich gestabiliseerd op 71%; - buiten de bebouwde kom is het gebruik bij bestuurders gestabiliseerd op 76%;brj voorpassagiers is het afgenomen tot77oÁ; - het gordelgebruik op wegen buiten de bebouwde kom scoort nog steeds beter dan daarbinnen; dat geldt zowel voor bestuurders als passagiers; - zowel bij bestuurders als passagiers neemt het gordelgebruik af naarmate de weg van lagere orde is; - het gebruik van de autogordel door bestuurders op autosnelwegen neemt voortdurend af; het is ntrT6Yo; - het gordelgebruik van bestuurders is op weekeinddagen licht toe-
-
genomen en dat van voorpassagiers is op werkdagen licht afgenomen; er zijn enige verschuivingen opgetreden in het gordelgebruik in de
provincies;
-
6.2.2.
als de bestuurder een gordel draagf, &aagl. ook de ruime meerderheid van de mannelijke en vrouwelijke voorpassagiers hem, maar de draagpercentages zijn gemiddeld wel met ongeveer drie percentagepunten gedaald; op autowegen en wegen met lokaal verkeer is sprake van een grotere daling: zes percentagepunten; vrouwen gebruiken de gordel vaker dan mannen.
Achterpassagiers Algemeen
Voor inzittenden van personenauto's geldt sinds 1 april 1992 een draagplicht als achterin de auto gordels aanwezig zijn.De aanwezigheidsverplichting gold al vanaf I januari 1990. Dit onderzoek is ongeveer vijf jaar na de invoering van de draagplicht uitgevoerd. Aanwezigheid naar bebotn'ving, zitplaats en bouwjaar Voor de verdeling van de aanwezigheid van beveiligingsmiddelen achterin wordt verwezen naar Tabel l0 (zie Bijlage 2). Het betreft hier totale aanwezigheid van beveiligingsmiddelen, dat wil zeggen gordels en kinderzitjes. Buiten de bebouwde kom is het percentage aanwezigheid op de rechter achterzitplaats 670Á, hetgeen een lichte afname is vergeleken met 1995. Voor de linker achterziplaats is de aanwezigheid gestegen van7l%o naar 76%o en midden achter is het percentage met 4l%o gelijk gebleven. Binnen de bebouwde kom worden soortgelijke aanwezigheidspercentages aangetroffen.
Omdat de aanwezigheidsverplichting van gordels achterin inmiddels dateert van 1990 zou men verwachten dat met afnemende ouderdom van de auto het aanwezigheidspercentage gordels voortdurend zal toenemen. Zowel binnen als buiten de bebouwde kom neemt volgens de verwachting het percentage aanwezige beveiligingsmiddelen toe naarmate de auto minder oud is. Men moet zich hier niet laten misleiden door de afivijkende percentages in de jaren 1995 en 1997 bij het meest recente bouwjaar. Omdat deze onderzoekingen in het voorjaar zijn uitgevoerd en vorige onderzoekingen altijd in het najaar, treft men hier afivijkende lagere aantallen aan die gevoeliger zljn voor incidentele foutieve waarneming door enquêteurs.
18
Aanwezigheid naar type beveiligingsmiddel en zitplaats Voor deze verdeling wordt verwezen naar Tabel I I (zie Bijlage 2). Het aantal diagonaalgordels dat achterin personenauto's is gemonteerd is dusdanig gering dat, voor zover zij nog zijn aangetroffen, de gegevens zijn gevoegd bij die van de driepuntsgordel. De aanwezigheid van alle beveiligingsmiddelen op de zijzitplaatsen is de afgelopen jaren steeds toegenomen. De middenachterplaats kent een lagere aanwezigheid en ook geen toename meer daarvan. Een verklaring hiervoor is dat kleine auto's in het algemeen geen plaats midden achter hebben. Op de linker en rechter achterplaats wordt de beveiliginging?Yo van de gevallen gevormd door een driepuntsgordel wat een stijging met vier percentagepunten betekent vergeleken met 1995. In 8%o van de gevallen is die beveiliging een heupgordel. Dat percentage is in vergelijking met 1995 niet veranderd. Op de plaats midden achter is de beveiliging meestal (73%) een heupgordel. Kinderzitjes komen met l4Yo het meeste voor op de rechter achterplaats. Gemak en veiligheid bij het instappen lijken nog steeds de meest voor de hand liggende redenen hiervoor.
Aanwezigheid en gebruik naar type beveiliging Er is sprake van een toenemend gebruik van gordels achterin. Voor deze relatie wordt verwezen naar Tabel 12 (zie Bijtage 2). Van 1989 tlm l99l bedroeg het gebruikspercentage (gebruik bij aanwezigheid) gemiddeld l6Yo. Na de invoering van de draagplicht werd in 1992 een ruime verdubbeling van dit percentage tot34Yo gevonden. In 1995 was het gebruikspercentage van gordels achterin met zeven percentagepunten gedaald tot77Yo, maar nu is er weer een stijging met maar liefst veertien percentagepunten tot 4 I oÁ. Het totale gebruik van beveiligingsmiddelen is ten opzichte van 1995 met tien percentagepunten gestegen tot 48Yo. Het blijft daarmee nog steeds achter bij het gebruik van beveiligingsmiddelen door voorinzittenden. Evenals in 1995 is het gebruikspercentage van het kinderzitje het hoogst. Nu is 95% gebruik gemeten wat weer iets meer is dan in 1995.
Aanwezigheid en gebruik naar gebruik bestuurder Voor deze relatie wordt verwezen naar de A/beeldingen 6a, 6b, 7a en 7b (zie Bijlage 1) en de Tabellen i,3.1. en 13,2 (zie Bijlage 2). Omdat er sprake is van kleine aantallen is het niet zinvol om steeds onderscheid te maken naar plaats op de achterbank. Het gordelgebruik van de bestuurder
blijkt zowel binnen als buiten de
bebouwde kom van invloed op het gebruik van een aanwezig beveiligingsmiddel door de achterpassagiers. Daarbij is er onderscheiden naar bebouwing weinig verschil te zien, zodat om die reden wordt gekeken naar het totaal.
Worden alleen gordels beschouwd (Tabel 13.2 in Bijlage 2) dan blijkt dat als de bestuurder de gordel draagt 46Yovan de achterpassagiers de gordel ook draagt. Dit percentage is een verdubbeling ten opzichte van 1995 en het is zelfs hoger dan het percentage dat kort na de invoering van de draagplicht werd geconstateerd. Als de bestuurder de gordel niet draagt is het gebruikspercentage van de achterpassagiers weliswaar maaÍ l8oÁ, maar dat is wel een verdrievoudiging vergeleken met 1995.
19
Wordt gekeken naar alle beveiligingsmiddelen (Tabel I3.I in Bijlage 2), dan blijkt dat als de bestuurder de gordel draagt 53%o van de achterpassagiers ook het aanwezige beveiligingsmiddel gebruikt. Ook dit betekent een verbetering ten opzichte van 1995 toen dat percentage 42%obedroeg. Als de bestuurder de gordel niet draagt maakt 28%o van de achterpassagiers wel gebruik van een beveiligingsmiddel. Dit is tien percentagepunten meer dan in 1995. Dat dit percentage nog steeds hoger ligt dan bij het gebruik van de gordel alleen (zie Tabel 13.2 in Bijlage 2) wordt waarschijnlijk veroorzaakt door het feit dat het gebruik van het kinderzitje minder sterk gerelateerd is aan het gordelgebruik van de bestuurder. Aanwezigheid en gebruik naar gebruik bestuurder en voorpassagier Wanneer bestuurder en voorpassagier beiden de gordel dragen gebruikt 55oÁ van de achterpassagiers ook een beveiligingsmiddel. Dit is achttien percentagepunten meer dan in 1995. Voor deze relatie wordt verwezen naar Tabel 14 (zie Bijlage 2). Net zo als in 1992 en 1995 is er geen voor de hand liggende verklaring te geven voor het feit dat het draagpercentage achterin het grootst is bij een gordeldragende bestuurder en afuezigheid van een voorpassagier: 63Yo. Samenvaíting De ontwikkeling van de aanwezigheid en het gebruik van gordels en kinderzitjes op de achterzitplaatsen van personenauto's is als volgt te karakteriseren: - tegen de verwachting in lijkt de aanwezigheid van gordels achterin niet aanzienlij k toegenomen; - de driepuntsgordel is het meest aangetroffen beveiligingsmiddel; - het gebruikspercentage van de gordel achterin is sinds 1995 weer aanzienlijk toegenomen; - het gebruikspercentage van het kinderzitje blijft onveranderd hoog; - achterpassagiers gebruiken de gordel meer dan in 1995, ook als de bestuurder de gordel niet draagt.
6.2.3.
Inzittendenvan bestelauto's Algemeen In het nieuwe Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens van I november 1991 wordt wat de draagplicht betreft geen onderscheid meer gemaakt tussen personenauto's, bestelauto's en vrachtauto's. De plicht geldt op een enkele uitzondering na voor alle inzittenden van deze motorvoertuigen die de gordel moeten dragen in alle gevallen waarin die aanwezig
zijn. Hieronder wordt ingegaan op de draagpercentages van de inzittenden, onderscheiden naar een aantal kenmerken. Omdat dit de eerste maal is dat bestelauto's zijn onderzocht, is uiteraard geen vergelijking met andere jaren mogelijk. Waar daar aanleiding voor is worden de resultaten vergeleken met die van de inzittenden van personenauto's. Type bestelauto en aanwezigheid van gordels Voor de gegevens omtrent de aanwezigheid van gordels in bestelauto's wordt verwezen naar Tabel 15 (zie Bijlage 2). In totaal omvatte de steekproef 1.482 bestelauto's. Daarvan behoorden er 908 (61%) tot het van de personenwagen afgeleide type (het kleine type) en
20
461 (31%)tot het type bestelbus (het middelgrote type). Van 113 (8%) bestelauto's is het type onbekend. In het overgrote deel van beide typen bevindt zich op de bestuurdersplaats een gordel. Bij het kleine type is dat bij 88% van de voertuigen en bij het middelgrote type bij 89%. Het merendeel van de aanwezige gordels is van het type driepuntsgordel. Bij het kleine type voertuigen is dat84% en bij het middelgrote type 88%. Type bestelauto en gordelgebruikvan de bestuurder Voor deze gegevens wordt eveneens verwezen naar Tabel 15 (zie Bijlage 2). Als een gordel aarwezig is wordt in totaal deze door 42oÁvan de bestuurders gedragen. Bij de auto's van het kleine type is dat3SYo en die
van het middelgrote type 53o/o. Het gordelgebruik van bestuurders van bestelauto's blijkt dus belangrijk minder te zijn dan dat van bestuurders van personenauto's.
Naar beborwing Voor de draagpercentages wordt verwezen naar Tabel 16 (zie Bijlage 2). Binnen de bebouwde kom wordt de gordel door 30% van de bestuurders gedragen en buiten de bebouwde kom door 44oÁ. Deze percentages zijn aanmerkelijk lager dan die van bestuurders van personenauto's. Dat geldt eveneens voor de voorinzittende passagiers. Voor de plaats rechts voorin zijn de overeenkomsige percentages 3lYo en 4lYo en voor de middenplaats I 0% en 27Yo. Waar bij personenauto's de voorpassagiers de gordel in het algemeen meer dragen dan de bestuurder is dat bij de bestelauto niet het geval. Naar type weg Voor deze percentages wordt verwezen naar Tabel 17 (zie Bijlage 2). Ook hier zijn de draagpercentages aanmerkelijk lager dan bij personenauto's. Voor bestuurders zijn de percentages 44%o op autosnelweg en autoweg,2gYo op wegen met gemengd verkeer en30oÁ op wegen met lokaal verkeer. Voor passagiers rechts voorin zijn deze 44%o op autosnelwegen,3S%o op autowegen, 33% op wegen met gemengd verkeer enZ1o/o op wegen met lokaal verkeer. Voor de plaats middenvoor zijn de overeenkomstige percentages 32yo,24yo,0oÁ en29oÁ, maar deze percentages moeten vanwege de geringe aantallen met voorzichtigheid worden gehanteerd. Net als bij personenauto's kan ook bij bestelauto's gezegd worden dat het draagpercentage in het algemeen afneemt naarmate de weg van lagere orde is. Dat geldt zowel voor bestuurders als passagiers.
Naar dagsoort
Voor deze draagpercentages wordt verwezen naar Tabel 18 (zie Bijlage 2). Voor alle inzittenden geldt dat het draagpercentage op weekeinddagen hoger is dan op werkdagen. Van de bestuurders draagt op weekeinddagen 43%o de gordel; passagiers rechts voor 46Yo en passagiers middenvoor 25%o. Op werkdagen zijn deze percentages respectievelijk 35yo,30yo en 22oÁ. Naar provincie en bebouwing Hiervoor wordt verwezen naar de Tabellen I9 en 20 (zie Bijlage 2). Het is niet zinvol om voor bestuurders gedetailleerd te kijken naar verschillen in draagpercentages tussen de provincies in relatie tot de bebouwing. De absolute aantallen zijn hiervoor te gering. wanneer wordt gekeken naar
2l
het totaal dat landelijk gemiddeld 37% is dan lijken Friesland, Drenthe en Utrecht wat hoger te scoren en Noord- en Zuid-Holland wat lager. Alleen Limburg heeft een duidelijk afivijkend lager draagpercentage. De aantallen passagiers zijnte gering om per provincie iets te zeggen over het gordelgebruik als totaal en per zitplaats. Wordt gesommeerd over alle inzittenden dan lijkt het erop dat in alle noordelijke provincies en in Overijssel, Gelderland en Utrecht het gordelgebruik in de bestelauto wat hoger is dan het landelijke gemiddelde en in alle overige provincies wat lager.
Naar geslacht en bebouwing
Voor de draagpercentages verdeeld naar geslacht en bebouwing wordt verwezen naar Tabel 21 (zie Bijlage 2). Het draagpercentage van vrouwelijke bestuurders ligt zowel binnen als buiten de bebouwde kom rond 55%. Zijliggen daarmee belangrijk hoger dan bij mannelijke bestuurders. Bij hen is het draagpercentage binnen de bebouwde kom2TYo en daar buiten 43Yo. Net zoals bij personenauto's dragen vrouwen de gordel dus meer dan mannen. Verdere onderverdelingen Het maken van de bij personenauto's gebruikelijke verdere onderverdelingen zoals relaties tussen gordelgebruik van bestuurders en passagiers enzovoort is bij de bestelauto's niet zinvol. De aantallen worden dan dusdanig klein dat daarop geen uitspraken kunnen worden gebaseerd. Voor de volledigheid zijn de betreffende tabellen wel in Bijlage 2 opgenomen als Tabellen 22 t/m 28.
Samenvatting De aanwezigheid en het gebruik van autogordels in bestelauto's kunnen als volgt worden gekenschetst: - in een kleine 90%o van de voertuigen is een gordel op de bestuurdersplaats aanwezig en het merendeel daarvan is van het type driepuntsgordel; - het totale gebruik van de gordel door bestuurders is 42Yo en daarmee belangrijk minder dan bij bestuurders van personenauto's; - binnen en buiten de bebouwde kom wordt zowel door bestuurders als passagiers de gordel minder gedragen dan bij personenauto's; - het draagpercentage neemt af naarmate de weg van lagere orde is; - het gordelgebruik op werkdagen is lager dan op weekeinddagen; - vrou\À/en gebruiken de gordel meer dan mannen.
6.3.
Afstelling van hoofdsteunen
6.3.1.
Algemeen
De kwaliteit van de afstelling van de hoofdsteun is uitsluitend vastgesteld bij voorinzittenden van personenauto's. Net zoals in 1995 is onderscheid gemaakt naar geslacht omdat dit een relevant kenmerk kan zijn in verband met het verschil in lichaamslengte. Ook is onderscheid gemaakt naar grootte van de auto. Die kan in relatie tot de lichaamslengte medebepalend zijn voor de goede afstelling. Voor de voertuiggrootte zijn drie klassen
22
gehanteerd: klein (lengte tot 4 meter), middelgroot (tussen 4 meter en 4,5 meter) en groot (meer dan 4,5 meter). Als geheugensteun voor de enquêteurs is de indelinguit Bijlage ó gehanteerd. De beoordeling vond plaats in drie categorieën: goede afstelling (hoofdsteun boven oorhoogte), twijfel over de afstelling (rond oorhoogte) en slechte afstelling (onder oorhoogte). Zie hiervoor ook de afbeelding in
Bijlage
6.3.2.
5.
Kwaliteit van de afstelling Naar inzittende Uit Tabel 29 (zie Bijlage 2) blijkt dat bij 27oÁ van de bestuurders de afstelhoogte van de hoofdsteun als goed kan worden gekenmerkt. Dat betekent een aanmerkelijke verslechtering vergeleken met 1995 toen dit percentage 39%owas. Toen bleek dat percentage nauwelijks af te wijken van wat bij eerder onderzoek werd gevonden (Van Kampen, 1993). Een en ander betekent dat bij 73%o van de bestuurders de afstelhoogte op zijn minst twijfelachtig kan worden genoemd. Het percentage twijfelgevallen is vergeleken met 1995 gedaald, zodat er inderdaad bij bestuurders sprake is van een toegenomen foute afstelling. Deze is nu 40% ten opzichte van24Yo in 1995. Bij de voorpassagiers is de afstelling in39%o van de gevallen goed en ook dat betekent een aanzienlijke daling vergeleken met 1995 toen dat percentage 6lYowas. Het aandeel twijfelgevallen is bij voorpassagiers weliswaar gestegen met negen percentagepunten tot 37Yo, maar ook hier is sprake van een gestegen aandeel foute afstelling; van llYo naar 24oÁ. De afstelling van de hoofdsteun bij passagiers blijft beter dan die bij bestuurders.
Naar voertuiggrootte Tabel 30 (zie Bijlage 2) laat onder meer het verband zien tussen de grootte van de auto en de afstelhoogte van de hoofdsteun bij bestuurders. Bij alle typen personenauto's is sprake van een aanzienlijke toename van het percentage foutieve afstelling; gemiddeld genomen van25oÁtot 40Yo. Net als in 1995 is er sprake van een lichte afname van de foute afstelling bij toenemende grootte van de auto. Omgekeerd neemt het percentage goede afstelling toe als wordt gekeken naar het verschil tussen kleine en grote auto's, maar ook hier neemt het percentage goede afstelling af vergeleken met 1995: bij middelgrote auto's met vijftien percentagepunten, bij kleine met tien en bij grote met zeven punten. De totale goede afstetling bij bestuurders is vergeleken met 1995 met twaalf percentagepunten gedaald tot2TYo in 1997. Eenzelfcle verband wordt in Tabel 3l (zie Bijlage 2) getoond voor de voorpassagiers. Ook hier lijkt sprake van een lichte afname van de foutieve afstelling bij toenemende voertuiggrootte, maar is ook sprake van een aanzienlijke toename van het percentage fout afgestelde hoofdsteunen en omgekeerd van aanzienlijke afname van de goede afstelling. Deze varieert nu van 35%bii middelgrote auto's tot39Yo bij kleine en 45%o bij grote auto's. Het totale goede gebruik bij voorpassagiers is ten opzichte van 1995 met 22 percentagepunten gedaald tot 39yo in 1997 .
23
Naar voertuiggrootte en geslacht Lichaamslengte kan verondersteld worden te correlleren met geslacht en dat kan in combinatie met voertuiggrootte weer bepalend zijn voor een goede afstelling. Dit verband is ook weergegeven in de eerder genoemde Tabel 30 (zie Bijlage 2). Uit de tabel blijkt dat nog steeds zowel bij mannen als bij vrouwen de foutieve afstelling afneemt bij toenemende grootte van de auto. Het omgekeerde is ook bij vrouwen het geval, maar bij mannen blijkt dat alleen uit het verschil tussen kleine en grote auto's. Ook blijkt dat de situatie voor vrouwen gunstiger is dan voor mannen.Van de vrouwen gebruikt 33% de hoofdsteun goed tegenover 25Yo van de mannen. Hierbij is wel sprake van aanzienlijke dalingen van het goede gebruik vergeleken met 1995. Het percentage mannelijke bestuurders met een goed afgestelde hoofdsteun is tien percentagepunten gedaald en het percentage vrouwelijke bestuurders met maar liefst negentien percentagepunten.
Samenvatting De resultaten van dit deel van het onderzoek laten zien dat er ten opzichte van 1995 een verslechtering is opgetreden in de afstelling van de hoofdsteun. Dat geldt zowel voor bestuurders als voorpassagiers. rJy'erd in het vorige onderzoek geconcludeerd dat de afstelling duidelijk verbetering behoeft, nu, bij dit onderzoek blijkt dat eens te meer het geval te zijn. Bij27% van de bestuurders is sprake van een goede afstelling en bij de voorpassagiers is dat 39Yo.Yoorts blijft er een onderscheid tussen mannelijke en vrouwelijke bestuurders. De combinatie man en kleine auto leidt tot hogere percentages foutieve afstelling dan bij vrouwen.
24
7
.
7.1.
Resultaten van de schriftelijke enquête
Algemeen
In de schriftelijke enquêtes is gevraagd naar de opvattingen over het gebruik van de autogordel en naar de motieven voor dat gebruik. Voor de bestuurders en achterpassagiers van personenauto's zijnde enquêtes identiek aan die van 1995. De enquête onder de inzittenden van bestelauto's is nieuw en ook enigszins afuijkend van de hierboven genoemde enquêtes. In de onderstaande beschrijving geeft een percentage het aandeel weer van de betreffende inzittenden dat antwoord heeft gegeven. Voor zover mogelijk worden tussen haakjes daarbij ter vergelijking de percentages uit 1995 gegeven. Dat is uiteraard niet mogelijk bij de antwoorden van de inzittenden van bestelauto's.
ln Bijlage 13 zijn de volledige enquêteresultaten opgenomen met absolute aantallen en percentages die kunnen worden vergeleken met die van 1992 en 1995.
7.2.
Responskenmerken Tijdens het onderzoek is aan 795 bestuurders een enveloppe met enquêteformulier uitgereikt. Van deze bestuurders hebben er 358 gereageerd; een respons van 45%o. Aan achterpassagiers ouder dan twaalfjaar is in 290 gevallen een vragenlijst uitgereikt. Daarvan werden er I l9 geretourneerd; een respons van 4l,0yo.In 1995 bedroegen deze percentages respectievelijk 48,5yo en 43%o. Aan inzittenden van bestelauto's zijn in totaal1.482 enquêteformulieren uitgereikt. Daarvan reageerden 452 inzittenden; een respons van30oÁ. Van de respondenten was 830% bestuurder en l6Yo passagier.
7.3.
Bestuurderpersonenauto
7.3.1.
Gebruik Vraag 1. Van de respondenten geeft 84% (83) te kennen datzij op wegen buiten de bebouwde kom altijd de autogordel dragen. Ook geeft l0% (11) aan dat zij dat in dat geval meestal doen terwijl 2% (l) dan nooit een gordel draagt. Deze percentages wijken niet noemenswaardig af van de resultaten uit 1995. Onverminderd blijft gelden dat het beweerde gedrag gunstiger is dan het
feitelijk gedrag.
Vraag 2. Als in relatie tot het gebruik buiten de bebouwde kom wordt gevraagd naar het gebruik tijdens de laatste tien ritten zeg!719/o (71) dit dan 'vrijwel aftijd' (negen- of tienmaal) te hebben gedaan engYo (12) zegl ééntot achtmaal. Vergeleken met 1995 lijkt het er op dat het omdoen van de gordel iets minder vanzelfsprekend is. Vraag 3. Als wordt gereden op wegen binnen de bebouwde kom zegt67yo (64) van de respondenten dat zij dan 'altijd' de gordel omdoen. 'Meestal, 25
scoort 17% (20), terwijl 4% (4) aangeeft dan 'nooit' de gordel te dragen. Er lijkt sprake van een geringe verbetering. Het aandeel dat aangeeft 'altijd' de gordel te dragen is ten opzichte van 1995 gestegen en vertoont nu overeenkomst met het waargenomen gedrag. Yraag 4. Op een identieke vraag als vraag2, maar dan voor binnen de bebouwde kom, wordt door 630Á (59) aangegeven dat dan 'vrijwel altijd' (negen- à tienmaal) de gordel wordt gedragen en door 20% (24) één- tot achtmaal). Het lijkt erop dat het omdoen van de gordel iets meer vanzelÊ sprekend is geworden. Vraag 5. Bij korte ritten geeft men in 63% (63) van de gevallen aan altijd de gordel te gebruiken, in lTYo (19) meestal en in 6% (6) nooit. Ten opzichte van 1995 is er nauwelijks sprake van verschil.
Vraag ó. Als er een lange rit wordt gemaakt zegt men in 92%o (91) van de gevallen 'altijd' de gordel om te doen, in 4Yo (5) 'meestal' en in 2% (l) 'nooit'. Deze percentages zijn sinds 1992 nauwelijks veranderd.
7.3.2.
Motieven De vragen naar motieven om de gordel al of niet te gebruiken laten combinaties van antwoorden toe zoals vergeetachtigheid, ongemak, nut, gevaar, verplichting, gewoonte en andere redenen.
Vraag 7.Dat men het omdoen van de gordel vergeten is wordt in combinatie met andere antwoorden in 4l%o (43) van de gevallen aangegeven als motief waarom geen gordel wordt gedragen; l6% (18) vindt het ongemakkelijk; 9% (9) vindt het niet nodig en30Á (2) acht het gevaarlijk. Deze percentages verschillen niet noemenswaard van die in 1995. Opgemerkt wordt dat in 1992 het percentage bestuurders dat vergeetachtigheid aanvoert nog 54oÁ was. Vraag 8. Als de gordel wel wordt gedragen zegÍ.78Yo (80) dat onder meer veiliger te vinden. De wettelijke verplichting wordt door 53Yo (56) als motief aangevoerd en 60Yo (53) geeft de gewoonte aan. Angst voor een bekeuring leidt in 22% (19) van de gevallen tot het dragen van de gordel en tenslotte geeft.20Á (2) aan dat zij de gordel dragen omdat anderen dat willen. Sinds 1992 wordt de gewoonte steeds meer aangegeven als reden om de gordel te dragen.
7.3.3.
Gordels op de achterbank Vraag 9.Yan de respondentenzegtrS2% (85) de beschikking te hebben over gordels op de achterbank en daarmee lijkt de aanwezigheid te stagneren. De feitelijke aanwezigheid in de totale steekproef bedraagt echter 59Yo (inclusief kinderzitjes 690Á) en is daarmee aanmerkelijk lager. Het is niet ondenkbaar dat bestuurders die de beschikking hebben over gordels op de achterbank meer op de enquête hebben gereageerd.
Vraag 10. Als er gordels achterin aanwezig zijn wordt door l9%o (26) van de bestuurders geantwoord dat die gordels dan 'altijd' worden gedragen, 25% (27) noemt 'meestal', 15% (16)'soms' en29%o (22) zegl'meestal niet'
26
of 'nooit'. Opvallend is dat het beweerd gebruik belangrijk is afgenomen. Dat stemt overeen met de afrrame van het feitelijk gebruik datZTYo (34%) bedraagt.
Vraag I l. Deze vraag wordt door 48%o (55) niet beantwoord. Als er geen gordels op de achterbank aanwezigzijnzegl34Yo (35) van de respondenten datzij overwegen om die aan te schaffen. Van de anderen vindt22% (15) het niet nodig en de overigen zeggen dat er nooit iemand achterin zit2gyo (20), dat de auto wordt vervangen 9% (I5) of dat zij geen eigenaar zijnT% (5). Opmerkelijk is de stijging van het aandeel bestuurders dat van mening is dat gordels achterin niet nodig zijn.
7.3.4.
Draagplicht gordels op de achterbank Vraag I 2. Gevraagd naar deze verplichting geeft 5% (l)te kennen dat deze niet bestaat. Ervan op de hoogte dat de verplichting alleen bestaat als er ook gordels achterin aanwezig zijn is 60 % (59). Dat het dragen altijd verplicht is vindt 29% (29) en3oÁ (3) is van mening dat de verplichting alleen voor kinderen geldt. Er is dus geen wijziging opgetreden in de opinies over het gordeldragen achterin.
7
.3.5.
Belang van gordels Vraag 13. Het belang van het dragen van de autogordel op de voorstoelen wordt door 48Yo (57) van de bestuurders even groot geacht als het dragen achterin. Daar staat tegenover dat 47Yo (41) het dragen voorin belangrijker vindt dan het dragen achterin. Net als in 1995 zou men, en nu met misschien iets meer nadruk, kunnen veronderstellen dat het aspect dat het dragen van gordels door alle inzittenden ook voor allen voordelen biedt nog niet voldoende is benadrukt.
Vraag 14. Het dragen van gordels op de achterbank door kinderen wordt door 4lYo (42) belangrijker geacht dan het dragen door volwassenen. Net zo belangrijk voor kinderen als voor volwassenen vindt 57% (57). Het oordeel over dit aspect is niet veranderd. Vraag /5. Het dragen van gordels op de voorstoelen door kinderen wordt door 67Yo (73) net zo belangrijk beoordeeld als op de achterbank;30% (25) vindt het voor belangrijker dan achter. Yraag 16.Het dragen van gordels door kinderen op de voorstoelen wordt in 77% (81) van de gevallen netzo belangrijk geacht als voor volwassenen; 20% (17) vindt het voor kinderen belangrijker dan voor volwassenen. 7.3.6.
Voorb
e e
ldfunc tie v an
be stuurders
Vraag 17.Yan de bestuurders vindt 74% (76) het belangrijk om de gordel om te doen en daarmee een voorbeeld te zijn voor de passagiers. Vraag 18. Onderscheid tussen volwassenen en kinderen wordt daarbij in 59% (62) van de gevallen niet gemaakt.Deze vraag wordt in22%o (23)van de gevallen niet beantwoord.
27
7.3.7.
Veiligheid en kans op letsel Vraag 19. De kans dat een niet door een gordel of een kinderzitje beschermd kind bij een aanrijding naar voren schiet wordt door 76% (77) van de bestuurders groot geacht. Dat die kans redelijk is vindt 13% (17). Vraag 20. Minder overtuigd hiervan is men als het gaat om volwassenen. Dan zegt 45% (48) dat die kans redelijk is en 29% (29) acht die kans groot.
7.3.8.
Yoorlichtingalgemeen Vraag 21. Op dezevraagkonden combinaties van antwoorden worden gegeven. Voorlichting over het gebruik voorin noemt 74% (74). Over het gebruik achterin heeft.43Yo (58) van de bestuurders wel eens vemomen en over het gebruik van kinderzitjes a0% (6\ Het aantal respondenten dat aangeeft nooit voorlichting over gordels te zien of te horen is2loÁ (17). Sinds 1992 is er sprake van een voortdurend dalend aandeel respondenten dat zegÍ. te hebben kennis gemaakt met voorlichting over gordels achterin en over het gebruik van kinderzitjes. Vraag 22.Televisie wordt in combinatie met andere media in73% (75) van de gevallen genoemd als het medium waardoor voorlichting wordt gezien. Hierna komen weekbladen en tijdschriften met 22% (28),radio met22Yo (18) en dagbladen met 18% (23)Yiaborden langs de wegzegt niemand te worden geinformeerd; dit was in 1995 nog l7oÁ.
7.3.9.
Recente voorlichting Vraag 23. Op de vraag of men het laatste halfjaar iets gemerkt heeft over voorlichting over gordelgebruik antwoordt 63% (66) met Ja' en34% (32) met'nee'. Vraag 24. Televisie wordt in combinatie met andere media het meest genoemd: 53% (55). Daarna komen radio met 19% (14), weekbladen en tijdschriften met l4Yo (14) en dagbladen met l3%o (9). Borden langs de weg worden door 45%o (46) genoemd. Vroag 25. Yan de ondervraagden beantwoordt 36% (33) deze vraag niet. Gebruik van de gordel in het algemeen was volgens 47% (47) van de ondervraagden het onderwerp van de voorlichting. Slechts l% (3) meent dat het ging om het juiste gebruik van de gordel. De combinatie wordt door 16% (17) genoemd. Vraag 26. Op de vraag of de voorlichting ertoe geleid heeft dat men de gordel is gaan dragen wordt door 34%o (30) niet geantwoord. Dat men de gordel al draagt zegÍ.54oÁ (55). Van de overigen geeft. llYo (13) aan dat de voorlichting niet tot dragen heeft geleid. Vraag 27.De vraag of men de gordel anders is gaan dragen wordt door 59oÁ (58) van de ondervraagden niet beantwoord. Anderen geven aan wel van gedrag veranderd te zijn:22% (19) doet de gordel beter over de schouder, 9% (12) zorgldat de gordel nietzit gedraaid en dat men de gordel laag over
28
het bekken en strakker moet dragen scoren respectievelijk 6% (5) en 4%
(4). Vraag 28.De leuze "autogordels vast en zekef'wordt in 5l%o (53) van de gevallen aangemerkt als de leuze die bij de voorlichting werd gebruikt. In werkelijkheid was dat in 1995 "in de gordels of in de kreukels". Die slogan werd toen in3l% van de gevallen genoemd en daarnaast nog "autogordels altijd" met29oÁ; nu zijn dezelfde percentages respectieveliik l% en l0oÁ. Wel bestaande, maar in geheel ander verband gebruikte aanmoedigingen om de gordel te dragen, worden maar in 2% (8) van de gevallen genoemd. Vraag 29. Over voorlichting over kinderzitjes zegt 78% (69) in het laatste halfjaar niets te hebben gezien of gehoord en meent 19% (29) dat wel zo is. Vraag 30.De vraag of er gedurende het laatste halfjaar iets van voorlichting over hoofdsteunen is gemerkt wordt door 72%o (13) van de ondervraagden bevestigend beantwoord. Niets gemerkÍ heeft.21% (86).
7.3.10. Overige kenmerken Vragen
3
I
en 32 zijn controlevragen die in het kader van deze rapportage
niet belangrijk zijn. Yraag 33. Het merendeel (65%) (80) van de ondervraagden is 25 tot 50 jaar oud en 23% (13) is ouder dan 50jaar. Vraag 34. Mannen zijn het meest aangetroffen:65% (68). Yraag 35. De bestuurders hebben in7SYo (85) van de gevallen kinderen. Vraag 36.In90% (93) van de gevallen rijdt men auto als bestuurder. Vraag 37.De auto wordt het meest gebruikt voor woon/werk-verkeer: 360Á (39). Daama komen sociale contacten met3lVo (30) en zakelijk rijden met 20% (2s). Vraag 38. Het rijden van meer dan 18.000 km per jaar gebeurt door 36%o (42), terwijl 40% (39) aangeeft tussen 8.000 en 18.000 km per jaar te rijden. Minder dan 8.000 km per jaar rijdt?l% (17). Vraag 39.De leeftijd van de auto is in l8% (13) van de gevallen een jaar of jonger. Maximaal vier jaar oud is 4l% (49) en 54Yo (5 I ) is ouder dan vijf jaar. Vraag 40.De kans op betrapping voor het niet gebruiken van de gordel wordt door 59Yo (65) nihil geacht. De mogelijkheid dat men eenmaal per jaar wordt gecontroleerd wordt door 160Á (17) genoemd en die van enkele malen per jaar door 22Yo (17). Het lijkt erop dat de kans op betrapping iets hoger wordt ingeschat dan in 1995. Vraag 41. Een bekeuring voor het niet dragen is nog steeds geen frequente ervaring: 95% (95) zegt nooit te zijn bekeurd.
29
Vraag 42. Een airbag als verplichte aanvulling op de gordel wordt door 69% (69) positief gewaardeerd, zij het dat 33% (28) vindt dat deze voorziening niet meer dan / 500,- mag kosten. Vraag 43.Een voorziening die bij het instappen de gordel automatisch omdoet wordt door 55%o (59) wenselijk geacht. Vraag 44.Met een verplichte voorziening in de vorÍn van een waarschuwingssignaal als de gordel niet is omgedaan wordt door 73% (71) ingestemd. Vraag 45.Hetverkeer wordt door l9Yo (19) onveiligtotzeer onveilig beoordeeld; 4l% (44) noemt het tamelijk veilig en 37% (36) acht het verkeer veilig tot zeeÍ veilig.
7.4. 7
.4.1.
Achterpassagiers
Gebruik Vraag 1. Van de respondenten geeft 35% (33) te kennen datzij meerijdend op wegen buiten de bebouwde kom altijd de autogordel dragen. Daarnaast geeft.lZYo (15) aan datzij dat in dat geval meestal doen terwijl 33% (31) dan nooit een gordel draagt. Deze percentages wijken niet sterk af van de resultaten uit 1995 en nog steeds kan ook bij passagiers worden vastgesteld dat het beweerde gedrag gunstiger is dan het feitelijk gedrag. Vraag 2. Als in relatie tot het gebruik buiten de bebouwde kom wordt gevraagd naar het gebruik tijdens de laatste 10 ritten zegl33oÁ (35) dit dan vrijwel altijd te hebben gedaan en22Yo (26) meestal. Vraag 3. Als wordt gereden op wegen binnen de bebouwde kom zeglZíVo (23)van de responderende achterpassagiers datzij dan'altijd' de gordel omdoen. 'Meestal' scoort l7% (20) en 40%o (39) geeft aan dan 'nooit' de gordel te dragen. De aandelen die aangeven altijd of nooit de gordel te dragen zijn ten opzichte van 1995 vrijwel gelijk gebleven. Vraag 4. Op een identieke vraag als vraag2, maar dan voor binnen de bebouwde kom, wordt door 26Yo (28) aangegeven dat dan 'vrijwel altijd' de gordel wordt gedragen en door 34% (29)'meestal'. Vraag 5. Bij korte ritten geeft men in 20% (21) van de gevallen aan 'altijd' de gordel te gebruiken , in l5%o ( I 7) 'meestal' en in 40% (41) 'nooit' . Ten opzichte van 1995 is er geen sprake van een verandering. Vraag ó. Als er een lange rit wordt gemaakt zegt men in38% (42)van de gevallen 'altijd' de gordel om te doen, in ll% (12) 'meestal' en in 3l% (30) 'nooit'. Ook hier is er nauwelijks sprake van een verandering in vergelijking met 1995.
30
7.4.2.
Motieven De vragen naar motieven om de gordel al of niet te gebruiken laten, net zoals bij bestuurders, combinaties van antwoorden toe zoals vergeetachtigheid, ongemak, nut, gevaar, verplichting, gewoonte en andere redenen.
Vraag 7.Dat men vergeten is de gordel om te doen wordt in combinatie met andere antwoorden in 33% (39) van de gevallen aangegeven als motief waarom geen gordel wordt gedragen, 3l% (41) vindt het ongemakkelijk, 16% (17) vindt het niet nodig en3Yo (2) acht het gevaarlijk. Vraag 8. Als de gordel wel wordt gedragen zeg! 56Yo (59) dat onder meer veiliger te vinden. De angst voor een bekeuring leidt in l7% (15) van de gevallen tot het dragen van de gordel en lSYo (21) geeft aan dat zij de gordel dragen omdat anderen dat willen. Ten slotte geeft.Z4oÁ (26) aan dat gewoonte de reden is en slechts 3% (5) doet de gordel om omdat de bestuurder dat ook doet. 7
.4.3
.
Belang van gordels Vraag 9. Het belang van het dragen van de autogordel op de achterbank wordt door 48oÁ (50) van de achterpassagiers even groot geacht als het dragen op de voorstoelen. Daar staat tegenover dat 49Yo (48) het dragen achterin minder belangrijker vindt dan het dragen voorin. Men zou ook hier weer kunnen veronderstellen dat het aspect dat het dragen van gordels door alle inzittenden ook voor hen allen voordelen biedt nog niet voldoende is doorgedrongen.
Vraag 10. Het dragen van gordels op de achterbank door kinderen wordt door 4lYo (43) belangrijker geacht dan het dragen door volwassenen. Net zo belangrijk voor kinderen als voor volwassenen vindt 56% (54). Het verschil in oordeel tussen achterpassagiers en bestuurders is in dit opzicht niet erg groot. Wel lijkt de mening dat de gordel voor kinderen belangrijker zou zijn nog meer post te vatten. Vraag I l.Het dragen van gordels op de voorstoelen door kinderen wordt door 67%o (69) net zo belangrijk beoordeeld als op de achterbank; 30% (30) vindt het voorin belangrijker dan achterin. Vraag 12. Het dragen van gordels door kinderen op de voorstoelen wordt 77% (82) van de gevallen net zo belangrijk geacht als voor volwassenen; 19% (15) vindt het voor kinderen belangrijker dan voor volwassenen. 7.4.4.
Voorb
ee
ldfunc t ie v an pas s agier s
Vraag /3. Van de passagiers vindt 6l% (59) het belangrijk om de gordel om te doen en daarmee een voorbeeld te geven aan andere passagiers. Vrijwel de rest deelt die mening niet. Vraag 14. Onderscheid tussen volwassenen en kinderen wordt daarbij in 48% (42) van de gevallen niet gemaakt.Deze vraag wordt in30%o (36) van
3T
de gevallen niet beantwoord. Een voorbeeldfunctie aan te spreken dan bestuurders.
7.4.5.
lijkt
passagiers minder
Veiligheid en kans op letsel Vraag 15. De kans dat een niet door gordel of kinderzitje beschermd kind bij een aanrijding naar voren schiet wordt door 81% (75) van de ondervraagde achterpassagiers groot geacht. Dat die kans redelijk is vindt 8% (1 l). Slechts 2% (5) acht die kans heel klein. Vraag /ó. Evenals de bestuurders blijven de achterpassagiers minder overtuigd van de kans op letsel bij het niet gebruiken van de gordel als het gaat om volwassenen. Dan zegl4So/o (47) dat die kans redelijk is en26%o (25) acht haar groot.
7.4.6.
Draagplicht gordels op de achterbank Vraag 17. Gevraagd naar deze verplichting geeft 6% (5) van de achterpassagiers te kennen datdeze verplichting niet bestaat. Ervan op de hoogte dat de verplichting alleen bestaat als er ook gordels achterin aanwezigzijn is 72%o (69). Dat het dragen altijd verplicht is vindt 18% (23) en l% (2) is van mening dat de verplichting alleen voor kinderen geldt.
7.4.7.
Voorlichting algemeen Vraag 18. Op dezevraagkonden ook weer combinaties van antwoorden worden gegeven. Voorlichting over het gebruik voorin noemt 75% (74). Over het gebruik achterin heeft 52Yo (59) van de achterpassagiers wel eens vernomen en over het gebruik van kinderzitjes 40% (37). Slechts 15% (15) heeft nooit voorlichting gezien of gehoord. Vraag /9. Televisie wordt in combinatie met andere media in82Yo (78) van de gevallen genoemd als het medium waardoor voorlichting wordt gezien. Hierna komen radio met 25% (15), weekbladen en tijdschriften met 180Á (21%) en dagbladenmet l6Yo (15). Via borden langs de wegzegl niemand (14) te zijn geïnformeerd.
7.4.8.
Recentevoorlichting Vraag 20. Op de vraag of men het laatste halfjaar iets gemerkt heeft over voorlichting over gordelgebruik antwoordt 69% (72) met Ja' en29% (27) met'neet. Vraag 2/. Televisie wordt in combinatie met andere media het meest genoemd: 62% (65\. Daarna komen radio met 19% (14), weekbladen en tijdschriften met l4Yo (14) en dagbladen met l3%o (9). Borden langs de weg worden door 45%o (46) genoemd. In het algemeen lijken achterpassagiers minder geïhformeerd dan bestuurders. Vraag 22. Gebruik van de gordel in het algemeen was volgens 50% (53) van de ondervraagden het onderwerp van de recente voorlichting. Slechts 3% (5) meent dat het ging om het juiste gebruik van de gordel. De combinatie wordt door l8% (15) genoemd.
32
Vraag 23. Op de vraag of de recente voorlichting ertoe geleid heeft dat men de gordel is gaan dragen wordt door 50% (41) geantwoord dat men de gordel al draagt. Van de overigen geeft lgYo (28) nn dat de voorlichting niet tot dragen heeft geleid. Vraag 24.De vraag of men de gordel als gevolg van de recente voorlichting anders is gaan dragen wordt door driekwart van de ondervraagden niet beantwoord. Anderen geven aan wel van gedrag veranderd te zijn. Zij doen de gordel beter over de schouder: 13% (21).
Vraag 25.De leuze "autogordels vast en zeker" wordt in 5lYo (40) van de gevallen aangemerkt als de leuze die bij de voorlichting wordt gebruikt. De slogan "autogordels altijd" wordt door I l% (30) genoemd. De in 1995 gebruikte leuze "in de gordels of in de kreukels" wordt in 70Á (41) van de gevallen genoemd en daarnaast nog "autogordels altijd" met3DYo. Vraag 26. Over voorlichting over kinderzitjes zegt 7l% (86) in het laatste halfjaar daarover niets te hebben gezien ofgehoord. Dat daarvan wel sprake was meent 23% (12). Vraag 27. De vraag of er gedurende het laatste halfjaar iets van voorlichting over hoofdsteunen is gemerkt wordt door 760Á (32) van de ondervraagden bevestigend beantwoord. Niet iets van gemerkt zeg!21% (67). 7.4.9.
Overige kenmerken Vragen 28 en 29 zijn controlevragen die in het kader van deze rapportage
niet belangrijk zijn. Vraag 30.Yan de achterpassagiers is 45Yo (39) ouder dan 50 jaar; 2l% (26) valt in de categorie 25-50 jaar enl4Yo (23) in de categorie 12-17 jaar. Vraag 31. Vrouwen zijn het meest als achterpassagier aangetroffen:7lYo
(66). Vraag 32. De achterpassagiers hebben in 44oÁ (43) van de gevallen kinderen.
Yraag 33. In 30% (34) van de gevallen rijdt men auto als bestuurder, maar meestal rijdt men mee als passagier: 68% (65). Vraag J4. Meestal rijdt men met de auto mee voor sociale contacten, het afleggen van bezoek en voor vrijetijdsbesteding: 76% (73). Vraag 35. Het meerijden van meer dan 18.000 km per jaar gebeurt maar door 5Yo (8). Terwijl 34% (34) aangeeft tussen 8.000 en 18.000 km per jaar mee te rijden is dat voor 56% (56) van de achterpassagiers niet meer dan 8.000 km perjaar. Yraag 36.In 62% (68) van de gevallen wordt minder dan de helft van het aantal afgelegde kilometers per jaar als achterpassagier meegereden.
33
Vraag 37. De leeftijd van de auto is in llYo (20) van de gevallen een jaar of jonger. Maximaal vier jaar oud is 34% (61) en 43%o (38) is ouder dan vijf jaar. Vraag 38. De kans op betrapping voor het niet gebruiken van de gordel voorin wordt door 49%o (57) van de achterpassagiers nihil geacht. De mogelijkheid dat men daarvoor eenmaal per jaar wordt gecontroleerd wordt door 18% (21) genoemd en de mogelijkheid van enkele malen per jaar door 30% (21). Vergeleken met 1995 acht men de kans op betrapping toegenomen. Vraag 39.De kans op betrapping voor het niet gebruiken van de gordel achterin wordt door 66Yo (75) van de achterpassagiers nihil geacht. De mogelijkheid van eenmaal per jaar wordt door l7%o (12) genoemd en die van enkele malen per jaar door l4Yo (11). Vergeleken met 1995 acht men de kans op betrapping toegenomen. Vraag 40. Een bekeuring voor het niet dragen is voor de achterpassagiers geen frequente ervaring:97% (97) zegt nooit te zijn bekeurd. Vraag 41. Ook meerijdende als passagier voorin is de ervaring met bekeuringen gering. Slechts 1% (l) is ooit bekeurd voor het niet dragen van de gordel. Vraag 42. Het verkeer wordt door 21%o (21) van de achterpassagiers als onveilig tot zeeÍ onveilig beoordeeld; 43% (45) noemt het tamelijk veilig en 33% (32) acht het verkeer veilig tot zeer veilig. 7
.5.
Inzittenden van bestelauto's
7
.5.1.
Algemeen
Omdat de enquête onder de inzittenden van bestelauto's voor de eerste maal plaatsvond, is er uiteraard geen vergelijking met eerdere jaren mogelijk. In de vragen l, 2 en 3 is een aantal algemene kenmerken gevraagd. Het aantal respondenten op de enquête bedroeg 452,waarvan83%o bestuurder was op het moment van de enquête. Er respondeerden 76 passagiers. Dit aantal is te klein om de antwoorden op de enquêtevragen afzonderlijk voor passagiers te beschouwen. Daarom worden in het hiernavolgende de resultaten voor alle inzittenden tezamen beschouwd. Van de inzittenden zeg!.95%o dat er in de bestelauto gordels op de voorstoelen aanwezigzijn. Van hen zegt weer 80olo dat dat driepuntsgordels betreft. Dat er alleen sprake is van heupgordels zegl4Yo en l4%o noemt de aanwezigheid van de combinatie van beide typen. 7
.5.2.
Gebruik Vraag 4. Y an de respondenten geeft 60Yo te kennen dat zij op wegen buiten de bebouwde kom 'altijd' de autogordel dragen. Zestien procent geeft aan datzij dat in dat geval 'meestal' doen terwijl 7Yo dan 'nooit' een gordel
34
draagt. Ook hier is het beweerd gedrag gunstiger dan het waargenomen
gebruik. Vraag 5. Als in relatie tot het gebruik buiten de bebouwde kom wordt gevraagd naar het gebruik tijdens de laatste tien ritten, zeg! 54oÁ dit dan vrijwel altijd (negen- of tienmaal) te hebben gedaan en lTYo zeg! éen- tot achbnaal. Vraag ó. Als wordt gereden op wegen binnen de bebouwde kom zeg! 43Yo van de respondenten dat zij dan 'altijd' de gordel omdoen. 'Meestal' scoort 2lYo,terwijl 13% aangeeft dan 'nooit' de gordel te dragen.
Vraag 7. Op een identieke vraag als vraag 5, maar dan voor binnen de bebouwde kom, wordt door 4lYo aangegeven dat dan 'vrijwel altijd' (negen- à tienmaal) de gordel wordt gedragen en door 30olo 'meestal' (ééntot achtmaal) Vraag 8. Bij korte ritten geeft men in 42Yo van de gevallen aan 'altijd' de gordel te gebruiken , in 18Yo 'meestal' en in l5%o 'nooit'.
Bij een lange rit wordt gemaakt wordt er in70oÁ van de gevallen de gordel omgedaan, in llYo'meestal' en in 6Yo'nooit'.
Vraag 9.
'altijd'
7.5.3. Motieven De vragen naar motieven om de gordel al of niet te gebruiken laten ook hier weer combinaties van antwoorden toe zoals vergeetachtigheid, ongemak, nut, gevaar, verplichting, gewoonte en andere redenen.
Vraag 10. Hette zijnvergeten wordt in combinatie met andere antwoorden in 43% van de gevallen aangegeven als motief waarom geen gordel wordt gedragen; 26%o vindt het ongemakkelijk; 9%o vindt het niet nodig en 6% acht het gevaarlijk.
//.
Als de gordel wel wordt gedragen zeg! 62Yo dat onder meer veiliger te vinden. De wettelijke verplichting wordt door 45%o als motief aangevoerd en39%o geeft de gewoonte aan. Angst voor een bekeuring leidt in27Vo van de gevallen tot het dragen van de gordel en ten slotte geeft 6% aan dat zij de gordel dragen omdat anderen dat willen. Yraag
7.5.4.
Draagtlicht gordels in bestelauto's Vraag 12. Gevraagd naar deze verplichting geeft 60á te kennen dat deze niet bestaat. Ervan op de hoogte dat de verplichting alleen bestaat als er ook gordels aanwezigzijn is 49Yo.Dat het dragen altijd verplicht is vindt 43% en niemand is van mening dat de verplichting alleen voor kinderen zou gelden.
7.5.5.
Belangvan gordels Vraag 13. Het dragen van gordels op de voorbank door kinderen wordt door 25Yobelangrijker geacht dan het dragen door volwassenen. 'Net zo belangrijk voor kinderen als voor volwassenen' vindtT4Yo.
35
7.5.6.
Voorbeeldfunctie van bestuurders Vraag
l4.Yan
de inzittenden vindt l(%ohet belangrijk om de gordel om te
doen en daarmee een voorbeeld te zijn voor de passagiers.
Vraag /5. Onderscheid tussen volwassenen en kinderen wordt daarbij in 59Yo van de gevallen niet gemaakt . Deze vraag
wordt in
20%o
van de
gevallen niet beantwoord.
7.5.7.
Voorlichtingalgemeen Vraag 16. Op dezevraag konden combinaties van antwoorden worden gegeven. Voorlichting over het gebruik voorin noemt 68%. Over het gebruik achterin heeft 47Yo van de inzittenden wel eens vernomen en over het gebruik van kinderzitjes 39%o. Het aantal respondenten dat aangeeft nooit voorlichting over gordels te zien of te horen bedraagt.22%o. Vraag /7. Televisie wordt in combinatie met andere media in73%o van de gevallen genoemd als het medium waardoor voorlichting wordt gezien. Hiema komen radio met 26Yo, dagbladen met l8%o en weekbladen en tijdschriften met l4oÁ.
7.5.8.
Recentevoorlichting Vraag 18. Op de vraag of men het laatste halfjaar iets gemerkt heeft over voorlichting over gordelgebruik, antwoordt 62Yo met ja en 36Yo met 'nee'. Vraag 19. Televisie wordt door de ja-zeggers in combinatie met andere media het meest genoemd: S3Yo.Daarna komen posters en reclameborden met 610Á, radio met 28%o, dagbladen met l7%o en weekbladen en tijdschriften met l3%o. Vraag 20. Gebruik van de gordel in het algemeen was volgens 74Yo van de ja-zeggers het onderwerp van de voorlichting. Van hen meent 6%o dathet ging om het juiste gebruik van de gordel. De combinatie wordt door 23oÁ genoemd. Vraag 2LDe vraag of de voorlichting ertoe geleid heeft dat men de gordel is gaan dragen wordt door 7Yo bevestigend beantwoord. Dat men de gordel
al droeg zegf.69%o. Yraag 22. Op de vraag of men de gordel anders is gaan dragen geeft.77%o van de ondervraagden aan van gedrag veranderd te zijn:35%o doet de gordel beter over de schouder,2loÁ zorgl dat de gordel niet zit gedraaid en dat men de gordel strakker moet dragen en laag over het bekken antwoorden respectievelijk 13% en 8Yo. Vraag 23.De leuze "autogordels vast en zeker" wordt in75Yo van de gevallen aangemerkt als de leuze die bij de voorlichting werd gebruikt, "autogordels altijd" wordt met2O%o genoemd. De ooit gebruikte slogan "in de gordels of in de kreukels" wordt door 8olo aangegeven.
36
Vraag 24. Over voorlichting over kinderzitjes zegt 77Yo in het laatste half jaar daarover niets te hebben gezien of gehoord en meent 20% datwel zo is. Vraag 25.De vraag of er gedurende het laatste halfjaar iets van voorlichting over hoofdsteunen is gemerkt wordt door 73Yo van de ondervraagden bevestigend beantwoord. Niets gemerkt heeft. 26Yo.
7.5.9.
Overige kenmerken Vragen 26 en 27 zijn controlevragen die in het kader van deze rapportage
niet belangrijk zijn. Vraag 28. Het merendeel (69%) van de ondervraagden is 25 tot 50 jaar oud,
16%is ouderdan50jaar enllYo is l8tot24 jaar. Vraag 29. Mannen zijn onder de inzittenden het meest aangetroffen: 80%. Yraag 30. De inzittenden hebben in 57Yo van de gevallen kinderen. Vraag 31. In 92%o van de gevallen rijdt men de bestelauto als bestuurder en
in 5% als voorpassagier. Vraag 32. De bestelauto wordt het meest gebruikt voor zakelijk verkeer: S7%o.Daama komen woon-werk verkeer met27Yo, sociale contacten met 8ol0, boodschappen doen met 4Yo en vrije tijdsbesteding met20Á.
Vraag 33. Het rijden van meer dan 18.000 km per jaar gebeurt door 55oÁ, 28%o aangeeft tussen 8.000 en 18.000 km per jaar te rijden. Minder dan 8.000 km per jaar rijdt l4%.
terwijl
Vraag 34. De leeftijd van de auto is in 15% van de gevallen een jaar of jonger. Maximaal vier jaar oud is 4loÁ en36Yo is ouder dan vijfjaar. Vraag 35. De kans op betrapping voor het niet gebruiken van de gordel wordt door 52oÁ nihil geacht. De mogelijkheid dat men eenmaal per jaar wordt gecontroleerd wordt door lTYo genoemd en die van enkele malen per jaar door 29oÁ. Vraag 36.Een bekeuring voor het niet dragen van de gordel is geen frequente ervaring: 89Yo zeg!.nooit te zijn bekeurd. Vraag 37. Een airbag als verplichte aanvulling op de gordel wordt door 39% positief gewaardeerd, zij het dat28% vindt dat deze voorziening niet meer dan
/
500,- mag kosten.
Vraag.38. Een voorziening die bij het instappen de gordel automatisch omdoet wordt door 55oÁ wenselijk geacht. Vraag 39. Met een verplichte voorziening in de vorïn van een waarschuwingssignaal als de gordel niet is omgedaan wordt door 75Yo ingestemd.
37
ï/raag 40.Hetverkeer wordt door l6Yo als 'onveilig totzeer onveilig' beoordeeld; 30oá noemt het 'tamelijk veilig' en 52Yo acht het verkeer 'veilig
tot zeer veilig'.
8.
Discussie, conclusies en aanbevelingen Het draagpercentage van autogordels in personenauto's door bestuurders en voorpassagiers is vergeleken met 1995 niet sterk veranderd. Bij bestuurders ligt het rond de 70Yo en bij voorpassagiers rond de 75%o. Bij achterpassagiers van personenauto's is het gordelgebruik sinds 1995 weer toegenomen. Het draagpercentage is nu vastgesteld op 4lYo.Daarmee bevindt het zich op een niveau dat hoger ligt dan kort na invoering van de draagplicht in 1992. Een nieuw element is dat nu ook inzicht is ontstaan in het gordelgebruik bij de bestelauto. Hoewel de aanwezigheid van gordels bij dit type voertuig aanzienlijk hoog mag worden genoemd, houdt het gebruik daarmee geen gelijke tred. Zowel bij bestuurders als voorpassagiers van deze voertuigen blijft het gebruik belangrijk achter bij dat van dezelfde inzittenden van personenauto's. Geconcludeerd kan worden dat voor alle beschouwde typen voertuigen en hun passagiers de draagpercentages nog steeds voor verbetering vatbaar zijn. Die conclusie geldt zeker als in aanmerking wordt genomen dat als beleidsdoelstelling gestreefd wordt naar 90oÁ (goed) gebruik. Dat betere draagcijfers te behalen zijn blijkt uit resultaten uit het buitenland. Op dit feit is al eerder ingegaan in een ander SWOV-rapport over beveiligingsmiddelen (SWOV,1993\.
In het onderzoek \ryaarover hier is gerapporteerd is door visuele waarneming het feitelijke gordelgebruik van zowel bestuurders als (achter)passagiers van personenauto's vastgesteld. Daarnaast is, eveneens door visuele waarneming, voor het eerst op redelijk grote schaal het feitelijk gordelgebruik van bestuurders en voorpassagiers van bestelauto's vastgesteld. Bovendien is door middel van een enquête onder bestuurders en passagiers van personen- en bestelauto's hun mening achterhaald over een aantal aspecten dat met gordelgebruik te maken heeft. Zoals vorige onderzoekingen hebben aangetoond is na het verplicht stellen van het gebruik van de gordel voorin personenauto's aanvankelijk een flinke toename van het gebruik ontstaan. Dat gebruik heeft zich in de loop der jaren gestabiliseerd, maar kwam voor zowel bestuurders als voorpassagiers nooit hoger dan 80% buiten de bebouwde kom en70o/o daarbinnen. Min of meer hetzelfde gold bij de verplichtstelling van de aanwezigheid en het gebruik van gordels achterin. Op grond van de resultaten van dit onderzoek wordt vastgesteld dat in vergelijking met 1995 het totale gebruik van de autogordel door bestuurders van personenauto's met een percentagepunt is gestegen. Dit wordt voornamelijk veroorzaakt door een geringe stijging van het gebruik binnen de bebouwde kom. Bij voorpassagiers daarentegen is het totale gebruik gedaald met twee percentagepunten. Dit wordt veroorzaakt door een daling van het gebruik buiten de bebouwde kom. Bij de achterpassagiers is er sprake van een duidelijke stijging van het gebruik van de gordel. Het is nu zelfs hoger dan kort na de invoering van de draagplicht. Het draagpercentage van bestuurders van bestelauto's is voor het eerst vastgesteld en het totale gordelgebruik bedraagt 2%o.Netzoals bij 39
personenauto's wordt de gordel binnen de bebouwde kom minder gedragen dan daar buiten. Dat geldt ook voor de voorpassagiers waarbij opvalt dat deze altijd de gordel minder dragen dan de bestuurder. Vergeleken met personenauto's wordt er bij bestelauto's slechter gebruik gemaakt van de
gordel.
Er is geen belangrijke factor bekend die het gordelgebruik tussen de meting in 1995 en die in het voorjaar van 1997 heeft beinvloed. Dat blijkt ook niet sterk uit de resultaten van de schriftelijke enquête. Weliswaar zegfzo'ntweederde van alle ondervraagden recent iets van voorlichting over beveiligingsmiddelen te hebben gehoord of gezien, maar slechts weinigen zeggen daardoor tot dragen te zijn gekomen. Voorlichting alleen is niet voldoende om tot aanpassing van het gedrag te komen. Uit veel onderzoekingen is duidelijk geworden dat daaraan ook toezicht moet worden toegevoegd. Dat toezicht wordt echter niet ondervonden zo blijkt ook uit de enquêteresultaten. De mogelijkheid dat men door de politie wordt gecontroleerd op het dragen van de gordel wordt nog steeds als gering gezien. Ook als wordt gevraagd of men ooit is bekeurd geeft hooguit l0% te kennen dat zoiets ooit is gebeurd. Deze feiten maken het aannemelijk dat er tussen 1995 en 1997 geen redenen zijn geweest die aanleiding waren om het gedrag aan te passen. Hoewel deze feiten ook gelden voor de achterpassagiers is daar wel sprake van een gedragsverandering. Een goede verklaring daarvoor is niet te geven. Het gebruik van het kinderzitje blijft onveranderd hoog en is ten opzichte van 1995 weer iets gestegen. Het lijkt erop dat men steeds meer overtuigd blijft van het feit dat het noodzakelijk is om kinderen in de auto goed te beveiligen. Dat die overtuiging minder invloed heeft op het eigen gedrag mag dus terecht verbazing wekken.
Met de afstelling van de hoofdsteun is het zowel bij bestuurders als voorpassagiers slechter gesteld dan in 1995. Dat is verbazend omdat in de voorgaande periode wel degelijk voorlichting over het gebruik van de hoofdsteun is gegeven. Dat men die voorlichting ook heeft bemerkt blijkt uit de enquêteresultaten. Ongeveer driekwart van alle ondervraagden geeft te kennen met die voorlichting te hebben kennis gemaakt wat een spectaculaire toename is vergeleken met 1995. Waarom dat niet tot een verbetering heeft geleid is moeilijk te verklaren. Het is niet ondenkbaar dat de afstelmogelijkheden van de hoofdsteun te beperkt zijn om in alle gevallen tot een goede afstelling te komen, maar dat verklaart weer niet waarom er nu sprake is van een verslechtering van het gebruik. Aanbevelingen Eerdere aanbevelingen die op grond van vorige onderzoekingen zijn geformuleerd blijven nog steeds geldig als ze worden gelegd naast de conclusies van dit onderzoek. In de eerste plaats zou meer aandacht moeten worden besteed aan het gebruik van de autogordel, waarbij ook het goede gebruik aan de orde zou moeten komen. Speciale aandacht is gewenst voor de inzittenden van bestelauto's. Bij deze categorie voertuigen is nog aanzienlijke winst te behalen ook als men ze vergelijkt met de huidige situatie bij personenauto's.
40
Het is te overwegen om deze categorie afzonderlijk te benaderen gezien het speciale karakter.
Hoewel nog zeer onlangs speciale voorlichting is gericht geweest op het juiste gebruik van de hoofdsteun heeft dat kennelijk niet tot een duurzaam effect geleid. Te overwegen valt om na te gaan wat daarvan de redenen zijn geweest en op grond daarvan met een nieuwe actie het publiek te benaderen.
Hernieuwde aandacht van de politie voor het gebruik van beveiligingsmiddelen lijkt gewenst te meer omdat duidelijk is dat niet veel mensen ervan blijk geven dat dit veel aandacht van de politie heeft. Combinatie van grotere aandacht van de politie met intensieve voorlichting aan het publiek, waarbij ook gedacht kan worden aan beiinvloeding via de sociale omgeving, zal bijdragen aan het behalen van een groter effect. Verder kan worden overwogen om verzekeringsmaatschappijen ervoor te interesseren om de contacten met hun verzekerden te gebruiken om aan te geven welk belang aan het dragen van de gordel wordt gehecht ter voorkoming van letselschade of vermindering daarvan.
4I
Literatuur Oei, Hway-liem. (1993). Beveiligingsmiddelen in personeneuto's in 1991 en 1992. R-93-5. SWOV, Leidschendam.
Mulder, J.A.G. (1995). Beveiligingsmiddelen in personenauto's in 1995. R-95-20. SWOV, Leidschendam.
42
Bijlage I t/m
13
Áfteeldingen Tabellen
I
I
t/m 7b
t/m 31
Vragenlij st IMA I 997 (personenauto) Vragenlij st AM4 I 997 (personenauto) Vragenlijst IMA 1997 (bestelauto) C at e gor
ie
-inde ling afst e lling hoofdsteun
Cate gorie-indeling personenauto's Auto gorde l-enquê te pers onenauto
Áut ogorde
I - enquête
Aut o gorde l-enquête
n&tr grootte (b es tuurder)
personenauto (achterpas s agier) b e stel
auto
Meetprogramma enquête Pr oc entue I e mar ge s v an
s
te
ekproefuitkoms ten
Enquêteresultaten 1992, 1995 en 1997
Bijlage I
Afbeeldingen
l tlm 7b
t.
P ercentage autogordelgebruik van bestuurders van personenauto's op wegen binnen en buiten de bebouwde kom in 1979 t/m 1997.
2.
P ercentage
3a.
autogordelgebruik van besíuurders en voorpas sagiers van personenauto's op wegen binnen en buiten de bebouwde kom in 1979 t/m 1997.
P erc en t a ge
aut o gorde I ge bruik v an
b e s t uurd
er s v an
personenauto's op wegen binnen de bebouwde kom naar provincie in 1991, 1992, 1995 en 1997. 3b.
autogordelgebruik van bestuurders van personenauto's op wegen buiten de bebouwde kom naar provincie in 199i,,
P ercentage
1992. 1995 en 1997. 4a.
ercentage autogordelgebruik van voorpassagiers in personenauto's op wegen binnen de bebouwde kom naar provincie in 1991, P
1992, 1995 en 1997. 4b.
P
5a.
autogordelgebruik van voorpassagiers in personenauto's op u)egen binnen de bebouwde kom in relatie tot gordelgebruikvan de bestuurder in i,991, 1992, j,995 en 1997.
5b.
P
6a.
P ercentage
6b.
P
7a.
Percentage gordelgebruik op de achterzitplaatsen van personenauto's op wegen binnen de bebouwde kom in relstie tot gordel-
ercentage autogordelgebruik van voorpassagiers in personenauto's op wegen buiten de bebouwde kom naar provincie in J,99l,, 1992, 1995 en 1997.
P ercentage
ercentage autogordelgebruik van voorpassagiers in personenauto's op wegen buiten de bebouwde kom in relatie tot gordelgebruikvan de bestuurder in 1991, 1992, 1995 en 1997.
gebruik beveiligingsmiddelen op de achterzitplaats en van personenauto's op wegen binnen de bebouwde kom in relatie tot gordelgebruikbestuurder in 1989 t/m 1997. ercentage gebruik beve iligingsmiddelen op de achterzitplaatsen van personenauto's op wegen buiten de bebouwde kom in relatie tot gordelgebruik bestuurder in 1989 t/m 1997.
gebruik bestuurder 7b.
in 1989 t/m 1997.
Percentage gordelgebruik op de achterzitplaatsen van personenantto's op wegen buiten de bebouwde kom in relatie tot gordel-
gebruik bestuurder
in
1989 t/m 1997.
45
GraÍiek 1. Percentage autogordelgebruik van bestuurders van pensonenauto's op wegen binnen en buiten de bebouwde kom in 1979 Um 1997
90%
80% 1
^o/
60% 50% Á
^o/
30"/" 20"L 1A%
^o/
1979
1981
1
983
1
985
*-binnen
1987
1989
1991
1995
bk. -"S-buiten bk.
GraÍiek 2. Percentage autogordelgebruikvan bestuurders en voorpassagiers van personenauto's op wegen binnen en buiten de bebouwde kom in 1979 Um í997
90% 80% 70% 60.k 50"/" A
^O/
3A"A
20% 10"/. 0t/"
Elbest. bi. bk. Epass. bi. bk. trbest. bu. bk. Elpass. bu. bk.
1997
GraÍiek 3a, Percenlage autogordelgebruik van bestuurders van personenauto.s op wegen binnen de bebouwde kom naar provincie in t992 Um 1997
90% 80"/" -,
^o/
60"/"
50% ^
^o/
30% 20% 1
tv^O/ /o /.\O/
?í
E lt
Ír
o E!1991 81992 tr199s EN1997
GraÍiek 3b. Percentage autogordelgebruik van bestuurdêrs van personenauto's op wegen buiten de bebouwde kom naar provincie in 1992 Vm 1997
100% 90"/"
80% -f
no/
60.L 50%
40% 30% 20% 1
rro/
v/o ^o/
81991 81992 tr1995 tr1997
GraÍiek 4a. Percentage aulogoÍdelgebruik van vooÍpassagiers in personenauto,s op wegen binnen de bebouwde kom naar provincie in 199Í Vm 1997
9A% 80"/"
70% 60%
50% A AO/
30% 20"/"
10% ^o/
fr
ÍE
o
IL
Ír
o
o
J CI 811991
F
z-
I
N
ul
N
d]ÏJF
zu-o
t--
E19s2 tr199s E!1997
GraÍiek 4b. Percentage autogordelgebruik van voorpassagiers in personenauto's op wegen builen de bebouwde kom naar provincie in 1991 Vm 1997.
100"/"
90% 80"/"
60"/" 3U"/o
40% 30% 20"4 10"k 0% Lr
rt
FL
FR 811991
48
81992 tr1995 tr1997
TOT
Grafiek 5a. Percentage sutogordelgebrulk van voorpassagiêls in pêÍsoneneulo's op wegen binnen de bebouwde kom in relatie tot gordelgebruik van de bestuurder in 1991 Vm 1997
140% 90% 80"/"
70'/" 60% 50% ^
^o/
30"/" ono/ 1 nO/
tv
/o
^o/
91 92 95 97 91 92 95 97 91 92 95 ja nee totaal
97
trpass. ja Epass. nee
GraÍiek 5b. Percentage autogordelgebruik van voorpassagiers in perconenauto's op wegen buiten de bebouwde kom in relatie tot gordelgebruik van de bestuurder in 1991 Um 1
00%
90% 80% -7
no/
6U"/o
50% 40"/"
30"/"
20% Itv lo ^O/ w/o ^o/
91 ja
92
95
97
95
91
97
nee
Elpass.
91
totaal
ja Epass. nee
49
Grafiek 6a. Percentage gebruik beveiligingsmiddelen op de achtetzilplaatsen van personenauto's op wegen binnen de bebouwde kom in relatie tot gordelgebruik
bestuurder
an 1991 Um 1997.
81989 E1990 tr1991 tr1992 !1995 ts1997
Grafiek 6b. Percentage gebruik beveiligingsmiddelen op de achterzilplaatsen van personenauto's op wegen buiten de bebouwde kom in relatie tot gordelgebíuik
besluurder in 1989 Um 1997.
,.:.:::,'.'. .' '':.:,,':
.'''',.
'.
''''.' '
N|,,,'. '::i:ir:: !r!!: rr: rr:r::::: taxa:.:: t:::.:;::::.t..r: ::i:.1::.rl\* : :::j.:H:.:::::::,,,....,.,
:..::H:::
.*!9.
nee links
Ja
.::h\l-
::: ::: ::tH j..'::1..::::.:.:...1.
nee midden
l
.::Lï.il':
Ja
nee
Ja
rechts
tr1989 E1990 tr1991 tr1992 ll1995 El1997
nee totaal
Ja
Grafiek 7a. Percentage gordelgebruik op de achlezitplaatsen van pensonenauto's op wegen binnen de bebouwde kom in retatie tot gordelgebruik bestuurder in í989 Um 1997.
JU-/o
^
^o/
eno/
20%
1
^O/
^o/
nee links
Ja
nee
ja
midden
nee
ja
rechts
nee
totaal
81989 11990 tr1991 E!1992I1995 El1997
GraÍiek 7b. Percentage gordelgebruik op de achter:itplaatsen van personenaulo,s op wegen buiten de bebouwde kom in relatie tot gordelgebÍuik bestuurder in 1989 Um 1997, tr
^o/
Èa/ aJ ^ /o
40% JJ
/O
30% 25% 20"/"
.t
^o/
5% no/
nee links
ja
nee midden
ja
nee
ja
rechts
El198e E1e90 tr1e91 tr199211995 E!1997
nee totaal
ta
Bijlage 2
Tabellen
I ím 3l
Autogordelgebruik personenauto's
l.
Aantal en percentage autogordelgebruikvan bestu-urders en voorpassagiers vcm personenauto's op wegen binnen en buiten de bebouwde kom in 1989 t/m 1997.
2.
Aantsl en percentage autogordelgebruik van bestuurders en voorpassagiers van personenauto's naal type weg in 1989 t/m 1997.
3.
Aontal en perc entage autogordelgebruik van b e s tuurders en voorpassagiers van personenauto's naar type dag in I 99 I , I 992, 1995 en 1997.
4.
Áantal en percentage autogordelgebruik van bestuurders van personenouto's op wegen binnen en buiten de bebotrwde kom naar provincie in 1991, 1992, 1995 en 1997.
5.
Aantal en percentage autogordelgebruik van voorpassagiers van personenauto's op wegen binnen en buiten de bebouwde kom naar provincie in 199l/, 1992, 1995 en 1997.
6.
Autogordel gebruik van voorpassagiers van personenauto's in relatie tot het gordelgebruikvan de bestuurder in 1991, 1992, 1995 en 1997.
7.
Autogordelgebruik van voorpwsagiers van personenauto's in relatie tot het gordelgebruik van de bestuurder naar type weg in 1991, 1992, 1995 en 1997.
8.
Autogordelgebruik van bestuurders van personenauto's op wegen binnen en buiten de bebouwde kom naar geslacht in 1989 t/m 1997.
9.
Aantal
percentage autogordelgebruik van voorpassagiers naar geslacht passagier in relatie tot het geslacht van de bestuurder in en
1991, 1992, 1995 en 1997. 10.
Áanwezigheid van beve il igingsmiddelen op de achterzitplaatsen van personenauto's op wegen binnen en buiten de bebonade kom naar plaats op de achterbank en de ouderdom van het voertuig in 1990 t/m 1997.
11.
Aanwezighe id van beve iligingsmiddelen op de achterzitplaatsen van personenauto's naar plaats op de achterbank en naar type
gordel in 1989 t/m 1997.
53
t2.
13.1
Aanwezigheid en gebruikvan beveiligingsmiddelen op de achterzitplaatsen van personenauto's naar type beve iligingsmiddel in 1989 t/m 1997. .
Aanwezigheid van passagiers en gebruik van beveiligingsmiddelen op de achterzitplaatsen van personenauto's op wegen binnen en buiten de bebouwde kom in relatie tot het gordelgebruikvan de bestuurder in 1989 t/m 1997. e z i ghe id v an p as s agi ers en ge b ruik v an aut o gor d e I s (dus exclusief kinderzitjes) op de achterzitplaatsen van personenauto's op wegen binnen en buiten de bebouwde kom in relatie tot het gordelgebruikvan de bestuurder in 1989 t/m 1997.
13.2.
Aanw
14.
Gebruikvan de autogordel door bestuurders envoorpassagiers in relatie tot gebruik van een beveiligingsmiddel door passagiers op de achterbank in 1991, 1992, 1995 en 1997.
Autogordelgebruik bestelauto's
15.
Aanwezigheid en gebruikvan autogordels bij bestuurders vcm bestelauto's naar type voertuig en naar type gordel in 1997.
16.
Aantal
17.
Aantal
18.
Aant al en percentage autogordelgebruik v an b e s tuurders en voorpqssagiers van bestelauto's naar type dag in 1997.
19.
Aantal en percentage autogordelgebruik van bestuurders van bestelauto's op wegen binnen en buiten de bebouwde kom naar provincie in 1997.
20.
Áantal en percentage autogordelgebruik van voorpassagiers van bestelauto's op wegen binnen en buiten de bebouwde kom naar provincie in 1997.
2t.
Autogordelgebruik van bestuurders van bestelauto's op wegen binnen en buiten de bebouwde kom naar geslacht in 1997.
22.
Autogordelgebruik van voorpassagiers van bestelauto's in relatie tot het gordelgebruikvan de bestuurder in 1997.
25.
Autogordelgebruik van voorpassagiers van bestelauto's in relatie tot het gordelgebruikvan de bestuurder naor type weg in 1997.
54
en percentage autogordelgebruikvan bestuurders en voorpessagiers van bestelauto's op wegen binnen en buiten de beborwde kom in 1997. en percentage autogordelgebruik van b estuurders en voorpassagiers van bestelauto's naar type weg in 1997.
24.
Aantal en percentage autogordelgebruik van voorpassagiers van bestelauto's naar geslacht passagier in relatie tot het geslacht van de bestuurder in 1997.
25.
Aanwezigheid van beveíligingsmiddelen op de voorzitplaatsen van bestelauto's op wegen binnen en buiten de bebouwde kom naar plaats op de voorbank en de ouderdom van het voertuig in 1997.
26.
Aanwezigheid van beveiligingsmiddelen op de voorzitplaatsen van bestelauto's naar plaats op de voorbank en naar type gordel in 1997.
27.
Aanwezigheid en gebruikvan beveiligingsmiddelen op de voorzitplaatsen van bestelauto's naar type beve iligingsmiddel
inI997. 28.
Aanwezigheid vm passagiers en gebruik van beveiligingsmiddelen op de voorzitplaatsen van bestelauto's op wegen binnen en buiten de bebouwde kom in relatie tot het gordelgebruikvsn de bestuurder in 1997.
Hoofdsteungebruik
29.
Gebruikvan de hoofdsteun naar voorinzittende in 1995 en 1997.
30.
Afstelhoogte naar geslacht bestuurdel en naar voertuiggrootte in 1995 en 1997.
31.
AÍstelhoogte bij passagiers noar voertuiggrootte
in
1995 en 1997.
))
Bestuurders gebr. gordel
N Bebouwing
Passagiers
N
t
n
gebr. gordel n*
Binnen 1_98 9
367L
1990
0r-8 10r_63 108 02
622
r_583
1,052
66t
59t
t229
788
64*
622
4328
2929
68t
66* 64*
458 0
32'79
4155
722 722
65t
315 0
2980 2233
9671 8449
2264 L766 6270 7]-32 6L67 5577
198 9
345r_
2676
t297
808
2594 7924
2LOL
78* 78*
l-6 J.5
1990 1991
]-209
6077
772
L992 1995 L997
861-2
67'15
93 17
7l_58
79t 77t
3240 3 545
989 2538 2837
8957
6
818
762
343 0
3024 2644
82t 78* 80t 80t
198 9
7122
4940
69?
3r_98
2349
73t
r_990
5712 L8087 L9414 18988
857
68t
1,777
L2347
68?
2438 7568
732 722
907
72t
8t_25
1332 5
70?
79L3
L239s
7LZ
6
r_991
L992 1995 L997
3
71,*
BuiLen
3
758
77+
TotaaI l-991
t992 1995 L997
l-.7406
3
r_3
580
5467 6116 6004 4877
75* 762 742
Tabel I . Aantal en percentage autogordelgebruikvan bestuurders en voorpassagiers van personenauto's op wegen binnen en buiten de bebonyde kom in 1989 t/m 1997.
57
passagr-ers
besÈuurders
T)G)e weg
N
N
gebruik n
gebruik n
auÈosnelweg 198 9
178 8
1990 1991
1553
a992 1995 ]'997
3724 4699 4399 4892
1449 L248 2890 3784 3448 3734
81? 80?
t227
74*
853
752 762 762
78t
1452
81_t
18 83
788
1767
76t
t872
LLL4 1514 L422 L462
77t 80t 80?
78*
auEovreg l-98 9
l-990 t_99L 1,992 l_995
L997 gemengd
1563 1"L4t
318 7 3
913
49L8 4065
299L 3 710
7sz
084
76t
L235 970
36 06
67t 66t 64t 68t 66t
3300
68?
3
L788
1424 L323
L652 1991 1558
L602
80? 808 808
LL82
76*
2458 2s00 2396 L932
t67 9 1817 L72L ]-425
68t
18 70
L250 L462 L259
verkeer 198 9
184 0
990 1 991
L476 5264 5625 5442 4840
1
1,992 19 95
L997
33 78
3825
732
72t 74t
lokaa1 verkeer 198 9
18 31
L029
1990
]..542
796
56t 52t
19 91 L>> Z
4899 5177 4229 3609
2892 3306
s9t 64t
256t
6
2277
63t
7t22
4940 3867 L2347 13907
692 58? 68? 72?
L3325 L2395
70t 7Lt
L995 L997
l-?
2080 L759 L2L8
672
70t
808
722 662
7568
5467
722
812 5
6
Lr-6
7s+
9L3 6580
5004 4877
76È
Eotaal 198 9 19 90
1991
L992 1995 L997
57]-2 18087
L94t4 r_8 98I 17406
7
Tabel 2. Aantal en percentage autogordelgebruik van bestuurders en voorpassagiers van personenauto's naar type weg in 1989 t/m 1997.
58
742
Type dag
bestuurders gebruik N
passagr_ers
N
gebruik
3209 2955 2755
2296
722
zlo
I
732
2088
76*
277 0
20L5
732
4359 5170 5158
3
171 3949
73t
915
76t
81,0
2862
752
7568 8L25 7 9L3 6580
5467 6116 6004 4877
'752 '762
n
n?
Werkdag 1991
10959
L992 1995 1997
1093 0
tÍeekenddag 1991 L992 1995 1997
103 94
10415
7]-28 8484 8594 6 991
7598 7 9L5 7489 7499
72+ 722
4749 5992
67\ 7tz
836
4896
68? 70?
5
692
72t
3
3
762
Totaal 1991
18 087
12347
68?
L992 l_995
L94t4
1-3
72t
18 988
90 7 1_3 32 5
702
]997
]-7406
12395
7J,Z
722
74t
Tabel 3. Áantal en percentage autogordelgebruikvan bestuurders en voorpassagiers van personenauto's naar type dag in 1991, 1992, 1995 en 1997.
59
J4
do
r'- l.{ o.Q o0)
do dp dp do dp dp dp dp dp dp dp dp dp
ro o\ ro rn o fn o c.l rl @ln$ to F- t'. \O\O \O t-. \O lí,) n lr) \O lr}\O
dp dp dp dp dp dp do o\p o\P o\9 o\o dp
r{ \O C.l @ \O l.- Or 1.- O r\O O @ O\ @ O @ t-. @ O\ F..C{ f.. sl @
Ln lít tr} F. fO Ol O C.l tO íY) @ lO @ ln tn d F- lí)O str F- ótr)t.ocO @ F- r-.| \g í) C! \O aa O\ \O rt} íY) ft) -l
rí) rl cn o F- \o F- c\ o Ítsí ín or r{ C{ f') U.) F- ri F- C! O CO c4 al + \O O F- t'- sí $ + Ol sf \O f'. C! sí
\o d o oc.l or a.l ol sfl rl oc.l l'lO rr) O\ co LO('t fÍl O\rO sí O O\ lí) @ tO F.
dp dp dp do dp o\p o\p o\p dp o\o dp dp dp \tr a.t @ sf rn ol r{ co \o \o str @ sf F- t'. lOrO tOtO \O sf \O lnv) ln\O
dp dp o\o dp dp o\o dp dP do o\o do dp dp co íi o rr} or cil t.o o\ r.) \o ín \o c-
|J| sfl o r{ -l ír} sf \o o.l rl co c\ r6c! @ f'. O O@ l'. O rl F- rn\O 1í)O Lr) m íi l'. íY)Í.) F- |')rí) c{ rl \OnD'
ot
\O s! Cil O O\OO l'. \O O \O \O rl @ c.l !O co \o rl c.t @ \o c\: o rq F-
Lr)Cil Cil @\OO O\ or re t'- stt ít) í) O f- r{\o sl sí str rl r{ rl -l
dp dp dp dp o\o o\p do dp dp dp dp dp do íf)ol rj.r \í rí|co f- rl o \Ír roro\o
dp o\p dp dp dp olp dp dp dp dP dp dp
rl lJ) @ ín lf) $ sf r{ r-{ t'- sí or c\l r-1 t'- c{ o o \o o o c\ c\ orfÍ} \O F Ln íi ln -l \tr O lOln -l -l d\O t--
@ to rq o! rl {t o\ cn \o 9r -l -l r{ o sí r-l ol rl ol sí Lí) Lí)(\ @ sf Ol \O sl N rl f- \OC! tO tO rt F{
Cil O t'- sf cO O sfl str -l n \O Ol C{ rq @ o F- o íY) F- ol\o tr- o to o cO O\ F sf CO \O ri l'- C\ O\ @ ÍÍ!@ r{r{rlOrlr-lÓ
OlOl O\ \O O C! Lf) Ol Ol@ rl C! C\ c\ Ln lr) c{ @ to r{ \o \oco Lo rl rt LO O D- |Í}(Í)ín O\ OlrQ@\O C\r\o
dp dp dp dp dp dp dp dp dp dp dp dp dp
dp d9 dp dp dp dp dp do dp dp dp dP
O,l t^a \O
nutk
ttl
r{FlOi{r'l@
}1
o\o
]n ot (., rr oÉ [.1
l- rl @ rn tno\o r-{ -l
J.dP cl lt O\ .Q O\(u
J4dP
.d
r-l tr o.q o(l) r{ UtÉ
F. r.. Í.- \o 'oro
f- o ororsl r{
\o Ol
to to t- \o\ou.}\o
U
o lr À
\O
F. @ O C- \O @ t- \O t'. t- tr- F f-
O O @ lO C.l t" c.l sf rl c.l o\ rl o aoo \o sí íY) Ol r{
o\o
ol $ Ln o F- c\l o\o ol s! o Lool F- o o@ l- @ @ \o\o t- @o t-
lo F'
t"
\o
dp
\o r- srr o to c.l r.a ln \o or @ slt @ co @ f\F- D. f.. (o \o l- |'- o t-
orr- \o co rl l..l-- \o @ Lr)o@ o F Olt.o Ot rl rl rn O CN lO r{ sí l'rí) tn LO sí rn stt tn \fl |J} \O F- Cil Cil
@ or \tt rn o lo @cil sfl @ o\ f- fí. C\ sí ari óC\ O\ st Ol Ol@ c! 1.o st fÍ) O ín O\ rn Cil í4 @ stt lJ) Cil
o lí) o\ \oo \o o r- sl ínF \o m o rl D- F- or \O @ ív)oriro r{ \o @@ r.. F- @ \o or oor r-1 11 str r{ rlr{OrlrlF' -l
o oro c\ @ íÍ) Í'. \o l'- LoíÍ) sí o orí') 0\ \tr a4 íÍ}o íY)c{ @ ín sí rl \o 14 \rr -l \oo\ íí) @ In $
an
Í) sí r- m rrl o\ o o\ c\ o c{
d.po.lr
'd
r-l
F- t. t. \o rf) \o ro sí u') ul \o ro 'o
c\
\o
o
dp
@ r{or cil co \o F. \o o sí rn\o @ \O t-'\O l'tt't" O t-- @ t-. t.- @ -l
o dd É . íd g 6É íd O J1 .a -l€ -l . Éd (x| É (6 'd -tFt g OFr .Q O É ([) t0 d -l ulFt+r!d O€Éq tnO bld I E É | t{ OrFl É É "-'t.('n H.d (|)-rl (d I olr-'{ (t) U1, dd 5 g-Q O É É O É t{d (u > íd g t{dFr (l) O É (u O Or{ rr É O-.1 O-.r .'r k |{ 11 > Orr O 5 (u O-.{-{ O pq Oh A O O D Z N N Z Fl tr{ t-{
\o
Éd
É
stl c\l
o\
!n ídÉ l| d q .-{ 6 .q J4 -rd (l) íd r-rFr 6 É Ércl r-l íd O-{ lt .q ([) É (t) o ulFtlrE OdÊÍl UIO bl16 $.d I id É t lt È-l(d É É.r -('n (u (u.rl I dE 5 O orJ-r{ Ud íd t{d o Hd-{ (u t'{.q > lr É (U É ..{ tr O.-l E (u rJ O--l (u O.-{ (t)! O J O O O l.r O-.J-l lr tr > 5 pAO Eq n O O D Z N N Z É Ê. F
q)
dp dp o\o dP dP dp dP dP dp dp dp dp C{ r- sí O\ \O C! O C{ -l íq @ O\ r{ @ f- F \O \O @ f- \O fr \O \O \O f-.
:e
o\P dp
.rl
g
r-. org or -l oÉ O)
f.. @ -l O O\ r"l (D @ (\ O,l tn \O O f.' C! \í
rí N C\ rl
|.í)
o\
L )3 S
.|<
crl
É
ir Ln
t.o
rt
f-l
ív) -l O Ol \O sí
=
,a q) "a
È q)
s
ra o\P
dp dp dP dP dp dp dp dp dP dp dp do dp \o @ c4 0r o r- r-{ o\ @ |.r| @ f- o l- f- l- r() \O f- F 1í) \O \O \O \O f-
.Fl
tng orp ol 0) .r u)É
sl O (\ rl
lJl \O f- \'| @ C\ lO O r.l F- \O \O rl O O f.. (Yl r- Ln oO a4 í\
tl.)
.a
c- rl F \o o c{ o o\ rl o ro C{ ó r{ rl r{ íí) -l -l -l -l
s)
d r.o {r lí) C! u1 c\ u1 rl N -l
CO
}4dP
.r{
NlJ
or.Q
ot q) d blc
J4dP .Fi
iri X
q6
O Cil o r{
sfl O o rl
\O Or f- to CO -l @ stt ítl O O Ívl íY) Ol
@ @
str t- o \ti r.. Ul or or
Ol É{ rl -l r{ r{
dp dp dp dp do dp dP do dP dp dP dP (o oO O C! l'- sti C- O\ O O\ C\ fl- @ co r- \o t- \o U) r., \o t-. \o
@
r{ -l -l C! .n o C{
C! ri rl r{ .{ r{
oo
V
5
$ -%
r.l
dP
Ot
92
F-
Or r{ Í-.1 C! \O O írt s! f-. d tn O fc\ o 1.. N ol cil ot sf Ít 6 \tr @ o O \O -l f- F. C\ íe) O r{ N O íi Or
r.l \o rn rl
z
q)
.È
F{
z
q)
f.t
rl
*P
\O O O C\l Or m O ln r-. F..l sÍ
\o o 00 0r @ \0 Íi $ lJ) t- -l \Í o rl ol o r- \o @ \í rn sf rl r.l rl Ol C{ -l -l rl rl Of r'{
dP dP dP dP dP dP dP dP dP dP dP o\o |no\F.@
:1
.a È
dP
L .a q)
r.o
-!9
fr lí} fr stt O\ \í r{ tn eO rl C\ F{
*v
to
s U2
O \í Ol @ @ Or a.- ííl Fl @ O O fOrlO\gaOOrrl\ísflolí)l'í)@ Ol O + -l .4 l- \O C- C! O\ C- Co O rt C.l Êl rl rl rl r{ F.{ rl r{ Í{ q
z
g0 !
Pr: Èo\ Á. o\
!lJ
o
-Fl
.Fl
o rr A
(a É.d É (d t{ íUÉ 6 .Q (U -lO O (6 É't5 É -r 6 d -l-t (l) tr O k Or-l -{ bídOulr{.trlCOdpqU)O Ei -l .G'n lr.É | !4 É | l.l grFl -l<6-Florr.d(1)UE (d É O É t'd 0, t{d-iI ddJOd trn > d +J O-,r (l) o-{ l'{ o...t o o É (u rJ O tt t{ tl > OrJ O 5 (u O.;{-{ O Ê{OE{AOUDZNNZÈE Er
$s ÈS) $r|
=o\ Go\ È e\i
\o\ s\;o\ C) È{ .o o\ 0\ .t€
do dp dp dp dp dp dp dp dp dp dp dp dp
do dp o\o dp dp dp dp dp dP dP do dP
rr bÉ
F- O rO -l F- co \o@íÍ) ro@ \o í') \O str N C! Ol lO t'- LO -l {\O tní4 rl C.l írt -l r{ C! -l \í C! r{ c!
t.o sÍr lO O O sf sf C\ O r'{ LOOI
z
o\ o rl t-- c! o\ ol Loc\ ol c! Ln o or Í) lJ.) @ tn o o o r-J \í
o Í-t o o r.. o \o o \o |r}co ln o cil o r.t @ \o \o to o rl ol @ rt ín tO rír C\l C! C.l rl C{ an tr} rt rt S
dp dp o\o dp dp dp dp dp dp dp dp dp dp |J) rl r-- lo r{ toO a'- tJ.} sí \oocil @ cO t'- f- r.o l- \O lO t-- \O\O (o t-.
dp dp dp dp dp dp dp do dp dP dP do
O O Ot Ol Ol Cl \O F- sf O \O @ O r{ @ C.l t" C.l O o\ -l [ní|)íl@ -l ln c{ ao rl sí -l r-l c.l rt} ot -l or C.l
\O O Ol tn \O @ r{ r') fíl r{ Ol fq
O Ol\O N O C,l @ tt lOOrlo $ tn \tt c.l o t'. 14 tíl l- sf @ \í rO Ot'l c.l \o to -l -l to r{ fÍ) c{ ln an c! rl sÍÍ)
\OO str \gF Orrl srr \O sl O r{ @ rl OOI + rít sí N\o C! O f'Í)ca lo ro -l ai rn o{ r- c\ c\ c4 rl r{ tt'
o\p o\p
dp dp dP dp dp do do dp dp dp o\o t-. ív) @ \o sf N cil F- co t- c.l strc\l F..@ F- F- \O t-. \O IJ] F- \O t\ \O F-
dp dp dp dp dp dp dp dp dp do dp o\p dp
tO ff) C{ O Cil t- t. rO rl t-
r-.1 |'- O\ o\ @ c{ or ro \o o c{ o sÍo o lstr aa r{ \o rl íi c.l rn c\ r1 c{ -l íÍ)
stt tt C.l C.l slt tr rl \O \O l!- U1 \O t-. ol íÍ) @ \f, sf ao c.l ií co Ln lí) íqín o c.l c.l -l fÍ) c{ ol tíl -l r'l ol rl c{
sf rl rl O\ \O t'. sl \O rn O rl r.oO ln @ d r{ anc{ o ol @ cN o\o@ C.l LO sf, rl C.l Ol í) ír) íÍl tO C.l -l tO
@ tn tn @ íí) sí F- líltO \O tO6O |n sí slt or c\t o o\ ol o r{ tn $o (í.) C{ C\ sí C! C! \O C{ Cil Íq C! lí)
dp dp dp dp dP dp dp dp dP dp dP dp dP
o\p dp dP
'!4 .Fl
dp
t'- l.l ot .Q Or(u
d\o
otfq(o o l-- @ r{ íít otolo\ o l- \o Ír. Ir. @or F- r'. lí)lo
dp
o\ l'' F. D.
ilo\ rl r{ rJ}O r.l \o r.o lr)F- cil
rn
dp
tn \fl r') il O lo r.l rn O Ít}@ o o CO O @ @@ F. O \O @@ t" @ O
.Fl
ut!| or .q ot 0)
-r{
-í
C\H o|! or o)
.{ oÉ
o\P
@ o @ \tr c\ @ -l rÍ)o.o d |n @ r.. @ r- F- \o \o\o Ul f.. ro'o \o \o
$ cil -l c! c! c.l In d .l c! -l -l o ÍÍ)
m o c{ rí}ol or(} o rn $@ c{ o @CO @ @@ @ @ \O F. t-. C- \O @
ív)
do dp dp dp
o\P
dp dp dp dp
lJlo l'- co ínolcnci c! r- o í o @@ tr @ l- @\o F- t-- È.. t'.
dp @
t-.
,1 í.
":
c)
'íU
0)
tl
Ê{
o -l íf) oo\ to \o íÍl\o ol N tn or O {r O O l-. \tt sí Í| t't C\t cO r'{ C{ c! (Y) íÍ) c{ -l c\ r{ c! r{ sl c\l -l or c{N
rl sí fí) \o íÍ)
@ f- o C{ o r'{ o \tr m @ m \o co u1 cit @ r.. co to
O +@ O -l C,l c{ c.I lJ}@Ol r-l O slt ol @ or sf, fo rÍ) -l str cil t'. ln sf c.l ín r{ -l c\ c{ rn rl c\ cíl c{ \tr C! ín
d!o.rr o É !ntr Éd É€ É g ídÉ @ ÍuÉ d O ' .{d r-l d .q 0l nd íd J1 .a }4 -{ tU ! Fl -l íí O É O É Éd 'Éd 'd -lO.{rJ (l) É r-l t{ o lr d OFI .q O É (U o d "q b)d (l) o-lrJi4 '-{ OdcA LnO ulíd urrirrld O.dÉ u)O É E: .-r.d'n lr.d I id É | lr Orrr É É rr.q'n g.q I E É | g fÀFl | Íddg.q5 O í6 0r-Fr ur rJ-r{ O ud I c.t-i rn +r-F{ (u ud (l) d.rr É o É É C o d t{d (l) t{rd (|)í{ o trd-l q,ri l] tr'd.{ (l)+r-F{ (u O É > O-.t O O...1 É O-.{ g t{ > (l)lrlr O..l -".r t{ lr g > (l)rJ o J o o-;-.r o t h o 5 cÍl o Êr o o (9 D z N N z Ft r& E{ ca o rr{ o o o D z N
dd 5 O íd > d O lg O E Ol] o o'.r-{ o
Nz À
14 t<
L
x ..{
d'o
f-. l{ o.q Or O) ri UlÉ
& dP dp dp dP dp dP dP dp dp dp dP do r- @ ln CO C! ív] |J) (D F- O\ Ol f- sí @ F. \O to l- @ @ to r- ul \o \o l@ O\ \O C! Ot CO f-
sf
O\ rl rl lO Ot ol tn ó @ \tr lJ) r{ O ri rl O l- -l \O l- r{ C\ \tr C! Ot @ F. O ln sf $ rO n4 l'. Ol
2
rl
dp
J1
-Fl
\O
dp dp dP do dp dp dP dp dP dp dp do dP |í| Ol Or ol sí \O f- O f- O d íít \O co o lr È- r- r- r- $ r- F F D- r-
L
È .R
*P
t s .a q) -a
È R
.a q) q)
r.n lr
orP(u ol
rr bl
F:
\O O @
ra q) P.o
È
\í O\ O @ I'. r{ o\ r{ r{ íi t') lÍt ííl or sf r- o\ ív.t ín o o o ln \í \tr rí t'- or \o sí sf @ or |J) lí) @ lrt co ot
$ -":
q)
dp dP dp dp dP dP dp dp dp dp dP dp X
.Fl
o\P
c{ c{ o\ íq sí
dP
|'í}
v,
\)
cil g
or!
O\ íi ri
fn
.!
O O sí N \O sir CO N r-
\o
?
q)
90
z
o\ ol str ín ív) c{ o N o @ rl sf tí} O\ f- íYt C{ íe) C{ r{ d \í \O CO C{ C{ lo @ \0 |'f| |'í) ol ol \o r.o o str N rt rl@
J4dP
dp dp dp dP dp dP dp dp dP dp dp dP r{ O rl \O íel C{ tn @ @ íi Or @o@F-Fr_FU1F\OrO(or_ -l
-Fl
3X ql -
U)É
dP
C\
rl ll.l \O rO C\l O\ $ f- íet r.l l- \O filln\flol\oC{Ololn@Oc{\o sf rg ln
lr|
ro r{ \o c\t or.4 c{ \o @ \o c{ t. o t.o
O Ol f- \O C! Ol l- ííl Ol O u)@\oríttoln\o\o$o\o(ntr)
2
r{
str C!
f'
U2
f.i !'.{
.\a
L .a q)
*9
*È
10
q)
go
ËN GO\ oo\ Nrn
(u
-Fl -d
o h
Êr
dlJ o Éd d íd dÉ }{ p r{ d O -{6 Íd 0J É É1J d -lF{ Ul Íd O É O-{ h -'l tDdOUl-{r.tEO'dfqb}O Fr Fi F{.4'n | g È-{ (d-Frou..{ouE! .Q I iq| É (d6Joíd íd É 0, É t{6 O t{dr.l l{.q > d
tJ O-.r O O"-{ lr O..{ O O E (l)rJ O t{ t{ t{ > O rr O J O O-.1.{ O Ér()tr{AOODZNNZÉtr{E{
Sq *o\
Go\
Èni \o'.o\ o)\ .o0\
,(g 0\
Gebruik gordel passagier voorbank
ja
bestuurder
t
nee
?
binnen b.k
ja
L99L
rYvz 1995 1997
387 348
t4t
89?
11?
3t72
918
259
9Z
27 46
88t
26L
]-27
220r
458 455 491 293
31t 32*
692
L47 0
68t
1408
35?
LOL2 953 905
556
652 692
13 95
318
2929 3279
68t 72t 72t
1399
32t
01
282
tL64
7Lz
9L7
28t 29t
4328 4580 4142
248 259
10?
2522
9È
27 97
194
7t
2855
309
l_t-?
27 0L
37* 40t
454 449
53?
71-8
402 35?
60t 60t
748 889
477
65?
729
222
20t
3240 3545
L9? 232
37 44 343 0
2471 2824 2487 ]-940
86?
]-99]]-992
L995
t997
totaal
L99f L992
t997
2978 2233
1,995
buiten b.k. ja
r99L
227 4
90t
1,992 t_995
2s38 zoo r
L997
2392
91? 933 89?
199r_ 1_995
264 299 3s8
L997
252
991
2538 2837
78+
L992
toÈaal-
totaal
r_3
2858
949
315 0
r_99s
3
019
818
702 708 725
L997
2644
77t
786
1991_
4745 5362
88? 908
535 607
L23 l-0?
53 80
L992 r-995
514I
92+
453
8?
56 01-
L>Y I
4332
88t
570
L2Z
4902
1991_
722
754 849
33? 35? 372
1456
L992 ]-995 L997
545
32È
113 3
67+ 65? 63? 68?
2a88 2L56 2285 L678
]-99]-
5467
722
2tol
28t
Lvvz
61r_6
75".
25?
l_995 1,997
5997 4877
76?
2009 1889 1703
24t
7568 8]-25 7886
252
658 0
t-
1992
80t
|LULAAI ^! ^ ^ l
ja
toÈaal-
74t
t436
5969
Tabel 6. Autogordelgebruik van voorpassagiers van personenauto's in relatie tot het gordelgebruik van de bestuurder in 1991, 1992, 1995 en 1997.
64
gebruik voorpassagier
Gebruik bestuurder
ja?nee?totaal
autosnelweg iJd
L991
L992 1_995
L99'l 1991 1,992
LttS 1,997
199L ]-992 r_995
1997
niet
A.
S
. I^l
Jd
1991
L992 1995 1997 Lttr L>>Z
L995 L>> I L>YL
1,992
1995
t997 Doorg. verk. sÈr. i^
Ja
1991
1992 1995 1997 1991
t992 1995 L>> I ts^È
r>tr L>>Z I:':'5
t997
Verkeersstraat )d
1_L2 10? 1,29 92 90 7+ t44 10? 226 65+ 240 60? 25r 60Z 266 662 338 232 369 20+ 341 ]-94 410 22t
L282 90? 1181 90? 1405 932 l_066 87t L42 38? 142 402 1-94 41-Z 116 35? L424 80? L323 80? 1599 81? 1t82 762
136 130 104 165 228 209 280 ztL 364 339 384 376
l-ot 10? 7ï L4+ 622 602 59* 6s+ 202 202 19? 24+
t-4L8
t427 1545 1,44t l.246 252 272 277 1,79 ]-679 1817 17r_8 1425
t4+ 10? 93 r_0? 69+ 65È 55? 672 32t 272 28* 262
r-6s0 1713
72+ 742
223 168 l_50 r_40 s56 515 525 367 779 683 67s 507
1044 862 L279 88? 1045 9tZ 694 85? 206 31? 183 29t 2t4 362 r_14 282 r_250 574 L462 702 1259 722 808 66+
:164 180 109 1,2t 456 438 380 289 620 618 489 4L0
L44 L2Z 9Z L5? 69t 7t+ 642 72+ 33? 30? 282 342
1104
1486 r-345
t470 348
397
4t5 402
]-452 1883
t'76]1872
.
l-
t^
992 90? 1357 9t+ :-256 93? L326 90? L22 35? L57 40? t64 402 l_3 6 34? 1114 772 1514 80? l.420 81? 1462 782
l_991
lttz
1995
r>> I 19 91-
t992 1995 4997 1991 1,992 Ltt3
1,997
86? 90? 91? 90?
318 35? 35à 33? 68?
73+
1311 L509
r23L 370 351
474 327 1788
]-662 1983 1558
1591 L385 808 787
802 546
2458 2s00 2393 J-932
1208 ]-459 1L54 815 662 621,
594 403
1870 2080 ]-748
L2L8
Tabel 7.1. Áutogordelgebruikvanvoorpassagiersvanpersonenauto's inrelatie tot het gordelgebruikvan de bestuurder naar type weg in 1991, 1992, 1995 en 1997. 65
gebruik voorpassagier ja?neettotaal
Gebruik
bestuurder Totaal-
ja
199r_
r9vz r-995
L997 l-991
L992 l-995 L997 r-
99L
L992 L995 L997
4745 5362 5L47 4332
888
635
90t
607
92+ 888
722
33t
453 570 L466
754 849 545 5467 6116 5996 4877
35?
t2t 10t 8t tzz 67* 65? 63? 68? 28t 25t 24* 26?
L402 L436 1133
37t 322 722
2l_01
7sz 76? 742
2009 188 9 17 03
5380 5969 5500 4902
2L88 2156 228s l.678 7568 81-25
7885
6s80
T abel 7 .2. Aut o gor de l ge bruik v an v o orp as s ag i e r s van personenauto's in relatie tot het gordelgebruik van de bestuurder naar type weg in 1991, 1992, 1995 en 1997.
vrouwen
mannen
bestuurder
N
? gebr.
? gebr.
Binnen b.k. 198 9
2900
6
r_t
77t
1990
255 I
562
1991_
7
527
s9t
l.992 1995 L997
8]-29 7LL6 5831
642 6L? 642
551 2636 2673 2542
t-98 9
2776
:l.990
2tL4
1991
6263 6730
762 762 752 772
Buiten b.k.
642 662 692 722
26L8
72t 7Ll
675 580
8st 84t
166r_
83?
1882
85?
1992 1995
'7L98
7sz
2J-02
83t
1_997
6748
742
2209
83?
L98 9
3t) /o
58?
1990
447t
65t
a446 124L 4297 4555 4644 4827
74t 74t 74t 77t 77t 77t
Totaal t99L 1"992 l_995 :l-997
90
662
r-4859
7 Oe"
r431,4 ]-2579
68t
r_3 7
692
toÈaa1 N
? gebr.
622 367t 3018 59t 101-53 622 l-0802 66t 9658 64? 8449 66t
3451_ 78t 2694 78* 7924 77* 86L2 792 7'72 93 00 8957 762 71-22 57L2 r-8087 1941,4 l-8958 L7406
69t 688 688
72t 70*
1tt
Tabel 8. Autogordelgebruik van bestuurders von personenauto's op wegen binnen en buiten de bebouwde kom naar geslacht in 1989 t/m 1997.
66
Gebruik bestuurder
Gebruik voor?assagiers vrouwen
mannen
ja
t
ja
861 976 831 7]-5
84?
?
totaal jat
Mannen
ja
botaal
L991 1992 1995 1997 1991 1992 1995 1997 199r]-992 1995 1997
2938 3372
90t
86* 87r
32 8r_
L32
83t 24t
2646 485
1,42
2sz
503
166
29*
s62
87
202
373
94t 91t 37t 39t 41t 39t
993
3423 3875 3843
752
997
63t 66t 6st
802
61?
3
019
78t
369 405 424 379
842 86? 84?
577 609
88?
598
9r_t
84t 28t 32t 23*
574
87t 35t 38t
32+ 722 75+
48
l_118
922
78* 79*
3799 4348 4ta2 3361 6L7 64s 728 460 44L6 4993 4840 382]-
89t 9r_t
93t 89t 33t 3st 37t 33t 722
75t 76t 74t
Vrouwen -:^ J4
!otaal
1991 L992 1995 L99'1 1991 L992 r_995 t997 199r_ 1992 L995 ]-997
34 37 30 31
403 442 454 410
7t
88E
648 581
432 272 762 772
752
683 622
80t 75t
84t
3 51_5
90?
86?
3 98r_
9r-?
86?
3879 3220 5s6 575 647 42]4071 4556 4526 3641
72*
85
946 1014 to22 953 10s 109 115 79 l_051 LL23 LL37 r-032
86? 872
88t 86t 33t 36t 35t 29t 7
4t
76t 76t 7st
ToÈaaI i-
-Jd
totaal
1991 ]-230 ]-992 l_381 L995 ]-255 1997 tO94 1991_ 166 1992 r..79 1_995 196 L997 118 1991 1396 L992 1560 1995 1451 L997 L2t2
83t 2s* 27+ 282
22t 65? 69?
67* 65?
94t 90? 372
39t 4LZ
37* 752
78* 79t 782
4745 5362 5L34 4314 722 754 843 539 5467 61-1,6 5977 4853
88t 90t 92t 88t 33t 35t 372 322
72t 5* 76* 7
742
Tabel 9. Aantal en percentage autogordelgebruik voorpassagiers naar geslacht passagier in relatie tot geslacht van de bestuurder in 1991, 1992, l,995 en 1997.
67
Ouderdom voerÈuig
2345
Bebouwing
Binnen b.k aantal voert
grd,/vrt. links
1990 l_991
bt_
1995 1997
10 11
1990 i"991
923 932 932
1995 L997 1990 t-991_
)_vvz 19 95
t997
grd/vr:u rechts
1990
L99t !>>z 1995 1,997
Buiten b.k. aanLal voert.
grdlvrt midden
grd/wrL rechts
932 88? 98? 752 624
76 75 86
63+
9rZ 993 81? 90à
38?
1990
92t 892
632 922
19 95
r997
76
21,
45
43
262 392 442 88? 872
282 242 282
282 68? 942 912 702
]-997
t-991 tt>z
77
692 682
r_00? 100?
672 622
922 762
28+ 66?"
67t 4tZ 539í 55? 36+ 29*
31-3 73 64 79
342 4t+ 1rt 924 77t 299 47 68 77
362 672 922 87+ 7r%
292 362
272
352 702 942 89r 74t
452 63?
522 482
r_3? 282 3tz 55? 48t
30? 33? 51?
9tZ 762 282 86 49 55
25t
822 842
30? 493 852
772
85?
t6+ t6+ t7t t9Z 53? 242 53? 491 45t 452 272
492 822 85?
74+
22t 85 79
óz
932 58? 93+ 92t 932 952 100? 90? 73"< 7 92
752 332
t992
6r_
334
1995
LYYI
T2I
21+
462 7rZ 742 432 492
1990
34
z5 I
L04
5l_á
49
]-997
tr
76 44
347
1_92
7
| <
1995
333 79 68
552 4tZ 5"6 6'72 72t 642 702 62e" 4sz 33?
822
]-997
LY9L L>>Z
98 81
89? 872 9L+
19 95
1990
274
342 29+ 35? 33? 69+ s7+ 902 93t 83? 100?
10 0?
592 922 9rZ 92t 8l_?
423
L992
links
354 97 80 73 43
32a 80 55 t2
1990 t_991
grd/vrt.
73
!>>z
!>>z
grd/vrt midden
275
>=8 totaal
262 33? 47t 852 70+
f,r
692
862
t2Z
r4z
272
222
272
t4z
s8? 442
35? 472
222 24t 402 282 43t 342 862 65+ 82ï 792 244 89 64 60
r74
zó
5z
202 362 282 88? 82t
222
70 52 63
L7Z 31? 682 81?
92 1-62 262 10? t4% 2',7t 572 4tZ 50? 472 r9Z 394 33? 902
792
22* 1-4* 33? 702 78t
967 29t 307 sz.t
254
3018 949 814 /oJ
495
t7+ 282 28t 42t 69t
35?
462 522 682
77t
8? r_8? 18? 1,92 362
21_Z 3
38?
16Z 30? 322 422 642 638 L78 185 269 225
s?
35? 402
342 472 55? 689"
702
2694 699 623
7LL 442
r9t 39+ 232 4st 22t 572 5r_? 702 762 7tt 8? L7+ r1t 28t 35? 1-9?" 262 24% 542 604
262 322 402
4Lt 4Lz 3
8?
482
s8? 732 672
Tabel 10. Aanwezigheid van beveiligingsmiddelen op de achterzitplaatsen van personenauto's op wegen binnen en buiten de bebouwde kom naar plaats op de achterbank en de ouderdom voertuig in 1990 t/m 1997.
68
Ouderdom voerÈuig
2345
Bebouwing
>= 8 Èotaal
Totaal
aantal voerÈ
grdlvrt.
links
r_990 r_991
595
]-992 1995 L997
126 zz
1990
93t
l_991
1995
92+ 962 868
199',7
7r*
L990
68? 35?
1992
grd/vrL midden
L99l_
grd/vrB rechts
153
24
74t
1992 1995
503
1,997
42t
1990
922
991_
46t 97t
1-
L992 1995 L997
82* 672
787 587 173 t7t 1_56 L45
r_59 92
155
6l-t 80? 95? 86? 86t
32* 57t 90t
75
632 t26 136 l_48 65
83t
32t 27t 76t 87t 82t
44t 232 318 19t 69t 659 52t s7t 4Lt 41?
19t 6Z 47* 54t 35t
61t 40t 97t 91_t 77t
3Lt
872
32t 30t 94t 90t 722
629 1_90
L10 L47 54
395 155 131 1-14
75
L605 469 492 593 479
s4t 90t 83t
232 26t 30? r_5? 372 29t 88? 68t 85? 848
18t t1t 26* 46* 702
L4t 8t
11? 15t 11? 4Z 57t 39? 472 47t
8t 6t 189 23* 35?
2L* 17t 38t 88t 8l_t
L7* l_08 29t 47t 62*
27* 27+
282 s2Z
46t
28t 1st 76t 49t 89t 89t 752 72t
r_8t
48t 2LO 141 136 73
zLt
r_9t
23* 6* 34* 688
79t
57]-2 1648 L437
t474 937
37t 38? 542 692 7'72
232
]-At 372
40t 39*
36t 202 s63 1LZ
69t
Tabel 10. Aanwezigheid van beveiligingsmiddelen op de achterzitplaatsen van personenouto's op wegen binnen en buiten de bebouwde kom naar plaats op de ochterbank en de ouderdom voertuig in 1990 r/m 1997.
69
Plaats
Type bevej.ligingsmiddel
op
heup driep. kinderz. onb. ÈoÈaal voert.
achterbank
links
L>ó> r_990 r_991
377
]-459
J.f,
z>ó
L734 ) t>
0
o/
6ZU
'12
94 87 87 50
L992
midden
1995 L997 1989 1990
975
779 1,022
OU
7L8 1143
27
79 72
439
5óZ
18 28 94 14 50
z>3
1,697
19 91
80
570
t992
óf,
rvv5
83
1997
43
1997 1989 1990
22
100
I4
446 249
lu5
qn
460
r9tL L992 rt>a
rechts
808 508
9 0
2094 749
53
z1 190
bv If,
0
1-2r
155
LSZO
553 0
f5J
778
0
r-3
fJI 5vb 5ót
20t'7 zu)5 784
0
808
z)
104 1
644
91
bev.m.
r
71,22 28"6 5772 37+ 16 41 45"6 1,437 54k 69"6 147 4 937 7'7"6 7L22 1,62 57L2 23* 1648 342 7437 37"6 1474 40+ 937 392 7122 28+ 5712 36+ 1648 48? 1437 56? 1474 7r* 937 692
Percentages beveiligingsmiddelen (autogordels en kinderzitjes)
links
midden
rechts
1989 1990 1991 1992 1995 )-997 1989 1990 r-99r_ ).992 1995 L997 1989 1990 r-99rL992 199s L99'7
L9Z L2Z 13? Ll,t 9Z 7Z 85? 922 83? 83?í 75"6 58?í 18? L2Z 10% 11? 8? 7"6
74+ 83? 772 803 792 85? 4k 2Z 3Z 3t 5+ 262 722 83? 732 73t 7s+ 79"6
20"<
792
13?
872 85? 88? 88? 92+
Percentages autogordels
links
midden
rechts
89 1990 1991 a992 1995 1997 1989 1990 l-991 L992 199s L997 1989 1990 1991 )-992 1995 ).9 9'7
19
t4t
L2+ 9+
8t 93? 982
5Z
2?
96"6
3Z
96+
4z
82t
5"6
732 20+
272 794
13?
87? 862 872 88? 922
12+ 13 ? 9"6 8
?
6Z 5Z 9Z 9Z 10? 8? 9Z 6Z 13? L4Z 92 7Z 9Z 5? 1-5? L6* 1s? 144
!+ 0Z r+ 0? 2Z 0? 2Z 0? t? 0? 72* 0? 1* 0? 2+ 0? 2* 0?
100? 1003 100?
1? 0? Lz 0? 2Z 0? 2Z ok \t 0? 13& 0? 1,* 0z 2Z 0? 3+ 0?
100? 100? 100? 100?
1-00?
L00? 100? 100k 100?
1003 100? 100? 100? 100? 100? 100?
100? 100? 100?
100* 100? 100? 100? 100? 100? 100? 100? 100? 100?
100t 100? 100? 100?
Tabel I l. Aanwezigheid beveiligingsmiddelen op de achterzitplaatsen van personenauto's naar plqats achterbank en naar type gordel in i,989 t/m 1997. 70
Beveiligingsmiddel heup 3-punts toE. gordel
kind-zit
ToÈaa1
aanwezig L82 L25 229 268 284
L239
I
1229
72
158
240
81
l_15
196
200 239 268
330 595 648
r_60
590
92t 92t 87t 89t 94t 95t
38t 35t 27t 4st 38t 48t
r_98 9
L3l_
318
1990 1991
tL2 268
308 685
449 420 1010
L992 1995 ]-997
23t
638
LO44
253
1158 92L
1413 1061
140
1-5
631 545 13 12
1,697
aa'|.rrr li lz
198 9
34
1990
27
91 1-992
33
38 54 91
87
269
1995 l.997
66 75
314
3s5
130 3s6 380 430
198 9
26*
L2Z
16t
1990 1991
242
r-8t
1_98
L2Z
r-3 ?
13?
L992 1995
38?
36t
34t
26*
272 39?
27?
l_9
gebruik/aanwezig
l-997
542
4l-z
gebruik/passagiers 198 9
1990 19 9r-
t992 L>>5 :l-997
138 L4z
L4z 262 282
4Lt
Tabel 12. Aanwezigheid en gebruik van beveiligingsmiddelen op de achíerzitplaatsen van personenin 1989 t/m 1997.
antto's naar type beveiligingsmiddel,
7l
Gordelgebruik bestuurder
Achterpassagiers Links
N Binnen b.k 'i:
1989 1990
422
zv
38?
24 96
s9t 38t 36t
64
59? 422
L995 L997
zó6
492 452 53?
10QO
z5
1,3 ?
Ió
1_990
zó
r>tr
29+
11
58
r4z
54
LJ'Z
58 84
L4z
30
58t 33* 36t 24* 23t
bv
23+ 36? 35? 26+
z1
33t
47
492
J5 f5u
3'72
4L+
98
322 482
39t
122
29*
J I-J
462 J5í 462 232
ó4 5>
5 t_?
zé6 L35
995
20L
l OaO
IUO
1990
702 227 248 370 270
l-989 1990
113
1991-
r5ó
93
1997 1989
19*
L44
295 207 zó
56?
I5
362 303 652
35? 452 11? 2s+
95
42*
bU
50t
9
442
LZ
7* 27*
11
50t 27*
l4
2LZ
199 0
IO
rv9L ra>z
z9
LYY5
73 43
2L+
19
32+
2L*
LZ
8?
't L1
48 45
40*
)-997
JJ
199r_ L>>Z 1"995
\87
30t 43t 2L*
ZLó
442
91
368
32*
TL4
]-997
z>u
4r*
30t 58t 40*
72
43+
1989 1990
196
68
572 371
19 91
327 375
38? 432 272
l-989 1990
L>>Z
L09
LOI
49*
84
3I IO' l-rr5
243 270 283 224 33
45 oo 89
?n oz LZ5 LZO 5+Z
359
l-09
229
25L 331 228 zt zè 47 47 >L 39
54+ 135 z Io z>ó 422 267 227 1an
34t 622
52L
r>ta
f,oa
42+
o ra
408
40? 492
159
1,997
120
54*
452
1000 100n
f,a
L2Z
27
37+
bz
44
272
7L
1l- ?
z5 b5
43+
87
252
>L
Ltv ! LA>Z
tot.
50
48*
!>>z
Totaal la
>z 81
ó5
74
30t
19 95
tot.
N
190
]-997
nee
Rechts
tgebr.
1Áq
19 91 L>>Z 19 95
Buiten b. k. ja
N
1qq1
1997 ^f
Midden
t992
1 f
?gebr.
199 5
L)l
19t 20*
rt> I 1989
L]-2
22+
L99 0
2LL
32* 39t
L>>L L>>Z L>J' L>J I
414 466
234
3 1_t
.7?A
24* 43*
189
53t
618 657
35?
34+
t35
)zv
43t
250 If,O
47*
553
23*
fJb
18?
121
44 77 36 95
s2z
80
39?
252 zót zoL
*gebr.
Totaal ?gebr.
N
48t 204 4L* L79 32+ 508 522 s28 4',12 533 485 61t 74 27* 18t 84 28* 2]-L r'77 27* r72 23* 155 42* 42* 278 263 33t 7L9 313 46* 705 45* 805 640 572 39+ 287 392 235 25+ 460 492 5L3 40* 72A 49s s2Z 66 L7* ]-92 54 2a* 87 ztz 94 13? 183 26* 94 35* 353 289 35* 242 547 442 607 35t 904 48? 584 43* 491, 4L4 392 28* 968 50? 1041 43+ 1354 56? 980 232 L40 18? L3I 26* 298 25* 271 L6Z 355 249 36* 631 38t 552 34+ 282 7266 45? A312 3 9* 1,7 09 53t L229
47* 39?
32* 52* 462 58?
24* 24*
23\ 22*
18t 322
4Lt 342
29* 442 40? 51? 40"6
4LZ
25*
51t 38?
49* 18? 282
17* 23* 18? 2L+
36t 39t 24* 46* 342 442
43t 40t 292 51? 422 5J6
2rZ 2s+
2tz 232 t_8 ?
282 38? 37+ 27+
4s* 37* 48t
Tabel 13. I . Aanwezigheid van passagiers en gebruik van beveiligingsmiddelen op de achterzitplaatsen van personenauto's binnen en buiten de bebouwde kom in relatie tot het gordelgebruik van de bestuurder, in 1989 t/m 1997. 72
Gordelgebruik bestuurder
Achterassagiers Links
N? Binnen b. k.
1989 1990
i:
1qq1
199 0
49 59 138 156 310 174 15 20 53 53 tL1 50 64 79 191 209 427 234 82 71, 140 159 347 191 23 t4 28 30 85 40 1_05 8s 168 1,89 432 23]1"31 130 278 315 65'7 365 38 34 81 83 202 L00 L69 1 64
1991
35v
Lttz r>v5
nee
]-997 1989 19 90 19 91 L>JZ
tot.
L997 1989 19 90
rvvlrt9z 19 95
Buiten b. k. .i:
L997 1989 1990 1OQl
L992
nee
1997 1989 19 90 rttL
Lv> z
L997 f
^f
l OaO 100^ LJY L
r992 L>)5
]-997
Totaal ja
1989 1990 199l-
L992 L
995
t997
nee
1989 1990 199l-
L992
tot.
rvv5 1997 1989
L992 1995 L997
183
25* 20* 43* 27* 46*
0t 5t 8? 6?
5t 12+
14? 202 L1Z
33t 2L+ 37+
r.8t
31t 15t 40? 232
40t 0?
r4Z 4* 202 1,2*
18? LAZ
282
L3*
37t 21,*
35* 18*
28* 18t 42*
2st 43* 0* 9*
6t 1_1&
8?
L4Z
r4Z
24* l_5á
398 35t 859 2r* 465 37*
Midden
Rechts
Nt
NI
t7 6* t4 0t 63 14t 4L 34? 8t 1,4* s0 52* t7 6t 70* 4L 5? 22 0* 44 2* 20 20* 34 6* 2L 0t 104 11.* 63 22* L25 10* 70 432 25 t2* 2s 202 55 9* 45 47* 104 20* 54 44* 6 0? 6 L?Z 8 0t 13 15t 27 4* 90* 31 10* 31 19? 63 8t 58 40t L31 1,7* 63 38* 42 10t 39 13* l-t"8 1,2* 86 4tZ 185 t7* r04 48* 23 4* 13 8* 49 4* 3s 6* 7t 3* 29 14+ 6s 8t 52 1,2* L67 10? t2L 31? 256 t 3t 133 4r*
54 66 L99 204 301 183 2L 37 75 66 :I23 49 '15 103 274 270 424 232 92 87 2AL 2L2 348 L95 2L 2L 36 43 108 36 113 108 237 255 456 23L L46 153 400 4t6 649 378 42 58 11t109 231, 85 188 zLL 511 525 880 463
Totaal
N* 15t 29t 19t 40* 24* 54t 0t 5* 8* s* 3t 27* 11* 202 16* 31? 18t 48t L67 23t L4* 41t 23* 45? 0? 0t 0t 15t 53 198 13t L9* t2Z 37* 19t 41t 15t 25* )"7* 4t* 24* 49* 0t 3? 5? 9Z 4+ 24t L2t L9* t4* 342 19t 442
t20
15*
139 400 401 692
24* 19t 4L* 24* 50t 2* 5*
407 53
64
L69 141 284 L29 173 203 559 542
284 536
7t 4* 4* 19t 11* r_8t
1st 31t 4* 43*
1,99
1,72
L83
26t
396 4L6 799 440 50
4t 72 86
220 85
249 224
t4*
4L* 23* 43t 0* 7* 1* 77* 7z 16?
13t 22*
468
L2*
502
37*
10r.9
20+
525
38t 16t 25*
319 322 796
105
16* 4L* 23* 46* 1* 5*
241
5t
227
9*
8L7
799 84'?
103
504
s*
2t4
18?
422 427 1037
L2*
LO44
1303 L061
20* L4* 34* 16t
4t*
Tabel 13.2. Aanwezigheid van passagiers en gebruik van autogordels (dus exclusief kinderzitjes) op de achterzitplaatsen van personenauto's op wegen binnen en buiten de bebouwde kom in relatie tot het gordelgebruikvan de bestuurder, in i,989 t/m 1995. 73
Gordelgebruik
best
pass
la
ja
1991
r>>z 1995 L>> I
nee
199L L>tz
1995 Lt>
I
geen 1991 Ltvz
1995
t997
tot.
1991-
1992 1995 !>t ir
I
1qA'l Lttz
1995
t997
nee
19 9l-
L992 19 95 Lt>
I
geen 1991 L>>Z 19 95
r997 f ^f
1OO1
LJYZ
1995 ]-997 ^r ^ - 1 .lJ4^ LVL44r
ts
19 91
]-992
r:,v5 ]-997 19 91 L>>Z
1995 1,997
geen
19
91_
t992 r_995
t997 È^f
199L L>>Z 19 95
L997
links
midden
aanw
aanw
rechts
Z
244 26t 287 47+ 426 392 305 50? 32 9Z 15 38? 29 t4t 50 22% 5L 432 72 56t 105 57? 53 682 327 272 375 49* 560 4LZ 408 492
'J,69 l_45 622 154 422 L20 542
1-07
3
1l_9
58? 39+ 592
95
5?
91 20 5t l_l_
642
702 10 40+ 42 45+ 39 722
aanw 345 390 458 348 42 28 32 45 85 i-03
r_08
%
252 472 40"ó
592 t_0?
432 284 222 492 653 672 562
28
6896
r_9
37+ 342
59 472 28t 52L 50? 598 44t 452 s6t
23 r3Z 27 222 s0 262 24 462 42 2Z 44 L4Z 77 1,42 73 10? 22 272 20 2sz 26 27% 15 472 158 t4? 91 1,9% 153 203 LL2 222
20 20+ 14 29+ L2 25+ s 2at 24 t7z 23 26t 27 262 22 27+ 2t 38? 704 11 272 5 202 L02 252 44 232 50 262 36 252
43 232 42 24t s8 L6Z 24 462 69 20"6 63 272 86 L2t 63 292 34 AtZ 31 232 33 39t 24 50?
267 314 4"t5 329 74 60 105 r23 73 92
L27 109
r_31
25t 45r 37t 50?
5t 202
r4Z L5Z 38?
492 51? 632
68 485 232 466 43* 7I3 362 520 43t
324 542
1-3l- 37*
96 s7Z 44 1Lz 34 38? 34 2rZ 32 3L? 63 432 46 6rZ 39 56t 28 32?" 27t 312 189 533 204 38? 155 472
2s1_ 262 136 25t
t77 101
L8?
388 432 5L6 372 111 9l_
25t
108
262
364
452
37t s8?
t6t
32t 1_18 L6Z
11-9 47*
]-34 55? L41 60* 73 632 723 28+ 557 45r 775 38? 553 532
Totaal aarurr t
696 272 772 482 1003 392 744 562 94 9z 55 45t 58 19? l-05 242 r78 472 2L4 632 24r 632 l_31 632 958 29t 1041 51? t3L2 42t 980 532 85 83 120 53 135 130 190 158 77 s8 70 38 511 27L 380 249
202 242 2]-2
43t t4z 22t 3-s96
20r 362
2]-t 33t 422 222
23t 202 28+
782 26t 855 462 LI23 37"6 797 55? 229 L2t 185 292 258 t6Z 263 21? 255 443 272 542 31r- 562 1-69
r479 t3L2
58? 272 452
3-692 37+ 1,229 48ï
Tabel 14. Gebruikvan autogordel door bestuurders envoorpassagiers in relatie tot gebruik van een beveiligingsmiddel door passagiers op de achterbank, in 1991, 1992. 1995 en 1997.
74
voertuig
Gebruik bestuurder
onbekend
n.v. t.
T]Pe
Type gordel bestuurder
geen
heup 3-pu
49
3i
7L
l_06
ja
1
nêê
2
Èotaa1
middel
n.v.
ja
r-o;
E.
3
Totaal
303 456 759
49 zL>
nee
L8I
Èotaal n. v. t.
4g 186
ja
407
nee
18;
toÈaa1
1
544
2 3
693
5r
L23 10 11 . 1 39 40 .49 . 5 5 . 2 54 56
22
totaaL n.v. E.
Totaal
.
31
ja
nee
klein
onb.
L237
59
L13 106
305 497 908
219 193
461 1-85
547
749 ]-482
Tabel 15. Aanwezigheid en gebruik autogordels bij bestuurders van bestelauto's naar type voertuig en naar type gordel, in 1997.
BesÈuurders Bebouwing
Binnen
1997 l-997 ToÈaa1 l-997
Buiten
Tot.gebr.
Passagiers midden
n
t
Tot.geb
207 340
30t
2t
z
78I
442
oz
t7
L482
547
37t
83
L>
701
nt 10t 27t 23t
rechts Tot.gebr n ? 208 283 49]-
64 1L6 180
31?
4Lt 37t
Tabel 16. Aantal en percentage autogordelgebruikvan bestuurders envoorpossagiers van bestelauto's op wegen binnen en buiten de bebouwde kom, in 1997.
75
Bestuurders toU.
gebruj-k
Passagiers midden
gebruik
tot.
tot.
rechts gebruik
Type weg autosnelweg L997 auÈoÍ/eg L997
gemengd verkeer L997
349
151-
43?
zó
9
322
L29
57
442
432
1_89 44t
34
I
242
1-s4 59
38?
2?n
109
292
L4
n
0?
t20
40
33?
33r_
98
30?
z
292
88
24
272
L482
547
372
r-9
23t
49:r 180
372
lokaa1 verkeer ]-997
EotaaI ]-997
83
Tabel 1 7. Aantal en percentage autogordelgebruik van bestuurders en voorpassagiers van bestelauto's naar type weg, in 1997.
Bestuurders
tot. Type dag
Passagiers midden
gebruik
nt
tot.
rechts
gebruik
nt
tot.
gebruik
nt
Werkdag ]-997
Weekenddag ]-997
r-08 0
375
3st
63
L4
222
284
85
30?
402
172
43+
20
5
252
20'l
95
462
L482
547
37t
83
23*
49L
180
372
m^Èa^1
1997
Tabel 1 8. Aantal en percentage autogordelgebruik van bestuurders en voorpassagiers vcm bestelauto's naar type dag, in 1997.
76
l.997
Provincie
Eotraar geDrurK n
Binnen b.k. Groningen
45
18
Friesland
t7
6
DrenÈhe
35 42
L4 L2 23
Overij ssel Gelderland
40t 3s* 40* 292
1_1_8
26 31
L25
32
4l-t 47* 25* 26t 26t
o5
t7
262
64 11
LZ
70L
207
19t 64t 30t
10 103 80
3
47
Overij ssel Gelderland Utrecht Noord-Holland
zz
l_6
t7
10 39
Zuid-Ho1land Zeeland Noord-Brabant Limburg Flevopolders
140
75 77
29
?otaal
781
340
38? 442
55
2t
38?
L20 115
64 61 28
s3t 53t
56
UÈrecht Noord-Ho11and Zuid-Ho1land Zeeland Noord-Brabant Limburg Flevopolders
l-9 104
ToÈaaI
Buiten b.k. Groningen
Friesland Drenthe
72 32
8l-
9
7
58
18
42 42 28 8
30? s68
59t 73t s9t 54t 56? 30?
s2t 39t 11t
r^ts^^f TULAAI
Groningen
Friesland Drenthe
Overij ssel GeLderland
Utrecht Noord-HolLand Zuid-HoLIand Zeeland Noord-BrabanÈ Limburg Flevopolders
Totaal
64 73 91
442
33
45* s3E
1_36
48 44
258 206
t3 74
]-37 r-3 9
45 20
282 36? 333
88
36
t4z 4Lt
1482
547
372
32*
Tabel 19. Aantal en perceníage autogordelgebruikvan bestuurders van bestelauto's op wegen binnen en buiten de bebouwde kom naar provincie, in 1997.
77
L997
rechts
midden
Provincie Binnen b.k. Groningen
Friesland Drenthe
Overij ssel Gelderland Utrecht Noord-Ho1l-and Zuid-HoLland Zeeland Noord-Brabant Limburg
Flevopolders Totaal Buiten b.k. Groningen
Friesland Drent,he
Overij ssel Gelderl-and UtrechÈ Noord-Holland Zuid-Ho11and Zeeland Noord-Brabant Limburg Flevopolders
tot.
gebruik
t
n
0 n
1 4 0 0 0
z
I 2 3 1
2L
gebruik
n*
11
4
7
35? 432 442
20t
08
L6
3 7
0t
L0
a
L3
o
462
5
5
10 0?
33*
0
0 0 0 n
tot.
30
1_0
0?
49
L2
30 l-9
7
1_
13t 0t 33t
0 2
0 0 ,l
0
0?
L4 4
5 5 n
10t
208
64
I
24t 23t 26t 2Lt 0? 3
r.t
U
0
5
63t
z 18
0
0t
37
t2
322
5
282 672
32 18
1n
3 r_3
J-5
83t
l-5
9
l-5
4
50? 27+ 53? 35?
3 0
0
I
6
75È
L2
0 0 2
08 0?
2 6 2
t7
29*
23 53
z5
z
100?
25
L2
U
L6
l_
0
0? 0?
47t 48t 6t
24
6
252
62
L7
27*
283
1_l_6
4Lt
Groningen
0
Friesland
z
0 0 5
0?
262
z
29t
44 48 28 28 20 47
Totaal
7
8
Totaal-
Drenthe
Overij ssel Gelderland UtrechÈ Noord-Ho1land Zuid-Ho11and Zeeland Noord-BrabanÈ Limburg Flevopolders TotaalTabel 20. Aantal
rY 0
L'
0
I
75t 0t
2
0
L4
0
0?
5
202 50? 11? 0?
23*
4 9
83
2 1 0
19
9
L5
t7 t7 l-5 9
4sz
t-9
40t
72 83
32
44
L"7
282 39? 39?
30
28
4 6
?13 2LZ
49l.
180
37*
en percentage autogordelgebruik von voorpassagiers van bestelauto's op wegen binnen en buiten de bebouwde kom naar provincie, in 1997.
78
47t 34t 3st 61t 54t
N
totaal gebr. N
vrouwen
mannen
bestuurder
gebr.
N
gebr.
Binnen b.k.
1997
644
L76
27t
57
31
542
70L
207
30?
BuiÈen b.k.
]-997
'717
305
43*
64
35
sst
781
340
44*
Totaal
]-997
r-361
481
333
L2t
66
55t
L482
547
37t
Tabel21. Autogordelgebruik van bestuurders van bestelauto's op wegen binnen en buiten de beborrwde kom naar geslacht, in 1997.
Gebruik gordel passagiers voorbank rechts
Gebruik
midden
bestuurder
toÈ.
ja
?
ÈoÈ.
binnen b.k.
ja nee totaal
L997 1997 L997
207 440
buiten b.k. ja nee totaal totaal la nee totaal,
5
20t
66
7È
rzó
70L
t4 2t
10t
208
L997 1997 L997
340 309 781
29 26 62
59t 0g 27t
L43
1997 1997 L997
547
34
53?
209
749
+U
3t
232
L482
83
232
49L
L04 283
ia
t
47 15 64
7t* l_3 t
9'7 r_6 l-L6
68?
144 32 180
31?
15t 4l.t 69t L4Z
37t
Tabel22. Autogordelgebruik van voorpassagiers van bestelauto's in relatie tot het gordelgebruikvan de bestuurder, in 1997.
79
Gebruik gordel passagiers voorbank rechts
Gebruik besÈuurder
midden
ja
?
9 0
7st 0t
45
t
4L+
1_1-3
t7
8
472
75
0
0t
1OO?
L6 55
IJ
24È
59 L34
1997 1997 1997
3
0
0
0? 0?
38
11 14
0
08
LL2
1
L997 L997
3
1 2
s0t 33t 402
28 54 82
ja
l.997
53?
209
t997
34 40
r8
nee
1
3?
232
f^t
199'7
r9
262
44L
totaal
autosnelweg ja
1-997 1,997
nee tot. niet A.S.W. ja nee
L997
t997 t997
F^+-
Doorg. verk.
ja
10
str.
nee F^ts
totaaf 68
74
ja
50 6 s6
742 13?
47 l_0 57
53? L1z 432
28 1L 39
74*
508
l-5? 35?
Verkeersst,raaU
;^ J4
nee t-^t-
!t>
I 5
L9 58? 59? 24 29t
ToÈaal
:l44 32 t76
69t L4È
40?
Tabel23. Autogordelgebruik van voorpassogiers van bestelauto's in relatie tot het gordelgebruik van de bestuurder naar type weg in 1997.
80
.lP s! íít o
o\P
dp dP c\ o\ \o
dp dp
\o f\ O sÍ r) lr{ F{
\o F{ lr.l F{
O,! ív) !n
o\9 do olp
U)c{\o oal|.n
o\P dP olp
o\P dP dP
sl o\ Íq (D .-{ O drl
o i-l !-{ r-{ r'i
sí o sf or C! r{
do dP dp íqcoo\ to at
dP dp dp
do do c!@o \o
olP o\o f-
i{
\í
\O
!í
do
N f4 r{ l-
F{ sí
o íd
JJ
Ord
F-r.-ol v)r-lm
\O ív) Ol Fl Í{
N(\\o @c\ttl
C)
>
o
!íd
>-n
dp 14
9\ a\ L
*v
s U2
.a
FrÊ íu(u ídÊ ]JÉ
oíuíd
!
rno@ rí) í')
N
E'n
È
Àlíflto \Or{tr
loo\o
@í')fl \Or{@
dp o\o otp \ÍrnC\ fF{3
dp o\p dp È.O@ \or.{
dp otp dP íilJ)C\ l-Í{sl
O rl F.{ f') (Íl \O F{ Êl
st r.l tO F{ r{
sí N r.o iil ('} fr{ Fl
"\ È èo
.-í ítt Ío
p
oíd
q)
È L
gdP (,
3
.19 \t n cO @C{rÍ}
dP dP
dP l'- Ít F-FltO
dP dp
cOcO\O F. Fl Ol
CDFIOT
\OO\m @ Í..1 O
dP dP dP
o\P dP dP
dP do dP
dP dP
rO
o\p
Ít sl toNU)
t{ íd )'n
íí)o\o \O í')
oorq tO sf
r')o\o \O r'l
rr.
"\ È c2
èo
t\
C)
0J íd HE'N
s W)
o
JJ
L q)
íd
toOto
Nm[n tn.ito
È
OÍlFl U)r{F-
F q)
o\P dP Oínr{ f'. Í)
dP
o\P dP O()(') ..t +
dP dP
\O rl l'. d r-.1
C! O C\t
CO F{
dP r-{
\íí4Fl \o
dP íY)
(d (d
U
oíd
r{
sv) :*
O\
.!è
L
"a
u)
l{dp
dP .19 dP
Uro íd3
d
dP .\P dP
dP dP
NOOI
Or-lO\
O@Or OOO O14nnco
o
@J o oíd rd !'n À
O@Ë{
dP
*P
èo
lOrlC'
$
t{
o
g0
J1 .r{gÉ
too tr.o
*9
orp
q
0|.-t íl 6 O E E'n
dP dP o\P
dP o\P o\P
(^OC..
dP dP
!
rnc\l.nc\
OOo
ooo
ooo
ooo
t. t. ao\ o\ ol Or Or Or
F.. t. tor o\ or
r..l
F{
F. t'. t. or o\ ol O\ O\ Ol r-{ r{
L q)
rl
rl
\OO\o
do
r.l .l
r-l
Ot O\ Í-l r{
rl
Ol
rl
d
qtU-r o3í! ÉaÍd É oJJo o!rJ íddoot{ídoood()0 E'nÉ!>'nÉ.pEr-nÉ!
iDlr
q)
\
+ c! tN)
5 lr
Ouderdom
1-23
Bebouwing
voertuig >=8
Binnen b.k
aantal voert. grd/vrt.
155
R?
86
49
90
34
r97
701
0t
19?
13t
19t
22*
19?
15*
222
19*
L997
midden 1997
i^f
grd,/vrt. rechts
1997
s7t
42+
46+
422
4Lz
432
4t*
422
43*
Buiten b.k. aantal voert.
L997
ó
L7L
88
1L5
48
96
5Z
223
78L
midden L997
13?
27+
11*
18?
6*
16t
16r
19?
18?
53t
40?
42*
42*
38?
59t
39t
43t
66
420
7482
grd/vrL.
grd,/vrt. rechts
L997
2s*
aantal voert.
L997
l-5
526
L7a
midden L997
7Z
232
L2z
l-8?
L4z
17*
15*
202
19t
402
482
432
42*
4t*
40+
50t
40*
43e6
grd/vrt.
grd/vrt. rechts
L997
97
l-ób
Tabel 25. Aonwezigheid van beveiligingsmiddelen op de voorziíplaatsen van bestelauto's op wegen binnen en buiten de bebouwde kom naar plaats op de voorbank en de ouderdom voertuig, in 1997.
82
P1aats op voorbank
midden rechts
Type beveiligingsmiddel
heup driep. kinderz. 3.997 l-997
2 2
lt7
55
611
3
bev.m.
onb.
Lot 2t
ÈoÈaaI voert. ]-482 1482
275 637
l_8?
43?
Percentages beveiligingsmiddelen (autogordels en kinderzitjes)
midden rechts
t997 20f 1-997 0?
43t 96+
tt 0?
37t 4+
100? 100?
id b ev e il i g in gs midde l en op d e naar plaats voorbankennaar type gordel, in 1997. T abel 26. Aanw e z i ghe
vo
orz itpl aat s en v mt
Beveiligingsmiddel
heup
3
-punÈs t,ot.gorde1
b es te
kind-zit
l aut o' s
Tot.
aanlitezl-gi
1997
t4
448
452
466
Lvv I
ó
188
196
t99
572
42t
422
gebruik gebruik,/aanwezig L997
752
432
gebrui-k/passagiers ]-997
35?
Tabel2T. Aanwezigheid en gebruikvan beveiligingsmiddelen op de voorzitplaatsen van bestelauto's naar type beveiligingsmiddel, in 1997.
Gordelgebruik bestuurder
Passagiers Midden
N
? gebr.
Rechts
N
? gebr.
Totaal N ? gebr.
Bi-nnen b.k. i^ )d
L997 L997
4
252
63
l_ l_
9Z
a2r
rv> I
J-f,
15?
l_
1,997 1,997
25
68?
t_J
23
trot. Totaal
0*
t997
48
35?
234
i)d
t997 t997 t997
z> 51
622 3+
rvó zzv
63
30?
418
f^t
Buiten b.k. i-
Jd
nee
nee i^t-
75?
67
721
t
]-32
13t
ó4r
34*
t99
33?
5
72*
IbU
7rz
99
t6z 49r
L22 282
13?
r_3
732 15? 42È
47? 71-+
254
13?
481,
4tz
Tabel 28. Aanwezigheid van passagiers en gebruik van beveiligingsmiddelen op de voorzitplaatsen van bestelauto's binnen en buiten de bebouwde kom in relatie tot het gordelgebruikvan de bestuurder, in 1997. 83
Afstelhoogte
Fout Bestuurder
1995 ]-997
passagier
1995 L997
Twijfel
Goed
Totaal
372
39*
103 87
33t
27t
6647
t-L?
28* 372
51? 392
3633
242
242 40?
25 L>
Tabel29. Gebruik van de hoofdsteun naar voorinzittende in 1995 en 1997.
Afstelhoogte
Fout Klein
t 995
322
L997
48*
vrouw
199 5
16t
F^è^^l
1997 1995 1997
man
Middel man
31?
35?
33á
2sz 422
372 30?
995
26*
39*
442
vrou\í
]-22
36t 33t
totaal
1997 1995
30t 23*
1-997
402
37+ 38? 35?
1995
252
L9t I
40t
L995 rt> I 1995
11?
292 242
L99'7
38t
37* 30*
19 95
272 432
392 322
vrouÍ/ totaal man
1
L997
Goed
38? 282 40?
L9Y I L>>a
Groot man
Totaal
Twijfel
Totaal L49t
24\
886
48*
10R4
322 38? 282
765 z>óv 1659
J5t', 2't *
55? 342
3852 zLaz 10 31
242
784 4902 2953
38?
36+
2432
28* 32*
3lt
l.5J5
57*
407
34+
3'7* 39? 322
404 zó+) rv5l-
vrouut
19 95
]-4Z
34*
totaal
rYY T 19 95
322 242
3st
L>> I
40*
sv6
35?
7785
25* 52*
4630
37*
33? 39+
25 zz L> TZ LU5ó I
33?
27*
5647
Tabel 30. Afstelhoogte naar geslacht bestuurder en naor voertuiggrootte,
in
84
1995 en 1997.
ïlpe voertuig
Afstelhoogte Fout
Klein
I
16* 30*
100q
r.1t
t997
23t
1995 7997
11t 24*
1
995
ltJ
Middel Groot
Totaal
1
995
L99'1
Tabel
3
1.
Twij fe1
Totaal
Goed
27*
56*
31?
39t
30* 42*
60t 35t
183 5
8?
26*
22t
33*
66t 4s*
945 663
28*
5 r_8
3633
372
39t
23L9
Afstelhoogte bij passagiers naar voertuiggrootte,
in
822 481
tt45
J,995 en I 997.
85
Bijlage
3
IMA
Vragenlijst
SWOV Onde.zoêk
"llrA"
1997 (personenauto)
1997 pêrsonsnauto'3 (inkiik)
12
(otm lt,
3
Ortm:
tr7 r
Xcthoda
456 ll [-]
We.Baêmldh.id:
9i0
r-T--rrr
Ptovrreg
an zà
:az
Íypr t€gonaar a
tsítUd r
. . andcraÍBa = tnb.lênd trup !-g'nt'
oLa
ll
$rijr r 12-17 ir = 16-21F z 2Í$ir = >í)ir r
Z
3
I 9
(díoo9=1, n€.Ísfaq.2, mbl-3)
I 2 3 4
.
5 6
(otm zl.za an zt |ndbn.9ggoírld, wll pGsegr6íÉ: Egllig inwlbn Indicn !€l 9oÉrgr gH p.3sagÈÍs: qpg gordcl invulbn
A
iao3ul: naa
z
Nlz
3
{Gordelenquête}
g.rt
naerEitandrl p.sragi*
uÍÉaÍ
goÍÍLl
goíÍt l
9€lactil
9cbÍu|( .9 -9
c
l
eÈ
Ëg
't2
13
E .9 o o
o 3 o
ta
l!
qooox
mirdcn
.g
E
o
Êg
o
àt!
à
17
1t
19 20
rlchls
o
!-r Po,lí à€Eg à*=E gFÊg
E.J
! g o
-t
't6
o
t.óg àt.!
2r
xl 23
2/
twiiírl
tout
man
v?orn
goêd
tuijícl
13
foul
man
Yrouu
2
3
'|
2
3
2
3
1
z
2
3
1
2
3
'l
2
2
3
I
t
2
3
I
2
2
3
1
1
2
3
Í
2
2
3
I
2
3
1
2
I
3
1
2
z
2
3 ?
2
1
2
2
1
2
?
2
2
3
2
3
2
3
1
2
3
2
3
1
2
1
2
?
2
3
I
2
2
3
2
2
3
2
3
2
2
2
3
2
2
J
I
2
3
I
2
3
2
2
3
2
3
I
1
klêin middel gÍool
I
2
1
2
2
a
2
J
1
/
2
3
1
2
3
t
2
I
2
I
2
1
3 a
a
I
2
1
2
3
?
I
2
1
2
3
2
I
2
3
2
I
2
3
2
3
I
2
3
2
I
2
3
3
2
1
2
3
I
3
2
1
2
3
2
2
3
1
2
1
2
3
2
2
3
1
2
2
3
2
3
Í
2
I I
2
3
2
I
3
1
z
1
2
3
2
z
J
1
2
z
3
2 1
TYPE VOERTUIG
5
I
1
3:
2A
14
'|
1
21
geslacht
aÍstelling
9e3lacht
2
I
23 26
(naasrittende! PASSAGIER
BESTUURDER
t
K.nbh.n
.CNl.í
(HooÍdsteunen) aÍstelling
9oêd
rchlÊÍ
litrts
9Cbru|t
-oN 900
c
palxgÈr! achLÍbant acàLÍ
9caL.drt
1
1
2
1
2
Enquête ondeóroken (tijd en reden!)
87
rpm
Bijlage 4
AMA 1997 (personenauto)
Vragenlijst
Ondedoek'AttA' lggT {afstandobseÍvatiel
SWOV
3
tlcthodcÍEf 678910
Datrm: Provincie/typc
reg
=locatie 11
WeeÉ9ê3tGldhêid:
droog *1
neeÍslag =2
mií =3
B
(Gordelobsewatie)
(naasEittende) PASSAGIER gordel gebruik geslacht
BESTUURDER
gordel gebruik
ja
nee
geslacht
nret te zien
nret
12 I 1 1
1
J
2 2 2 2 2
3
I
3 J
2
5 3 J
1
z
1
z
1
z
?
I
2
1
2
?
3
1
2
1
2 2 2 2 2 2
3
1
2
?
?
1
?
1
1
z z z
1
2
?
1
2
1 I
I
z z
1
2
1
1
z
1
z
I 1
2 2
1
2 2 2 2
I
1
2
?
I
2 ?
3 ?
1
z
1
z
2 2
3 3
1
2 2
z
3
I
z z
I
3 3
z
1
1
2
1
3
1
2
1
2
3 3
t
z
1
3
1
z
1
2 2 2
1
2
3
1
2 2 2 2 2 2
3
1
3
1
3 3 3
a
3
1
z z
1
I
z z z z
1 1 1
2
I
2
1
2
2 2 2
1
z
z
1
z 2 2 2
1
3
1
1
1
?
2
2 2
t
2 2 2 2
1
z z z z
1
í
2
7
'l
1
1
1
z
Yrouw 5
1
?
man
3 J J 3 3
2 2
1
1
2 1
2
z z
te zien
2 2
z
1
nee 14
z
1
'l
ja
3
z
1
1
Yrou\t
man
1
1 1
2 J
1
2
?
I
z
3 3 3
2 2
z 1 I
1 1 1 1 1
2 2
1
z
3 ?
1
2
2
I
Z
2
2
3
z 2 2 2 2 2
1
z
3 3
2
Enquête ondeÍbÍoken (tiid en reden!)
E9
Bijlage
5
Vragenlijst IMA 1997 (bestelauto)
SWOV Ondeeo€k "lMA" í997 gastotbr$3ên (inkiik)
12 Oatum: t--_r_J a56 Prov,Es
n
[-r-n 1t
9t0
D
(droogl, ngêrs,ag=z. $Èt-3) uGl passegbr!:
(olom
2a
1a.lt.n
E!i!!! inwlbn
t
|.u9
2
t-9umt
3
rirÉ!.zii.
4
,..ngofilcl .
5
tnbekend =
I
la t6.n
Oaií r I tlliÍ ' 2 12-17 it 3 l&2air 3 .4 2Íílir r 5 >5oir ' 6
20
i.
3.brual:
IndÈn !e!goírtêbr 9êên pass.gÈF: tyoG gorrcl inwtlcn
tË
2 i
mt .oloÍn 25: typ.
r.3trlbrs
bct
lbs3
3Íit't íÍ.k n.
,.staLdo'gnF kcnt k
inF.
2:!
L..íUld
tiagonral I
rolo.|r
hdicn.ggoÍdê1.
1t.n
Ívgo
Í-TrT-l
nid
wéÍsgBr.ldh.idr
.olom í5.
tr7 t
drod.
1
nr2
baginnand m€t actr
v
otê.n
?
(Gordelenquête) pargaffmidd.n
Bastuurdd gcalacht
9oÍdel 9ebruik
taatagiaí lachÈ vooÍ
gc:ilacht
9ontsl
c
o
uÊ: Ëi .9
í3
12
o
o o o
1a
t5
Êo
e
-9
oóo
o
c!
-Ê= c Êg t6
It := o g o o -oN o
o ê
rt
t9
sP9 m
3
I
2
I
2
3
1
2
1
1
2
1
2
3
2
3
I
2
1
1
2
3
2
2
3
t
2
1
1
2
3
z
2
J
1
2
1
2
3
2
2
3
2
3
1
2
t
1
t t
2
3
4
2
3
2
2
3
1
I
1
2
3
1
z
2
3
1
2
I
2
3
1
2
2
3
I
2
1
2
3
1
2
2
3
1
2
1
t
2
3
1
2
2
3
Í
2
1
1
2
3
1
2
2
3
2
1
1
2
3
1
2
2
3
2
1
1
2
3
1
2
2
3
1
2
1
2
3
2
2
3
1
1
1
.9
o
2
1
1
86|.ltu:o
g|3brufi
9càruik
g
K.ntakrn grslclbss
9G3l.cnt
9Ordêl
23 23 23 23 23 23 23 23 23 23 23
z3 23 23 23
!
cà
Eg nx2
1
2
I
2
1
2
,|
2
1
2
1
2
1
2
1
2
1
2
1
2
1
2
1
2
1
2
1
2
1
2
6 g
6
o o
o a a o o Ê
23
2a
rÉ
CI
23
3í
26
Enquète ondêóroken (tíd en reden!)
91
Bijlage 6
Categorie-indeling afstelling hoofclsteun
1. goed
2. twijÍel . slecht
Bijlage 7
Categorie-indeling personenauto'
s naar
grootte
AUTOTYPE NAAR MERK EN GROOTTE
BIJVOORBEELD:
KLEIN
MIDDEL
TOT 4,00 Mtr
4,00-4,50
AUSTINMINI
ALFAROMEO 33
ALFA ROMEO 164
CITROËNAX
ALFA ROMEO I55
BMW
FIATT]NO
BMW
FORD SCORPIO
FORD FIËSTA
CITROËNBXDGNTIA
HONDAACCORD
MAZDAI2I
FIATTEMPERA
MAZDA626
MITSUBISHI COLT
FORDESCORT
MERCEDES BENZ
NISSAN SUNI.TY
LADA SAMARA
MITSUBISHI GALANT
PEUGEOT IO5I2O5
PEUGEOT 306/404
PEUGEOT 505/ó05
OPEL CORSA
OPEL ASTRA/VECTRA
TOYOTACARINAE
RENAULTTWINGO/s
RENAULT
VOLKSWAGEN PASSAT
VOLKSWAGEN POLO
VOLKSWAGEN GOLF
vol.vo
vol-vo
VERDER ALLE AMERIKANEN
GROOT
Mtr
3OO
SERIE
19
300/400
> 4,50
Mtr
5OO/7OO
SERIE
200/800/900
95
Bijlage 8
Autogordel-enquête personenauto (bestuurder)
STICHTING WETENSCHAPPELIJK ONDERZOEK VERKEERSVEILIGTIEID SWOV
AUTOGORDELENQUêTE 1997 BESTUURDER (in te wllen door degene die de auto op het moment van de enquête bestuurde)
U bent vandaag bij een verkeerslicht geënquêteerd over de autogordel. De tijd was te
koÍ
om
11ry
nsning
over autogordels te wagen.
ln
deze vragenlijst kunt u uw opvattingen aangeven door het rondje achter de vraag zwart te maken of aan te kruisen ( @ ). Het inwllen kost u ongeveer 5 minuten.
Vraag
1.
Wanneer u op een weg buiten de bebouwde kom rijdt, gebruikt u de gordel op de voorbank d"n:
alrijd? meestal? ggms? meestalniet?.. nooit? Yraag 2. Hoe vaak was dat bij de laatste 10 ritten? Vraag
3.
5.
Wanneer u een
@!9 rit maakt,
6. Wanneer u een lange rit maakt,
7. Wanneer u gg
O O O
O O
keer
..... .... ..... ..... .....
O O O O O
gebruikt u de gordel op de voorbank dan:
altijd? meestal? soms? meestalniet?.. nooit? Yraag
..... .... ..... ..... .....
gebruikt u de gordel op de voorbank dan:
altijd? meestal? ggms? meestalniet?.. nooit? Vraag
keer
Wanneer u op een weg binnen de bebouwde kom rijdt, gebruilc u de gordel op de voorbank dan:
altijd? meestal? soms? meestalniet?.. nooit? Ynag 4. Hoe vaak was dat bij de laatste l0 ritten? Vraag
..... o .... O ...,, O ..... O ..... O
..... .... ..... ..... .....
O
O O O O
gordel om heeft, is dat dan omdat u:
datbentvergeten? hetongemakkelijkvindt? hetnietnodigvindt? hetgevaarlijkvindt? daawoor een andere reden heeft?
U kunt hier meerdere antwoorden aankruisen.
... .... ....... ....... ....
O O O
O O
97
Vraag
8. Wanneer u de gordel
wel om heeft, is dat dan omdat:
hetwenelijkverplichtis?... hetveiligeris?
... anderenwillendatudatdoet? hetuwgewoonteis?.. u daarvoor een andere reden heeft? ubangbentvooreenbekeuring'!
....... ..... ....... ...... ..... ..
O
.
O O O O O
U kunt hier meerdere antwoorden aankuisen Vraag
9.
Zijn et in de auto waÍumee u reed gordels op de achterbank bevestigd?
o o
Ja
nee
Vraag 10. Als er in uw auto gordels op de achterbank aanwezig zijn, worden die dan door de passagiers gedragen, ongeacht of dit volwassenen of kinderen zijn:
..... .... ..... ..... .....
altijd? meestal? soms? meestalniet?.. nooit?
O O O O O
Vraag 11. Als er in uw auto geen gordels op de achterbank aanwezig zijn overweegt u dan om die aan te schaffen?
ja nee,eÍzitbijnanooitiemandachterin nee,deautoisnietvanmij nee, de auto wordt binnenkort vervangen nee, dat vind ik niet nodig
.'....'. ....... ........
o
...'.... ....... ....... .....
o
..... ........
O O O
..... ...
O O O O
Yraag 12. Is er een verplichting tot het dragen van autogordels op de achterbank?
ja ja,alleenvoorzoverzijaanwezigzijn ja,maaralleenvoorkinderen nee ..
O O O
Vraag 13. Vindt u voor uzelf het dragen van gordels op de voorbank:
belangrijkerdanopdeachterbank?.... netzobelangrijkalsopdeachterbank'! .... minder belangrijk dan op de achterbank?
....
.
Vraag 14. Vindt u het dragen van gordels op de achterbank door kinderen:
belangrijkerdanvoorvolwassenen?.... netzobelangrijkalsvoorvolwassenen?.... minderbelangrijkdanvoorvolwassenen? ...
..... ........ .......
O O O
Vraag 15. Vindt u voor kinderen het dragen van gordels op de voorbank: belangrdker dan op de achterbank? net zo belangrijk als op de achterbank? . minder belangrijk dan op de achterbank?
.
'.
.... ....
. .
O O O
Vraag 16. Vindt u voor kinderen het dragen van gordels op de voorbank: belangrijkerdanvoorvolwassenen'l
....
netzobelangrijkalsvoorvolwassenen? .... minderbelangrijkdanvoorvolwassenen? ...
98
..... ........ .......
O O O
Ynag
17. Vindt u het als bestuurder belangdjk om uw gordel om te doen om een voorbeeld te geven aan de passagiers?
ja nee
..
indien nee ga door met vraag 19
....... . o .... . o
Vraag 18. Maakt het voor u daarbij verschil of het kinderen of volwassenen betreft?
ja, als het kinderen
nee..
betreft
..
....,
.
O O
Vraag 19. Gordels zijn bedoeld om ervoor te zorgen dat bij een ongeval of botsing de inzittenden van de auto op hun plaats blijven en zodoende minder kans hebben op letsel. Hoe groot acht u de kans dat een kind dat zonder de bescherming van een gordel of kinderzitje op de achterbank zit als gevolg van een botsing naar voren schiet en op de voorbank terecht komt?
onmogelijk heelklein redelijk gÍoot . weetikniet
........ ... ... . ..... .......
O O
O O O
Yruag 20. Hoe groot acht u diezelfde kans wanneer er een volwassene op de achterbank zit zonder de bescherming van een gordel?
onmogelijk heelklein redelijk gtoot. weetikniet
........ O ... O .... O ..... o ....... O
Yraag 21. Ziet of hoort u wel eens voorlichting over het gebruik van autogordels en kinderzitjes?
voorin achterin ja,overhetgebruikvankinderzitjes ja, over het gebruik van gordels ja, over het gebruik van gordels
U kunt hier meerdere antwoorden aankruisen nee .. Yraag 22. Ziet of
...... O ..... O
........ .....
O O
hooÍ u die voorlichting dan via: radio
.
televisie dagbladen
weekbladen en andere tijdschriften
o o o o
andere wijze, zoals:
U kunt hier meerdere antwoorden aankruisen Yraag 23. Heeft u het laatste half jaar iets gemerkÍ van voorlichting over gordelgebruik? Ja
nee .. indien nee ga door met waag 29
o o
Yruag24. Zo ja,hoe? televisie
radio
.
dagblad weekblad of ander tijdschrift huis aan huis blad posters of reclameborden U kunt hier meerdere antwoorden aankruisen
.
o o o o o o 99
Yrazg25. Zo ja,had deze voorlichting dan betrekking op gebruik van de gordel in het algemeen . . het juiste gebruik van de gordel
beide
o o o
.
.
Ynag 26. Bent u door deze voorlichting de gordel gaan dragen?
ja
.. ikdroegdegordelal...
nee
.'...... o ..... O .... O
Ynag 27. Bent u de gordel anders gaan dragen?
strakker nietgedraaid goedoverdeschouder laagoverhetbekken
.... ....... ...... .......
O O O O
... ...... ...
O O O
U kunt hier meerdere antwoorden aankruisen Vraag 28. Welk van de volgende leuzen werd bij de voorlichting gebruikt?
autogordelsvastenznir.er. ookkinderenvïagenveiligheid autogordelsaltljd. in de gordels of in de heukels autogordelvast,man! gordeldragenwordtbeloond
.....
...... ........
.
O O O
Yraag29. Hebt u het laatste half jaar iets gemerkt van voorliching over kinderzitjes?
ja nee
..
.. .. .... o ..... O
Vraag 30. Heeft u het laatste half jaar iets gemerkt van voorlichting over hoofdsteunen?
Ten slotte nog een aantal algemene vïagen
Vraag 31. In welke gemeente bent u geënquêteerd? gemeente
Yraag 32. Is die gemeente ook uw woonplaats?
ja
nee ..
o o
Vraag 33. Wat is uw leeftijd? .....jaar Yraag 34. Wat is uw geslacht?
man.. vrouw
o o
Vraag 35. Heeft u kinderen? Ja
nee ..
100
o o
Vraag 36.
Rijdt u het meest auto
als:
bestuurder?
voorpassagier?
o o o
...
achterpassagier?
Ynag 37. Waarvoor gebruikt u de auto het
meest?
o o o o o
zakelijk verkeer woon-werk verkeer sociale contacten, bezoek e.d boodschappen doen
vrije tijdsbesteding Vraag 38. Hoeveel kilometer rijdt u per jaar? minder dan 8000 km . . tussen 80@ en 18000 h . . meer dan 18000 km Vraag 39. Itr/at is het bouwjaar van uw
.
auto?
o o o 19...
Vraag 40. Hoe groot acht u de kans om door de politie te worden gecontroleerd op het gebruik van de gordel? eenmaal per jaar
enkele malen per jaar .
(bijna) nooit Yruag
4I.
.
.
o o o
Bent u ooit bekeurd voor het niet dragen van de gordel?
o o
Ja
nee
Yraag 42. Ondanks de gordel kan soms bij een frontale botsing het hoofd van de bestuurder met het stuur in aanraking komen. Bent u eryoor dat daarom ter aanvulling van de gordel een "air bag" verplicht wordt gesteld?
nee .. ..... O ja,maardatmagnietmeerdan/500,-kosten ....... O ja . ... .... o Yraag 43. Zou u het een goede voorziening vinden als bij het instappen de gordel automatisch wordt omgedaan?
ja nee
..
...... .. o ..... O
Ynag 44. Bent u voor een verplichte vess2isning aan de auto waardoor een waarschuwingssignaal klinkt als de gordel niet is omgedaan?
Yraag 45. Wilt u in onderstaande schaal van I tot 5 door het omcirkelen van het cijfer aangeven wat uw oordeel is over de veiligheid van het verkeer in het algemeen? zeer onveilig onveilig
I
veilig zeer veilig
4
3
5
101
Wij danken u zeer dat u de moeite hebt willen nemen voor het invullen van deze enquête. U kunt het ingevulde formulier in de antwoordenveloppe zonder postzegel terugsturen. Zoals u in de begeleidende brief heeft kunnen lezen komt een van de inzenders in aanmerking voor een beloning. Aangezien de enquête anoniem is vragen wij u niet naaÍ uw naam of adres. Als u wilt meedingen noteer dan hieronder uw telefoonnummer. Kengetal
toz
........
abonneenummer
Bijlage 9
STT
Autogordel-enquête personenauto (passagier)
CHTING WETENSCIAPPELI.'K ONDERZOEK VERKEERSVEIIJIGHE
ÀIITOGORDELENOUêTE
1997
ÀCHTERPASSAGTER
achterpassagier ouder dan 12 jaar)
ID
SI{OV
(in te vullen door
de
U bent vandaag bij een verkeerslicht geënquêteerd over de aut,ogordel. De tijd was Ue kort om uw mening over autogordels te vragen. In deze vragenlijst kunt u urÁr opvattingen aangeven door het rondje achter de betreffende vraag zwart te maken of aan te kruisen ( e ). Het inwullen kost u ongeveer 5 minuten.
vraag l-. Wanneer u als passagier meerijdt op een weg buiten de bebouwde kom, gebruikt u de gordel op de achterbank dan:
altijd? meestal? soms? meestal niet? nooit?
......o .....O ........O .....O .......o
Vraag 2. Hoe vaak was dat bij de 1aaÈsÈe l_0 ritten?..
.keer
Vraag 3.
Wanneer u als passagier meerijdt op een weg binnen de bebouwde kom, gebruikt u de gordel op de achterbank dan: r'l l-i iÀ?
meestal? soms? meestal niet? nooit?
........o
.....O ........O .....O .......O
Vraag 4. Hoe vaak was daÈ bij de laatste 10 ritÈen?..
Vraag 5. l{anneer u meerijdt met een ElEe, rit,gebruikt achterbank dan: á'l
t- .i
-i.l
"
meestal? soms? meestal niet? nooit?
a'l f i iÁ"
u de gordel op
de
u de gorder op
de
........o .....O ........O .....O .......o
vraag 6. wanneer u meerijdt met een lgggg rit,gebruikt achterbank dan:
meesta]? soms? meestal niet? nooit?
.keer
..
.
....
.o
.....O ........O .....O .......o
103
Vraag 7. Wanneer u geg gordel om heefÈ, is dat dan omdat u:
dat bent vergeten? het ongemakkelijk vindt? het niet nodig vindt? heÈ gevaarlijk vindt?
.....O ....O .......O .......O ......O
daarvoor een andere reden heefÈ? U kunt hier meerdere anEwoorden aankruisen.
Vraag 8. wanneer u de gordel wel om heefÈ, is dat dan omdat:
het veiliger j-s? .......O u bang bent voor een bekeuring? .......O de bestuurder de gordel ook draagt.... .....O anderen wil-Len dat u dat doet? ........O het uw gewoonÈe is?.. .......O u daarvoor een andere reden heeft? ....O U kunt hier meerdere antwoorden aankruisen. Vraag 9.
Vindt u voor uzelf het dragen van gordels op de achterbank:
belangrijker dan op de voorbank? net zo belangrijk als op de voorbank? minder belangrijk dan op de voorbank?
......O ......O ......O
vraag l-0. Vindt u het dragen van gordels op de achterbank door kinderen:
belangrijker dan voor volwassenen? net zo belangrijk a1s voor volwassenen? minder belangrijk dan voor volwassenen?
....O ....O ....o
vraag 1l-. vindt u voor ki-nderen heÈ dragen van gordels op de voorbank:
belangrijker dan op de achÈerbank?... ......O net zo belangrijk aLs op de achterbank?.........O minder belangrijk dan op de achterbank?.........O Vraag 12. Vindt u voor kinderen het dragen van gordels op de voorbank:
belangrijker dan voor volwassenen? neÈ zo belangrijk a1s voor volwassenen? minder belangrijk dan voor volwassenen?
....O ....O ....O
Vraag 13. Vindt u heÈ a1s passagier belangrijk om uw gordel om te doen om een voorbeel-d te geven aan andere passagiers?
1a... nee.. indien nee, ga door met vraag
........o ........O l-5
Vraag l-4. Maakt het daarbij verschil of het kinderen of volwassenen
betreft?
ja, als heÈ kinderen betreft nee..
104
.....O .... -.. -O
vraag l-5. Gordels zijn bedoeld om ervoor te zorgen dat bij een ongeval of botsing de inzittenden van de auto op hun ptaats blijven en zodoende mind.er kans hebben op letsel. Hoe groot acht u de kans daÈ een kind daÈ zonder de bescherming van een gordel of kinderziÈje op de achterbank zit a1s gevolg van een botsing naar voren schiet en op de voorbank terecht komt?
onmoge1ijk....
....O ....o .... -O
heel- klein....
redelijk
Rv^^? 13lvve
........V
weet ik niet.
.....O
Vraag L6. Hoe groot, acht u diezelfde kans wanneer er een volwassene op de achÈerbank zit, zonder de bescherming van een gordel?
onmogelijk.... heel kl-ein.... redelijk grootr weet ik nieÈ.
....O ....O .....O ........o .....O
Vraag 17. Is er een verplichting tot heÈ dragen van gordels op
de
achberbank?
ja... ja, alleen voorzover zij aanwezíg zíjn ja, maar alleen voor kinderen. nee..
........o .....O ........O ...,...,o
vraag 18. ZíeL of hoort u wel eens voorlichting over het gebruik van autogordels en kinderzitjes?
ja, over het gebruik ja, over het gebruik ja, over het gebruik U kunt hier meerdere nee..
van gordels voorin ....O van gordels acht,erin.......O van kinderzitjes ......O antwoorden aankruisen.
........o
vraag 19. Zíet of hoorÈ u die voorlichting dan via:
radio televisie dagbladen weekbLaden en andere
tijdschrifÈen.
andere wj-jze, zoaLs:...
........O ....O ....O ........O
.
U kunt hier meerdere antwoorden aankruisen.
Vraag 20. Heeft u het laatsÈe half iaar iets gemerkt van voorlichting over gordelgebruik?
1a... nee..
indien nee ga door met vraag 26
........o .... -...O
105
Vraag
21
Zo ja,
hoe?
t,elevisie radio dagblad.
....O - -..O .....O ......O .....O ....O
....
weekblad of ander Èijdschrift... huis aan huis blad posÈers of reclameborden U kunt hier meerdere antwoorden aankruisen
Vraag 22. zo ja, had deze voorlichÈing dan betrekking op:
gebruik van de gordel in het algemeen ......O het juiste gebruik van de gordel ......O beide ... ..., .O Vraag 23. Bent u door deze voorlichting de gordel gaan dragen?
1a... nee.. ik droeg de gordel a1...
........o .,.... -.O ....O
Vraag 24. Bent u de gordel anders gaan dragen?
strakker niet gedraaid. goed over de schouder... laag over het bekken.... vraag 25.
Iaiel-k
.....O ....O ....O ....O
van de volgende leuzen werd bij de voorlichting gebruikÈ?
autogordels vast en zeker ook kinderen vraglen vej-1i-gheid.. autogorde}s altijd in de gordels of in de kreukels... autogordel vast, man gordeldragen wordt beloond.
........O ......O .....O ....O ........O ......O
Vraag 26. Hebt u het IaaÈsÈe half jaar iets gemerkt van voorlichting over kinderz itj es ?
ja... nee..
........o ........O
Vraag 27. HebL u heÈ laatste half jaar iets gemerkt van voorlichting over
Tenslotte nog een aanta} algemene vragen Vraag 28. In wel-ke gemeente bent u geënquêteerd? dêmêênl-ê
106
Vtaag 29. Is die gemeente ook uw woonplaats?
ja... nee..
........o ........O
Vraag 30. líat is uw teeftijd?
....jaar Vraag 3l-. WaÈ is uw geslacht?
. vrouw.
man.
.... ..o .,..O
Vraag 32. Heeft u kinderen?
ja... nee..
........o ........o
Vraag 33. Rijdt u het meesÈ in een auLo aIs:
besÈuurder?... voorpassagier? achterpassagier?
....O ....O .......O
Vraag 34. A1s u meerijdt in een auto is daÈ dan meestal voor:
zakelijk verkeer?
woon-werk verkeer?
sociale contacten, bezoek e.d.? doen? vrije tijdsbesteding? boodschappen
vraag 35. Hoeveel kilomeÈer rijdt minder aan àooo km... tussen 8000 en 18000 km... meer dan 1-8000 km...
......O .....O .......O .....O .......O u per jaar aIs passagier
mee?
.......o .......O ........O
Vraag 36. Hoeveel daarvan a1s acht.erpassagier?
mínder dan de helfÈ meer dan de hel-ft
....O ......O
Vraag 37. Wat is het bouwjaar van de auto waarin u meereed? Vraag 38. Hoe grooÈ acht u de kans om door de politie geconÈroleerd op heÈ gebruik van de gordel vóórin? eenmaal per jaar enkeLe malen per jaar
(bijna) nooit
l_9.
te worden
.......O .......O .....O
1,O7
Vraag 39. Hoe groot acht de kans om door de poliÈie te worden gecontroleerd op heÈ gebruik van de gordel achterin? eenmaal per jaar enker-e mar-en n.r'j;;;.:::.::.:.:....
.......O
.......o
(bijna) nooit,
.....O
Vraag 40. Bent u ooit als passagier bekeurd voor het niet dragen van de gordel achteri-n?
ja... nee..
........o ........O
Vraag 41. Bent u gordel voorin?
ooit
a1s passagier bekeurd voor het, niet-dragen van de
ja... nee..
........o ........O
Vraag 42. Wil-t u in onderstaande schaal- van 1 tot 5 door het omcirkelen van het cijfer aangeven wat uw oordeel is over de veiligheid
van
het verkeer in het
zeer onveilig onvei-Iig
veilig zeer veilig
algemeen?
l2 3
4 5
wij danken u zeer dat u de moeite hebL willen nemen voor het invullen van deze enguête. u kunt het ingewulde formulier in de antwoordenveloppe zonder postzegel terugsturen. Zoals u in de begeleidende brief heeft kunnen lezen komÈ een van de inzenders in aanmerking voor een beloning. Aangezien de enquête anoniem is vragen wij u niet naar u\^r naam of adres. Al-s u wilL meedingen noUeer dan hieronder uw telefoonnummer. Kengetal
108
aDonneenummer
Bijlage
10
Auto gordel-enquête bestelauto
STICHTING WETENSCHAPPELIJK ONDERZOEK VERKEERSVEILIGT{EID AUTOGORDELENQUêTE 1997
SIOYOV
U bent vandaag bij een verkeerslicht geënquêteerd over de autogordel. De tijd was te
koÍ om uw mening over autogordels te wagen. In deze vragenlijst kunt u uw opvattingen aangeven door het rondje achter de vraag zwart te maken of aan te kruisen ( @ ). Het invullen kost u ongeveer 5 minuten. Vraag 1. Was u op het moment van de enquête bestuurder of passagier?
bestuurder passagier Yrcag 2.
zijn er in de auto waarin u (mee)reed gordels op
ja nee
........ ...
O O
de voorstoelen bevestigd?
..
indien geen gordels aanwezig, ga door met waag 12.
........ o ..... o
Vraag 3. Wat voor type gordels zijn dat?
heupgordels driepuntsgordels .. heup-èndriepuntsgordels....
....... .... .... ......
O
O O
Vraag 4. Wanneer u op een weg buiten de bebouwde kom rijdt, gebruikt u de gordel op de voorbank dan:
altijd? meestal? soms? meestalniet?.. nooit? Vraag 5. Hoe vaak was dat bij de laatste 10 ritten? Vraag
6. Wanneer u op een weg binnen
..... .... ..... ..... .....
de bebouwde kom rijdt, gebruikt u de gordel op de voorbank dan:
8. Wanneer u een korte rit maakt, gebruikt u de gordel
..... .... ..... ...., .....
soms? .
nooit?
9.
wanneer u een
!g4g rit
O
o o o o o
maakt, gebruikt u de gordel op de voorbank dan:
altijd? meestal? soms?
meestal niet? .
nooit?
O
O
op de voorbank dan:
altijd?
vraag
O O
keer
meestal? meestal niet? .
O O O keer
altijd? meestal? soms? meestalniet?.. nooit? Yraag 7. Hoe vaak was dat bij de laatste l0 ritten? Vraag
O O
.
o o o o o 109
Vraag 10. Wanneer u ggell gordel om heeft, is dat dan omdat u:
o o o o o
dat bent vergeten? het ongemakkelijk vindt? het niet nodig vindt? het gevaarlijk vindt? daarvoor een andere reden heeft? U kunt hier meerdere antwoorden aankruisen.
Vraag 11. Wanneer u de gordel wel om heeft, is dat dan omdat:
hetwettelijkverplichtis?... hetveiligeris?
... anderenwillendatudatdoet? hetuwgewoonteis? u daarvoor een andere reden heeft?
ubangbentvooreenbekeuring?
....... ..... ....... ...... ....... ..
.
O O O O O O
U kunt hier meerdere antwoorden aankruisen Yraag 12. Is er een verplichting tot het dragen van autogordels op de voorstoelen van bestelauto's?
ja ja,alsgordelsaanwezigzijn.. ja,alleenvoorkinderen nee ..
o
'..'.... ...... ..... .....
O O O
..... ........ .......
O O O
Vraag 13. Vindt u voor kinderen het dragen van gordels op de voorbank:
belangrijkerdanvoorvolwassenen?.... netzobelangdjkalsvoorvohilassenen? .... minderbelangrijkdanvoorvolwassenen? ...
Yraag 14. Vindt u het als bestuurder belangrijk om uw gordel om te doen om een voorbeeld te geven aan de passagiers?
indien nee, ga door met vraag
16
Vraag 15. Maakt het voor u daarbij verschil of het kinderen of volwassenen betreft?
o o
ja, als het kinderen betreft
nee ..
Vraag 16. Ziet of hooÍ u wel eens voorlichting over het gebruik van autogordels en kinderzitjes?
o o o
ja, over het gebruik van gordels voorin ja, over het gebruik van gordels achterin ja, over het gebruik van kinderzitjes
U kunt hier meerdere antwoorden aankruisen
nee .
... ..
O
Yraag L7. Ziet of hoort u die voorlichting dan via:
radio
.
televisie dagbladen
weekbladen en andere tijdschriften
o o o o
andere wijze, zoals:
U kunt hier meerdere antwoorden aankruisen Vraag 18. Heeft u het laatste half jaar iets gemerkt van voorlichting over gordelgebruik? Ja
nee .. indien nee ga door met waag 24
110
o o
Vraag 19. Zo ja,hoe?
o o o o o o
televisie
radio
.
dagblad weekblad of ander tijdschrift huis aan huis blad posters of reclameborden U kunt hier meerdere antwoorden aankruisen
.
Vraag 20. Zo ja, had deze voorlichting dan behekking op
gebruik van de gordel in het algemeen . .
.
het juiste gebruik van de gordel
beide
.
o o o
Ynag 21. Bent u door deze voorlichting de gordel gaan dragen? ja
nee .. ik droeg de gordel al . . .
o o o
Yraag22. Bent u de gordel anders gaan dragen? strakker
niet gedraaid goed over de schouder laag over het bekken U kunt hier meerdere antwoorden aanlruisen
o o o o
Ynag 23. Welk van de volgende leuzen werd bij de voorlichting gebruikt? autogordels vast en znker . ook kinderen vragen veiligheid autogordels altijd . in de gordels of in de kreukels autogordel vast, man! gordeldragen wordt beloond
o o o o o o
Yraag 24. Hebt u het laatste half jaar iets gemerkt van voorliching over kinderzitjes?
ja
nee ..
o o
Yraag 25. Heeft u het laatste half jaar iets gemerkt van voorlichling over hoofdsteunen?
ja
nee ..
o o
Tenslotte nog een aantal algemene vïagen Yraag 26. In welke gemeente bent u geënquêteerd? gemeente
Yruag 27.Is die gemeente ook uw woonplaats?
ja
nee ..
o o
Yraag 28. Wat is uw leeftijd? .....jaar
111
Ynag29. Wat is uw geslacht?
man.
o o
.
vïouw Vraag 30. Heeft u kinderen?
Vraag 31. Rijdt u het meest auto als:
bestuurder? voorpassagier? achterpassagier?
........ ..... . ...
O O O
.... ........ ....... ....... ........
O O O O
O
..... ..,.... ........
O O O
Yraag 32. Waarvoor gebruikt u de auto het meest?
zakelijkverkeer woon-werkverkeer socialecontacten,bezoeke.d boodschappendoen. vrijetijdsbesteding Vraag 33. Hoeveel kilometer rijdt u per jaar?
minderdan8OO0hn.. tussen8000en18000km... meerdan18000km Ynag 34. Wat is het bouwjaar van uw auto?
19...
Vraag 35. Hoe groot acht u de kans om door de politie te worden gecontroleerd op het gebruik van de gordel?
eenmaalperjaar enkelemalenperjaar.. (brjna)nooit.
.... ..... ......
O O O
Yraag 36. Bent u ooit bekeurd voor het niet dragen van de gordel?
Ynag 37. Ondanks de gordel kan soms bij een frontale botsing het hoofd van de bestuurder met het stuur in aanraking komen. Bent u ervoor dat daarom ter aanvulling van de gordel een "air bag" verplicht wordt gesteld?
nee .. ja,maardatmagnietmeerdan/500,-kosten
ja
..... .......
........
O O
o
Vraag 38. Zou u het een goede voorziening vinden als bij het instappen de gordel automatisch wordt omgedaan?
ja nee
..
.......' o ..... O
Yraag 39. Bent u vooÍ een verplichte voorziening aan de auto waardoor een waarschuwingssignaal klinkt als de gordel niet is omgedaan?
rt2
Vraag 40. Wilt u in onderstaande schaal van 1 tot 5 door het omcirkelen van het cijfer aangeven wat uw oordeel is over de veiligheid van het verkeer in het algemeen? zeer
onveilig
onveilig veilig zeer veilig
1
2 3
4 5
Wij danken u zeer dat u de moeite hebt willen nemen voor het invullen van dezp enquête. U kunt het ingevulde formulier in de antwoordenveloppe zonder postzegel terugsturen. Zoals u in de begeleidende brief heeft kunnen lezen komt een van de inzenders in aanmerking voor een beloning. l,angezien de enquête anoniem is wagen wij u niet naar uw naam of adres. Als u wilt meedingen noteer dan hieronder uw telefoonnummer. Kengetal
........
abonneenummer
113
Bijlage I I
Meetprogramma enquête
donderdag 17
april
Sneek 01.1
UI
Leeuwarden
02.4 Hoogezand
01.3
02.2
Groningen
april
02.3
Hoogeveen
Almelo
zondag 20 april Groningen
02.1
Goor
03. I
04.4
03.3
04.2
Gieten
Zwolle 04.3
Assen 03.4
Enschede
03.2
Lelystad
Arnhem
Emmeloord
06.4
05.3
04. I Ede 06.2
Zeewolde
Apeldoorn
Emmeloord
Arnhem
05.2
06.3
05.4
06.1
Zeist
Amsterdam
Nieuwegein
De Kooy
l
09. I
07.4
09.4
47.2
Leersum
Haarlem
Utrecht
Hoofddorp
09.2
07.3
09.3
07.1
Zoeterwoude
Middelburg
Goes 10.2
Leidschendam 08.2 Heerlen t2.1
Middelburg
Den Haag 08.4 Rotterdam
10.3
08.3
t0.l
Eindhoven
Roermond
Breda
11.4
12.4
l1.l
Sinard
Etten-Leur
Venray
Tilburg
12.3
tt.2
t2.2
I 1.3
08.
VI
Groningen
19
01.2
05.
w
zaterdag
Leeuwarden 01.4 Emmen
Quatrebas
tr
vrijdag 18 april
l
10.4
Vlissingen
De eerste wee cijfers vorrnen de provincie-code:
Friesland 0l Groningen 02 Drenthe 03
Overijssel 04 Flevopolder 05 Gelderland 06
N-Holland 07 Z-Holland 08 Utrecht 09
Zeeland l0 N-Brabant ll Limburg l2
Het derde cijfer is de wegcategorie:
l. 2. 3. 4.
autosnelweg autoweg gemengd binnen de bebouwde kom lokaal binnen de bebouwde kom.
115
Bijlage
Procenfuele marges van steekproefuitkomsten
12
StrekprorfuiÈkort ia l. Oftvanc 20
{0 60 80
100 120
1{0 160 200
250 300 350 400 150
t00 600 700 800 900 t 000 1200 1500 1800 2100 2500 3000
{000 8000 12000
2{000
32000
50 55 60 50 {5 .0 2L,9'2t,8
21,5
15,5 15,a 15,2 L2,7 L2,6 L2,l 11,0 10,9 10,?
9,8 8,9 8, 3 7,7 5, 9 6,2
9,8 8,9 8,2 7,7 6,9 6,2
9,6 8,8 8,1 7,6 6,9 6.1 5,5
a,9 {,6 {,1 1,0 3,7 3,5 3,3 3.1 2,8 2,3 2.1 2,1 2,0 1,8 1,5 1,1 0,9 0,5 0,5
{,9 1,5 {,1 a,0 3,7 3,1 3,3 3,1 2,4 2,5 2,3 2,L 2,0 1,8 1,5 1. I o, g 0,5 0,5
l,ê
s,7 5,6 5,2 5,2
5,1
{,5 {,3 3,9 3.6 3,a
t,2 3,0
2,a 2,5 2,3
2,L 1,9 1.8 1,5 1,1
0,9 0,6 0,5
65 70 73 80 85 88 90 92 9a 95 96 g7 98 35 30 25 20 1,5 L2 10 I 6 5 { 3 -, 20,9 14.8 12,1 10,5
20,1 19,0 1?,5 15,6 Ll,2 1!,1 11,9 lo,a la,2 13,1 12,a 11.1 10,1 9,3 8,t 7,1 11,5 11.0 10,1 9,0 8,2 7,5 6,9 5,0 10,0 9,5 g,g 7,g 7,L 6,5 S,g 5,2
9,3 9,0 9,5 ?,9 7,a 9,5 9,2 7,7 7,2 6,1 7,9 1,5 1,2 6,6 g,g 7,1 1,L 6,7 6,2 5,5 5,6 6,a 6.0 5,5 {,9 5,9 5,7 5,a 5.0.a,a 5,a 3,2 l,g {,5 {,0 5,0 l,g a,5 a,2 3,1 1,7 1,5 1,2 !,9 3,5 {, { 1,2 ,3,0 3,7 3,3 1,2 a,0 .3,9 3,5 t,1 3,E t,7 3,5 3,2 2,9 3,5 3,a t,2 3,0 2,6 3,3 ?,2 3,0 2,9 2,s 3,1 t,0 2,t 2,6 2,3 t,o 7,9 2,7 2,5 2,2 2,7 2,5 2,5 2,3 2,0 2,1 2,3 2,2 2,0 1.t 2,2 Z,l 2,0 1,9 L,6 2,0 2,0 1,9 L,7 1,5 1,9 1,8 L,7 1.6 1,1 t,7 l, 6 1, 5 l, | 1,3 1,5 1,a 1,3 1.2 1,1 1,0 1,0 0,9 0,9 0,9 0,9 0,8 0,9 0,7 0,6 0,6 0,6 0,5 0,5 0,5 0,5 0,5 0, 5 0,1 0, {
6,1 5.g 5.g 5,a 5,a 5,0 5,0 a.5 {,5 1,2 {,0 1,7 3,7 3,{ 3,1 3,1 3,2 2,g 3,0 2,8 Z,g 2,6 2,6 Z,l 2,a 2,2 2,t 2,1 2,L 2,0 2,0 1.9 1. t L,7 1.6 1,5 1,5 1, a 1, a 1.3 1.t L,2 L,2 1,1 1.0 0,9 a,7 0,7 0,6. 0,5 0,a o,{ 0, { 0,3
9,3 l.g {,5 1,2 3,9 3,a 3,1 2,g 2,7 2,5 2,1 2,2 2,0 1,9 t,t L,7 1,5 1,a 1,3 L,2 1,1 1,0 0,t 0,5 0,5 0,3 0,3
1,7
1,2 3,g 1,7 3,3
2,9 2,7 2,5 2,3
2,2 2,1 1,9
1,9 1,6 1,6 1,5 1,3 L,2 1,1 1,0 0,9 o, g
0,7 0,5 0,a 0,3 0,3
9,6 9,6 1,5 5,8 6,1 5,3 s,5 5,0 a,3 {,9 {,3 3,7
5,1 a.3 3,5 3,
1
4,3 3,8 3,3 2.7 3,9 3, 5 3, r 2,3 7,6 3,2 2,8 2,3 3,{ 3,0 2,6 2,2 3.0 2,7 2,t 1,9 2,7 2,1 2.1 L,7 2,3 2,2 1,9 1,6 2,3 2,L 1,8 1,5 2,L 1,9 L,7 l, a 2,0 l, g 1,5 1, t 1,9 L,7 1, 5 1,2 L,7 1,6 1,1 1,1 1,6 1,5 !,3 1,0 1,5 1, { L,2 1,0 l, | 1,3 1,1 0,9 l. { L,2 1,1 0.9 L,2 1,1 1,0 0,8 1,1 1,0 0,9 0,7 l,0 0.9 0,8 0,5 0,9 0,8 0,7 0, 5 0,9 0,8 0,7 0,5 0, 8 0,1 0,5 0,5 0,7 0, 6 0,5 0, { 0.5 0,0 0, I 0,3 0,{ 0,{ 0,3 0, I 0,3 Q,2 0,2 0,2 0,2 0,2 0,2 0,2
D. DÀrg.! uord.! bonkrad !.È b.truIp rm ond.rrtaÀnd. tonnrl..
EAag.r 1.96t Do(100-Dt D ïaasbir: p r p.ac.ntrg. tt..kgaootuiÈhort. a r da rÈ.okpro.f@\rang.
Lt7
Bijlage 13
Enquête-resultaten 1992, 1995 en 1997
vraag 1. Gebruik van de gordel bul.Èen de bebouwde
functie
jaar
geen altijd
antw.
n
beetuurderg pera. aueo'g
niet
575 74 22 s90 75 24 3013576 r21, 46 29 10s 48 33 42L481339
5
L992 1995 L997
4 2
begtuurdere bedr. auto' I
L997
20
bestuurdere per6. auto'B
L992 1995 L997
083 083 084
paseagiera
L992 1995 L997
1431610722 13315101031 23sL27LL33
besÈuurders bedr. auto'g
L997
4
PaEBag:-era
t
neeeÈ,al eone meeetal nooit
L992 1995 L997
0 0
3
kom
273
60
7L
25
11 11 10
3 3
2
9
692 7L2 358
62
283
100
32L
11
8
L2
11
2L 33
Èot.
119 31
32
2L 2L 22
452 100 100 100 100 100 100
16
6
7
7
100
Vraag 2. Hoe vaak wag daÈ de laat,sÈe 10 ritten
functie n
geen antw.
1tlm8 keer
83 34 83 27
504
9of10
tots.
keer
paeeagiers
1995 1997
L2s 70 L25 53
bestuurderg bedr. auto's
L997
133
77
besBuurdere pera. auto'g
1995 L997
18 20
L2
passagiers
1995 L997
39 45
26 22
35 33
100 100
L997
29
L7
54
100
beEÈ,uurders
perg. auto'g
?
j aar
bestuurdere bedr. auto's
199s L997
9
254
7L2 358
113 39
32L 119
242
452
7L 7L
100 100
vraag 3. Gebruik van de gordel binnen de bebouwde
functie n
beetuurders perE. aut,o'B
J
aar
L992 19 95
L997
paesagiere
beetuurderg bedr. auto' E %
L992 1995 L997 L997
geen altijd
anÈw.
meestaL eoms sreeEtal nooit
195
94
1995 L997
0681964 0642075 067L766
PaaEagJ.erÉ
L992 1995 L997
23713L21125 L231691139 325L48940
bestuurderg bedr. auto's
L997
5
bestuurderE pera. auuo'E
L992
43
tots.
niet
0 469 131 0 4ss L4L o 24L 61 36 5 105 3 75 52 430L791148 22
kom
42 47 20 35 30
29 38 22 30 35
2t
692
31
7t2
L4
358
7L
283
L26
321-
119 40
43
57
452
3
100 100 100
4 4
100 100 100
2L
9
13
9
100
Vraag 4. Hoe vaak wag dat de laatsÈe 10 ritten
functie n
%
j aar
geen an!w.
1Èlm8 keer
9of10
toÈ.
keer
besÈuurders per8. auto'g
1995 L997
L24 60
L?L 74
224
7L2 358
PaEBagaerE
1995 L997
139 59
93 29
89
32L
31
119
besÈuurders bedr. auto' s
L997
133
135
184
452
besÈuurders perg . auÈo' g
199s L997
L7 Lt
24 20
59
100
53
100
paaeagiere
1995 L997
43 50
29 34
28 26
100 100
begtuurders bedr. aueo'E
L997
29
30
4L
100
4L7
vraag 5. Gebruik van de gordel bij korte riÈten funcÈLe n
beetuurdere pers. autot g passag1ers
bestuurders bedr. auto's
t
bestuurders pers. auto'g
J
aar
L992 1995 L997 L992 199s L997 L997
geen altijd
antw.
neeetal
neestal nooit
tot.
nLet
o 428 131 0 445 133 o 225 51 5973822358s 2 68 ss 6241810L447 20
some
189
83
52 42 24
48 51 26
41
28
36
L32
33 22
692 7L2 358 283
32L 119
34
57
69
452
1995 L997
06219775 06319676 063L7775
100 100 100
passagiers
L992 1995 L997
2341381330 L2LL791141 5201581140
100 100 100
besÈuurderg bedr. auto'E
L997
4
L992
42
18
13
8
15
100
vraag 6. Gebruik van de gordel bij lange ritten
functie n
bestuurdere perg. auto'E paesagiers
t
j aar
geen aIÈijd neesÈal somg meesÈal nooiÈ antw. nieÈ
1995 L997
L632381137 164834L739 032813737
]-992 1995 L997
2 L4L 4L 1 135 38 4451311937
L992
2L
692 7L2 358
bestuurdere bedr. auto' a
L997
beetuurders pera. auto'E
L992 1995 L997
091 091 o92
L992 1995 L997
150L4862L 042L210630 4 38 11
L997
5
paeeagiers
beetuurders bedr. auto's
3L7
70
Èot.
49
23 32
L7 20
59 9s
283
32L 119
18
20
27
452
6
2
0
1
100
5 4
2 2
0
1
100
1
2
100
31
100 100 100
6
100
11
9
8
4
4
Vraag 7. Reden waarom geen gordel wordt gedragen
functie n
ver- ongemak- nieÈ gevaar- andere geten kelijk nodig lijk reden
aar
49 67 32
20 L4 10
113
136 86 929853672 393719430
32
6
53
195
40
28
64
9
6
L4
1992 1995 L997
37L 303 146
PaEEag1erE
L992 1995 L997
beEtsuurderg
L997
beEÈuurdere perE. auto'E
bedr. autg' z
J
L22 L29 59
119
L23 67
E
bestuurders pera. auto'E
L992 1995 L997
54187315 431892L7 4LL69319
PasEagrerE
L992 1995 L997
483011222 2934L7222 333115325
beetuurders bedr. auÈo' I
L997
43
26
vraag 8. Reden waarom wel gordel wordts gedragen funcÈie It
%
J
aar
wett. veiliger bang andere gewoonte ander reden verpl. bek. wíIlen
L992 1995 L997
383 396 190
LzL 135 77
23 24 9
337 375 2L4
13
passagiere
L992 1995 L997
0 187 56 188 47 L7 6720418288
44 66
85 84
19 16
beEtuurderg bedr. auto'E
L997
204
L2L
27
L76
L7
bestuurderE
L992 1995 L997
5574183492 s680193532 5378223502
PaEBag:-erE
L992 1995 L997
0662016307 591552L265 55L7315247
bestuurders bedr. auto'a
L997
45
6
39
begtuurders pera. auto'I
perE. auto'6
514 569 279
282
52
27
11 8
4
vraag 9. Gordelaanwezigheid op de achterbank
n
t
geen antwoord
funcÈie
Jaar
begÈuurders perg. auÈo'g
L992 1995 1997
5
L992 1995 L991
1
besÈuurdere perg. auto'I
3 7
0 2
ja
nê€
ÈoÈ.
460 607 292
227
692 7L2 358
L02 59
66 85
33 15
82
16
100 100 100
Vraag 10. Indien gordels aanwezig op achterbank, worden deze dan gebruikts door de paeeagiers, ongeachÈof dits vol-wasgenen of kinderen zijn? functsie
jaar
geen altijd
antw.
n
t
beetuurderE perg. auto'E besÈuurderg perB. auto'B
L992 1995 L997
235 70 44
L992 1995
34 10
t997
L2
neeetal Eous ureeetal nooits niet
L42 184 67
151 189 90
96 116 55
33 77 52
35 76
2022L455 26 27 19 25
16 15
11 15
11
Èot. 692 7L2 358
s0
100 100 100
L4
vraag 11. Reden waarom geen gordels op de achterbank
n
t
functie
j aar
bestuurdere perg. auÈo'E
L992 1995 L997
beetuurderg pere. auÈo'g
L992 1995 L997
geen ja nee, nee, nee, neê, antw. nooiÈ nieÈ wordÈ níet pass. van miJ vervangen nodig
302 158 392 L42 t72 64 44 23 55209 48 18
83 64
53 L2
15
15 L7 L2 2 2 3
51 49
t7 9 7 5
73 48 40
tot.
692 7L2 358
10
100
7
100 100
11
r23
Vraag 12. Mening over een verplichÈing Eot dragen van de gordel op achterbank
functie n
beEtuurderE perE. auto'E
J
aar
t992 1995
t997
29 6 10
ja,indien ja,alleen aanwezig kinderen
L77 208 105
434 420 2L5
9 22 11
nee
tot
43
692 7L2 358
s6 L7
L992 1995 L997
963L943L4 574220616 32285L7
beeÈuurderE bedr. auÈo' I
L997
6
bestuurdere perg. auto'g
L992 1995 L997
4266316 L295938 3296035
100
paesagiere
L992 1995 L997
3226915 223592s 2L87216
100 100 100
begtuurdere bedr. augo'g
L997
1
passagiere
%
geen ja antw.
de
195
283
32L 119
222
L
28
452
100 100
49
43
0
6
100
Vraag 13. Belangrijkheid zelf dragen van gordels op voorbank ts.o.v. achterbank n
funcÈie
j aar
geen
belangrijkheid ts.o.v. achter
antw. besÈuurderg perE. auÈo'E
124
10 8 7
I
net zo
278 290 L67
397 408 L1L
4 3
L52 160
I minder 7 5
13
692 7L2 358
L992 1995 L997
2 s 315758
beEEuurderg perE. auto'E
L992 1995 L997
L4057L L4157L 247483
100 100 100
passagiers
L992 199s L997
115444 2Ls048 2L4849
100 100 100
paeeagiera
t
L992 199s L997
meer
bob.
L25 153
283 32L 119
Vraag 14. Mening belang dragen van de gordel door kinderen t.o.v. volwasgenen
functie n
beetuurdere perg. aubo'g paeeagiere
t
beeÈuurdere perg. auto'E
pasaagiers
J
aar
geen anÈw.
belang E.o.v. volwageen
meer
11 6 6
I
net zo
I
tot.
ninder
267 299 L46
410 404 203
4
L992 1995 L997
1961824 6 L37 349670
L72
5
L992 1995 L997
139591 L42570 L4157L
L992
0 34 2 43 341560
L992 1995 L997
1995 L997
3 3
692 7L2 358 283
32L 119
100 100 100
64 s4
2 2
100 100 100
Vraag 15. Mening over gebruik van de gordet door kinderen op de voorbank t.o.v. de aehÈerbank
functie n
bestuurders perE. auto'g Paaaa!tr,erE
%
beeÈuurdere
pera. auto'I passagiere
J
aar
L992 1995 L997 L992 1995 1997 L992 1995 L997 L992 1995 L997
geen anÈw.
belangrijkheid t.o.v. achÈer meer
4 L82 8 L79 7 108 3881911 s962200 335800 L26730 L25731 23067L 131580 230690 3 30
I
net zo
50s 52L 239
Èot.
I minder 1
4 3
692 7L2 358 283
32L 119 100 100 100
67
0
100 100 100
125
Vraag 16. Mening over dragen van de gordel op de voorbank door kinderen
t.o.v. volwaggenen functie
j aar
belangrijkheid t.o.v. volw.
geen
antw. n
bestuurders pere. auto'g
L992 1995
t997
passagiers
t
mêer
L2 L2 11
net zo
I
85 LzL 7L
tot.
I minder
593 578 275
2
1 1
692 7L2 358
1995 L997
0424237 8492640 423920
begtuurderE bedr. auto'I
L997
4
bestuurders pers. auto'E
L992 1995 L997
2L2860 2L7810 320770
100
paeeagiers
L992 1995 L997
018613 2L5820 4L9770
100 100 100
begtuurdere bedr. augo' E
t997
1
t992
283
32L 119
115
333
0
452 100 100
25
74
0
100
Vraag 17. Gebruik van de gordel on voorbeeld te geven
functie n
besÈuurderg per8. aubo'E
126
aar
L992 1995 L997
geen antwoord
6 10 11
ja
nee
ÈoÈ.
545 543 265
141 159 82
692 7L2 358
97
283
L26
32L
L992 1995 L997
1 7 57341
185 188
begtuurderE bedr. auto'E
L997
2
334
beeÈuurders perE. aut,o'B
L992 1995 L997
L7920 L7522 37423
PaEEag:.erE
L992 1995 L997
0 25939 4613s
56
34
100 100 100
begtuurders bedr. auto'B
L997
0
74
26
100
PasEaglerE
t
J
119 116
452 100 100 100
vraag 18. Gebruik gordel ale voorbeeld verechilÈ met betrekkíng Èot hinderen of volwasgenen
n
functie
jaar
begtuurdere per8. auto'I
L992 1995 L997
paeeagiers
beeÈuurders bedr. auÈo'6 z
begtuurdere perg. auÈo'E paeaagiere
bestuurderg bedr. auto's
ja
nêe
136 164 80
95 LO7 58
46L 44L
1992 1995 L997
84 115 36
51 70 26
148 135
283
s7
119
L997
89
98
265
452
L992
20 23 22
L4 15 19
55
1995 L997
100 100 100
L992 1995 L997
30 35 30
18 22 22
32
100
42
48
100 100
L997
20
22
58
100
geen antwoord
tot. 692 7L2 358
2LO
32t
62
59
vraag 19. Gordela zijn bedoeld om Ue zorgen daÈ bij ongeval de inzíttenden op hun plaata blijven en zodoende ninder kans hebben op let,sel. Schattlng van de kane daÈ een kind op de achterbank, zonder gordel of ziÈje, biij een boÈsing naar voren schiet en op de voorbank terechÈ komt
n
funcÈie
j aar
besÈuurders pera. auto'E
L992 1995 L997
passagiere
t
besÈuurdere pers. auto'E
L992 1995 L997 L992 1995
t997
passagiere
L992 1995 L997
€têen onmo- heel rede- groot weeÈ antw. gelijk ktein lijk niet
L2 L 32 10s 5 3 19 118 10 2 L5 47 s211412032L 61153624L22 4029977 2 0 s 15 1 03L7773 3 t 4 13 2 2 3
L415727 0511757 o2881
s10 545 27L
32
20 13
tot. 692 7L2 358 283
32L 119
74
5
76
3
100 100 100
6
100 100 100
127
vraag 20. Mening over diezelfde kang voor een volwassene
functie n
besÈuurderg perg. auÈe'B PaEEag1erB
t
J
aar
L992 1995 L997 L992 199s L997
0 46 LL2 5 s 118 9 2 57 94s21098425 44581507926 32L757319
rede- groot rreet nieÈ Lijk
288 203 339 2LO 150 103
43
35 27
283
32L 119
1-997
L992 1995 L997
311839309 111847258 32L448267
100 100 100
1995
100
100
Vraag 21. Ziet of hoort wel eeng voorlichting over gordeJ.s en of kinderzit, j ee
n
gebruik voorin
L992 1995 L997
502
472 411 155
347
105
526 263
325 L43
L2L
L992 1995 L997
202 239
199 189
115
89
62
118 47
46 48
bestuurders bedr. auto' I
L997
307
2L3
L78
101
beEtuurders pere. auÈo'E
L992 1995 L997
73
68
74 74
58 43
50 46 40
15 L7
L992
7L 74 75
70 59
4L
1995 L997
52
40
15 15 15
L997
68
47
39
22
paeeagiere
%
passagiers
beEtuurdere bedr. auto' s
128
gebruik kinderachÈerin zitjee
aar
beetuurders perE. auÈo'g
692 7L2 3s8
100
t992
perÊ. auÈo'B
functie
tot.
o71642296 11L748295 2L1545297
bestuurderE
PaEAag:-erE
geerr oÍrÍlo- heel antw. geLijk klein
J
37
nee
75
18
2L
traag 22. Ziet of hoort die voorlichting dan via:
functie n
aar
radio Èele- dagweekbl/ borden andere vieie bladen Eijdaehr. e.d. wiJze
1995 L997
167 s32 2L0 130 537 161 80 26t 66 75 222 74 48 25L 48 30981922020
bestuurders bedr. auÈo'B
1997
LL1 330
begÈuurdere pere. autot g
L992 1995 1997
24773026029 18 75 23 22731822022
28
L7
L2
paesagiere
L992 199s L997
27782624027 15 78 15 258216180L7
2L
L4
10
t997
26
0
18
beEÈuurderE pera. auUo'g
passagiere
%
J
bestuurdere bedr. auto's
L992 1995 L997
L992
73
181 196 79 69 69
0 L23 0 0 44
83
55
0
81
18
L4
199 85
80
7s 32
vraag 23. Het laaÈste half jaar iets van voorlichting generkÈ over gordelgebruik
n
t
functie
J
beetuurdere pera. auto, E
1995 L997
paesagiers
1995 1997
aar
geen anÈwoord ja
10 11
2 28235 10
beEÈuurders bedr. auto's
L997
beEtuurdere perE. auto'E
1995 L997
1 36334
passagiers
1995 L997
L7227 26929
beetuurderg bedr. auÈo, B
L997
2
nee
toÈ.
23L
47L 224
L23
7L2 3s8
233
85
32L 119
278
t64
56
32
452 100
100 100 100 62
36
100
t29
vraag 24. Media via welke de voorlichting werd gehoord of gezien
n
%
tele- radio dag- weekbL/ huis poBters visie blad tsijdschr. bJ.ad recl.bord
functie
j aar
bestuurdere perE. auto'E
199s L997
392 191
L02 32
108 32
22 9
287
paEEag:.erE
1995 L997
209 44 29 742315L7854
44
9
L47
bestuurders bedr. auto' E
L997
230
35
15
L70
beEtuurders perE. auto'E
1995 L997
55 53
L2L41s340 1399337
PaBaag1.erE
1995 L997
65 62
t49L4 19 13
L997
51
L7
beetuurders bedr. augo'E
87 47
78
47
131
L4
7
46 45
8
3
38
3
10
Vraag 25. Zo ja, waar deze voorlichÈing dan betrekking op had
n
functie
J
beeÈuurders pers. autso'6
1995 L997
Passag:.era
1995 L997
aar
juiet geen gebruík beiden antw. algeneen gebruik 335 L67
22 5
L20 56
7L2 358
87 L70 355942L
15
49
32t
234 130
L997
155
beetuurderg pers. auto'B
199s L997
33
paeeagiere
1995 L997
2753515 2950318
besÈuurders bedr. auÈo'g
L997
37
bestuurders
toÈ.
206
119 L7
63
452
bedr. auÈo' s %
36
473L7 47115
45
100 100 100 100 4
L4
100
Vraag 26. Door deze voorlichting gordel gaan dragen funcÈie n
t
I
aar
begtuurders perE. augo'g
1995
paesagíere
1995 L997
t997
geen aÍrtw.
ja
2L2 L22
nee
droeg gordel
15 7
93 35
392 L94
7L2 358
82 15 3332360
90
133
32L
150
19
ÈoÈ.
aI
119
91
beeÈuurdere bedr. auÈo' E
L997
begtuurders perg. aubo'E
1995 L997
302L355 342LO54
100 100
paseagiere
199s L997
265284L 2831950
100 100
besÈuurdere bedr. augo's
L997
33
4
L92
20
452
43
100
vraag 27. BenÈ u de gordel anders gaan dragen?
n
t
functie
j aar
beetuurdere pers. auto'g
1995
t997
4L9 2l2
34 15
90 31
135 79
33 2L
paasagiere
1995 L997
2L3 L2 8936156
22
69
5
beEtuurders bedr. auÈo's
L997
238
58
beetuurders
1995 L997
584L2195 s949226
100 100
paseagiere
1995 L997
55472L2 7525135
100 100
bestuurders bedr. auLo's
L997
53
perE.
auto'I
geen etrak- niet goed over laag gedr. schouder bekken antw. ker
35
8
tots. 7L2 358 32L 119
13
98
2L
23
5
452
100
131
Vraag 28. Tle1ke van de volgende leuzen werden gebruikt? funcÈie
j aar
gordels kinderen auto- gordel gordel dragen vrasten gordel of vagt wordt zeker veÍIigh. altijd kreukel man beloond
vaag en n
t
bestuurders pera. autso's
1995 L997
378 181
46 206 33750
223
6
9 1
passagiers
1995 L997
130 61
25
133
2 0
4
beEÈuurderg bedr. auto' E
L997
2089552322
beetuurders perg. auÈo'I
1995 L997
53
5
29
51
1
10
paeeagiers
1995
40 51
8
t997
4
L997
46
2
beetuurders bedr. auto'E
97 13
5
I
0
1 31 100
1
30 11
4L
1
1
7
0
0
L2
5
0
0
Vraag 29. Het laateÈe half jaar iete gemerkt van voorlichtsing over
kinderzitj
n
%
ee
j aar
bestuurdere pers. auto'g
199s L997
11 11
passag:.erE
199s L997
8 7
bestuurderE bedr. auto'a
L997
13
bestuurders pera. auto'E
1995 L997
2 3
passagiere
1995 L997 L997
beEtuurders bedr. auto'E
t32
geen antwoord ja
funcÈie
nee
toÈ.
207 67
494 280
7L2 358
38
275
32L
27
85
119
348
452
29
69
19
78
100 100
2 5
L2 23
85
7L
100 100
3
20
77
100
91
vraag 30. Hebt u heÈ laaÈgte half Jaar hoofdeteunen gekocht (1995) r€Ep. ietg van voorlichÈing daarover generkt (1997) ?
n
t
functie
Jaar
begÈuurderg pers. auÈo'B
1995 L997
paeaagiers
1995 L997
beetuurderg bedr. auto'g
geen antwoord Ja
nee
tsoÈ.
89 259
614
7L2 358
4 4902s
LO2
2L5
L997
8
328
bestuurderg pers. auto'g
1995 L997
11385 37225
100 100
paseagiers
1995 L997
13267 3762L
100 100
beetuurdere bedr. auto'6
L997
2
9 11
88
32L 119
72
115
26
452
100
Vraag 32. Is deze gemeenÈe ook uw woonplaata?
funct,ie tl
beeÈuurderE perg. auÈo'I
passagiera
%
j aar L992 1995 L997
L992 1995 L997
geen anÈwoord ja
t4 6 10 5 4 23978 L2
nee
tot.
25L 262 119
444 229
94 L02
L84 2L5
283
141
299
452
426
692 7L2 358
32L 119
begtuurderg bedr. auÈo' É
L997
bestuurdere perg. auto'E
L992 1995 L997
23662 13762 23365
100 100 100
paasagiere
L992 1995 L997
23365 13267 23365
100 100 100
beetuurders bedr. augo's
L997
3
31
66
100
r33
Vraag 33. Ílat ig uw leefÈijd?
functie
J
aar
geen
L2-L7
L8-24 25-50
>
50
tsog.
111
692 7L2 358
anfw. n
%
bestuurders pera. auto'I
L992 1995 L997
PaEsagíerE
L992 1995 L997
7 15 16
40 34 27
534 568 23L
95 84
8704010362 3743584L25 029L22553
283
32L 119
51
bestuurdere bedr. auto's
L997
besÈuurdere pera. auto'I
L992 1995 L997
157716 258013 485523
100 100 100
L992 1995 L997
325143623 L23112639 024102L45
100 100 100
L997
4
passagiere
beetuurderE bedr. auto'I
18
11
309
74
16
69
452
100
Vraag 34. GeglachÈ
funct,ie
I aar
geen
vrouw
man
476 481
tot.
antw. n
L992 1995 L997
4 5 10
2L2 226 LL1
L992 199s L997
8 4 5
183 2L3 84
bestuurderg bedr. auÈo' s
L997
7
84
36L
452
bestuurders perg. auto's
L992 1995 L997
1 1 33365
30 32
59 68
100 100 100
L992
t997
35532 26632 47L25
L997
1
bestuurdere pers. auÈo'E Paaaag1erB
%
PaEaagiera
1995
bestuurders bedr. auto' B
23L
692 7L2 358
92
283
104 30
32L 119
100 100 100 19
80
100
kinderen?
functie n
beeÈuurdere perg. auto'B
paeaagiere
t
tree
Èot.
L992
4 9
573 602
115
1995 L997
11
267
80
692 7L2 358
9
101
I
L32 139
L42 L74
32L
4
52
63
119
bestuurderg bedr. auto's
L997
11
258
183
452
beetuurders pers. augo'g
L992 1995
1 1
83 85
t997
3
75
15 L4 22
100 100 100
50 54
100 100
4L
L992
3
1995 L997
2 3
47 43 44
bestuurders bedr. auÈo's
L997
2
57
funcÈie
j aar
beeÈuurderg perg . auto'E
L992 1995 L997
51
590
48
4
653
9
322
42 27
L992 1995 L997
51 2
59 109 36
PaEaag:.êrs
t
geen antwoord ja
L992 1995 L997
paeeagiers
n
j aar
53
geen besÈuurder voorpaBs. anÈw.
5
fot.
104
59
283
L24
83
32L
51
20
119
415
22
7
452
85
7 6 8
0 0
100 100 100
8
beetuurderE perg. auto'E
L992 1995 L997
7 2
93 90
L992 1995 L997
18
2L
37
2
34
2
30
39 51
L997
2
92
5
bestuurdere bedr. auÈo, E
achÈerpasE.
0
L997
paseagiers
100
692 7L2 358
beeÈuurdere bedr. auÈo'g
I
283
3 3
0
L7
100 100 100
1
100
24 26
Vraag 37. Waarvoor gebruikt u de auÈo het neeEt?
functie n
beetuurders per6. auto'E PaBAagaerB
z
J
aar
geen zake- woon/ eoc./ bood- vrije werk bezoek echap Èijd antw. Iíjk
L992 1995 L997
354 5 9
L34 275 L27
66 2L2 LL2
16 24 18
20
L992 1995 L997
L24 10 23 21 42 6 23L4701020
73 189
11 19
42
283
44
32L
8
256
34 19
692 7L2 358
119
l23
38
15
L997
bestuurdere
L992 1995 L997
5113191025 L2s393033 320363155
100 100 100
passagiers
L992 199s L997
444826415 2713596L4 13L2598L7
100 100 100
bestuurderE bedr. auto'g
L997
funcÈie
j aar
27
57
2
vraag 38. Hoeveel kilomeÈer rijdt
4
8
11
2
452
100
u per jaar?
geelr ninder anEw. 8000
800018000
meer 18000
tot.
9 7 10
L25 L24 76
286 280 144
272
1995 L997
L28
692 7L2 358
L992 1995 L997
8 8 6
160 L79 67
9s 108 40
20 26
283 32L
6
119
beEtuurders bedr. auto' I
L997
11
65
L28
248
452
beetuurderg perg. auÈo'E
L992 1995 L997
1184L39 LL73942 32L4035
100
L992 1995 L997
355347 256348 555345
100 100
L997
2
beEtuurders perg. auÈo'B PaaaagrerE
%
88 L77 72
beetuurdere bedr. auto' B perE. auuo'E
n
tot.
paasagiere
beeÈuurdere bedr. auto' I
L992
L4
301
100
100
100 28
55
100
Vraag 39.
n
VÍaÈ
is heÈ bouwjaar van uw auto?
funct,ie
Jaar
bestuurdere pera. auto'E
L992 1995 L997
82 79 LO2 118 180 23 73 83 L74 153 16 46 L7 65 80
L992 1995 L997
s0 44 51 55 16495282517L0 L21198203128
46
begtuurders bedr. auto'g
t997
30
73
besÈuurders perE. auto'E
L992 1995 1997
L211151526182 310L2242229 51351822325
100 100
PaEEagr-era
L992 1995 L997
18r.6 18 19X594 5ls162516220 101167L72623
100 100 100
besÈuurderE bedr. auto' I
L997
paseagiere
t
nieuw L
7
2
38
8
7L
16
35477
ouder orÈ.
Èot.
118 206 LL4
20
692 7L2 358
26
11
283
L2 0
32L 119
46
90
104
452 100
10
16
20
23
100
vraag 40. Hoe groot acht u de kane op controle gebruik gordel?
n
funcÈie
j aar
beeÈuurdere perg. auto'B
L992 1995 L997
PasEag:.era
beetuurdere bedr. auto'I
t
bestuurders perg. auto, E paaaaglerB
besÈuurdere bedr. auto'E
L992 1995 L997
geen éénnaal enkele jaar antw. malen 7 L32 L58 4 L22 L22 10 59 77 85970146 4 67 66 3223658
nooits 395 464
tot.
2L2
692 7L2 358
184
32L
283 119
L997
875133236
452
L992 1995 L997
1192357 117L765 3162259
100 100 100
L992 1995 L997
32L2552 L2L215? 3183049
100 100
L997
2
L7
100
29
52
100
Vraag 41. Bent u ooit bekeurd?
n
%
geen antwoord ja
functie
j aar
bestuurdere pêra. auto's
L992 1995 L997
0 4 9
PaEEagaerE
L992 1995 1997
4 3
23 29 10 L 7 1
beetuurdere bedr. auEo's
L997
6
44
beEtuurderE perE. auto'E
L992 1995 L997
0
PaEEagr.erE
L992 1995 L997
2098 L297 2L97
beEÈuurdere bedr. auto'E
L997
1
5
nee
ÈoÈ.
669
679 339
692 7L2 358
277 310
32L
115
119
402
452
397 49s 39s
1 2
283
100 100 100 100 100 100
10
89
100
vraag 42. Ondanks een gordel kan sone bij een frontale boÈeing het, hoofd van de bestuurder uret het stuur in aanraking konen. Reden our naaet de gordel een 'air bag' veplichÈ te stellen
n
%
138
ja
tot.
198 LL1
290 L29
7L2 358
L27
L77
452
geen nêe ja, antw. < f500
functie
j aar
besEuurderE pera. auto'g
1995 L997
8 9
2L6 103
beetuurderg bedr. auto'E
L997
11
L37
beeÈuurdere pera. auÈo'I
1995 L997
130284L 2293335
beeÈuurderE bedr. auto's
L997
2
30
100 100 28
39
100
Vraag 43. Zou u het een goede voorzieníng vinden ale btJ instappen de gordel autonatigch wordt ourgedaan?
functie n
t
beetuurders perg. aueo'E
J
aar
geen anÈ,woord ja
tot.
6
347 337 4L7 29t 199 153
692 7L2 358
L997
4
248
200
452
L992 1995 L997
1
4t
2
50 59 55
49
1
43
100 100 100
L997
1
55
44
100
L992
8
1995 L997
4
begtuurders bedr. auto' a beEÈuurdere pera. auto'E
begtuurdere bedr. auto'I
nêê
vraag 44. Bent u voor een verplichte voorzíening waardoor een waarschuwingesignaaL krinkt indien de gordel niet wordt, omgedaan?
n
functie
j aar
beeÈuurdere perE. autot B
L992 1995 L997
4
bestsuurderg
nee
toe.
205 206
0
480 502 260
98
692 7L2 358
L997
6
265
181
452
L992 1995 L997
1 1
59
0
7L 73
30 29 27
100 100 100
L997
1
59
40
100
bedr. auto'g
t
begtuurderg perg. auÈo'g beetuurderE bedr. auto'E
geen antwoord ja 7
r39
Vraag 45. Oordeel over de veiligheid van heÈ verkeer in het al-gemeen
n
%
functie
j aar
bestuurderg perE. auto'E
L992 1995 L997
L7 1 4
paseagiere
L992 1995 L997
11861104936 5761L441004 432251381
beEtuurdere bedr. auto' E
L997
8
bestuurdere
L992 1995 L997 L992 1995 L997
3322 o2L7 L415 4322 22L9 3318
t997
2
perE. augo'E
paeeagiere
beEtuurders bedr. auto' E
lteen zeer on- tsanelijk veilig zeer veilig antw. onv. veilig veilig
L7 13 13
6
154 L23 53
65
250 313 L47
135
4L
s 7
692 7L2 358
235
35 36 372
2
452
I
100 100
1
100
45 43
332 31 32
1 1
100 100 100
30
52
0
100
37
L4
6
283 32L 119
36 44
I
248 2s7 L34
tsot