GRATIS TWEEMAANDELIJKS ONAFHANKELIJK STRIPINFORMATIEBLAD APRIL / MEI 2011
177
Gabriel Bá, Milan Hulsing,
Bond Nederlandse Stripmakers, Seb C., Simon Spruyt
Sébastien Conard (1982) is een jonge Gentenaar wiens grafische taal op zijn zachtst gezegd intrigeert. Met een paar vrienden begon hij een eigen uitgeverij: Imprimitiv. In januari verscheen zijn tweede boek, Dirk gaat op vakantie. door Roel Daenen
Meer info … Webstite Sébastien Conard www.sebc.be … Meer informatie over Uitgeverij Imprimitiv vind je op www.imprimitiv.com. … Het overzicht wat Conard bij Plots publiceerde staat mooi gegroepeerd op www.plotstrips.be/nl/profiel/42/seb-sebastien-conard
Hoe is je debuut Iedereen op zoek ontvangen? „Iedereen op zoek bleef nogal onder de radar hangen. Al kreeg het boek wel positieve reacties in onder meer De Standaard en FocusKnack. Er bestaat een Franstalige en een Engelstalige versie van. Dat zijn allebei ook uitgaven van Bries. Toen ik bij uitgever Ria Schulpen aanklopte om Iedereen op zoek te publiceren, stelde ik meteen voor om het te laten vertalen. Ria vond dat wel een goed idee, aangezien met een simpele ‘zwartwissel’ in dezelfde oplage de tekstlaag kan worden vervangen.
Dus drukte ze een deel van de oplage in het Frans en in het Engels. Beiden zijn niet zozeer typische vertalingen dan wel eigen werken. De Franse teksten schreef ik zelf en wijken vaak af van het Nederlandstalige origineel. De Engelse teksten verzorgde een goede vriend van me. Jammer genoeg belemmerde die meertalige uitgave net een aparte publicatie in Frankrijk. Thierry Groensteen van Actes Sud - L’An 02, die ik vorig jaar in Angoulême ontmoette, had het graag uitgegeven. Maar aangezien het reeds op de Franstalige markt bestond, kon hij er niet meer als nouveauté mee uitpakken. En de titel vond hij – achteraf gezien wel terecht – de inhoud te veel in één richting duwen. Enfin, met zo’n debuut leer je veel bij en zo is dat ook met Iedereen op zoek.” Je nieuwe album Dirk gaat op vakantie is conceptueel van aard. Waarom geen gewone rechttoe-rechtaan strip? „Dirk gaat op vakantie is een hard verhaal met ruwe en kleurrijke beelden. Natuurlijk is die vorm in zekere mate ‘afwijkend’ van wat de meeste mensen kennen. Zij zoeken tevergeefs naar vakjes of omlijnde tekstballonnen. Maar gezien de hoeveelheid strips die sinds de jaren ’70 al van de norm afwijken, vind ik het zeer onterecht om langer over een norm te spreken. En wat het concept betreft, een vorm-inhoudelijke opzet heeft élk werk, hoe weinig de auteur zich daar soms ook van bewust is. Het chaotische verhaalverloop en de grillige bladschikkingen van Dirk gaat op vakantie zijn een weerspiegeling van Dirks totale verwarring. Het wegvallen van de lichamen op vele platen ten voordele van quasi mechanisch herhaalde hoofdjes verbeeldt onze zeer cerebrale maatschappij. Het is pas gaandeweg dat Dirk, eerst niet veel meer dan zo’n archetypisch kopje, meer mimiek krijgt, wildere haren, een schetsmatig uitgetekend lichaam, enzovoort. Dat gebeurt naarmate hij door het contact met de asielzoeker en met de realiteit weer meer mens wordt en niet enkel een accountmanager. Dit vormenspel is ook deels een reflectie op mainstream strips die soms neigen naar stereotiepe vereenvoudiging van de personages – zowel inhoudelijk als in vormgeving. Welke mens is Jommeke of Kuifje, voorbij hun uiterlijke kenmerken, hun beroep en hun universele goedlachsheid? De manier waarop je vertelt, deelt al iets mee en beïnvloedt bijgevolg de mogelijke lezing. Kortom, the medium is the message. Dirk gaat op vakantie is dus experimenteel in die zin dat ik zaken uitprobeer – maar nooit gratuit.”
8
Je werkt lijkt op dat van niemand anders. Wie waren je invloeden? „Ik ben grootgebracht met Franstalige strips van de Marcinelleschool: vooral het werk van Franquin sprak me erg aan. Ik kreeg jarenlang wekelijks Spirou (de Franstalige versie van Robbedoes, red.) in de bus. Tegen het einde van mijn puberjaren schakelde ik over op de sci-fi en fantasy van uitgevers als Delcourt en Dargaud. Daar zat enorm veel rommel bij waaraan ik een klein fortuin kwijtspeelde. Ik heb er maar een paar reeksen van gehouden zoals Aquablue, Op zoek naar de Tijdvogel en De lichten van Amalou. Ik heb ook een comic-periode gehad met X-Men, Wolverine en andere Americana met veel spieren en gigantische borsten. Tijdens mijn studies Geschiedenis en Cultuurwetenschappen ben ik een tijdje afgehaakt en deed ik veel bredere invloeden op: films van Tarkovski, de boeken van Camus en Beckett. Toen ik een jaartje voor Pinceel Stripverspreiding het Franstalige fonds mocht verspreiden, kwam ik in aanraking met kunstzinnige strips uit de fondsen van FRMK, L’Association en Atrabile.” Dirk gaat op vakantie levert impliciet commentaar op onze maatschappij: eenzaamheid, onbegrip, het onvermogen tot communicatie, vooroordelen en migratie. Waarom wilde je dit verhaal vertellen? „Ik heb met mijn werk voor het tijdschrift Plots veel ervaring opgedaan met het maken van korte verhalen. Mijn langere werk benader ik op dezelfde manier: van onderuit, vanuit losse indrukken, gags en resten. Het epische is niet aan mij besteed. Zo werd Iedereen op zoek een mozaïekstrip. Het verbindt op een losse manier een reeks korte verhalen in één album, in de oorspronkelijke zin van het woord. Dat wil zeggen: een blanco boek waarin divers materiaal is verzameld. Dirk gaat op vakantie is dat nog meer. Ik bracht alles wel narratief meer samen: een verhaal rond twee personages, vooral rond Dirk, die al in Iedereen op zoek meermaals opduikt. Dirk is een goed containerfiguur: hij is voldoende archetypisch om hem in allerlei situaties te gebruiken. Dirk gaat op vakantie is dus evenzeer een combinatie van brokstukken en korte verhalen. Dat zijn voornamelijk nog dingen die ik kwijt moest, waaronder dus een flinke portie maatschappijkritiek. Maar ik wilde geen somber werk. Ik heb al dat materiaal bijgevolg met een glimlach behandeld naar goede striptraditie. Die lach is ironisch maar niet cynisch; de personages maken heel wat mee en evolueren van flat characters naar meer gestoffeerde personen. En op de valreep zorg ik voor een ambigue twist op een jolig gele pagina.” Hoe ben je dan te werk gegaan om dit album te maken? „De brokstukken en korte verhalen breide ik aan elkaar in een scenario: er was een rode draad en telkens opnieuw voegde ik daar stukjes aan toe. Dirk gaat op vakantie steunt dus op zeer veel tekst, ondermeer dialogen die ik inmiddels grotendeels heb
laten vallen. In de zomer van 2009 werkte ik achter de balie van het Marc Sleen Museum in Brussel en had ik ruim de tijd om dit alles te storyboarden. Ik zocht naar een meer organische bladschikking dan gewoonlijk in strips: géén vakjes. Zo krijg je meer interactie op een pagina. Vanaf najaar 2009 ben ik begonnen met tekenen. Ik ben driemaal opnieuw begonnen. Gaandeweg evolueerde het naar de huidige, meer ‘abstracte’ beeldtaal. Toen ik op het idee kwam om de personages met linosneden letterlijk te herhalen, had ik het gevoel dat het raak was. Ik heb een tiental lino-elementen gemaakt, zoals hoofdjes frontaal en in profiel, wagens en gebouwen. Op de computer combineerde ik dat met allerhande ander ingescand en van internet geplukt beeldmateriaal: krantenkoppen, logo’s, objecten…” Hoe moeilijk was het om dit verhaal gepubliceerd te krijgen? „Ik heb Dirk gaat op vakantie weer voorgelegd aan Ria Schulpen. Ze had wel interesse, maar het ging een tijd duren voordat ze het zou kunnen publiceren. Voor Oog&Blik was het geloof ik te experimenteel, of slordig, zo je wilt. Enkele Franstalige, alternatieve uitgevers als FRMK en Six Pieds Sous Terre vonden het wel interessant maar toch ook weer te verregaand voor hun fonds. De crisis en de overproductie op de boekenmarkt stimuleert weinig uitgevers tot avontuur. Inmiddels groeiden mijn voornemens om de touwtjes zelf in handen te nemen. Toen ontmoette ik Tom Lambeens (bekend van Arme Indiaan en Front/Back, red.) en Jan Op de Beeck (dichter en beeldend kunstenaar, red.). Zij volgden mij in het wilde plan een eigen uitgeverijtje op te richten: dat werd Imprimitiv, waar Stijn Cremers, onze vierde musketier, nu de vormgeving van verzorgt. Imprimitiv is een crossdisciplinair platform: we willen in de eerste plaats avontuurlijk werk uitgeven. Strips zijn daar maar een deeltje van. Onze eerste uitgave werd Aambacht, een bloemlezing van divers woord- en beeldwerk.” Je publiceert veel in Plots. Hoe belangrijk is het dat dergelijke bladen nog bestaan voor (jonge) stripmakers als jij? „Ondanks alle evidente opmerkingen die men altijd kan maken over een jonge-hondenblad als Plots, is het een fantastische speel- en oefenruimte, zowel op het vlak van het eigen werk als op zeer praktisch niveau: omgaan met mede-auteurs, geld en deadlines is niet bepaald sex, drugs & rock-’n-roll. Jammer genoeg is zo’n magazine niet rendabel te maken. Subsidies zijn daar geen oplossing voor. Het stripmagazine is als medium ook een gedateerd kioskproduct. Reden te meer om beleidsmakers en mediamensen aan te sporen om elders plaats te maken voor jongeren die willen experimenteren met strips, cartoons, grafiek, lay-out en typografie. Zelf publiceer ik al enkele jaren in TiensTiens, de andere stadsk(r)ant van Gent. Dat is een gratis, sociaal-kritisch tijdschrift in de regio Gent waar ik ondermeer telkens een strip voor maak. Je moet zoeken naar alternatieve publicatiemogelijkheden.” Wat wil jij als stripmaker bereiken? Verhalen vertellen of grenzen verleggen? „Ik blijf bijzonder gedreven door het experiment. Vorm en inhoud vallen niet los te koppelen: aangezien ik steeds iets anders wil vertellen, doe ik dat ook altijd op een andere manier. Ik ben geen verteller die iets kwijt wil in woorden. Je hebt stripmakers die evengoed een boek of filmscript zouden kunnen schrijven. Ik niet. Maar ik ben ook geen rastekenaar. Mij gaat het niet om het mooie prentje. Wat mij zo boeit aan strips, is dat het een bijzonder plooibaar medium is: de lezer krijgt enorme vrijheid. Goede strips moeten ruimte laten en de lezer als het ware een speeltuin bieden. Liever niet het soort strips dat je als een blockbusterfilm van begin tot eind bij de hand neemt.” × 9
Simon Spruyt, een van de meest opvallende voormannen van de Vlaamse strip, is een goudhaantje. Hij liet al van zich horen met de uitstekende reeksen De Bamburgers en De Furox. Prijzen en erkenning waren zijn deel. Maar met zijn jongste, SGF, overtreft de Vlaamse dertiger zichzelf. SGF levert een grotesk commentaar op het stripbedrijf, waarin Spruyts (strip)alter ego S.G.F. Spruyt achtereenvolgens als dronkelap, gehaaide zakenman en Mesopotamische groene god de zaken naar zijn hand zet. SGF is één grote hyperbool. Om de grootste stripmaker aller tijden te worden – want voor minder doet hij het niet – sluit de hoofdpersoon een pact met de duivel. Daar komen legioenen tekenende Chinese slaven, onschuldige weeskindjes, beroemde stripfiguren die gevangen worden gezet, massa’s ‘kutboekjes’ en willoze gelovigen aan te pas. Ook grafisch is dit boek een feest, dat geregeld refereert aan het dolgedraaide, scabreuze universum van de Franse stripmaker Winshluss. door Roel Daenen
Zowel in je soloproject De Furox als in SGF is alles is compleet over the top. Waar komt die voorliefde vandaan? „Geen idee. Het is een vorm van humor die mij altijd wel gelegen heeft. Deels als reactie op de overvloed aan kleinburgerlijke anekdotiek en human interest-shit waarmee we overspoeld worden. In de vorm van het groteske is de hyperbool ook een prachtig satirisch wapen. En strips lenen zich er gewoon uitstekend toe: het kost niets extra om totaal over de top te gaan, dus waarom niet? Dan is er nog mijn duistere verleden in de SF en fantasy- en rollenspeltoestanden, dat zal er ook wel iets mee te maken hebben. Misschien zijn mijn strips gewoon een excuus om battle cruisers en zombies te tekenen, en gooi ik er dan wat Shakespeare of Goethe tegenaan om dat te verdoezelen.” Hoe is SGF ontstaan? Wat stond je voor ogen toen je aan het project begon? „Mijn allereerste strips en rock-’n-rollverhaaltjes schreef ik eigenlijk al tijdens mijn opleiding aan de Brusselse kunstacademie Sint-Lukas. Oorspronkelijk waren ze min of meer autobiografisch. Het personage is gaandeweg steeds meer een eigen leven beginnen leiden, onder andere in Zone 5300. Hij heeft zich zo ontwikkeld tot de sympathieke filantroop die we nu kennen. Het waren eerst volledig losstaande verhaaltjes, en dus kon de 10
strekking nogal eens verschillen. Soms vrijblijvende onzin, kritische satire, zelfspot en soms zelfs verhulde kunstlerromans… Pas later met de voorpublicatie in de Focus Knack ben ik alles aan elkaar gaan schrijven. Daarom is het ook moeilijk om het boek vast te pinnen op één van de bovengenoemde strekkingen, het zit er allemaal in.” SGF doet erg denken aan het werk van Winshluss, zoals Pinokkio en Monsieur Ferraille. Dezelfde humor, dezelfde maffe mix van tekenstijlen en verwijzingen naar het Disneyimperium. Zijn Winshluss en diens kompanen een voorbeeld? „Mijn humor is altijd nogal cynisch en bijtend geweest. Mad met Harvey Kurtzman, Fluide Glacial met Blutch en Larcenet, South Park… al die dingen hebben mij zeker beïnvloed. Maar het tijdschrift Ferraille illustré en het werk van Cizo en Winshluss in het bijzonder waren toch een echte openbaring. Ze brachten op zich niets nieuws, maar tilden de zever wel op een hoger niveau. Hun universum is steeds tot in de puntjes uitgewerkt, en ze onderbouwen hun wereldje verder met geflipte expo’s, documentaires, filmpjes en performances.” Je bent nu begin dertig. Voor een relatief jonge auteur heb je al veel albums op je naam staan. Hoe snel werk je?
„Veel te traag. Ik heb altijd het gevoel dat ik achter de feiten aanloop. Als ik aan iets begin, ben ik er wild van, maar nog voor ik het voltooid heb, vind ik het vaak al gedateerd. Ideaal zou zijn als ik één pagina per dag kon maken. Bij SGF slaagde ik daar totaal niet in, omdat de tekeningen steeds complexer werden en ik steeds veeleisender werd. Vroeger werkte ik steeds aan een drietal projecten tegelijk. Momenteel probeer ik mij (naast de afwerking van het derde album van De Bamburgers) maar op één lange-termijnproject te concentreren. Voor mijn nieuwe project probeer ik al het overige los te laten om vrijer en sneller te kunnen werken. Ik werk nu aan een coming of ageverhaal van een Pruisische Junker in het eerste decennium van de 20e eeuw, verteld door de hoofdpersoon zelf, zodat tekst en beeld subjectief vervormd zijn.” Je werkt voor een divers publiek. De Furox is meer een kinderstrip, SGF meer voor volwassenen. Is er een publiek dat je voorkeur geniet? „Dat wisselt. Ik voel mij nog altijd een beginnend auteur en ik wil zo veel mogelijk dingen uitvoeren die ik leuk vind, in plaats van mij van meet af aan tot één genre te beperken. Commercieel is dat niet de beste zet, en het heeft ook tot gevolg dat elk nieuw boek met groeipijnen kampt. Maar toch geloof ik er nog steeds in, dat mijn dilettantisme na verloop van tijd organisch tot een mooie synthese gaat komen.” Hoe moeilijk was je project Over rozen, over de 125-jarige geschiedenis van de (eerst Belgische, dan Vlaamse) socialistische partij? Daarin moest je jouw gebruikelijke humor achterwege laten. „Het grote probleem met dat project was de zeer krappe deadline. Ik kende wel iets van de geschiedenis, maar veel te weinig. Ik heb nog wat boeken moeten lezen en ben een paar keer naar het AMSAB (een archief in Gent ‘dat het erfgoed bewaart van progressieve sociale bewegingen’, red.) gegaan, maar veel meer tijd om me te documenteren was er niet. Mede daarom heb ik gekozen voor een fictieve familiegeschiedenis
en niet voor een allesomvattend historisch overzicht. Ik wou er ook geen al te rechtlijnige lofzang op het socialisme van maken. Zo kwam de focus van het verhaal uiteindelijk op de verschillende en met de tijd veranderende houdingen van de personages ten opzichte van de socialistische ideologie. Ik had eigenlijk meer tijd in het scenario willen steken, maar al bij al ben ik wel tevreden. Het was wel een leuke ervaring om eens zo’n langere opdrachtstrip te maken, de samenwerking met de Vlaamse sociaaldemocratische partij viel verassend goed mee.” De Bamburgers schreef je op scenario van Fritz van den Heuvel. Vind je het lastig om op scenario’s van anderen te werken? „Integendeel, ik vind het zeer ontspannend. Het is meer uitvoerend werk, het geeft rust in de kop. Fritz en ik zijn in ons werk ook meer naar elkaar toegegroeid. Ik heb het gevoel dat hij steeds meer in dienst is gaan schrijven van mijn tekeningen en mijn manier van beeldend vertellen.” Hoe ben je in het stripwereldje verzeild geraakt? „Ik maakte als kind al graag strips, en ben daar nooit mee gestopt. Maar ik zag het nooit als een professionele keuze. Er is geen specifiek moment geweest waarop ik dacht: en nu ben ik professioneel auteur. Ik ben het op een vrij onbewuste manier gewoon geworden. Iemand zei me ooit dat je pas weet dat je een professioneel auteur bent, wanneer je voor het eerst inkomstenbelasting moet afdragen. Wel, in die zin voldoe ik aan alle voorwaarden om professioneel genoemd te mogen worden, maar voel mij soms nog altijd een hobbyist.” × SGF verscheen bij uitgeverij Silvester 80 pagina’s, kleur; harde kaft; € 19,95 Ontdek de gesjeesde supermarkt van Cizo en Winshluss op supermarcheferraille.free.fr
11