NL/B
GASFRITEUSES GASFRITEUSES MET ELEKTRISCHE THERMOSTAAT ELEKTRISCHE FRITEUSES SERIE 90
296.620 296.960 295.9251
295.9501 295.9261 295.9511
INSTALLATIE, GEBRUIK EN ONDERHOUD
₃₃
2959251 2959261
2959501 2959511
₃ ⅔
ã
(G= gas \ gas; E= elettrico \ électrique \ electric\ elektrisch Fig. – Afb. 1: Dimensioni \ Dimensions \ Floor space dimensions \ Afmetingen van de standplaats
296620 296960 (E= elettrico \ électrique \ electric\ elektrisch)
Fig. – Afb. 2: Dimensioni \ Dimensions \ Floor space dimensions \ Afmetingen van de standplaats Blz. 2
CAT/KAT
GAS/GAZ
G30
G31
G20
G25
G25.1
I2H I3P I3B/P II2E+3P II2E+3+
p mbar p mbar
-
37
20 -
-
-
-
-
LV
IS
□
p mbar p mbar p mbar
28-30
28-30
-
-
LU
□
28-30
-
□
37 37
25 25
CY
-
20 20
FR
II2H3+
p mbar
30
37
20
-
-
-
-
II2H3+
p mbar
28
37
20
-
-
-
II2E3P
p mbar
-
37
20
-
-
-
MOD.
II2ELL3B/P
p mbar
50
50
20
20
-
ART.
II2H3B/P
p mbar
50
50
20
-
-
II2H3B/P
p mbar
28-30
28-30
20
-
II2H3B/P II2H3B/P
p mbar p mbar
28-30
28-30
28-30
28-30
20 20
-
p mbar p mbar p mbar p mbar
28-30
28-30
30
30
28-30
28-30
28-30
28-30
25 20 20
25 -
Nr. TIPO/TYP
A
N°. ΣQn
kW m³/h kg/h
kW Hz
E G
B C
II2HS3B/P II2L3B/P
D V~
F
III1ab2H3B/P III1a2H3B/P
G110
MT
□
□
BE
□
IT
□
PT
□
-
ES
□
IE
□
CH □
-
PL
-
-
□ □
DE
-
-
AT
□
CH
□
CZ
-
-
-
FI
□
LT
□
BG □
-
-
-
NO
□
SK
□
RO □
EE
SI
□
HR □
25 -
8 8
8 -
□ □
HU
Predisposto a gas-Prévu pour gaz-Voreinstellung für Gas-Predisposto a gás-Voorzien van gas-Set for use with gas-Preparado para gasMent for å brukes med gass-Avsett för att användas med gas-Tarkoitettu käytettäväksi kaasulla-Forberedt til brug af gas Zaŕízení na plyn - Toimib gaasi põhjal - A berendezés gáz használatára elõkészített – Sagatavota darbam ar gaz - Aangepast voor gas – Numatyta dumjos - Nastavený na plyn – Pripravljeno za plin
150
Made in E.U.
G120
NL
□
SE
□
DK
□
GR
G20 20mbar (H)
Fig. – Afb. 4: Installazione \ Lieu d'installation \ Place \ Installatieplaats
Figg. - Afb. 5, 6, 7: Scarico fumi \ Évacuation des fumées \ Fumes evacuation \ Afzuigkap Blz. 3
□
□
GB
□
SK
□
TR
□
Fig. – Afb. 8: Simbolo equipotenziale \ Symbole equipotenziel \ Equipotenziale label \ Equipotentiaalsymbool
Fig. - Afb. 9: Verifica della tenuta e della press ione di alimentazione \ Contrôle de la tenue et de la press ion
d'alimentation \ Checking gas tightness and pressure \ Controle van de dichtheid en de gasdruk
Fig. – Afb. 10: Sostituzione ugello bruciatore – regolazione dell’aria primaria \ Changement du gicleur du brûleur - réglage de l'air primaire \ Substituting the burner nozze - regulating the primary air \ Vervangen van de sproeier van de hoofdgasbrander - primaire luchtregeling
1 3
₃
Fig. – Afb. 11: Sostituzione dell’ugello bruciatore pilota\ Changement du gicleur du brûleur de veilleuse\ Substituting the pilot burner nozzle\ vervanging van de sproeier van de waakvlambrander 2 1
₃
Figg. – Afb. 12: Istruzioni uso \ Instructions d’utilisation \ Instruction for use \ Gebruiksaanwijzingen 1
Blz. 4
Figg. - Afb. 13: Istruzioni uso \ Instructions d’utilisation \ Instruction for use \ Gebruiksaanwijzingen
1
1
Figg. – Afb. 14: Istruzioni uso \ Instructions d’utilisation \ Instruction for use \ Gebruiksaanwijzingen
6
+ SET
MUTE
2
₃
*
₃
₃
START MELT
2 3
1 Fig. – Afb. 15,16: Preparazione alla cottura \ Préparation pour la caisson \ Preparation for cooking \ Voorbereiding van het bakproces
4 5
Fig. – Afb. 17: Filtrazione periodica dell’olio \ Filtrage régulier de l'huile \ Periodic oil filtration \ Regelmatig filteren van de olie
6
Str. 5
4 2 ₃ 5
₃
₃ Fig. – Afb. 18, 19, 20: Sostituzione delle resistenze \ Remplacement des rèsistances \ Heating element replacement \ Vervangen van het verwarmingselement
₃ ⅔
Blz. 6
Gasfriteuse 1 module elektronisch
Elektrische friteuse ½ module
Elektrische friteuse 1 module
2959511
296620
296960
Gasfriteuse ½ module elektronisch
Gasfriteuse 1 module
2959501
2959261
Gasfriteuse ½ module
Beschrijving
2959251
Model
-
-
36
18
36
18
-
-
A/B1 1 A/B1 1 A/B1 1 A/B1 1
Gasvermogen Type (B) (A) [Kw]
Blz. 7
900x900x900
450x900x900
900x900x900
450x900x900
900x900x900
450x900x900
Afmetingen BXDXH [mm]
-
-
2.839
1.419
2.839
1.419
Verbruik vloeibaar gas (G30) (D) [Kg/h]
-
-
3.810
1.905
3.810
1.905
Verbruik METHAAN (G20) (C) [m3/h]
-
-
72
36
72
36
Lucht ter verbranding [m³/h]
-
-
UNI-ISO 7/1 R ¾
UNI-ISO 7/1 R ¾
UNI-ISO 7/1 R ¾
UNI-ISO 7/1 R ¾
Gasaansluiting
30
15
0.011
0.0055
0.011
0.0055
vermogen (E) [Kw]
Elektr.
230 3 – 400 3N
230 3 – 400 3N
230 3
230 3
230 3
230 3
(F) [V]
Voltage
50
50
50
50
50
50
(G) [Hz]
4x4 – 5 x 1.5
-
-
H07 RN-F [mm2]
Frequentie Kabeltype
(Tabel 1) TECHNISCHE EIGENSCHAPPEN (NL-BE)
20 + 20
20
20 + 20
20
20 + 20
20
Inhoud binnenpan voor olie [l]
3+3
3
3+3
3
3+3
3
62
31
56
28
50
25
Maximale vulling van de Maximaal pan vermogen per uur G [kgh] [kg]
(Tabel 2) EIGENSCHAPPEN VAN DE BRANDER (NL-BE) Gassoort
Nominaal vermogen [kW]
Beperkt vermogen [kW]
Doorsnede van de sproeier van de hoofdbrander [1/100 mm]
Doorsnede Sproeier van de Luchtregeling “x” van de bypass waakvlambrander [1/100 mm] [Nr.] [mm]
BRANDER VAN DE FRITEUSE ½ MODULE Vloeibaar gas LPG (G30-G31)
18.00
-
130
-
30
Open
Aardgassen (G25)
18.00
-
200
-
51
Open
BRANDER VAN DE FRITEUSE 1 MODULE Vloeibaar gas LPG (G30-G31)
18.00 x 2
-
130 x 2
-
30 x 2
Open
Aardgassen (G25)
18.00 x 2
-
200 x 2
-
51 x 2
Open
AANWIJZINGEN Algemeen • Lees onderstaande aanwijzingen aandachtig door voordat u het apparaat gaat plaatsen, gebruiken of onderhouden. • De plaatsing moet worden uitgevoerd door gekwalificeerde vakmensen en volgens de aanbevelingen uit het handboek van de producent. • Het apparaat mag alleen worden gebruikt voor doelen die overeenkomen met zijn bestemming en alleen worden bediend door hiervoor geschoold personeel. • Bij beschadigingen of gebrekkige werking het apparaat uitschakelen en advies inwinnen bij een geautoriseerde klantenservice. • Gebruik uitsluitend originele reserveonderdelen; in het tegenovergestelde geval kan de producent niet aansprakelijk worden gesteld. • Het apparaat mag niet worden schoongemaakt met een hogedruk waterstraal. Zorg ervoor dat de openingen en spleten voor het aanzuigen of uitstoten van lucht, rook en hitte niet verstopt zijn. OPGELET! De producent is niet aansprakelijk voor schade die is ontstaan als gevolg van gebrekkige installatie, opzettelijke beschadiging, gebruik dat niet in overeenstemming is met de bestemming, gebrekkig onderhoud, montage van niet originele reserveonderdelen, het niet in acht nemen van lokale voorschriften of het niet in acht nemen van de aanbevelingen die zijn opgenomen in dit handboek.
Voor de installateur • De gebruiker moet geïnstrueerd worden over het functioneren van het apparaat. Als u zeker weet dat alle vragen van de gebruiker zijn beantwoord, kunt u hem de gebruiksaanwijzing overhandigen.
Blz. 8
•
De gebruiker moet erover geïnformeerd worden, dat het aanbrengen van wijzigingen of renovaties die invloed hebben op de noodzakelijke luchtvoorziening een nieuwe controle op de functionaliteit van het apparaat vereist.
TECHNISCHE EIGENSCHAPPEN De hieronder vermelde aanwijzingen over de inbedrijfneming hebben betrekking op gasapparaten of gecombineerde apparaten behorende tot de categorieën II2H3+ die worden gekenmerkt door een aansluitingsstuk van 30/37 mbar bij een butaan/propaanmengsel (G30-G31) en 20 mbar voor aardgas (G20). Het typeplaatje (afb. 3 - blz. 3) dat alle gegevens over het apparaat bevat, bevindt zich - afhankelijk van het model - aan de binnenkant van de rechter- of linkerzijwand of aan de binnenkant van het bedieningspaneel.
Alle apparaten zijn getest overeenkomstig de onderstaande EU-richtlijnen: 2006/95/EG EEG 2004/108 90/396/EEG 98/37/EG
- Laagspanningsrichtlijn (LVD) - Elektromagnetische compatibiliteit (EMC) - Gastoestellen - Machinerichtlijn
en de overeenkomstige relevante voorschriften. Conformiteitsverklaring Hierbij verklaart de producent dat de door hem geproduceerde apparaten in overeenstemming zijn met de genoemde EEG-richtlijnen en hij wijst er nadrukkelijk op dat de installatie, in het bijzonder wat betreft de rookafvoer en de luchtverversing, alleen mag worden uitgevoerd onder naleving van de geldende voorschriften.
BESCHRIJVING VAN DE APPARATEN Gasfriteuses Robuuste roestvrijstalen constructie op vier stelvoetjes die het mogelijk maken het apparaat in hoogte te verstellen als hij in een meubelreeks wordt geplaatst. De behuizing is aan de buitenkant uitgevoerd in chroomnikkelstaal 18-10. Elke binnenpan is uitgerust met een gasveiligheidsventiel dat wordt aangestuurd door een thermostaat, waardoor de temperatuur kan worden ingesteld tussen 100°C i 190°C. De veiligheid van het apparaat wordt gewaarborgd door een thermo-element, waarvan de werking afhangt van de waakvlambrander. De binnenpan is in zijn geheel uitgevoerd van roestvrij staal. Verwarming van de binnenpan vindt plaats met behulp van een buisvormige brander van roestvrij staal die geschikt is voor de hoge temperaturen waaraan hij wordt blootgesteld.
Blz. 9
Elektrische friteuses Robuuste roestvrijstalen constructie op vier stelvoetjes die het mogelijk maken het apparaat in hoogte te verstellen als hij in een meubelreeks wordt geplaatst. De behuizing is aan de buitenkant uitgevoerd in chroomnikkelstaal 18-10. Elke binnenpan is uitgerust met een thermostaat, waardoor de temperatuur kan worden ingesteld tussen 100°C i 190°C. De veiligheid van het apparaat wordt gewaarborgd door een handmatig terug te draaien thermostaat. De binnenpan is in zijn geheel uitgevoerd van roestvrij staal. Verwarming vindt plaats door in de frituurolie gedompelde, gepantserde verwarmingselementen. Friteuses met elektronische bediening De serie die is uitgerust met elektronische besturing is verkrijgbaar als gasapparaat en als elektrisch apparaat. Het enige verschil is de temperatuurcontrole die in plaats van met een thermostaat wordt uitgevoerd met een elektronische besturingskaart.
VOORBEREIDING VAN DE INSTALLATIE Installatieplaats (afb. 4 – blz. 3) Het wordt aanbevolen om het apparaat in een goed geventileerde ruimte onder een afzuigkap te plaatsen. Het apparaat kan vrijstaand of naast andere apparaten geplaatst worden. In beide gevallen moet u bij de installatie in de buurt van een muur van brandbaar materiaal een afstand van minimaal 150 mm tot de zijwanden en de achterwand van het apparaat aanhouden. (Zie afbeelding op blz.). Is het niet mogelijk om een dergelijke afstand aan te houden, pas dan geschikte veiligheidsmaatregelen toe (bv. folie van hittebestendig materiaal), die de temperatuur van de wanden binnen veilige grenzen houden.
Installatie De installatiewerkzaamheden, de eventuele ombouw in verband met de gassoort of de aanpassing aan afwijkende netspanningen, de montage van de installatie en de apparaten, ventilatie, rookafvoer en eventuele onderhoudswerkzaamheden moeten worden uitgevoerd door gespecialiseerd personeel met inachtneming van de geldende voorschriften. Verder dienen de volgende regelingen in acht te worden genomen: • • •
• • •
UNI-Norm CIG 8723 Lokale bouwvoorschriften en brandweervoorschriften De geldende voorschriften voor veiligheid en arbeidshygiëne Bepalingen van het gasbedrijf Geldende bepalingen van EnergieNed (Nederlandse Vereniging van Energieproducenten) De geldende brandpreventievoorschriften
Blz. 10
Rookafvoer De apparaten zijn onderverdeeld in twee types (zie tabel 1 - blz. 7) Gasapparaten van het type "A" Deze apparaten hebben voor de afvoer van gassen die ontstaan bij de verbranding geen directe aansluiting nodig met een afvoerpijp. In dit geval moeten de verbrandingsgassen worden afgevoerd met behulp van afzuigkappen of vergelijkbare apparaten, die zijn verbonden met een werkende schoorsteen die de gassen direct naar buiten afvoert via een afzuigopening. In het geval dat bovenstaande inrichtingen ontbreken, is directe afvoer naar buiten toegestaan via een ventilatie-installatie, waarvan de capaciteit niet kleiner mag zijn dan de waarde die is opgenomen in tabel 1. Deze waarde moet verhoogd worden volgens de geldende voorschriften met de noodzakelijke luchtverversing voor het welzijn van de werknemers. (Totaal ca. 35 m3/h per kW geïnstalleerd gasvermogen).
Gasapparaten van het type "B11" De aansluiting van deze apparaten moet worden uitgevoerd volgens een van de onderstaande methoden: • •
•
Natuurlijke afvoer (afb. 5 - blz. 3). Aansluiting op een werkende schoorsteen met natuurlijke trek en een afsluitschuif, waardoor de verbrandingsgassen direct naar buiten worden geleid.
Geforceerde directe afvoer (afb. 6 - blz. 3). Aansluiting op een werkende schoorsteen met geforceerde trek en een afsluitschuif, waardoor de verbrandingsgassen direct naar buiten worden geleid. De gastoevoer naar het apparaat moet worden gecontroleerd door het geforceerde afvoersysteem, zodat deze in het geval van een daling van de prestatie onder de voorgeschreven waarde onmiddellijk afgebroken kan worden. Het herstellen van de gastoevoer moet uitsluitend met de hand mogelijk zijn. Geforceerde directe afvoer onder een afzuigkap (afb. 7 - blz. 3). In dit geval moet de afzuigkap voor het apparaat zich op een hoogte van 1,8 m boven het vloeroppervlak bevinden en de doorsnede van de afvoeropening van de verbrandingsgassen moet zich binnen de basisomvang van de afzuigkap zelf bevinden. De gastoevoer naar het apparaat moet worden gecontroleerd door het geforceerde afvoersysteem, zodat deze in het geval van een daling van de prestatie onder de voorgeschreven waarde onmiddellijk afgebroken kan worden. Het herstellen van de gastoevoer moet uitsluitend met de hand mogelijk zijn. (zie afbeelding)
INSTALLATIE Voorbereiding Haal het apparaat uit de verpakking en controleer of het niet beschadigd is. In geval van twijfel het advies van gekwalificeerd personeel inroepen voordat u het apparaat gaat gebruiken. Als u hebt vastgesteld dat de staat van het apparaat onberispelijk is kunt u de beschermende laag verwijderen. Verwijder indien noodzakelijk de lijmresten van de buitenste delen van het apparaat met lauw water en wrijf het aansluitend met een zachte doek droog. Zijn er nog steeds lijmresten aanwezig, pas dan een geschikt oplosmiddel (bv. aceton) toe. Blz. 11
In geen geval schuurmiddelen toepassen. Zet na plaatsing het apparaat waterpas met de stelvoetjes. Gasaansluiting Controleer voordat u het apparaat aansluit of het aangevoerde gas overeenstemt met de gassoort waarvoor het apparaat is ingericht. Indien de gassoorten niet overeenstemmen, dient u te handelen volgens de aanbevelingen uit het hoofdstuk "Gasvoorziening met een gassoort die afwijkt van de fabrieksinstelling". De aansluiting op de schroefmof met een doorsnede van ¾" die zich op de bodem van het apparaat bevindt, kan met een genormaliseerde snelkoppeling vast of beweeglijk plaatsvinden. Indien u flexibele leidingen toepast, moeten deze zijn gemaakt van roestvrij staal en voldoen aan de geldende normen. Alle dichtingen van de schroefaansluitingen moeten zijn gemaakt van materialen die zijn toegelaten voor toepassing in gasinstallaties. Boven elk apparaat moet zich een goed toegankelijk afsluitkraantje bevinden, waarmee de gastoevoer na afloop van het werk kan worden afgesloten. Controleer na uitvoering van de aansluiting de dichtheid met een speciale spray voor het opsporen van gaslekken. Elektrische aansluiting Controleer voordat u het apparaat aansluit of de netspanning overeenstemt met de spanning waarvoor het apparaat is uitgerust. Indien er zich verschillen voordoen in de spanningswaarden, voer dan de
noodzakelijke wijzigingen uit volgens het elektrische aansluitschema. De klemmenblokken bevinden zich achter het bedieningspaneel van de bovenste plaat. Controleer vervolgens de functionaliteit van de aardingsinstallatie en zorg ervoor dat de aardeleiding aan de aansluitkant langer is dan de overige leidingen. De aansluitkabel moet een doorsnede hebben die past bij het vermogen van het apparaat en moet minimaal overeenkomen met het type H05 RN-F. Conform de internationale richtlijnen moet boven het apparaat een meerpolig schakelmechanisme worden geïnstalleerd met een minimale afstand tussen de contacten van 3 mm, die de GEELGROENE aardeleiding niet mag onderbreken. Dit mechanisme moet in de onmiddellijke nabijheid van het apparaat worden geïnstalleerd, zijn toegelaten en eigenschappen hebben die overeenkomen met het vermogen van het apparaat (zie technische eigenschappen). Vervolgens moet het apparaat worden aangesloten op de EQUIPOTENTIAALINSTALLATIE. Het bijbehorende klemmenblok bevindt zich in de nabijheid van de opening voor de voedingskabel en is gemarkeerd met een etiket met een symbool (afb. 8 - blz. 5). Indien u een veiligheidsschakelaar gebruikt, volg dan de volgende aanwijzingen op: - De onderbrekingsstroom voor dit type apparaat mag 1 mA bedragen zonder beperkingen voor het maximum voor elke kW vermogen. Bovendien moet u controleren of alle in de handel verkrijgbare veiligheidsschakelaars een tolerantie hebben die lager is dan 50%. Daarom moet u een geschikte schakelaar kiezen. - U mag slechts één apparaat aansluiten per schakelaar. - Als u het apparaat langere tijd niet heeft gebruikt of na langdurige opslag, kan het gebeuren dat tijdens de inbedrijfneming de veiligheidsschakelaars inschakelen. Een belangrijke oorzaak hiervoor is de vochtigheid van de isolatie. Dit probleem kan worden opgelost door het apparaat kort te verwarmen. Schakel dan vooraf de veiligheidsthermostaat uit. Blz. 12
Controle van de dichtheid en de gasdruk (afb. 9 - blz. 4). Voordat u de gasdruk controleert, moet u eerst met een speciale spray de dichtheid van de installatie controleren tot aan de sproeier. Hierdoor is het mogelijk om vast te stellen of er geen beschadigingen zijn opgetreden tijdens het transport. Vervolgens controleert u de ingangsdruk met een manometer, een "U'-vormige buis of een elektronisch instrument met een schaalverdeling van minimaal 0,1 mbar. Om dit uit te voeren dient u sluitschroef (1) van de drukaansluiting (2) los te draaien en te verbinden met het meetinstrument. Open het gaskraantje van het apparaat, meet de gasdruk en sluit het kraantje. Koppel het meetinstrument los en draai de sluitschroef zorgvuldig terug in de drukaansluiting. De gemeten druk moet zich bevinden tussen de aangegeven minimumen maximumwaarde:
Gassoort G20 (aardgas) G25 (aardgas) G30 (butaan) G31 (propaan)
Pn [mbar] 20 20 30 37
P
P min
[mbar] 18 18 20 25
MAX
[mbar] 25 25 35 45
Als de druk buiten de grenswaarden valt, moet de oorzaak hiervan vastgesteld worden. Na het wegnemen van het probleem, opnieuw de druk meten. Controle van het vermogen Normaal gezien is het voldoende om na te gaan of de geïnstalleerde sproeiers overeenkomen met de aanbevelingen en of de brander zonder problemen functioneert. Indien het echter noodzakelijk is om het
afgenomen vermogen vast te stellen kan hiervoor de "volumetrische methode" worden gebruikt. Met een chronometer en een teller is het mogelijk om de hoeveelheid gas die wordt afgegeven aan het apparaat per tijdseenheid vast te stellen. De juiste vergelijkingshoeveelheid [E] kan worden berekend in liters per uur (l/h) met de hieronder weergegeven formule, waarin het in de tabel met brandereigenschappen weergegeven nominaal en minimaal vermogen wordt gedeeld door de laagste calorische waarde die is voorzien voor de gassoort. Die waarde bevindt zich in de normtabel, deze kunt u ook verkrijgen bij uw gasbedrijf.
E=
Vermogen Calorische waarde
De meting moet worden uitgevoerd als het apparaat in werking is. Controle van de waakvlambrander Controleer de vlam van de waakvlambrander, deze mag niet te laag of te hoog zijn, maar moet het thermoelement omhullen en scherpe randen hebben. Als dit niet het geval is moet u het nummer van de sproeier vergelijken met de soort waakvlambrander; meer informatie hierover vindt u in de volgende paragrafen.
Blz. 13
Controle van de primaire luchtregeling Alle hoofdbranders zijn uitgerust met een primaire luchtregeling. De controle wordt uitgevoerd aan de hand van de waarden uit de kolom luchtregeling uit de tabel met brandereigenschappen. Om de regulering uit te voeren, volgt u de aanwijzingen uit de volgende paragrafen.
OPGELET! Alle elementen die door de producent zijn afgeschermd en verzegeld, mogen alleen door de installateur worden geregeld wanneer dit expliciet staat vermeld.
INSTELLING EN VERVANGING BIJ EEN GASSOORT DIE AFWIJKT VAN DE FABRIEKSINSTELLING Gasvoorziening met een gassoort die afwijkt van de fabrieksinstelling Om het apparaat om te bouwen naar een andere gassoort is het noodzakelijk om de sproeiers van de hoofdbrander en de waakvlambrander te vervangen met inachtneming van de aanwijzingen die hieronder vermeld staan. In tabel 2 - blz. 8 staat aangegeven welke sproeie rs moeten worden gemonteerd. De sproeiers van de hoofdbranders die staan weergegeven met een doorsnede in honderdste millimeters en de bijpassende waakvlambranders, aangeduid met een nummer, bevinden zich in de doorzichtige zakjes die met de handleiding zijn meegeleverd. Controleer na het ombouwen de dichtheid van de aansluitingen en verzeker u ervan dat de ontsteking en de werking van de waakvlambrander en de hoofdbrander zowel in de hoogste als in de laagste stand goed is. Indien gewenst kunt u ook nog een controle op het vermogen uitvoeren. Vervangen van de sproeier van de hoofdgasbrander (afb. 10 - blz. 4) Om de sproeier van de hoofdbrander te vervangen opent u de deur van het onderkastje. Schroef met een schroevendraaier de schroef los die de primaire luchtregeling (1) blokkeert en open de regelaar (2) volledig.
Draai de sproeier (3) los met een sleutel en vervang hem door een sproeier die past bij de gegeven gassoort (zie tabel 2). Draai de sproeier goed vast en de primaire luchtregeling afstellen in overeenstemming met de hieronder staande aanwijzingen. Luchtregeling van de primaire hoofdbrander (AFB. 10 - blz. 4) Na het vervangen van de sproeier van de hoofdbrander voert u de primaire luchtregeling uit: Draai de schroef (1) die de beugel van de primaire luchtregeling (2) blokkeert los, stel de waarde "x" in volgens de gegevens uit tabel 2, draai de schroef (1) opnieuw aan en controleer de juistheid van de waarde “x”. Vervanging van de sproeier van de waakvlambrander (afb. 11 - blz. 4) Om de sproeier van de waakvlambrander te vervangen, opent u de deur van het onderkastje. Vervolgens schroeft u de aansluiting (1) los die de gasleiding voor de waakvlambrander (2) vasthoudt en verwijdert u de sproeier (3). Vervang de sproeier door een sproeier die past bij de gegeven gassoort (zie tabel 2).
Blz. 14
Bevestig na de montage van de nieuwe sproeier de leiding opnieuw en draai de aansluiting goed aan.
GEBRUIKSAANWIJZINGEN Gasfriteuses (afb. 12 - blz. 2) Om de brander van de friteuse aan te steken, handelt u als volgt: Draai de draaiknop (1) van de gesloten positie naar de positie aansteken ; -- druk de schakelaar volledig in; - druk op de knop (2) van de piëzo-elektrische aansteker, om de waakvlambrander aan te steken; houd de schakelaar ingedrukt totdat het thermo-element is opgewarmd, waardoor de waakvlam continu kan branden. Dit proces kan gecontroleerd worden door de opening die zich in de branderruimte bevindt; - steek de hoofdbrander aan en zet hem in de gewenste positie ; - stel de gewenste temperatuur in met behulp van de thermostaat (2). Om de hoofdbrander uit te schakelen draait u de draaiknop naar rechts tot de positie aansteken
.
Als u eveneens de waakvlambrander uit wilt schakelen, draait u de draaiknop verder tot hij op de positie gesloten • staat.
Elektrische friteuses (afb. 13 - blz. 5) Om de friteuse op te warmen, handelt u als volgt: - plaats de thermostaatknop (1) in de positie die overeenkomt met de gewenste temperatuur; beide controlelampjes gaan branden. Het groene controlelampje geeft aan dat er stroom is en brandt daarom continu, het oranje controlelampje dooft zodra de ingestelde temperatuur is bereikt;
Plaats de draaiknop op de positie 0 om het apparaat uit te zetten. Elektronische friteuses (afb. 14 - blz. 5) Om de gasfriteuse aan te zetten handelt u volgens de aanwijzingen uit het vorige punt. U stelt de temperatuur in volgens onderstaande aanwijzingen. Normale werkwijze: Het instrument toont doorlopend de door de sonde gemeten temperatuur. Om de ingestelde temperatuur te kunnen bekijken, kort op de knop UP (1) drukken en weer loslaten. Het led-lampje rechtsonder de display gaat branden, waardoor de ingestelde tijd getoond wordt. Wanneer u de temperatuurwaarde wilt wijzigen, druk dan binnen 4 seconden op de knop UP (1) of DOWN (2) om de gewenste waarde in te stellen. U onderbreekt het proces door gedurende 4 seconden geen enkele knop in te drukken, of door de knop MELT (3) of de knop START/STOP (4) in te drukken en weer los te laten. OPGELET: Het temperatuurbereik is geprogrammeerd door de producent en omvat temperaturen van 0°C tot maximaal 195°C.
Blz. 15
Stel de gewenste werktemperatuur in voordat u het apparaat in bedrijf neemt. Druk hiertoe op de knop UP (1) om de waarde te verhogen of op de knop DOWN (2) om de waarde te verlagen. Schakel vervolgens het opwarmen in door op de knop START/STOP (5) te drukken. De led-knop START/STOP (6) begint te knipperen totdat een temperatuur wordt bereikt die in de buurt ligt van de ingestelde temperatuur. Aansluitend brandt de led-knop continu en u hoort een zoemtoon ten teken dat de gewenste temperatuur is bereikt. Om deze functie te deactiveren drukt u op de knop START/STOP (5). Werking met voorverwarmingsfunctie (melting): Stel de gewenste werktemperatuur in voordat u het apparaat in bedrijf neemt. Druk hiertoe op de knop UP (1) om de waarde te verhogen of op de knop DOWN (2) om de waarde te verlagen. Houd vervolgens de knop MELT (3) gedurende een seconde ingedrukt om de voorverwarming in te schakelen, de led-knop MELT (4) gaat branden. Druk vervolgens minimaal een seconde op de knop START/STOP (5). De led-knop START/STOP (6) begint te knipperen totdat een temperatuur wordt bereikt die in de buurt ligt van de ingestelde temperatuur. Daarna brandt de led-knop continu. Let er goed op dat het knipperen van de knop MELT (4) aangeeft dat de voorgeprogrammeerde instelling van het apparaat aan het einde van het voorverwarmingsproces aangeeft dat automatisch is overgegaan op de fase "instandhouding van de temperatuur". Zodra de ingestelde temperatuur is bereikt, wordt automatisch de warmhoudfunctie geactiveerd, dit wordt door een zoemtoon aangegeven. Ook nadat u de knop START/STOP (5) heeft ingedrukt is het nog mogelijk om over te gaan op de voorverwarmingsfunctie om de olie/het vet te verwarmen. Houd hiertoe gedurende minimaal een seconde de knop MELT (3) ingedrukt. Zodra de ingestelde temperatuur is bereikt, wordt automatisch de warmhoudfunctie geactiveerd, dit wordt door een zoemtoon aangegeven. U kunt deze functie deactiveren door gedurende minimaal een seconde de knop START/STOP (5) ingedrukt te houden. Het apparaat wordt zo in de positie "STOP" gezet. Wanneer u de knop MELT (3) opnieuw gedurende een seconde ingedrukt houdt, schakelt het apparaat over op de normale werkwijze. Warmhoudfunctie: Deze functie maakt het mogelijk om een vaste temperatuur aan te houden binnen de grenswaarden van "MELT". Hierdoor voorkomt u te snelle verhitting van het vet voor de volgende frituurbeurt. Om deze functie in te schakelen, drukt u tijdens de instelling op de knop "STOP" of houdt u tijdens het opwarmen gedurende een seconde de knop MELT (3) ingedrukt. Aan het einde van het voorverwarmingsproces schakelt de regelaar automatisch over op de warmhoudfunctie. U kunt de knop MELT (3) ook indrukken tijdens de normale werking. Op die manier wordt eerst de opwarmfunctie geactiveerd en vervolgens de warmhoudfunctie. Op het moment dat de regelaar overschakelt van de opwarmfunctie naar de warmhoudfunctie hoort u om de 5 seconden een zoemtoon. Zodra de sonde een temperatuur meet die hoger is dan de ingestelde temperatuur voor de voorverwarmingsfase blijft de led-knop MELT (4) tijdens de warmhoudfase continu branden. Om de warmhoudfunctie te onderbreken, drukt u gedurende een seconde op de knop MELT (3). Terugkeerfunctie: Wanneer tijdens de werking van het apparaat een korte stroomstoring plaatsvindt, blijft het apparaat werken met de ingestelde functies. Blz. 16
Wanneer de stroomstoring langer duurt, schakelt het apparaat over op STOP, een zoemtoon signaleert de fout en op de display verschijnt de melding PF, afgewisseld met de gemeten temperatuur. Druk gedurende een seconde op de knop START/STOP (5) om de eerder ingestelde functies te herstellen. Voorbereiding van het frituurproces (afb. 15, 16 - blz. 5) Allereerst moeten alle oppervlakten van de binnenpan die met olie in aanraking komen zorgvuldig worden schoongemaakt volgens de aanwijzingen uit het hoofdstuk "Reiniging". Controleer of de afvoerkraan (1) goed gesloten is en vul de binnenpan vervolgens met olie. De oliestand moet zich tussen de aanduidingen voor het minimum- en maximumniveau (2) bevinden en moet ook tijdens het frituren bijgehouden worden. Nu kunt u de friteuse inschakelen en het apparaat op de gewenste temperatuur instellen. Wanneer u vast frituurvet gebruikt, moet u dit eerst verdelen in kleinere stukken en langzaam laten smelten, anders kan oververhitting optreden in de buurt van het verwarmingselement, waardoor een gevaarlijke situatie kan ontstaan. Verwijder eerst de mandjes en de bodemzeef (3) en plaats vervolgens de stukken frituurvet in de binnenpan en zet het apparaat gedurende een minuut aan. Wacht vervolgens drie minuten en herhaal deze handeling totdat al het vaste frituurvet gesmolten is. Pas wanneer het frituurvet vloeibaar is geworden en de vereiste stand heeft bereikt, kunt u de benodigde frituurtemperatuur instellen. Gebruik van het apparaat Vervang de olie regelmatig, het is niet toegestaan om te frituren in donkere en dikke olie. Vul de frituurmanden nooit met meer dan 50% van hun capaciteit. Hierdoor verloopt het bakproces sneller en dringt er slechts weinig olie in de gerechten. Wanneer de gerechten in de mand onvoldoende droog zijn, kan het gebeuren dat de olie plotseling opzwelt en er overmatige schuimvorming optreedt door de verbinding van water met olie. Haal in dat geval het
mandje uit de olie en wacht tot het schuim is weggetrokken. Regelmatig filteren van de olie (Afb. 17 - blz. 5) Tijdens het frituurproces komen altijd kleine stukjes van de gerechten vrij. De grootste slaan neer op de bodemzeef (3), de kleinste zinken naar het koele gedeelte op de bodem van de binnenpan. Om te voorkomen dat de olie en de gerechten verontreinigd raken met verbrande restjes, moet u deze regelmatig verwijderen. Nadat de olie is afgekoeld tilt u de bodemzeef zo voorzichtig mogelijk omhoog, zodat de grotere resten niet in de olie achterblijven. Open vervolgens de afvoerkraan (4) en zorg ervoor dat de zeef (5) zich op het schaaltje (6) onder de afvoerbuis bevindt. Laat alle olie weglopen. Wanneer de olie na deze handeling nog niet voldoende schoon is, filter de olie dan nogmaals. Maak de binnenpan daarna schoon, sluit de afvoerkraan en vul de binnenpan opnieuw met olie.
Blz. 17
OPGELET! Het apparaat alleen onder toezicht gebruiken. Schakel de friteuse nooit in zonder olie. Zorg ervoor dat de brander uit is, voordat u de olie uit de binnenpan laat lopen. Storingen Als u het apparaat om een of andere reden niet kunt inschakelen of uitschakelen tijdens de werking, dan dient u de energietoevoer en de juistheid van de ingestelde functies te controleren. Kunt u geen gebreken vaststellen, roep dan de hulp van de service in. Wanneer de storing een friteuse betreft met elektronische besturing raden wij u aan om gebruik te maken van onderstaande tabel. Hierin staan suggesties voor mogelijke oplossingen.
ALARMMELDING: EO knippert en zoemtoon
E2 knippert en zoemtoon
BETEKENIS
OPLOSSING
De sonde is verkeerd ingevoerd De sonde is kapot Temperatuur boven de grenswaarde
Neem contact op met de klantenservice
Fout in de configuratie
Fout in het EOC knippert en zoemtoon elektriciteitscircuit PF afgewisseld met de temperatuur Langer durende stroomonderbreking en een zoemtoon
Probeer het apparaat uit te schakelen en weer in te schakelen Neem contact op met de klantenservice Neem contact op met de klantenservice Druk op de knop START/STOP
Neem contact op met de AL1 afgewisseld met de temperatuur De vastgestelde temperatuur is te laag klantenservice en een zoemtoon
VERZORGING EN ONDERHOUD VAN HET APPARAAT Schoonmaken OPGELET! Voordat u begint met schoonmaken dient u zich ervan te verzekeren dat de elektriciteitsaansluiting onderbroken en de gaskraan gesloten is. Richt tijdens het schoonmaken geen waterstraal of hogedruk waterstraal direct op het apparaat. Maak het apparaat alleen schoon als het is afgekoeld. Maak de delen van roestvrij staal schoon met lauwwarm water, een neutraal schoonmaakmiddel en een zacht doekje; het schoonmaakmiddel moet zijn toegelaten voor de reiniging van roestvrij staal en mag geen schurende bestanddelen bevatten. Gebruik geen gewone staalwol of vergelijkbare producten, omdat die de afzetting van roest kunnen veroorzaken. Ook de toepassing van schuurpapier wordt afgeraden. Alleen bij zeer moeilijk verwijderbare aanslag kan puimsteenpoeder worden toegepast, hoewel synthetische schuursponsjes of roestvrije staalwol aanbevelenswaardiger zijn. Na het reinigen van het apparaat droogt u het af met een droog, zacht doekje. Als u van plan bent het apparaat gedurende langere tijd niet te gebruiken, sluit dan de gaskraan, onderbreek de netspanning en wrijf alle oppervlakten met een doekje dat gedrenkt is in vaselineolie, waardoor een verzorgende beschermlaag ontstaat. Blz. 18
De ruimten van tijd tot tijd goed doorluchten. Onderhoud OPGELET! Voordat u begint met onderhoudswerkzaamheden dient u zich ervan te verzekeren dat de elektriciteitsaansluiting onderbroken en de gaskraan gesloten is. Voer minimaal eenmaal per jaar de volgende onderhoudswerkzaamheden uit. Aanbevolen wordt hiervoor een onderhoudscontract af te sluiten. • • • •
Controleer of alle controle- en beveiligingsinstallaties goed functioneren. Controleer of de branders correct aangaan en of ze ook bij de laagste vlam juist functioneren. Controleer de dichtheid van de gasinstallatie. Controleer de staat van de voedingskabel.
•
Maak de afvoerpijp van de apparaten van het type 'B' schoon volgens de geldende voorschriften in het land waar het apparaat wordt gebruikt.
VERVANGING VAN ONDERDELEN OPGELET! Voordat u begint met de vervanging dient u zich ervan te verzekeren dat de elektriciteitsaansluiting onderbroken en de gaskraan gesloten is. Veiligheidsventiel Om het veiligheidsventiel te vervangen, verwijdert u de draaiknop en het bedieningspaneel. Daarna verwijdert u achtereenvolgens het aansluitstuk van de brander, het aansluitstuk van de waakvlambrander, het thermo-element en tot slot het hellende aansluitstuk. Tot slot beide bevestigingsschroeven van de steunplaat losschroeven: die laatste moet worden gebruikt voor de bevestiging van het nieuwe ventiel. Nu kunt u het onderdeel vervangen.
Thermo-element Om het thermo-element van de friteuse te vervangen moet u de draaiknop en het bedieningspaneel demonteren en de deur naar de binnenruimte openen. Vervolgens draait u de aansluiting van het thermo-element bij het ventiel en bij het corpus van de waakvlambrander los en vervangt u het onderdeel.
Verwarmingselementen (afb. 18-19-20 – blz. 6) Voor het vervangen van de verwarmingselementen opent u de deur naar de binnenruimte en demonteert u het scherm van de verwarmingselementen (1) door de bevestigingsschroeven (2) los te draaien. Draai vervolgens de klemmen los die de thermostaatcapillairen (3) vasthouden, demonteer de veren (4) die ze langs de verwarmingselementen houden, demonteer de houders van de thermostaatkogels (5) en haal alles eruit. Blz. 19
Na deze handelingen kunt u de schroeven (6) die de houder (7) voor het draaien van het verwarmingselement fixeren, losdraaien en kan het verwarmingselement uit de binnenpan verwijderd worden nadat u de aansluiting heeft losgemaakt. UITSLUITEND ORIGINELE ONDERDELEN, GELEVERD DOOR DE PRODUCENT, MOGEN DIENEN ALS RESERVEONDERDELEN. DE WERKZAAMHEDEN MOETEN WORDEN UITGEVOERD DOOR ERKENDE VAKMENSEN. OPGELET! Als u onderdelen van de gasinstallatie heeft vervangen, moet u de dichtheid van deze onderdelen controleren en nagaan of de verschillende onderdelen op de juiste manier functioneren.
Blz. 20