Geachte ouderling Jansen en Slingerland (van de GGiN te Bruinisse),
Nadat ik in mei 2007 uw antwoord ontvangen heb, op mijn vragen die ik destijds gesteld heb. Heb ik in alle gebrek geprobeerd, uw antwoord en de aangehaalde Bijbelcitaten en genoemde geschriften te bestuderen. Allereerst past het mij om u beiden te bedanken voor de tijd die u vrij heeft willen maken het om het een en ander op papier te zetten en om indertijd ook een gesprek met mij aan te gaan in de consistorie. Gezien de inhoud van uw brief heeft het ook voor u enige uurtjes gekost, en nogmaals dank daarvoor. Ik heb toen toegezegd om het te bestuderen en om erop terug te komen, immers gaf u zelf al aan, dat u ten allen tijde bereid was om in gesprek te blijven. Gezien de citaten uit Gods Woord en de geschriften die aangehaald zijn, heb ik er (misschien te) lang over gedaan om alles te lezen, en nog eens te lezen, en nog eens te lezen. Maar gezien de zorgvuldigheid die er gepast is aangaande deze zaken, en omdat ik ook zeker géén theoloog ben, heeft dit enige tijd gevergd. Tijdens het lezen van de aangehaalde geschriften rezen er wel vragen op, in de loop van dit antwoord zult u die vanzelf tegen komen, ik hoop dat u de tijd nog vrij zou willen maken om dit dan ook te bestuderen, we zijn toch immers nooit te oud om te leren. Deze brief was met opzet geschreven om meer kennis en inzicht te krijgen van de schrift en sommige leerstellingen. Ook was die brief geschreven uit oog en liefde voor naaste personen waar u over gesteld bent als ouderling. Beseffend dat we allemaal ellendige mensen zijn met fouten en gebreken. Daarom hoop ik dat u beiden nog éénmaal de tijd vrij zou willen maken om deze brief te bestuderen, en hoor graag nog van u beiden.
Vriendelijke groet,
D.P. Haaij - Bruinisse
1
Wat was de vraag? Is er geestelijk leven voor de rechtvaardigmaking? Antwoord: Niet van Gods zijde, want : a. Er is een rechtvaardigmaking voor het geloof, van eeuwigheid, in de verkiezing; in de Raad des Vredes; Borgstelling van Christus b. Er is een rechtvaardigmaking voor het geloof, in de opstanding van Christus. Bij antwoord a haalt u 2 Tim 1:9 aan en bij antwoord b haalt u Rom. 4:25 aan.
2 Tim 1:9 - Die ons heeft zalig gemaakt, en geroepen met een heilige roeping; niet naar onze werken,maar naar Zijn eigen voornemen en genade, die ons gegeven is in Christus Jezus, voor de tijden der eeuwen.
Rom 4:25 - Welke overgeleverd is om onze zonden, en opgewekt om onze rechtvaardigmaking.
Allereerst zegt u dat er van Gods zijde geen geestelijk leven is voor de rechtvaardiging omdat er een rechtvaardigmaking voor het geloof is en wel van eeuwigheid. Ik wil u (en de uwen) dan ook met alle liefde wijzen op het geschrift van van der Groe “DE GEREFORMEERDE GRONDLEER” waar hij dan ook op pagina 47 schrijft: (..) Wat de eerste opvatting betreft is het zeker, dat al vanouds bij sommigen van onze kerk alzo over de rechtvaardigmaking gesproken en geleerd wordt, alsof ze reeds voor het geloof aan de zijde Gods geschiede, hetgeen dan ook de Remonstrant Epischopius aanleiding gaf om te zeggen, in zijn antwoord op de Proeve van Heidanus, “En dit is de oorzaak NB, dat velen onder de proevers-geloofsgenoten ronduit bekennen, dat de vergeving der zonden, de rechtvaardigmaking of de toerekening der gerechtigheid van Jezus Christus aan het geloof zou vooraf gaan(..)
Wat zeggen de kanttekeningen?
2 Tim 1:9? 27 28 29 30 Die ons heeft zalig gemaakt, en geroepen met een heilige roeping; niet naar onze 31 32 33 34 werken, maar naar Zijn eigen voornemen en genade, die ons gegeven is in Christus 35 Jezus, voor de tijden der eeuwen.
2
27: Namelijk door Zijn Zoon Jezus Christus 28: Namelijk uiterlijk door de prediking des Evangelies, en inwendiglijk door de krachtige werking Zijns Geestes. 29: Dat is, die zichzelve heilig is, en die ons roept tot heiligheid. 30: Namelijk die als een voorgaande of voorgeziene oorzaak deze roeping zouden verdienen, of God daartoe zouden hebben bewogen 31: Dat is, naar dat het Hem beliefd en behaagd heeft van eeuwigheid, bij Zichzelven, over ons te besluiten. 32: Dat is, genadig voornemen, welks enige en eerste bewegende oorzaak is de onverdiende genade en barmhartigheid Gods. 33: Dat is die God in Zijn raad voorgenomen en besloten heeft ons te geven. Zie dergelijke Joh, 17:24. Want deze genade is ons metterdaad niet van eeuwigheid, maar in den tijd gegeven, wanneer wij dadelijk geroepen worden, maar wordt alzo gezegd, omdat dit dadelijke geven geschiedt naar dat eeuwig voornemen Gods, hetwelk zo vaststaat alsof het alrede volbracht ware. 34: Dat is, om derzelver vruchten door Jezus Christus te verkrijken 35: Dat is van eeuwigheid, of gelijk hij elders spreekt, voor de grondlegging der wereld. We hebben ook de Bijbelverklaring van Matthew Henry er eens op nageslagen en ook hij leert hier duidelijk over dat het een voornemen Gods is dat in de tijd voltrokken zal worden. Maar om niet te veel verschillende schrijvers erbij te halen wil ik het verder bij Gods Woord houden. Bij Rom 4:25 was u (wellicht onbewust) het woordje onze vergeten, dit verder terzijde ik heb ook hier de kanttekening er eens op na geslagen en het 4 hoofdstuk geheel gelezen en nadrukkelijk het 25e vers omdat u dit hebt aangehaald. Wat lezen we: 53 Welke
54 55 overgeleverd is om onze zonden en opgewekt om onze rechtvaardigmaking.
53. Namelijk van God Zijn Vader, Rom 8.32 54. Namelijk te verzoenen en teniet te doen 1 joh. 1:7;2:2 55. Namelijk overmits God door deze opwekking betoond heeft, dat Hij den dood Zijns Zoons voor een genoegzaam rantsoen voor onze zonden heeft aangenomen, en Zijn volkomen gehoorzaamheid wil aannemen tot rechtvaardigheid voor allen die in Hem geloven. Want indien Christus in den dood gebleven ware, zo zou Zijn voldoening niet volkomen geweest zijn, en Hij zou ons de kracht van die niet hebben kunnen toeeigenen. Volgens mij wordt er bij 55 toch duidelijk een rechtvaardiging door het geloof beschreven?
3
Wat zeggen de geschriften? Wat schrijft Calvijn in zijn Institutie? In boek 3 het eerste hoofdstuk schrijft hij: En in de eerste plaats moeten wij weten, dat al wat Christus tot zaligheid van het menselijke geslacht geleden en gedaan heeft, voor ons zonder nut en van geen gewicht is, zo lang Christus buiten ons is en wij van Hem gescheiden zijn. (Zie 2 tim 1:9 D.H.)
(..) Zoals ik al gezegd heb, al wat Hij bezit staat in geen betrekking tot ons, totdat wij met Hem tot een samengroeien. Ook in 1618 speelden er al vragen over deze zaken en we hebben hier de Acta eens op nageslagen. Wat zegt de Acta van de Nationale Synode 1618-1619
VII.
VII.
On-Schriftmatige stelling.
Schriftmatige tegenstelling.
De besluiten der verkiezing en der rechtvaardigmaking, zijn eenvormig en gelijkvormig. Deze stelling is vals. Want op deze wijze worden de verkiezing en de rechtvaardigmaking, dewelke de Schriftuur zeer nauw onderscheidt, onvoorzichtelijk onder elkander vermengd. Want 1. wij zijn verkoren van eeuwigheid, maar wij worden gerechtvaardigd in der tijd; 2. Door het geloof worden wij gerechtvaardigd, maar wij worden niet door het geloof verkoren. 3. Allen, die waarlijk gerechtvaardigd zijn, die zijn inderdaad verkoren, maar niet allen, die waarlijk verkoren zijn, zijn nu inderdaad gerechtvaardigd, maar zullen te zijner tijd gerechtvaardigd worden.
De besluiten der verkiezing en rechtvaardigmaking zijn niet eenvormig en gelijkvormig. Rom. 8, vs. 30. Die Hij gepraedestineerd heeft, dezelven heeft Hij ook geroepen, en die Hij geroepen heeft, dezelven heeft Hij ook verheerlijkt.
4
Ook hier lezen we duidelijk dat God wel van eeuwigheid een Kerk heeft verkoren maar dat deze in de tijd gerechtvaardigd wordt, en hoe? DOOR het geloof alleen! Uw citaten uit het Schatboek van Ursinus (blz. 472,476,477) schrijven ook duidelijk over het voornemen Gods. Van Gods zijde is alles volbracht voor de zaligheid maar de mens moet die zich door het geloof toe-eigenen.
Wat schrijft u nog meer? Nee, de rechtvaardigmaking gaat vooraf aan de heiligmaking. U haalt hier Ezechiël 16 :6 aan: Als ik u voorbijging, zo zag ik u, vertreden in uw
bloed, en Ik zeide tot u in uw bloed: Leef ! Ja, Ik zeide tot u in uw bloed; Leef! Naar mijn idee wordt er in Ezech. 16:6 gehandeld over Jeruzalem en haar inwoners ( zie vers 1 en 2) En kun je dit niet vergeestelijken omdat dit verder niets met wedergeboorte of levendmaking te maken heeft. En tenslotte in uw antwoordt op vraag 1: Maar wel ten opzichte van de bewustheid van de rechtvaardigmaking in de vierschaar der consciëntie, kan er geestelijk leven zijn voordat de ziel daarvan met bewustheid voor zichzelf dit aannemen en zich toe-eigenen kan. De volkomen toerekening van Christus door God, die in de wedergeboorte plaats heeft, en op grond waarvan de uitverkorene gerechtvaardigd word, wordt niet door alle levengemaakten met dezelfde vrijmoedigheid en kracht aangenomen. In die aanneming is de levengemaakte afhankelijk van de bediening des Heiligen Geestes. U haalt hier de Heidelberger Catechismus aan en wel vraag en antwoord 60.
60. Hoe zijt gij rechtvaardig voor God? Antw. Alleen door een waar geloof in Jezus Christus ; alzo dat, al is het dat mij mijn consciëntie aanklaagt dat ik tegen al de geboden Gods zwaarlijk gezondigd en geen daarvan gehouden heb en nog steeds tot alle boosheid geneigd ben, nochtans God, zonder enige verdienste mijnerzijds, uit louter genade mij de volkomen genoegdoening, gerechtigheid en heiligheid van Christus schenkt en toerekent, evenals had ik nooit zonde gehad noch gedaan, je, als had ik zelf al de gehoorzaamheid volbracht, die Christus voor mij volbracht heeft, in zoverre ik zulke weldaad met een gelovig hart aanneem.
5
Allereerst zien we in antwoord 60 ook duidelijk beschreven: door het geloof, dan verwijst u naar de laatste regel: in zoverre ik zulk een weldaad met een gelovig hart aanneem. We zien hier zo mooi beschreven, in deze zondagsafdeling van onze catechismus, dat ondanks, dat ons geweten ons aanklaagt onze zekerheid buiten ons zelf ligt en dat, is niet door een gevoel of iets dergelijks maar door het geloof! Wat zegt Ursinus bij dit tekstje? (in zoverre ik zulk….) Allereerst verwijst hij naar Johs. 3:18 waar we lezen: Die in Hem gelooft, wordt niet veroordeeld, maar die niet gelooft, is alrede veroordeeld dewijl hij niet heeft geloofd in den Naam van den eniggeboren Zone Gods. Ook hier duidelijk door het geloof! Ook haalt u de Nederlandse geloofsbelijdenis aan en wel artikel 22. Als we de N.G.B. lezen mogen we er van uit gaan dat dit geschrift zuiver is, we lezen ook daar nergens een rechtvaardigmaking voor het geloof, wel duidelijk ook hier een rechtvaardiging door het geloof. In artikel 22 wordt duidelijk met Paulus ingestemd dat we door het geloof alleen gerechtvaardigd worden!
Wat lezen we nog meer? Efeze 1:13 (met kanttekening 46) (..) De beloften van de vergeving onzer zonden, van onze aanneming tot kinderen en onze eeuwige erve, worden ons gedaan door het Evangelie, en worden DOOR het geloof ons toegeëigend. De verzegeling des Geestes, die daarbij gevoegd wordt, is de WEDERGEBOORTE of vernieuwing van Gods beeld in ons, waarmede Hij onze zielen begiftigd en daarop drukt, als wij in Christus geloven, om ons meer en meer te verzekeren van de uitvoering van deze beloften. En betuigt bovendien hetzelve aan ons gemoed, als met een Goddelijke inspraak, waarover wij ook God als onze Vader durven aanroepen, en roemen op de hoop der heerlijkheid Gods.
aMaar de rechtvaardige zal uit het geloof leven(..) Hebr 10:38 a Romeinen 3:22 Namelijk de rechtvaardigheid Gods door het geloof van Jezus Christus, tot allen, en over allen, die geloven; want er is geen onderscheid.
a Hebreen 11:6 Maar zonder geloof is het onmogelijk Gode te behagen. Want die tot God komt, moet geloven, dat Hij is, en een Beloner is dergenen, die Hem zoeken.
6
En zo kan ik nog wel een hele reeks van tekstjes opnoemen maar dat doen we maar niet omdat het anders te uitvoerig wordt, ik had mezelf voorgenomen om me zo veel mogelijk bij de 3 genoemde oudvaders te houden maar wil toch nog een stukje van Thomos Boston aanhalen uit zijn boek “Berouw”.
“Blz. 38 De ziel waarin bekering gewerkt wordt is niet alleen een overtuigde, maar ook een gelovende ziel. Geloof is de oorsprong en bron van bekering. De genade van het geloof en de bekering worden, op hetzelfde tijdstip, samen geschonken. Toch gaat, in de orde van de natuur, geloof aan de bekering vooraf. En de daad van het geloof gaat vooraf aan de oefening van de bekering. En hij die zich wil bekeren, moet eerst in Christus geloven opdat hij zich kan bekeren. Ik weet dat sommigen het anders leren, maar dit is de leer van de Bijbel en van onze Catechismus. Geloof is absoluut de genade die vooropgaat. Het is de eerste ademtocht van een ziel die tot leven gewekt is:’Maar zonder geloof is het onmogelijk Gode te behagen’(Hebr. 11:6) Daarom is het onmogelijk zich te bekeren, want dat is Hem heel behaaglijk (Jer. 31:20) Dat lezen we ook in Johannes 15:5 “Zonder Mij”dat is: gescheiden van Mij (en er is geen vereniging met Hem dan door de Geest van Geloof) “kunt gij niets doen” - wat voor God aanvaardbaar is. Daarom kunt u zich niet bekeren. Het geloof is in het bijzonder de genade die tot bekering leidt: En zij zullen Mij aanschouwen, Dien zij doorstoken hebben en zij zullen over Hem rouwklagen, als met de rouwklage over een enigen zoon’(Zach, 12:10) Zo wordt het eigenlijk weergegeven ; ‘En een groot getal geloofde, en bekeerde zich tot de Heere( hand 11:21) Als bekering de ziel leegt door tranen te storten van goddelijke droefheid, dan is het het geloof die deze tranen verwekt. Het is geloof dat het harde hart versmelt, dat leidt tot de bekering. Het oog van het geloof vestigt zich op God in Christus, en dan keert de ziel zich tot Hem door bekering (Jer 3:22)”
Tot zover Thomas Boston ook hier duidelijk beschreven DOOR het geloof en niet anders!
7
Vraag 2 De vraag was: Is er een onbewuste overgang in Christus? Uw antwoord: Nee, de mens wordt de werkingen des Geestes gewaar (Joh. 3:7,8); maar hij kan meestal niet direct zien en geloven dat dit nu een zaligmakend en wederbarend werk is van de Heilige Geest, door bestrijdingen en duisternis. En Er is een zwak en een sterk geloof
U verwijst hierbij naar de Institutie van Calvijn en De Toetssteen van Van der Groe. U geeft aan ook niet te geloven in een onbewuste overgang in Christus. Al met al was ik toch wel verblijd dit te lezen, maar niet onbewust betekent wel bewust. Dan wil ik u toch een stukje citeren van uw eigen dominee (ds. A. Schultink) en wel uit het boekje “De Parel van grote Waarde” “..Ook leggen ze de bewuste kennis van Christus bij de wedergeboorte en er is geen gevaarlijker leer dan die leer..” (blz. 14)
Wat zegt Gods Woord? 2 kor 5: 17 Zo dan, indien iemand in Christus is, die is een nieuw schepsel het oude is voorbijgegaan zie het is alles nieuw geworden. Leest u, indien iemand….. Wat zegt de kanttekening bij “in Christus”? “Dat is, waarlijk Christus kent, en met Hem verenigd is.
8
2 Petrus 1:3 “Gelijk ons Zijn Goddelijke kracht alles wat tot het leven de godzaligheid behoort, geschonken heeft door de kennis Desgenen Die ons geroepen heeft tot heerlijkheid en deugd”
2 Kor. 13:5 Onderzoekt uzelven of gij in het geloof zijt, beproeft uzelven. Of ken gij uzelven niet, dat Jezus Christus in u is? Tenzij dat gij enigszins verwerpelijk zijt? Dan geeft u ook als antwoord dat er een zwak en sterk geloof is, ik heb dit dan ook niet ontkend, en doe dat dus ook nog steeds niet, wel ben ik er van overtuigd dat, of het is een zwak of sterk geloof, deze beide in de genade zijn! Zeker heeft Gods Volk te maken met aanvechtingen en bestrijdingen van de vorst der duisternis, maar als een mens met de dichter van ps. 56 heeft in mogen stemmen: “Ik heb het zelf uit Zijnen Mond gehoord” ligt dat vast!
Wat leren de Remonstranten? (acta van de synode) Ten zesde zeggen de Remonstranten dat God in dit leven zijne uitverkorenen aangaande hunne verkiezing tot de heerlijkheid, onzeker en twijfelachtig is latende.
Wat leert ds. G.H. Kersten? (gereformeerde dogmatiek) Over het verzekerend geloof “Tot deze (volle) verzekerdheid komen niet al Gods kinderen”
Wat zegt de Acta van de Synode? Maar ditzelve oordelen de Broeders van Noord-Holland mede vals te zijn, en openbaarlijk met de H. Schriftuur te strijden. Derhalve zeggen zij daarentegen, dat God in dit leven zijne uitverkorenen door zijnen H. Geest, van deze zoo grote en onbegrijpelijke weldaad zeker maakt. Waarvan de waarheid uit de Schriftuur blijkt. Ps. 23:1. God is mijn Herder, ik zal aan niets gebrek hebben. vs. 4. Al ware het, dat ik wandelde door het dal der dodelijke schaduw, ik zal niet vrezen, want Gij zijt met mij, vs. 6. Zekerlijk, zijne goedheid en vriendelijkheid zullen mij navolgen alle de dagen mijns levens, en ik zal in het huis des Heeren blijven tot de lengte mijner dagen. 9
Rom. 5:5 - De hope maakt niet beschaamd, want de liefde Gods is in onze harten uitgestort door den H. Geest, die ons gegeven is. Rom. 8:15 - Gij hebt niet ontvangen den Geest der dienstbaarheid wederom tot vreeze, maar gij hebt ontvangen den Geest der aanneming tot kinderen, door denwelken wij roepen Abba, dat is, Vader; vs. 16. Welke Geest zelfs ook betuigt, samen met onzen Geest, dat wij kinderen Gods zijn, enz. 2 Cor. 1:21 - Die ons met u versterkt in Christus, en die ons gezalfd heeft, is God; vs. 22. Die ons ook verzegeld heeft, en in onze harten het pand des Geestes gegeven heeft.. Efeze 1:13 - Gij zijt verzegeld geworden door den H. Geest der belofte. 2 Tim. 1:12 - Ik weet, Wien ik geloofd heb, en ben verzekerd, dat Hij ook machtig is, hetgeen ik bij Hem heb, te bewaren. En voorwaar, indien de verkorenen in dit leven onzeker blijven van hunne verkiezing, zoo zal daar geen gevoelen zijn der genade, geen vast vertrouwen des geloofs, geene zekerheid der zaligheid, geen vrede der conscientien. Welke alle te zamen nochtans, gelijk alle de geestelijke zegeningen, uit de verkiezing, als uit hun fontein, voortvlieten en voortkomen.
Elk kind van God weet dat hij gerechtvaardigd is, door het inwendig getuigenis van de Heilige Geest, naar de mate des geloofs:
“Want gij hebt niet ontvangen den Geest der dienstbaarheid wederom tot vreze; maar gij hebt ontvangen den Geest der aanneming tot kinderen door Welken wij roepen ; Abba Vader! Dezelve Geest getuigt met onzen geest, dat wij kinderen Gods zijn”Rom 8:15-16
Ook het zwakste geloof in Christus Jezus kent hier iets van!
Artikel 22. Van onze rechtvaardigmaking door het geloof in Jezus Christus. Wij geloven, dat, om ware kennis dezer grote verborgenheid te bekomen, de Heilige Geest in onze harten ontsteekt een oprecht geloof, hetwelk Jezus Christus met al Zijn verdiensten omhelst, Hem eigen maakt, en niets anders meer buiten Hem zoekt. Want het moet noodzakelijk volgen, óf dat niet al wat tot onze zaligheid van node is, in Jezus Christus zij; óf, zo het alles in Hem is, dat degene die Jezus Christus door het geloof bezit, zijn gehele zaligheid heeft. Nu, dat men zeggen zou dat Christus niet genoegzaam is, maar dat er nog benevens Hem iets meer toe behoeft, ware een al te ongeschikte godslastering; want daaruit zou volgen dat Christus maar een halve Zaligmaker
10
ware. Daarom zeggen wij terecht met Paulus dat wij door het geloof alleen, of door het geloof zonder de werken gerechtvaardigd worden. Doch wij verstaan niet dat het, om eigenlijk te spreken, het geloof zelf is dat ons rechtvaardigt; want het is maar een instrument, waarmede wij Christus, onze rechtvaardigheid, omhelzen. Maar Jezus Christus, ons toerekenende al Zijn verdiensten en zoveel heilige werken, die Hij voor ons en in onze plaats heeft gedaan, is onze rechtvaardigheid; en het geloof is een instrument dat ons met Hem in de gemeenschap van al Zijn goederen houdt; dewelke, de onze geworden zijnde, ons meer dan genoegzaam zijn tot onze vrijspreking van onze zonden.
Artikel 23. Dat onze rechtvaardigmaking bestaat in de vergeving der zonden en toerekening der gehoorzaamheid van Christus. Wij geloven dat onze gelukzaligheid gelegen is in de vergeving onzer zonden om Jezus Christus? wil, en dat daarin onze rechtvaardigheid voor God begrepen is; gelijk David en Paulus ons leren, verklarende de gelukzaligheid des mensen te zijn, dat God hem de rechtvaardigheid zonder werken toerekent. En dezelfde apostel zegt dat wij om niet, of uit genade gerechtvaardigd zijn, door de verlossing die in Christus Jezus is. En daarom houden wij dit fundament altijd vast, Gode al de eer gevende, ons vernederende en bekennende zodanigen als wij zijn, zonder iets van onszelven of van onze verdiensten te vermeten, steunende en rustende op de gehoorzaamheid van den gekruisigden Christus alleen, dewelke onze is wanneer wij in Hem geloven. Die is genoegzaam om al onze ongerechtigheden te bedekken, en ons vrijmoedigheid te geven, de consciëntie vrijmakende van vrees, verbaasdheid en verschrikking, om tot God te gaan, zonder te doen gelijk onze eerste vader Adam, dewelke al bevende zich met vijgenbladeren bedekken wilde. En voorwaar, indien wij voor God verschijnen moesten, steunende op onszelven of op enige andere schepselen, hoe weinig het ook ware, wij moesten (helaas) verslonden worden. En daarom moet een iegelijk zeggen met David: HEERE, ga niet in het gericht met Uw knecht; want niemand die leeft, zal voor Uw aangezicht rechtvaardig zijn.
14 Hoe zullen zij dan Hem aanroepen,22 in Welken zij niet geloofd hebben? En hoe zullen zij in Hem geloven, van Welken zij niet gehoord hebben?23 En hoe zullen zij horen, zonder die hun predikt?24 22) Hoe zullen zij dan Hem aanroepen, In de rest van Rom. 10, verklaart de apostel het middel, waardoor het ware geloof in Christus wordt verkregen; namelijk door de predikatie des Evangelies, gepredikt van degenen, die daartoe wettelijk gezonden zijn, hoewel deze in allen hare behoorlijke vrucht niet heeft. 23) niet gehoord hebben? Dat is, geen wetenschap hebben, daar zij door het gehoor van Gods Woord toe gebracht
11
worden; dewijl de kennis noodzakelijk tot het geloof vereist wordt; Joh. 17:3.(Zie onder!)
24) die hun predikt? Namelijk het Woord Gods. Het Griekse woord Keryssein betekent eigenlijk ene uitroeping, of publieke verkondiging doen, die door de stadsboden vanwege de overheid aan de burgers geschiedt, en wordt alhier, gelijk ook doorgaans in de Heilige Schrift, genomen voor de verkondiging des Evangelies, die door de apostelen en andere leraars van Christus' wege aan de mensen gedaan wordt. Zie Matth. 3:1, en Matth. 4:17,23; Mark. 1:4,7, en Mark. 16:15; 2 Cor. 5:19,20. . Ds. F. Mallan leert in Zondag 25 van de Heidelbergse Catechismus: “Dat als het geloof in de ziel geplant wordt de Middelaar nog geheel verborgen is” Daar tegenover leert Gods Woord Joh 17:3 En dit is het eeuwige leven,6 dat zij U kennen, den enigen7 waarachtigen God, en Jezus Christus, Dien Gij gezonden hebt.8
6) het eeuwige leven, Dat is, de weg en het middel om tot het eeuwige leven te komen is de rechte kennis Gods en des Middelaars Jezus Christus, namelijk vergezeld met een vast vertrouwen; gelijk dit woord ook genomen wordt Jes. 53:11. 7) den enigen Of, den allenen; in den grondtekst staat niet, dat de Vader alleen de waarachtige God is, maar dat de Vader de alleen, of de enige ware God is. Want de ware God is maar een enig goddelijk wezen in drie personen bestaande. En daarmede worden uitgesloten alle andere valse goden, die de heidenen dienden; Jer. 10:11; 1 Cor. 8:6; Gal. 4:8,9, maar niet de Zoon noch de Heilige Geest, die ook deze enige ware God zijn en genaamd worden; Joh. 1:1; Hand. 5:4; Rom. 9:5; 1 Cor. 3:16,17; 1 Joh. 5:7,20, en elders. 8) gezonden hebt. Namelijk als den enigen Middelaar en Zaligmaker, zonder welken niemand met God kan verzoend of verenigd worden; Hand. 4:12; 1 Tim. 2:5.
12
Vraag 3 De vraag was komt het geloof voor of na de wedergeboorte? Uw antwoord was: De wedergeboorte ( in engere zin) = levendmaking door de inwendige roeping; en gaat aan het geloof vooraf. Deze is in de mens passief ( lijdelijk) U verwijst hierbij nog naar de Dordtse Leerregels art. 12 De wedergeboorte ( in ruimere zin) is de bekering die naar buiten toe zichtbaar wordt in de geloofswerkzaamheden en vruchten. Dit is de dadelijke (actieve) bekering. Deze vloeit voort uit het geloof. U verwijst hier naar Ursinus. De orde des heils is dus volgens u als volgt : Roeping Wedergeboorte Geloof Rechtvaardigmaking Heiligmaking
Allereerst: Van nature hebben we als mensen schuld, hemelhoge schuld. Die we zelf niet kunnen (en willen) betalen. Zolang we niet wederomgeboren zijn is God voor ons een verterend vuur en een eeuwige Gloed bij Wie niemand wonen kan. Naar ons idee moet de mens aan deze kant van het graf verzekerd zijn van zijn verzoening met Hem want anders is het verloren, voor eeuwig verloren. Want tenzij iemand wederom geboren worde, hij kan het Koninkrijk Gods niet zien. Dit wat betreft de noodzaak wat betreft de wedergeboorte. De vraag ging over de wedergeboorte en u gaat daar op in, u vertelt hier over een wedergeboorte in engere zin en ook een wedergeboorte in ruimere zin. Met alle respect voor deze mening wil ik u toch vragen waar de schrift spreekt over een wedergeboorte in engere/ruimere zin? Wat ik zelf nog al jammer vond is dat u wel citaten van Ursinus gebruikt hebt om zoals u zelf zegt uw stellingen te “bewijzen” maar dat er uit zondag 33 geen enkel citaat gebruikt wordt. Daarom heb ik dat zelf wel gedaan.
13
Blz 210 Er zijn twee delen in de bekering, namelijk een doding of afsterving van de oude mens of van het vlees, en een levendmaking of opstanding van de nieuwe mens of van de geest. Dat leert de apostel in Rom. 6:4-6, Ef. 4:22-24 en Kol. 3:9v. Zo spreken wij beter met de Apostel, als met degenen die de verbrijzeling en het geloof tot delen van de bekering maken. Onder de verbrijzeling verstaan zij de doding en onder het geloof verstaan zij die blijdschap welke volgt op de beoefening van rechtvaardigheid en nieuwe gehoorzaamheid. Dat zijn vruchten des geloof, maar in geen geval het geloof zelf. En de verbrijzeling gaat aan de bekering vooraf, en is de bekering zelf niet noch een deel ervan, maar alleen een voorbereiding tot de bekering en dat alleen bij de uitverkorenen, en niet bij anderen. De oude mens is de verdorven natuur van de mens. De nieuwe mens is de natuur van de mens, die naar Gods beeld weer opgericht is. Blz 213 Nu komen deze beide delen van de bekering uit het geloof voort. De reden hiervan is, omdat niemand de zonde haten en tot God komen kan, of hij moet God liefhebben. En niemand heeft God lief, of hij is met het geloof begiftigd, d.w.z. dat hij stellig gelooft, dat God barmhartig is en in genade aanneemt allen, die zich bekeren en met een waar geloof tot Hem de toevlucht nemen. Allereerst geeft u zich uit over de bekering “In engere zin” en verwijst naar de dordtse leerregels artikel 12, ik wou u hierop de vraag stellen wat u verstaat onder metterdaad geloven. Want we lezen hier toch duidelijk geen onderscheid tussen de hebbelijkheid en dadelijkheid des geloofs ten aanzien van de wedergeboorte?
De orde des heils is volgens u: Roeping-- wedergeboorte- geloof- rechtvaardigmakingheiligmaking verheerlijking.
Wat zegt de acta van de synode? Blz.225: (..)nu, deze fontein en deze opperste en eerste oorzaak is anders geene dan de eeuwige preadestinatie Godes, dat is, zijn eeuwige raad van ons voor anderen in Christus zalig te maken. Want uit deze fontein is vloeiende de uiterlijke en innerlijke roeping tot het geloof in Christus van alle dengenen die zalig worden. Daaruit vloeit het geloof en de bekering; daaruit vloeit de rechtvaardigmaking(..) We zien hier toch duidelijk dat het geloof en de wedergeboorte in een andere volgorde staat als die bij u.
De heilsorde van de synode: Roeping geloof rechtvaardigmaking wedergeboorte heiligmaking 14
verheerlijking Wederom geef ik u onderstaande tekst omdat deze zeer veel duidelijkheid geeft:
Efeze 1:13 (met kanttekening 46) (..) De beloften van de vergeving onzer zonden, van onze aanneming tot kinderen en onze eeuwige erve, worden ons gedaan door het Evangelie, en worden DOOR het geloof ons toegeëigend. De verzegeling des Geestes, die daarbij gevoegd wordt, is de WEDERGEBOORTE of vernieuwing van Gods beeld in ons, waarmede Hij onze zielen begiftigd en daarop drukt, als wij in Christus geloven, om ons meer en meer te verzekeren van de uitvoering van deze beloften. En betuigt bovendien hetzelve aan ons gemoed, als met een Goddelijke inspraak, waarover wij ook God als onze Vader durven aanroepen, en roemen op de hoop der heerlijkheid Gods.
Vraag 4 Wat was de vraag? Is de vergeving der zonden noodzakelijk? Uw antwoord hierop was: Ja
U geeft hier aan dat de vergeving der zonden noodzakelijk is, maar bij zo’n antwoord rijzen er direct vragen op. Meerdere malen hebben we uw predikant (ds. A. Schultink) horen vertellen, dat het niet noodzakelijk is dat men gerechtvaardigd wordt. Lezen we verschillende verklaringen van predikanten uit de geschiedenis van de Gereformeerde Gemeente in Nederland komen we o.a. tegen:
Uitspraak ds. v/d Woestijne in een preek over HC zondag 25 “Ik geloof wel zegt Gods Volk, maar ik heb de Heere Jezus nog niet, en ik heb geen Borg voor mijn schuld..”
Psalm 32 (berijmd 1773) spreek toch van :
15
“Welzalig hij wiens zonden zijn vergeven…”
Vraag 5 Wat was de vraag? Is zekerheid noodzakelijk? Uw antwoord(en) : Ja, daar dient de gelovige naar te staan; er dient wasdom te zijn in de genade. U verwijst hierbij nog naar 2 Petrus 2:10 In het geloof is geen twijfel. De zekerheid wordt verkregen door de oefeningen des geloofs.
Laten we eerst maar beginnen bij uw eerste antwoord, u zegt dat zekerheid noodzakelijk is en dat de gelovige er naar dient te staan. U spreekt ook over wasdom in de genade. En u verwijst nog naar een Bijbelgedeelte. Allereerst willen we u erop wijzen dat dit niet in 2 Petrus 2 staat maar in 2 Petrus 1. Het antwoordt wat u hierop geeft heeft verder dan ook niet veel commentaar nodig omdat we het hier ook wel mee eens zijn. Maar dan schrijft u ook nog: in het geloof is geen twijfel. Het antwoord wat u hier geeft kunnen we ook wel deels in het boekje van ds. Kersten lezen “korte lessen over kort begrip” dus willen we hier dan ook maar op in haken. Nu lezen we toch in dit boekje: Maar dat wil niet zeggen, dat al Gods volk, in wier harten het geloof is gewrocht, nu ook van de beloften Gods en de vergeving der zonden verzekerd zijn, al genieten zij de vruchten daarvan.
Dit bovenstaande geloof is dan toch een onzeker geloof?
16
Vraag 6 Wat was de vraag? Is er een voorbereidende weg?
Wat waren uw antwoorden? Er is geen voorbereiding van de zijde van de mens tot de wedergeboorte. Er kunnen algemene overtuigingen zijn , die ook in de kunnen verworpenen zijn, die door sommigen oudvaders als voorbereidingen van Gods zijde worden beschouwd voor Zijn uitverkorenen. Deze kunnen echter beter voorafgaande werkingen worden genoemd. Dis zijn echter geen beginselen van het geestelijk leven. Nee, niet tot het geloof. Een dode zondaar wordt in de wedergeboorte levend gemaakt en ingelijfd in Christus. Er is wel een toeleidende weg tot Christus.
Van de kant van de mens is er zeker geen enkele voorbereiding tot de wedergeboorte. Maar we lezen duidelijk bij verschillende oudvaders een voorbereidend werk. Met name Ursinus en v/d Groe zijn hier zeer duidelijk over deze Godgeleerde oudvaders spreken niet over voorafgaande werkingen zoals u dat beter genaamd vind maar hebben het over een voorbereidend werk! Ik vind het dan zelf niet netjes (en dat moet me toch even van het hart) dat u zegt dat het BETER voorafgaande werkingen genoemd kan worden, met andere woorden u weet het beter!? En zij waarschuwen er zelfs voor om bijvoorbeeld overtuigingen tot delen van de bekering te maken! Ik wil ook duidelijk zeggen dat men nooit mag rusten in een overtuiging omdat er verschil is tussen een zaligmakende en algemene overtuiging, en dit kan men pas zien nadat men Christus door een waar geloof is ingelijfd! En dan de toeleidende weg, volgens u is er in de wedergeboorte (zoals ik het begrijp) nog een toeleidende weg tot Christus. Gods Woord spreekt nergens over een toeleidende weg tot Christus, nee Paulus preekt DE weg namelijk Christus, want Christus is de deur waardoor allen naar binnen moeten gaan.
Theodorus van der Groe, was één van de door u aangehaalde oudvaders, ik zal een citaatje geven wat u vast wel bekend is:
17
“Maar de overtuiging zelfs is het geloove in Christus niet; zij is slechts eene voorbereidende genade tot het geloove, even als het omploegen en weekmaken van de grond eenes akkers een voorbereidend werk is om het zaad te ontvangen en te doen wassen in de aarde” Van der Groe schrijft erover in het “schadelijk misbruik” en bovenstaand citaat komt uit een voorwoord uit een geschrift van Ebenezer Erskine wat Van der Groe geschreven heeft. In het boek van H. Wits, “Vier boeken van de Verscheyden Bedeelinge der Verbonden Godts met de menschen: Lezen we dat de leer van het voorbereidende werk des Geestes nooit veel opgang gemaakt heeft in Nederland, in tegenstelling tot bijv Engeland en Schotland. Leraars die deze leer echter wel voorstonden en in hun geschriften laten schitteren zijn o.a.: Perkins, Amesius, Sibbes, Shepard, Ursinus, Calvijn, Luther, vd Groe, Hooker, Owen, Boston, Rutherford, R en R Erskine, Stoddard, Edwards en Hopkins. Ook hiervoor u bekende namen die o.a. op huisbezoeken en catechisatie aangeprezen worden maar die lijnrecht tegenover de leer staan die men zelf voorhoudt. Bij Theodorus van der Groe was één van de belangrijkste zaken in zijn prediking het voorbereidend werk des Geestes en de seperatie tussen de gemene en zaligmakinge werkingen van Gods Geest.
Ik ben blij dat u eerlijk toegeeft dat er door sommige oudvaders bepaalde voorbereidingen geleerd worden, deze noemt men ook de oorbereidende weg. Zie bijv. Ursinus of Van der Groe
Maar, Tijdens de doopdienst waar zondag 33 behandeld werd (2008) werd deze aloude leer, de leer die we opgetekend kunnen vinden in de geschriften van bijv. vd Groe en Ursinus, helemaal in puin geslagen door uw eigen predikant (ds. Schultink) deze meende dat er beslist geen (met klap op kansel) voorbereidende weg is van Gods Zijde. Ik wil het u in alle liefde vragen, maar hoe kunt u de leer van onze reformatoren, die duidelijk een voorbereidende weg tot de wedergeboorte leren op een lijn krijgen met de leer van de Gereformeerde Gemeente in Nederland? H.C. zondag 7 Vr.20. Worden dan alle mensen wederom door Christus zalig, gelijk zij door Adam zijn
18
verdoemd geworden? Antw. Neen zij a, maar alleen degenen, die Hem door een waar geloof worden ingelijfd en al Zijn weldaden aannemen b. a Mattheus 7:14 - Want de poort is eng, en de weg is nauw, die tot het leven leidt, en weinigen zijn er, die denzelven vinden. Mattheus 22:14 - Want velen zijn geroepen, maar weinigen uitverkoren. b Markus 16:16 - Die geloofd zal hebben, en gedoopt zal zijn, zal zalig worden; maar die niet zal geloofd hebben, zal verdoemd worden.
Johannes 1:12 - Maar zovelen Hem aangenomen hebben, dien heeft Hij macht gegeven kinderen Gods te worden, namelijk die in Zijn Naam geloven; Johannes 3:16 - Want alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een iegelijk die in Hem gelooft, niet verderve, maar het eeuwige leven hebbe. Johannes 3:18 - Die in Hem gelooft, wordt niet veroordeeld, maar die niet gelooft, is alrede veroordeeld, dewijl hij niet heeft geloofd in den Naam des eniggeboren Zoons van God. Johannes 3:36 - Die in den Zoon gelooft, die heeft het eeuwige leven; maar die den Zoon ongehoorzaam is, die zal het leven niet zien, maar de toorn Gods blijft op hem. Jesaja 53:11 - Om den arbeid Zijner ziel zal Hij het zien, en verzadigd worden; door Zijn kennis zal Mijn Knecht, de Rechtvaardige, velen rechtvaardig maken, want Hij zal hun ongerechtigheden dragen. Psalm 2:12 - Kust den Zoon, opdat Hij niet toorne, en gij op den weg vergaat, wanneer Zijn toorn maar een weinig zou ontbranden. Welgelukzalig zijn allen, die op Hem betrouwen. Romeinen 3:22 - Namelijk de rechtvaardigheid Gods door het geloof van Jezus Christus, tot allen, en over allen, die geloven; want er is geen onderscheid. Romeinen 11:20 - Het is wel; zij zijn door ongeloof afgebroken, en gij staat door het geloof. Zijt niet hooggevoelende, maar vrees. Hebreeën 4:3 - Want wij, die geloofd hebben, gaan in de rust, gelijk Hij gezegd heeft: Zo heb Ik dan gezworen in Mijn toorn: Indien zij zullen ingaan in Mijn rust! hoewel Zijn werken van de grondlegging der wereld af al volbracht waren.
19
Hebreeën 5:9 - En geheiligd zijnde, is Hij allen, die Hem gehoorzaam zijn, een oorzaak der eeuwige zaligheid geworden;
Hebreeën 10:39 - Maar wij zijn niet van degenen, die zich onttrekken ten verderve, maar van degenen, die geloven tot behouding der ziel. Hebreeën 11:6 - Maar zonder geloof is het onmogelijk Gode te behagen. Want die tot God komt, moet geloven, dat Hij is, en een Beloner is dergenen, die Hem zoeken.
Dordtse Leerregels DL 1-4. Die dit Evangelie niet geloven, op die blijft de toorn Gods. Maar die het aannemen en den Zaligmaker Jezus met een waarachtig en levend geloof omhelzen, die worden door Hem van den toorn Gods en van het verderf verlost, en met het eeuwige leven begiftigd (Joh. 3:36, Mark. 16:16). D.L.: 1-5. De oorzaak of onschuld van dat ongeloof, gelijk ook van alle andere zonden, is geenszins in God, maar in den mens. Maar het geloof in Jezus Christus en de zaligheid door Hem, is een genadige gave Gods; gelijk geschreven is: Uit genade zijt gij zalig geworden door het geloof, en dat niet uit u, het is Gods gave (Ef. 2:8). Insgelijks: Het is u gegeven in Christus te geloven (Filip. 1:29). D.L.: 2-6. Doch dat velen, door het Evangelie geroepen zijnde, zich niet bekeren, noch in Christus geloven, maar in ongeloof vergaan, zulks geschiedt niet door gebrek of ongenoegzaamheid van de offerande van Christus, aan het kruis geofferd, maar door hun eigen schuld.
D.L.: 3/4-9. Dat er velen, door de bediening des Evangelies geroepen zijnde, niet komen en niet bekeerd worden, daarvan is de schuld niet in het Evangelie, noch in Christus, door het Evangelie aangeboden zijnde, noch in God, Die door het Evangelie roept, en Zelf ook dien Hij roept onderscheiden gaven mededeelt; maar in degenen, die geroepen worden; van dewelken sommigen, zorgeloos zijnde, het woord des levens niet aannemen; anderen nemen het wel aan, maar niet in het binnenste huns harten, en daarom is het, dat zij, na een kortstondige blijdschap van het tijdgeloof, wederom terugwijken; anderen verstikken het zaad des Woords door de doornen der zorgvuldigheden en wellusten der wereld, en brengen geen vruchten voort; hetwelk onze Zaligmaker leert in de gelijkenis van het zaad (Matth. 13). D.L.: Verwerping der dwalingen: 2-5a. Die leren: Dat alle mensen in den staat der verzoening en de genade des verbonds zijn aangenomen, alzo dat niemand om de erfzonde der verdoemenis schuldig is of verdoemd zal worden, maar alle mensen van de
20
schuld dezer zonde vrij zijn. Want dit gevoelen strijdt tegen de Schrift welke zegt dat wij van nature kinderen des toorns zijn (Efeze 2:3).
N.G.B.: Artikel 16. Van de eeuwige verkiezing Gods Wij geloven, dat, het gehele geslacht van Adam door de zonde des eersten mensen in verderfenis en ondergang zijnde, God Zichzelven zodanig bewezen heeft als Hij is, te weten: barmhartig en rechtvaardig. Barmhartig: doordien Hij uit deze verderfenis trekt en verlost degenen die Hij in Zijn eeuwigen en onveranderlijken raad, uit enkele goedertierenheid, uitverkoren heeft in Jezus Christus, onzen Heere, zonder enige aanmerking hunner werken. Rechtvaardig: doordien Hij de anderen laat in hun val en verderf, waar zij zichzelven in geworpen hebben.
N.G.B. : Artikel 21. Van de voldoening van Christus, onzen enigen Hogepriester, voor ons. Wij geloven dat Jezus Christus een eeuwige Hogepriester is, met ede, naar de ordening van Melchizédek, en Zichzelven in onzen naam voor Zijn Vader gesteld heeft, om Zijn toorn te stillen met volle genoegdoening, Zichzelven opofferende aan het hout des kruises, en vergietende Zijn dierbaar bloed tot reiniging onzer zonden, gelijk de profeten hadden voorzegd. Want er is geschreven dat de straf die ons den vrede aanbrengt, op den Zone Gods was, en dat door Zijn striemen ons genezing is geworden; Hij ter slachting geleid is als een lam; met de misdadigers gerekend; en als een kwaaddoener veroordeeld door Pontius Pilatus, hoewel hij Hem onschuldig verklaard had. Zo heeft Hij dan wedergegeven, wat Hij niet geroofd had, en heeft geleden, Hij rechtvaardig voor de onrechtvaardigen; en dat zowel in Zijn lichaam als in Zijn ziel, gevoelende de schrikkelijke straf, die onze zonden verdiend hadden, zodat Zijn zweet werd gelijk droppelen bloeds, op de aarde aflopende. Hij heeft geroepen: Mijn God, Mijn God, waarom hebt Gij Mij verlaten? en heeft zulks alles geleden tot vergeving onzer zonden. Daarom zeggen wij wel terecht met Paulus, dat wij niet anders weten dan Jezus Christus, en Dien gekruisigd; wij achten alle dingen voor drek, om de uitnemendheid der kennis van Christus Jezus onzen Heere; wij vinden allerlei vertroosting in Zijn wonden, en hebben niet van node enig ander middel te zoeken of uit te denken om ons met God te verzoenen, dan alleen deze enige offerande, eenmaal geschied, door welke de gelovigen in eeuwigheid volmaakt worden. Dit is ook de oorzaak, waarom Hij door den engel Gods genaamd is Jezus, dat is Zaligmaker, overmits Hij Zijn volk zou zalig maken van hun zonden.
Vr.21. Wat is een waar geloof? Antw. Een waar geloof is niet alleen een stellig weten of kennis, waardoor ik alles voor waarachtig houd, wat ons God in Zijn Woord geopenbaard heeft a, maar ook een vast vertrouwen b, hetwelk de Heilige Geest c door het Evangelie in mijn hart werkt d, dat 21
niet alleen anderen, maar ook mij vergeving der zonden, eeuwige gerechtigheid en zaligheid e van God geschonken is, uit louter genade, alleen om der verdienste van Christus wil f. A: Hebreeën 11:1 - Het geloof nu is een vaste grond der dingen, die men hoopt, en een bewijs der zaken, die men niet ziet. Jakobus 2:19 - Gij gelooft, dat God een enig God is; gij doet wel; de duivelen geloven het ook, en zij sidderen. b Hebreeën 11:1 - Het geloof nu is een vaste grond der dingen, die men hoopt, en een bewijs der zaken, die men niet ziet. Hebreeën 11:7 - Door het geloof heeft Noach, door Goddelijke aanspraak vermaand zijnde van de dingen, die nog niet gezien werden, en bevreesd geworden zijnde, de ark toebereid tot behoudenis van zijn huisgezin; door welke ark hij de wereld heeft veroordeeld, en is geworden een erfgenaam der rechtvaardigheid, die naar het geloof is. Romeinen 3:22 - Namelijk de rechtvaardigheid Gods door het geloof van Jezus Christus, tot allen, en over allen, die geloven; want er is geen onderscheid. Romeinen 4:18 - Welke tegen hoop op hoop geloofd heeft, dat hij zou worden een vader van vele volken; volgens hetgeen gezegd was: Alzo zal uw zaad wezen. Romeinen 4:19 - En niet verzwakt zijnde in het geloof, heeft hij zijn eigen lichaam niet aangemerkt, dat alrede verstorven was, alzo hij omtrent honderd jaren oud was, noch ook dat de moeder in Sara verstorven was. Romeinen 4:20 - En hij heeft aan de beloftenis Gods niet getwijfeld door ongeloof; maar is gesterkt geweest in het geloof, gevende God de eer; Romeinen 4:21 - En ten volle verzekerd zijnde, dat hetgeen beloofd was, Hij ook machtig was te doen. Romeinen 5:1 - Wij dan, gerechtvaardigd zijnde uit het geloof, hebben vrede bij God, door onzen Heere Jezus Christus; Romeinen 10:10 - Want met het hart gelooft men ter rechtvaardigheid en met den mond belijdt men ter zaligheid. Galaten 2:20 - Ik ben met Christus gekruist; en ik leef, doch niet meer ik, maar Christus leeft in mij; en hetgeen ik nu in het vlees leef, dat leef ik door het geloof des Zoons van God, Die mij liefgehad heeft, en Zichzelven voor mij overgegeven heeft.
22
Efeze 3:12 - In Denwelken wij hebben de vrijmoedigheid, en den toegang met vertrouwen, door het geloof aan Hem. Hebreeën 4:16 - Laat ons dan met vrijmoedigheid toegaan tot den troon der genade, opdat wij barmhartigheid mogen verkrijgen, en genade vinden, om geholpen te worden ter bekwamer tijd. Jakobus 1:6 - Maar dat hij ze begere in geloof, niet twijfelende; want die twijfelt, is een baar der zee gelijk, die van den wind gedreven en op geworpen en nedergeworpen wordt. c : Galaten 5:22 - Maar de vrucht des Geestes is liefde, blijdschap, vrede, lankmoedigheid, goedertierenheid, goedheid, geloof, zachtmoedigheid, matigheid. Mattheus 16:17 - En Jezus, antwoordende, zeide tot hem: Zalig zijt gij, Simon, Bar-jona! want vlees en bloed heeft u dat niet geopenbaard, maar Mijn Vader, Die in de hemelen is. Johannes 3:5 - Jezus antwoordde: Voorwaar, voorwaar zeg Ik u: Zo iemand niet geboren wordt uit water en Geest, hij kan in het Koninkrijk Gods niet ingaan. 1 Corinthe 12: 3 - Daarom maak ik u bekend, dat niemand, die door den Geest Gods spreekt, Jezus een vervloeking noemt; en niemand kan zeggen, Jezus den Heere te zijn, dan door den Heiligen Geest. 2 Corinthe 4:13 - Dewijl wij nu denzelfden Geest des geloofs hebben, gelijk er geschreven is: Ik heb geloofd, daarom heb ik gesproken; zo geloven wij ook, daarom spreken wij ook; Johannes 6:29 - Jezus antwoordde en zeide tot hen: Dit is het werk Gods, dat gij gelooft in Hem, Dien Hij gezonden heeft. Efeze 2:8 - Want uit genade zijt gij zalig geworden door het geloof; en dat niet uit u, het is Gods gave; Filippensen 1:19 - Want ik weet, dat dit mij ter zaligheid gedijen zal, door uw gebed en toebrenging des Geestes van Jezus Christus. Handelingen 16:14 - En een zekere vrouw, met name Lydia, een purperverkoopster, van de stad Thyatira, die God diende, hoorde ons; welker hart de Heere heeft geopend, dat zij acht nam op hetgeen van Paulus gesproken werd. d : Romeinen 1:16 - Want ik schaam mij des Evangelies van Christus niet; want het is een kracht Gods tot zaligheid een iegelijk, die gelooft, eerst den Jood, en ook den Griek.
23
Romeinen 10:17 - Zo is dan het geloof uit het gehoor, en het gehoor door het Woord Gods, 1 Corinthe 1:21 - Want nademaal, in de wijsheid Gods, de wereld God niet heeft gekend door de wijsheid, zo heeft het Gode behaagd, door de dwaasheid der prediking, zalig te maken, die geloven; 1 Corinthe 15: 1 - Voorts, broeders, ik maak u bekend het Evangelie, dat ik u verkondigd heb, hetwelk gij ook aangenomen hebt, in hetwelk gij ook staat; Handelingen 10:44 - Als Petrus nog deze woorden sprak, viel de Heilige Geest op allen, die het Woord hoorden. Handelingen 16:14 - En een zekere vrouw, met name Lydia, een purperverkoopster, van de stad Thyatira, die God diende, hoorde ons; welker hart de Heere heeft geopend, dat zij acht nam op hetgeen van Paulus gesproken werd. e : Habakuk 2: 4 - Ziet, zijn ziel verheft zich, zij is niet recht in hem; maar de rechtvaardige zal door zijn geloof leven. Romeinen 1:17 - Want de rechtvaardigheid Gods wordt in hetzelve geopenbaard uit geloof tot geloof; gelijk geschreven is: Maar de rechtvaardige zal uit het geloof leven. Galaten 3:11 - En dat niemand door de wet gerechtvaardigd wordt voor God, is openbaar; want de rechtvaardige zal uit het geloof leven. Hebreeën 10:10 - In welken wil wij geheiligd zijn, door de offerande des lichaams van Jezus Christus, eenmaal geschied. Hebreeën 10:38 - Maar de rechtvaardige zal uit het geloof leven; en zo iemand zich onttrekt, Mijn ziel heeft in hem geen behagen. Galaten 2:16 - Doch wetende, dat de mens niet gerechtvaardigd wordt uit de werken der wet, maar door het geloof van Jezus Christus, zo hebben wij ook in Christus Jezus geloofd, opdat wij zouden gerechtvaardigd worden uit het geloof van Christus, en niet uit de werken der wet; daarom dat uit de werken der wet geen vlees zal gerechtvaardigd worden. Fillipenzen 3: 9 - En in Hem gevonden worde, niet hebbende mijn rechtvaardigheid, die uit de wet is, maar die door het geloof van Christus is, namelijk de rechtvaardigheid, die uit God is door het geloof; f : Efeze 2:8 - Want uit genade zijt gij zalig geworden door het geloof; en dat niet uit u, het is Gods gave;
24
Romeinen 3:24 - En worden om niet gerechtvaardigd, uit Zijn genade, door de verlossing, die in Christus Jezus is; Romeinen 5:19 - Want gelijk door de ongehoorzaamheid van dien enen mens velen tot zondaars gesteld zijn geworden, alzo zullen ook door de gehoorzaamheid van Enen velen tot rechtvaardigen gesteld worden. Lukas 1:77 - Om Zijn volk kennis der zaligheid te geven, in vergeving hunner zonden, Lukas 1:78 - door de innerlijke bewegingen der barmhartigheid onzes Gods, met welke ons bezocht heeft de Opgang uit de hoogte; Galaten 2: 16 - Doch wetende, dat de mens niet gerechtvaardigd wordt uit de werken der wet, maar door het geloof van Jezus Christus, zo hebben wij ook in Christus Jezus geloofd, opdat wij zouden gerechtvaardigd worden uit het geloof van Christus, en niet uit de werken der wet; daarom dat uit de werken der wet geen vlees zal gerechtvaardigd worden.
Dordtse leerregels DL. Verwerping de dwalingen: 5-7a. Die leren: Dat het geloof dergenen, die maar voor een tijd geloven, van het rechtvaardigmakend en zaligmakend geloof niet verschilt, dan alleen in de duurzaamheid. Want Christus Zelf, Matth. 13:20 en Luk. 8:13 en vervolgens, stelt klaarblijkelijk daarbenevens nog drieërlei onderscheid tussen degenen, die maar voor een tijd geloven, en de ware gelovigen, als Hij zegt dat genen het zaad ontvangen in een steenachtige aarde, maar dezen in een goede aarde of goed hart; dat genen zonder wortel zijn, maar dezen een vasten wortel hebben; dat genen zonder vruchten zijn, maar dezen hun vrucht, in onderscheiden mate, met standvastigheid of volstandigheid voortbrengen.
D.L. 1-6. Dat God sommigen in den tijd met het geloof begiftigt, sommigen niet begiftigt, komt voort van Zijn eeuwig besluit. Want al Zijn werken zijn Hem van eeuwigheid bekend (Hand. 15:18), en Hij werkt alle dingen naar den raad van Zijn wil (Ef. 1:11). Naar welk besluit Hij de harten der uitverkorenen, hoewel zij hard zijn, genadiglijk vermurwt en buigt om te geloven; maar degenen die niet zijn verkoren, naar Zijn rechtvaardig oordeel, in hun boosheid en hardigheid laat. En hier is het dat zich voornamelijk voor ons ontsluit die diepe, barmhartige en evenzeer rechtvaardige onderscheiding der mensen, zijnde in evengelijke staat des verderfs, of het besluit van verkiezing en verwerping, in het Woord Gods geopenbaard. Hetwelk, evenals het de 25
verkeerde, onreine en onvaste mensen verdraaien tot hun verderf, alzo den heiligen en Godvrezenden zielen een onuitsprekelijken troost geeft.
H.C. zondag 7 : vraag 22 Vr.22. Wat is dan een Christen nodig te geloven? Antwoord: Al wat ons in het Evangelie beloofd wordt a, hetwelk ons de Artikelen van ons algemeen en ongetwijfeld Christelijk geloof in een hoofdsom leren. a : Johannes 20:31 - Maar deze zijn geschreven, opdat gij gelooft, dat Jezus is de Christus, de Zone Gods; en opdat gij, gelovende, het leven hebt in Zijn Naam. Mattheus 28:19 - Gaat dan henen, onderwijst al de volken, dezelve dopende in den Naam des Vaders, en des Zoons, en des Heiligen Geestes; lerende hen onderhouden alles, wat Ik u geboden heb. Markus 1:15 - En zeggende: De tijd is vervuld, en het Koninkrijk Gods nabij gekomen; bekeert u, en gelooft, het Evangelie.
Vr.23. Hoe luiden die Artikelen? Antwoord: 1. Ik geloof in God den Vader, den Almachtige, Schepper des hemels en der aarde. 2. En in Jezus Christus, Zijn eniggeboren Zoon, onze Heere; 3. Die ontvangen is van den Heiligen Geest, geboren uit de maagd Maria; 4. Die geleden heeft onder Pontius Pilatus, is gekruisigd, gestorven en begraven, nedergedaald ter helle; 5. ten derden dage wederom opgestaan van de doden; 6. opgevaren ten hemel, zittende ter rechterhand Gods des almachtigen Vaders; 7. vanwaar Hij komen zal om te oordelen de levenden en de doden. 8. Ik geloof in den Heiligen Geest. 9. Ik geloof een heilige, algemene, Christelijke Kerk, de gemeenschap der heiligen; 10. vergeving der zonden;
26
11. wederopstanding des vleses; 12. en een eeuwig leven. En zo kunnen we zondag 1 tot en met 52 evt. nog verder voor u uittypen, maar daar dit zo’n verschrikkelijk werk is adviseer ik u om het boekje te kopen wat door de GBS is uitgegeven met de HC en uitgeschreven teksten die verwijzen naar Schriftgedeelten. Zeker omdat u onderwijs geeft aan mensen, jong en oud, allen met een kostelijke ziel voor een ontzaglijke eeuwigheid, die naar mijn idee allen eerlijk behandeld willen worden! U verdedigt uw brief met Van der Groe, dat mag, het is ook groot te noemen dan er in deze tijd nog gegrepen wordt naar Oudvaders die voor ons land zoveel hebben betekend op Geestelijk gebied. Vele citaten echter sluiten niet aan op uw antwoorden. Ik vond in mijn boekenkast nog een boekje van Van der Groe en ook dat wil ik u adviseren:”Beschrijving van het OPRECHT en ZIELZALIGEND geloove” Hier wil ik nog een aantal bijlagen van bijvoegen zodat u deze, indien u ze niet in bezit hebt, rustig eens door kan lezen, en naast de leer van de Ger. Gem in Ned. Kunt leggen!
Slotconclusie Geachte ouderlingen Jansen en Slingerland, Zo hebben wij onszelf verdiept in uw antwoorden en aangehaalde geschriften, dit was zeker leerzaam. Maar na onderzoek volgt verslag, in de voorgaande bladzijdes is het een en ander aangehaald. Uiteraard blijven we allemaal mensen, gevallen Adamieten, die altijd open liggen voor dwalingen. We moeten daarom op de eerste plaats ook altijd onze uitspraken en onze leerstellingen toetsen aan Gods Woord. Ten tweede, als we citaten aanhalen van oudvaders moet onze leer wél in overeenstemming zijn met de aangehaalde personages. En tenslotte dit: u schreef in het voorwoord van uw antwoord het volgende: “ik hoop
dat het nog mag medewerken en dat je opnieuw(??) tot de overtuiging mag komen dat de leer zoals die bij ons geleerd wordt gegrond is op Gods Woord en de drie Formulieren van Enigheid” Tijdens het gesprek wat plaatsvond met u beiden heb ik gezegd dat ik vanaf de eerste keer dat ik bij uw predikant (ds. Schultink) iets miste in de preek. Daar we nu 2 jaar verder zijn, en meerdere predikanten hebben beluisterd, maar ook meerdere predicaties hebben gelezen van dominees van de Gereformeerde Gemeenten in Nederland is duidelijk dat hetgeen wat in de prediking héél duidelijk gemist werd/wordt bij uw predikant, over de gehele breedte van de GGIN onderbelicht wordt. 27
U weet natuurlijk waar ik op doel, prediking van de wet, en Christus wordt niet of nauwelijks genoemd. Ik snap de nuchtere opmerking die nu gemaakt kan worden: “Als je voor een
lidmaatschap van de GGIN kiest, kies je voor zo’n prediking” Dat is waar, als je echt stellig overtuigt bent dat de Wet levend maakt, en dus de kern moet wezen van een predicatie. Dan is een lidmaatschap van dit kerkverband aanbevolen. Of dit echter Bijbels is, is een persoonlijke overweging waard. 12 Die den Zoon heeft, die heeft31 het leven; die den Zoon van God niet heeft, die heeft het leven niet.
31) heeft, die heeft Dat is, met waar geloof heeft aangenomen, Joh. 1:12, die heeft de beginselen van het eeuwige leven reeds in dit leven, en heeft een zekere hoop dat hij het ook hiernamaals volkomen zal bezitten. Zie Joh. 5:24, en Joh. 8:51.
Maar dit ieder voor zich, Geschriften werden aangehaald: Ursinus, vd Groe, Calvijn, werden allemaal in de arm genomen om het een en ander te bewijzen. Dat mag, dat vond ik ook verheugend, omdat ik zeker geloof dat deze mannen veel licht gehad hebben. Wat zou het groot zijn als de leer die deze mannen voorhielden vandaag de dag nog gehoord werd, zeker voor ons ver weggezonken Vaderland, liggen er schatten in deze geschriften, schatten die hedendaags begraven worden onder valse gronden buiten die Ene Schat. Van der Groe schrijft bijvoorbeeld in één van de door u aangehaalde citaten: “ ….Dit is wel in acht te nemen, want hij is daarmee nu geheel overtuigd en overwonnen van zijn doemwaardige zondeschuld en van zijn waarachtige verloren staat, zodat hij niets meer tot zijn verschoning heeft in te brengen, maar in diepe schaamte en verstomming zo nederligt voor de voeten van des Heeren heiligheid. Ziet, tot zulke oprechte vernedering en verbrijzeling des harten word de mens, die van God uit genade gerechtvaardigd zal worden, altijd eerst gebracht, door de almachtige werking van de Heilige Geest, teneinde hij voor die grote genade recht bereid zou worden, om die gelovig en heilbegerig in zijn ziel te ontvangen….” Deze taal is ook duidelijk te lezen in de al eerder aangehaalde citaten van Ursinus, eerst overtuiging en verbrijzeling door de wet, als voorbereidend werk.
28
Van der Groe schrijft toch duidelijk: VOOR die grote genade Ik ga niet weer allerlei citaten opnoemen en behandelen, maar in uw antwoord kwam het meerdere malen voor dat uw eigen citaten, de leer van de GGIN tegenspraken. Luther schreef over de rechtvaardigmaking, en zei dat de kerk staat of valt met dit punt. De rechtvaardigmaking is toch immers ook hetgeen dat wij mee moeten maken wil het wel zijn voor de eeuwigheid? De vrede met God die voortvloeit uit de rechtvaardigmaking moet toch gekend zijn? Een onbewuste rechtvaardiging is dan ook nergens in Gods Woord te vinden.
Gods Woord schrijft toch:
30 En die Hij te voren verordineerd heeft, dezen heeft Hij ook geroepen;78 en die Hij geroepen heeft, dezen heeft Hij ook gerechtvaardigd; en die79 Hij gerechtvaardigd heeft, dezen heeft Hij ook verheerlijkt.80
We lezen toch duidelijk die Hij te voren verordineerd heeft
(uitverkiezing)
Dezen heeft Hij ook geroepen
(roeping)
Dezen heeft Hij ook gerechtvaardigd
(rechtvaardiging)
Dezen heeft Hij ook verheerlijkt
(hier, door beginselen heiligmaking en aanneming. tot kinderen en hiernamaals door de volle bezitting)
De volgorde hier is simpelweg: roeping-rechtvaardigmaking en bij een rechtvaardiging van eeuwigheid wordt het: rechtvaardiging-roeping Theodorus van der Groe staat duidelijk een voorbereidende weg voor en géén onbewuste rechtvaardiging , op geen enkele wijze, dat er enkele geschriften zijn waar dit niet duidelijk naar voren komt heeft waarschijnlijk te maken met het feit dat Van der
29
Groe alreeds 5 jaar predikant was, voor hij tot Waarachtige Bekering kwam. Dit is ook duidelijk te lezen in het boekje: Oprecht en ziel-zaligend geloof blz 210,211. Waar hij o.a. schrijft: “…zodat ik zelfs bij velen de naam droeg, ja bij verre de meeste mensen van het Christendom, daar ik in die tijd mee sprak, dat ik waarlijk een Christen was, doen ik nochtans geheel in een dodelijk weg van bedrog wandelde…”
De Dordtse Synode heeft de rechtvaardiging van eeuwigheid verworpen als een valse en on-
Schriftuurlijke stelling
Leest u?
Verworpen als vals en on-Schriftuurlijk Nogmaals VII.
VII.
Onschriftmatige stelling.
Schriftmatige tegenstelling.
De besluiten der verkiezing en der rechtvaardigmaking, zijn eenvormig en gelijkvormig. Deze stelling is valsch. Want op deze wijze worden de verkiezing en de rechtvaardigmaking, dewelke de Schriftuur zeer nauw onderscheidt, onvoorzichtelijk onder elkander vermengd. Want 1. wij zijn verkoren van eeuwigheid, maar wij worden gerechtvaardigd in der tijd; 2. Door het geloof worden wij gerechtvaardigd, maar wij worden niet door het geloof verkoren. 3. Allen, die waarlijk gerechtvaardigd zijn, die zijn inderdaad verkoren, maar niet allen, die waarlijk verkoren zijn, zijn nu inderdaad gerechtvaardigd, maar zullen te zijner tijd gerechtvaardigd worden.
De besluiten der verkiezing en rechtvaardigmaking zijn niet eenvormig en gelijkvormig. Rom. 8, vs. 30. Die Hij gepraedestineerd heeft, dezelven heeft Hij ook geroepen, en die Hij geroepen heeft, dezelven heeft Hij ook verheerlijkt.
30
Ook hier wederom voor u (en de uwen) de verantwoording, achter welke leer u zich schaart. Zo is dan na 2 en een half jaar een eind gekomen aan het lezen, onderzoeken, nog eens lezen, weer onderzoeken etc. etc. Veel mocht er geleerd worden uit bovenal Gods Woord, maar ook zeker uit de geschriften. Oudvaders spraken, de formulieren spraken, de Dordtse Synode sprak maar Gods Woord is altijd het eerst en het laatst.
En daarom als laatste: 7 U dan, die gelooft, is Hij dierbaar;17 maar den ongehoorzamen18 wordt gezegd: De Steen, Dien de bouwlieden verworpen hebben, Deze is geworden tot19 een hoofd des hoeks, en een steen des aanstoots,20 en een rots der ergernis; 8 Dengenen namelijk, die zich aan het Woord stoten, ongehoorzaam zijnde, waartoe zij ook21 gezet zijn.
Zeker het Woord en de kanttekening bij 21 is voor ons allen, een moment van overdenking en zelfbeproeving waard!
Met een vriendelijke groet, Was getekend,
D.P. Haaij – Bruinisse
Opmerking – DJK : Deze brief waar wij het roerend mee eens zijn, is in de zomer van 2009 opgesteld, en in de maand Oktober van ditzelfde jaar aan deze twee ouderlingen verstuurd.
31