Samenvatting
Sinds 1991 wordt het gebruik van gordels en kinderzitjes in de auto periodiek gemeten. Dit gebeurt in opdracht van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat en het Bureau Verkeershandhaving Openbaar Ministerie (BVOM). De overheid probeert het gebruik van autogordels, kinderzitjes en hoofdsteunen te stimuleren met voorlichtingscampagnes en handhaving; doel van het onderzoek is om na te gaan in hoeverre die inspanningen succesvol zijn of eventueel bijstelling behoeven. De cijfers tussen 1991 en 2007 laten zien dat de overheidsinspanningen succesvol zijn geweest, maar dat voorlichting en handhaving nodig blijven. In 2008, van half maart tot eind mei, is er weer een ‘gordels om’-campagne gevoerd. De campagne is onderdeel van het Meerjarenprogramma Campagnes Verkeersveiligheid (MPCV) van het ministerie, onder de gezamenlijke leus ‘Daar kun je mee Thuiskomen’. Hieronder vallen ook campagnes over rijgedrag, fietsverlichting en alcohol in het verkeer. Elk jaar wordt het onderzoek in twee fasen uitgevoerd, met een voor- en nameting. Dit biedt de mogelijkheid om op korte termijn inzicht te verkrijgen in de directe effecten van de campagne. De omvang van het onderzoek naar gordelgebruik varieert om het jaar, met een klein onderzoek in de oneven jaren en een groot onderzoek in de even jaren. In 2008 heeft Goudappel Coffeng BV de veldmetingen voor een groot onderzoek in alle 25 politieregio’s uitgevoerd, met de volgende elementen: 1. ruim 31.000 observaties van het gebruik van gordels in personen- en bestelauto’s; 2. observaties van het gebruik van kinderzitjes, met daarbij een korte enquête over het gebruik ervan (440 stuks); 3. ruim 3.600 observaties van de afstelling van de hoofdsteunen voor in de auto; 4. Een uitgebreide enquête afgenomen bij 2.676 personen over het gebruik van gordels, kinderzitjes, hoofdsteunen, risicoperceptie en motivaties, en het bereik van de landelijke campagne. Nieuwe elementen De observaties en de kinderzitjesenquête werden identiek aan voorgaande jaren uitgevoerd. Nieuw in het onderzoek ten opzichte van de vorige metingen is specifiek onderzoek naar het niet-dragen van autogordels. Onder meer ten behoeve van toekomstige campagnes, is het ministerie op zoek naar de motiverende factoren voor non-conform gedrag. Een ander nieuw element is dat dit onderzoek fungeert als testsite binnen het Europese CAST-project. Het ministerie participeert in dit onderzoek. CAST gaat over het ontwikkelen van meetmethoden, onder meer voor het vaststellen van de invloed van campagnes op verkeersgedrag. Het gaat hier expliciet om het probleem van zelf gerapporteerd versus geobserveerd gedrag. Hiervoor is een nieuwe manier van enquêtering ontwikkeld, waarbij de groepen wel- en nietgordeldragers apart zijn onderscheiden.
Beveiligingsmiddelen in de auto 2008
7
Verder zijn enkele meetlocaties ten opzichte van voorgaande jaren gewijzigd. Elk jaar blijken locaties (door wijzigingen of werkzaamheden) ongeschikt, daarvoor in de plaats worden dan nieuwe geselecteerd. De samenstelling van de lijst met locaties, naar criteria als ligging en wegtype, is wel constant. Een essentiële afwijking ten opzichte van de voorgaande onderzoeken is dat in 2008 alleen op werkdagen is geobserveerd en dus niet in de weekeinden.
Stijging en verbreiding van het gordelgebruik Ontwikkeling gordelgebruik Het gordelgebruik onder autobestuurders in Nederland is in 2008 opnieuw gestegen (zie figuur S.1).
Figuur S.1 Ontwikkeling gordelgebruik bestuurders van 2002-2008; N=25.638 voor personenauto’s, N=5.893 voor bestelauto’s
2002 100
87
94
90
2004
77 75 Percentage
2006
2008
95 80
84
68
50
25
0 Personenauto
Bestelauto Type voertuig
Zowel bestuurders van personen- als bestelauto’s hebben in vergelijking met 2006 vaker de gordel om (respectievelijk 95 en 84%). Nog steeds geldt dat bestuurders van personenauto’s de gordel vaker dragen dan bestuurders van bestelauto’s. Het verschil nivelleert: tussen 2006 en 2008 was de groei van het aantal gordelgebruikers bij bestelauto’s sterker dan bij personenauto’s.
Bestuurder
Figuur S.2 Gordelgebruik naar positie in auto; N=25.638 voor bestuurders, N=4.825 voor voorpassagiers, N=1.092 voor achterpassagiers
100
Percentage
75
72 68
75
76
74
72
70
71
78 74
79 80
89
87
87
86
63
50
91
90
90
92
69
Achterpassagier 94 94
89 92
95 81
73 64
94
65
52 41
34
25
0
Voorpassagier
14
41 32
16
1991 1992 1995 1997 1998 2000 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 Jaar
Beveiligingsmiddelen in de auto 2008
8
Het gordelgebruik van voorpassagiers is in personenauto’s gegroeid ten opzichte van 2006. Figuur S.2 toont dat passagiers die naast de bestuurder van een personenauto zitten, in 2008 in 94% van de gevallen een gordel dragen, bijna even vaak als de bestuurders (95%). Ook voor het gordelgebruik onder passagiers op de achterbank van de personenauto is in 2008 een verdere stijging ten opzichte van voorgaande jaren geconstateerd, naar 81%. Hoewel het verschil steeds kleiner wordt, wordt achter in de auto de gordel echter nog steeds minder vaak gedragen dan voor in de auto. De bestuurder van de auto heeft nog altijd een voorbeeldfunctie ten aanzien van het gebruik van andere inzittenden. Als de bestuurder van een personenauto de gordel draagt, heeft 95% van de voorpassagiers en meer dan 80% van de achterpassagiers ook de gordel om.
Figuur S.3 Gordelgebruik bestuurder naar gebiedstype voor 2000-2008; N=12.436 voor binnen de bebouwde kom, N=13.200 buiten de bebouwde kom
2000 100 83
Percentage
75
88
93
2002
95 86
91
2004 92
2006 94
2008 96
74
50
25
0 binnen de bebouwde kom
buiten de bebouwde kom Gebiedstype
Ontwikkeling naar gebiedstype Net als in 2006 wordt buiten de bebouwde kom iets meer gordelgebruik waargenomen. Ten opzichte van 2006 is voor beide gebiedstypen het gordelgebruik met ongeveer 1% gestegen (zie figuur S.3). Het gordelgebruik in bestelauto’s is toegenomen, maar buiten de bebouwde kom wordt nog steeds vaker de gordel gedragen (86%) dan binnen de bebouwde kom (82%). Hoogteafstelling hoofdsteunen De hoogteafstelling van hoofdsteunen is in 2008 net als in 2006 niet verbeterd ten opzichte van 2004. Het aandeel van de bestuurders van personenauto’s met een goed afgestelde hoofdsteun is 44%. Voor passagiers is dat 48%. Veilig vervoer kinderen De regelgeving voor het gebruik van kinderzitjes die sinds 2006 van kracht is, heeft zichtbare veranderingen in het gebruik van beveiligingsmiddelen door kinderen tot gevolg (zie figuur S.4). Het kinderzitje is samen met de zittingverhoger veruit het meest gebruikte beveiligingsmiddel voor het vervoer van kinderen kleiner dan 1,35 m. Ten opzichte van de situatie voor de nieuwe regelgeving zitten de kinderen minder vaak op een stoel met of zonder een gordel om. Het percentage kinderen dat veilig vervoerd werd, is gestegen naar 88% (zie figuur S.4).
Beveiligingsmiddelen in de auto 2008
9
Onbeschermd
Beschermd
100
88 72
75 62 Percentage
Figuur S.4 Percentage waargenomen kinderen dat beschermd of onbeschermd vervoerd wordt in 2002-2008; in 2006 werd nieuwe regelgeving van kracht; in 2002 en 2004 golden de regels voor vervoer voor kinderen jonger dan 12 jaar, sinds 2006 is het criterium een lengte van 1,35 m of kleiner, N=440
55 50
45 38 28
25 12 0 2002
2004
2006
2008
J
Gordelgebruik in regionaal perspectief Voor het BVOM is een onderverdeling van het gordelgebruik naar politieregio van belang om tot een optimale handhavinginspanning te komen. In tabel S.1 is het gordelgebruik van bestuurders naar politieregio afgebeeld. In de politieregio’s Haaglanden, Drenthe en Flevoland werd het hoogste gordelgebruik onder bestuurders waargenomen, 98%. In de politieregio’s Brabant-Zuidoost, Zuid-Holland-Zuid en Amsterdam werd het laagste gordelgebruik waargenomen, respectievelijk 91, 92 en 93%. Er is in ongeveer evenveel politieregio’s een af- dan wel toename waargenomen ten opzichte van 2006. De grootste toename ten opzichte van 2006 werd waargenomen in de regio Gelderland-Zuid (10%) en Midden-West-Brabant (9%).
Beveiligingsmiddelen in de auto 2008
10
Tabel S.1 Gordelgebruik bestuurders personenauto naar politieregio in 2006 en 2008;
politieregio
blauw cursief betekent dat significant positief wordt afgeweken van het Nederlandse gemiddelde; rood cursief betekent dat significant negatief wordt afgeweken van het Nederlands gemiddelde, N is het aantal waarnemingen waarop het percentage gebaseerd is
2006
2008
N
marge
Groningen
97%
97%
1.058
1,0
Friesland
96%
95%
1.014
1,3
Drenthe
94%
98%
1.249
0,8
IJsselland
95%
96%
998
1,2
Twente
99%
95%
990
1,4
Noord-en Oost-Gelderland
93%
95%
993
1,4
sig.
Gelderland-Midden
96%
97%
1.052
1,0
Gelderland-Zuid
86%
96%
1.011
1,2
Utrecht
92%
97%
sig.
1.007
1,1
Noord-Holland-Noord
100%
97%
sig.
1.006
1,1
Zaanstreek-Waterland
94%
97%
sig.
1.021
1,0
Kennemerland
96%
97%
sig.
1.025
1,0
Amsterdam-Amstelland
95%
93%
sig.
961
1,6
Gooi- en Vechtstreek
93%
94%
Haaglanden
92%
98%
Hollands Midden
98%
95%
Rotterdam-Rijnmond
91%
95%
Zuid-Holland-Zuid
93%
92%
Zeeland
97%
95%
sig.
sig.
1.078
1,4
996
0,9
978
1,4
1.020
1,3
1.004
1,7
985
1,4
Midden-West-Brabant
86%
95%
999
1,4
Brabant-Noord
93%
94%
sig.
1.026
1,5
Brabant-Zuid-Oost
93%
91%
sig.
1.090
1,7
Limburg-Noord
94%
96%
1.027
1,2
Limburg-Zuid
95%
95%
1.021
1,3
Flevoland
97%
98%
1.011
0,9
Nederland
94%
95%
25.620
0,3
sig.
Resultaten internetenquête Zelf gerapporteerd gedrag gordelgebruik Het zelf gerapporteerde gordelgebruik is voor de meeste situaties gestegen ten opzichte van 2006. Het percentage respondenten dat zegt altijd de gordel te dragen op de achterbank (58%) is gelijk gebleven ten opzichte van 2006 en blijft nog steeds achter bij de andere situaties: lange rit (98%), korte rit (88%), als bestuurder (95%), als passagier voor in de auto (95%). Wat betreft de perceptie van risico wordt voor de meeste situaties aangegeven dat het niet dragen van een gordel gevaarlijk is. Voor korte ritten en voor volwassenen op de achterbank wordt het risico echter beduidend lager ingeschat. In dezelfde situaties wordt het belang om de gordel altijd te dragen, ook lager ingeschat. Dat gordeldracht bij korte ritten als minder belangrijk wordt geacht, blijkt ook uit de gerapporteerde redenen om geen gordel te dragen, 12% voert dit als belangrijkste reden aan. De meest opgegeven reden is dat de gordel vergeten wordt (47%) en dat de gordel onprettig zit (21%). Dat de gordel wel gedragen wordt, is voor 80% vanwege de veiligheid of uit gewoonte (10%), maar ook om een bekeuring te voorkomen (4%) en vanwege het feit dat het verplicht is (4%).
Beveiligingsmiddelen in de auto 2008
11
Zelf gerapporteerd gordelgebruik en waargenomen gordelgebruik Door verschillende uitnodigingen uit te delen aan inzittenden die de gordel om hadden of juist niet om hadden, was het mogelijk om een vergelijking te maken tussen gordeldragers en niet-gordeldragers. De niet-gordeldragers hebben over het algemeen een mening die minder gunstig is voor de kans op het gebruik van de autogordel. Het risico van het niet dragen van de gordel wordt lager ingeschat, het dragen van de gordel wordt als minder belangrijk gezien. De redenen om de gordel wel te dragen hebben vooral te maken met het voorkómen van een boete en het verplichte karakter en minder met eigen veiligheid. Met de verplichting de gordel te dragen is deze groep het minder eens, en de controles op gordelgebruik worden als minder zinvol beschouwd. Campagne Iets meer dan de helft van de respondenten herinnert zich een campagne voor gordelgebruik te hebben gezien. Na het tonen van beelden van een van de campagnes herinnert 77% van de respondenten zich de campagne. De campagne van 2008 wordt beoordeeld met een 7,1 en 80% vindt de campagne enigszins tot erg aansprekend. Controle gordelgebruik De kans om gecontroleerd te worden op gordelgebruik wordt door 46% van de bestuurders ingeschat als zeer groot of groot. Als het de passagier achter betreft, wordt dit echter maar door 12% ingeschat als zeer groot of groot. Dit is vergelijkbaar met de risicoperceptie van gordeldracht achter in de auto. Van de bestuurders vindt 87% de controle op gordelgebruik heel zinvol of zinvol. Voor achterpassagiers is dit lager, 71%. Hetzelfde patroon wordt waargenomen bij de mening over het verplicht dragen van de autogordel. Voor bestuurders is 93% het hier mee eens of helemaal mee eens, terwijl dit voor achterpassagiers 78% is. Afstelling hoofdsteun Ten opzichte van voorgaande jaren is de vraag over de afstelling van de hoofdsteun verbeterd. Dit leidt tot de conclusie dat 74% van de respondenten de juiste stand van de hoofdsteun aangeeft, terwijl dit in voorgaande jaren iets boven de 20% lag. Van de respondenten geeft 60% aan de hoofdsteun goed afgesteld te hebben. Op straat werd waargenomen dat 44% de hoofdsteun goed afgesteld heeft. De belangrijkste reden voor een verkeerde afstelling is dat meerdere personen met verschillende lengten gebruik maken van de auto (40%). Gebruik kinderzitjes Bijna twee derde van de kinderen wordt veilig vervoerd. Redenen waardoor kinderen niet veilig vervoerd worden, zijn dat er niet genoeg zitjes in de auto aanwezig zijn (14%) of de mening dat het op korte ritten niet nodig is (13%). Kinderen worden voornamelijk vervoerd in een kinderzitje (60%) of met een zittingverhoger in combinatie met een gordel (28%). Dit komt redelijk overeen met de waarnemingen op straat.
Beveiligingsmiddelen in de auto 2008
12
Totaalbeeld De belangrijkste resultaten worden hier puntsgewijs genoemd. Het gordelgebruik is in Nederland wederom gestegen, zij het met een laag percentage (94% voorpassagiers; 95% bestuurders). Voornamelijk het gordelgebruik onder passagiers op de achterbank van de personenauto is verder gestegen ten opzichte van voorgaande jaren (81%). De hoogteafstelling van de hoofdsteunen is voor bestuurders en passagiers van personenauto’s gelijk gebleven. Redenen voor een verkeerde afstelling is voornamelijk het gebruik van de auto door personen met verschillende lengten. De nieuwe regelgeving over het gebruik van kinderzitjes heeft zichtbare verbeteringen tot gevolg. Het kinderzitje is samen met de zittingverhoger duidelijk het meest gebruikte beveiligingsmiddel. In 2008 werd 88% van de kinderen op een veilige manier vervoerd. De campagnes over het gordelgebruik worden positief gewaardeerd. De directe herinnering is goed te noemen. Uit een aantal vragen is de conclusie te trekken dat het gebruik van gordels achter in de auto en tijdens korte ritten minder belangrijk geacht wordt. De inzittenden die werden waargenomen zonder gordel om, zijn in vergelijking met inzittenden die wel de gordel droegen minder positief over alle facetten die de kans op gordelgebruik verhogen.
Beveiligingsmiddelen in de auto 2008
13
Beveiligingsmiddelen in de auto 2008
14
Summary
Since 1991, the use of seat belts and child’s seats is measured on an annual basis by the Ministry of Transport and Public Works and the Public Prosecution Service. The government encourages the use of seat belts, child seats and head restraints through public campaigns and enforcement; the research objective is to investigate whether these activities are effective or might require changes. The figures from previous research show that the government’s activities have been successful, but that public education and enforcement remain necessary. In 2008, between mid-March and mid-May, another ‘seat bealts on’ campaign was launched. The campaign is part of the larger road safety program (MPCV), which also addresses topics such as driving behaviour, drinking and driving, and bicycle lighting. Each year the research is carried out with a pretest and posttest data collection, which provides the possibility to give insight in the direct effects of the campaign. The scale of the projects varies per year, with a smaller scale research in uneven years, and a larger scale research in even years. Goudappel Coffeng carried out the fieldwork in 2008, for a large scale research in all 25 police regions in the Netherlands. It comprised the following elements: 1. Over 31,000 observations of seat belt use in cars and delivery vans; 2. Observations on the use of child seats, with a short questionnaire (440 in total); 3. Over 3.600 observations on the adjustment of head supports for the driver’s seat and the front passenger’s; 4. An extensive questionnaire among 2.676 individuals on the use of seat belts, child seats, head supports, risk perception and motivation, and the reach of the public campaign. New elements The observations and child seat questionnaire were carried out identical to the previous years. New in comparison with previous data collections is specific research into not-wearing seat belts. For future public campaigns, the Ministry is searching for motivating factors of nonconform behaviour. Another new element is that this research functions as a test site within the European CAST project. The Ministry participates in this research. CAST is concerned with the development of measuring methods, among other things to determine the influence of campaigns on traffic behaviour. In this case, the problem of self reported versus observed behaviour is specifically addressed. A new way of respondent approach has been developed for this problem, distinguishing the groups of users and non-users of seat belts. A number of observations were carried out at new locations. Each year some previously used locations appear unfit for observation, because of infrastructural changes or road works. New locations are selected instead. The composition of the location list however, with criteria such as situation and road type, has remained constant. An essential departure from previous years is that the observations in 2008 were carried out only on working days, and not on weekends also.
Beveiligingsmiddelen in de auto 2008
15
Increase and expansion of seat belt use Development of seat belt use In 2008, the use of seat belts in the Netherlands has increased again (see Figure Su.1).
2002 100
87
90
2004
2006
2008
95
94
77 75 Percentage
Figure Su.1 Development of seat belt use drivers of private cars and delivery vans, 2002-2008; N=25,638 for private cars; N=5,893 for delivery vans
80
84
68
50
25
0 Passenger car
Delivery van Type of vehicle
Figure Su.2 Seat belt use, to position in the car; N=25,638 for drivers, N=4,825 for front passengers, N=1,092 for back passengers
Driver 100
Percentage
75
89 72 68
75
76
74
72
70
71
78 74
79 80
87
87 86 63
50
91 90 69
Back passenger 90 92
94 94
89 92
81
73 64
94 95
65
52 41
34
25
0
Front passenger
14
41 32
16
1991 1992 1995 1997 1998 2000 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 Year
Drivers of private cars and delivery vans both wear their seat belts more often than in 2006. The use of seat belts is still higher in cars than in vans, but the gap is decreasing: between 2006 and 2008 the increase was stronger among delivery van drivers. Seat belt use of front passengers has increased since 2006. Figure Su.2 shows that 94% of them wear a seat belt, nearly identical to the drivers (95%). Also for the back seat passengers, we see a further increase to 81%. Although the difference is getting smaller, seat belt use on the back seat is still substantially lower. In terms of seat belt use, car drivers are still an example for their passengers. When the driver wears a seat belt, over 95% of the front passengers and over 80% of the back passengers also wears the seat belt.
Beveiligingsmiddelen in de auto 2008
16
Development in and outside built-up area As in 2006, a slightly higher use of seat belts was measured outside of the built-up areas (see Figure Su.3). For delivery van drivers, the difference between inside and outside the built-up area is larger (82% vs. 86%).
2000 100 83 75 Percentage
Figure Su.3 Seat belt use of drivers, inside and outside of the built-up area 20002008; N=12,436 for inside the built-up area, N=13,200 for outside of the built-up area
88
2002
95
93
86
91
2004 92
2006
2008 96
94
74
50
25
0 Inside built-up area
Outside built-up area Area
Height adjustment of head supports As in 2006, the height adjustment of head support has not improved. Only 44% of drivers have adjusted the head support correctly; for front passengers the share of correctly adjusted head supports is 48%. Safe transport of children The change of regulation of child seat use (since 2006) has brought significant change in the use of child seats (see Figure Su.4). The child restraint seat and the booster seat are by far the most frequently used safety means to transport children under 1.35 m. In comparison with the situation before the new rules, children are less frequently transported just on the car seat with or without seat belt. The share of children transported safely has increased to 88% (see Figure Su.4).
Unprotected
Protected
100
88 72
75 Percentage
Figure Su.4 Percentage of children observed in the car, protected and unprotected, 2002-2008; since 2006 regulation of child seat use has changed; until 2006 regulation was valid for children younger than 12 years of age; since 2006 the regulation is valid for persons smaller than 1.35 m, N=440
62
55 50
45
38 28
25
12
0 2002
2004
2006 Year
Beveiligingsmiddelen in de auto 2008
17
2008
Regional differences in seat belt use To optimize enforcement effort, the Public Prosecution Service is interested in a regional differentiation of seat belt use, to the 25 police regions. Table Su.1 shows seat belt use of drivers in the 25 police regions. The highest seat belt use was observed in the police regions of Haaglanden, Drenthe and Flevoland: 98%. The lowest use was measured in Brabant ZuidOost (91%), Zuid-Holland-Zuid (92%) and Amsterdam (93%). There are equal amounts of increases and decreases, compared with 2006. The largest increases were observed in the regions of Gelderland-Zuid (10%) and MiddenWest-Brabant (9%).
Table Su.1 Seat belt use of drivers in police regions, 2006 and 2008; figures in blue italic are statistically significant higher than the Dutch average; red italic figures are significantly lower, N is the number of observations
Police region
2006
N
Margin of error
Groningen
97%
97%
1.058
1,0
Friesland
96%
95%
1.014
1,3
Drenthe
94%
98%
1.249
0,8
IJsselland
95%
96%
998
1,2
Twente
99%
95%
990
1,4
sig.
Noord-en Oost-Gelderland
93%
95%
993
1,4
Gelderland-Midden
96%
97%
1.052
1,0
Gelderland-Zuid
86%
96%
1.011
1,2
92%
97%
sig.
1.007
1,1
Noord-Holland-Noord
100%
97%
sig.
1.006
1,1
Zaanstreek-Waterland
94%
97%
sig.
1.021
1,0
Kennemerland
96%
97%
sig.
1.025
1,0
Amsterdam-Amstelland
95%
93%
sig.
961
1,6
Gooi- en Vechtstreek
93%
94%
1.078
1,4
Haaglanden
92%
98%
996
0,9
Hollands Midden
98%
95%
978
1,4
Rotterdam-Rijnmond
91%
95%
1.020
1,3
Utrecht
Beveiligingsmiddelen in de auto 2008
2008
sig.
Zuid-Holland-Zuid
93%
92%
1.004
1,7
Zeeland
97%
95%
985
1,4
Midden-West-Brabant
86%
95%
999
1,4
Brabant-Noord
93%
94%
sig.
1.026
1,5
Brabant-Zuidoost
93%
91%
sig.
1.090
1,7
Limburg-Noord
94%
96%
1.027
1,2
Limburg-Zuid
95%
95%
Flevoland
97%
98%
Nederland
94%
95%
18
sig.
sig.
1.021
1,3
1.011
0,9
25.620
0,3
Results of the web questionnaire Self reported behaviour of seat belt use Self reported seat belt use has increased since 2006, for most situations. The share of respondents that says always to wear the seat belt on the back seat is equal to 2006 (58%), and is still far behind the other situations: long trip (98%), short trip (88%), front passenger (95%). For most situations, respondents perceive the risk of not wearing the seat belt as dangerous, although for short trips and for grown-ups on the back seat this is perceived substantially lower. Wearing seat belts for short trips is considered less important, which also appears from the reported reasons not to wear a seat belt: 12% reports ‘a short trip’ as the main reason not to wear. Most frequently reported reasons not to wear the seat belt include: forgotten (47%) and not comfortable (21%). Reasons for wearing the seat belt reported include: safety (80%), habit (10%), but also to prevent a penalty (4%) and the fact that it is compulsory (4%). Self reported seat belt use and measured seat belt use By distributing different invitations for the internet questionnaire to seat belt users and non-seat belt users, it was possible to differentiate and compare between these two groups. Non-seat belt users generally have opinions less favourable for the chance of wearing seat belts. They have a lower risk perception of not wearing seat belts, wearing seat belts is regarded less important, and motivations for wearing the seat belt rather relate to preventing a penalty and the obligatory character, than matters of personal safety. This group less favours the obligation to wear a seat belt, and considers seat belt control as not so useful. The campaign Just over half of the respondents remembers having seen the seat belt campaign. After showing campaign images, 77% remembers. The 2008 campaign is valued 7.1 on a 10-point scale, and 80% finds it rather appealing to very appealing. Seat belt surveillance Of all drivers, 46% considers the chance to meet police seat belt surveillance, high to very high. Of passengers however, only 12% estimate this chance high to very high. Front and back passengers show roughly the same figure. Of all drivers, 87% thinks seat belt surveillance to be useful. For passengers, the figure is lower, 71%. We observed a similar pattern for the opinion on the compulsory use of the seat belt; 93% of all drivers agree, while only 78% of back seat passengers agree. Head support adjustment In comparison with the previous years, the question on head support adjustment in the questionnaire has improved. This leads to the conclusion that 74% of the respondents give the correct position of the head support, while in previous years just over 20% did. 60% of the respondents say that they have adjusted it correctly. However, on the street we observed only 44% correct adjustments. The main reason for an incorrect adjustment is that people of different height drive the car (40%).
Beveiligingsmiddelen in de auto 2008
19
Use of child seats Almost two-thirds of the children is transported safely. Reasons for not transporting children safely are: not enough child seats in the car (14%) or the opinion that it is not necessary for short trips (13%). Children are mainly transported in child restraint seats (60%) or on a seat booster in combination with an regular seat belt (28%). The results of the questionnaire are similar to the observations.
Most important results Seat belt use in the Netherlands has increased again, though only marginally (94% front passenger; 95% driver). Mainly the seat belt use of back seat passengers has increased in comparison with previous years (81%). The height adjustment head supports has remained unchanged for drivers and passengers. Reason for incorrect adjustment is mainly the use of the driver’s seat by persons with different heights. The new regulation on the use of child seats has effectuated in clear improvements. Child restraint seats and seat boosters are the most frequently used safety means for children. In 2008, 88% of the children were transported safely. The campaigns on seat belt use are valued positively. Direct memory of the campaign is good. Use of seat belts on the back seat and during short trips is considered less important. Drivers and passengers observed without seat belt are, in comparison with the group with seat belt on, less positive about all elements that improve the chance of wearing seat belts.
Beveiligingsmiddelen in de auto 2008
20